UCI-REGLEMENT VAN DE WIELERSPORT
(versie van 1.02.13)
TITEL 13 SPORTVEILIGHEID OMSTANDIGHEDEN
EN
-
Hoofdstuk MEDISCHE BEGELEIDING
§1
Algemene bepalingen
13.1.001
Elke renner moet zorgen voor zijn lichamelijke geschiktheid en aandacht hebben voor de gezondheids- en veiligheidsrisico's.
13.1.002
Elke ploeg die aan de wielerwedstrijden deelneemt, moet ervoor zorgen dat haar renners lichamelijk geschikt zijn om de wielersport te beoefenen. Zij moet er ook voor zorgen dat haar renners de sport in veilige omstandigheden beoefenen.
13.1.003
De nationale bonden beschikken over vrijheid van handelen op het vlak van de bescherming van de gezondheid en de medische begeleiding. Voor de ploegen en renners bedoeld in de paragrafen 2 en 3 hierna, wordt deze materie geregeld door dit reglement. De in dit reglement bepaalde medische begeleiding en de onderzoeken die ze inhoudt, zijn de enige die aan de ploegen en aan de renners onderworpen aan de bepalingen van de paragrafen 2 en 3 hierna kunnen worden opgelegd. Er kunnen tegen hen geen sancties of andere maatregelen worden genomen als ze zich niet aan andere programma's of onderzoeken hebben onderworpen. Ongeacht de beoordeling van de geschiktheid in elk individueel geval kunnen aan deze renners geen andere ongeschiktheidscriteria voor het beoefenen van de wielersport worden opgelegd dan die welke in dit reglement zijn bepaald. Indien om redenen die te maken hebben met de gezondheid of met een nationaal reglement of programma in dit domein, een nationale bond weigert een licentie af te leveren aan een renner van een dergelijke ploeg of die slechts voorlopig zonder contract is bij zo'n ploeg, dan kan de betrokkene zijn licentie aanvragen bij de UCI die hem eventueel naar zijn nationale bond doorverwijst of de te ondergane onderzoeken bepaalt met het oog op het verkrijgen van de licentie.
13.1.004
§2 13.1.005
F0213
Tijdens de wedstrijden van de internationale kalender mogen geen andere controles van de renners worden georganiseerd of geduld dan die welke door de UCI-reglementen zijn bepaald. Medische begeleiding van de ploegen (op de weg) Deze paragraaf is van toepassing op de ploegen en renners bedoeld in de hoofdstukken XV en XVI van titel II van het reglement.
SPORTVEILIGHEID EN –OMSTANDIGHEDEN
1
UCI-REGLEMENT VAN DE WIELERSPORT
13.1.006
Algemeen Met de in artikel 13.1.002 bepaalde doelen moet de ploeg een preventieen veiligheidsprogramma inrichten en uitvoeren dat minstens het programma van de verplichte onderzoeken en het preventieprogramma van de hieronder bedoelde risico's bevat.
13.1.007
De sportdirecteur is verantwoordelijk voor het organiseren en inrichten van de programma's. De ploegarts is verantwoordelijk voor de medische aspecten.
13.1.008
De ploeg mag geen renner laten rijden die door de ploegarts ongeschikt wordt geacht of van wie zij de ongeschiktheid op een andere manier verneemt.
13.1.009
De ploeg en de ploegarts moeten de renner helpen om zich te laten verzorgen.
13.1.010
13.1.011
Ploegarts Elke ploeg moet een enkele arts aanstellen, houder van een licentie van sportarts, als haar ploegarts. Indien de ploegarts kennisneemt van symptomen die volgens hem de renner, zelfs tijdelijk, ongeschikt maken om de wielersport te beoefenen, dan moet hij de renner ongeschikt verklaren en de sportdirecteur op de hoogte brengen. De ongeschiktheidsperiode neemt een einde door een beslissing van de ploegarts. Deze beslissing en de ongeschiktheidsverklaring moeten schriftelijk worden vastgesteld en aan het medisch dossier van de renner toegevoegd. (tekst gewijzigd op 1.01.09)
13.1.012
13.1.013
[opgeheven op 1.01.09]. Onderzoeken De renners moeten zich onderwerpen aan de medische onderzoeken vermeld in het "Programma van verplichte onderzoeken van de medische begeleiding van de UCI" opgesteld door de medische commissie (MC) en goedgekeurd door de voorzitter van de UCI. Dit programma bepaalt ook de toepassingsmodaliteiten van deze paragraaf. Het programma is op dezelfde wijze als dit reglement verplichtend voor de betrokken partijen, op straffe van de sancties die dit reglement bepaalt. Het programma en de wijzigingen ervan zijn van kracht vanaf het ogenblik dat ze aan de ploegen zijn meegedeeld. (tekst gewijzigd op 25-9-2008)
13.1.014
Het programma van de verplichte onderzoeken moet een onderzoek bevatten bij de eerste indienstneming van een renner bij een ploeg. Daarna volgen tweejaarlijkse, jaarlijkse en driemaandelijkse onderzoeken elkaar op volgens het in het programma opgenomen schema.
13.1.015
Ieder onderzoek van het medisch begeleidingsprogramma bestaat uit een lichamelijk sportmedisch onderzoek enerzijds en uit specifieke in het programma opgenomen onderzoeken anderzijds.
F0213
SPORTVEILIGHEID EN –OMSTANDIGHEDEN
2
UCI-REGLEMENT VAN DE WIELERSPORT
13.1.016
De onderzoeken moeten zodanig worden uitgevoerd dat de resultaten ervan vóór het einde van de periode waarin ze moeten worden uitgevoerd bekend zijn en de geschiktheid van de renner kan worden beoordeeld.
13.1.017
De kosten van de onderzoeken zijn ten laste van de ploeg.
13.1.018
Medisch dossier De ploegarts moet voor elke renner een medisch dossier bijhouden.
13.1.019
Het medisch dossier bevat alle resultaten van de onderzoeken die de renner moet ondergaan krachtens dit reglement, evenals alle overige nuttige informatie over de gezondheid van de renner die er met zijn toestemming wordt aan toegevoegd.
13.1.020
Het medisch dossier is eigendom van de renner, maar moet door de ploegarts worden bewaard.
13.1.021
Ongeacht het controlerecht van de arts van de UCI krachtens artikel 13.1.027 hebben alleen de renner en de ploegarts toegang tot het medisch dossier. (tekst gewijzigd op 1-1-2009)
13.1.022
De ploegarts, en in voorkomend geval de arts van de UCI, moet de analyseresultaten geheimhouden, ongeacht de verplichting van de ploegarts een renner in voorkomend geval ongeschikt te verklaren. (tekst gewijzigd op 1-1-2009)
13.1.023
Wanneer een renner zijn ploeg verlaat, moet het medisch dossier aan hem worden teruggegeven. De renner moet het aan de ploegarts van zijn nieuwe ploeg afgeven.
13.1.024
Stukken van tien jaar of meer mogen uit het medisch dossier worden gehaald.
13.1.025
Controle Na elk onderzoek bezorgt de ploegarts aan de MC een verklaring volgens het model opgesteld door de MC, waarin hij de onderzoeken vermeldt die elke renner heeft ondergaan. Deze verklaring moet de MC bereiken ten laatste op de 15de van elke maand volgend op de maand waarin het onderzoek moet worden uitgevoerd. (tekst gewijzigd op 25-9-2008)
13.1.026
[opgeheven op 1.01.09].
13.1.027
Op verzoek van de arts van de UCI en binnen de termijn en volgens de door hem aangeduide modaliteiten, moet de ploegarts hem het bewijs van de krachtens dit reglement verplichte onderzoeken meedelen en hem de vereiste uitleg en informatie geven. (tekst gewijzigd op 1.04.05; 1.01.09)
13.1.028
F0213
[opgeheven op 1.01.09].
SPORTVEILIGHEID EN –OMSTANDIGHEDEN
3
UCI-REGLEMENT VAN DE WIELERSPORT
13.1.029
13.1.030
[opgeheven op 1.01.09]. Programma op het vlak van risicopreventie Elk jaar, ten laatste in de maand mei, moet de ploeg in overleg met haar renners, artsen en paramedisch assistenten een lijst van de vastgestelde en voor de wielersport typische risico's opstellen.
13.1.031
Op de lijst vermeldt de ploeg ook suggesties voor de oplossing en verbetering en een kalender voor de toepassing ervan.
13.1.032
Aan elke lijst moet een kopie van de lijst van de twee vorige jaren worden toegevoegd met de vermelding of de toepassing van de voorgestelde oplossingen werd uitgevoerd en op welke datum dit plaatsvond. Indien de toepassing niet plaatsvond, dan moeten de redenen worden vermeld.
13.1.033
Aan elke lijst moet ook een verklaring worden toegevoegd waarbij wordt bevestigd dat alle bovengenoemde documenten in overleg met alle renners werden opgesteld. Deze verklaring moet door de sportdirecteur, de ploegarts en minimaal twee renners worden ondertekend.
13.1.034
De renners hebben het recht om op eender welk ogenblik kennis te nemen van de lijsten.
13.1.035
Een kopie van de lijsten moet naar de MC op zijn eerste verzoek worden gestuurd. (tekst gewijzigd op 25-9-2008)
13.1.036
§3
13.1.037
F0213
Sancties Inbreuken op bepalingen van deze paragraaf worden als volgt bestraft: 1. in hoofde van de ploeg: schorsing van acht dagen tot zes maanden en/of boete van CHF 1.000 (EUR 835) tot CHF 100.000 (EUR 83.500); in geval van inbreuk op artikel 13.1.025 wordt de ploeg bestraft met een boete van CHF 500 (EUR 417,5) per week vertraging en per renner; 2. in hoofde van de renner: schorsing van acht dagen tot drie maanden en/of boete van CHF 100 (EUR 83,5) tot CHF 10.000 (EUR 8.350); 3. in hoofde van de ploegarts: volgens artikel 13.2.008; 4. in hoofde van de sportdirecteur: schorsing van acht dagen tot maximaal tien jaar en/of boete van CHF 500 (EUR 417,5) tot CHF 20.000 (EUR 16.700); Indien een inbreuk wordt begaan binnen de twee jaar na een eerste inbreuk, schorsing voor een duur van minimaal zes maanden of definitieve uitsluiting en boete van CHF 1.000 (EUR 835) tot CHF 30.000 (EUR 25.050). 5. Medische begeleiding bij mountainbike (crosscountry), baanwielrennen en BMX Deze paragraaf heeft betrekking op de volgende disciplines: mountainbike (crosscountry), baanwielrennen en BMX. Volgende renners moeten zich aan de medische begeleiding onderwerpen: - Mountainbike (crosscountry): de eerste 100 mannelijke renners en de eerste 40 vrouwelijke renners van de individuele UCI-klassementen, Olympisch format, van 31 december van het vorige jaar;
SPORTVEILIGHEID EN –OMSTANDIGHEDEN
4
UCI-REGLEMENT VAN DE WIELERSPORT
- Baanwielrennen: de eerste 100 mannen en de eerste 40 vrouwen van de individuele UCI-klassementen aan het einde van de Wereldkampioenschappen Elite. Het jaar 2008 vormt een uitzondering. Daar moet het individuele UCI-klassement van 31 december 2007 in aanmerking worden genomen. - BMX: de eerste 50 mannelijke renners en de eerste 20 vrouwen van het individuele UCI-klassement van 31 december van het vorige jaar. (tekst gewijzigd op 1.01.04; 1.02.07; 25.09.07).
13.1.038
Algemeen De nationale wielrennersbond moet een preventie- en veiligheidsplan inrichten dat minstens het verplichte hierna bedoelde onderzoeksprogramma omvat. (tekst gewijzigd op 1-1-2004)
13.1.039
De nationale bond is verantwoordelijk voor het organiseren en inrichten van de programma's. De door de nationale bond aangestelde arts (verwijzend arts) is verantwoordelijk voor de medische aspecten. (tekst gewijzigd op 1-1-2004)
13.1.040
De nationale bond en de ploeg van de renner mogen geen renner doen of laten rijden die door de verwijzend arts ongeschikt wordt geacht of van wie ze de ongeschiktheid op een andere manier vernemen. (tekst gewijzigd op 1-1-2004)
13.1.041
De nationale bond en de verwijzend arts moeten de renner helpen om zich te laten verzorgen. (tekst gewijzigd op 1-1-2004) Verwijzend arts
13.1.042
De nationale bond stelt een verwijzend arts aan, die verantwoordelijk is voor de medische begeleiding. (tekst gewijzigd op 1-1-2004)
13.1.043
13.1.044
13.1.045
F0213
Indien de verwijzend arts kennisneemt van symptomen die volgens hem de renner, zelfs tijdelijk, ongeschikt maken om de wielersport te beoefenen, dan moet hij de renner ongeschikt verklaren en er de ploeg van de renner over informeren. De ongeschiktheidsperiode neemt een einde door een beslissing van de verwijzend arts. Deze beslissing en de ongeschiktheidsverklaring moeten schriftelijk worden vastgesteld en aan het medisch dossier van de renner toegevoegd. (tekst gewijzigd op 1-1-2004; 1.01.09) [opgeheven op 1.01.09]. Examens De renners bedoeld in artikel 13.1.037 moeten zich onderwerpen aan de medische onderzoeken vermeld in het "Programma van de verplichte onderzoeken van de medische begeleiding van de UCI" voor mountainbike (crosscountry), baanwielrennen en BMX, opgesteld door de medische commissie (MC) en goedgekeurd door de voorzitter van de UCI.
SPORTVEILIGHEID EN –OMSTANDIGHEDEN
5
UCI-REGLEMENT VAN DE WIELERSPORT
Dit programma bepaalt ook de toepassingsmodaliteiten van deze paragraaf. Het programma is op dezelfde wijze als dit reglement verplichtend voor de betrokken partijen, op straffe van de sancties die dit reglement bepaalt. Het programma en de wijzigingen ervan zijn van kracht vanaf hun mededeling aan de nationale bonden. (tekst gewijzigd op 1.01.04; 25-9-2007; 25-9-2008). 13.1.046
Het programma van de verplichte onderzoeken moet een onderzoek bevatten bij het aanvragen van een licentie. Daarna volgen de onderzoeken elkaar op volgens het schema van het programma. (tekst gewijzigd op 1-1-2004)
13.1.047
Elk sportmedisch onderzoek van medische begeleiding bestaat enerzijds uit een lichamelijk onderzoek van sportgeneeskunde en anderzijds uit specifieke onderzoeken opgenomen in het programma.
13.1.048
De onderzoeken moeten zodanig worden uitgevoerd dat de resultaten ervan bekend zijn en de geschiktheid van de renner vóór het einde van de periode waarin ze moeten worden uitgevoerd kan worden beoordeeld.
13.1.049
De kosten van de onderzoeken zijn ten laste van de nationale bond. (tekst gewijzigd op 1-1-2004)
13.1.050
Medisch dossier De verwijzend arts moet voor elke renner een medisch dossier bijhouden. (tekst gewijzigd op 1-1-2004)
13.1.051
Het medisch dossier bevat alle resultaten van de onderzoeken die de renner krachtens dit reglement moet ondergaan, evenals alle overige nuttige informatie over de gezondheid van de renner die er met zijn toestemming wordt aan toegevoegd.
13.1.052
Het medisch dossier is eigendom van de renner, maar het moet door de verwijzend arts worden bewaard. (tekst gewijzigd op 1-1-2004)
13.1.053
Ongeacht het controlerecht van de arts van de UCI volgens artikel 13.1.058 hebben enkel de renner en de verwijzend arts toegang tot het medisch dossier. (tekst gewijzigd op 1-1-2004; 1.01.09)
F0213
SPORTVEILIGHEID EN –OMSTANDIGHEDEN
6
UCI-REGLEMENT VAN DE WIELERSPORT
13.1.054
De verwijzend arts en in voorkomend geval de arts van de UCI moeten de analyseresultaten geheimhouden, ongeacht de verplichting van de verwijzend arts een renner in voorkomend geval ongeschikt te verklaren. (tekst gewijzigd op 1-1-2004; 1.01.09)
13.1.055
Wanneer een renner geen licentie meer heeft, dan moet het medisch dossier aan hem worden teruggegeven. (artikel ingevoerd op 1.01.04)
13.1.056
Stukken van tien jaar of meer mogen uit het medisch dossier worden gehaald. Controle
13.1.057
[opgeheven op 1.01.09].
13.1.058
Op verzoek van de arts van de UCI en binnen de termijn en volgens de door hem aangeduide modaliteiten, moet de verwijzend arts hem het bewijs van de krachtens dit reglement verplichte onderzoeken meedelen en hem de vereiste uitleg en informatie geven. (tekst gewijzigd op 1-1-2004; 1.01.09)
13.1.059
[opgeheven op 1.01.09].
13.1.060
[opgeheven op 1.01.09].
13.1.061
Sancties Inbreuken op bepalingen van deze paragraaf worden als volgt bestraft: 1. in hoofde van de nationale bond: boete van CHF (EUR 835) tot CHF 100.000 (EUR 83.500; in geval van inbreuk op artikel 13.1.045, wordt de nationale bond bestraft met een boete van CHF 500 (EUR 417,5) per week vertraging en per renner; 2. in hoofde van de renner: schorsing van acht dagen tot drie maanden en/of boete van CHF 100 (EUR 83,5) tot CHF 10.000 (EUR 8.350); 3. in hoofde van de verwijzend arts: volgens artikel 13.2.008; 4. in hoofde van de sportdirecteur, volgens het geval: schorsing van acht dagen tot maximaal tien jaar en/of boete van CHF 500 (EUR 417,5) tot CHF 20.000 (EUR 16.700); In geval van een inbreuk begaan binnen de twee jaar na een eerste inbreuk, schorsing voor een duur van minimaal zes maanden of definitieve uitsluiting en boete van CHF 1.000 (EUR 835) tot CHF 30.000 (EUR 25.050). (tekst gewijzigd op 1-1-2004)
F0213
SPORTVEILIGHEID EN –OMSTANDIGHEDEN
7
UCI-REGLEMENT VAN DE WIELERSPORT
§ 4 Verbod op injecties (paragraaf ingevoerd op 4-5-2011). Commentaar: deze paragraaf heeft als doel het toedienen van injecties bedoeld om geneesmiddelen of stoffen zonder duidelijke en erkende medische indicatie (bijv. vitaminen, enzymen, cofactoren, suikers, aminozuren, proteïnen, antioxidanten, enz.) te verbieden. Het gaat namelijk over injecties bedoeld om het herstel te verbeteren en te versnellen of de vermoeidheid te verminderen. 13.1.062
Injecties van eender welke stof op eender welke plaats van het lichaam van een renner zijn verboden, behalve wanneer de voorwaarden hieronder vervuld zijn: 1. De injectie moet medisch gerechtvaardigd zijn op basis van de meest recente wetenschappelijke kennis en van evidence-based geneeskunde. De rechtvaardiging omvat een medisch onderzoek uitgevoerd door een erkend arts evenals en diagnose, een behoorlijk gedocumenteerde medicatie en wijze van toediening; 2. Er bestaan geen beschikbare behandelingen die geen beroep doen op injecties; 3. De injectie moet de door de fabrikant goedgekeurde indicatie van het geneesmiddel nakomen; 4. De injectie moet door een erkende medische professional worden toegediend; 5. Indien de injectie wordt toegediend bij een ziekenhuisbehandeling, klinisch onderzoek, voor vaccinatie, dan moet ze uiterlijk binnen de 24 uur worden gemeld door middel van een schriftelijk verslag gericht aan de arts van de UCI (per e-mail [
[email protected]] of per fax [+41 24 468 59 48]). Dit verslag moet worden opgesteld door de arts die de renner heeft onderzocht en de bevestiging dat een medisch onderzoek werd uitgevoerd, de diagnose, de medicatie en de toedieningswijze bevatten. In voorkomend geval bevat het eveneens het in artikel 13.1.065 bepaald voorschrift. Commentaar over alinea 5: het verslag mag door de arts of door de renner worden verstuurd, maar de renner is verantwoordelijk voor de zending. (tekst gewijzigd op 1-2-2013)
13.1.063
Het verbod krachtens artikel 13.1.062 is van toepassing op elke zowel endogene als exogene, al dan niet door het UCI-antidopingreglement verboden ingespoten stof.
13.1.064
Het verbod krachtens artikel 13.1.062 is van toepassing op elk type intraveneuze, intramusculaire, intra-articulaire, peri-articulaire, peritendineuse, epidurale, intradermale, onderhuidse injecties, enz.
13.1.065
In geval van lokale injectie van glucocorticosteroïden, die ook geregeld is door het Antidopingreglement en de Lijst van de verboden producten, moet de renner rusten en mag hij gedurende 8 dagen niet aan wedstrijden deelnemen.
F0213
SPORTVEILIGHEID EN –OMSTANDIGHEDEN
8
UCI-REGLEMENT VAN DE WIELERSPORT
De arts die de injectie heeft voorgeschreven, schrijft deze rusttijd schriftelijk voor aan de renner en voegt bij de in artikel 13.1.062 vermelde documentatie een kopie van dit door hem en door de renner ondertekende voorschrift. (tekst gewijzigd op 1-2-2013) 13.1.066
In geval van injectie van een verboden stof, blijft behalve de vereisten van de artikelen 13.1.062 en 13.1.065, een toestemming wegens therapeutische noodzaak (TTN) nodig en moet de procedure bepaald in hoofdstuk IV van het Antidopingreglement worden gevolgd.
13.1.067
In geval van inbreuk tegen artikel 13.1.062 zijn de opgelegde sancties de volgende: schorsing gaande van acht dagen tot zes maanden en/of boete gaande van 1.000 (EUR 835) tot CHF 100.000 (EUR 83.500); in geval van recidive binnen de twee jaar na een eerste inbreuk: schorsing van minimaal zes maanden of levenslange schorsing en boete gaande van CHF 10.000 (EUR 8.350) tot CHF 200.000 (EUR 167.000). De sancties zijn van toepassing op elke licentiehouder die erkend wordt als dader of medeplichtige van de overtreding; de toepassing van artikel 1.1.086 blijft voorbehouden.
13.1.068
Behalve de sancties bepaald in artikel 13.1.067 zijn de volgende bepalingen van toepassing: In geval van overtreding van artikel 13.1.065 worden de resultaten die de renner gedurende de termijn van 48 uur heeft behaald, nietig verklaard. In geval van overtreding van artikel 13.1.062 tijdens een wedstrijd, kan (kunnen) de betrokken licentiehouder(s), de hele ploeg van de schuldige licentiehouder(s) uit de wedstrijd worden gezet; in dit opzicht, wordt het bezit van de gebruikte voorwerpen of van voorwerpen die geschikt zijn voor het toedienen van een injectie geacht te dienen als bewijs dat een overtreding van artikel 13.1.062 werd gepleegd, behalve als de voorwerpen in het bezit zijn van de arts die het verslag heeft opgesteld, vermeld in artikel 13.1.062.5 en die gedekt zijn door dit verslag, en met uitzondering van de voorwerpen die redelijkerwijze in het bezit van een arts kunnen zijn. De uitsluiting kan worden uitgesproken door de voorzitter van het college van de commissarissen na aan de betrokken personen de gelegenheid te hebben gegeven om gehoord te worden, of door de voorzitter van de disciplinaire commissie op verslag van de voorzitter van het college van de commissarissen.
13.1.069
Tijdens wedstrijden met ritten kunnen versnelde disciplinaire procedures worden uitgevoerd na een beslissing van de voorzitter van de disciplinaire commissie.
13.1.070
Het verwijderen van het voor een injectie gebruikte materiaal moet in overeenstemming zijn met de erkende veiligheidsnormen.
F0213
SPORTVEILIGHEID EN –OMSTANDIGHEDEN
9
UCI-REGLEMENT VAN DE WIELERSPORT
Hoofdstuk II SPORTARTSEN 13.2.001
Enkel de sportartsen die houder zijn van een licentie afgeleverd door de nationale bond kunnen worden aangeworven of aangesteld door de nationale bonden, ploegen, sponsors, clubs, wielerverenigingen, wedstrijdorganisatoren of van eender welke andere wielerorganisatie voor de medische bijstand aan hun respectieve renners.
13.2.002
Onder medische bijstand moet worden begrepen de niet-occasionele medische bijstand, in het bijzonder in de volgende domeinen: medisch sportonderzoek, onderzoek met betrekking tot de geschiktheid voor de sport, behandeling van sportkwetsuren en -ziektes, voorschrijven van te nemen geneesmiddelen tijdens de sportactiviteit, advies op het vlak van voeding en training.
13.2.003
De licentie wordt afgeleverd door de nationale bond van de residentie van de arts.
13.2.004
De voorwaarden voor het verkrijgen van een licentie van sportarts zijn door de nationale bonden bepaald. In elk geval moeten de belanghebbenden de volgende voorwaarden vervullen: 1. houder zijn van een wettelijk artsendiploma; 2. met succes de bijzondere vereiste opleiding in sportgeneeskunde, georganiseerd of erkend door de nationale bond die de licentie aflevert hebben gevolgd; 3. geslaagd zijn voor een door de nationale bond georganiseerd examen over de UCI-reglementen en van de nationale bond over de materies die betrekking hebben op de gezondheid van de renner en over de “gedragsregels van de sportartsen” vermeld in artikel 13.2.010; 4. zich ertoe hebben verbonden de gedragsregels van de UCIsportartsen na te leven. De artsen die door hun ervaring het bewijs hebben geleverd met betrekking tot hun capaciteiten ter zake kunnen door hun nationale bond worden vrijgesteld van de voorwaarde vermeld onder punt 2 hierboven.
13.2.005
Om de twee jaar wordt de licentie van de arts vernieuwd als de arts een door de nationale bond georganiseerde of erkende bijscholingscursus heeft gevolgd of als hij opnieuw slaagt in het examen bedoeld in punt 3 van artikel 13.2.004.
13.2.006
De nationale bonden moeten aan de UCI voorleggen: 1. alle voorwaarden met betrekking tot de aflevering van de artsenlicentie; 2. het volledige en gedetailleerde programma van de bijscholingscursus.
13.2.007
Overeenkomsten of praktijken die de vergoeding van de sportarts verbinden aan de prestaties van de renner(s) zijn verboden.
13.2.008
Inbreuken van een arts op de verplichtingen die voortvloeien uit dit reglement worden bestraft met een schorsing van minimaal acht dagen tot maximaal een jaar en/of van een boete van CHF 500 (EUR 417,5) tot maximaal CHF 5.000 (EUR 4.175). Indien de inbreuk binnen de twee jaar na een eerste inbreuk wordt gepleegd, wordt de arts voor een termijn van minimaal zes maanden geschorst of definitief uitgesloten
F0213
SPORTVEILIGHEID EN –OMSTANDIGHEDEN
10
UCI-REGLEMENT VAN DE WIELERSPORT
en veroordeeld tot een boete van minimaal CHF 1.000 (EUR 835) tot maximaal CHF 10.000 (EUR 8.350). Bovendien kan de zaak aan de medische disciplinaire overheid worden voorgelegd. 13.2.009
Inbreuken op artikel 13.2.001 of op artikel 13.2.007 worden bestraft met een schorsing van de entiteit in kwestie voor minimaal een maand tot maximaal een jaar en/of met een boete van minimaal CHF 1.000 (EUR 835) tot maximaal CHF 10.000 (EUR 8.350). In geval van recidive binnen de 5 jaar na de eerste inbreuk, wordt de inbreuk bestraft met een boete van CHF 2.000 (EUR 1.670) tot CHF 20.000 (EUR 16.700) en/of met een schorsing van minimaal zes maanden of met een definitieve uitsluiting. Indien de feiten betrekking hebben op een renner die, gedurende het jaar van de inbreuk, deelneemt of heeft deelgenomen aan wedstrijden van de internationale kalender, moet de nationale bond de UCI informeren vooraleer een disciplinaire procedure in te stellen. De UCI kan eisen dat een disciplinaire procedure wordt ingesteld volgens de artikelen 224 tot 254 en 280 tot 291 van het antidopingreglement. Indien de UCI geen gebruik maakt van dit recht ten laatste vijftien dagen na de kennisgeving van de feiten door de nationale bond, moet deze laatste een procedure instellen volgens haar eigen reglement. (tekst gewijzigd op 13-8-2004) Gedragsregels van de sportartsen
13.2.010
Categorie 1: Aspecten met betrekking tot de medische handelingen/ algemene technieken 1-3: algemene behandeling, training 1. Een arts moet de behandelingsmethode van de zieke of gekwetste sportlui niet voor zichzelf houden noch de kennis van deze methoden beperken tot een kleine groep. 2. Een arts moet de test- en trainingsmethode die een geneeskundig of preventief effect hebben niet voor zichzelf houden. 3. Een arts mag de neveneffecten van de behandeling van de zieke of gekwetste sportlui of van elk schadelijk effect van de trainingsmethoden niet wegmoffelen.
4.
5.
6.
7. 8.
F0213
4-8: infusie, supplement, injectie De overwegingen over de toediening van de behandeling door middel van infusie voor een zieke sportbeoefenaar verschillen in principe niet van die voor een patiënt die geen sport beoefent. Een arts mag alleen voedingssupplementen (voor sport) toedienen indien er aanwijzingen zijn dat er een tekort is van bepaalde voedingsstoffen en/of als er behoefte is aan steeds sterkere voedingsstoffen dan een normaal tijdelijk dieet kan leveren niettegenstaande de aandachtige en gevarieerde samenstelling ervan. Ongeacht het antidopingreglement zijn hormonensupplementen enkel aanvaardbaar indien er een abnormale daling van het hormonale niveau ten opzichte van de normale toestand wordt vastgesteld dat, volgens de moderne medische kennis, de gezondheid van de sportbeoefenaar steeds meer bedreigt. Bij sportactiviteiten is de toediening van injecties van pijnstillende middelen ook een aanvaarde methode bij pijnbehandeling. Een arts mag geen injectie toedienen indien, als gevolg daarvan, de deelname aan een sportactiviteit het risico inhoudt onomkeerbare lichamelijke schade bij de sportbeoefenaar te veroorzaken. SPORTVEILIGHEID EN –OMSTANDIGHEDEN
11
UCI-REGLEMENT VAN DE WIELERSPORT
9-11: doping; zie ook 33-34 Een arts tot wie een sportbeoefenaar zich richt om een geneesmiddel te vragen dat op de lijst van de dopingproducten staat en/of om het gebruik door de sportbeoefenaar van een op de lijst van de dopingproducten vermeld geneesmiddel te controleren, moet die vraag negatief beantwoorden. 10. Inden een arts wordt geconfronteerd met het gebruik, door een sportbeoefenaar met wie hij zich bezighoudt, van een op de lijst van dopingproducten vermeld geneesmiddel - geneesmiddel dat om medische redenen door een ander dienstdoende arts zou zijn voorgeschreven wegens een stoornis - dan is de arts verplicht, na de toestemming van de sportbeoefenaar te hebben verkregen en in overleg met de sportbeoefenaar/patiënt en de arts die er zich mee bezighoudt, een ander geneesmiddel te zoeken met een vergelijkbare werking dat niet vermeld staat op de internationale lijst(en) van de antidopingproducten. 11. Indien een arts wordt geconfronteerd met het gebruik van op de lijst van de dopingproducten vermelde geneesmiddelen door een sportbeoefenaar met wie hij zich bezighoudt - geneesmiddel dat een sportbeoefenaar gebruikt zonder enige medische reden met het doel zijn prestaties te verbeteren - dan is de arts verplicht de sportbeoefenaar in kwestie te waarschuwen door hem te wijzen op het gebruiksrisico van dit geneesmiddel. 9.
Categorie 2: Aspecten met betrekking tot de patiënten 12-15: verantwoordelijkheden van de sportarts en van de sportbeoefenaar 12. De arts staat in voor de gezondheid, de veiligheid en het welzijn van de sportbeoefenaars van wie de verantwoordelijkheid hem wordt toevertrouwd. Een arts die voor een sportvereniging of een sportclub werkt, moet blijk geven van onderscheidingsvermogen tussen de belangen van het individu, die van de groep en die van het sportorganisme. De gezondheid van de sportbeoefenaar als individu moet echter de belangrijkste zorg van de arts blijven. 13. De arts is persoonlijk verantwoordelijk en vrij een diagnose te stellen, een therapie en de supervisie vast te stellen in naam van de sportbeoefenaars voor wie hij verantwoordelijk is. In deze beslissingen moet altijd rekening worden gehouden met het recht op een weloverwogen toestemming en de persoonlijke verantwoordelijkheid van de sportbeoefenaar. 14. De arts mag slechts een opdracht aanvaarden als zijn positie als onafhankelijk expert voldoende gewaarborgd is. 15. De arts is verplicht duidelijk en specifiek aan een sportbeoefenaar en aan zijn trainer/sportdirecteur zijn objectieve mening te geven over de lichamelijke conditie van de sportbeoefenaar in kwestie om deel te nemen aan een sportactiviteit, zodat er geen enkele twijfel bestaat over de indicaties. Daarbij moet de arts de persoonlijke verantwoordelijkheid van de sportbeoefenaar voor wie hij verantwoordelijk is nakomen, zo nodig na de gevolgen te hebben vermeld van de beslissing van de sportbeoefenaar. Een uitzondering op dit principe duikt op in geval van risico's voor de gezondheid van derden of van hoogdringendheid (zie principe 32). 16-17: weloverwogen toestemming 16. De arts moet de sportbeoefenaar op een bevattelijke manier informeren over de behandeling, het gebruik van de geneesmiddelen en de mogelijke gevolgen en hij moet de de sportbeoefenaar om toestemming vragen voor de behandeling. 17. Een ploegarts in dienst van een sportclub of een sportploeg moet aan elk van de sportbeoefenaars uitleggen dat het hen vrij staat een andere arts te raadplegen. F0213
SPORTVEILIGHEID EN –OMSTANDIGHEDEN
12
UCI-REGLEMENT VAN DE WIELERSPORT
De ploegarts moet ook aan de sportbeoefenaar in kwestie uitleggen dat hijzelf in dat geval niet verantwoordelijk kan worden geacht voor de handelingen en adviezen van de andere arts. 18: verantwoordelijkheid van de sportarts 18. Een arts of zijn werkgever moet minimaal een beroepsverzekering en eventueel een gerechtelijke-bijstandsverzekering hebben. Categorie 3: Aspecten met betrekking tot confraters en andere gezondheidswerkers 19: kritiek ten opzichte van een confrater 19. De arts weerhoudt zich ervan openbaar kritiek uit te oefenen op confraters die een sportbeoefenaar (van hoog niveau) behandelen. 20-21: uitwisseling van informatie 20. In het kader van het toezicht op de sportbeoefenaar mag de arts, met de toestemming van de sportbeoefenaar, relevante medische gegevens uitwisselen met de dienstdoende arts. 21. Wanneer de arts moet beslissen over de toelating tot een bepaald type sportactiviteit, dan vraagt hij, in voorkomend geval, op basis van zijn voorafgaande contacten met de sportbeoefenaar, bijkomende feitelijke informatie aan de dienstdoende arts (zie ook de artikelen hieronder met betrekking tot het onderzoek). Categorie 4: Aspecten met betrekking tot de registratie van de gegevens 22. De arts legt medische gegevens met betrekking tot de sportbeoefenaar en tot de beoefende sport vast en hij registreert deze gegevens zorgvuldig in een bestand. De arts moet deze gegevens gedurende tien jaar bewaren, te rekenen vanaf de registratiedatum, of langer, volgens wat redelijk is om een aandachtige follow-up van de sportbeoefenaars te kunnen verzekeren. 23. De arts organiseert en beheert de bestanden en het archiveringssysteem waarin het bestand wordt bewaard zodanig dat de vertrouwelijkheid van de inhoud ervan en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de sportbeoefenaar ten opzichte van de andere gewaarborgd zijn. 24. Op verzoek van de sportbeoefenaar verleent de arts toegang tot de gegevens van het bestand en bezorgt hij er zo vroeg mogelijk een exemplaar van samen met de nodige uitleg. Er wordt geen rekening gehouden met deze bepaling indien de toegang tot het bestand en tot bepaalde informatie de persoonlijke levenssfeer van een andere partij zou benadelen. Categorie 5: Aspecten met betrekking tot de gemeenschap 25-26: medisch onderzoek, geschiktheidsonderzoek 25. De arts voert slechts medisch onderzoek uit op basis van de specifieke medische vereisten met betrekking tot de deelname aan de sport in kwestie. 26. De arts die het medisch onderzoek in opdracht van een derde uitvoert, moet aan de sportbeoefenaar die het voorwerp is van het medisch onderzoek de gelegenheid bieden om te melden dat hij geïnformeerd wil worden over de resultaten van het besluit van het onderzoek en, in dit geval, als hij als eerste geïnformeerd wil worden om te kunnen beslissen of anderen ook moeten worden geïnformeerd. Deze informatie beperkt zich tot het advies vanwege de arts dat de sportbeoefenaar "geschikt", "ongeschikt" of "geschikt onder bepaalde voorwaarden" (met de vermelding van deze F0213
SPORTVEILIGHEID EN –OMSTANDIGHEDEN
13
UCI-REGLEMENT VAN DE WIELERSPORT
voorwaarden) is om de praktijk van de sport (op hoog niveau) in kwestie voort te zetten. 27: vergoeding 27. De arts mag geen financiële vergoeding of geschenken aanvaarden die niet te vergelijken zijn met gewone erelonen. 28: verplichting de risico's te vermelden 28. De arts meldt aan de verantwoordelijken - op basis van de ervaring en de beroepsmatig verzamelde gegevens - de situaties die gezondheidsrisico's inhouden en die tijdens het beoefenen van een sport of tijdens de training kunnen optreden, met als doel de vastgestelde risico's te beperken en zo mogelijk uit te schakelen. 29: kwaliteit en intensieve training 29. De arts noteert en onthoudt de specifieke en mentale verplichtingen die de sportbeoefenaars tijdens de deelname aan activiteiten hebben vervuld. De relevante kwaliteiten in dit opzicht zijn: - expertise, - efficiëntie, - nauwgezetheid, - veiligheid. 30: nauwlettendheid ten opzichte van jonge sportbeoefenaars 30. De arts is verantwoordelijk voor het medisch toezicht van iedere jonge sportbeoefenaar en helpt de ontwikkeling van het kind stimuleren, zowel op het somatische als op het psychosomatische vlak om overmatige, al te intensieve sportbeoefening te beletten. 31: beslissingsmacht van de arts in risicovolle situaties 31. De arts die betrokken is bij het medisch toezicht van de sportbeoefening (bijvoorbeeld als arts van een wedstrijd of van een koers) heeft het recht in bepaalde omstandigheden te beslissen of deze of gene sportbeoefenaar mag (blijven) deelnemen aan de wedstrijd. Deze macht is van toepassing indien de sportbeoefenaar in kwestie op dat ogenblik niet in staat is om weloverwogen zijn eigen gezondheidstoestand en de toestand van het milieu te beoordelen en indien de gezondheidstoestand van de sportbeoefenaar in kwestie een risico vormt voor de anderen. 32-33: doping 32. De arts verleent bijstand om een verplichte antidopingcontrole van de sportbeoefenaars uit te oefenen in overeenstemming met de sportreglementen, als hij beroepsmatig verbonden is en in de mate dat dit niet in tegenstelling is met andere verplichtingen die voortvloeien uit de code van goed gedrag en van de richtsnoeren. 33. De arts is vrij zijn meningen aan anderen over dopingkwesties uit te drukken - indien deze meningen al dan niet wijzen op een positieve of negatieve houding ten opzichte van het gebruik van geneesmiddelen die op de lijst van de dopingproducten staan. Dit mag echter niet gebeuren op een wijze die de patiënten/sportbeoefenaars schade toebrengt en de arts belet aan elke patiënt/sportbeoefenaar, onafhankelijk van zijn persoonlijke ethiek de zorg aan te bieden die voor hem de beste is en waarop hij recht heeft.
F0213
SPORTVEILIGHEID EN –OMSTANDIGHEDEN
14
UCI-REGLEMENT VAN DE WIELERSPORT
34-35: openbaarheid 34. De arts geeft uitsluitend met de toestemming van de atleet en met de grootste zorgvuldigheid informatie aan de media over de gezondheidstoestand van een atleet. In deze context moeten de regels met betrekking tot het beroepsgeheim natuurlijk worden nageleefd. 35. De openbaarheid door en bestemd voor de artsen moet gebaseerd zijn op controleerbare en begrijpelijke feiten. De openbaarheid mag in geen geval een soort ronselen zijn of zodanig worden behandeld dat bepaalde diensten of behandelingsmethodes van een zekere arts vergeleken worden met die van collega's van wie geen enkele naamsvermelding is gemaakt of die per vergissing werden vermeld.
F0213
SPORTVEILIGHEID EN –OMSTANDIGHEDEN
15
UCI-REGLEMENT VAN DE WIELERSPORT
Hoofdstuk III PARAMEDISCH ASSISTENTEN
13.3.001
13.3.002
13.3.003
Definitie Onder paramedisch assistent moet worden verstaan elke persoon die regelmatig, op verzoek of op het rechtstreekse of onrechtstreekse initiatief van een nationale bond, ploeg, sponsor, club, wielervereniging, koersorganisator of eender welke andere wedstrijdorganisatie, aan de persoon van de wielrenner zorgen, biedt van materiële, lichamelijke, paramedische of psychologische aard in verband met de voorbereiding of de deelname aan wielerwedstrijden, zoals: het klaarmaken, leveren of toedienen van drank, voeding en elke andere bereiding bestemd om verbruikt te worden, het toedienen - onder de leiding van een arts - van geneesmiddelen, de behandeling van verwondingen, massages, bijstand tijdens training en lichamelijke oefeningen. Licentie Met uitzondering van artsen die houder zijn van een artsenlicentie, mag niemand optreden als paramedisch assistent zonder in het bezit te zijn van een licentie van paramedisch assistent. De licentie van paramedisch assistent wordt door de bevoegde nationale bond uitgereikt. Met de toestemming van de UCI kunnen de nationale bonden voor paramedisch assistenten licenties creëren waarvan de geldigheid beperkt is tot bepaalde zorgen, zoals massage en kinesitherapie.
13.3.004
De voorwaarden voor het verkrijgen van een licentie van paramedisch assistent worden door de nationale bonden bepaald. Deze voorwaarden moeten ervoor zorgen dat de licentie slechts wordt afgeleverd aan personen die in staat zijn kwalitatief hoogwaardige bijstand te bieden met naleving van de gezondheidsvoorschriften en, in voorkomend geval, van de wetten die de gezondheidsberoepen regelen.
13.3.005
Vooraleer de eerste licentie wordt afgeleverd, moeten de kandidaten een cursus volgen en voor een door de nationale bond georganiseerd examen afleggen. De nationale bond kan gediplomeerden van wie de opleiding beantwoordt aan de criteria bedoeld in het eerste lid van artikel 13.3.001 vrijstellen.
13.3.006
Om de twee jaar wordt de licentie van paramedisch assistent enkel vernieuwd indien de paramedisch assistent een door de nationale bond georganiseerde bijscholingscursus heeft gevolgd.
13.3.007
De nationale bonden moeten aan de UCI voorleggen: 1) het geheel van de voorwaarden van aflevering van de licentie van paramedisch assistent; 2) het volledige en gedetailleerde programma van de basis- en bijscholingscursussen.
13.3.008
F0213
Gedragsregels De medisch assistent moet de gezondheidsvoorschriften van de renner, alsook de sportethiek en de reglementen van de UCI en van de nationale bonden naleven en laten naleven. Hij is onderworpen aan het beroeps- en medisch geheim.
SPORTVEILIGHEID EN –OMSTANDIGHEDEN
16
UCI-REGLEMENT VAN DE WIELERSPORT
13.3.009
Het gedrag van de paramedisch assistent moet een voorbeeld zijn voor de renner.
13.3.010
De paramedisch assistent moet ervoor zorgen dat de gezondheid van de renner voorrang heeft op de belangen van zijn ploeg, club, sponsor die er in strijdig zouden mee zijn. Hij moet zich verzetten tegen trainingen of deelname aan wedstrijden in gevallen waarin de gezondheid en de veiligheid van de renner niet kunnen worden beschermd.
13.3.011
De paramedisch assistent moet de feiten, situaties en omstandigheden die een negatief effect hebben op de lichamelijke integriteit en het psychische welzijn van de renner voorkomen en bestrijden.
13.3.012
De paramedisch assistent moet zich beperken tot de daden waarvoor hij voldoende opleiding en ervaring heeft om de kwaliteit en de veiligheid te verzekeren.
13.3.013
De zorgen moeten worden gegeven volgens de reële noden van de renner. De paramedisch assistent weerhoudt zich van behandelingen van experimentele aard.
13.3.014
De paramedisch assistent weerhoudt zich van interventies waarvoor hij geen toestemming heeft volgens zijn nationale wet of de wet van de plaats van interventie.
13.3.015
De paramedisch assistent is verplicht de richtlijnen van de arts te volgen in geval van behandeling van de zieke of gewonde renner.
13.3.016
In het bijzonder weerhoudt de paramedisch assistent zich van verzet tegen: a) medewerking aan de handelingen en methodes die door het antidopingreglement van de UCI verboden zijn; b) het gebruik van stoffen of procedés die op een artificiële wijze de bestanddelen van het organisme wijzigen.
13.3.017
Fundamentele rechten van de renner De paramedisch assistent mag de renner geen zorgen toedienen zonder zijn toestemming.
13.3.018
De paramedisch assistent moet de renner informeren over de aard en de doelen van de verstrekte zorgen en over hun gevolgen.
13.3.019
De renner heeft het recht kennis te nemen van de informatie over zijn gezondheid of zijn lichamelijke of psychische vorm die de paramedisch assistent heeft geregistreerd of heeft laten registreren.
13.3.020
De paramedisch assistent moet de persoonlijke levenssfeer van de renner respecteren en in het belang van deze laatste discreet blijven over de verstrekte zorgen, onafgezien van zijn verplichting de door of krachtens de reglementen van de UCI en van de nationale bonden of van een wettelijke bepaling vereiste informatie mee te delen.
13.3.021
F0213
Sancties Inbreuken door een medisch assistent op de verplichtingen die voortvloeien uit dit reglement worden bestraft met een schorsing van minimaal acht dagen tot maximaal een jaar en/of van een boete van minimaal CHF 500,00 (EUR 417,5) tot maximaal CHF 5.000 EUR 4.175). Indien binnen de twee jaar na een eerste inbreuk een nieuwe inbreuk wordt begaan, dan wordt de paramedisch assistent geschorst SPORTVEILIGHEID EN –OMSTANDIGHEDEN
17
UCI-REGLEMENT VAN DE WIELERSPORT
voor een duur van minimaal zes maanden of definitief uitgesloten en veroordeeld tot een boete van minimaal CHF 1.000 (EUR 835) tot maximaal CHF 10.000 (EUR 8.350). 13.3.022
Iedere persoon, club, ploeg, bond of elke andere organisatie die een beroep doet op een persoon die geen houder is van een licentie van medisch assistent of van arts om zorgen toe te dienen aan een renner in de zin van artikel 13.3.001 wordt gestraft met een schorsing van minimaal een maand tot maximaal een jaar en/of met een boete van minimaal CHF 750 (EUR 626,25) tot maximaal CHF 10.000 (EUR 8.350). In geval van recidive binnen de twee jaar, wordt de inbreuk bestraft met een schorsing voor een duur van minimaal zes maanden of met definitieve uitsluiting en een boete van minimaal CHF 1.500 (EUR 1.252,5) tot maximaal CHF 20.000 (EUR 16.700).
13.3.023
Dezelfde sancties zoals bepaald in artikel 13.3.022 worden uitgesproken tegen de licentiehouders die zorgen verstrekken aan renners zonder houder te zijn van een licentie van paramedisch assistent of van arts of die zich medeplichtig maken aan een inbreuk gepleegd door een paramedisch assistent, voornamelijk door de paramedisch assistent aan te zetten of te dwingen daden te plegen die strijdig zijn met dit reglement.
13.3.024
Procedure Indien de feiten betrekking hebben op een renner die, gedurende het jaar van de inbreuk, aan wedstrijden van de internationale kalender deelneemt of heeft deelgenomen, dan moet de nationale bond de UCI informeren vooraleer een disciplinaire procedure in te stellen. De UCI kan eisen dat een disciplinaire procedure wordt ingesteld krachtens de artikelen 224 tot 254 en 280 tot 291 van het antidopingreglement. Indien de UCI ten laatste vijftien dagen na de kennisgeving van de feiten door de nationale bond geen gebruik maakt van dit recht, moet deze laatste een disciplinaire procedure instellen volgens haar eigen reglement. (tekst gewijzigd op 13-8-2004)
F0213
SPORTVEILIGHEID EN –OMSTANDIGHEDEN
18
UCI-REGLEMENT VAN DE WIELERSPORT
Hoofdstuk IV GEZONDHEIDSBOEKJE (Hoofdstuk ingevoerd op 1-4-2003). 13.4.001
De renners van ProTeams en van continentale beroepsploegen moeten houder zijn van een door de UCI uitgereikt gezondheidsboekje. De renners moeten ervoor zorgen dat ze een exemplaar van het gezondheidsboekje verkrijgen bij de UCI. Het model en de inhoud van het gezondheidsboekje worden door de medische commissie van de UCI bepaald. (tekst gewijzigd op 1-4-2005; 25-9-2008)
13.4.002
De renner moet zijn gezondheidsboekje correct en volledig invullen of laten invullen volgens de in het boekje vermelde aanduidingen.
13.4.003
De renner of zijn ploegarts moeten het gezondheidsboekje op het eerste verzoek afgeven aan de arts van de UCI evenals bij antidopingcontroles, aan de antidopinginspecteur of aan de overige personen belast met de controle volgens hoofdstuk VI van het antidopingreglement. (tekst gewijzigd op 13-8-2004; 1-1-2009)
13.4.004
Ongeacht de toepassing van het antidopingreglement, wordt elke inbreuk op de verplichtingen die voortvloeien uit dit hoofdstuk bestraft met een boete gaande van CHF 100 (EUR 83,5) tot CHF 2.500 (EUR 2.087,5). (tekst gewijzigd op 13-8-2004)
F0213
SPORTVEILIGHEID EN –OMSTANDIGHEDEN
19