NATIONALE BANK VAN DIELOW
Er
TIJDSCHRIFT voor. Documentatie en Voorlichting
Aideeling Studiën en Documentatie
Verschijnt maandelijks
XXe jaar, Vol. 1, Nr 1.
januari 1945
0
Ptt. tijdschrift : wordt als; objectieve documentatie. uitgegeven. achrtiyers weer, onaihapitelijk , van de, meenin• der rieek.
ue skrtiicele mon cie opygting- van de
INHOUD : Een statistische berekening van de verliezen op den metalen geldomloop in België, door Prof. Dr. Léon-H. Dupriez — Economische Wetgeving — Statistieken
EEN STATISTISCI-IE I3EREKENING VAN DE VERLIEZEN OP DEN METALEN GELDOMLOOP IN BELGIË door Prof. Dr. Léon-H. DUPIIIEZ Hoogleeraar aan de Universiteit te Leuven Toen aan het begin van het. jaar 1941, in verband met de voorber ei dende studie tot. de naoorlogsche monetaire saneeringi het nut werd ingezien van een onderzoek naar de meest diverse aspecten van de g_eldeireglatie, achtten wij het gewenscht een — weliswaar bijkomstig -- aspect van den metalen geldeMPloop nader te belichten : een theoretische eiroulatie van $51. millioen stukken pasmunt, hetzij 101 per inwoner, kwain ons zoo • aanzienlijk voor, 1, dat het ons nuttig leek na te ge,atl in hoever ze nog werkelijk voorhanden was. De gelegen- • held moest onmiddellijk te baat worden genomen, want op dat oogenblik verdwenen de oude muntstukken geleidelijk uit de circulatie en geraakten de voorraden. bij de Nationale Dank van België uitgeput ten gevolge van de dringende navraag. Het was trouwens. aangewezen, aan deze vraag te voldoen, om aldus het aanhouden van groote, gemakkelijk in beslag te nemen reserves te vermijden, Met het, oog • op: de hieronder uiteengezette analyse werden dan ook onmiddellijk de nooclige steekproeven genomen en daarna geselecteerd, Niettegenstaande twee groepen steekproeven niet voldeden, waren de, resultaten voor de andere vier van dien aard, dat ze waardevolle aanduidingen hebben opgeleverd over de verlieswetten der metalen munten. De berekeningen werden gedaan om vast te .stellen hoeveel stukken nog in omloop waren op 1 Januari 1940. Naar onze nigening heeft extrapolatie van de resultaten op 1 Januari 1945 geen nut. Inderdaad, de oorzaken van verlies op een in oorlogstijd gethesaiiriseerde circulatie zijn niet dezelfde, als deze op een in vredestijd niet gethesauriseerde circulatie. Uit deze analyse bleek weliswaar giet, of de theson-
risatie tijdens de periode 1915-.1918 en de risico's van den eersten wereldoorlog de verliezen aanzienlijk hebben gewijzigd. Doch men kan zich de vraag stellen of zulks, ditmaal nog wel het geval is. Het zou gewaagd zijn hierop een bevestigend antwoord te geven; de wetenschappelijke vaststellingen reiken dan ook niet verder dan 1940.
I.
—
ALGEMEENE BEGINSELEN
Wat 01;k metalen geldomloop betreft, beschikken wij over geen andere gegevens dan de officieele uitgiftecijfe •s der thans in circulatie, zijnde. typen van. geldstukken.. Eventueel kan het quantum der in de Munt omgesmolten stukken hiervan worden afgetrokken. en onderzijde de bij de Nationale Dank van België aanwezige voorraad worden bepaald. Doch wanneer zekere geldstukken sedert jaren in omloop zijn, neemt het circulatievolume af ten gevolge van verliezen, waarvan het nuttig kan zijn den juisten omvang te bepalen. Om dit probleem op te lossen hebben wij gebruik gemaakt van een statistische methode, die reeds omstreeks het midden der XIXe eeuw werd aangewend voor de raming der circulatie van gouden en zilveren munten. Het probleem is stellig niet hetzelfde : toenmaals diende een circulatie • geraamd. waarin geldstukken van eventueel zeer ouden datum voorkwamen en, zooals geweten is, ging het functionneeren van den gouden en zilveren standaard gepaard met omsmelting van aanzienlijke hoeveelheden geldstukken die over de grenzen werden gebracht; het kwam er dus op aan de bestaande circulatie te ramen, doch niet
de eigenlijke verlieswetten vast te leggen. Thans is de factor omsmelting uitgeschakeld, vermits het gaat om pasmunt met nationaal karakter; de statistische analyse betreft dus wel de verliezen eigen aan de circulatie. In principe werd als volgt te werk gegaan : in de circulatie werden steekproeven genomen bestaande uit zakken gevuld met muntstukken die door particulieren bij de Nationale Bank van België werden ingeleverd. De steekproeven werden verdeeld naar het jaartal vermeld op de munten en vervolgens vergeleken met de theoretische uitgiftecijfers van elk jaartal. Gesteld dat de stukken behoorende tot een recent jaartal nog geen noemenswaarde verliezen hebben ondergaan, moet het verschil tusschen de officieele circulatie en deze aangegeven door de steekproeven voor het voorgaande jaartal, de verliezen over dat jaartal aanduiden. Een dergelijke berekening berust op het principe der kansrekening, vermits de evolutie van den gezamenlijken omloop dient bepaald op grond van waarnemingen met vrij kleine steekproeven. Dientengevolge moeten bij deze analyse alle gewenschte voorzorgen worden genomen, opdat de waarschijnlijkheidsrekening voldoende zekerheid zou verschaffen. Eenmaal die voorzorgen genomen, zullen wij niet alleen de verliezen voor elk jaartal kunnen vaststellen, maar tevens uit hun gezamenlijke evolutie een algemeene en wiskundige verlieswet voor elk type van muntstukken kunnen afleiden. De bijzonderheden van deze methode zetten wij verder uiteen. Het belang van dergelijke berekening is meer van geldtechnischen dan van geldtheoretischen aard. Bij het vastleggen van de wetten die het verlies van geldstukken beheerschen, kan worden nagegaan in hoever de waarde resp. de afmetingen dier stukken hun invloed op de verliezen deden gelden. Zoo echter de circulatie geldstukken van vrij oude jaartallen omvat, dan kan aan de hand van de verlieswetten de werkelijke circulatie der metalen munten op een bepaalden datum door schatting worden bepaald; deze circulatie kan aanmerkelijk kleiner zijn dan de theoretische. Het spreekt vanzelf dat een beredeneerde schatting van die reëele circulatie niet zonder nut is om de monetaire behoeften van het land 'e kennen.
II. -- DE STEEKPROEVEN Daar de analyse op kansrekening berust, is de manier waarop de steekproeven worden genomen uiteraard van zeer groot belang. Wij dienen inderdaad de zekerheid te hebben, dat de steekproef wel degelijk de circulatie vertegenwoordigt en volstaat om als grondslag te dienen voor vaste gevolgtrekkingen. In het onderhavige geval hebben wij voor elke soort pasmunt 20 steekproeven genomen die, al naar gelang de gevallen, 80.000 of 100.000 stukken omvatten, hetzij 4 of 5.000 stukken per steekproef. Deze cijfers stemmen overeen met den inhoud van een zak van den voorraad der Nationale Bank van
België, of van een halven zak voor de kleinste geldstukken. In dit laatste geval, werd slechts de helft van den zak nagezien, met dien verstande echter dat de 20 steekproeven steeds op verschillende zakken werden genomen. Wij hebben er daarenboven voor gezorgd, dat de zakken welke uit den voorraad werden genomen, gevuld werden op dichtbij gelegen datums, derwijze dat de geldstukken van de gezamenlijke steekproeven nagenoeg gelijktijdig aan de circulatie werden onttrokken. Aldus werd verhinderd dat in een steekproef nieuwe muntstukken zouden voorkomen en in een andere niet. Eveneens werd er voor gezorgd, de steekproeven zooveel mogelijk in verschillende steden te nemen om te voorkomen dat de gezamenlijke waarnemingen zouden beïnvloed worden door plaatselijke toestanden, die kunnen ontstaan uit den toevoer van nieuwe muntstukken op zekere tijdstippen ter bevrediging van plaatselijke behoeften. Opgemerkt zij evenwel dat het meerendeel der zakken in het noordelijk gedeelte van het land gevuld werden; deze omstandigheid vervalscht de resultaten niet, daar de keus der steekproef het gevolg is van feitelijke omstandigheden in verband met de arbeidersmigratie. De agentschappen uit het zuidelijk gedeelte van het land hebben gewoonlijk een tekort aan pasmunt, terwijl deze uit het noordelijk gedeelte een overschot hebben. Er worden dan ook door zekere agentschappen nagenoeg nooit munten naar de hoofdkas van de Nationale Bank van België teruggezonden. Dat deze voorzorgsmaatregel niet zonder belang was, blijkt uit de volgende proef. De zakken met stukken van fr 1 en van fr 5 werden uit een vrij gering overblijvende massa genomen, die om vaderlandslievende redenen niet uitermate lang kon worden ingehouden; de tellers konden niet voldoende zorgen voor de onderlinge onafhankelijkheid van de steekproeven (door te vermijden zakken te nemen, welke denzelfden dag of op een al te dichtbij gelegen dag in eenzelfde agentschap werden gevuld); feitelijk was de inhoud der nageziene zakken voor het grootste deel afktinastig uit twee partijen gevormd te Brussel op nogal dichtbij gelegen datums. De resultaten waren uiteenloopend en niet geschikt voor een juiste interpretatie. Toen dit werd vastgesteld beschikte de Bank niet meer over de noodige zakken om de proef te herbeginnen. Blijft nu nog te verantwoorden waarom 20 afzonderlijke steekproeven werden genomen, dán wanneer het op het eerste gezicht eenvoudiger ware geweest de meer omvangrijke steekproef van 80.000 of van 100.000 stukken in eens te beschouwen. De reden er van ligt in het feit, dat in een waarschijnlijkheidsrekening de analyse van een enkel totaalbedrag niet de minste beoordeeiingszekerheid biedt, daar een steekproef van 100.000 stukken nog oneindig klein is t.a.v. de massa waaruit ze werd genomen. Daarentegen kan aan de hand van 20 verschillende, onderling onafhankelijke steekproeven, de spreiding der fouten worden bestudeerd, de dooreenmenging der
—2—
circulatie nagegaan en de waarschijnlijke fout der resultaten berekend. Het gebruik van deze methode liet ons namelijk toe zekere afwijkingen aan het licht te brengen tusschen het oogenblik waarop theoretisch de stukken door de Munt werden uitgegeven en dit waarop ze werkelijk door de Nationale Bank van België in omloop werden gebracht. Dit was namelijk het geval met zekere stukken, die in 1929 werden geslagen en slechts in 1935 in gebruik genomen werden : dit feit bleek uit het geringe verliespercentage en werd bevestigd door de boekhouding van de Bank. Voorts werd waargenomen dat de - trouwens matige - uitgiften na 1930 meestal in onvoldoende
mate in de circulatie waren dooreengemengd en dat de resultaten voor de laatste jaartallen veelal uiteenloopend waren in vergelijking met de oudere muntstukken. Aldus bleek het gewenscht, na onderzoek der steekproeven, onze berekeningen tot de oude uitgiften te beperken en de laatste jaren buiten beschouwing te laten, daar ze slechts een bron van onzekerheid zouden geweest zijn. Ten slotte, hebben wij uit de berekening van de waarschijnlijke fout, duidelijk kunnen opmaken, dat onze keus van 20 steekproeven van 4 á 5.000 geldstukken volstond, om aan onze berekeningen een bevredigende zekerheid te geven.
TABEL I
Stukken van 5 centiemen Verdeeling der jaartallen - Bijzonderheden over de 20 geanalyseerde steekproeven Absolute getallen en percenten (Voor de percenten zijn de jaren 1931 tot 1938 weggelaten) Aalst
Amlwerpen Antwerpen
26-9 1939
9-6 1939
JAAR
1
10-6 1939
AAI
20-9 1939
Oudenaarde 2-10 1939
GeeEeldooraardsbergen
Brussel
27-4 1939
28-9 1939
28-9 1939
Hasselt
Totaal 20-9 1939
23-6 1939
Lou- Illeche-~- der- Verven len kroep monde viers
Luik
Hoei
29-9 1939
27-9 1939
22-9 1939
28-9 1939
29-9 1939
26-10 26-9 1939 1939
26-9 1939
13-6 1939
23-6 1939
a) Absolute getallen 1 40 13 135 231 265 23 223 55 82 349 83 440 201 87 517 155 216 338 139 193 137 77
1901 1902 1903 1904 1905 1906 1907 1910 1913 1914 1920 1921 1922 1923 1924 1925 1926 1927 1928 1930 1931 1932 1938
6 41 20 123 197 290 24 238 84 100 381 71 438 247 113 554 152 216 407 88 120 91 --
2 41 15 130 222 242 31 228 91 142 333 75 442 180 124 593 139 200 438 92 128 109 3
249 38 40 9 135 133 180 241 291 223 44 29 218 197 56 79 60 103 335 344 70 77 528 459 269 220 95 75 516 537 184 189 203 211 435 461 91 61 136 112 93 93 79 --
3 33 16 149 165 202 30 212 89 98 284 77 402 266 74 541 138 199 436 90 230 174 92
4 35 28 143 202 286 21 213 64 104 327 87 406 209 85 537 141 165 410 126 234 173 --
-40 20 147 197 278 25 253 70 103 345 84 437 285 110 540 156 240 425 63 107 70 7
6 21 22 132 213 264 32 216 75 86 361 76 468 200 85 497 158 198 434 120 195 127 14
4 34 22 113 161 279 13 232 77 99 334 81 519 288 94 591 137 184 441 99 112 68 10
1 36 23 150 222 241 31 244 83 95 99 329 478 261 83 591 127 180 433 99 122 61 13
2 31 5 130 213 251 16 282 77 99 330 84 444 277 109 544 144 173 467 94 148 62 18
237 36 23 22 159 238 184 135 254 227 29 27 214 225 86 78 130 95 305 334 67 83 436 472 262 267 101 121 546 559 154 151 200 203 453 470 79 65 103 169 109 88 6 18
3 41 26 152 211 295 22 240 79 89 300 68 515 303 102 586 115 217 408 70 100 56 2
327 17 23 18 168 165 198 237 259 274 8 26 232 220 65 90 85 59 348 356 171 91 420 385 255 232 89 99 584 458 188 129 215 200 412 387 148 90 153 151 104 132 12 39
9 45 18 120 219 234 29 210 76 96 336 73 484 259 96 558 151 209 464 114 124 74 2
451 720 29 49 8 392 21 139 2.881 120 222 256 4.112 261 235 5.149 49 532 23 292 4.613 224 83 1.552 95 125 1.942 92 377 6.501 323 70 63 1.880 492 9.134 471 210 304 4.995 97 97 1.936 538 50910.894 114 71 2.873 174 171 3.974 364 476 8.559 115 67 1.910 85 2.978 256 168 48 2.015 11 4 407
4.000 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000 4.000 4.00080.000 Dejaren1931, 1932 en 1938 nietmeegeteld -- 407-- 211-- 240-- 308-- 205-- 496-- 407-- 184-- 336-- 190-- 228-- 196 --296-- 175-- 158-- 269-- 322-- 200-- 435-- 137-5.400 3.5933.789 3.760 3.69
3.795 3.504 3.593 3.816 3.664 3.810 3.772 3.804 3.704 3.825 3.842 3.731 3.678 3.800 3.565 3.86374.600
b) Percenten 1901 1902 1903 1904 1905 1906 1907 1910 1913 1914 1920 1921 1922 1923 1924 1925 1926 1927 1928 1930
'
0,0 1,1 0,4 3,8 6,4 7,4 0,6 6,2 1,5 2,3 '9,7 2,3 12,2 5,6 2,4 14,4 4,3 6,0 9,4 3,9
0,1 1,1 0,5 3,2 5,2 7,7 0,8 6,3 2,2 2,6 10,1 1,9 11,6 8,5 3,0 14,6 4,0 5,7 10,7 2,3
0,1 1,1 0,4 3,5 5,9 6,4 0,8 6,1 2,4 3,8 8,9 2,0 11,8 4,8 3,3 15,8 3,7 5,3 11,6 2,4
0,1 1,3 0,2 3,6 4,9 6,0 1,2 5,3 1,5 1,6 9,1 2,1 14,3 6,0 2,6 14,5 5,0 5,7 12,5 2,5
100
100
100
100
0,1 -0,9 1,0 1,1 0,5 4,3 3,6 6,4 4,7 5,8 7,7 0,8 0,9 5,7 6,1 2,1 2,5 2,7 2,8 8,1 9,1 1,8 2,2 12,1 11,5 7,6 7,1 2,0 - 2,1 13,4 15,4 3,9 5,0 5,7 5,3 12,4 11,5 2,6 2,6
0,1 1,0 0,8 4,0 5,6 8,0 0,6 5,9 1,8 2,9 9,1 2,4 11,3 5,8 2,4 14,9 3,9 4,6 11,4 3,5
-1,0 0,5 3,9 5,2 7,2 0,7 6,6 1,8 2;7 9,0 2,2 11,5 7,5 2,9 14,2 4,1 6,3 11,1 1,7
100
100
100
100
0,2 0,6 0,6 3,6 5,8 7,2 0,9 5,9 2,0 2,3 9,9 2,1 12,8 5,5 2,3 13,6 4,3 5,4 11,8 3,3
0,1 0,9 0,6 3,0 4,4 7,3 0,3 6,1 2,0 2,6 8,8 2,1 13,8 7,6 2,5 15,5 3,6 4,8 11,6 2,6
0,1 0,8 0,1 3,4 5,6 6,7 0,4 7,5 2,0 2,8 8,7 2,2 11,8 7,3 2,9 14,4 3,8 4,8 12,4 2,5
0,0 0,9 0,6 3,9 5,8 6,3 0,8 6,4 2,2 2,5 2,6 8,6 12;5 6,9 2,2 15,5 3,3 4,7 11,4 1,8
0,1 1,0 0,6 4,3 5,0 8,1 0,8 5,8 2,3 3,5 8,2 1,8 11,8 7,2 3,3 14,7 4,1 5,5 12,2 1,8
-1,0 0,6 6,2 3,5 6,6 0,7 5,9 2,0 2,5 8,7 2,2 12,3 6,8 2,6 14,6 4,0 5,2 12,3 2,1
0,1 0,1 0,7 4,0 5,5 7,7 0,6 6,2 2,1 2,3 7,8 1,8 13,4 7,9 2,7 15,3 3,0 5,6 10,6 1,8
0,1 0,7 0,5 4,4 5,3 7,3 0,7 5,9 2,4 2,3 9,5 2,4 11,3 6,2 2,7 15,7 4,5 5,4 10,4 2,4
-0,5 0,6 4,6 6,4 7,0 0,2 6,3 1,8 1,6 9,5 4,6 10,5 6,9 2,4 12,5 3,5 5,8 11,2 4,0
0,2 1,2 0,5 3,2 5,8 6,2 0,8 5,5 2,0 2,5 8,8 1,9 12,7 6,8 2,5 14,7 4,0 5,5 12,2 3,0
0,1 0,8 0,6 3,4 6,2 7,3 0,6 6,3 2,7 2,6 9,1 2,0 13,2 5,9 2,7 15,0 3,2 4,9 10,2 3,2
-1,3 0,2 3,6 6,6 6,1 1,3 7,6 2,1 3,2 9,8 1,6 12,7 7,9 2,5 13,2 1,8 4,4 12,3 1,7
0,1 1,0 0,5 3,9 5,5 6,9 0,7 6,2 2,1 2,6 8,7 2,5 12,2 6,7 2,6 14,6 3,9 5,3 11,5 2,6
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
-3-
III. - OMSTANDIGE BEREKENINGSMETHODE : RESULTATEN VOOR DE STUKKEN VAN 5 CENTIEMEN Opdat de lezer zich rekenschap kunne geveá van den aard en- de Moeilijkheden der berekening, zullen • wij de restcitaten voor de stukken van 5 centiemen zeer omstandig uiteenzetten. Voor de andere munten zullen daarna de resultaten meer beknopt worden behandeld. Tabel 1 vermeldt de gegevens over de 20 steekprdéven die uit dé circulatie werden genomen; de cijfers werden eerst in absolute getallen, daarna in percenten . van het totaal uitgedrukt. Bij het berekenen dezer percentages werd evenwel slechts rekening gehouden met stukken behoorende tot een jaartal vóór 1931. Eerst diende voor elk jaartal berekend : het rekenkundig gemiddelde. , een mediaan als eontrólé, de waarschijnlijke fout en de waarschijnlijke fout uitge-
drukt, in percenten van het rekenkundig gemiddelde. Er weze aan herinnerd, dat de waarschijnlijke fout een abstract statistisch begrip is; er zijn 50 kansen op 100 dat de reëele fout grooter of kleiner is, dit wanneer al de voorwaarden voor een kansrekening vereenigd zijn, wat in casu onbetwistbaar het geval is. De waarschijnlijke font wordt door de volgende formule uitgedrukt :
W. r'. -
(1,6 7 449 a
/.7 y
waarin c; de gemiddelde kwadraatsafwijking is van de termen rond het gemiddelde en F de frequentie der gevallen, hetzij in, casu het aantal steekproeven. Uit de formule blijkt duidelijk, dat men er belang bij heeft het aantal steekproeven te vermeerderen, vermits do waarschijnlijke fout vermindert naar gelang hun aantal verhoogt.
TABEL II
Analyse van de verdeeling der steekproeven - Stukken van 5 centiemen Officieel aantal muntstukken
JAAR
1901 19021908 1904 1905 19051907 1910 1913 1914 1920 1921 1922
duizenden stukken
pet. der jaartallen 1901 tot 1910
(1 )
(2)
202 2.901 1.866 11.626 16.678 19.479 1.991 16,044 5.005 7.044 20.070 4.200 25.820 12.530 5.260 28.860 7.000 8.938 18.758 3.000 7.450 5.620 6.000
1923
1924 1925 1926 1927 1928 1980 1981• 1982 1989
(3) (2)
Wattrachijnlijke fout van het rekenkundig gemiddelde
(3)
(4)
(5)
(6)
0,0094 0,0314 0,0320 0,1022 0,1132 0,0988 0,0382 0,0824 0,0450 0,0765 0,2295 0,2288 0,1352 0,1284 0,0518 0,1294 0,1041 0,0752 0,1261 0,1056
12,5 3,19 6,04 2,64 2,05 1,43 5,34 1,33 2,17 2,95 2,63 9,12 1,10 1,92 1,99 0,89 2,70 1,41 1,10 4,10
0,075 0,985 0,53 3,876 5,51 6,9 0,715 6,18 2,07 2 ; 595 8,725 2,51 12,245 6,69 2,6 14,595 3,85 5,32
9,0 0,9 7,4 2,3 3;2 9,2 1,9 11,9 5;8 2,4 13,3 3,2 4,1 8,6 1,4
• 236.122 1)
1) De ontmunte stukken
2)
0,09 1 i3 0,9 5 ;4 7,6
Rekenkundig gemiddelde dér steekproeven
Gemiddelde van de zesmiddelste termen (verbreede mediaan)
11,46
2,5/5
0,1 1,0166 0,55 3,733 5,60 7,0, 0,7166 6,10 2,05 2,566 9,0 2,1166 12,1166 6,833 2,566 14,66 3,933 5,40 11,55 2,50
R.G. in
pet.
Verhouding Werkelijk aan.' van het tal muntstukwaarschijnlijk ken in 1928 aantal (naar 20 steekmuntstukken proeven) tot het officieele (duizenden Basisjaar : stukken) 1928 2) (7) 56,5 56,2 43,7 54,7 54,1 57,8 57,3 63,0 68,4 60,2 70,7 97,1 77,1 87,2 80,6 82,5 90,9 96,7 100,0
(8) 114 1.631 816 6.362 8.971 11.255 1.142 10.113 3.425 4.241 14.191 4.078 19.900 10.929 4.241 23.815 8.362 8.646 18.758
100
niet meegeteld.
8,6
x
11 ,46
3) (7) x (1).
Dank zij de berekeningen in tabel 11 kan een grafisché voorstelling -kordon opgemaakt van de vermoedelijke hoeveelheid in omloop zijnde muntstukken in vèrhoilding tot de officieele hoeveelheid; deze voorstelling berust uitsluitend op pragmatische vaststellingen. in werkelijkheid echter geven de uitkomsten van bovenbedoelde berekening niet den toestand weer per einde 1939, doch wel per einde 1928, daar bij de berekening verondersteld werd dat de als basis ,
genomen stukken van 1928 nog voltallig in omloop waren. Wij hebben die basis moeten nemen omdat het gaat om het laatste jaartal dat groote uitgiftencijfers heeft gekend. Een eerste voorstelling van de resultaten komt voor in grafiek 1, waarin, in absolute getallen, voor elk jaar van uitgifte de waarschijnlijke hoeveelheid in omloop zijnde geldstukken met de officieele hoeveelheid wordt vergeleken.
THEORETISCH EN WAARSCHIJNLIJK AANTAL STUKKEN VAN 5 CENTIEMEN DER VERSCHILLENDE JAARTALLEN.
GRAF. I
milt:oenen stukken.
z_DASIS
: 1928.
30
20
OUldegit,dgem
10
tO
Vermoedelijke cijfers In 1525. I
1910
1908
1901
11
1
111
11
t
1920
1915
t
'1
1
I
1935
1930
1925
TABEL III
Bepaling van de statistische bestanddeelen van grafiek II - Stukken van 5 centiemen
JAAR
Offioieele uitgiften (franken)
(1) 1901 1902 1903 1904 1905 1906 1907 1910 1913 1914 1920 1921 1922 1923 1924 1925 1926 1927 1928 Basis 1930
10.105 145.074 93.290 581.280 828.890 973.940 99.550 802.214 250.271 352.199 1.003.500 210.000 1.291.000 626.500 263.000 1.443.000 350.000 446.900 937.925 150.000
Stukken in omloop . in 1940, gesteld de Bestaande hoeveelgezamenheden lijke veroudercirculatie steld =100 pet., in 1928 en de in pet. circulatie 1928 van de hetzij officieele 937.925 uitgiften =11,5 pet. van het geheel (2) (3) 5.709 81.559 40.779 318.079 448.573 562.755 57.091 505.664 171.273 212.053 709.561 203.897 995.016 546.443 212.053 1.190.757 318.079 432.281 937.925
56,5 66,2 43,7 54,7 54,1 57,8 57,3 63,0 68,4 60,2 70,7 97,1 77,1 87,2 80,6 82,5 90,9 96,7 100,0
Rekenkundig gemiddelde Waarder persohij nlijke centages fout vastgesteld bij de steekproeven
R. G. (4)
W. F. (5)
0,07 1,0 0,5 3,9 5,5 6,9 0,7 6,2 2,1 2,6 8,7 2,5 12,2 6,7 2,6 14,6 3,9 5,3 11,5
0,0094 0,0314 0,0320 0,1022 0,1132 0,0988 0,0382 0,0824 0,0450 0,0765 0,2295 0,2288 0,1352 0,1284 0,0518 0,1294 0,1041 0,0752 0,1261
Rekenkundig gemiddelde + waarschijnlijke fout
R. G. W. F. ( 6) 0,0794 1,0314 0,5320 4,0022 5,6132 6,9988 0,7382 6,2824 2,1450 2,6785 8,9295 2,7288 12,3352 6,8284 2,8518 14,7294 4,0041 5,3752 11,8261
Maximale hoeveelheden stukken verender. Rekenstehlin kundig omloop gemidin 1940, delde toenchmu. - waarsohijnlijke lade 1928 11,5 pet. fout van het geheel beliep (6) x R. G. 8.155.870 (7)
(g)
0,0606 0,9686 0,4680 3,7978 5,3868 6,8012 0,6618 6,1176 2,0550 2,5235 8,4705 2,2712 12,0848 6,5716 2,5482 14,4706 3,7959 •5,2248 11,3739
6.478 84.120 43.389 326.414 457.805 570.813 60.207 512.384 174.943 218.292 728.278 222.557 1.006.043 556.915 216.277 1.201.311 326.569 438.394 948.210
Minimale hoeveelheden Bestaande stukken maximale veronderhoeveelsteld in heden omloop veronderin 1940, steld toen eirin 1928 oulatie in pet. van de 1928 11,5 pet. officieele uitgiften van het geheel (8) : (1) beliep (7) x 8.155.870 (10) (9) 4.942 78.998 38.169 309.744 439.340 554.697 53.976 498.944 167.603 205.813 690.843 185.236 983.989 535.971 207.828 1.180.203 309.589 426.128 927.640
84,1 58,0 46,5 56,2 55,2 58,8 80,5 63,9 89,9 62,0 72,6 108,0 77,9 88,9 82,2 83,3 93,3 98,1
Bestaande minimale hoeveelheden vergundersteld in -1928 in pct. van de officieele uitgiften (9) : !„(12)
(g) 48,9 54,5 40,9 53,3 53',0 57,0 54,2 82,2 87,0 58,4 68,8 88,2 78,2 85,5 79,0 81,8 88,5 M5,4
1928 = 100 pCt. = 8.155.870. N. B. - Zoo uitgifte in 1928 hetzij fr 937.925 beschouwd wordt als zijnde 11,5 pet. van de gezamenlijke uitgifte, komt de 937.925'x 100 - fr 8.155.870. geheele circulatie neer op 11,5
Aldus voorgesteld, geeft die grafiek evenwel een eerder onnauwkeurig beeld van de manier waarop de verliezen zich voordoen; ze is geenszins geschikt voor berekeningen waaruit de verlieswetten kunnen worden afgeleid. Nu, de analyse heeft slechts nut voor zoover een statistische regelmaat kan worden naar voren gebracht, m.a.w. verlieswetten kunnen gevonden worden, die geen rekening houden met toevallige of onregelmatige verschijnselen die op bepaalde jaartallen betrekking hebben, maar wel met de gezamenlijke statistische verdeeling. Trouwens een dergelijke algemeene wet moet gevonden worden, om door middel van extrapolatie der op het jaar 1928 gebaseerde resultaten, den werkelijken toestand aan het begin van 1940 te kennen. Te dien einde dient de analyse voortgezet op de verliespercentages van de werkelijke uitgiften van elk jaartal en niet op de absolute cijfers. Bij een dergelijke voorstelling van de resultaten moet de algemeene verdeeling der statistische waarnemingen opwaarts gaan, d.w.z. hoe ouder het jaartal is hoe grooter ook het evenredig verlies zal zijn. Aldus heeft de omvang van de uitgiften op achtereenvolgende datums geen invloed op het resultaat. Op een dergelijke voorstelling kan dan een
« regressielijn van de verliezen in den tijd » worden berekend, welke lijn een beeld geeft van de algemeene evolutiewet van het verschijnsel. In dit verband hebben wij geoordeeld dat, wegens den aard zelf van het verschijnsel, logarithmische regressielijnen en niet rechte lijnen dienden berekend. Inderdaad, het verlies op munten van een bepaald jaartal is steeds evenredig met het in omloop gebleven bedrag en niet met het oorspronkelijk uitgegeven bedrag. Derhalve heeft het verlies voor een of ander jaar betrekking op de oorspronkelijke circulatie, achtereenvolgens vermenigvuldigd met al de jaarlijksche verliescoëfficiënten tot op den beschouwden datum. Door de statistische resultaten werd trouwens bevestigd, dat onze logarithmische regressielijnen iets beter aan de feiten beantwoordden dan de rechte lijnen waarmede eveneens proeven werden genomen. Tabel lil vermeldt de berekeningen vereischt voor de aanpassing van de statistische resultaten aan deze nieuwe voorstellingswijze; hierin zijn mede begrepen berekeningen ter bepaling van den omvang der waarschijnlijke fouten. De grafische resultaten vindt men in grafiek IT.
(Grafiek ii : Werkelijke hoeveelheid stukken van 5 centiemen in percenten van de theoretische hoeveelheid, waarbij het jaartal 1928 als volledig beschouwd wordt — logarithmische regressielijn van de werkelijke hoeveelheid, daarna evenwijdige lijnen met de regressielijn : 1) loopend door 100 in 1939; 2) met inachtneming van de omsmeltingen sedert 1935.)
GRAF. 2 AANTAL STUKKEN VAN 5 CENTIEMEN IN 1928, IN pCt VAN DE OFFICIEELE CIJFERS EN EXPONENTIEELE REGRESSIELIJNEN VAN HET VERLIES IN DEN TIJD.
100
100
- 90
/
_ 80
/
80 — y = 1,024 1 x 50,24 ---->
/ /
70
_ 70
/
Breedte der waarschijnlijke fout.
y' = 1,024 41,16 Parallel loopende over 100 in 1939.
80
y" = 1,024 1 x 40.04 Parallel waarbij. rekening gehouden wordt met de ontmuntingen.
50
40
1°. (
1901
1
11.
1905
t
t
■
1
1910
1
111
1
1915
11
1
11
1920
1
.1,,
1
1925
1930
1935
—
60
—
50
t
1989
40
Er zij opgemerkt dat de regressielijn van 1901 tot 1928 zeer duidelijk de statistische verdeeling snijdt, welke laatste ondanks zekere kleine onregelmatigheden een afgeteekend opwaartsche beweging vertoont. De punten die in 1903 en 1921 van de verdeeling afwijken, hebben betrekking op weinig omvangrijke uitgiften waarvoor de mogelijke fouten uiteraard veel grooter zijn. Het algemeen verloop vertoont in ieder geval voldoende regelmaat, opdat een regressielijn door de statistici als bevredigend kan worden beschouwd. Opgemerkt zij dat deze lijn door de methode der kleinste kwadraten wordt bepaald, m.a.w. zij is de geometrisch stijgende lijn, waarvan het kwadraat der verticale afstanden van de gegevens naar de lijn zoo klein mogelijk is. Er moge nog worden opgemerkt dat ze gegeven is door de gezamenlijke evolutie en dat ze in 1928 daarentegen niet door 100 loopt. Deze maatstaf van 1928 was noodig voor het voorstellen der resultaten, doch ten slotte bestaat er geen reden om aan het jaartal 1928 een bijzondere beteekenis voor de gezamenlijke evolutie te hechten; deze laatste wordt onafhankelijk van welke basis ook bepaald; de aldus berekende regressielijn is de wiskundige uitdrukking van de algemeene evolutiewet van het verschijnsel, zooals ze door de cijfers wordt weergegeven (1). Deze lijn toont aan dat de circulatie der munten van 5 centiemen aan een gemiddeld jaarlijksch verlies van 23,6 0/00 onderhevig is. Deze verliescoëfficiënt die de evolutiewet van het verschijnsel weergeeft, dient nu op den toestand van einde 1939 toegepast. Hiertoe moet de parallel aan de regressielijn worden bepaald, die in 1939 door 100 loopt. Deze parallel moet ons voor elk jaartal waarover ze , loopt het percentage aangeven van de op dien datum uitgegeven munten die aan het einde van 1939 nog in omloop zijn. (Nota : Het betreft hier een parallel op logarithmische en niet op rekenkundige schaal.) Aan deze berekening moet evenwel nog een laatste correctie worden gebracht : tusschen 1935 en 1939, heeft de Munt zekere hoeveelheden geldstukken aan de circulatie onttrokken om over het noodige metaal te beschikken voor de aanmunting van nieuwe typen van munten, zonder dat hierbij met de jaartallen van de ontmunte stukken werd rekening gehouden; derhalve moet de theoretische kromme worden verlaagd in verhouding tot de aldus aan den omloop onttrokken hoeveelheden stukken; zulks is door de stippellijn aangeduid. Ten slotte, zijn in tabel iv de berekeningen vermeld welke moeten toelaten uit te maken hoeveel stukken vermoedelijk op 1 Januari 1940 in omloop waren-.
(1)
ii = AB r
A : Oorsprong van de regressielijn. B : Regressiecoëfficient van de verliezen met "den tijd. x ; Tijd per jaar vanaf het vertrekpunt 1901 in het beschouwde geval.
-
TABEL IV
Berekening van het waarschijnlijk aantal muntstukken op 1 Januari 1940, op grond van de verlieswet voortvloeiend uit de regressielijn
JAAR
Lijn loopende Officieel Lijn door 100 Berekende loope nde ii1 1939, aantel lijn door 100 gewijzigd stukken P'-'' (duizenden) in 1939 ten gevolge pCt. van ontmuntingen
Raming van het werkelijke aantal stukken aan het begin van 1940, rekening gehouden met de ontmuntingen (duizen. stukken)
(1)
(2)
1901 1902 1903 1904 1905 1906 1907 1908 1909 1910
50,24 51,43 52,64 53,89 55,16 56,46 57,80 59,16 60,56 61,99
1911 1912 1913 1914 1915 1916 1917 1918 1919 1920
63,46 64,96 66,49 68,07 69,67 71,32 73,01 74,73 76,50 78,31
20.070
1921 1922 1923 1924 1925 1926 1927 1928 1929 1930
80,16 82,05 83,99 85,98 88,01 90,09 92,22 94,41
4.200 25.820 12.530 5.260 28.860 7.000 8.938 18.758
1931 1932 1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939
202 2.901 1.866 11.626 16.578 19.479 1.991 16.044
5.005 7.044
3.000 7.430 5.520
6.000 236.122
(3)
(4)= (3) X 97,284454
(5) = (2) X (4)
41,16 42,13 43,13 44,14 45,19 46,26 47,35 48,47 49,61 50,79
40,04 40,99 41,96 42,94 43,96 45,46,06 47,15 48,26 49,41
51,99 53,22 54,47 55,76 57,08 58,43 59,81 61,23 62,67 64,15
50,58 51,77 52,99 54,25 55,53 56,84 58,19 59,57 60,97 62,41
65,67 67,22 68,81 70,44 72,10 73,81 75,55 77,34 79,16 81,04
63,89 65,39 66,94 68,53 70,14 71,81 73,50 75,24 77,01 78,84
2.683 16.884 8.388 3.605 20.242 5.027 6.569 14.114
82,95 84,91 86,92 88,97 91,07 93,23 95,43 97,69 100,-
80,70 82,60 84,56 86,55 88,60 90,70 92,84 95,04 97,28
5.996 4.560
81 1.189 783 4.992 7.288 8.766 917 7.927
2.652 3.821
12.526
2.365
5.837 147.211
IV. - ALGEMEENE RESULTATEN DER BEREKENINGEN. Dezelfde berekeningen werden gemaakt voor de stukken van 10,25 en 50 centiemen. Ook werden steekproeven genomen met stukken van fr 1 oud model (België verbindt zijn wonden) evenals met stukken van fr 5 groot formaat; doch, zooals reeds gezegd, waren voor de laatste twee gevallen de voorwaarden niet bijzonder gunstig en moesten de berekeningen worden opgegeven. De beknopte statistische tabellen die wij hieraan toevoegen vergen geen commentaar : TABEL v : De geanalyseerde steekproeven voor de stukken van : a) 10 centiemen, b) 25 centiemen en c) 50 centiemen in absolute cifjers.
7-
TABEL
'a) 'Wit
ttebkprbevèii g-eblialyseerd voor de stukken : 10 centiemen, b) van 25 centiemen, c) van 50 centiemen in absolute !getallen a) StUkken van 10 centiemen
_. ,
'
van a .akuittituiiitig der kittikken
20-11 1939
17-3 1939
5.000
- 85
- 90
- 629
4.915
4.910
4.371
5.000 - 408 4.592
6
Marche
Moes'..roen
128
38 264 388
• I
12 136 101 609 '559 78 287 362
,
26
27
22 1
443
459 157 208 391 535 376 .468 88 12 4 47
486 134 1 98 360 '572 368 459 ' .87 t 6 2 . 112 '
448 140 284 348 . 544 428 480 1 101 12 ' -
800 145 .228 354 7526 390 468 '92 '8 .-2
5.000
'5:000
5:600 1
- 97
-'327
' - 148
4.903
'4'873
•515
80
10 , 4 :. 236
Philippeville.
4.852
- 20'7
t
i . . : 1
i
-a-5.000 ., 1 ..
4:887
'5:000 "d Axio i
- 102 ! ,'-',- 198 4.898 I
Dender'nionhe
Turnhout
' ..-- 108 4 !892
'4T805 '
.
.
Roeselare
2323 1939
;
T
'3.000
. - 113
'4 793 1
`21-1i .1939
~
5.000
--
8 96 108 640
13.3 1939
.
5.000
5.000
8
•10 160 135 : 584 T568 77 278 320
10 130 117 640 518 f 59 261 357
12 • 125 • 108 • -.593 499 65 266 372 458 471 137 204 I 354 824 1 .341 '444
•
".g 2 g4t ,8 1$~ '2,M~'"W"4 t04.1g~2 4~ - ~e" ?-0 ~~02 35~P•
445 220 331 •55 419 480 86 41 -
74 260 346 137 498 '145 230 351 564 390 '405 65 9 11
Ob
11 129 145 622 538 74 256 •379 148 - 494 146 229 871 853 373 442 76
15 128 132 646 523 60 .234 336 164
10 115 93 506 447 60 234 336 130 456 142 214 310 491 377 450 76 13 1 482 57
18 130 135 692
5 124 126 580 546 63 241 345 143 444 115 195 294 528 385 - 458 75 10 1 322
'23-3 1939
21-3 1939 ,
f 1
.
.
Leuven
16-3 1939
!
.r.,W
JAAR van de Santauriting der stukken
i
• --
.
l'e jaren 193• , 1932, 1938 en 1939 'niet meegeteld
8-3 1941
Luik
Ieper
lioél
_
:926 927 928 929 930 931 932 938 939
'
Hasselt •
CO C- 19. 02 ,DM 1~10 M ,0 N.q7 N M~ b ~~. -
[9'35
20=3 1939
'9.8 1939
:
i
,
Gee raards• bergen
•__••
•
11-11 . ' 11939 . .
Gent
Veurne
Dinant
.Boom
nraa rde-e
N ~O ,O N ..~ Q ,11.2
196.1 1902 1903 1904 1905 1906 1920 1921 1922 1923 1924
Aat
Aa -st
j.21.1",
,.
'
Verviers $ Totaal
14-2-1939
23-112109
13-11-1939 13-3-1939
1.'74-4939
114.-1941
:234-1439
•
1901 1902 1903 1904 1905 1906 1920 1921 1922 1023 1924 1925 1926 1927 1928 1929 1930 1931 1932 1938 1939
De jaren 1931,'1932, 1938 en 1939 niet meegeteld
7 141 127 627 550 63 254 323 137 448 153 280 362 530 379 430 . 59 42
15 446 424 '620 550 69 290 358 132 466 136 227 376 535 3.62 500 94 10
284
118
542
421 453 88 5 -
9 124 .127 '680
3 115 100 800 •510 60 `265 328 1771 •520 151 • 15 .360 522 367 438 84 5
10 121 135 569 569 70 257 349 • 151 492 144 230 384
11 115 112 583 531 61 249 335 147 508 124 215 324 535 :395 386 75 10
186
8 2
•311. 63 1253
356 '131 475 155 194 827 541 .396 457 74 21 -
6
'5:000
• 5!000
- 103
- 275
- -101 -
4.897
4.725
5•000
5.000
5.000
5.000
- 189
- 104
- 369
4.811
• 4:896
4.631
•
4.899
'12 111 116 883 •619 75 24b 338 121 471 '136 1203 296 -325 - 436
86 8 1 408 32
:do° f
177
•205 2.493 2.346 12:221 90.7,37 1.293 5..174 7..034 2:970 .9.5'79 . 2.791
.4.526 0.974 310 .563
x7.537 '9.108 •.614 200 '8 -2.536
91 :000 '
lo w.odó
- 535
264
- .4.744,9
4.465
4.736
93,554
N. B. - De datums bovenaan de kolommen vermeld, zijn deze waarop de zakken gevuld werden.
- 8 ,
.12 `102 75 621 543 54 249 354 '188 ' 414 138 .282 393 '866 315 '510 -72 15
TABEL
b) Stukken van 25 centiemen
v (vervolg) Antwerpen
JAAR van de aalmu.iting . • derstukken
Kortrijk
Brussel
Eekloo
Veurne
• 17-4-1940 25-4-1940
19-3-1940
1908 1909 1910 1913 1920 1921 1922 1923 1926 1927. 1928 1929 1938 1939
JAAR van de aanmunti g der st ikken
Brugse
11-7-1940 11-7-1910 27-7-1940 27-7-1940
5-7-1940
28-9-1939
9-5-1940 20-11-1939
199 47 40 100 68 499 602 302 231 429 442 689 278 76
195 53 52 99 80 513 591 298 248 342 460 657 325 87
191 61 48 :88 91 495 583 331 248 404 438 634 315 83
216 43 58 94. 68 523 583 308 262 405 438 692 236 78
195 46 52 102 84 534 600 300 237 398 433 671264 84
206 58 58 107 71 505 593 338 240 412 408• 640 291 77
200 38 54 127 82 513 642 321 232 420 459 681 203 48
199 41 53 100 88 485 635 327 202 394 419 657 324 78
175 52 47 91 80' 547 616 315 254 380 472 628 258 85
188 47 63 84 99 548 636 315 256 352 477 634 229 72
202 -49 50 109 84 558 660 318 242 412 457 633 173 53
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
Gent
Luik
Leuven
Bergen
20-11-1939
11-5-1940
24-4-1940
19-4-1940
Dendermonde
Roese,are
Turnhout Totaal
1908 1909 1910 1913 1920 1921 1922 1923 1926 1927 1928 1929 1938 1939
192 52 64 103 82 512 630 338 236 420 443 643 239 46
214 50 41 105 103 562 583 332 246 396 488 625 209 46
207 44 49 74 67 543 653 308 238 362 493 646 328 90
4.000
4.000
4.000
6-5-1940
15-4-1940
212 37 49 120 93 558 654 364 251 427 503 734
188 52 47 121 85 517 612 356 277 358 463 653 213 58
199 58 66 87 80 528 622 345 271 375 416 635 247 75
187 52 40 94 57 482 568 330 242 358 400 680 407 123
222 51 51 117 - 90 550 CO7 311 253 433 469 678 141 37
3.978 970 1.030 2.016 1.639 10.451 12.242 6.454 4.899 7.932 9.038 13.110 4.891 1.352
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
80.000
189 53 50 94 ' 89 483 672 299 233 455 470 • 640 213 60 4.000
23-4-1940
19-4-1940
c) Stukken van 50 centiemen mmommomm
Brugge
Antwerpen JAAR van de aanmunting der stukken
Brussel
- "
15.7.1940
23-10-1939
837 3.225 1.023 2.059 207 512 " 724 1.401 12
325 1.271 383 797 72 201 291 651 3
1922 1923 1927 1928 1929 1930 1932 1933 1934 Jaar 1934 niet meegeteld
-
-
357 1.225 376 873 65 - 181 359 555 9
344 1.245 403 807 91 194 312 601 3
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
3.997
9.988
3.996
3.997
3.993
3.991
3.997
20-10.1939
N. B.
341 1.274 364 880 69 203 280 582 7
10.000
Charleroi
Jaar 1934 niet meegeteld
352 1.319 400 833 90 189 285 629 3
all
4.000
JAAR van de aanmunting der stukken
1922 1923 1927 1928 1929 1930 1932 1933 1934
1.330 430 - 823 81 212 298 611 4
Gent
20-10-1939
Luik
6-10-1939
7-8.1940
348 1.345 421 872 86 227 275 423 3
382 1.308 436 -885 77 217 275 435 5
884 3.156 960 2.030 179 513 788 1.484 6
402 1.304 409 898 88 175 284 435 5
4.000
4.000
10.000
4.000
3.997
3.995
3.995
9.994
9-10-1939 .
26-10.1939
9-
Verviers
19-1-1939
23-10-1939
370 1.368 377 893 85 202 303 398 4
393 1.420 425 814 61 200 303 380 4
420 1.385 431 825 81 225 245 387 1
381 1.347 429 797 83 173 248 539 3
4.000
4.000
4.000
4.000
3.998
3.999
3.997
3.998
De datums bovenaan de kolommen vermeld, zijn deze waarop de zakken gevuld werden. -
Doornik
TABEL VI
Kenmerken en summaire getallen voortvloeie uit de ontleding van de stukken van 10, 25 en van 50 centiemen Stukken van 10 centiemen
Rekenkundig gemiddelde (R. G.)
Mediaan (gemiddelde van de 6 middelste termen)
Waarschijnlijke fout W. F.
Waamekijnl. fout op rekenkundig gemiddelde W.F. - in pCt. R.G.
1901 1902 1903 1904 1905 1906
0,215 2,605 2,445 12,79 11,24 1,35
0,2 2,6 2,516 12,75 11,25 1,368
0,0119 0,0368 0,0492 0,0898 0,0247 0,0299
5,53 1,41 2,01 0,70 0,22 2,21
582 7.426 6.422 33.188 28.151 3.500
45,0 45,7 46,5 47,3 48,1 48,9
262 3.395 2.987 15.697 13.544 1.713
1920 1921 1922 1923 1924 1925 1926 1927 1928 1929
5,42 7,365 3,105 10,025 2,95 4,745 7,295 11,05 7,895 9,535
5,366 7,4 3,1166 10,05 2,95 4,66 7,2833 11,033 7,9 9,55
0,0459 0,0575 0,0408 0,0907 0,0284 0,0797 0,0730 0,0436 0,0838 0,0998
0,86 0,78 1,31 0,90 0,98 1,88 1,00 0,39 1,08 1,04
11.300 14.795 8.250 20.625 5.825 8.180 13.166 18.750 13.645 9.760
62,0 63,1 64,2 65,3 68,4 67,5 68,7 69,8 71,0 72,3
7.011 9.335 4.011 13.464 3.867 5.510 9.042 13.097 9.694 7.053
1930 1931 1932
10.750 10.000 1.270
73,5 74,7 76,0
7.901 7.475 966
1938 1939
6.000 15.425
84,2 85,6
5.050 13.205
JAAR
Officieel aantal (duizenden stukken)
Waarschijnlijk aantal in pa.
Waarschijnlijk aantal in absolute getallen (duizend. stukken)
154.279
244.990
Stukken van 25 centiemen JAAR
Rekenkundig gemiddelde (R. G.)
Mediaan (gemiddelde van de 6 middelste termen)
Waarschijnlijke fout
(W. F.)
Officieel aantal (duizenden stukken)
Waarschijnlijk aantal in pet.
Waarschijnlijk aantal in absolute getallen (duizend. stukken)
0,81 1,97 2,11
8.020 2.000 2.008
56,7 57,6 58,5
4.549 1.152 1.174
0,0501
1,99
4.020
81,2
2.462
0,0433 0,0988 0,1162 0,0702
2,12 0,74 0,76 0,87
2.844 18.644 21.800 11.356
68,1 69,2 70,3 71,3
1.938 12.901 15.318 8.103
6,1 10,1 11,2
0,0579 0,1148 0,1033
0,95 1,16 0,91
7.700 12.600 13.548
74,7 75,8 77,0
5.752 9.568 10.434
16,2
0,098
0,60
18.580
86,7
15.929
14.400 15.484
89,8 91,1
12.926 14.094
1908 1909 1910
4,97 1,205 1,285
4,96 1,25 1,26
0,0405 0,0237 0,0271
1913
2,515
2,5
1920 1921 1922 1923
2,04 13,055 15,29 8,055
2,0 13,0 15,2 8,0
1928 1927 1928
8,115 9,905 11,3
1935
18,37
1938 1939
WaarschijnL fout op rekenkundig gemiddeld() W',F. - in pet. R.G.
152.984
116.289
TABEL VI
(vervolg) Stukken van 50 centiemen
JAAR
Wareschijnl. fout op rekenkundig Officieel aantal gemiddelde (duizenden W.F. stukken) ----in pet. R.G.
Waarschijnlijk aantal in absolute getallen (duizend. stukken)
Rekenkundig gemiddelde (R. G.)
Mediaan (gemiddelde van de 6 middelste termen)
Waarschijnlijke fout (W. F.)
1922 1923
8,9933 32,8466
8,86 32,78
0,1244 0,2258
1,38 0,69
6.180 23.820
61,11 62,91
3.777 14.985
1927 1928 1929
10,1286 21,0866 1,9666
10,2 20,88 2,02
0,0994 0,1570 0,0410
0,98 0,75 2,08
7.000 13.000 1.000
70,84 72,71 74,85
4.945 9.452 748
1930
5,0266
5,08
0,0692
1,38
3.252
77,05
2.506
1932 1933 1934
7,28 12,6466
7,24 12,86
0,1178 0,3699
1,62 2,92
4.530 6.000 1.840
81,65 84,05 86,52
3.699 5.043 1.592,
31
100,00
1939
Waarschijnlijk aantal in pet.
31
66.653
46.778
GRAF. 3 AANTAL STUKKEN VAN 10 CENTIEMEN IN 1927, IN pCt VAN DE OFFICIEELE CIJFERS EN
EXPONENTIEELE REGRESSIELIJNEN VAN HET VERLIES IN DEN TIJD.
100
100
90 = 1.017 x. x 52.82 Parallel loopende over 100 ba 1989.
80
40
ior
70
Breedte der waarschijnlijke _ fout
70 .0
oio
y" = 1.1017 s" . 44,96
op
80
Parallel waarbij rekening gehouden wordt met de ontmuntingen.
••• 50
«.0
• 40
•••
1111111
1901
1905
II
I
1910
lil
lilt
1918
i
1920
t
1
I
1925
I
i
II
!'t
1930
(1111
1938
fl
1989
40
GRAF. 4 AANTAL STUKKEN VAN 25 CENTIEMEN IN 1935, IN pCt VAN DE OFFICIEELE CIJFERS EN EXPONENTIEELE REGRESSIELIJNEN VAN HET VERLIES IN DEN TIJD.
or
°Ie 100
100
y = 1,015 2 x 63,43
80
80
70
Breedte der waarschijnlijke fout ♦
oio
♦
♦
70
y' = 1,015 2 x 62,23 Parallel loopende over 100 in 1939.
♦ 00
.00
40
1
1910
_ 60
y" = 1,015 x x 58,71 Parallel waarbij rekening gehouden wordt met de ontmuntingen.
►►
1
11
lij
1915
1
t
1
1925
1920
i
1
I
1
1
1
t
1
►
1935
1930
i
1939
TABEL VII
Vergelijkingen van de regressielijnen der verliezen in den tijd
Stukken
5 c entiemen 10 'centiemen 25 'centiemen
50 bentiemen
Vergelijkingen voortvloeiend uit de wearsolninlijkheiderekeningen y =-. A132 ( 1)
ge Verlijkingen ende door der lijnen loop 100 in 1939
Vergelijkingen der lijnen loopende door 100 in 1939 gecorrigeerd wegens omemeltingen
y = 50,24 x 1,0242 y = 60,58 x 1,0172 y = 63,43 x 1,015 2 y = 63,47 x 1,0292
y' = 41,16 x 1,0240 y' = 52,52 x 1,017 0 y' = 62,23 x 1,015 0 y' --- 61,11 x 1,029e
y" = 40,04 x 1,0242 y" = 44,96 x 1,017 2 y" = 56,71 x 1,0152 geen oniemeltingen
(t) Voot de átukken van fr 2, fr 10 en fr 20 werden de verliescoëfficiënten berekend op de werkelijke bij de intrekking der stukken : Fr 2 : B = 1,0116 Fr 10 : B = 1,00385 Fr 20 : B = 1,00245
-'12-
verliezen vastgesteld
GRAF.
5 AANTAL STUKKEN VAN 50 CENTIEMEN IN 1933, IN pCt VAN DE OFFICIEELE CIJFERS EN EXPONENTIEELE LIJNEN VAN HET VERLIES IN DEN TIJD.
100
100
90 y'= 1,029 1' x 81,11 80 7 =. 1,029 1
x
Parallel loopende over 100 in 1939.
63,47
70
70
80
80
Breedte der waarschijnlijke fout.
30
40
80
50
111111
1922 1925
11
:1
1930
De verdeeling van de stukken van 10 en 25 centiemen doet zich even goed voor als deze van de stukken van 5 centiemen; uiteenloopende waarnemingen komen zelfs minder talrijk voor. Wat de stukken van 50 centiemen betreft, is de verdeeling minder betrouwbaar ; hier zou meer omzichtigheid geboden zijn zoo we niet over andere resultaten beschikten die het rationeele der berekende lijnen bevestigen. Het was trouwens heel wat moeilijker behoorlijke resultaten te bekomen, daar die geldstukken slechts sedert 1922 waren uitgegeven, terwijl de andere, hetzij van 1901, hetzij ten minste van 1908 dagteekenen. De verdeeling van de stukken van 25 centiemen is bijzonder typeerend, daar de afwijkingen van de individueele resultaten t.o.v. de algemeene evolutie zeer gering zijn. • Volledigheidshalve werden buiten deze waarschijn lijkheidsrekeningen ook de verliezen nagegaan die enkele jaren geleden bij de ontmunting van de nikkelen stukken van fr 20, fr 10 en fr 5 werden vastgesteld. Het gaat hier niet meer om waarschijnlijkheidsrekeningen, maar om waarnemingen welke betrekking hebben op de gezamenlijke circulatie een methode dus waarmede de andere kan worden gecontroleerd. Wij zijn' eveneens uitgegaan van de
t
1
1.
i
1935
40
t
1939
veronderstelling dat het jaarlijksch verlies afhankelijk is van het in omloop gebleven bedrag en dat het bijgevolg, een meetkundige reeks vormt die begint bij de uitgifte en eindigt bij de intrekking. De aldus pp de geheele circulatie berekende ver, liesformule is bijgevolg dezelfde als deze van de regressielijn. Hierna volgen de gegevens van de hem: kening. TABEL VIII
Statistische gegevens met betrekking tot de ontmunte stukken Uitgegeven stukken
Bedrag der ingeleverde munten
Bedrag der uitgifte (Ir) • -
Or)
20 frank van nikkel 379.580.000 377.440.000 10 frank van nikt. el 58.990.000 58.182.000 2 frank van nikkel 35 .004.000 31.586.408
Niet ing,e•
(Ir)
Datum der ontmunting
2.140.000 808.000 3.417.592
20-12-1934 20-12-1934 23-- 8-1933
leverde
Voor de stukken van fr 20, fr 10 en fr -9 werden de verlieswetten als volgt bepaald
—1 8.-
20 frank 40 frank
'g frank •, ..
verliescoëfficiënt 2,5 'Voc .. » ' , f) °/oó
.
.!
11.,
PA„.
beschouwingen waarschijnlijk door de resultaten van
TABEL IX
1933 licht geforceerd. Aangenomen mag worden dat het verlies ongeveer even groot is als dit bekomen voor de stukken van 5 centiemen. Het verlies staat in verband met de afmeting der muntstukken.
Berekening van de verlieswet op de stukken van 2 frank (duizenden franken.) ... JAAR
1923 1924 1925 1926 1927 1928 1929 1930 1931 1932 1933
Officieel aantal stukken
Lijn loopende door 100 in 1933
28.000 2.000
89,11 90,14 91,19 92,24 93,31 94,40 95,49 96,60 97,72 98,85 100,00
5.004
24.951 1.803
4.834
35.004 ;tukken aan
circulatie
Wat de stukken van fr 1 betreft, hier moet het verlies op ten minste 12 0/ 00 worden geraamd,. welke coëfficiënt iets hooger is dan deze van de stukken van fr 2; men kan bezwaarlijk aannemen dat hij even groot zou zijn als deze van de stukken van 25 centiemen en, a fortiori, als deze van de stukken van 10 centiemen. Het spreekt vanzelf dat de coëfficiënt van de stukken van fr 5 merkelijk kleiner is dan deze van de stukken van fr 2.
Geraamde circulatie aan het begin van 1934
Neemt men deze diverse coëfficiënten aan, dan kan het officieel evenals het waarschijnlijk aantal in omloop zijnde muntstukken op diverse datums worden vergeleken. (Dit werd in tabel x gedaan.)
31.587
de ont
trokken
31.586
•
Formule van de exponentieele regressielijn der verliezen met tien tijd : y = ABx
TABEL
Vergelijking van het ofilcieele en waarschijnlijke aantal muntukken in 1920, 1925, 1930, 1935 en 1940, rekening gehouden met de verlieswetten en met de omsmeltingen
Zoo x = 1933, hetzij 10 van jaar 1923 af, en y = 100 bedraagt de verliescoëfficiënt 11,6 0/00 B = 1,0116. A wordt dan als volgt berekend : 10
I
100 = A. 1,0116
I
Met gebruik van logarlthmen wordt de formule : log 100 = log A + 10 log 1,0116, of 2 = log A + 0,0500882; log A = 2 - 0,0500882 = 1,9499118 A = 89,107. 10 centiemen 25 centiemen 50 centiemen 1 frank 5 frank
V. - ALGEMEEN RESULTAAT Op grond van deze diverse resultaten dienen nu eerst de verlieswetten onderzocht en daarna de werkelijke circulatie berekend zooals ze uit onze berekeningen blijkt voor het begin van 1940 en voor zekere andere datums. De verliescoëffiiënten berekend voor de stukken van 5 tot 50 centiemen en vastgesteld voor de stukken van fr 1 en van fr 5 op grond van de resultaten bekomen voor de stukken van fr 2 en van fr 10 - waarvan de cijfers iets werden afgerond - doen zich als volgt voor :
25
»
»
10 5
»
»
s
»
I
1925
1930
I
1935
I
1940
Officieel aantal (duizenden stukken of biljetten):
5 centiemen
5 frank (geraamd) 1 frank » 50 centiemen (berekend)
1920
4
o/ 0
12
o,/oo
Totale hoeveelheid (duizenden stukken) Totale waarde (dulienden franken)
138.400 127.780 43.840 7.394 57.543 37.817
214.173 230.123 150.816 201.544 223.564 138.083 70.689 (1) 104.540 (1)104.540 30.000 51.000 66.622 73.410 97.890 121.305 35.257 42.745 44.358
229.710 209.735 139.426 66.852 158.230 50.047
412.774
498.035
711.892
790.512
851.800
280.981
303.704
394.113
436.404
507.106
Vermoedelijk aantal (duizenden stukken of biljetten) : 5 centiemen 10 centiemen 25 centiemen 50 centiemen 1 frank 5 frank Totale hoeveelheid (duizenden stukken) Totale waarde (duizendenfranken)
114.684 107.812 40.559 7.183 57.543 37.817
120.395 113.397 65.699 28.971 72.155 35.257
186.787 185.821 93.779 45.301 92.364 42.745
163.330 172.940 86.870 54.032 110.156 44.012
147.211 154.279 118.289 46.778 120.573 49.350
365.398
' 435.874
806.597
831.340
634.480
276.852
296.710
377.085
404.409
442.572
29,4 0/00 15,4 0 //00 17 o /oo 23,6 0 i/00
Uit deze resultaten blijkt duidelijk dat de afmeting van de muntstukken een aanzienlijke rol speelt; blijkbaar heeft ze een grooter beteekenis dan de waarde der stukken. Zoo men bedenkt dat de berekeningen voor de stukken van 50 centiemen een ietwat onbepaald resultaat opleveren, dan zijn de
Circulatie per inwoner : Aantal stukken theoretisch werkelijk
54,5 48,2
64,3 56,3
88,3 75,3
95,5 78,3
101,4 .75,8
37,1 36,5
39,2 38,3
48,9 46,8
52,7 48,9
60,4 52,7
Waarde van het aantal stukken (in franken)
- 14
theoretische . werkelijke
(1) De in 1929 en 1930 uitgegeven stukken van 25 centiemen werden beschouwd als uitgegeven in 1935, omdat ze op dien datum in omloop werden gebracht.
(Uit het ?ransel:. vertaald.)
ECONOMISCHE WETGEVING Deze rubriek bevat de wetten, besluiten en andere officieele bekendmakingen die van bijzonder belang zijn voor 's lands algemeene economie en via het Belgisch Staatsblad werden afgekondigd in den loop van de maand aan deze van de publicatie van ons Tijdschrift voorafgaand.
Algemeene economische en sociale wetgeving
Alleen de gewichtigste wetten en besluiten hebben wij in extenso overgenomen. Voor de andere wetteksten volstaat een eenvoudige vermelding, desnoods door een verklarende nota verduidelijkt.
Binnenlandsche handel
Geld-, bank- en financiewezen Landbouw Nijverheid Arbeid
Buitenlandsche handel Verkeerswezen Prijzen en konen
Om het naslaan er van te vergemakkelijken,-hebben wij hooger bedoelde documentatie in de volgende rubrieken ondergebracht :
I.
X. Rantsoeneering en ravitailleering XI.
Wederopbouw en oorlogsschade
— ALGEMEENE ECONOMISCHE EN SOCIALE WETGEVING
Besluit van den Regent van 13 November 1944
Wet van 14 December 1944
tot aanvulling van het koninklijk besluit van 22 December 1938, waarbij de lijst wordt bepaald van de bedrijven of vakken die, ten opzichte van het risico « Pneumoconiosis » onder de toepassing vallen van de wet van 24 Juli 1927 betreffende schadeloosstelling inzake beroepsziekten (Staatsblad van 23 November 1944). — Erratum (Staatsblad, 30 December 1944, bl. 1742).
tot aanvulling van de wet van 7 September 1939 waarbij aan den Koning buitengewone machten worden toegekend (Staatsblad, 16 December 1944, bl. 1486).
Besluitwet dd. 16 November 1944 houdende voorloopige inrichting van 's lands bedrijfsleven (Staatsblad van 19 November 1944, nr 74). — Errata (Staatsblad, 7 December 1944, bl. 1313).
Besluitwet van 12 December 1944 tot wijziging van de besluitwet dd. 27 Februari 1941, betreffende den Belgischen Dienst voor Beheer en Liquidatie (Staatsblad, 18-19 December 1944, bl. 1528).
Besluit van den Regent van 12 December 1944 houdende co o rdinatie van de besluitwetten van 27 Februari 1941, 6 April 1943 en 12 December 1944, betreffende den Belgischen Dienst voor Beheer en Liquidatie (Staatsblad, 18-19 December 1944, _bl. 1530).
Koning Leopold III, door 's vijands toedoen, zich in de onmogelijkheid bevindende om te regeeren, = De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1, 2°, van de wet van 7 SepArtikel 1. tember- 1939, waarbij aan den Koning buitengeWone machten worden toegekend, wordt aangevuld door onderstaande bepaling : « gedurende het tijdperk van den staat van beleg, de publicatie te beletten, zelfs onder •een bedekten vorm, van kranten of tijdschriften die, tijdens de vijandelijke bezetting, een schadelijken invloed hebben uitgeoefend op den geest der bevolking. » Art: 2. —. liet 3° van artikel 1 van de wet van 7 September 1939 wordt aangevuld door onderstaande bepaling : • « de noodige maatregelen te nemen om in de rechten welke hun, vóór 10 Mei 1940, in de openbare of private vennootschappen, vereenigingen of ondernemingen werden toegekend, diegenen terug te plaatsen, die er door beslissingen der bezettende overheid werden uitgesloten, of die er zich uit hebben teruggetrokken, om de gevolgen van die beslissingen hetzij voor zich zelf, hetzij voor de belangen waaraan die rechten waren verbonden, te vermijden; » van de fiskale rechten vrij te stellen de akten welke moeten dienen om in den toestand van v66r
10 Mei 1940 terug te plaatsen de vennootschappen die dien toestand hebben gewijzigd of zich in vereffening hebben gesteld, om reden van de verordeningen der bezettende overheid. » Art. e. — Artikel 1, 5°, van de wet van 7 September 1939 wordt aangevuld door onderstaande bepalingen : » het aantal magistraten en ambtenaren van de rechterlijke orde, die als bijgevoegden dienen benoemd, alsmede het aantal vredegerechten waarvoor titelvoerders dienen aangesteld, te bepalen en te wijzigen naar verhouding van de noodwendigheden; » afwijkingen van de artikelen 189 en 190 van de wet van 18 Juni 1869 op de rechterlijke inrichting aan te brengen voor de in oorlogstijd gedane benoemingen; » de inrichting van het militair gerecht aan te vullen en de aanwerving van de leden er van te verzekeren, onder meer ten aanzien van bedoelde leden de bepalingen van de artikelen 174 en 175 van de wet van 18 Juni 1869 op de rechterlijke inrichting te wijzigen, den duur van den termijn voor het beroep der door de krijgsraden gewezen vonnissen te verkorten; » aan de besluitwet van 13 Mei 1940 tot verscherping van de bestraffing van sommige gedurende den tijd van oorlog g'epleegde feiten, aan de besluitwet van 24 Mei 1944 tot bescherming van de geallieerde legers, aan de besluitwet van 25 Mei 1944 betreffende de bindende kracht van sommige verordeningen van den opperbevelhebber der geallieerde legers, aan de besluitwet van 26 Mei 1944 betreffende de bevoegdheid en de rechtspleging in zake misdaden en wanbedrijven tegen de veiligheid van den Staat, alsmede aan de besluitwet van 27 Mei 1944 tot uitbreiding van de bevoegdheid van de krijgsraden en tot verkorting van de rechtspleging voor bepaalde misdrijven, zulke aanvullingen, wijzigingen, schrappingen en aanpassingen toe te brengen als door de omstandigheden wordt vereischt; » de wetgeving betreffende de oorlogssequestratie aan te vullen of te wijzigen; » de bewaring van het nationaal kunst- en historisch patrimonium te verzekeren; » de uitbetaling te schorsen van pensioenen en renten toegekend door den Staat, de provinciën, de gemeenten of er onder hoorende openbare inrichtingen, aan personen tegen welke een onderzoek cf een vervolging is ingesteld wegens misdrijf tegen de buitenlandsche veiligheid van den Staat in tijd van oorlog; » te wijzigen en aan te vullen de besluitwet van 5 Mei 1944 betreffende de besluiten genomen en de overige bestuursdaden verricht, tijdens de vijandelijke bezetting, door de secretarissen-generaal en door hen die dezer bevoegdheden hebben uitgeoefend, ten einde den Koning toe te laten; bij in Ministerraad beraamde besluiten, in zaken die tot zijn bevoegdheid of die van de ministers behooren, algemeene beschikkingen te treffen ten- opzichte van besluiten —
of daden welke voor de algemeenheid van de burgers van geen belang zijn en wier geldigheid vervalt bij het verstrijken van de twaalfde maand volgende op de geheele bevrijding van het grondgebied, met het doel hun bindende kracht nog na dit tijdperk te verzekeren; » de uitbreiding te machtigen van het voordeel van de wet van 7 September 1939 betreffende de plaatsvervanging van notarissen, in oorlogstijd, aan de gedeporteerde notarissen, en te dien einde wijzigingen, toevoegingen of weglatingen toe te brengen, welke noodzakelijk mochten blijken; » de grensscheidingen te wijzigen van de vredegerechtskantons. » Art. 4. Artikel 1, 6°, van de wet van 7 September 1939 wordt aangevuld door onderstaande bepaling —
« de inning van douane- of accijnsrechten op de allernoodwendigste artikels en op voor het bewerkstelligen van 's Lands economisch herstel bestemde producten, gedurende den door hem vast te stellen duur te schorsen. » Art. 5. Artikel 1, 9°, van de wet van 7 September 1939 wordt vervangen door onderstaande bepalingen : —
« uit de provincieraden en de gemeenteraden, de leden en de plaatsvervangende leden te verwijderen, waarvoor dergelijke maatregel, wegens hun houding tijdens de bezetting, zich opdringt; » in staat te zijn om, bij ontstentenis van toelaatbare plaatsvervangers, te voorzien in de vervanging van de verwijderde gemeenteraadsleden, derwijze dat het aantal in functie zijnde raadsleden nooit minder dan drie bedraagt in de gemeenten van minder dan 10.000 inwoners en dan één derde van de bestaande mandaten in de overige gemeenten; » de voorloopige maatregelen, die noodig gemaakt zijn door de toepassing van de Duitsche wetgeving tijdens de bezetting in de kantons Eupen, Malmédy en Saint-Vith, vast te stellen. » Art. 6. Onderstaande bepalingen worden toegevoegd aan artikel 1 van de wet van 7 September 1939, waarvan zij 10° zullen uitmaken : —
• ten einde de werkloosheid te voorkomen, de wetgeving betreffende de arbeids-, bedienden- of dienstcontracten te wijzigen of aan te vullen; » wijzigingen of aanvullingen aan te brengen aan de wetgeving betreffende : » a) de reglementeering en de bescherming van den arbeid; » b) de sociale verzekeringen, met inbegrip van de arbeidsongevallen, de beroeps- of andere ziekten, de invaliditeit en de werkloosheid en de gezinsvergoedingen, ten einde de maatschappelijke veiligheid te verwezenlijken en in te richten; » c) de officieele verzoenings- en scheidsrechterlijke raden en de paritaire commissiën, om de betrekkingen tusschen de werkgevers en de werknemers uit —
te breiden, te verstevigen en in te richten, de arbeidsgeschillen te voorkomen en er de regeling van te verzekeren. » Art. 7. — Onderstaande bepalingen worden toegevoegd aan artikel 1 van de wet van 7 September 1939 waarvan zij 11° zullen uitmaken :
« in afwachting dat er een wetgeving op den stedenbouw tot stand komt : » de noodige maatregelen uit te vaardigen, om de provinciën, de gemeenten en de andere ondergeschikte besturen te doen deelnemen aan een nationale politiek van openbare werken; » bedoelde besturen te onderwerpen aan een bijzondere procedure tot vaststelling en uitvoering van het programma hunner werken, mits vrijwaring voor de gemeentebesturen van het recht zelf hun architecten te kiezen; » de noodige regelen vast te stellen, opdat de werken, gedurende het tijdperk van wederopbouw, geschieden met inachtneming van de vereischten betreffende de hygiëne, de esthetiek en den goeden aanleg van het grondgebied. »
ding van de producenten of tusschenpersonen die, al ware het slechts door nalatigheid, de werking van de reglementeering belemmeren, te schorsen of te verbieden. » Art. 10. — Onderstaande bepaling wordt toegevoegd aan artikel 1 van de wet van 7 September 1939, waarvan zij 14° zal uitmaken :
« de werking van de radio-uitzending te verzekeren, in afwachting dat dezelve een nieuw wettelijk statuut bekome. » Art. 11. — Onderstaande bepaling wordt toegevoegd aan artikel 1 van de wet van 7 September 1939, waarvan zij 15° zal uitmaken :
« de uitvoering van de krachtens deze wet genomen bepalingen te verzekeren, door alle fiskale- of strafrechtelijke sancties, welke laatste slechts correctioneele of politiestraffen mogen omvatten. » Art. 12. — De regeering zal de bepalingen van deze wet samenschakelen met die van de wet van 7 September 1939. Art. 13. — Deze wet treedt in werking den dag waarop ze in het Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 8. — Onderstaande bepaling wordt toegevoegd aan artikel 1 van de wet van 7 September 1939 waarvan zij 12° zal uitmaken :
« de wetgeving betreffende de huurovereenkomsten te wijzigen of aan te vullen. » Art. 9. — Onderstaande bepalingen worden toegevoegd aan artikel 1 van de wet van 7 September 1939, waarvan zij 13° zullen uitmaken :
« Met het oog op het verzekeren van de voorziening van de bevolking in voedingswaren en allernoodwendigste zaken : » aan de met de opspeuring, de vaststelling en de vervolging der misdrijven belaste agenten de noodwendige machten tot vervulling van hun opdracht toe te kennen, onder meer door hen toe te laten, hij handelaars, industrieelen en landbouwers, huiszoekingen en inbeslagnemingen te doen; » een strafrechtspleging van transactioneelen aard in te richten; » aan de correctioneele rechtbanken de macht toe te kennen om de voorloopige tenuitvoerlegging te gelasten, niettegenstaande beroep tegen hun vonnissen; » ten laste van den overtreder, de inbeslagneming toe te staan van producten, zaken, eetwaren, koopwaren of dieren, andere dan die welke het voorwerp van de overtreding uitmaken, die gediend hebben om ze te begaan of er het product van zijn; den rechter te machtigen om er de verbeurdverklaring van uit te spreken; de bestemming van de in beslag genomen of verbeurd verklaarde zaken te - regelen; » dadelijk na de vaststelling van een misdrijf, de voorloopige sluiting van de inrichting te machtigen; » den bevoegden Minister of de onder hem hoorende inrichtingen en overheden toe te staan de bevoorra-
- 17
Besluit van den Regent van 18 December 1944 houdende wijziging van het koninklijk besluit dd. 1 Februari 1938 tot uitvoering van de wet vans 5 Maart 1935 betreffende de staatsburgers die, bij vrijwillige dienstneming of bij opeisching, 2'n oorlogstijd de werking der openbare diensten moeten verzekeren (Staatsblad, 25-26-27 December 1944, bl. 1685). .
In de mate waarin zij slaat op producten, stoffen, eet- en koopwaren, waarvan voortbrengst, vervaardiging of voorbereiding, bezit, wijziging, gebruik en verdeeling het voorwerp uitmaken van een reglementeering, ingevoerd op grondslag van de besluitwet dd. 27 October 1939, gewijzigd bij de besluitwetten dd. 11 en 14 Mei 1940 en bij de besluitwet dd. 30 Augustus 1944, wordt de burgerlijke opeisching van zaken in de behoeften zoowel van den Staat als van de provinciën en gemeenten voorziend, voor hare geldigheid aan het voorafgaandelijk visum, volgens het geval, van den Minister van Economische Zaken of van den Minister van Bevoorrading, verplichtend gesteld.
Ministerieel besluit van 22 December 1944 tot toepassing, wat het Departement van Landsverdediging betreft, van het koninklijk besluit nr 3093 van 12 April 1940, houdende reglementeering van het fabriceeren, verkoopen, afstaan, uitdeelen, inen uitvoeren van apparaten, toestellen, kleedi/ngstukken of weefsels tot bescherming van de bevolking tegen de gevaren van een aërochemischen aanval (Staatsblad, 28 December 1944, bl. 1701).
—
Besluitwet van 27 December 1944 houdende oprichting van een Instituut tot Aanmoediging van het Wetenschappelijk Onderzoek in Nijverheid en Landbouw. (1.1V (Staatsblad, 29 December 1944, bl. 1716). VERSLAG AAN DEN REGENT Een der hoofdzakelijke taken van de regeering, onmiddellijk na dezen tweeden wereldoorlog, ligt besloten in het geven aan onze nijverheid en onzen landbouw van de middelen die in de toekomst aan deze takken een vollen bloei kunnen verzekeren. Het past dat België opnieuw op het economisch plan en in het concert der naties de eereplaats zou innemen die het steeds heeft bekleed. Te dien einde dient een nauwere samenwerking ingericht dan deze die wij tot hiertoe hebben gekend, en op een meer uitgebreid plan, tusschen het wetenschappelijk onderzoek en de universiteiten, eenerzijds, en de nijverheids- en landbouwproductie van ons land, anderzijds. Hiertoe is niet alleen noodig door systematisch wetenschappelijk werk het maximum aan technische toepassingen der verworven kennis op te diepen, maar tevens en in de eerste plaats het oorspronkelijk onderzoek te bevorderen dat alleen waarlijk nieuwe perspectieven opent. Zoo de organisatie van deze samenwerking tusschen universiteit en nijverheid, op het oogenbilk dat aan het gekwetste vaderland nieuwe krachten dienen gegeven, dringender dan ooit lijkt, kan er worden aan herinnerd dat de grondslagen er van reeds enkele jaren geleden gelegd werden door het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, gesticht op initiatief van Koning Albert. De gedachte van de Doorluchtingen Vorst heeft, op dit gebied, een concrete uitdrukking gevonden door het oprichten in den schoot van voornoemde instelling van een speciale afdeeling, het « Bureau Wetenschap-Nijverheid «, waarvan alleen reeds de bekomen uitslagen ons dienen aan te moedigen, de middelen om den aldus ingeslagen weg voort te zetten verder te ontwikkelen. In den loop van zijn eerste tienjarig bestaan, heeft het Nationaal Fonds, binnen het kader van zijn afdeeling « Wetenschap-Nijverheid « toelagen verleend voor een totaal van ongeveer tien millioen frank met het oog op het instellen van wetenschappelijke en technische onderzoekingen in de meest verschillende takken van onze nijverheid. De daaruit voor 's lands bedrijfsleven voortgesproten voordeelen wegen ten volle op tegen deze uitgave. De samenwerking tusschen universiteit en nijverheid, voor de eerste maal in België door het Nationaal Fonds ingevoerd, vindt haar uitgangspunt in overwegingen, die zich op een hooger plan bewegen dan de zorg om onmiddellijk economisch voordeel of industrieele winst. De gevolgde methodes en de bekomen uitslagen hebben het hunne ertoe bijgedragen om den wetenschappelijken geest in meer dan een tak van de nijverheid vroeger veel te empirisch te ontwikkelen, en hebben meer dan een van onze hoofden van onderneming er van overtuigd, dat de wetenschap de techniek bevrucht. Doch het privaat initiatief kan voortaan, bij gebrek aan volkomen gelijkwaardige actiemiddelen voor de taak niet volstaan. Reeds voor dezen oorlog had de steeds toenemende bedrijvigheid van het « Bureau Wetenschap-Nijverheid de grens van zijn begrootingsmogelijkheden bereikt. De middelen waarover deze instelling beschikt zijn totaal ontoereikend om in de toekomst den daadwerkelijken steun van het wetenschappelijk onderzoek aan de economische en landbouwkundige ontwikkeling van de natie te verzekeren. Aan de eigenlijke hoedanigheid van deze opdracht van openbaar • belang tot nogtoe verzekerd door het privaat initiatief, voegen zich voortaan dusdanige eischen toe dat het gepast is er een werkelijker openbaren dienst van te maken. Niet alleen eischen van financieelen, doch ook van nationalen aard : het zon niet in te denken zijn dat een voor het leven van de natie zoo hoofdzakelijke functie van algemeen belang niet zou vervuld worden door een orgaan van den Staat. Door het ontwerp van besluitwet wordt het beheer van den nieuwen openbaren dienst toevertrouwd aan een openbare Instelling genaamd « Instituut voor de Aanmoediging van het Wetenschappelijk Onderzoek in de Nijverheid en den Landbouw (I.W.O.N.L.). Deze vorm van administratief beheer is het best aangepast aan deze nieuwe functie. De autonomie van beheer van de openbare instelling beantwoordt aan de verelschten van een openbaren dienst, die geroepen is tot een gedurige en nauwe samenwerking met private nijverheid- en landbouwondernemingen, in een geest die gevoelig verschilt met dezen door een hoofdbestuur vereischt. De waarborg van de administratieve voogdij verzekert de vrijwaring van het algemeen
belang. Deze juridische vorm van beheer zal aan het nieuw organisme voordeel verzekeren van een vruchtbare traditie, te danken aan het privaat initiatief : dit van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek. Artikel 1 bepaalt het doel van het instituut. In algemeens bewoordingen opgevat, laat het aan de openbare instelling toe aan zijn tusschenkomst de gewenschte soepelheid te geven. Het beheer van het Instituut wordt verzekerd door een raad, waarvan de meerderheid der leden door den Koning wordt aangeduid, op de voordracht van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek. Deze wijze van aanduiding is het technisch middel dat aan een nieuwen openbaren dienst het voordeel van de door de leidende —personnaliteiten van deze instellingen opgedane ondervindingen zal verzekeren; terzelfdertijd verzekert het de onontbeerlijke verbinding, die moet bestaan tusschen dit laatste en het nieuw organisme. Onder de aan den raad uitdrukkelijk toegekende machten, vindt men deze van het bepalen van het statuut van het door het instituut onder voorbehoud van goedkeuring door den Minister van Landbouw en door den Minister van Economische Zaken, benoemd personeel (art. 4). Deze formule zal toelaten de personeelsleden van het instituut te onderwerpen 't zij aan een wettelijk en reglementair statuut, — wat zou kunnen het geval zijn voor den secretaris-generaal en de wetenschappelijke adviseurs voorzien in artikel 6, — 't zij aan een contractueel statuut, waarin desgevallend, zekere bijzondere bepalingen van het statuut op hen zouden toepasselijk gemaakt werden, doch als imperatieve In hun contract opgenomen voorwaarden, dit zou kunnen het geval zijn voor personeelsleden niet voorzien onder artikel 6. Uitzondering op wat voorgaat wordt gemaakt voor de directie van het instituut. Deze functie zal waargenomen worden door een hoog ambtenaar benoemd door den Koning. Het past immers aan de keuze van deze personaliteit al het belang te geven dat zijn functies vereischen. Van de keuze van den persoon belast met het loopend beheer van het instituut, eveneens belast met de functies van verslaggever bij den beheerraad, met do leiding van en het toezicht over de administratie van de openbare instelling, zal grootendeels den bijval afhangen van de aan de nieuwe instelling beschoren opdracht (artikelen 5 en 7). Do financeering van het instituut wordt hoofdzakelijk verzekerd door een door den Staat jaarlijks verleende toelage (artikel 2). Het zou kunnen gebeuren dat deze toelage in den loop van het dienstjaar niet geheel zou verbruikt worden, bijzonder in de aanvangperiode van de instelling. Daarentegen zou deze toelage ontoereikend kunnen zijn om het hoofd te bieden aan de lasten van een later dienstjaar. Het instituut wordt er toe gemachtigd reserves aan te leggen waarvan het maximumbedrág is voorzien. Dit is het voorwerp van artikel 16. De algemeene politiek van het instituut zal financieel worden weergegeven door een ontwerp van jaarlijksche begroeting, opgemaakt door den beheerraad en voorgelegd aan de goedkeuring van den Minister van Financiën, den Minister van Landbouw en den Minister van Economische Zaken. De mogelijkheid van parlementaire controle is verzekerd door een mededeeling aan de Wetgevende Kamers. De rekeningen van jaarlijksch beheer worden, op dezelfde wijze, voorgelegd aan de goedkeuring van den Minister van Financiën, den Minister van Landbouw en den Minister van Economische Zaken en aan de mededeeling aan de Wetgevende Kamers; zij worden bovendien voorgelegd aan het Rekenhof, dat een controle ter plaatse zal mogen instellen telkens het noodig wordt geacht (artikelen 11, 12 en 13). Drie controleorganen worden aan het instituut toegevoegd. Het toezicht over de algemeene politiek van de openbare instelling wordt toevertrouwd aan een regeeringscommissaris benoemd door den Minister van Economische Zaken, in accoord met den Minister van Landbouw, deze is het orgaan van den Minister in de uitoefening van de algemeene voogdij van de instelling (artikel 8). De controle der boekhoudkundige verrichtingen wordt verzekerd door een herziener, benoemd door het Rekenhof; zijn tegenwoordigheid bij het instituut zal een verlichting uitmaken van de van rechtswege door dit hoog college uitgeoefende controle bij de openbare Instellingen. De door den herziener uitgeoefende controle laat zijn inmenging niet toe In het beheer van de instelling (artikel 10). De aan het Ministerie van Landbouw of aan het Ministerie van Economische Zaken verbonden inspecteur van financiën, oefent in financieel opzicht dezelfde functies uit als deze van den regeeringscommissaris (artikel 9). Gezien de wet dd. 7 September 1939, aangevuld blj de wet van 14 December 1944, waarbij aan den Koning buitengewone machten worden toegekend, en inzonderheid het artikel 1, 30 en 4 0 ; — Overwegende dat het noodzakelijk en dringend Is, met het oog op de verdediging van de economische en financieele belangen van het land en ten einde te voorzien in de bevoorrading der bevolking, een inniger samenwerking tusschen het wetenschappelijk onderzoek en de nijverhelds- en
—18—
landbouwproductie te bevorderen; — Overwegende dat de middelen waarover het privaat initiatief beschikt onvoldoende zijn tot het vérzekeren van een doeltreffenden steun van het wetenschappelijk onderzoek aan cie economische ontwikkeling der natie; dat het vervullen dezer zending van openbaar belang zoodanige eischen stelt, dat het betaamt er het karakter van een werkelijken openbaren dienst aan te verleenen; — Op de voordracht van den Minister van Financiën, van den Minister van Landbouw, van den Minister van Economische Zaken en op advies van de in Raad vergaderde Ministers, — Wij hebben besloten en Wij besluiten •
Artikel I. — Er wordt een openbare instelling opgericht, genaamd : Instituut tot Aanmoediging van het Wetenschappelijk Onderzoek in Nijverheid en Landbouw (I.W.O.N.L.).
De koninklijke besluiten betreffende de benoeming van den voorzitter, den ondervoorzitter en de leden van den beheerraad worden bij uittreksels in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Art. 4. — De beheerraad beschikt over alle machten noodig tot verwezenlijking van het doel van het instituut. De beheerraad stelt het organiek reglement van het instituut vast en legt het den Minister van Landbouw en den Minister van Economische Zaken ter goedkeuring voor.
De zetel van het instituut is te Brussel gevestigd.
Onder voorbehoud der bij navolgend artikel 5 voorziene beschikkingen, benoemt de beheerraad :ie agenten en bedienden van het instituut en ontzet hij dezen uit hun ambt. Hij stelt hun statuut vast in een aan de goedkeuring van den Minister van Landbouw en van den Minister van Economische Zaken onderworpen reglement.
Art. 2. — De Staat verleent aan het Instituut tot Aanmoediging van het Wetenschappelijk Onderzoek in Nijverheid en Landbouw een jaarlijksche toelage.
Art. 5. — Het loopend beheer van het instituut wordt door een door den Koning, op voordracht van den beheerraad, benoemd directeur waargenomen.
De giften tusschen levenden of schenkingen bij testament, gedaan ten voordeele van het instituut, worden door den Koning toegelaten. De beschikkingen der wet dd. 12 Juli 1931, betreffende de voorloopige aanvaardiging van bij akten gedane schenkingen onder de levenden zijn van toepassing.
De Koning gaat ambtshalve tot diens benoeming over bijaldien twee opeenvolgende voordrachten zijn goedkeuring niet weggedragen hebben.
Het stelt zich ten doel alle wetenschappelijk en technisch onderzoek, waarbij de vooruitgang van nijverheid en landbouw gebaat wordt, door middel van toelagen, uit te lokken, te bevorderen en aan te moedigen.
Art. 3. — Het beheer van het instituut wordt waargenomen door een raad samengesteld uit een voorzitter en achttien leden; een hunner vervult het ambt van ondervoorzitter. De voorzitter wordt door den Koning op voordracht van den beheerraad benoemd. De leden worden door den Koning benoemd; twaalf hunner na indiening van een dubbele lijst opgemaakt door den beheerraad van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, twee op voorstel van den Minister van Landbouw en vier op voorstel van den Minister van Economische Zaken. Op voorstel van den Minister van Landbouw en van den Minister van Economische Zaken, gaat de Koning ambtshalve over tot de benoeming der aan de voordracht van den raad van beheer van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek onderworpen leden van den beheerraad, bijaldien twee opeenvolgende voordrachten zijn goedkeuring niet weggedragen hebben. De duur van het mandaat van den voorzitter, den ondervoorzitter en de leden van den beheerraad bedraagt vijf jaar. Bedoeld mandaat is eenmaal hernieuwbaar. De eerste vernieuwing van de samenstelling van den beheerraad geschiedt voor de helft. De volgende der uittredingen wordt bij loting bepaald. Aanwezigheidspenningen of, als 't noodig is, vaste emolumenten worden aan den voorzitter, den , ondervoorzitter en de leden van den beheerraad toegekend. Het bedrag hiervan wordt door den Koning vastgesteld. •
De leeftijdsgrens van den directeur wordt op vijf en zestig jaar vastgesteld. Hij kan mits koninklijke goedkeuring door den beheerraad met vijf jaar vervroegd of verlengd worden. De wedde van den directeur wordt door den Koning op voorstel van den beheerraad vastgesteld.
Art. 6.
De directeur wordt in zijn zending door een secretaris-generaal en een of meer wetenschappelijke adviseurs bijgestaan. Hij kan, in geval van afwezigheid of belet, in zijn functie door den secretarisgeneraal, met goedvinden van den Minister van Landbouw en van den Minister van Economische Zaken, vervangen worden. —
Art. 7. — De directeur vervult het ambt van verslaggever bij den beheerraad. Hij neemt met raadgevende stem aan diens beraadslagingen deel. Hij wordt met de uitvoering van zijn beslissingen gelast. De directeur leidt de werkzaamheden der bureau's en oefent er het toezicht over uit. Hij vertegenwoordigt het instituut in de openbare en onderhandsche akten. De rechtsgedingen worden ingesteld, hetzij als eischer, hetzij als verweerder op vervolging en ten verzoeke van dezen laatste. De directeur is onderhoorig aan het Rekenhof. Hij leidt de boekhouding en wordt met de verrichtingen van ontvangsten en uitgaven gelast. De artikelen 10 en 11 van de wet dd. 15 Mei 1846 en de artikelen 7 tot 13 van de wet dd. 29 October 1846, zijn op hem toepasselijk.
Art. 8. — De algemeene voogdij over de daden van het instituut wordt door een regeeringscommissaris uitgeoefend, benoemd door den Minister van Economische Zaken in akkoord met den Minister van Land-
— 19 —
***
bouw, onder de ambtenaren van een der beide departementen. De regeeringscommissaris kan bij den Minister van Landbouw en bij den Minister van Economische Zaken, binnen de drie dagen, zijn verhaal nemen tegen alle beslissingen van den beheerraad, die in strijd zouden zijn met de onderhavige besluitwet, met de uitvoeringsbesluiten, met het organiek reglement van het instituut of met het algemeen belang.. Bedoeld verhaal is schorsend. De beslissing wordt uitvoerbaar indien de Minister van Economische Zaken, in akkoord met den Minister van Landbouw, binnen een termijn van vijftien dagen aan het verhaal geen gevolg gegeven heeft. Deze termijnen zijn vrij en worden berekend van den dag af waarop de beslissing ter kennis kwam van den regeeringscommissaris, hetzij door de aanzegging die hem hiervan gedaan werd, hetzij door zijn aanwezigheid op de vergadering van den beheerraad waarop zij genomen werd. De regeeringscommissaris beschikt over al de noodige volmachten ter vervulling van zijn zending. Hij mag aan de vergaderingen van den beheerraad deelnemen; hij bezit er een raadgevende stem. . Art. 9. De aan het Ministerie van Landbouw of aan het Ministerie van Economische Zaken verbonden inspecteur van financiën, oefent, in financieel opzicht, dezelfde functies uit als deze bepaald in voorgaand artikel. Hij beschikt over dezelfde rechten als den regeeringscommissaris. Hij zendt aan den Minister van Financiën een afschrift van zijn verslagen. —
Art. 10. Een onder de hiërarchische macht van het Rekenhof ressorteerende herziener wordt door hetzelve bij het instituut benoemd. Hij bezit een onbeperkt recht van toezicht en controle op alle rekenplichtige verrichtingen zonder zich nochtans in het beheer van het instituut te mogen inmengen. —
Hij mag, zonder verplaatsing der boeken, kennis nemen van de briefwisseling, van de processen-verbaal en van alle om het even welke geschriften van het instituut. Hij brengt bij den beheerraad ten minste éénmaal 's jaars verslag over zijn zending uit, bij het opmaken van de balans en de resultaatrekening. Zij verslagen worden aan den regeeringscommissaris overgemaakt. De herziener kan door het Rekenhof gelast worden, de regelmatigheid van zekere categorieën van geschriften te bevestigen. Art. 11. Ieder jaar wordt door den beheerraad een ontwerp van begrooting over het volgend jaar den Minister . van Financiën, den Minister van Landbouw en den Minister van Economische Zaken ter goedkeuring voorgelegd. De Minister van Financiën maakt hetzelve aan de Wetgevende Kamers' vóór 1 November over. Het wordt in het Staatsblad vóór 15 Januari daaropvolgende bekendgemaakt. —
Art. 12. VO& 1 Maart, worden ieder jaar door den beheerraad den Minister van Financiën, den Minister van Landbouw en den Minister van Econo. mische Zaken de rekeningen over het vorig jaar, onder toevoeging van een verslag nopens het administratief 'en financieel beheer van het instituut ter goedkeuring voorgelegd. De rekeningen worden aan de Wetgevende Kamers door den Minister van Financiën tegelijkertijd met de begrooting over. het tweede volgend jaar overgemaakt, en binnen de vijftien dagen in het Staatsblad, bekendgemaakt. Art. 13. De op 31. December afgesloten rekeningen over het jaarlijksch beheer worden, met de .bewijsstukken, ieder jaar uiterlijk op 1 Maart aan het Rekenhof -voorgelegd. —
Het Rekenhof mag telkens het zulks nuttig acht ter plaatse, toezicht uitoefenen. Art. 14. De begrooting en de rekeningen worden opgemaakt' overeenkomstig de door den Koning • op voorstel van den Minister van Landbouw en den Minister van Economische Zaken vastgestelde regelen. —
Het dienstjaar begint op 1 Januari. De begrootingsboekhouding wordt per dienstjaar gehouden. De verrichtingen betreffende een dienstjaar mogen gedurende het volgende jaar voortgezet worden. Art. 15. Credietoverdrachten moeten door den Minister van Landbouw en den Minister van Economische Zaken gemachtigd worden. Oredietoverschrijdingen moeten door den Minister van Financiën, den Minister van Landbouw en den Minister van Economischen Zaken gemachtigd worden. Onmiddellijk na •.het verleenen dezer machtiging worden eredietoverdrachten en credietoverschrijdingen in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. —
Het instituut wordt gemachtigd liet Art. 16. batig saldo van een dienstjaar op een reserverekening over 'te brengen. Deze laatste mag het bedrag der h6ogste jaarlijksche toelage niet overschrijden. Het beschikbaar overschot wordt op de begrooting van 's lands middelen overgebracht. —
Art. 17. Het instituut mag slechts onroerende goederen, noodzakelijk voor het beoogde doel, verwerven. Het mag de gelden waarover het beschikt slechts in Staatsfondsen of in publieke effecten, waarvan de lijst bij koninklijk besluit werd opgemaakt, beleggen. Zijn beschikbare gelden worden op ,het bestuur der postchecks gedeponeerd. —
Art.: 18. — De ambtenaren van de registratie en domeinen hebben bevoegdheid om de akten op te maken, waarbij het instituut de tot het bereiken van liet. beoogde doel noodzakelijke onroerende goederen Verwerft. .Andere akten met derden te verlijden en waaraan de authentieke vorm alsmede de uitvoerbaarheid dienen verleend te worden, worden door de notarissen opgemaakt overeenkomstig de wet dd. 25 Vent6se van het jaar XI.
— 20 —
Art. 19. — Bet , instituut wordt aan het regime der openbare Stáatsinstellingen onderworpen 'wat de toepassing van de wetten op de registratie-, zegel-, griffie-, hypotheek-, erfenisrechten en de niet het zegel gelijkgestelde taxen betreft.
Het wordt Met den Staat gelijkgesteld wat de toepassing betreft der wetten op de andere directe en indirecte belastingen. Het instituut wordt vrijgesteld van alle belastingen en taxes ten laste der provinciën en gemeenten, behoudens dit gedeelte der grondbelastingen' dat met de provinciale en gemeentelijke opcentiemen overeenstemt. De bekendmaking door middel van het Staatsblad en van zijn bijlagen van* de akten betreffende het instituut geschiedt kosteloos. Art. 20. — De Minister van Financiën, de Minister van Landbouw en de Minister van Economische Zaken worden belast, ieder voor wat hem betreft, met de uitvoering van onderhavige besluitwet die in werking treedt den dag waarop ze in het Staatsblad is bekendgemaakt.
Besluitwet van 28 Dedember 1944. betreffende de 'maatschappelijke verzekering der arbeiders (Staatsblad, 30 December 1944, bl. 1737). • • VOORDRACHT AAN DEN REGENT België wenscht een vooraanstaande plaats te blipen innemen in de algemeene beweging die de democratische landen er toe aanzet naar een meer rechtvaardige verdeeling der vruchten van den , gemeenschappelijken arbeid te streven. Heden ten dage luidt het wachtwoord : uitbreiding der maatschappelijke zekerheid, ten einde . het grootst aantal arbeidzame mannen en vrouwen aan de vrees, voor de ellende te onttrekken. . De maatschappelijke zekerheid moet aan .allen gewaarborgd zijn, aan de zelfstandige arbeiders, ambachtslieden, handeiaars of personen die een vrij beroep uitoefenen, zoowel . als aan de loonarbeiders. Dit • ontwerp geldt echter slechts voor de laatstgenoemden. Maar het zal gevolgd worden door gelijkaardige maatregelen, die thans ter studie liggen, ten bate van . de andere categorieën van - zoogenaamde economisch zwakke personen Na de onmiddellijke zorg voor - het aanpassen van de loonen der arbeiders aan den levensstandaard; ten einde aan eiken regelmatigen arbeider een bestaan te verzekeren in Overeen: stemming met den moeilijken toestand waarin het nog in oorlog zijnde België zich bevindt, — bestaan dat geleidelijk zal kunnen verbeterd worden, — - zijn de voornaamste punten waaromtrent men zich in de wereld der arbeiders ongerust - maakt., de volgende : 1 0 te zorgen voor den ouden dag, voor een behoorlijk Pensioen; om niet in een staat van behoeftigheid te vervallen ek ten laste te moeten leven van de kinderen; dele zorg doet zich thans des te meer gevoelen, daar de te voren verzamelde spaarpenningen uitgeput zijn ten gevolge Van de harde levensvoorwaarden die golden tijdens de bezetting; terwijl het loon nauwelijks werd verhoogd, stegen de prijzen tot een abnormaal peil; 20 de angst voor een ongeval of een ziekte, waaruit zou voortspruiten hetzij een tijdelijke onderbreking, hetzij een vermindering of vernietiging van de geschiktheid tot werken en, in elk• geval, zelfs zoo de geschiktheid tot werken niet onderbroken wordt, verpletterende lasten voor het. gezinsbudget, dat zonder die onzekerheid reeds moeilijk in evenwicht is te brengen; 3° de angst om door gebrek aan werk, werkloos te vallen, het verlangen naar een regime waarin • iedereen die •tot - werken bekwaam is, in zijn arbeid de mogelijkheid vindt om zijn bestaan te verdienen; anders gezegd : het verlangen naar een regime van recht •op arbeid; 60 de ontoereikendheid van het loon met betrekking . tot den kinderenlast, waardoor het bestaan van • de kroostrijke gezinnen zoo lastig is.
Weliswaar . hield . onze maatschappelijke.. wetgeving zich reeds vóór den oorlog Met deze problemen bezig; maar de voorziene tusschenkomsten voldeden geenszins 'aan de behoeften, voornamelijk wat de toegekende.' bedragen betreft. Deze zijn merkelijk ontoereikend. Daarenboven zijn sommige takken van de maatschappelijke verzekering nog van vrijwilligen aard, waardoor de "diensten die zij kunnen opleveren . op hinderlijke wijze worden beperkt. De . voornaamste oogmerken van dit ontwerp' zijn de volgende : •lo liet bedrag van de" ouderdomspensioenen op een 'behoorlijk peil brengen; . 20 een stelsel van verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit invoeren; 30 de werkloozen ondersteunen, in afwachting van de invoerink•-van een stelsel Van verplichte' verzekering; 40 dé kindertoeslag, dien 'de loonárbeiders genieten,. verhoogen ; 50 hei • doelt ook, met het Oog op administratieve vereenvoudiging,' op hei innen van 'de bijdragen die op het uitbetalen Van de loonen voor dé jaarlijksche vacantie zijn bestemd, alsinede op 'de verbetering welke het regime van die vacantie Moet 'Ondergaan. Het is de wensch van de' regeering 'óm tonder 'verwijl het eigenlijke principe van de maatschappelijke zekerheid 'te bekrachtigen; maar aan de uitvoeringsmodaliteiten een voorloopig karakter te laten. ' Deze- besluitwet laat, op enkele - bijzonde7heden na, de bestaande wetten •in zake ouderdomspensioenen of gezinsvergoedingen, onveranderd. Er worden slechts een pensioensaanvulling. en een verhooging van den bij de wet van '4 Augustus 1930 bepaalden kindertoeslag voorzien. ' Zij voert iets nieuws in door, de verzekering , tegen ziekte en invaliditeit verplicht te maken, _maar zij . gebruikt de erkende mutualiteitsvereenigingen, waarop • de vrijwillige- verzekering berust. Voor de verzekering tegen werkloosheid wordt de toekomst voorbehouden en wordt een voorloopig stelsel van werkloozenonderstand ingevoerd. waarvan de. toepassing minder ingewikkeld zal zijn dan die van het stelsel dat • vóór den oorlog bestond. Ten aanzien van de jaarlijksche vacantie, wordt de deur open gezet voor administratieve . vereenvoudiging, en een ruimer genot van .het voorziene verlof, zonder dat de duur er van wordt gewijzigd. Trouwens, in deze vijf kwesties stelt de besluitwet slechts algemeene regelen vast; die bij besluit van den Regent nader bepaald zullen worden. Het geldt hier. dus eigenlijk een . kaderwet. 10 Deze wet zal het mogelijk maken de oudersdomspensioenén, zooals ze thans; Voor de verschillende categorieën loonarbeiders' bepaald' worden door " de vigeerende wetten, op een •béheorlijk minhiaum:Peil" te brengen; maar de werkelijke Voet van de in principe voorziene aanviillingen zal bij besluit van den' Regent vastgesteld Worden*, zoodanig dat hij, zonder tusschenkomst - van den wetgever, ' kan gewijzigd worden, rekening • gehouden*, eénerzijds, met de voorhanden inkomsten en, anderzijds, met het peil der loonen. Voegen wij hiér nog aan toe - dat de inkomsten in nauw verband zullen blijven met het gezamenlijk bedrag • der - uitbetaalde lomen. • De wet -zal deze inkomsten vaststellen, wat de arbeiders betrekt, op -7 pCt. van het' bedrag der loonen; volgens gemaakte berekeningen, zal men aldus voor een getrouwd paar, op 65-jarigen -leeftijd, het -uit. te keeren normale pensioen kunnen brengen op 50 pCt. van-'het gebruikelijke -loon, waaronder dient verstaan . het loon • geregeld verdiend door het meerendeel' der arbeiders. • De afzonderlijke gepensionneerden zullen, in• dezelfde mate, bijkomstige prestaties kunnen genieten. Wat de weduwen betreft, zal . het normale pensioen, op vijf en vijftig jaar, kunnen aangevuld 'worden tot een bedrag gelijk aan het vierde van het gebruikelijke loon. De 7 pCt. worden, -voor de helft, opgebracht door een inhouding van 3,5 -pet. • gedaan op • de salarissen en, voor de - helft, door een gelijke storting gedaan -door den werkgever. Zij zullen dienen, eenerzijds, • om de arbeiders- en werkgeversbijdragen, voorzien in de verschillende vigeerende • pensioenwetten, te betalen, - ten einde te worden • gecapitaliseerd op de indiviclue.ele . rekening van eiken verzekerde. Het overblijvende zal gebruikt worden voor de toevoegsels verleend in uitvoering van onderhavige besluitwet; men zal tot een verdeeling' overgaan. De hoogervermelde beschouwingen hebben betrekking op de arbeiderspensioenen. -Voor de bedienden, rekening gehouden van het feit' dat hun normaal pensioen thans honger is, zal de afhouding 4,5. pCt. van de wedde bedragen en de werkgever zal er een storting gelijk aan 8 pCt. van die wedde aan toevoegen. • • Laten .wij • aanstippen dat voor allen, arbeiders en bedienden, het-- gedeelte • van de bezoldiging boven 56.000 frank per jaar niet in aanmerking zal lomen. Voor -het bediendenpensioen -zal er in het geheel een bedrag beschikbaar.' zijn dat, onder vorenstaand voorbehoud, 10,5 pet. van de. • wedden zal vertegenwoordigen.
Evenals voor de arbeiders, zullen dia • 10,b. oct.. allereerst gebruikt worden om de gecapitaliseerde bijdragen te betalen, aan de twee partijen opgelegd door de wet voor de bediendenpensioenen. Hetgeen overblijft wordt verdeeld in pensioenaanvullingen gelijk aan die van de arbeiderspensioenen. • Laat ons nadere bijzonderheden geven en veronderstellen dat het gebruikelijke arbeiderssalaris fr 8 per uur bedraagt. Zoo er acht uren per dag gewerkt wordt en er 25 werkdagen per maand. zijn ; geeft dit ons een jaarlijksch inkomen van fr 19.200. De aanvulling zal het pensioen dus moeten brengen op, fr 9.600. Daar het normaal pensioen thans fr 3.200 beloopt, zal de aanvulling fr 8.400 moeten bedragen.. Een zelfde aanvulling van fr 6.400 zal aan het thans, krachtens de huidige wetgeving, aan de bedienden toegekend pensioen toegevoegd worden. 20 Deze besluitwet voorziet de oprichting van een verplicht stelsel van ziekte- en invaliditeitsverzekering. Dit stelsel zal steunen op de landsbonden van verbonden van erkende mutualiteitsvereenigingen voor dit doel aangenomen en bijkomstig op de gewestelijke diensten, beheerd door paritaire werkgeversen arbeiderscomité . s. De verzekerden zullen zich . naar believen kunnen aansluiten, hetzij bij een mutualiteltsvereeniging deel uitmakend van een der aangenomen landsbonden, hetzij bij een gewestelijken paritairen dienst. Het algemeen beheer der ziekte- en invaliditeitsverzekering zal toevertrouwd worden aan een Rijksfonds voor verzekering tegen ziekte en invaliditeit, opgericht als een zelfstandige. openbare inrichting en beheerd door een conti% waarvan deel uitmaken een geluk aantal vertegenwoordigers der belangrijkste syndicale arbeiders- en werkgeversorganisaties, een vertegenwoordiger van de verschillende aangenomen landsbonden en regeeringscommissarissen. De besluitwet voorziet dat het Rijksfonds voor verzekering tegen ziekte en invaliditeit, voor de arbeiders, een som ontvangen zal gelijk aan 6 pet. van het bedrag der salarissen, een inhouding van 3,5 pet. wordt gedaan op de salarissen, terwijl de werkgevers 2,5 pCt. storten. Voor de bedienden ral de totale ontvangst 5 pet. der loonen bedragen, waarvan 2.75 pet. ten laste van den bediende en 2.25 pCt. ten laste van den werkgever. Het onderscheid tusschen de arbeiders en de bedienden kan verklaard worden doordat, in geval van ziekte, de bedienden van hun werkgever rechtstreeks de wedde van de eerste maand waarin zij tot werken onbekwaam worden, ontvangen. Voor de ziekteverzekering is hun risico dus kleiner dan dat der arbeiders. Deze besluitwet beperkt zich tot de algemeene bepalingen. Het vaststellen der verzekeringsprestaties wordt overgelaten aan de uitvoerende macht, volgens de principes der kaderwet. Gemaakte berekeningen, gesteund op de ondervinding der landsbonden van mutualiteltsvereenigingen, laten veronderstellen dat de verzekerden voortaan zullen ontvangen, buiten de gezondheidszorgen verstrekt aan de verzekerden en aan de leden van hun gezin : a) in geval van ongeSchiktheld tot werken, een vergoeding gelijk aan 60 pet. van het salaris der categorie waartoe de verzekerde behoort, onder voorbehoud van een niet vergoede periode van acht dagen voor de arbeiders en van dertig dagen voor de bedienden; ) na een ongeschiktheid tot werken van een jaar, een vergoeding gelijk aan 50 pet. van het salaris; c) in geval van bevalling van een verzekerde arbeidster die haar werk onderbreekt tijdens de periode begrepen tusschen zes weken véér en zes weken na de bevalling, een vergoeding gelijk aan 60 pCt. van het verloren salaris; d) in geval van overlijden vóbr den wettelijken pensioenleeftijd, een vergoeding voor de rechthebbenden van den overleden verzekerde, gelijk aan het salaris van een maand. De bedoelde 6 pCt. zullen deze voordeden kunnen verzekeren, op voorwaarde dat de Staat aan de aangenomen landshonden en aan de gewestelijke paritaire diensten toelagen zal storten voor een bedrag in verhouding gelijk, voor al de uitkeeringen samen van de verzekering tegen ziekte en invaliditeit, ' aan die welke thans worden verleend aan de erkende mutualiteltsvereenigingen. De bij besluit van den Regent genomen maatregelen zullen zorgen dat de landsbonden van mutualiteltsvereenigingen en de gewestelijke diensten volledig voor hun bestuur aansprakelijk blijven. Zij dienen rechtstreeksche betrekkingen te onderhouden met hun leden, niet alleen voor de ultkeering der verzekeringsprestaties, maar' ook voor het innen der bijdragen. Te dien einde. zal de inhouding der bijdragen aan de bron, vanwege den werkgever, aanleiding geven tot het afleveren van maandelijksche kwijtschriften waaraan een « bijdragebon » zal worden toegevoegd. Deze bon zal door den arbeider vrijwillig aan het verkozen verzekeringsorganisme overgemaakt Worden, dat daarmee bij het Rijksfonds voor verzekering tegen ziekte en invaliditeit de uitbetaling in geld bekomt. Deze bijzonderheden komen In de besluitwet niet voor, daar, we
herhalen het, die; beShiltWet slechts een kaderwet wil zijn'." De bijzonderheden zullen dus vermeld worden in een besluit van den Regent. Voor de werking der gewestelijke ziekte- en invallditeitsverzekeringsdiensten, zullen schikkingen genomen worden ten einde deze diensten te laten: beheeren door paritaire commissies bestaande uit vertegenwoordigers der werkgevers en der werknemers en ook ten einde de verzekerden zelf in het beheer der diensten te interesseeren. Men zal elk bureaucratisch overwicht bekampen. De voorwaarden voor vooruitgang, steeds voorhanden zoo de belanghebbenden deelnemen in het beheer van een maatschappelijke instelling, dienen te blijven voortbestaan zoo deze instelling een verplicht karakter krijgt. Met andere woorden, men zal beslist elke opvatting van staatsbemoeiing schuwen. • . • 30 Voor het voorloopige steunstelsel voor de werkloozen zal, in de plaats van den ouden Nationalen Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Werkloosheid, een Voorloopig Steunfonds voor onvrijwillige werkloozen worden opgericht. Deze instelling heeft een overgangskarakter tusschen het stelsel van den onwettig gedurende de bezetting in het leven geroepen burgerlijken steun die ' de onvrijwillige werkloozen gelijkstelde met de armen, en het stelsel der verplichte verzekering dat zoo spoedig mogelijk dient ingevoerd. Het Voorloopig Fonds, opgericht bij het Ministerie van Arbeid en Sociale Voorzorg, geniet de burgerlijke rechtspersoonlijkheid. Het werkt met behulp van een paritaire commissie van werkgevers en arbeiders. De tegemoetkomingen worden aan de werkloozen uitbetaald door bemiddeling van daartoe gemachtigde a rheidersorga nisaties, of van de gemeentebesturen, of van een daartoe bestemde offlcieele Instelling. De met de uitbetaling belaste organismen zullen van het Voorloopig Steunfonds voor Werkloozen voorschotten ontvangen. Het Fonds gaat na of de uitbetalingen geschied zijn overeenkomstig de reglementen. De niet gerechtvaardigde uitbetalingen blijven ten laste van de gemeenten ot van de gemachtigde arbeidersorganisaties In de mate waarin zij er voor aansprakelijk zijn. Deze organisaties zullen rechtspersoonlijkheid genieten. Het bedrag en de voorwaarden waarin de werlkoosheldstegemoetkomingen worden verleend zullen bepaald worden bij besluit van den Regent, dat rekening dient te houden met de ondervinding opgedaan v6Cir den oorlog. Een besluit van den Regent zal ook aan het Voorloopig Steunfonds voor werkloozen de zorg der beroepsheraanpassing opdragen voor diegenen die, dank zij deze heraanpassing, vlugger te werk zouden kunnen worden gesteld; het fonds beheert ook de kostelooze openbare plaatsingsdiensten, die de Internationale arbeidsovereenkomst betreffende de werkloosheid, door Belgtè bekrachtigt, ons verplicht, onder een paritaire contrdle op te richten. De werkloosheid welke men gedurende de overgangsperiode kan verwachten, is te beschouwen als een gevolg van den oorlog, en men zou, normalerwijze, den werkloozensteun totaal ten laste van den Staat kunnen leggen. Nochtans, om nadruk te leggen op het feit dat men evolueert naar een verzekeringsstelsel, zal een gedeelte der inkomsten van het voorloopig steunfonds voor werkloozen worden 'opgebracht door stortingen, die 2 pCt. van het bedrag der salarissen uitmaken. 1 pet. wordt Ingehouden op het salaris en 1 pet. wordt gestort door den werkgever. Het spreek vanzelf dat de schatting van de te verwachten werkloosheid niet het voorwerp kan uitmaken van een gecijferde voorstelling. Voegen wij er slechts aan toe dat. zoo de Staat een toelage verleent gelijk aan het bedrag der werkgevers- en arbeidersbijdragen, het fonds zou beschikken over Inkomsten ten bedrage van 4 pet. der salarissen; In, dit geval, zou het fonds dus kunnen voorzien in een werkloosheid van ten minste 8 pet., als men aanneemt dat, zooals voorheen. de werkloozensteun. gemiddeld, ongeveer de helft van het salaris van een hulparbeider bedraagt. Wij herinneren er aan. dat vóór den oorlog, de Staat er toe was gekomen de negen tienden te dragen van den totalen last der tegemoetkomingen. 40 Voor de kindertoeslagen zal deze beslultwet het stelsel, ingevoerd bij de wet van 4 Augustus 1930, kunnen verbeteren. De beoogde veranderingen hebben voornamelijk tot doel bet bedrag der toelagen te verhoogen. Het beoogde besluit van den Regent zal enkele verbeteringen va n technischen aard kunnen brengen aan de bepalingen van de wet. Ten einde de bedragen te kunnen verhoogen, voorziet deze besluitwet dat door de werkgevers sommen ten bedragè vast 6 net. der salarissen zullen gestort worden aan de compensatlekassen voor kindertoeslagen, in plaats van de bijdragen voorzien hij de wet van 4 Augustus 1930, die thans ongeveer 3 net. bedragen. De in aanmerking te nemen 'verbeteringen zullen noodzakelijkerwijs binnen de perken van de toeneming der geldmiddelen dienen gehouden.
50 Wat de jaarlijksche vacantie van de arbeiders betreft, zal het krachtens de wet van 8 Juli 1936' betreffende de jaarlijkséhe betaalde verlofdagen ingevoerd regime door den Regent zoodanig kunnen gewijzigd worden, dat de bijdrage, die aan de werkgevers is opgelegd, kan opgenomen worden in de eenheidsbijdrage waarvan de invoering bij dit ontwerp wordt voorzien voor al de diensten voor maatschappelijke zekerheid samen. Dé Staat zal ook tusschenbeide mogen komen om aan de arbeiders een ruimer genot van het voorziene verlof te verzekeren.
*
* Een van de voornaamste bepalingen van het besluit beslaat hierin dat de verschillende opgesomde arbeiders- en werkgeversbijdragen samen zullen worden geïnd en gestort. Ten laste van de arbeiders komen we tot een gezamenlijke bijdrage ten beloope van 8 pCt. van het salaris, bestaande uit 3,5 pCt. voor den ouderdom, 3,5 pCt. voor ziekte en invaliditeit en 1 pCt. voor de werkloosheid. Voor de bedienden 1,, het totaal 8,25 pet., verdeeld in : 4,50 pet. voor den ouderdom, 2,75 pet. voor ziekte en invaliditeit en 1 pCt. voor de werkloosheid. Voor de werkgevers komen we, wat de arbeiders betreft, tot een totalen last van 15,5 pCt., namelijk 3,5 pCt. voor den ouderdom, 2,5 pCt. voor ziekte en invaliditeit, 1 pCt. voor de werkloosheid, 6 pCt. voor de kindertoeslagen en 2,5 pCt. voor de jaarlijksche vacantie. Wat de bedienden betreft, is de last der werkgevers 15,25 pCt., namelijk : 6 pCt. voor den ouderdom, 2,25 pCt. voor ziekte en invaliditeit, 1 pCt. voor de werkloosheid en 6 pCt. voor kindertoeslagen. Voor de arbeiders als voor de bedienden, zal het totaal der bijdragen van den werknemer en der stortingen van den werkgever, 23,5 pCt. van de bezoldiging vertegenwoordigen, het gedeelte van deze boven fr 3.000 per maand niet inbegrepen. De Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid, • verzamelorgaan van de bijdragen, zal terzelfder tijd als verdeelingsorgaan van die bijdragen tusschen de verschillende voorziene maatschappelijke diensten fungeeren. Wat de arbeiders betreft, zal deze verdeeling, onder voorbehoud van inhoudingen bestemd om de bestuurskosten van den dienst te dekken, geschieden op zulke wijze dat : 7 pCt. van het bedrag der loonen gebruikt worden voor de ouderdosmpensioenen; 6 pCt. voor het Rijksfonds voor verzekering tegen ziekte en invaliditeit; 2 pCt. voor het voorloopig Steunfonds voor werkloozen; 6 pCt. voor de kindertoeslagen; 2,5 pCt. voor de jaarlijksche vacantie worden bestemd. Wat de bedienden betreft : 10,5 pCt. van het bedrag der wedden voor de ouderdomspensioenen; 5 pCt. voor het Rijksfonds voor verzekering tegen ziekte . en invaliditeit; 2 pCt. voor het Voorloopig Steunfonds voor werkloozen; 6 pCt. voor de kindertoeslagen.
* Het komt er op aan te erkennen dat de gedane schattingen met betrekking tot de overeenkomst tusschen de inkomsten en de voorziene uitgaven, geen absoluut onveranderlijk karakter hebben, niet omdat de berekeningen zonder de noodige zorg gemaakt zijn geworden, maar wel omdat men niet beschikt over enkele, voor die berekening onmisbare elementen. Onder voorbehoud van het onbekende van den oorlog, ten gevolge Van het in Duitschland houden, voor nog onbepaalden tijd, van een groot aantal Belgische arbeiders, mag er beweerd worden, dat de schattingen voldoende juist zijn opdat men, zonder groot risico te loopen, met de proefneming een aanvang kan nemen. Slechts daarna zal men werkelijk beschikken over de noodige juiste gegevens die zullen toelaten een definitief stelsel van maatschappelijke zekerheid te vestigen. Niet alleen beantwoordt dit ontwerp aan de onmiddellijke behoeften van de arbeiderswereld. maar daarenboven bestaan de administratieve en politieke voordeelen er van ook hierin, dat het leidt tot de oprichting van voorloopige instellingen die dienen als voorloopige proef voor het opmaken, door de Kamers, van een wetgeving van duurzamer aard. Voor de aanvulling van het ouderdomspensioen in het bijzonder, zal: het bij de besluitwet voorziene verdeelingssysteem toelaten, zonder risico, de uitgaven te bekostigen voor een periode van eenige jaren. Zoo het voorloopige stelsel verlengd werd, ware dit niet meer het geval. Maar dit stelsel zou maximum slechts twee of drie jaar moeten duren, om de administratie toe te laten een definitief voorstel te bestudeeren, — door den wetgever aan te nemen, — waarin dan op behoorlijke wijze vereenigd zullen worden het kapitalisatie- en het omslagsysteem die blijken tot een blijvend evenwicht te leiden.
*
De globale bijdrage die ineens, voor de verschillende takken • van de nieuwe verzekering, op net' salaris wordt ingehouden, maakt het' voor de werkgevers mogelijk tot belangrijke vereenvoudigingen over te gaan. Deze zullen nog belangrijker worden, als de thans vigeerende wetten eenigszins zullen gewijzigd zijn; bij deze besluitwet werd zulks niet gedaan om, door onoverkomelijke administratieve verwikkelingen, de verstrekking van de door de arbeiders verwachte maatschappelijke voordeelen niet te vertragen. Belangrijke vereenvoudigingen worden nog verkregen door het eenvormig maken van de toepassingsgebieden der verschillende sociale wetten en door de eenmaking van de er mee verband houdende definities.
* Artikel 1 voorziet de oprichting van den Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid en bepaalt zijn voornaamste functies. • Artikel 2 bepaalt het toepassingsgebied van de besluitwet. Alle arbeiders en bedienden, gebonden door een contract van dienstverhuring, vallen onder haar toepassing. Nochtans wordt om te beginnen door de tweede alinea van dit artikel de besluitwet beperkt tot die arbeiders en bedienden gebonden door een arbeids- of bediendencontract niet uitsluiting der verschillende categorieën die zich kenschetsen door bijzondere eigenschappen : landbouw, huispersoneel, thuisarbeiders, zee. visscherij, enz. Voor al deze categorieën wordt de besluitwet slechts toepasselijk na het verschijnen van besluiten van den Regent die voor sommige bepalingen afwijkingen zullen kunnen voorzien, ingegeven door de betrokken bijzonderheden. Bovendien zal de besluitwet noch voor de mijnwerkers en de er mee gelijkgestelde arbeiders, noch voor de koopvaardijzeelieden van kracht zijn, om de technische reden dat voor elk van die twee categorieën thans een • speciaal ontwerp van besluitwet is voorzien, waarbij hun voordeelen worden gewaar- borgd in overeenstemming met die van dit ontwerp, maar met eenigszins verschillende toepassingsmodaliteiten. In zoover de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen aan haar personeel voordeelen verleent die ten minste gelijk zijn aan die welke bij deze besluitwet zijn voorzien, zal deze voor haar niet van toepassing zijn. Zij zal evenwel de toepassing er van kunnen verkrijgen, hetzij voor geheel haar personeel, hetzij voor een deel er van, bij besluit van den Regent. Artikel 3 heeft betrekking op het bedrag der bijdragen. De verplichtingen voor inning der bijdragen, voorzien bij de pensioenwetten, bij de wet van 4 Augustus 1930 op de gezinsvergoedingen en bij de wet van 8 Juli 1936 betreffende de betaalde verlofdagen, worden vervangen door de verplichtingen van de huidige besluitwet. Ten einde de aan de werkgevers opgelegde formaliteiten niet te vermeerderen, wordt voorzien dat dezen slechts eens per kwartaal de bijdragen aan den Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid dienen over te maken, alhoewel zij de arbeidersbijdragen inhouden bij elke uitbetaling van het loon. Desnoods zal de Koning hun echter de verplichting mogen opleggen, een deel van de verschuldigde bedragen als provisie veer het vervallen van het kwartaal te storten. Artikel 4 bepaalt de verdeeling van de opbrengst der bijdragen tusschen de verschillende beoogde doeleinden. Artikel 5 heeft betrekking op de ouderdomspensioenen en op de kindertoeslagen. Artikel 6 betreft de ziekte en de invaliditeit. Artikel 7 handelt over den steun aan de onvrijwillige werkloozen. Toestemming wordt verleend om voor de uitbetalingen der tegemoetkomingen beroep te .doen op zekere arbeidsorganisaties. De gemeenten worden er toe verplicht, in de gevraagde mate, hun medewerking te verleenen bij de uitbetaling der tegemoetkomingen en de afstempeling der werkloozenkaarten. Aan den Koning wordt de macht verstrekt om aan de werkgevers zekere maatregelen op te dringen ten einde de onvrijwillige werkloosheid van den arbeider te contrOleeren en strafmaatregelen uit te -vaardigen tegen die werkloozen die gebruik maken van bedrieglijke middelen of tegen die werkgevers of hun bedienden die de opgelegde maatregelen niet naleven. Hel vertrouwt het bestuur van geheel het stelsel toe aan een openbare instelling, het Voorloopig Steunfonds voor werkloozen, dat belast is met de controle over alle verrichtingen en zelf onder de controle van een paritair comité van werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers staat. Hetzelfde artikel 7 voorziet de afschaffing 'van het vooroorlogsch stelsel, in de plaats waarvan zal worden gesteld het stelsel voorzien bij deze besluitwet, alsmede de vereffening van de verrichtingen van den Nationalen Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Werkloosheid, die vervangen wordt door het Voorloopig Steunfonds voor onvrijwillige werkloozen. Het artikel voorziet ook de opheffing van de plaatsingskantoren tegen betaling en de controle op de kostelooze particuliere plaatsingskantoren. Aldus zal het mogelijk zijn hij een
- 23 -
besluit van den Regent enkele nuttige bepalingen in te -lasschen, die zich bevonden in een onwettig besluit genomen tijdens de beZetting van het grondgebied. Deze bepalingen zullen aan België toelaten, de internationale arbeidsovereenkomst betreffende de plaatsingskantoren tegen betaling te bekrachtigen. Ten slotte machtigt dit artikel den Regent er toe een besluit, genomen den 31° Maart 1936, onder het stelsel der toen heerschende bijzondere volmachten in zake vreemde arbeiders, te wijzigen. Daar deze besluitwet niet door de Kamers werd opgesteld, blijkt het raadzaam de tusschenkomst der Kamers niet te vergen zoo, in het kader der nieuwe internationale betrekkingen die na den oorlog zullen ontstaan, het noodig mocht blijken deze besluitwet te wijzigen. Artikel 8 voorziet dat de bij deze besluitwet voorziene prestaties niet kunnen overgedragen en ook niet in beslag kunnen genomen worden. Speciale schikkingen zijn voorzien voor de gehuwde arbeidster, den minderjarigen arbeider, de verspiller van ontvangen prestaties en voor de kinderen van een prestatiegenieter die weduwnaar, uit den echt of van tafel en bed gescheiden is. Artikel 9 betreft het statuut en de werking van den Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid. Artikel 10 heeft tot doel te beletten dat een werkgever een onderscheid zou maken tusschen de arbeiders van zijn onderneming zoo hij vrijwillig andere maatschappelijke voordeelen toekent dan die voorzien bij deze besluitwet. Artikel 11 heeft betrekking op de toepassing der wetten, betreffende de registratierechten, enz. Artikel 12 bepaalt dat het niet-betalen der bijdragen voorzien bij deze besluitwet overeenkomt met het niet-betalen der bijdragen voorzien bij de pensioenwezen en bij de wet van 4 Augustus 1930 op de gezinsvergoedingen. Dientengevolge •wordt voorzien dat de strafbepalingen, voorzien bij deze wetten, ook toepasselijk zijn in het voorgestelde stelsel der globale bijdragen. Buiten deze strafbepalingen, wordt voorzien dat de laattijdige stortingen zullen aanleiding geven tot speciale verhoogingen; zoo het te laat drie maanden bedraagt, zullen de verschuldigde bedragen, zooals voor de belastingen, geïnd worden door middel van inbeslagneming. Artikel 13 machtigt den Regent er toe, de bepalingen van de thans van kracht zijnde sociale wetgeving die de toepassing der bepalingen van deze besluitwet mochten verhinderen, te wijzigen. Het laat ook toe de overbodig geworden bepalingen in te trekken. Artikel 14 laat toe de besluitwet bij gedeelten in toepassing te brengen. Van 1 Januari 1945 af, zullen alle bepalingen betreffende de bestuursorganisatie van de diensten en de inning van de bijdragen in werking treden. Zulks zal eveneens het geval zijn voor de bepalingen betreffende den werkloozensteun en de kindertoeslagen. Wat de ouderdomspensioenen betreft, zullen slechts op einde Januari alle belanghebbenden voor een kwartaal de verdubbeling van den rentebijslag, die bij de besluitwet van 27 October 1944 is verleend, genoten hebben. Dienvolgens, om geenerlei ongelijkheid van behandeling te scheppen, zullen de bepalingen van artikel 5 van deze besluitwet ten aanzien van de pensioensaanvulling van 1 Februari 1945 af in werking treden. Voor de verzekering tegen ziekte en invaliliditeit, zal er van 1 Januari 1945 af overgegaan worden tot de oprichting van het bij artikel 6 voorzien Rijksfonds, tot de machtiging van de landsbonden van mutualiteitsvereenigingen als verzekeringsorganismen en tot de oprichting van de gewestelijke diensten die tot verzekeringsorganismen zullen dienen voor de onder de besluitwet vallende arbeiders die niet bij een niutualiteitsvereeniging zijn aangesloten. Voor die verschillende verrichtingen is een termijn van drie maanden noodzakelijk. Dienvolgens zullen de voordeelen van de verplichte verzekering tegen ziekte of invaliditeit slechts van 1 April 1945 af kunnen verleend worden. Evenwel zullen bij besluit van den Regent de voorwaarden vastgesteld worden waaronder de mutualiteitsvereenigingen, op de bijdragen voor de verplichte verzekering de kosten van de prestaties, welke zij, tusschen 15 Januari en 31 Maart 1945 inbegrepen,' zullen leveren aan hun leden die den door haar voorzienen reglementairen wachttijd zullen doorgemaakt hebben en tot den Rijksdienst voor maatschappelijke zerkerheid zullen bijdragen, mogen heffen. Ten slotte moet het in werking treden van de pensioensaanvulling, op 1 Februari 1945, noodzakelijkerwijs een einde stellen, wat de gerechtigden op pensioensaanvulling betreft, aan de bepalingen van de besluitwet van 27 Cctober 1944, waarbij het bedrag van den kosteloozen ouderdomsrentebijslag werd verdubbeld. Het spreekt vanzelf dat de handhaving van de voordeelen van de besluitwet van 27 October 1944 voor de vrijverzekerden, voor dezen tot een overeenstemmende verhooging van de bijdragen of andere maatregelen van sociale solidariteit aanleiding zal geven. Deze zullen moeten bestudeerd worden binnen het bestek van een ontwerp voor maatschappelijke zekerheid,
dat de bij dit ontwerp niet bedoelde economisch sonen dekt.
zwakke per-
Gelet op artikel 5 der wet van 14 December 1944 tot aanvulling van die van 7 September 1939, waarbij aan den Koning buitengewone machten worden toegekend; — Gelet op de dringende noodzakelijkheid; — Op de voordracht van den Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, — Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Artikel 1. Bij het Ministerie van Arbeid en Sociale 'Voorzorg wordt een Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid opgericht bestemd om de opbrengst der bij artikel 2 aan de werkgevers en de arbeiders opgelegde bijdragen te innen en te verdeelen ten einde : —
1° de uit de vigeerende wetten voortspruitende ouderdomspensioenen voor de arbeiders, in het algemeen, en voor de bedienden op een behoorlijk minimumpeil te brengen; 2° in samenwerking met de landsbonden van
erkende mutualiteitsvereenigingen over te gaan tot de oprichting van een stelsel van verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit; 3° in afwachting van de vestiging van een stelsel van verplichte verzekering tegen onvrijwillige werkloosheid, bij te dragen tot de oprichting van een voorloopig steunfonds voor werkloozen; . 4° het stelsel der kindertoeslagen, toegekend aan de loonarbeiders, in uitvoering van de wet van 4 Augustus 1930, te verbeteren; 5° de uitbetaling van de loonen voor de jaarlijksche vacantie te verzekeren.
Art. 2. Deze besluitwet is van toepassing, voor alle door een contract van dienstverhuring verbonden werknemers en werkgevers, met uitzondering van de mijnwerkers, de koopvaardijzeelieden en het personeel van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, op voorwaarde dat deze aan haar personeel voordeelen verleent die ten minste gelijk zijn aan de bij deze besluitwet voorziene. Ten einde deze voorwaarde te verwezenlijken, zal de Regent, op verzoek van vorenbedoelde maatschappij, de toepassing van deze besluitwet voor geheel het betrokken personeel of een deel er van mogen opleggen. —
Deze besluitwet wordt toegepast op werknemers en werkgevers verbonden door een landbouwarbeidscontract, een dienstbodencontract, een thuisarbeiderscontract, een contract waarin het arbeidsloon geheel of gedeeltelijk bestaat uit fooien, een contract voor de zeevisscherij, een wervingscontract voor de binnenscheepvaart, een contract tusschen werkgevers en arbeiders behoorend tot een familieonderneming, een leercontract of hetzij gelijk welk contract van dienstverhuring dat geen arbeids- of bediendencontract is; eerst dienen evenwel koninklijke besluiten gepubliceerd waarbij gemotiveerde afwijkingen van sommige van haar bepalingen worden voorzien, als gevolg van de bijzonderheden der voornoemde contracten of van de gebruiken en gewoonten der betrokken beroepen.
— 24 —
De boekhouding der geïnde bijdragen geschiedt afzonderlijk voor : 1° de arbeiders in 't algemeen;
2° de havenarbeiders, met inbegrip van de scheepsherstellers; 3° de diamantbewerkers; 4° de bedienden;
5° elk der in de voorgaande alinea bedoelde categorieën; 6° gebeurlijk voor andere speciale arbeiderscategorieën, vastgesteld bij besluit van den Regent volgens de voorwaarden aangeduid in het hiernavolgend artikel 9. Art. 3. De werknemersbijdrage beloopt 8 pCt. of 8,25 pCt. van de bezoldiging naar gelang den verzekerde arbeider of bediende is, zonder nochtans rekening te houden met het gedeelte van de bezoldiging dat fr 3.000 per maand overtreft. —
Bij elke uitbetaling wordt deze bijdrage, naar beneden tot op tien centiemen afgerond, door den werkgever ingehouden. Aan den werknemer wordt een kwijtschrift afgeleverd in den vorm en onder voorwaarden vastgesteld bij koninklijk besluit. De bijdrage van den werkgever is gelijk aan 15,5 pCt. van het loon van de arbeiders en aan 15,25 pCt. van de wedde der bedienden. In geen enkel geval wordt rekening gehouden met het gedeelte van de bezoldiging dat fr 3.000 per maand overtreft. Met dit voorbehoud, wordt de bijdrage van den werkgever, voor de verschillende betrokken werknemerscategorieën, berekend op het algemeen bedrag der door hem uitbetaalde loonen. In deze bijdragen zijn begrepen, de bijdragen voorzien bij de pensioenwetten voor de arbeiders, in 't algemeen, en de bedienden, en bij de wet van 4 Augustus 1930 betreffende de gezinsvergoedingen, alsmede bij de wet van 8 Juli 1936 betreffende het jaarlijksch verlof met loon. Aan de bepalingen van die wetten betreffende de betaling der bijdragen aan den Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid. De werkgever is aansprakelijk zoowel voor de betaling van zijn eigen bijdrage als van deze van den werknemer. Driemaandelijks, worden zij aan den Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid overgemaakt, zonder rekening te houden, voor de verschillende categorieën, met de deciemen. De Koning mag aan de werkgevers de verplichting opleggen, een deel van de verschuldigde bijdragen, v6ór den driemaandelijkschen vervaldag als provisie te storten.
Art. 4• Afgezien van een inhouding bestemd om de bestuurskosten van den dienst te dekken, wordt het betaald bedrag der inhoudingen verdeeld in overeenstemming met de hieronder opgegeven cijfers en volgens een bij koninklijk besluit te bepalen procedure : —
A. Voor de arbeiders : 7 pCt. van het bedrag der salarissen bestemd voor de ouderdoms- en overlevingspensioenen zijn verschuldigd aan de Rijkskas voor ouderdoms- en weduwenrentebijslag en weezentoelagen; 6 pet. zijn bestemd voor het Rijksfonds voor verzekering tegen ziekte en invaliditeit; 2 pet. zijn bestemd voor het Voorloopig Steunfonds voor werkloozen; 6 pCt. zijn bestemd voor de kindertoeslagen en worden aan de Nationale Compensatiekas voor kindertoeslagen gestort, om door haar onder de verschillende compensatiekassen voor kindertoeslagen, naar rato van de hun verschuldigde bijdragen, verdeeld te worden; 2 1 pet, zijn voor de jaarlijksche vacantie bestemd en worden aan een bij koninklijk besluit op te richten centrale instelling gestort.
B. Voor de bedienden : 10 1 pCt. van het bedrag der wedden worden gestort aan de Rijkskas voor ouderdoms- en weduwenrentebijslag en weezentoelagen; 5 pCt. zijn bestemd voor het Rijksfonds voor verzekering tegen ziekte en invaliditeit; 2 pCt. zijn bestemd voor het Voorloopig Steunfonds voor werkloozen; 6 pCt. worden aan de Nationale Compensatiekas voor kindertoeslagen gestort. Deze verdeelingsregels kunnen bij koninklijk besluit worden gewijzigd onder de verder in artikel 9 vermelde voorwaarden.
Art. 5. Het gedeelte der voor de ouderdomspensioenen bestemde bijdragen dat het door de pensioenwetten opgelegde bedrag der bijdragen overtreft, moet dienen om pensioenaanvulling te verleenen. Het bedrag der pensioenaanvulling evenals de verbeteringen die zullen worden aangebracht aan het stelsel der kindertoeslagen zullen bij koninklijk besluit bepaald worden. —
Art. 6. Het stelsel der verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering dat, in principe, bij deze besluitwet wordt ingevoerd, laat aan de belanghebbende werknemers de vrijheid er zich de voordeelen van aan te schaffen, hetzij door toetreding tot een mutualiteitsvereeniging aangesloten bij een tot dit doel aangenomen landsbond van verbonden van mutualiteitsvereenigingen, zooniet door bemiddeling van een gewestelijken dienst voor verzekering tegen ziekte en invaliditeit. Voor het algemeen beheer van de verzekering wordt, bij het Ministerie van Arbeid en Sociale Voorzorg, een Rijksfonds voor verzekering tegen ziekte en invaliditeit opgericht. Dit fonds heeft het statuut van een openbare instelling. De voorwaarden opgelegd aan de aangenomen landsbonden en de oprichting en de werking van :le gewestelijke diensten en van het Rijksfonds voor ver-
—25—
—
zekering tegen ziekte en invaliditeit, 'worden bepaald bij koninklijk besluit. De gewestelijke diensten en het Nationaal Fonds werken met behulp van een gelijk aantal afgevaardigden der meest vertegenwoordigende werkgevers- en arbeidersorganisaties. Het Rijksfonds geniet ook de medewerking der erkende landsbonden van verbonden van mutualiteitsvereenigingen aangenomen voor de verplichte verzekering.
Art. 7. Bij het Ministerie van Arbeid en Sociale Voorzorg wordt een Voorloopig Steunfonds voor werkloozen opgericht. De inkomsten van dit fonds bestaan uit door den Staat verleende toelagen en uit een deel der bijdragen opgelegd bij deze besluitwet, zooals voorzien bij het vorenvermeld artikel 4. De oprichting en de werking van het Voorloopig Steunfonds voor werkloozen worden geregeld bij koninklijk besluit. Dit fonds bezit de burgerlijke rechtspersoonlijkheid. De werking van dit fonds wordt verzekerd met behulp van een raad bestaande uit een gelijk aantal afgevaardigden der meest vertegenwoordigende werkgevers- en werknemersorganisaties. —
De tegemoetkomingen van het Voorloopig Steunfonds voor werkloozen worden aan dezen uitgekeerd door bemiddeling van daartoe onder bij koninklijk besluit vastgestelde voorwaarden, gemachtigde werknemersorganisaties of door bemiddeling van de gemeenten, of van een te dien einde speciaal opgerichte officieele instelling. De hier bedoelde werknemersorganisaties zullen rechtspersoonlijkheid genieten. Het fonds zal hun de uit te keeren bedragen voorschieten, maar de ten onrechte uitgekeerde bedragen vallen te hunnen laste, onder de bij koninklijk besluit vastgestelde voorwaarden. De gemeenten moeten aan het fonds hun medewerking verleenen voor het uitbetalen van zijn tegemoetkomingen en voor de afstempelingsverrichtingen voor de werkloozen. Zij ook krijgen voorschotten en zijn eveneens aansprakelijk voor de ten onrechte gedane uitbetalingen. Het is aan de provinciën en de gemeenten verboden, onder gelijk welken vorm van tusschenkomst de bij deze besluitwet verleende tegemoetkomingen te verhoogen. De Koning kan aan de werkgevers een bepaald aantal maatregelen opleggen ten einde de echtheid en het blijven voortbestaan van de werkloosheid te contr6leeren, en deze maatregelen bekrachtigen door politie- of correctioneele straffen ten opzichte van de werkgevers of hun bedienden. Hij kan, tevens, politie- of correctioneele straffen voorzien, toepasselijk op werkloozen die gebruik zouden maken van bedrieglijke handelingen, ten einde tegemoetkomingen te ontvangen of trachten te ontvangen waarop zij geen recht hebben of die hooger zijn dan die waarop zij aanspraak mogen maken. Het koninklijk besluit van 27 Juli 1935, houdende oprichting van den Nationalen Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Werkloosheid is ingetrokken. De —
Koning. zal de noodige maatregelen treffen ; ten einde de vereffening van de verrichtingen van dit organisme te verzekeren. Het houden van bestedingskantoren tegen betaling is verboden. Nochtans, mag de Koning, voor bepaalde beroepen, de tijdelijke voortzetting uer bedrijvigheid van deze kantoren toestaan, er voor zorgende dat ze geleidelijk verdwijnen. hij kan hun bedrijf onderwerpen aan bepaalde voorwaarden en aan controlemaatregelen. hij kan de bedrijvigheid en de controle der kostelooze plaatsingsbureau's reglementeeren. De overtreders zullen getroffen worden door politie- of correctioneele straffen. De Koning mag de bepalingen van het koninklijk besluit nr 285 van 31 Maart 1936, houdende aanvulling en samenvoeging van de bepalingen betreffende de tewerkstelling van vreemde arbeidskrachten, wijzigen. De prestaties in speciën, welke geheel of Art. 8. gedeeltelijk geleverd worden met behulp van de door den Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid verstrekte middelen, zijn onvervreemdbaar en onaantastbaar, behalve zoo het uitbetalend organisme het bedrag der vroeger ten onrechte gedane uitbetalingen terugvordert. —
Die prestaties zijn onderworpen aan de volgende bepalingen : 1° welke ook de huwelijksvoorwaarden zijn van de getrouwde arbeidster, zal zij beschikken over de prestaties, zooals over haar bezoldiging, in overeenstemming met wat voorzien wordt bij de wet van 10 Maart 1900 op het arbeidscontract; 2° de prestaties verschuldigd aan een minderjarigen werknemer kunnen hem geldig worden overgemaakt, tenzij er verzet bestaat vanwege den vader of den voogd; 3° ingeval de echtgenoote zich er over beklaagt dat de titularis de prestaties verkwist, kan de vrederechter beslissen dat ze aan den klager zullen uitgekeerd worden; 4° zoo de titularis weduwe, uit den echt of van tafel en bed gescheiden is, kan de vrederechter, op vordering van een derde, besluiten dat de ten voordeele der kinderen voorziene prestaties zullen gestort worden aan den rechtspersoon aan wie de kinderen toevertrouwd zijn geworden. De bepalingen van dit artikel gelden niet voor de prestaties reeds voorzien bij de wetten bedoeld onder 1° en 4° van artikel 1 van deze besluitwet, die prestaties onderworpen zijnde aan de bepalingen van bedoelde wetten.
Art. 9. De Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid heeft het statuut van een openbare instelling. Hij wordt beheerd, onder waarborg van den Staat, door een bestuursraad samengesteld uit leden, in gelijk aantal gekozen tusschen candidaten voorgesteld door de meest vertegenwoordigende werkgeversen werknemersorganisaties, en een voorzitter die van de eene als van de andere onafhankelijk is. De voor—
26 --
zitter en de leden worden bij koninklijk besluit benoemd. De Dienst wordt gecontróleerd door Commissies die telkens bestaan uit een gelijk aantal afgevaardigde leden der meest vertegenwoordigende belanghebbende werkgevers- en werknemersorganisaties, en worden voorgezeten door een persoon van deze organisaties niet afhankelijk. De voorzitter en de leden der commissies worden door den Koning benoemd. Er wordt een commissie opgericht voor elke categorie gerechtigden op de voordeelen van deze wet, voorzien bij de derde alinea van vorenstaand artikel 2. Elke commissie, in haar eigen sfeer, oefent toezicht uit op de storting van de bijdragen en de verdeeling van hun opbrengst. Aan den bevoegden Minister maakt zij alle opmerkingen of geeft zij alle aanbevelingen die ze noodig acht. Zij kan, o.a., voor de categorie van de bedoelde gerechtigden, een wijziging van de bij artikel 4 voorziene verdeelingsformule voorstellen. Deze verdeeling kan bij koninklijk besluit gewijzigd worden, na raadpleging van de bevoegde contrólecommissie. Nieuwe categorieën, zooals voorzien onder 6° van de derde alinea van artikel 2, mogen ingesteld worden na raadpleging van de contrólecommissie voor de arbeiders in het algemeen. Een vertegenwoordiger van den Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg zetelt, als raadgever, in den beheerraad en in elke contr8lecoramissie. Art. 10. Ieder werkgever die aan zijn personeel vrijwillig bijkomstige, buiten het bestek van deze besluitwet vallende voor deelen toekent, mag geenerlei onderscheid maken tusschen de tot een zelfde categorie behoorende arbeiders van zijn onderneming. In de ondernemingen die meer dan 20 arbeiders in dienst hebben, moeten deze voordeelen verleend worden volgens een reglement dat is opgesteld met medewerking van vertegenwoordigers van het personeel, die volgens een bij koninklijk besluit vastgestelde procedure worden aangewezen. —
Art. 11. — De Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid, het Rijksfonds voor verzekering tegen ziekte en invaliditeit en het Voorloopig Steunfonds voor werkloozen worden met den Staat gelijkgesteld voor de toepassing van de wetten op de registratie-, zegel-, griffie-, hypotheek- en erfenisrechten en met het zegel gelijkgestelde taxes, alsmede betreffende de
andere rechtstreeksche of onrechtstreeksche belastingen: Zij zijn vrij van alle beslastingen of taxes ten bate van de provincies en de gemeenten. Art. 12. Elke niet betaling van bij deze besluitwet voorziene bijdragen komt overeen met de nietbetaling van de bijdragen voorzien bij de pensioenwetten voor de arbeiders in het algemeen en voor de bedienden en bij de wet van 4 Augustus 1930 betreffende de gezinsvergoedingen ; de strafrechtelijke sancties voorzien bij die wetten zijn toepasselijk, onverminderd de eventueele sancties van het Strafwetboek. —
-
Art. 13. — De Koning mag bepalingen der wetten betreffende de bij deze besluitwet bedoelde aangelegenheden, waardoor de toepassing van de bepalingen van deze besluitwet zou verhinderd-worden, wijzigen. Art. 14. — Deze besluitwet zal op 1 Januari 1945 in werking treden. Evenwel zullen de bij artikel 5
voorziene pensioenaanvullingen slechts van 1 Februari 1945 af, en de bij artikel 6 voorziene voordeelen van de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit slechts van 1 April 1945 af uitgekeerd worden. Bij koninklijk besluit zullen echter de voorwaarden vastgesteld worden waaronder de krachtens artikel 6 erkende landsbonden van verbonden van mutualiteitsvereenigingen er toe gemachtigd zijn op het hun toekomend deel van de aan den Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid gestorte bijdragen de kosten te heffen van de prestaties welke ze, tusschen 1 Januari en 31 Maart 1945, aan hun leden die den statutairen wachttijd hebben doorgemaakt en tot vermelden dienst bijdragen, hebben verstrekt. De gerechtigden op de bij artikel 5 van deze besluitwet voorziene pensioenaanvulling zullen ophouden het voordeel te genieten van de bepalingen der besluitwet van 27 October 1944, waarbij de ouderdoms- en weduwerentebijslag en de weezentoelagen zijn verdubbeld.
Besluit van den Regent van 29 December 1944 tot regeling van de modaliteiten van de verzekering tegen ziekte of invaliditeit gedurende de overgangsperiode van 1 Januari 1945 tot en met 31 Maart 1945 (Staatsblad, 31 December 1944, bl. 1771).
Besluit van den Regent van 29 December 1944 betreffende de gezinsvergoedingen ten voordeele van de loontrekkenden (Staatsblad, 31 December 1944, bl. 1773).
II. — GELD-, BANK- EN FINANCIEWEZEN Besluitwet van 12 September 1944 houdende de gewone begrooting van Belgisch-Congo en van, het Vice-Gouvernement-generaal Bv,aindaUrwndi, voor het dienstjaar 1944 (Staatsblad, 13 December 1944, bl. 1406).
Besluit van den Regent van 29 November 1944 Toelating van kredietinrichting cember .1944, bl. 1779).
(Staatsblad, 31 De-
Bij besluit van den Regent &I. 29 November 1944 wordt, overeenkomstig de wet dd. 25 October' 1919,
gewijzigd bij koninklijk besluit, dd. 30 Maart 1936, en het koninklijk besluit dd. 12 Februari 1936, gewijzigd bij koninklijke besluiten dd. 29 April 1937 en 21 Januari 1939, de naamlooze vennootschap « Banque de Paris et des Pays-Bas », te Brussel, er toe gemachtigd kredietverrichtingen of handelszaken te doen en facturen te endosseeren.
Besluit van 30 November 1944 betreffende de hernieuwing der obligatiën der 8 pOt. Staatsschuld, 2° reeks, waarvan het couponblad door afknippen van de coupon, die op 1 Mei 1945 verschijnt zal opgebruikt zijn (Staatsblad, 11-12 December 1944, bl. 1393). Gelet op het koninklijk besluit van 30 December 1924, betreffende de vernieuwing van de in omloop zijnde cbligatién der 3 pCt. Schuld, 2° reeks; — Overwegende dat het nominaal kapitaal van die schuld, dat op 1 Mei 1945 nog zal in omloop zijn, in ronde cijfers fr 1.913.919.200 beloopt; — Overwegende dat dit kapitaal slechts voor een gedeelte door obligatiën aan toonder is vertegenwoordigd en dat het eraan gehecht couponblad zal opgebruikt zijn door afknippen van de coupon bij verschijning op 1 Mei 1945; — Gelet op de wet van 7 Augustus 1920, betreffende het visa van het Rekenhof op de obligatiën aan toonder van de Staatsschuld; — Herzien het koninklijk besluit van 9 Augustus 1920, tot regeling van den vorm van bedoelde obligatiën; — Op de voordracht van den Minister van Financiën, -Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Zij worden eveneens ter vervanging van de tegenwoordige obligatiën afgeleverd, in geval van omzetting van inschrijvingen op naam in effecten aan toonder. Art: 4. — De vigeerende bepalingen betreffende de aflossing, de vernietiging, de conversie in inschrijvingen op naam en de omzetting van die inschrijvingen in effecten aan toonder zijn van toepassing op de nieuwe obligatiën. De Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Belgisch Staatsblad zal verschijnen. Gelet op het besluit van den Prins Regent dd. 30 November 1944, betreffende de vernieuwing van de 3 pCt. obligatiën der Staatsschuld, 2° reeks, waarvan het rentecouponblad zal zijn opgebruikt door afknippen van het rentebewijs van 1 Mei 1945; — Overwegende dat er aanleiding toe bestaat om, ter uitvoering van artikel 2 van bedoeld besluit, de indeeling van de nieuwe effecten naar het bedrag van de stukken vast te stellen, — Besluit •
Benig artikel. — De indeeling naar het bedrag van de stukken van de 3 pet. obligatiën der Staatsschuld, 2° reeks, uit te geven ter voldoening aan het vorenbedoeld besluit van den Prins Regent, is vastgesteld als volgt :
100.000 stukken van f r 10.000, zegge fr » » » » 5.000, 20.000 » » ) » 2.000, 80.000 » » » » 1.000, » 80.000 » » » » 500, 15.000 » » » » 200, 15.000 » » » » 100, 15.000
Artikel 1. — Al de ter vertegenwoordiging van de
3 pet. Staatsschuld, 2° reeks, uitgegeven obligatiën waarvan het couponblad door afknippen van de coupon die op 1' Mei 1945 verschijnt zal opgebruikt zijn, worden met ingang van dien datum geannuleerd. Zij zullen overeenkomstig de ter zake geldende bepalingen vernietigd worden.
))
Fr 1.352.000.000
Art. 2. — De Minister van Financiën is ertoe
gemachtigd, ter vervanging ervan, nieuwe obligatiën derzelfde Schuld uit te geven, met rentegenot op 1 Mei 1945, ten beloope van een nominaal kapitaal groot één milliard driehonderd twee en vijftig millioen frank (fr 1.352.000. 000).
Besluitwet van 5 December 1944 houdende wijziging van die van 6 October 1944, tot oprichting van een Instituut voor den Wissel December 1944, bl. 1310). (Staatsblad,
Die nieuwe obligatiën, waarvan de indeeling naar het bedrag van de stukken door den Minister van Financiën wordt vastgesteld, zijn nominaal groot 10.000, 5.000, 2.000, 1.000, 500, 200 en 100 frank. Zij worden voorzien van tien halfjaarlijksche rentecoupons voor de vervaldagen van 1 November 1945 tot en met 1 Mei 1950, betaalbaar in België, bij al de agenten van den Rijkskassier. Die coupons kunnen mede in het buitenland betaalbaar worden gesteld. De onderwerpelijke obligatiën worden bekleed met de bij het koninklijk besluit van 9 Augustus 1920 voorziene stempels en naamstempels.
VERSLAG AAN DEN REGENT De besluitwet van 6 October 1944, tot oprichting van een Instituut voor den Wissel, voorziet dat, als leden van den raad van beheer, inzonderheid twee afgevaardigden van de Luxemburgsche regeering zullen worden aangeduid. Ten einde meer nadruk te leggen op de belangengemeenschap tusschen de twee landen, schijnt het van pas de benaming te wijzigen van dit lichaam dat voortaan Belgisch-Luxemburgsch Instituut voor den Wissel zou heeten. Dit is het doel van onderhavige besluitwet. Gelet op de wet van 7 September 1939, waarbij aan den Koning buitengewone machten worden verleend; — Gelet op de besluitwet van 6 October 1944 tot oprichting van een Instituut voor den Wissel; — Gelet op de dringende noodzakelijkheid; — Op de voordracht van den Minister van Financiën en op in Raad overlegd advies van de Ministers, — Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Het visa van het Rekenhof wordt aangebracht onder den bij de wet van 7 Augustus 1920 voorgeschreven vorm.
Artikel 1. — Het « Instituut voor den Wissel », opgericht bij besluitwet van 6 Oktober 1944, zal voortaan « Belgisch-Luxemburgsch Instituut voor den Wissel » genoemd worden.
Art. 3. — De ter uitvoering van het vorig artikel uitgegeven obligatiën worden aan de houders van de, tegenwoordige obligatiën der 3 pet. Schuld, 2 0 reeks, afgeleverd met ingang van 1 Mei 1945, zonder overeenstemming van nummers noch van coupures.
-
1.000.000.000 100.000.000 160.000.000 80.000.000 7.500.000 3.000.000 1.500.000
Art. 2. — Deze besluitwet treedt in werking den dag waarop zij in het Staatsblad is bekendgemaakt.
28
-
Besluitwet van 5 December 1944 houdende wijziging van die van 6 October 1944, betreffende de aangijte van vermogens in goud en in buitenlandsche munt, van de buitenslands gelegen goederen en van de waarden op het buitenland (Staatsblad, 8 December 1944, bl. 1326). VERSLAG AAN DEN REGENT Bij artikel 1 van de besluitwet van 6 October 1944 wordt de aangifte voorgeschreven van vermogens in goud en in buitenlandsche munt, van cie buitenslands gelegen goederen en van de waarden op het buitenland, binnen een termijn van twee maand met ingang van de bekendmaking der besluitwet. Wegens de moeilijkheden welke steeds de verbintenissen met den vreemde belemmeren, blijkt het verlengen van dien termijn tot op 31 Januari 1945 noodzakelijk. Aan reedsvermelde besluitwet dient een andere wijziging aangebracht : naar luid van den tekst van artikel 1 zijn alleen tot aangifte gehouden, de rechtspersonen die hun bedrijfszetel (lsto alinea) of hun exploitatiezetel (2° alinea) in België hebben. Het past de vennootschappen die, zooals de koloniale vennootschappen, slechts een bestuurszetel in België hebben, tot de aangifte te verplichten. Bijgaand ontwerp van besluitwet streeft naar het verwezenlijken van dit tweevoudig doel. Gelet op de wet van 7 September 1939, waarbij aan den Koning buitengewone machten worden verleend; — Gelet op de besluitwet van 6 October 1944 betreffende de aangifte van vermogens in goud en in buitenlandsche munt, van de buitenslands gelegen goederen en van de waarden op het buitenland; — Gelet op de dringende noodzakelijkheid; — Op de voordracht van den Minister van Financiën en op eensluidend advies van de in Raad vergaderde Ministers, — Wij hebben besloten en Wij besluiten :
De termijn voorzien bij artikel 1 van de besluitwet van 6 October 1944, betreffende de aangifte van vermogens in goud en in buitenlandsche munt, van de buitenslands gelegen goederen en van de waarden op het buitenland wordt tot op 31 Januari 1945 verlengd. Artikel 1.
—
Art. 2. De 2e alinea van artikel 1 van reedsvermelde besluitwet wordt door onderstaande bepaling vervangen : —
« Behoudens in het sub alinea 3 voorziene geval, moeten alle andere rechtspersonen dan die welke in vorenstaande alinea worden bedoeld, binnen den daarin voorzienen termijn, zoo zij in België een zetel bezitten, de in artikelen 2 en 3 vermelde goederen (n waarden aangeven welke door bewusten zetel worden beheerd op den datum van de bekendmaking van het besluit, in het begin van den dag. » Onderhavige besluitwet treedt in werking op den dag van haar bekendmaking in het BelArt. 3.
—
personen gevestigd buiten het grondgebied van het Rijk, geeft aan de regeering de macht niet om de eigenaars van bedoelde biljetten ervan te laten blijken dat deze biljetten regelmatig in hun bezit gekomen zijn. Het Is nochtans van belang dat de betrokkenen slechts dan gecrediteerd worden voor de waarde der biljetten, wanneer het vast staat dat de biljetten niet verkregen werden in strijd met de thans in België vigeerende wettelijke bepalingen en dat ze niet voorkomen van ingezetenen van landen die met België of zijn geallieerden in oorlog zijn. Dit is het voorwerp van onderhavige besluitwet, waarbij terzelfdertljd op bedoelde biljetten een blokkeeringsregime zooals het in België vigeerende regime wordt toegepast. Gelet op de wet van 7 Séptember 1939, waarbij aan den Koning buitengewone machten worden verleend; — Gelet op artikel 11 van de besluitwet van 6 October 1944 betreffende de biljetten van de Nationale Bank van België alsmede de gelddeposito's in landsmunt; — Gelet op de dringende noodzakelijkheid; — Op de voordracht van den Minister van Financiën en het eensluidend advies van de in Raad vergaderde Ministers, — Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Artikel 1. Artikel 11 van de besluitwet van 6 October 1944 betreffende de biljetten van de Nationale Bank van België alsmede de gelddeposito's in landsmunt wordt ingetrokken en door onderstaande bepalingen vervangen : —
« Eenieder, verblijvende of gevestigd buiten het grondgebied van het Rijk, moet aangeven en deponeeren, hij weze daarvan eigenaar of niet, de biljetten der Nationale Bank van België waarvan hij op den datum van het in werking treden van dit besluit houder is buiten België. » De Minister van Financiën bepaalt de modaliteiten en de termijnen van de aangifte en het deposito. » De eigenaar dient het bewijs te leveren dat hij de aangegeven biljetten verkregen heeft zonder overtreding van de in België vigeerende wettelijke bepalingen en dat zij niet toebehooren aan of voortkomen van onderhoorigen van landen die met België of zijn geallieerden in oorlog zijn. » Het bedrag van de biljetten waarvan de eigenaar aan de voorschriften Van dit artikel zal * voldaan hebben, wordt ten name van den in de aangifte aangeduiden eigenaar overgedragen op den postchecken girodienst, te Brussel, ten beloope van 40 pet. op een tijdelijk onbeschikbare bijzondere rekening en ten beloope van 60 pet. op een geblokkeerde bijzondere rekening. » •De bepalingen van de alinea's 2, 3 en 4 van artikel 17 zijn op bedoelde rekeningen van toepassing. Art. 2. Onderhavige besluitwet treedt in werking op den dag van haar bekendmaking in het Bel—
gisch Staatsblad.
gisch Staatsblad.
Besluitwet van 11 December 1944 houdende wijziging van artikel 11 van, de besluitwet van 6 October 1944 betreffende de biljetten van de Nationale Bank van België alsmede de gelddeposito's in landsmunt (Staatsblad, 22 December 1944, bi. 1590).
Besluitwet van 11 December 1944 tot instelling van een comité belast met het onderzoek van den toestand en de verrichtingen der Emissiebank (Staatsblad, 22 December 1944, bl. 1592).
VERSLAG AAN DEN REGENT
VERSLAG AAN DEN REGENT
Artikel 11 van de besluitwet van 6 October 1944, betreffende de biljetten van de Nationale Bank van België alsmede de gelddeposito's in landsmunt, houdende regeling van de aangifte en hét deponeeren der biljetten van het vroeger type van de Nationale Bank van België buiten België onder zich gehouden door
Een Duitsche verordening van 27 Juni 1940 heeft te Brussel een Emissiebank opgericht ■■ ten einde het .geld-, betalingenen kredietverkeer in stand te houden ». Deze bank, die onder de bezetting buiten de Nationale Bank om heeft gewerkt, heeft, inzonderheid tegenover deze en tegen-
—29—
over particulieren, belangrijke • verbintenissen aangegaan waarvan de tegenpartij bijna uitsluitend uit schuldvorderingen cp • Duitschland bestaat. Krachtens de besluitwet van 10 Januari .1941, zijn de door den bezetter genomen maatregelen voor rechtens ingetrokken gehouden naargelang van de vrijmaking van het grondgebied. Voor de Emissiebank brengt deze intrekking mede dat zij in liquidatie wordt gesteld, hetgeen' haar toestand trouwens noodíg maakt. Nochtans kan deze liquidatie, gezien de belangrijkheid van de op het spel staande flnancieele belangen en de onderlinge betrekkingen van de Nationale Bank en den Belgischen Staat, niet volgens de gewone rechtsmiddelen geschieden. Een speciale procedure en speciale regelen moeten bij de liquidatie worden voorzien. Evenwel is de regeering niet voldoende op de hoogte van den financieelen toestand en van de comptabiliteit van de Emissiebank om nu reeds stand te kunnen nemen. Zij heeft het onmisbaar geoordeeld, alvorens een liquidatieplan vast te leggen, dezen toestand nader te doen onderzoeken door een uit vier leden bestaande beperkt comité, dat in opdracht zal hebben, na onderzoek, verslag uit te brengen en passende wenken te geven. Dat comité zal aan de bevoegde overheden de overtredingen signaleeren welke bij het uitoefenen zijner opdracht aan het licht zouden zijn gekomen. In afwachting van het nemen van definitieve beslissingen komt het er• op aan dat de naderhand te nemen maatregelen niet gehinderd of bemoeilijkt worden door rechtsgedingen of andere rechtsvorderingen welke particulieren tegen de bank zouden aanleggen.. Met het oog hierop wordt voorzien dat, voorloopig, elke tegen de Emissiebank aangelegde rechtsvorde• ring niet ontvankelijk is. De betrokkenen zijn gewaarborgd tegen de risico's welke deze niet ontvankelijkheid voor hen zou medebrengen door een schikking welke correlatief b-paalt, dat • alla termijnen, verjaringen, ontzeggingen van eisch en vervallenverklaringen in verband met deze procedures, insgelijks zijn geschorst. Gelet op de wet. van 7 September 1939 waarbij aan den Koning buitengewone machten worden verleend; — Gelet op de hesluitwet van 10 Januari 1941 tot bepaling van de uitwerking van de door den bezetter genomen maatregelen en van de door de regeering genomen beschikkingen; — Overwegende dat maatregelen dienen getroffen met het oog op de regeling van de liquidatie der krachtens een verordening van den bezetter tot stand gekomen » Emissiebank »; — Op de voordracht van den Minister van Financiën en van den Minister van Economische Zaken en op advies van de Ministers in Raad vergaderd, die daarover hebben beraadslaagd, — Wij hebben besloten en Wil besluiten
Artikel 1. — Er wordt een comité ingesteld dat belast is met het onderzoek van den toestand en de verrichtingen van de Emissiebank, met het opmaken van een verslag over dezelve en met het doen van voorstellen over de met het oog op de liquidatie van de bank te nemen maatregelen.
Dit verslag zal aan den Minister van Financiën en aan den Minister van Economische Zaken vó6r 31 Januari 1945 worden afgegeven. .4rt. 2. — 'Het comité is samengesteld uit vier leden, door den Koning benoemd op de voordracht van den Minister van Financiën en van den Minister Van Economische Zaken. Art. 3. — Het comité bezit, in de uitoefening van zijn opdracht, elke macht van navorsching. Het kan zich, in de lokalen van de Emissieba,nk, van de Nationale Bank of van de staatsbesturen, alle bescheiden .laten mededeelen welke het dienstig oordeelt en elke persoon -hooren die bekwaam is om het voor te lichten. Het zal eventueel, aan de bevoegde overheden, alle bevindingen omtrent overtredingen ter kennis stellen.
iirt. 4. — Elke tegen de Elnissiebank gerichte gerechtelijke procesvoering is voorloopig niet ontvankelijk.
Alle termijnen, verjaringen, ontzeggingen van eisch en vervallenverklaringen betreffende die procesvoeringen zijn voorloopig opgeschorst. Art. 5. — Dit besluit treedt in werking op den dag van bekendmaking in het Staatsblad.
Besluit van den Regent van 19 December 1944 waarbij de leden benoemd worden van het Comité belast met het onderzoek van den fin,ancieelen, toestand en, de comptabiliteit der Emissiebank (Staatsblad, 22 December 1944, bl. 1593).
Besluit van 22 December 1944 betreffende de opvoering van, de minima vrijgesteld van, bedrijfsbelasting (Staatsblad, 31 December 1911.4, bl. 1765).
Besluitwet van 23 December 1944 betreffende het opmaken, en het publiceeren van, de balansen en de winst- en verliesrekeningen der Nationale Bank van, België gedurende het tijdperk van vijandelijke bezetting (Staatsblad, 31 December 1944, bl. 1763). VERSLAG AAN DEN REGENT Onder de Duitsche bezetting waren de om de zes maand — per 25 Juni en 25 December van elk jaar — bekendgemaakte balansen en winst- en verliesrekeningen va.a de Nationale Bank van België voorafgegaan van onderstaand voorbehoud : De organieke wet en de statuten van de Nationale Bank van België schrijven voor dat. alle zes maand een balans en een winst- en verliesrekening dienen opgemaakt. Alhoewel de feitelijke omstandigheden waarin de Bank zich op bevindt, het natuurlijk niet mogelijk maken onder normale omstandigheden de verrichtingen af te handelen welke voor het opmaken van soortgelijke bescheiden zijn vereischt, heeft de administratie der Bank geacht zich aan dit voorschrift niet te moeten onttrekken. Bewuste bescheiden werden dus opgemaakt onder dit voorbehoud dat de inventaris en controleverrichtingen noodzakelijkerwijs dienen uitgesteld. Tn feite zijn z1.1 eerder een comptabiliteitstoestand en een rekening van uitslagen dan een eigenlijke balans en winst - en verliesrekening. » Vorenbedoelde inventaris- on conirdleverrichtingen alsmede de hij de recente wetten on de monetaire hervorming aan de Nationale Bank va.n België opgelegde verplichtingen, stellen deze instelling in de onmogelijkheid de gerectificeerde half1a.arlijksche balansen én winst - en verliesrekeningen betreffende het bezettingstijdperk terzelfder tijd als de balans en de winst.- en verliesrekening ner 25 December 1944 op fe maken en het samenstel van deze bescheiden voor te leggen aan de algemeens vergadering va.n de aandeelhouders, die den laatsten Maandag van Februari 1945 moet gehouden worden. Gedurende de bezetting 1914-1918 bevond de Nationale Bank zich in een a.nalogen toestand. Slechts op een buitengewone algemeene vergadering die acht maand na den wapenstilstand (op 30 Juni 19191 werd gehouden, konden do halflaarlijksche halensen en winst- en verliesrekeningen in verband met de jaren 1914-1918 aan de aandeelhouders worden • voorgelegd. Tn het toentertijd door den heer gouverneur namens den beheerraad uitgebracht verslag werd erop gewezen, dat overmachtsomstandigheden de Bank hadden verhinderd deze rekeningsstukken in den statutairen vereischten vorm en op de vastgestelde tijdstippen voor te leggen. Daar de Nationale Bank, hit afloop van de bezetting 1940-1911, evenmin in slaat is gerectificeerde halfjaariiiksche balansen en winst- en verliesrekeningen op te maken. doch daarentegen in de mogelijkheid verkeert op een betrekkelijk aanstaanden datum Jaarlijksche bescheiden aan te leggen, dient zij ten deze te worden ontslagen van de verplichting deze om de zes maand op te maken. De Nationale Bank zal er dienvolgens toe gehouden worden binnen den kortst ~gelijken tijd en uiterlijk op 30 Juni 1945 een gewone algemeene vergadering bijeen te roepen, waarop
haar bestuur verslag zal uitbrengen over de op 25 December 1940 tot 1944 afgesloten dienstjaren. Gelet op de wet van 7 September 1939, waarbij aan den Koning buitengewone machten worden toegekend; —, Gelet op het. koninklijk besluit van 24 Augustus 1939 (nr 29), betreffende de bedrijvigheid, de inrichting en de bevoegdheid van de Nationale Bank van België: genomen ter uitvoering van de wet van 1 Mei 1939: — Gelet on de besluitwet van 6 October 1944 ; betreffende de biljetten van de Nationale Bank van België alsmede de gelddenosito's in landsmunt: — Gelet on de dringende noodzakelijkheid; — Op de voordracht van den Minister van Financiën en op in Baad Overlegd eensluidend advies van de Ministers. — Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Artikel 1. — De Nationale Bank van België is ontheven, wat het tijdperk van vijandelijke bezetting betreft, van het opmaken en publiceeren van halfjaarlijksche balansen en winst- en verliesrekenin gen zooals voorzien bij de bepalingen van artikel 31 van het koninklijk besluit van 24 Augustus 1939 en bij artikel 41 van haar statuten. Over bewust tijdperk zal de Nationale Bank de per 25 December van de jaren 1940 tot 1944 afgesloten jaarlijksche balansen en winst- en verliesrekeningen opmaken en publiceeren. Art. 2. — De gewone algemeene vergadèring voorzien bij artikel 82, 2e en 5e alinea, van de statuten der Nationale Bank, die moet plaats hebben .on den laatsten Maandag van de maand Februari 1945, zal op een lateren datum kunnen gesteld worden, zonder na 30 Juni 1945 te mogen vallen. Art. 3. — Om de balansen en winst- en verliesrekeningen waarvan sprake in artikel 1 te ondérzoelzen, zal het college van censoren over twintig dagen beschikken met ingang van de datums waarop de raad van regenten die zal hebben vastgesteld. Art. J. — De verdeeling van de jaarlijksche winsten zal geschieden overeenkomstig de bepalingen van artikel 21 van het koninklijk besluit van 24 Augustus 1939. De bij artikel 39 van de statuten bepaalde datum wordt verschoven tot den l aten van de maand die volgt op de bij artikel 3 voorziene algemeene vergadering. Art. 5. — In afwijking van het voorgeschrevene hij artikel 35 van het koninklijk • besluit van 24 Augustus 1939 is de Nationale Bank van België ervan ontheven haar statuten in overeenstemming te brengen met onderhavige bepalingen.
Besluit van den Regent, van 26 December 1944 hondendo vaststelling von het bedrog der retributieg, door het BeloiRch-Lnrem,buraRch, TnAtitunt voor de??, TV is Rel te heffen op de oan Zi?17, tliggcb4n,komAt onderworpen, verrichtingen (Staatsblad, 29 December 1944, bl. 1723). Gelet op artikel 8 van de besluitwet van 6 October 1944. gewijzigd bij die van 5 December 1944 tot oprichting van een Bel•isch-Luxemburgsch Instituut voor den Wissel; — Gelet op de besluitwet van 6 October 1944 betreffende de wisselcontrOle: — Overwegende dat redenen van praclisehen aard, inzonderheid de aard en het veranderlijke bedrag van de fne-
latingen die door het Belgisch-Luxemburgsch Instituut voor den Wissel zullen afgeleverd worden, het niet, mogelijk maken de heffing van een retributie bil het verleenen van de toelating te verzekeren; — Overwegende dat de retributie slechts op een billijken grondslag kan .geheven worden op he' tiktstip waarop de verrichting zelf tot stand komt; — Op de voordracht van den Minister van Financiën, — Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Artikel 1. — Onverminderd haar gebruikelijk makelaarsloon nemen de door het Belgisch-Luxemburgsch Instituut voor den Wissel erkende banken voor rekening van dit zelve een commissieloon van 0,25 n. d., met een minimum van 5 frank per verrichting op eenigerlei gedeeltelijke of geheele akte van beschikking, inclusief inpandgeving of overdracht van vruchtgebruik, door haar bemiddeling uitgevoerd krachtens een toelating van het Belgisch-Luxemburgsch Instituut voor den Wissel, voor de aan zijn tusschenkomst onderworpen verrichtingen. Het instituut stelt de wijze van heffing van bewust, commissieloon vast. Art. 2. — Dit commissieloon is onafhankelijk van de maximumruimte van 1/4 p. d., voorzien bij artikel 3 van het ter uitvoering van de besluitwet van 1 Mei 1944, betreffende de voorwaarden van aan- en verkoop van goud en vreemde munten, genomen besluit nr 6 der in Raad vergaderde Ministers. Art. 3. Geven geen aanleiding tot heffing van het in artikel 1 voorziene commissieloon : a) de aan- en verkoop van alle vreemde bankbiljetten en munten; h) alle verrichtingen in Kongoleesche franken. Art. 4. — De Minister van Financiën is belast met de toepassing van dit besluit, dat in werking treedt den dag waarop het in het Staatsblad is bekendgemaakt.
Wet van 29 December 1944 Overgangswiet van financiën voor 1945 31 December 1944, bl. 1763).
(Staatsblad,
Koning Leopold III, door 's vijands toedoen zich in de onmogelijkheid bevindende om te regeeren, — De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1. — De op 31. December 1944 bestaande rechtstreeksche en onrechtstreeksche belastingen, in hoofdsom en opcentiemen ten behoeve van den Staat, worden tijdens het jaar 1945 ingevorderd volgens de wetten, besluiten en tarieven waarbij de zetting en invordering ervan worden geregeld, met inbegrip van de wetten. besluiten en tarieven, die slechts een tijdelijk of voorloopig karakter hebben, alsmede van de besluiten nietig verklaard. doch vOor tijdelijk geldig gehouden, krachtens artikel 3 van de besluitwet van 5 1Vtei 1944 (Belgisch Staatsblad Londen van 1 September 1944. nl' 19).
Art. 2. — De op 31 December 1944 beschikbaar blijvende gelden op de fondsen die hét voorwerp uitmaken van de begrooting van ontvangsten en uitgaven voor orde, mogen gebruikt worden met ingang van 1 Januari 1945.
Zij kan alle belastingontheffing aan deze leening verbinden.
van het bedrag van de zoo noodig aan te gane leening. Alle fiskale vrijstellingen mogen daaraan verbonden worden. De onder alinea's 1 en 3 bedoelde leening en Schatkistbons mogen worden uitgegeven hetzij in België, hetzij in het buitenland, in Belgische of in buitenlandsche munt.
De Minister van Financiën is ertoe gemachtigd rentegevende Schatkistbons uit te geven ten beloope
1945.
Leewing. Art. 3. — De regeering wordt gemachtigd door leening te dekken het excedent van de uitgaven voor de begrooting van het dienstjaar 1945 op de ontvangsten.
Art. 4. — Deze wet treedt in werking op 1 Januari
LANDBOUW Besluit van 23 November 1944
Besluit van 14 December 1944
houdende telling van de winterbezaaiingen en van het vee op 1 Januari 1945 (Sta,atsblad, 8 December 1944, bl. 1829).
waarbij •de premie toegekend aan de landbouwers voor leveringen van graan gedaan vóór 1 December 1944 met 10 frank wordt verhoogd (Staatsblad, 15 December 1944, bl. 1472).
Tusschen 2 en 7 Januari 1945 zal een telling worden gehouden van de winterbezaaiïngen en het vee dd. 1 Januari 1945.
Gezien de besluitwet van 27 October 1939, gewijzigd bij de besluitwetten van 11 en 14 Mei 1940 en van 30 Augustus 1944;• — Herzien het besluit van 20 juli 1944, tot vaststelling van de prijzen der inlandsche granen van den oogst 1944 en tot bepaling van de bezoldiging der erkende graanhandelaars, — Besluiten
Ministerieel besluit van 23 November 1944
Eenig artikel. — De laaste alinea van artikel 1 van het besluit van 20 Juli 1944 tot vaststelling van de prijzen der inlandsche granen van den oogst 1944 en tot bepaling van de bezoldiging der erkende graanhandelaars wordt • door volgenden tekst vervangen : « De hierboven vastgestelde prijzen kunnen verhoogd worden met een afleveringspremie van fr 30 per 100 kilogram voor de tot 30 November 1944 gedane leveringen en van fr 20 voor de leveringen gedaan vanaf 1 December 1944. »
betref fendé de benuttiging van het zaaigraan en, het peulvruchtenza,ad der landbouwvariëteiten van den oogst 1944 (Staatsblad, 17 December 1944, bl. 1518).
Ministerieel besluit van 30 November 1944 betreffende de mobilisatie en, den verkoop van, ruwe inlandsche tabak (Staatsblad, 24 December 1944, bl. 1644).
Ministerieel besluit van 11 December 1944 betreffende de seizoentoeslagen voor leveringen van zuivelproducten gedurende de maand December 1944 (Staatsblad, 18-19 December 1944, bl. 1538).
Ministerieel besluit van 15 December 1944 waarbij de Suikercommissie terug in werking wordt gesteld (Staatsblad, 25-26-27 December 1944, bl. 1682).
IV. — NIJVERHEID Beslultwet van 30 November 1944
Besluit van den Regent van 12 December 1944
tot wijziging en, ter aanvulling van de besluitwet van 27 October 1939, gewijzigd bij de besluitwetten van 11 en, 14 Mei 1940 en 30 Augustus 1944, ter 'aanvulling van de maatregelen 'voor het verzekeren van de bevoorrading van het land r n voor het voorkomen en het beteugelen van de misbruiken in, den handel in sommige eet- of koopwaren (Staatsblad, 9 December 1944, bl. 1355)• (Zie
waarbij een einde wordt gesteld aan de tijdelijke geldigheid van de besluiten betreffende de dekking der lasten van de Compensatiekas der Steenkolennijverheid (Staatsblad, 20 December 1944, hl. 1561). VERSLAG AAN DEN REGENT De Compensatiekas van de Steenkolennijverheid werd opgericht met het oog op het beheeren en het verdeelen tusschen de steenkoolmijnen van de volgende bedragen : 1 0 toelagen verleend door het Ministerie van Financiën; 20 compensatietaxen ingevoerd op de huishoudkolen, later uitgebreid op de kolen voor ambachtelijk gebruik, ten slotte verdubbeld; 3 0 verhoogingen der prijzen voor sommige soorten van steenkolen waarvan de opbrengst in de Kas moest gestort worden door het Belgisch Kolenkantoor. Daar het ministerieel besluit dd. 27 September 1944, houdende vaststelling der prijzen van de steenkolen en steenkoolbriketten met ingang van 1 September 1944, een algemeene verhooging der prijzen van de steenkolen heeft verleend, stelt
ook rubriek X.)
Ministerieel besluit van 1 December 1944 houdende reglementeering van den aankoop en de verdeeling van de inlandsche tabak (Staatsblad, 24 December 1944, bl. 1647).
—
32
—
het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben aan de goedkeuring van Uwe Koninklijke Hoogheid voor te leggen, met terugwerkende kracht op denzelfden datum, een einde aan de besluiten van de secretarissen-generaal dd. 31 December 1942, 30 Juli, 12 en 29 October 1943.
dd. 31 December 1942, 30 Juli, 12 en 29 October 1943, betreffende de dekking der lasten van de Compensatiekas der Steenkolennijverheid. Art. 2. De Minister van Financiën en de Minister van Economische Zaken zijn, ieder wat hem betreft, inzonderheid belast met de uitvoering van dit besluit. —
Gelet op de besluitwet van 5 Mei 1944, betreffende de besluiten genomen en de andere bestuursdaden verricht, tijdens de vijandelijke bezetting, door de secretarissen-generaal en door hen die dezer bevoegdheden uitgeoefend hebben; — Gelet op de besluiten van de secretarissen-generaal dd, 31 December 1942, 30 Juli, 12 en 29 October 1943, betreffende de dekking der lasten van de Compensatiekas der Steenkolennijverheid; — Gelet op het besluit van den Minister van Economische Zaken dd. 27 September 1944, houdende vaststelling der prijzen van de steenkolen en steenkoolbriketten met ingang van 1 September 1944; — Overwegende dat, ingevolge de algemeene verhooging met ingang van 1 September 1944 van de prijzen der steenkolen en steenkoolbriketten, het past een einde te stellen aan de tijdelijke geldigheid van voormelde besluiten, betreffende de dekking der lasten van de Compensatiekas der Steenkolennijverheid; — Op voorstel van den Minister van Financiën en van den. Minister van Economische Zaken en op advies van de Ministers die er over in de Raad beraadslaagd hebben, — Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Artikel I. Er wordt met terugwerkende kracht op datum van 1 September 1944 een einde gesteld aan de tijdelijke geldigheid van de besluiten —
Besluit van 15 December 1944 betreffende de aangifte en de benuttiging van voedings- of nijverheidszout (Staatsblad, 18-19 December 1944, bl. 1538).
Besluit van 27 December 1944 waarbij een driemaandelijksche telling van de voorraden afgewerkte textielproducten bij sommige handelaars en fabrikanten wordt voorgeschreven (Staatsblad, 30 December 1944, bl. 1744).
V. — ARBEID Besluit van 14 October 1944 betreffende verandering van enkele bepalingen van het koninklijk besluit van 31 Mei 1933, houdende wijziging van het stelsel der onvrijwillige werkloosheid. — Erratum (Staatsblad, 2 December 1944, bl. 1246).
Besluitwet van 28 December 1944 betreffende de maatschappelijke verzekering der arbeiders (Staatsblad, 30 December 1944, bl. 1737.)
(Zie ook rubriek I.)
Besluitwet van 28 December 1944 houdende verhooging van de rust- en, overlevingspensioenen (Staatsblad, 31 December 1944, bl. 1768).
De bij artikel 1, § 2, en artikel 2 van de besluitwet van 31 October 1944 voorziene verhooging wordt gehandhaafd met ingang van 1 Januari 1945.
VI. — BINNENLANDSCHE HANDEL Besluit van 27 December 1944 waarbij een driemaandelijkche telling van de voorraden afgewerkte textielproducten, bij sommige handelaars en fabrikanten wordt voorgeschreven (Staatsblad, 30 December 1944, bl. 1744).
VII. — BUITENLANDSCHE HANDEL Besluitwet van 14 December 1944
VERSLAG AAN DEN REGENT
houdende wijziging van de besluitwet nr 1, dd. 1 Mei 1944, waarbij voorloopige maatregelen worden uitgevaardigd om de gezondmaking van de munt voor te bereiden (Staatsblad, 25-26-27 December 1944, bl. 1671).
—
De besluitwet nr 1 dd. 1 Mei 1944 heeft een reeks maatregelen, zoowel verbods- als reglementeeringsmaatregelen uitgevaardigd, die verrichtingen van zuiver financieelen en monetairen aard op het oog hebben. Te zelftier tijd verordent ze een maatregel van een eenigszins anderen aard : invoer en uitvoer van grondstoffen, koop-
33 —
waren, eetwaren en materiaal, afhankelijk gesteld van het bekomen eener vergunning. Het leek de regeering noodzakelijk en dringend, invoer en uitvoer weer uitsluitend onder het regime te plaatsen, vastgesteld bij de wet dd. 30 Juni 1931, gewijzigd bij deze dd. 30 Juli 1934. Inderdaad, artikel 3 van de besluitwet nr 1, stelt den Staat, de provinciën. de gemeenten. de openbare instellingen en de Nationale Bank van België vrij van de bij bedoelde besluitwet ingevoerde reglementeering. Deze vrijstelling, die op monetair gebied zeer goed te begrijpen is. is op douanegebied' moeilijk door te voeren. Bovendien, liever dan de bij artikel 5 van de besluitwet voorziene sancties toe te passen, lijkt het ons rationeeler wat betreft, de naar aanleiding van in- of uitvoer vastgestelde inbreuken, de bij de wet dd. 30 Juni 1931 voorziene strafbepalingen te handhaven, die verwijzen naar deze van de douanewet, dd. 20 December 1897, betreffende de beteugeling van het bedrag op gebied van in-, uit- en doorvoer van verboden goederen. Ten slotte, om een doeltreffende controle over onze handelsverrichtingen met het buitenland te bewaren, is het eveneens noodzakelijk, dat de doorvoer on gelijke wijze als in- en uitvoer on het oog gehouden wordt. Er kunnen zich inderdaad gevallen voordoen waarbij een niet gereglementeerde doorvoer aan onze warenvoorziening nadeel zou berokkenen. Het ontwerp tot besluitwet.. dat wij de eer hebben Uwe Koninklijke Hoogheid ter goedkeuring voor te leggen. stelt zich ten doel, de beschikking va.n de besluitwet dd. 1 Mei 1944 in te trekken op den datum van hare inwerkingtreding, naar luid waarvan in- en uitvoer va.n grondstoffen. koopwaren, eetwaren en materiaal van een afzonderlijke of een algemeene, door den Minister van Economische Zaken af te leveren vergunning, afhankelijk gesteld worden. Zoodoende blijft het bil de wet dd. 20 juni 1931, gewijzigd bij de wet dd. 30 Juli 1934, voorziene regime de eenige wettelijke basis die in buitengewone en abnormale omstandigheden en wanneer de levensbelangen van het land op het spel staan, toelaten in-, uit- en doorvoer van alle koopwaren aan een reglementeering te onderwerpen. Gelet op de wet dd. 7 September 1939. waarbii aan den Honing buitengewone machten worden toegekend. en inzonderheid zijn artikel 1. 3°: — Gelet on de besluitwet nr 1 dd. 1 Met 1944. waarbij voorloonige maa regelen worden ultrovaardigd om de gezondmaking van de munt voor te' bereiden: — overwegende. dat het noodzakelijk en dringend is, met het oog on de verdediging van de economische en flnancieele belangen des langs- In- en uitvoer aan het hij de wet dd. 30 Juni 1931. gewijzigd bij de wet id. 30 Juli 1934. betreffende den in-. uit- en doorvoer van goederen. vastgestelde regime te onderwernen; — On de voordracht van den Eersten Minister, den Minister van Buitenlandsche Zaken en Buitenlandschen Handel. den Minister van Financiën, den Minister van Landbouw, den Minister van Economische Zaken. den Minister van Verkeertwezen. den Minister van Bevoorrading en op advies van de in Raad vergaderde Ministers, — Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Artikel 1. — Beschikking van
2° , litt.
a, van artikel c'
der besluitwet n* 1 dd. 1 Mei 1944. bepalend dat inen uitvoer van grondstoffen, koopwaren, eetwaren en materiaal afhankelijk gesteld worden van afzonderlijke of algemeene door den Minister van Economische Zaken af te leveren vergunningen, wordt ingetrokken op den datum van 5 September 1944. Art,. 2. — De Eerste-Minister, de Minister van Buitenlandsche Zaken en Buitenlandschen Handel, de Minister van Financiën, de Minister van Landbouw, de Minister van Economische Zaken, de Minister van Verkeerswezen en de Minister van Bevoorrading worden in 't bijzonder, ieder voor wat hem betreft, met de uitvoering van onderhavig besluit belast, dat in werking treedt den dag zijner bekendmaking in het Belgisch, ,S"taatsblad.
Besluit van den Regent van 15 December 1944 betreffende den, in-, uit,- era doorvoer der goederen, (Staatsblad, 25-26-27 December 1944, bl. 1674)..
VERSLAG AAN DEN REGENT De besluitwet dd. 14 December 1944 houdende wijziging van de besluitwet nr 1 dd. 1 Mei 1944, waarbij voorloopige maatregelen worden uitgevaardigd om de gezondmaking van de munt voor te bereiden, heeft tot gevolg uit- en invoer der koopwaren onder het eenig regime terug te brengen, Ingesteld hij de wet dd. 30 Juli 1934. Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben Uwe Koninklijke Hoogheid ter goedkeuring voor te leggen voorzien een met deze van de besluitwet dd. 14 December 1944 geliikloopende beslissing en bepaalt dat in-. uit- en doorvoer van alle koopwaren aan de voorafga.andellike overlegging van een door den Minister van Economische Zaken afgeleverde vergunning afhankelijk gesteld wordt. Deze maatregel wordt door 'de omstandigheden opgedrongen. Wat de Invoer betreft is hi.i ten volle gewettigd, met, het oog op een zoo goed mogelijke gebruikmaking, in het algemeen belang, van de beschikbare middelen inzake vervoer en wisselkoers, en op de uitoefening van een strenge controle op bestemming en vercleeling der goederen. Hij is, wat uitvoor aangaat, gegrond door de noodzakelijkheid de voor de goederenvoorzle• ning der bevolking en voor den industrieelen wederopbouw onmisbare producten in het, land te weerhouden. De controle op den wisselkoers zou trouwens zonder uitwerking blijven indien een overeenkomstige reglementeering van in-, uit- en doorvoer van alle goederen niet voorzien was. De dra.agwildte van de beschikking. het onderwerp van artikel 1 uitmakend, wordt, getemperd bil artikel 2 van het ~wem van besluit., waarbij voorzien wordt dat de Minister van Economische Zaken in het geheel of ten deele de toepassing van dezen maatregel derwijze kan opschorten dat het, mogelijk blijft, trapsgewijze en zonder ongelukken, tot een normalen toestand van vrijhandel terug te keeren. De wet dd. 30 Juni 1931, gewijzigd bil deze dd. 30 Juli 1934, houdende overdracht aan den Koning ten einde namelijk. In buitengewone en abnormale omstandigheden en wanneer de levensbelangen van het, land op het spel staan. in-, uit- on doorvoer van alle goederen te reglementeeren. artikel 3 van onderhavig besluit voorziet dat den duur van de schorsing. hij ministerieel besluit, twee maanden niet mag te hoven gaan en dat van afloop van dezen termlin een koninklijk besluit, deze goederen zal bepalen waarvan in-, uit- of doorvoer van geen vergunning afhankelijk gestemd wordt. Anderdeels zijn deze beschikkingen zonder nadeel voor de macht van den Koning, afgezien va.n alle schorsingsmaatregelen door den Minister van Economische Zaken genomen, in-, uiten doorvoer van bepaalde goederen aan het stelsel der vergunningen te onttrekken. De Begeering heeft gemeend dat deze procedure de beginselen. door den wetgever neergelegd in de gewijzigde wet dei. 10 juni 1931 vrijwaart. aangezien de afwerking va.n cle schorsing bij ministerieel besluit streng beperkt is en de 'Koning pij slot van rekening over de macht, beschikt, alleen de lijst vast te stellen der goederen. waarvoor een in-, uit: of doorvoervergunning noodzakelijk is. Gelet on de wet dd. 30 Juni 1931. gewijzigd hij de wet, dd. 30 Juli 1934, betreffende den In-, uit- en doorvoer van goederen: — Overwegende dat. het noodzakelijk en dringend de invoer van alle goederen van een vergunning afhankelijk te stellen,. met het oog on een zoo goed mogelijke gebruikmaking. in het, algemeen belang, van de beschikbare middelen inzake vervoer en wisselkoers en op de uitoefening van een erenee controle on bestemming en verdeellng der goederen: — Overwegende dat het noodzakelijk en dringend le uitvoer ■ ," oen vergunning afhankelijk te stellen, ten einde do vno" de enederenvoorziening der bevolking en voor den industrieeten wederonbonw onmisbare producten in het land te, weerhoudon: — On de voordracht van den Eerste-Minister. van den minister van Buitenlandsche Zaken en Buitenlandschen Den. del. van den Minister van Financiën. van den Minister van T mibouw. van den Minister va.n Economische Zaken. va.n den "•rini.ter van Verkeerswezen en van den Minister van Bevoorrading en op advies van de in Baad vergaderde Ministers, — Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Artikel, 1. — Tn-, uit- en doorvoer van alle goederen worden van de voorafgaandeliike overlegging van een door den Minister van Economische laken afgele ,er-le vergunning afhankelijk gesteld. Evenwel, behoudens de door den Minister van Economische Zaken op te geven goederen, wordt een vergunning niet vereischt, voor transito goederen onder douane-toezicht verzonden.
De Minister van Economische Zaken kan voor den dáur van ten hoogste twee maanden en voor de .goederen die hij bepaalt, de toepassing in haar geheel of ten deele van de beschikkingen van artikel 1 schorsen. Art. 3. — Vóór het verstrijken van den termijn van twee maanden, voorzien in artikel 2, zal een koninklijk besluit, waarover in den Ministerraad beraadslaagd werd, deze goederen vaststellen, waarvoor in-, uit- of doorvoer niet van een vergunning afhankelijk gesteld wordt. • Art. 4. — De Eerste-Minister, de Minister van Buitenlandsche Zaken en Buiteniandschen Handel, de Minister van Financiën, de Minister van Landbouw, de Minister van Economische Zaken, de Minister van Verkeerswezen, de Minister van Bevoorrading worden in 't bijzonder, ieder voor wat hem betreft, met de uitvoering van onderhavig besluit belast, dat in werking treedt op 5 September 1944.
Besluit van den Regent van 15 December 1944 waarbij met terugwerkende kracht, een einde gesteld wordt aan het besluit dd. 1 December 1942, betreffende de beteugeling van overtredingen inzake in-, uit- of doorvoer van goederen waarop contrdlemaatregelen slaan (Staatsblad, 25-26-27 December 1944, bl. 1676). VERSLAG AAN DEN REGENT Het ontwerp van besluit, dat wij de eer hebben aan Uwe Koninklijke Hoogheid ter goedkeuring voor te leggen, heeft tot doel de oorspronkelijke tekst van de wetten dd. 30 Juni 1931 en 30 Juli 1934 weder te herstellen, aangezien de nieuwe beschikkingen, voorzien in het besluit der secretarissen-generaal dd. 1 December 1942 zonder praktisch nut gebleken is in het kader der douane-wet dd. 20 December 1897. Dientengevolge stelt het ontwerp van besluit een einde aan de tijdelijke geldigheid van deze bepalingen, niet terugwerkende kracht op den datum van 5 September 1944. Gelet op de besluitwet dd. 5 Mei 1944, betreffende de besluiten genomen en de andere bestuursdaden verricht, tijdens de vijandelijke bezetting, door de secretarissen-generaal en door hen die dezer bevoegdheden uitgeoefend hebben; — Gelet op de wet dd. 30 Juni 1931, gewijzigd bij de wet dd. 30 Juli 1934, betreffende den in-, uit- en doorvoer van goederen; — Gelet op het besluit der secretarissen-generaal dd. 1 December 1942, betreffende de beteugeling van overtredingen inzake in-, uitof doorvoer van goederen waarop controlemaatregelen slaan, besluit, dat, ofschoon nietig, geacht wordt tijdelijk geldig te zijn krachtens artikel 3 der besluitwet dd. 5 Mei 1944 voor, noeind; — Overwegende dat het noodzakelijk en dringend is den tekst van de wetten dd. 30 Juni 1931 en 30 Juli 1934 weder te herstellen; — Op de voordracht van den Eerste-Minister, den Minister van Buitenlandsche Zaken en Buitenlandschen Handel, den Minister van Financiën, den Minister van Landbouw, den Minister van Economische Zaken, den Minister van Verkeerswezen en den Minister van Bevoorrading en op advies van de in Raad vergaderde Ministers, — Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Art. 2: — De Eerste-Minister, de Minister Van •Buitenlandsche Zaken en Buiteniandschen Handel, de Minister van Financiën, de Minister van Landbouw, de Minister van Economische Zaken, de Minister van Verkeerswezen en de Minister van Bevoorrading worden in 't bijzender, ieder voor wat hem betreft, met de uitvoering van onderhavig besluit belast, dat op den dag zijner bekendmaking in het Belgisch taatsblad, in werking treedt.
Besluit van den Regent van 16 December 1944 houdende afschaffing der heffing van speciale rechten naar aanleiding van de aflevering van invoervergunningen voor bepaalde producten (Staatsblad, 25-26-27 December 1944, bl. . 1678). VERSLAG AAN DEN REGENT • De heffing van speciale vergunningsrechten werd toegelaten bij de wet dd. 30 Juli 1934, houdende wijziging van de wet dd. 30 Juni 1931, betreffende den in-, uit- en doorvoer van goederen. De opbrengst dezer speciale rechten was bedoeld als een compensatie voor de toeneming van de administratiekosten, veroorzaakt door het beperkend stelsel der contingénteering van den invoer van buitenlandsche producten. Na verscheidene opeenvolgende toepassingen van dit systeem en veelvuldige wijzigingen aangebracht aan be,ioelde speciale rechten, stelden twee koninklijke besluiten dd. 26 December 1938 een tegelijkertijd algemeene en hoogere heffing vast, met de bedoeling, in een land als het onze dat bij uitstek een invoerend land is, het evenwicht van den kostprijs tusschen de buitenlandsche en binnenlandsche producten beter te verwezenlijken. ln de huidige omstandigheden waarin de invoer van groote hoeveelheden grondstoffen en producten te • gemOet wordt igneozien, dringt de noodzakelijkheid zich op een zoo gematigd gelijk prijsniveau na te streven. Overigens is het in dien geest dat het te Londen tusschen de Nederlandsche regeering, eensdeels, en de Belgische en Luxemburgsche regeeringen, anderdeels, uitgewerkte ontwerp van douanetarief de op een groot aantal producten slaande douanerechten schorst. Het ontwerp van besluit, dat wij de eer hebben Uwe Koninklijke Hoogheid ter goedkeuring voor te leggen, schaft, in ove•eenstemming met deze politiek, alle speciale rechten af, die naar aanleiding van de aflevering van vergunningen tot invoer der bij de bovenvermelde koninklijke besluiten dd. 26 December 1938 bedoelde producten getroffen werden. Tijdens de bezetting hebben besluiten' der secretarissen-generaal de heffing dezer rechten voor de voedingsproducten alsmede voor de nijverheidskolen geschorst. Aangezien de tekst van artikel 1 van het ontwerp van besluit op de bij de besluiten dd. 26 December 1938 bedoelde producten betrekking heeft, is het niet dienstig naar bovenbedoelde besluiten der secretarissen-generaal te verwijzen. Gelet op de wet dd. 30 Juni 1931, gewijzigd bij deze d.d. 30 Juli 1934, betreffende den in-, uit- en doorvoer van goederen; — Gelet op de koninklijke besluiten dd. 26 December 1938, betrekkelijk de heffing van speciale rechten bij de aflevering der invoervergunningen van zekere producten; — Aangezien het noodzakelijk en dringend is, met de bedoeling een zoo gematigd mogelijk prijsniveau na te streven, de heffing der speciale rechten op de invoervergunningen te schorsen; — Op de voordracht van den Eerste-Minister, van den Minister van Buitenlandsche Zaken en Buitenlandschen Handel, van den Minister van Financiën, van den Minister van Landbouw, van den Minister van Economische Zaken, van den Minister van Verkeerswezen en van den Minister van Bevoorrading, en cp advies van de in Raad vergaderde Ministers, — Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Artikel 1. — Met terugwerkende kracht op den datum van 5 September 1944, wordt een einde gesteld aan het besluit der secretarissen-generaal dd. 1 December 1942, betreffende de beteugeling van overtredingen inzake in-, uit- of doorvoer van goederen waarop controlemaatregelen slaan. —
Artikel 1. — De speciale rechten, getroffen ter gelegenheid der aflevering van vergunningen tot den invoer van de bij de voornoemde koninklijke besluiten dd. 26 December 1938 bedoelde producten, worden afgeschaft.
35
—
Art. 2. — De Eerste-Minister, de Minister van Bui-
tenlandsche Zaken en Buitenlandschen Handel, de Minister van Financiën, de Minister van Landbouw, de Minister van Economische Zaken, de Minister van
Verkeerswezen en de Minister van Bevoorrading worden, in 't bijzonder ieder voor wat hem betreft, met de uitvoering van onderhavig besluit belast, dat in werking treedt op 5 September 1944.
VIII. — VERKEEERSWEZEN Besluit van den Regent van 27 November 1944 tot inrichting van een Nationaal Bureau voor Regeling van het Vervoer (Staatsblad, 3 December 1944, bl. 1264).
Besluit van 5 December 1944 houdende vo orloopig e verhoog ing der maximumprijzen vastgesteld voor het vervoer van goederen met motorvoertuigen (Staatsblad, 13 December 1944, bl. 1443). (Zie ook rubriek IX.)
Ministerieel besluit van 6 December 1944 tot regeling van het vervoer en de . levering van brandstoffen (Staatsblad, 8 December 1944, bl. 1334).
Ministerieel besluit van 6 December 1944 tot wijziging van het ministerieel besluit vctin, 15 September 1944, genomen, ter uitvoering van de besluitwet van 14 September 1944 houdende controle van het goederenvervoer door middel van motorvoertuigen (Staatsblad, 15 December 1944, bl. 1473).
Besluitwetten. van 12 December 1944 betreffende de organisatie der binnenscheepvaart (Staatsblad, 16 December 1944, bl. 1489). VERSLAG AAN DEN REGENT De militaire gebeurtenissen, die de bevrijding van het grondgebied hebben medegebracht, hebben belangrijke schade veroorzaakt aan de vloot van binnenvaartuigen van ons land. Bovendien worden talrijke binnenschepen in het buitenland weerhouden of zijn tot stilliggen gedwongen ingevolge de vernielingen van kunstwerken op de waterwegen. De herstelling der geleden schade ondervindt anderzijds moeilijkheden, wegens het gebrek aan de vereischte materialen. Men moet dan ook vreezen, dat het aantal schepen dat ter beschikking onzer nationale economie en der geallieerde legers kan gesteld worden, aanzienlijk kleiner is dan het onder de bezetting bestaande, hetwelk zelf reeds een belangrijke vermindering had ondergaan ten opzichte van het vóóroorlogsche aantal, ingevolge de vroegere vernielingen door oorlogsfeiten en de massale opeischingen door den vijand. Vermits anderzijds talrijke belangrijke transporten, zoowel voor de oorlogvoering als voor de ravitailleering der bevolking, ongetwijfeld te water zullen moeten geschieden, dient niet de mogelijkheid eener schaarschte aan binnenschepen rekening te worden gehouden. In deze veronderstelling hoeven er maatregelen te worden getroffen ten einde de best mogelijke benuttiging van de ter beschikking staande schepen en de uitoefening van een doeltreffende controle op de toegepaste vervoerprij zen te verzekeren. Daartoe dringt een centralisatie van de bevrachtingen door speciale i nschrijvingsbureau's voor de vrachtschepen eenerzijds, voor de sleepboote.n anderzijds, zich op. De twee hiernavolgende besluitwetten beantwoorden aan deze doelstelling. Zij voorzien in de oprichting van twee met rechtspersoonlijkheid bedoelde organismen, de » Dienst voor Regeling der Binnenvaart (D.R.B.) en de Belgische Sleepvaart Groepeering (B.S.G.) », welke belast worden met de regeling der binnenvaarttransporten, ieder in zijn ressort, volgens de richtlijnen
—
en onder het bestendige toezicht van den Minister van Openbare Werken. De formule van het autonome organisme, gescheiden van de algemeens Rijksadministratie, is vooral aan te bevelen op dit gebied, waar de snelheid en de soepelheid der actie, de onmiddellijke aanpassing aan de noodwendigheden van handel en nijverheid van groot belang zijn. Er moge ook worden nadruk gelegd op het feit dat de beheerkosten van deze lichamen zullen worden gedekt door afhoudingen, te betalen door hen die voordeel trekken uit dezer tusschenkomst. Ten slotte laat de autonome vorm het best de overname toe, door de nieuwe organismen, van de soortgelijke organisaties, die onder de bezetting werden opgericht en waarvan de nietigheid werd vastgesteld door de besluitwet van 5 Mei 1944. Kunnen de algemeene principes van de nieuwe lichamen worden vergeleken met diegene welke onder de bezetting werden toegepast, de vorm waarin zij worden verwezenlijkt wijkt op sommige belangrijke punten daarvan af. Ten eerste wordt de verplichte aansluiting van schippers en sleepbooteigenaars afgeschaft. Vervolgens wordt de leiding van de organismen niet meer toevertrouwd aan een raad, maar zal onmiddellijk worden waargenomen door een commissaris, afgevaardigd door den Minister van Openbare ii erken, d ie . al handelen volgens de door laatstgenoemde te verstrekken richtlijnen. Deze versterking van de autoriteit van den Minister is onontbeerlijk gebleken ten overstaan van den omvang en het gewicht der taak, die voor de-binnenvaart is weggelegd, en wegens het feit dat de vervulling dezer taak in sommige gevallen dwangmaatregelen ten opzichte der vervoerders zou kunnen vereischen; de versterking van het ni inisterieele gezag brengt een waarborg voor volledige bui ijitheid en onpartijdigheid mede. De hervorming der vroegere organismen wordt bovendien nog geleid door de zorg voor een zoo groot mogelijke vereenvoudiging van de voorschriften. Aan den Minister van Openbare Werken zal het toekomen, de reglementen betreffende de- werking der nieuwe lichamen uit te vaardigen; deze reglementen zullen een billijke verdeeling der binnenvaarttransporten, zonder eenig favoritisme, moeten verzekeren, doch daaroij de soepelheid in de exploitatie der schepen moeten vrijwaren, en alle onnoodige formaliteiten en tusschenkomsten moeten vermijden. Er weze opgemerkt dat, wat de Belgische Sleep vaart Groe-peering » betreft, deze over het algemeen in het verleden voldoening heeft geschonken en dat haar organisatie — die wegens de verschillende structuur van de sleepvaart gecompliceerder is — vrijwel zonder wijziging is kunnen behouden blijven. De D.R.B. en de B.S.G. zullen eveneens voortgaan, zooals de vroegere organismen, hun bijzonder nuttige medewerking te verleenen op het gebied van de ravitailleering der schippers en van de uitreiking aan de scheeps- en sleepbooteigenaars van kolen, motorbrandstof en andere gerantsoeneerde stoffen. De bedrijvigheid van den D.R.B. en de B.S.G. zal in wezen tijdelijk zijn. Zij heeft, althans in haar huldigen vorm, geen andere rechtvaardiging dan diegene der uitzonderlijke omstandigheden waarin het land zich bevindt. Zoodra deze omstandigheden zullen opgehouden hebben te bestaan, zullen deze organismen dienen ontbonden te worden. liet zal op dat oogenblik de taak van de wetgevende macht zijn, te onderzoeken of de voortzetting van een reglementeering op het gebied der binnenscheepvaart noodig is.
Besluitwet van 12 December 1944 houdende oprichting van een Dienst voor Regeling der Binnenvaart (Staatsblad, 16 December 1944, bi. 1490). Gelet op de wet van 7 September 1939 waarbij buitengewone machten aan den Koning worden verleend; — Gelet op de dringende noodzakelijkheid te voorzien in de organisatie der transporten te water, die van vitaal belang zijn voor de oorlogvoering en voor de ravitailleering van de bevolking; — Op de voor-
36
—
dracht van den Minister van Openbare Werken en op advies van de in Raad vergaderde Ministers, — Wij hebben besloten en Wij besluiten :
adjunct-commissaris verbonden is; zij valt ten laste van den Dienst. Art. 5.
Met het oog op de regeling der bevrachting en der verhuring van binnenvaartuigen, richt de Dienst in de voornaamste binnenscheepvaartcentra beurtbevrachtingskantoren in.
Er wordt een met rechtspersoonlijkheid bedeeld organisme, genaamd « Dienst voor Regeling der Binnenvaart (hierna « de Dienst » te noemen), opgericht. Artikel 1.
—
Alle binnenvaartuigen, die, overeenkomstig artikel 2, cijfer 1, onder den Dienst ressorteeren, om het even of zij eigendom zijn van Belgische onderdanen of van vreemdelingen, kunnen ingeschreven worden in de door de bevrachtingskantoren gehouden beurtlijsten zoodra zij zich ledig in België bevinden en in staat zijn een lading in te nemen.
De, Dienst heeft zijn zetel te Brussel. De Minister van Openbare Werken (hierna « de Minister » te noemen) mag dezen zetel tijdelijk in een andere stad van het Rijk vestigen. Art. 2.
—
De Dienst heeft ten doel :
1° de bevrachting per reis en de verhuring op termijn te regelen van de binnenvaartuigen bestemd voor het eigenlijke vervoer van goederen, met uitsluiting van tankschepen, van schepen die uitsluitend worden gebruikt voor een regelmatigen goederendienst (beurtdienst) en van schepen die minder dan 25 ton meten;
Voor de uitvoering van goederentransporten voor rekening van derden binnen de grenzen van het Rijk mogen deze schepen slechts door bemiddeling der beurtbevrachtingskantoren bevracht of verhuurd worden. Art. 6. De vracht- en huurprijzen alsmede alle andere voorwaarden tegen welke de bevrachtingen en verhuringen, tot stand gekomen door bemiddeling der bevrachtingskantoren, verplicht moeten worden afgesloten, worden vastgesteld door den Minister, na inwinning — zoo daartoe aanleiding bestaat — van het advies van raadgevende comité's, waarvan aantal, samenstelling en werking door den Minister worden bepaald. —
2° te voorzien in de stipte toepassing door de
belanghebbenden van de overeenkomstig de bepalingen van artikel 6 vastgestelde vracht- en huurprijzen; 3° alle andere opdrachten met betrekking tot de binnenscheepvaart, die hem door den Minister van Openbare Werken worden toevertrouwd, te vervullen of er aan mede te werken.
Art. 3.
Het totale actieve en passieve vermogen, eigendom van en/of beheerd uit welken hoofde ook door de Belgische Binnenvaart Centrale, opgericht bij besluit van 20 September 1940, waarvan de nietigheid door de besluitwet van 5 Mei 1944 werd vastgesteld, wordt door den Dienst overgenomen. —
Art. 7. De Minister vaardigt de reglementen uit betreffende de werking van den Dienst en van de beurtbevrachtingskantoren. Deze reglementen zullen met name bepalen : —
het bedrag der afhoudingen die door de diverse categorieën belanghebbenden verschuldigd zijn met het oog op het dekken van de beheerkosten van den Dienst en desvoorkomend van die andere financieele behoeften, in het raam der binnenscheepvaart, welke de Minister zal bepalen;
De loopende verbintenissen van burgerlijk recht, door bedoelde Centrale aangegaan, worden geacht te zijn aangegaan door den Dienst. De op den datum van het in werking treden van onderhavige besluitwet verworven gevolgen der reglementeering, uitgevaardigd door hoogerbedoeld besluit van 20 September 1940 of krachtens dat besluit, worden beschouwd als definitief verworven.
de voorwaarden waarin bepaalde categorieën van schepen, met name diegene gebezigd voor eigen vervoer, van de tusschenkomst der beurtbevrachtingskantoren zullen kunnen worden vrijgesteld;
Art. 4. De Dienst wordt beheerd door een commissaris, gebeurlijk bijgestaan door een adjunct-commissaris, die beiden worden benoemd en ontslagen door den Minister. De commissaris heeft alle voor de uitvoering van de aan den Dienst toevertrouwde opdracht vereischte bevoegdheden. Hij maakt er gebruik van volgens de hem door den Minister verstrekte richtlijnen en hij brengt aan den Minister verslag uit over de uitvoering van zijn opdracht, op het einde van ieder semester en telkens de Minister zulks verlangt. Hij mag, mits toestemming van den Minister, een deel zijner bevoegdheden, met inbegrip van het recht tot verdere overdracht, aan den adjunct-commissaris en/of aan één of meerdere leden van het personeel van den Dienst overdragen. De Minister bepaalt de bezoldiging die aan het ambt van commissaris en van —
—
—
de modaliteiten volgens welke bevrachtingen, verhuringen en ledige verplaatsingen zullen kunnen worden opgelegd aan de eigenaars van binnenvaartuigen; de tuchtmaatregelen, die door den Dienst zullen kunnen worden getroffen tegenover de diverse categorieën belanghebbenden; de voorwaarden die te vervullen zijn opdat een onderneming als regelmatige goederendienst (beurtdienst), die buiten de bevoegdheid van den Dienst valt, wordt beschouwd. Art. 8. De Dienst is bevoegd om, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 1 Februari 1938, houdende goedkeuring van het reglement op de burgerlijke opeischingen, het burgerlijk opeischingsrecht op de binnenvaartuigen en hun bemanning uit te oefenen. —
37
Art. — ,De opdracht van den Dienst is van tijdelijken aard. Zij zal ten einde loopen op een datum, vast te stellen door een koninklijk besluit, hetwelk de ontbinding van den Dienst zal voorschrijven. het ontbindingsbesluit zal de wijze van vereffening van den Dienst en de bestemming van zijn bezit bepalen. Art. 10. — Overtredingen van de bepalingen van deze besluitwet er van de in uitvoering ervan getroffen reglementen worden met gevangenisstraf van vijtien dagen tot drie jaar en niet geldboete van 100 tot 100.000 frank of met één dezer straffen ,gestraf t. Worden inzonderheid belast met het opzoeken en vaststellen van deze overtredingen, de ambtenaren en agenten vernoemd in artikel 101 van het koninklijk besluit van 15 October 1935 houdende reglement betreffende de politie en de scheepvaart der bevaarbare waterwegen onder beheer van den Staat. De binnenvaartuigen, die het voorwerp uitmaken van overtredingen, kunnen door deze ambtenaren pm agenten opgehouden worden tot beëindiging van den staat van overtreding. Art. 11. — Deze besluitwet wordt van kracht den dag van het verschijnen er van in het ,Staatsblad.
Besluitwet van 12 December 1944 houdende oprichting vair een « Belgische Sleepvaart Groepeering >, (Staatsblad, 16 December 1 9 44, bl. 1493). Gelet op de wet van 7 September 1939 waarbij buitengewone machten aan den Koning worden verleend; — Gelet op de dringende noodzakelijkheid te voorzien in de organisatie der transporten te water, die van vitaal belang zijn voor Ce oorlogvoering en voor de ravitailieering van de bevolking; — Op ce voordracht van den Minister van Openbare Werken en op advies van de in Raad vergaderde Ministers, — Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Artikel 1. — Er wordt een met rechtspersoonlijkheid bedeeld organisme, genaamd Belgische Sleepvaart Groepeering (hierna « de Groepeering » te noemen), opgericht. Art. 2. — De
Groepeering heeft ten doel :
1° het sleepen der binnenvaartuigen op de Belgische binnenwateren te organiseeren; 20 te voorzien in de stipte toepassing door de belanghebbenden van de overeenkomstig de bepalingen van onderstaand artikel 7 vastgestelde sleeploonen en huurprijzen voor sleepbooten; 3° alle andere opdrachten op het gebied der exploitatie van de sleepvaart en van de tractie van binnenvaartuigen, die haar worden toevertrouwd door den Minister van Openbare Werken (hierna « de Minister » te noemen), te vervullen of er aan mede te werken.
Art. 3. — De Groepeering bestaat uit een centrale directie en drie gewestelijke afdeelingen, onderscheidelijk gevestigd te Antwerpen, Gent en Luik. Andere gewestelijke afdeelingen kunnen bij beslissing van den Minister opgericht worden. De Minister bepaalt
de grenzen der territoriale bevoegdheid van de geweátelijke afdeelingen. De gewestelijke afdeelingen organiseeren het sleepbedrijf in haar ressort, overeenkomstig de richtlijnen der centrale directie.
Art. 4. — Het totale aétieve en. passieve vermogen, eigendom van en/of beheerd, uit welken hoofde ook, door het gelijknamige organisme, opgericht bij besluit van 24 September 1941, waarvan de nietigheid door de besluitwet van 5 Mei 1944 werd vastgesteld, wordt door de centrale directie en .de gewestelijke afdeelingen der Groepeering, ieder voor wat haar betreft, overgenomen. De loopende verbintenissen van burgerlijk recht, door bedoeld organisme aangegaan, worden geacht te zijn aangegaan door de Groepeering. De op den datum van het in werking treden van onderhavige besluitwet verworven gevolgen der regiementeering, uitgevaardigd door hoogerbedoeld besluit van 24 September 1941 of krachtens dat besluit, worden beschouwd als definitief verworven.
Art. 5. — De Groepeering wordt beheerd door een commissaris, die wordt benoemd en ontslagen door den Minister. De commissaris heeft alle voor de uitvoering van de aan de Groepeering toevertrouwde opdracht vereischte bevoegdheden.' Hij maakt er gebruik van volgens de hem door den Minister verstrekte richtlijnen en hij brengt aan den Minister verslag uit over de uitvoering van zijn opdracht, op het einde van ieder semester en telkens de Minister zulks verlangt. De commissaris duidt, mits toestemming van den Minister, een directeur aan voor iedere gewestelijke afdeeling en, zoo noodig, een directeur-generaal van de Groepeering. Mits toestemming van den Minister, draagt hij aan deze directeurs en desvoorkomend aan den directeur-generaal de voor-het dagelijksch beheer der gewestelijke afdeelingen en der centrale directie noodige volmachten over. De gewestelijke directeurs beheeren de gewestelijke afdeelingen overeenkomstig de hun door den commissaris of, desvoorkomend, door den directeurgeneraal gegeven richtlijnen. De directeur-generaal en de gewestelijke directeurs zijn verantwoordelijk voor hun beheer tegenover den commissaris. De Minister bepaalt de bezoldiging, die aan het ambt van commissaris verbonden is; zij valt ten laste van de Groepeering. De bezoldiging van den directeur-generaal en van de gewestelijke directeurs wordt door den commissaris bepaald, mits toestemming van den. Minister.
Art. 6. — Met het oog op het organiseeren van het sleepen der binnenvaartuigen, richten de gewestelijke afdeelingen der Groepeering beurtkantoren voor sleepbooten in de voornaamste sleepcentra in. Elke sleepboot, om het even of zij eigendom is van een Belgischen onderdaan of van een vreemdeling, die normaal gebezigd wordt voor het sleepeis 'in Bel-
-- . 38 —
gisch binnenlandsch verkeer 'van binnenvaartuigen gebruikt voor het commercieele vervoer van goederen, kan ingeschreven worden in de beurtlijsten, gehouden door de kantoren welke afhangen van de gewestelijke afdeeling waaraan bedoelde sleepboot, krachtens de op grond van voornoemd besluit van 24 September 1941 uitgevaardigde reglementeering, toegevoegd was. Het in dienst stellen, met het oog op het sleepen van binnenvaartuigen, van sleepbooten die nog aan geen gewestelijke afdeeling toegewezen zijn, vereischt de voorafgaande toelating van den commissaris; deze bepaalt bij welke gewestelijke afdeeling de sleepboot zal werkzaam zijn. Tijdelijke of definitieve overplaatsingen van sleepbooten van een gewestelijke afdeeling naar een andere kunnen door den commissaris toegestaan worden. Behalve in geval van redding of hulpverleening, mogen de in het tweede en derde lid van onderhavig artikel bedoelde sleepbooten alleen door tusschenkomst van de inschrijvingskantoren der Groepeering het voorwerp uitmaken van sleep- of huurcontracten. Art. 7. — De sleeploonen en de huurprijzen van sleepbooten, alsmede alle andere voorwaarden tegen welke de sleep- en huurcontracten, die tot stand zijn gekomen door bemiddeling van de inschrijvingskantoren der Groepeering, verplicht moeten worden afgesloten, worden vastgesteld door den Minister, na inwinning zoo daartoe aanleiding bestaat — van het advies van raadgevende comité's, waarvan aantal, samenstelling en werking door den Minister bepaald worden. Art. 8. — De Minister vaardigt de reglementen
uit betreffende de werking van de Groepeering en de door haar beheerde inschrijvingskantoren. Deze reglementen zullen met name bepalen : het bedrag der afhoudingen, die door de diverse categorieën belanghebbenden verschuldigd zijn met het oog op het dekken van de beheerkosten van de Groepeering en, desvoorkomend, van die andere financieele behoeften, in het raam van het binnensleepvaartbedrijf, welke de Minister zal bepalen de modaliteiten volgens welke tracties, reizen zonder sleep en/of overplaatsingen van een gewestelijke afdeeling naar een andere den sleepbooteigenaars zullen kunnen opgelegd worden; de voorwaarden, waarin de sleepbooten, die gebruikt worden voor het sleepen van vaartuigen, die aan de eigenaars van deze sleepbooten behooren, van de tusschenkomst der inschrijvingskantoren der Groepeering zullen vrijgesteld kunnen worden; de modaliteiten volgens welke het sleepen door motorschepen zal kunnen toegestaan worden; de tuchtmaatregelen, die door de Groepeering zullen kunnen worden getroffen ten opzichte van de diverse categorieën belanghebbenden.
,Art..9. — De Groepeering is bevoegd ,om, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 1 Februari 1938, houdende goedkeuring van het regle-
inent op de hargerlijké opeischingen, het burgerlijk opeischingsrecht op de sleepbooten en haar bemanning uit te oefenen. Art. 10. — De opdracht van de Groepeering is van tijdelijken aard. Zij zal ten einde loopen op een datum, vast te stellen door een koninklijk besluit, hetwelk de ontbinding van de Groepeering zal voor. schrijven.
Het ontbindingsbesluit zal de wijze van vereffening van de Groepeering en de bestemming van haar bezit bepalen. Art. 11. — Overtredingen van de bepalingen van deze besluitwet en van de in uitvoering er van getroffen reglementen worden met gevangenisstraf van vijftien dagen tot drie jaar en met geldboete van 100 tot 100.000 frank of met één dezer straffen gestraft. Worden inzonderheid belast met het opzoeken .Jn vaststellen van deze overtredingen, de ambtenaren en agenten vernoemd in artikel 101 van het koninklijk besluit van 15 Octobe• 1935, houdende reglement betreffende de politie en de scheepvaart der bevaarbare waterwegen onder beheer van den Staat.
De binnenvaartuigen, die het voorwerp uitmaken van overtredingen, kunnen door deze ambtenaren en agenten opgehouden worden tot beëindiging van den staat van overtreding. Art. 12. — Deze besluitwet wordt van kracht den dag van het verschijnen er van in het Staatsblad.
Besluit van 12 December 1944 houdende vaststelling van de prijzen voor het vervoer van, versche visch met motorvoertuigen (Staatsblad, 24 December 1944, bl. 1648).
Ministerieel besluit van 14 DeceMber 1944 betreffende de door den Dienst voor Regeling der Binnenvaart en, de Belgische Sleepvaartgroepeering toe te passen reglementen. (Staatsblad, 17 December 1944; bl. 1517). Gelet op artikel 7 van de besluitwet van 12 December 1944, houdende oprichting van den Dienst voor Regeling der Binnenvaart en op artikel 8 van de besluitwet van 12 December 1944, houdende oprichting van de Belgische Sleepvaartgroepeering; — Gelet op de noodzakelijkheid voornoemde organismen toe te laten hun bedrijvigheid zonder uitstel te beginnen; — Aangezien het daartoe past, (le reglementen die vroeger werden uitgevaardigd op grond van de besluiten van 20 September 1940, houdende oprichting van de Belgische Binnenvaart Centrale en van 24 September 1941, houdende oprichting van een Belgische Sleepvaartgroepeering — besluiten waarvan cle nietigheid werd vastgesteld door de besluitwet van 5 Mei 1944 — lijdelijk terug in werking te stellen, In afwachting (lat het zal mogelijk zijn ze te herzien, — Besluit
Artikel 1. — Tot nader bevel worden de diverse reglementen en iioorschriften Uitgevaardigd op' grOnd van de besluiten van 20 September 1940 en van 24 Sep: tember 1941, betreffende •de werking van de Belgische Binnenvaart Centrale en der Belgische Sleepvaartgroepeering, alsmede • van de door - deie 'orgw-
--- 39 -
nismen beheerde 'beurtkantoren, tijdelijk geldig
gehouden als reglementen van den Dienst voor Regeling der Binnenvaart, opgericht bij de besluitWet van 12 December 1944, eenerzijds, en van de Belgische Sleepva,artgroepeering, opgericht bij de besluitwet van 12 December 1944, anderzijds, behalve in zooverre zij tegenstrijdig zijn met de bepalingen van voormelde besluitwetten.
Art. 2. — Onderhavig besluit treedt in werking den dag van het verschijnen er van in het Staatsblad.
Besluitwet van 16 December 1944 houdende regeling van het vervoer van zaken door middel van motorvoertuigen (Staatsblad, n December 1944, bl. 1598). •
IX. — PRIJZEN EN LOONEN Besluit van 25 November 1944 houdende regeling van de prijzen van inlandsche bakkersgist (Staatsblad, 1 December 1944, bl. 1232).
besluit der in Raad vergaderde Ministers van 1 September 1944 op het bevriezen der onder de bezetting opgelegde prijzen onder voorbehoud van de bepalingen van het hiernavolgend artikel 3. »
Ministerieel besluit van 1 December 1944 houdende vaststelling der prijzen voor afval- en oud papier (Staatsblad, 10 December 1944, bl. 1578).
Besluit van 6 December 1944 van het bier (Staatsblad, 10 December 1944, bl. 1376).
houdende vaststelling van de maximumprijzen
Besluit van 1 December 1944 houdende wijziging der prijzen voor het vervoer van reizigers op de tram- en trolleybuslijnen (Staatsblad, 31 December 1944, bl. 1779).
Ministerieel besluit van 6 December 1944 houdende vaststelling der maximumprijzen van magere smeerkaas (Staatsblad, 10 December 1944,
bl. 1378).
Besluit van 5 December 1944 houdende voorloopige verhooging der maximumprijzen vastgesteld voor het vervoer van goederen met motorvoertuigen (Staatsblad, 13 December 1944, bl. 1443).
De prijzen aangegeven bij het besluit van 22 Juli 1941, houdende vaststelling der maximumprijzen voor het vervoer van goederen met motorvoertuigen, worden tijdelijk, en ten laatste tot 28 Februari 1943, met 100 pCt. verhoogd.
Besluit van 6 December 1944
•
houdende vaststelling van den maximumprijs van alcohol (Staatsblad, 21 December 1944, bl. 1579).
• Besluit van 6 December 1944 houdende regeling mot dé• prijzen van alcoholazijn (Staatsblad, 21 December 1944, bl. 1579).
Besluit van 12 December 1944 houdende regeling van de prijzen van varkens en varkensvleesch (Staatsblad, 18 - 19 December- 1944,
Ministerieel besluit van 6 December 1944 waarbij zekere regeling getroffen inzake de prijzen der dranken aan artikel 1 van het besluit der in Raad vergaderde Ministers dd. 1 September 1944 op het bevriezen van de onder de bezetting opgelegde prijzen, onttrokken worden -(Staatsblad, • 10 December 1944, bl. 1375).
bl. 1535).
Besluit 'van 12 December 1944 houdende vaststelling van de prijzen voor het vervoer van verschc visch met motorvoertuigen (Staatsblad, 24 December 1944, bl. 1648).
Ministerieel besluit van 6 December 1944 wijzigend het ministerieel besluit van 12 • October 1944, houdende bepaling der maximumprijzen der produCten, stoffen, eet- of koopwaren (Staatsblad, 10 December 1944, bl. 1376).
Artikel 2 van het ministerieel besluit van 12 October 1944, houdende bepaling der maximumprijzen der Producten, stoffen, eet- of koopwaren, wordt gewijzigd als volgt : « De prijs der vóedings-, landbouwen tuinbouwproducten blijven onderworpen aan het
Besluit van 13 December 1944 houdende regeling van de prijzen van zekere eetwaren aan den verbruiker verkocht in hun oorspronkelijke verpakking (Staatsblad, 23 December 1944,
bl.- 1619).
Besluit van 14 December 1944 houdende vaststelling der prijzen van brood en, wetDecémber 1944, telijk meel (Staatsblad, 16 V. 1500).
— 40 --
• De maximumprijzen van het brood worden als volgt vastgesteld : a) voor de brooden van 700 gram fr 2,35 per brood b) voor de brooden Van 1.050 gram 3,50 per brood c) voor de brooden waarvan het gewicht meer bedraagt dan 1.050 gram mag de prijs van fr 3,50 verhoogd worden met fr 1,15 per schijf van 350 gram. De maximumprijzen van het wettelijk meel worden als volgt vastgesteld : a) aan te rekenen door de maalderij, waar geleverd vertrek molen, taxe niet inbegrepen, per 100 kg nettogewicht fr 227,50 b) aan te rekenen door den groothandelaar aan den kleinhandelaar, waar geleverd vertrek groothandelaar, taxe niet inbegrepen, per 100 kg nettogewicht 250,— c) aan te rekenen door den kleinhandelaar aan verbruiker : 1. per kg nettogewicht, los verkocht
3,—
2. per kg nettogewicht, verkocht in pakjes van den kleinhandelaar
3,25
Besluit van 14 December 1944 houdende vaststelling van de maximumprijzen van inlandsche ruwe tabakken (Staatsblad, 21 December 1944, bl. 1581).
Besluit van 18 December 1944 houdende vaststelling van de maXimurdprijzen van beschuiten (Staatsblad, 28 December 1944, bl. 1700).
Besluitwet van 22 December 1944 betreffende de bezoldigingen van het personeel van den Staat, de provinciën, de gemeenten en de daarmede gelijkgestelde lichamen (Staatsblad, 24 December 1944, bl. 1640).
De toepassing van de bepalingen van artikel 0 van de besluitwet van 31 October 1944 betreffende de verhooging van de bezoldigingen van het personeel van den Staat, de provinciën, de gemeenten en de daarmee gelijkgestelde lichamen, wordt tot op 31 Maart 1945 verlengd.
X. — RANTSOENEERING EN RAVITAILLEERING
Besluitwet van 30 November 1944 tot wijziging en ter aanvulling van de besluitwet van 27 October 1939, gewijzigd bij de besluitwetten van 11 en 14 Mei 1940 en van 30 Augustus 1944, ter aanvulling van de maatregelen voor het verzekeren van de bevoorrading van het land en voor het voorkomen en het beteugelen van de misbruiken in den handel in sommige eet- of koopwaren (Staatsblad, 9 December 1944, bl. 1355).
Gezien de wet van 7 September 1939, waarbij den Koning buitengewone machten verleend worden; — Overwegende dat het dringend noodig is de maatregelen voor het verzekeren van de bevoorrading van het land aan te vullen; — Op voorstel van de Ministers, die daarover hebben beraadslaagd, — Wij hebben besloten en Wij besluiten : Artikel 1.
D'e eerste twee alinea's van artikel 1
der besluitwet van 27 October 1939 ter aanvulling van de maatregelen voor het verzekeren van de bevoorrading van het land worden door de hiernavolgende bepalingen vervangen : « Het is verboden op de nationale markt te verkoopen, te koop aan te bieden, of te koopen de producten, grondstoffen, waren, goederen of dieren tegen een prijs welke hooger is dan de maximumverkoopprijs vastgesteld krachtens de beschikkingen van onderhavige besluitwet. » Bij ontstentenis van vaststelling van een maximumverkoopprijs is het verboden op de nationale markt producten, grondstoffen, waren, goederen of dieren te verkoopen, te koop aan te bieden of te
koopen, tegen een prijs welke hooger is dan de normale prijs. » De Hoven en Rechtbanken oordeélen in deze gevallen oppermachtig over het abnormale karakter der prijzen. » Art. 2. —Artikel 2 van voormelde besluitwet van 27 October 1939 wordt vervangen door de volgende
beschikking • « De Minister die de EconomisChe Zaken in zijn bevoegdheid heeft mag, hetzij voor het grondgebied van het Koninkrijk, hetzij voor sommige gedeelten ervan, den maximumverkoopprijs van alle producten, grondstoffen, waren, goederen of dieren die hij aanwijst, vaststellen. » Hij mag voor alle producten, grondstoffen, waren, goederen of dieren, die hij aanwijst, de maximumwinst vaststellen welke elke verkooper of tusschenpersoon zich mag toeëigenen. » Hij mag alle modaliteiten welke noodig zijn voor de tenuitvoerlegging en de toepassing van de bij onderhavig artikel voorziene schikkingen, uitvaardigen. » Artikel 3 van voormelde besluitwet *Van Art. 3. 27 October 1939 wordt vervangen door de volgende —
beschikking : « Indien de omstandigheden zulks gebiedend eischeg mogen de Ministers die de Economische Zaken,- den Landbouw of de Bevoorrading in hun bevoegdheid hebben, ieder wat hem betreft, de productie, dé f abri-
—.41 —
cage, de bereiding, het inbezithouden, de verwerking, het gebruik, de verdeeling, den aankoop, den verkoop, de uitstalling, de vertooning, het te koop aanbieden, de levering en het vervoer van de producten, grondstoffen, waren, goederen en dieren die zij aanwijzen, verbieden, reglementeeren of contr6leeren. » Zij mogen de uitoefening dezer bedrijvigheden voorbehouden aan personen of bedrijven die zij aanwijzen of de bedrijven sluiten die zij overbodig of schadelijk achten. » Zij mogen de bevoorrading van eiken persoon of rechtspersoon, die producten, grondstoffen, waren, goederen of dieren koopt, verkoopt, voortbrengt, verwerkt of vervoert, waarvan de invoer, de productie, de verdeeling, het verbruik, de verwerking of het vervoer zouden gereglementeerd zijn overeenkomstig de beschikkingen van onderhavig artikel, tijdelijk of definitief verminderen of schorsen als deze personen weigeren de onderrichtingen, die hun verstrekt worden, uit te voeren of als zij door hun verzet, hun nalatigheid of om eenigerlei andere reden de goede werking der bevoorrading belemmeren. » Hun beslissingen worden uitgevoerd door de beambten voorzien bij hiernavolgend artikel 6. » Zij mogen •alle maatregelen uitvaardigen welke ertoe bestemd zijn, het verbruik van de producten, grondstoffen, waren, goederen en dieren die zij aanwijzen, te contr6leeren en te beperken, door ze te rantsoeneeren, den verkoop ervan te verbieden, of de sluiting te bevelen van de inrichtingen die ze verkoopen op de uren en dagen die zij vaststellen. » Zij mogen overgaan of doen overgaan tot de opeisching tegen betaling van de producten, grondstoffen, waren, goederen of dieren, om ze ter beschik- . king te stellen, hetzij van den Staat, hetzij van de openbare besturen of diensten, hetzij van privaatpersonen of private inrichtingen; zij mogen, mits bezoldiging, aan de personen die aan deze opeischingen zijn onderworpen, alle voor hun tenuitvoerlegging nuttige verplichtingen opleggen. » De opeisching mag slaan, hetzij op de voorwerpen zelf, hetzij op datgene wat ertoe bestemd was ze voort te brengen, ze te verwerken, ze te vervoeren, ze te koop te stellen of ze in bezit te houden. » Zij mogen alle maatregelen van ruchtbaarmaking betreffende de verplichtingen, krachtens onderhavig artikel opgelegd of betreffende de ten uitvoerlegging van deze verplichtingen bevelen. » De bij onderhavig besluit vermelde opeischingen zijn niet onderworpen aan de wet van 5 Maart 1935 betreffende de burgers geroepen bij vrijwillige verbintenis of bij opeisching, om de werking van de openbare diensten in oorlogstijd te verzekeren, noch aan de op grond van deze wet genomen reglementen. » Art. 4. Artikel 4 van voormelde besluitwet van 27 October 1939 wordt vervangen door de volgende beschikking : —
« 11.èt is aan om het even wie verbodén• á'an den omloop te onttrekken de producten, grdndstoffen, goederen of dieren aangewezen door de Ministers die de Economische Zaken, den Landbouw of de Bevoorrading in hun bevoegdheid hebben, zulks ieder wat betreft : » a) door ze te laten bederven of van waarde ie laten verminderen, zelfs door nalatigheid of door gebrek aan voorzorgen;
» b) door te weigeren ze te verkoopen of ze te leveren met het inzicht winst te slaan bij een verwachte stijging van de prijzen; » c) door den verkoop of de levering ervan te onderwerpen aan voorwaarden, welke niet overeenkomen met de modaliteiten door den bevoegden Minister vastgesteld. » Art. 5. Leden C en E van artikel 5 van voormelde besluitwet worden door de volgende beschikkingen vervangen : Lid (I) elke, bij het koninklijk besluit van —
22 September 1939 betreffende de telling van de voorraden van alle waren, bedoelde inbreuk; » Lid E) elke inbreuk op de ter uitvoering van deze besluiten genomen besluiten. »
Art. 6.
—
Artikel 7 van voormelde besluitwet van
27 October 1939 wordt als volgt aangevuld :
» 9" de op regelmatige wijze voorgeschreven vorderingen beteekenen en ze ten uitvoer leggen; » 10° de agenten van de openbare macht opeischen, die ertoe gehouden zijn hun bijstand te verleenen of deskundigen opeischen, hetzij om de tenuitvoerlegging van de door de overheid voorgeschreven maatregelen te verzekeren of te contróleeren, hetzij om den aard en de omstandigheden van een misdrijf te waardeeren. » 11° bij de gemeentebesturen, de tot de uitoefening van hun opdracht noodige middelen opeischen. »
Art. 7.
—
De voormelde besluitwet van 27 October 7bis aangevuld, dat als
1939 wordt met een artikel
volgt luidt : a De uit artikel 7 voortvloeiende gerechtskosten worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het strafrechterlijk tarief. Zij worden door de bij artikel 6, § 1, voorziene eischende overheid bepaald en vastgesteld door de commissie der gerechtskosten inzake beteugeling van misdrijven. Deze kosten worden in mindering gebracht op het crediet voorzien lp de begrooting van het Ministerie van Justitie voor le betaling der gerechtskosten inzake beteugeling van misdrijven. » De bij taxatie toegekende kosten worden betaald door de tusschenkomst van de griffiers der hoven en rechtbanken bij middel van fondsen die te hunner beschikking worden gesteld door de ontvangers der registratie en domeinen. » De voor memorie toegekende kosten worden door de tusschenkomst van het Ministerie van Justitie vereffend. »-
— .42 —
Art. 8. — Artikel 8 van voormelde besluitwet van 27 October 1939 wordt met volgende alinea aangevuld :
« Worden beschouwd als vrijwillig het uitoefenen van de functies belemmerd of verhinderd te hebben, zij die weigeren de inlichtingen te verschaffen of de bescheiden mede te deelen welke krachtens dit besluit worden gevraagd, die wetens en willens onjuiste inlichtingen of bescheiden verschaffen, of weigeren de herkomst van de producten, waren, eetwaren, koopwaren of dieren welke het voorwerp van het onderzoek uitmaken, aan te duiden. » Art. 9. — Onderhavige besluitwet wordt van kracht den dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt
bekendgemaakt.
Ministerieel besluit van 2 December 1944 betreffende de spijshuizen 1944, bl. 1286).
Ministerieel besluit van 6 December 1944 tot regeling van liet vervoer en de levering van brandstoffen (Staatsblad, 8 December 1944, bl. 1334).
Ministerieel besluit van 6 December 1944 waarbij over het gansche grondgebied van het Rijk zekere beperkingen inzake levering van electrischen stroom toepasselijk worden gemaakt (Staatsblad, 10 December 1944, bl. 1375).
Besluit van 30 November 1944 betreffende de rantsoeneering van zeep (Staatsblad, 21 December 1944, bl. 1582).
Ministerieel besluit van 1 December 1944
Besluit van 6 December 1944 houdende vaststelling van het rantsoen afgewerkte tabaksproducten voor de maanden Januari en Februari 1945 (Staatsblad, 31 December 1944, bl. 1781).
houdende reglementcering van den aankoop en de verdeeling van de inlandsche tabak (Staatsblad, 24 December 1944, bl. 1647)'.
Besluit van 2 December 1944 houdende reglementeering van het verbruik van electrische energie in alle verkoopsinrichtingen, openbare inrichtingen en vervoerondernemingen (Staatsblad, 4-5 December 1944, bl. 1285).
(Staatsblad, 4-5 December
Besluit van 7 December 1944 tot afschaffing van margarine- en boterzegels aan zekere voortbrengers van vetstoffen (Staatsblad, 10 December 1944, bl. 1378).
Besluit van 11 December 1944 betreffende de rantsoeneering der eetwaren (Staatsblad, 16 December 1944, bl. 1497).
XI. — WEDEROPBOUW EN OORLOGSSCHADE Besluit van 17 November 1944
van door oorlogshandelingen veroorzaakte schade aan roerende of onroerende goederen (Staatsblad, 9 December 1944, bl. 1352).
tot bekrachtiging van het besluit dd. 12 September 1940, betreffende de stedebouwkundige ordening van bepaalde gemeenten met het oog op 's lands wederopboww (Staatsblad, 14 December 1944, bl. 1458).
Besluit van 29 November 1944 waarbij voor bepaalden tijd van toepassing worden verklaard de besluiten betreffende de eenmaking der staatstusschenkomst ter zake van subsidiën aan ondergeschikte besturen en betreffende het herstel van de door oorlogsgeweld aan het openbaar domein toegebrachte schade ten laste van den Staat (Staatsblad, 14 December 1944, bl. 1459).
Besluit van 30 November 1944 betreffende het regime van de bijzondere kredieten bestemd tot het vergemakkelijken van het herstel
—
De diverse na 10 Mei 1940 afgekondigde besluiten inzake herstel van de schade wegens oorlogsfeiten, worden beschouwd als definitief geldig van den dag van hun in werking stelling af. Hun geldigheid is dus niet langer in den tijd beperkt zooals het de beschikkingen van art. 3 van de besluitwet van 5 Mei 1944 voorzagen. Te gelijkertijd worden de machten bij deze diverse besluiten aan den Commissarisgeneraal van 's Lands Wederopbouw evenals aan den Economischen Raad voor den wederopbouw van Nijverheid, Handel en Kleinbedrijf toegekend, aan den Minister van Financiën, den Minister van Openbare Werken en den Minister van Economische Zaken overgedragen.
43 —
DOORLOOPENDE MAANDSTATISTIEKEN. (Inhoud zie laatste bladzijde van het Tijdschrift.)
I. -
GELDMARKT. RENTETARIEF VOOR DISCONTO EN BELEENINGEN (in pet.). OFFICIEELE RENTETARIEVEN VAN DE NATIONALE BANK VAN BELGIE
Disconto ó 8 8 .5 .2 g r',4'
TIJDVAK
xl 5 `').
Q
4" k' ' 8:43,5
Bij de bank gedomici- Bij de bank lieerde niet gedomicilieerde accepten en accepten warrants
Beleeningen van en voorschotten op : ( 5 )
Niet geaccepteerde wissels
Promessen
overheidspapier met maximum 120 dagen looptijd
schatkistcertificaten met meer dan 120 dagen looptijd
overheidsfondsen mat meer dan 120 dagen looptijd
CALLGELD
5 jaars- (in de markt) schatkistcertificaten 3 34 pet.
CO
Jaargemiddelden : 1943 1944
2,-2,--
2,2, -
3,3,-
3,3,-
2,2,-
3, 3,-
3, 3,-
3,50 3,50
0,66 0,66
gaálidgeiniddialden: 1943 November December 1944 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September October November December
2,--. 2,-2,-2,2,2,-2,2,2,2,-2,2,2,2,-
2,2,2, 2,2,2,2,2,2,2,2,-2,2,2,-
3,3,3,3,3,-3, -
3,3,3,3,3,3, -
3,
-
3,-
3,3,3,3,3,3,3,-
3,3,3,3,3,3,3,-
2,2,-2,2,2,2,2,2,2, 2,2,2,2,2,--
3,3,3,3,3,3,3,3,3,3,3,(1) 2,50 2,50 2,50
3,3,3,3,3,3,3,3,3,3,3,3,3,3,-
3,50 3,50 3,50 3,50 3,50 3,50 3,69 3,50 3,5J 3,50 3,50 3,50 3,50 3,50
0,625 0,625 0,625 0,625 0,625 0,625 0,625 0,625 0,628 0,625 0,625 0,625 0,625 0,875
1,50
1,75
2,50
3,-
2,-
(2) 2,375
3,-
3,50
1,--
1945 Januari
1,-
(*) Rentetarief 2,375 pet.
Quotiteit van het voorschot in Januari 1945 : Rentetarief 3 pCt. :
(2) :
Krachtens de besluitwet van 6 October 1944 Schatkistcertificaten
verlengde 95 pet.
Beleeningen van en voorschotten in rekening-courant op overheidspapier met meer dan 120 dagen looptijd, excl. de krachtens de besluitwet van 6 October 1944 verlengde Schatkistcertificaten :
Schatkistcertificaten met 8 en 12 maanden looptijd en meer 95 pCt. Tienjaarsobligaties (1940-1950) 90 pCt. 3 1/2 pCt. Schatkistcertificaten met 5 jaar loop3 1/2 pCt. 5 jaarsschatkistcertiflcaten (besluit van 25 Octotijd (1941-1946) 90 pCt. ber 1941). 3 1/2 pCt. Schatkistcertificaten niet 15 jaar loopSchatkistcertificaten uitgegeven ter regeling van Beltijd en meer (1942) 90 ptC. gische financieele vorderingen op het buitenland 3 1/2 pet. Schatkistcertificaten met 5, 10 of 20 jaar (besluit van 3 Februari 1942). looptijd (1943) 90 pCt. Quotiteit van het voorschot enkel ingewilligd in de door 3 1/2 pCt. Schatkistcertificaten met 10 jaar loopde Nationale Bank van. België toegestane bijzontijd (1944) 90 pCt. dere gevallen 90 pCt. Andere overheidspapier 80 pet. (1) Van 20 October 1944 tot 16 Januari 1945 toegepast rentetarief op al dan niet verlengde Schatkistcertificaten met 8, 12, 24 en 36 maanden looptijd alsmede op de verlengde Schatkistcertificaten met 4 maanden looptijd. Rentetarief 3 1/2 pCt. :
II. - RENTESTANDEN VOOR BANKDEPOSITO'S EN TEGOED TER ALGEMEENE SPAAR- EN LIJPRENTEKAS. Banken - Depositorekeningen op (1)
Algemeene Spaarkas (inlagen op spaarboekjes)
TIJDVAK zicht
15 dagen preadvies
1 maand
3 maanden
6 maanden
Jaargemiddelden : 1942 1943
0,50 0,50
1,0,92
1,25 1,17
1,40 1,40
2,1,87
3,3,-
Maandcijfers : 1943 October November December 1944 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus .. September October November December ...
0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50
0,85 0,85 0,85 0,82 0,82 0,82 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
1,10 1,10 1,10 1,05 1,05 1,05 1,-
1,40 1,40 1,40 1,32 1,32 1,32 1,25 1,25 1,25 1,25 1,25 1,25 1,25 1,25 1,25
1,75 1,75 1,75 1,62 1,62 1,62 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50
3,3,3,-. 3,3,3,3,3,3,3,3,3, 3, 3, 3,-
1,1,-
1,1,1,1,1,1,-
(i) Van Januari 1944 at gemiddelde van 4 banken.
Nat. Maat. voor Krediet aan de Nijverheid
boven 100.000 fr.
Deposito. rekening op één jaar
1,50 1,50
0,50 0,50
2,50 2,37
1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50
0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50
2,25 2,25 2,25 2,25 2,25 2,25 2,25 2,25 2,25 2,25 2,25 2,25 2,25 2,25 2,25
20.000 tot 20.000 fr. tot 100.000 fr.
KAPITAALMARKT. I. - NOTEERINGEN VAN ENKELE OVERHEIDSFONDSEN. - VERGELIJKENDE TABEL. r-..-.
NOTEERING PER Noteenng Voor
AARD DER EFFECTEN
1 Mei 1940
I. - Rechtstr. Belgische binnenland. Staatsschuld (Bonte' bij te rekenen) 2 1/ pCt. Schuld 3 pCt. Schuld, 2° reeks 3 1/2 pet. Schuld 1937 3 1/2 pCt. Schuld 1943 Ge8nificeerde 4 pet. Schuld Tienjaars obligaties (1940-1950), 4 pet. pCt., 1941-1946 Vijfjaars Schatkistcertificaten, 3 Vijftienjaars (ten hoogste) Schatkistcertificaten, 3 Y2 pa., 1942 Vijf- tien- twintivjaars Schatkistcertificaten, 3 1/2 pet., 1943 Tienjaars Schatkistcertificaten, 3 Yk pa., 1944 4 pet. Lotenleening van 1933 Lotenleening 1938 (3 IA pCt. tot 1947; daarna 4 pet.) Lotenleen. 1941 (3 pCt. tot 1946; 3 y, pet. van 1946 tot 1951; daarna 4 pet.)
vz
II. -
1 Augustus
3 Juli
1944
1944
1944
31Augustus 1944
81,50 81,10 97,90 98,65 98,45 98,92,50 91,90 . 106;15 104,75 102,45 101,80 102,50 101,95 102,50 103,60 101,25 101,100,50 1.259,- 1.282,591,578,1.030,1.017,-
83,50 99,65 100,60 95,109,50 102,75 103,25 103,75 101,85 100,10 1.303,591,1.031,-
603,750,700,595,89,65 93,20
611,751,711,617,92,50 94,25
633,751,-
298,-
308,-
308,-
340, -
86,104,95,20
86,103,93,80
85,75 103,15 94,30
90,25 106,35 97,50
100,100,100,100,100,100,100,100,100,100,1.050,500,1.000,-
51,75 65,80 69,25 79,50 901,411,-
80,95 96,55 98,92,45 104,60 101,55 101,50 102,70 100,90 1.252,574,1.020,-
525,500,500,500,100,100,-
443,511,510,391,56,-
600,750,732,597,91,93,65
100,-
129,50
100,100,100,-
84,45 77,50 65,50
Indirecte Staatsschuld en door den Staat gewaarborgde schuld (Rente bij te rekenen).
4 pet. Lotenleening der Verwoeste Gewesten 1923 6 pet, pref. aand. v. d. Nat. Maats. der Belg. Spoorw. (Zwits. schijf) 6 pCt. pref. aand. v. d. Nat. Maatschappij der Belgische Spoorw. (Ned. schijf) 4 pet. pref. aand. v. d. Nat. Maatschappij der Belgische Spoorw. (Belg. schijf) (') 3 pet. Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen, coup. Januari-Juli 3 1/2 pet. Beheer van Telegraaf en Telefoon, 1943 . . III. -
1 Juni
711,640,93,25 94,85
Rechtstreeksche Koloniale Schuld (geblok. stukken, verhandelbaar door overdracht).
Renteloos : Belgisch Congo, Lotenleening 1888 Bij te rekenen rente • 3 pet. Koloniale Schuld 1904 4 pet. Koloniale Schuld 1936 1•1 3 Y, net. Koloniale Schuld 1937
(•) In den regel zijn de coupons der leeningen belastingvrij; de coupons waarop 2 pet. belasting wordt betaald, zijn met een sterretje geteekend.
.. I Diversen
1
Sc hei kundige pro ducten
Constructie
i Te xtie ln ijverh en zij defa brieken
Glas- en spiegelglasfa brieken
Zink, I lood en mijnen
1
Steen kolen- li - mijnen
Metaaln ij ve rheid
Gas en electriciteit
Tram wegen en electric. ( Trusts)
DATUM
Onroeren de goeder., hypot. en ho telwe zen
Alge meen I Indexcijfer
II. - MAANDINDEXCIJFERS VAN DE BEURS TE BRUSSEL.
Indexcijfers in verhouding met de noteeringen der vorige maand. 1944
3 Juli 1 Augustus
1 1
107 98
I 1
104 100
I 1
109 97
I
106 99
I
1
105
99
110
97
116
I
101
I
1
110
I
97
I
111
99 I
107
100 1
108
I
99
I
101
I
97 1
110
I
97 I
111 98 I
105
197 188 164 173 190 193 200 193 189 203 209 212 211 235 230
233 227 186 199
101
Indexcijfers in verhouding met het basistijdvak 1936 tot 1938 = 100. 1943 1 Juni 1 Juli 2 Augustus 1 September 1 October 3 November, 1 December 1944 4 Januari 1 Februari ....v 1 Maart 3 April 1 Mei 1 Juni 3 Juli v 1 Augustus
250 241 199 210 237 238 243 237 231 237 245 254 260 277 273
233 224 184 192 218 218 224 222 219 222 224 233 242 252 252
317 308 259 264 286 290 312 303
sao 314 325
343 351 381 371
192 184 154 163 180 180 195 188 186 191 201 204 207 219 218
235 220 174 187 213 213 223 214 . 211 217 226 234 236 .248 246
211 208 169 183 201 201 208 '207, 200 207 216 216 214 235 228
190, 179 169 181 192 189 189 187 183 185 187 187 191 221 224
- 45 -
373 360 306 315 350 342 345
338 326 336 343 346 346 381 371
164 160 135 144 156 158 164 162 154 160 167 176 181 200
199
213 204 180 195 210 215 221 216 214 218 230 251 281 299 298
289 2'19 235 248 277. 279 294 287 277 282 291 301 305 329 325
309 299 236 247 291 293 294 285 278 282 295 317 330 332 321
314 311 268 287 310_ 314 323 324 320 320 344 357 395 436 423
224 230
240 236 229 237 243 245 251 263 267
III. - OMZETTEN TER BEURZE VAN BRUSSEL EN ANTWERPEN.
15
BRUSSEL (1) TIJDVAK
Aantal verband. fonds. (duizenden stuks)
Verhandelsbedragen (millioenen franken)
Aantal beursdagen
Aantal verhand. fonds. (duizenden stuks)
Verhandelsbedragen (millioenen franken)
Aantal verh. fonds. (duizenden stuks)
Verhandels. bedragen (m illioenen franken)
251 253
9.973 7.612
11.887 11.514
224 249
293 305
1.958 2.806
10.266 7.917
13.845 14.320
20 22 21 22 21 20 23 20 21 23 18 21 22 21 21
444 726 648 681 517 593 473 405 433 582 581 847 652 769 727
658 1.145 889 1.091 806 883 754 718 755 877 867 855 1.052 1.059 1.048
19 22 19 22 21 20 23 20 21 23 18 21 21 21 21
20 28 23 26 22 21 21 20 21 23 19 25 27 30 27
162 271 196 234 279 180 192 224 264 324 221 261 278 305 375
464 764 571 687 539 614 494 425 454 605 580 572 879 789 754
820 1.416 1.085 1.325 1.085 1.063 946 942 1.019 1.201 1.088 1.116 1.330 1.364 •1.423
Aantal beursdagen
1942 1943 1943 Juni Juli Augustus September October November December 1944 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus
BRUSSEL en ANTWERPEN
ANTWERPEN
(1) Omvat de transacties in vast- en niet vastrendeerende waarden, met uitzondering van : a) de rechtstreeksche Staatsleeningen; b) de Oorlogsschadeleening 1922; c) al de leeningen der Kolonie van 1887 tot 1937.
16
IV. - NOTEERINGEN EN RENDEMENTEN VAN DE VOORNAAMSTE OBLIGATIETYPEN. TOONAANGEVENDE TYPEN Rendement (t. o. v. den koers alleen)
Koers
II
III
Getinific. Schuld
Koloniale Schuld 1938
Provinc., steden en gemeenten
4 pet.
4 pet.
4 pet.
102,100,100,101,101,85 102,102,65 103,40 105,20 103,45 104,15 104,60 104,76 106,15 109,50
101,100,100,100,10 100,30 100,80 101,55 101,50 102,90 103,75 103,75 104,103,103,15 108,35
101,10 98,51 99,68 100,37 101,29 101,62 101,88 v 101,60 v 102,45 v101,49 0101,39 v 100,28 v 102,61 v 103,73 v 103,91
DATUM
1943 1 Juli 2 Augustus 1 September 1 October 3 November 1 December 1944 4 Januari 1 Februari 1 Maart 3 April 1 Mei 1 Juni 3 Juli 1 Augustus 31 Augustus .
OBLIGATIES VAN MAATSCHAPPIJEN
IV Nijverheidsen handelsondernemingen 4 pet. 4
5i pet.
103,76 101,48 -102,67 -104,08 -105,15 -104,92 101,88 105,87 v101,85 v106,31 v 102,89 v 106,27 v102,40 v105,46 v101,15 v104,88 v101,28 e 104,40 v103,64 v 105,69 v 103,05 v 107,62 v 105,15 v111,31 --
--
III
Gennific. Schuld'
Koloniale Schuld 1936
Provinc., steden en gemeenten
4 pet.
4 pet.
4 pet.
4 pet. 4Ylpet
3,92 4,4,3,96 3,93 3,92 3,90 3,87 3,80 3,87 3,84 3,82 3,82 3,77 3,85
3,96 4,4,4,3,99 3,97 3,94 3,94 3,89 3,86 3,86 3,85 3,88 3,88 3,78
3,96 4,06 4,01 3,98 3,95 3,94 3,93 v3,94 v3,90 v 3,94 v3,95 v 3,99 v3,90 v 3,86 v 3,85
4,34 103,96 4,28 4,43 101,61 4,38 4,38 101,70 4,37 -4,32 103,75 4,29 -4,28 104,31 4,26 -4,29 104,58 4,26 3,93 4,26 104,88 4,24 v3,93 v4,23 V 105,59 V4,21 v3,90 v4,23 v 105,64 v4,20 v3,91 v4,27 v105,21 V4,23 v3,95 v4,29 v 104,43 V4,25 v 3,95 v 4,31 v 104,21 v 4,26 v3,88 v4,26 v 105,72 v4,20 v 3,88 v 4,18 v 107,05 v 4,15 v 3,80 v 4,04 v 109,81 v 4,04
N. B. - Voor de samenstelling : zie Maartnummer 1939, ob blz. 193.
- 46 --
Allerlei typen
II
IV Nijverheids. en handelsonderneming.
--
---
Gemiddelde beurswaarde
Gemiddeld netto rendement
17
IV. - EMISSIES VAN DE BELGISCHE EN CONGOLEESCHE NIJVEBHEIDSEN HANDELSVENNOOTSCHAPPEN.
Retrospectief overzicht (duizenden franken). OPRICHTINGEN VAN VENNOGTSCHAPPEN
TIJDVAK
KAPTTAALSVERNOOGINGEN (Naamlooze vennootschappen) (Commandit. vennootschappen op aandeelen) (Personenvennootsch. met beperkte aansprak.)
personenvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
naamlooze en commanditaire op aandeelen
Aantal
Nominaal bedrag
Gestort bedrag op nomin. waarde
Aantal
Nominaal bedrag
Gestort bedrag op nomin. waarde
1942 1943
57 47
87.546 136.449
84.418 135.738
472 667
211.810 257.829
1943 Eerste 11 maanden 1944 Eerste 11 maanden
43 96
132.649 187.535
131.938 159.681
598 651
2 6 3 4 5
9.500 6.000 1.700 3.800 62.200
9.500 4.875 1.700 3.800 60.397
6 5 4 2 6 3 32 17 16
5.760 5.825 8.300 3.800 7.335 2.200 72.830 7.335 11.950
5.760 5.375 8.060 3.800 6.511 2.200 55.794 4.422 7.362
57 56 48 69 58 85 84 65 64 61 48 47 50 44 45
1943 September October November December 1944 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September October November
OBLIGATIE-UITGIFTEN
I
Gezamenlijke uitgiften
TIJDVAK Aantal
627.501 567.992
228.123 283.737
221.297 270.859
154 161
883.805 421.267
418.662 325.910
397.633 313.288
33.165 25.348 17.369 29.706 23.223 33.945 26.838 65.568 34.369 25.017 16.451 15.933 18.867 11.635 11.891
32.577 23.965 18.196 28.072 23.149 33.603 26.479 63.798 83.891 25.017 15.810 15.323 14.630 10.215 9.144
18 18 13 41 10 14 16 14 22 10 15 8 22 20 10
18.439 50.050 251.623 261.740 13.010 83.150 14.317 47.236 71.517 20.024 15.340 4.170 71.513 86.660 14.330
29.603 57.085 54.042 171.621 13.930 48.350 20.426 51.657 39.125 19.651 18.205 6.535 25.471 57.260 25.300
29.354 57.085 54.042 170.359 13.698 48.350 18.453 51.509 37.625 19.651 18.206 6.615 20.597 56.739 23.946
STORTINGEN ANDERE DAN IN GELD UITGIFTEPREMIEN (1)
Nominaal bedrag
Inbreng in natura (2)
UITGIFTEN bestemd voor
Inlijving van reserves (3)
aflossing van oude leeningen (4)
Netto uitgiften (g)
351.042 1.192.936
1.698.434 1.433.782
42.018 2.382
351.485 419.948
79.607 26.918
211.629 43.567
1.069.165 892.377
132.268 127.433 73.111 210.127 130.353 94.895 58.024 301.050 126.794 146.468 66.991 26.918 356.168 76.980 49.141
44.203 20.704 17.961 35.837 77.062 51.859 33.626 84.594 38.377 23.675 19.890 11.474
3.000 36.845
23.450 20.000
--
--
68.443 1.800 6.730 50 1.050 10.437 930 4.130 500
-----__ 40.000 --3.567 --
80.778 48.376 54.481 123.771 50.882 35.984 22.016 213.036 75.762 61.663 39.306 14.871 288.582 55.001 15.092
l ef 9.1-1 009-4
crZ
57.112 211.629
.
283.476 148.050
N 9-1 eg
November
674.2'8 550.283
398.023 387.322
April
September October
762 222 1.145.543
22.125 62.838
60.000 40.000 -5.000 31.000 12.600 5.000 178.000 45.000 98.000 25.000
Augustus
246 195
1.124.266 1.908.561
1943 September October November December 1944 Januari Februari Maart Mei Juni Juli
204.997 249.369
150.812 924.000 919.000 636.600
1943 Eerste 11 maanden 1944 Eerste 11 maanden
Oud kapitaal
C:› ,A
1942 1943
Nominaal bedrag
Gestort Nominale bedrag verhooging. op nomin. waarde
Aantal
2.250 239.000 750 --
--504 20.820 1.500 ------557
200
37.997
125
15.909 25.585
--
75 1.216 --
--
(1) In de gestorte bedragen niet begrepen. (2) In de oprichtingen en kapitaalsverhoogingen begrepen. (3) In de kapitaalsverhoogingen begrepen. (4) In de kapitaalsverhoogingen en de obligatie-uitgiften begrepen. (5) Omvatten de volgestorte bedragen op aandeelen, de obligatie-uitgiften, de uitgifte-premiën, verminderd met de stortingen andere dan in geld en de emissies tot terugbetaling van vroegere leeningen.
-.47 -
V. - EMISSIES VAN DE BELGISCHE EN CONGOLEESCHE NIJVERHEIDS- EN HANDELSVENNOOTSCHAPPEN. Detail der emissies
NOVEMBER 1944.
(duizenden franken).
BEDRIJFSKLASSEN
naamlooze en commanditaire op aandeelgin
S Nomin. bedrag
le Private banken 1 b Banken van openbaar belang 2. Verzekeringen 3. Financieele inrichtingen 4. In-, uitvoer 5. Handel in metalen 6. Handel in kleerst. en meubelen . 7. Handel in eetwaren 8. Diverse handelsbedrijven 9. Suikerfabrieken 10. Maalderijen 11. Bierbrouwerijen 12. Stokerijen 13. Andere voedingsindustrieën 14. Steengroeven • ' 15. Kolenmijnen 16. Mijnbouw 17. Gas 18. Electriciteit 19. Electrische constructie 20. Hotels, bioscopen, schouwburgen 21. Drukkerijen, publiciteit 22. Textielbedrijf 23. Kunstmat. en ceram. materialen 24a Ijzer en staalnijverheid 24b Machienebouw 24r Non-ferro metalen 25. Gebouw (openbare werken) 26. Papiernijverheid 27 Plantages en kolon. vennootsch 28. Chemische nijverheid 29. Houtbewerkingsindustrie 30. Lederbereidhip, riemfabriek 31. Automobielen 32. Glas- en kristalfabrieken 33. Spiegelgieterijen 34. Diverse industrieën 35. Spoorwegen 36. Buurtspoorwegen 37. Scheepvaart, vliegwezen 38. Telegrafen, telefonen 39. Electrische tramwegen 40. Autobussen 41. Overige transportbedrijven 42. Diverse andere industrieën Totalen
Gestort bedrag op nomin. waarde
2
325
125
5
3.875
3.355
personenvennootsch. met beperkte aansprakelijkheid
S
Nomin. bedrag
Gestort bedrag op nomin. waarde
Oud Qi
kapitaal
Nomin. verhooging
Gestort bedrag op nomin. waarde
2
100
100
1
1.000
9 3 19
1 8=.4 2.000 3.502
1.804 1.120 1.745
1
60
70
14
2
3.000
4.000
2.702
2
6.250
15.900
15.900
1
770
830
830
3.750
1.750
1 1
1.500 200
1.500 200
109
100
2
130
130
1
2.000
400
5
2.150
2.150
1
1.009
1.000
1
500
500
1
200
44
1
120
120
1
200
88
2
275
275
116
11.950
7.362 45
11.891
9.144
3
0
KAPITAALSVERHOOGINGEN (naamlooze vennootschap.) (command. vennoot. op aand.) (personenvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid)
1.500
1.500
ANDERE STORTINGEN DAN IN SPECIE
0
OBLIGATIEITC I FT EN
%. 5 -e'
Inbreng in natura Oprichtingen van vennootsch.
5 g 2 bi,
7,g
Nomin. bedrag
Cl
•
4 go orl 1') ' 5 3 g
te
Kapitaalsverhoogingen
OPRICHTINGEN VAN VENNOOTSCHAPPEN (1)
ONTBINDINGEN VAN VENNOOTSCHAPPEN(1) (naamlooze) (commanditaire op aand.) (personenvennootsch. met beperkte aansprakelijkheid)
Liquidaties
Samensmeltingen
Bedrag
g Bedrag
125
1.680
1.297 807 327
4 •
160MTAASSVERNWNDERINGEN
( naamlooze vennoot.) (com. ven. op aandeeL) (personenvennoot. m. bOperk aansprak.)
Bedrag
2
815
1
1.800
470
15.150
1.450
1
1.750
1.750
1.750
1
1 .030
1.050
1 .0 5 0
1.750 80
65
1 .000
1.043 1 1 1
955
60 50 100 -1
(1) Samenwerkende vennootschappen : 6 opgericht
17
1
450
200
200
494
192
1
300 -
17.092
8
980
50
5
190 I0
14.330
25.300
23.946
125
3.214
5.179
met een minimumkapitaal van Ir 1.363.000; een vennootschap ontbonden met een minimumkapitaal van fr 100.000
50
4
3.615
V. - EMISSIES VAN DE BELGISCHE EN CONGOLEESCHE NI.TVERHEIDSEN HANDELSVENNOOTSCHAPPEN.
Ingedeeld naar de ligging en naar de belangrijkheid van het uitgegeven of vernietigd kapitaal (duizenden franken.).
Samensmeltingen
Inlijving van reserves ( 2)
In breng in n atura ( 1)
UITGIFTEPREMIËN
ANDERE STORTEN° EN DAN EN SPECIE
I
leeni ngen
waar van c onversie-
Aantal
Nom inaalbedrag
OBLIGATIE. UITGIFTEN
Gestortbedrag or nominale waarde
Ou dkapitaal
Ges tort bedrag op nominale waarde
No minaalbedrag
Gestort bedrag op nom inale waarde
Nominaal bedrag
A antal
INDEEUNG
personenvenn. met beperkte aansprakelijkbei
Aan tal
naamlooze en commanditaire op aandeelen
KAPITAALSVERROOG. (Naamlooze vennoot. (command. vennoote. op aandeden) (personenvena. met beperkteaansprakelijkheid)
Aantal
OPRICHTING.VANVENNOOTSCH.
( in de ges torte bedragen nietbegrepen )
NOVEMBER 1944.
1. - Naar hun geografische ligging. België België en buitenland Congo TOTALEN . . . 2. -
16 11.950 7.382 15 11.891 9.144 10 14.330 25 .300 23.946
125 25.485
980
50
3.615
16 11.950 7.362 45 11.891 9.144 1 0 14.330 25.300 23.946
125 25.485
980
50
3.615
980
50
1.815 1 .800
980
50
3.615
Naar de belangrijkheid van het uitgegeven of vernietigd kapitaal 13 6.050 5.062 12 6.741 5.594 4 2.730 1.850 1.794 3 5.900 2.300 3 5.150 3.550 5 6.800 8.300 7.002
1 millioen en minder van 1 tot 5 millioen van 5 tot 10 millioen van 10 tot 20 millioen van 20 tot 50 millioen van 50 tot 100 millioen 100 miljoen en meer TOTALEN . . .
125
6.250 4.085
1 5.000 15.15015.150
15.150
16 11.950 7.362 1511.891 8 .144 10 14.330 25.30J 23.946
125 25.485
(1) In de oprichtingen en kapitaalsverhoogingen begrepen. (2) In de kapitaalsverhoogingen begrepen
VI. OVERHEIDSLEEN. EN LEENINGEN UITGEGEVEN DOOR INSTELL. V. OPENBAAR NUT (1).
VII. - BANKOPERATIES VAN HET GEMEENTEKREDIET.
(Langloopende leeningen door openbare uitgifte geplaatst.) N. B. - Voor kortloopende leeningen, zie tabel nr 26.
PERIODEN
in België
in het buitenland
duizenden franken
millioenen franken
(Voorschotten en terugbetalingen op leeningen toegestaan aan publiekrechtelijke lichamen en instellingen van openbaar nut ter bestrijding der uitgaven.) BUITENGEWONE UITGAVEN
GEWONE UITGAVEN
Uit rekening I Netto genomen terugbetaald
Netto ! Netto voorschotten terugbetaald
TIJDVAK
TIJDVAK
1.000 000 6.982.000
-
1942 1943
523.513 960.961
1943 Septemb.. October . November December 1944 Januari.. Februari . ' Maart ... April .... Mei J uni .... Juli Augustus. Septemb October
220.000 1.000.000 ,___ -
-
-
-
1943 October November. December 1944 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September. October .. November. December.
116.143 74.468 121.754 65.014 17.896 30.096 7.508 70.189 75 .035 103.516 244.256 82.304 94.652 83.557 150.794
123.710 89.288 5.253 2.093
324.127 376.852
460.523 314.133
16.898 11.334
37.281 32.158 40.967 65.433 19.013 10.528 1.054 757 1.653 4.141 20.613 13.402 56.140 39.773 24.457
47.014
27.190
2.564 1.914 24.926 1.861 673 647 1.229 828 525 478 2.136 31.142
24.058 28.089 37.331 99.361 77.450 32.101 18.284 20.316 11.164 71.073 11.873 140.689
Bedrag naar de geinde inschrijvingsrechten berekend (duizenden franken)
(duizenden franken)
1942 1943
November
VIII. - HYPOTHEEKINSCHRIJVINGEN (2).
1942 Maandgemid. 1943 Maandgemid.
182.331 181.132
1943 Juni Juli Augustus September October November December 1944 Januari
173.024 182.417 162.923 185.625 208.820 147.556 264.460 164.600 187.383 206.786 174.384 191.846 221.062
Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September
200:285 164.257 97.790
(1) Leeningen van Staat, Kolon e, provinciën en gemeenten, instellingen van openbaar nut, zooals de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen, de Nationale Maatschappij voor Watervoorziening, het Gemeentekrediet, enz. (2) Incl. de hernieuwingen aan het eind van het vijftiende jaar; deze beloopen ongeveer 1 pet. van het totaal; excl. de wettelijke hypotheken.
- 49 -
27
RIJKSFINANCIËN KWARTAALSTAAT VAN HET FONDS TOT DELGING DER RIJKSSCHULD. 40 kwartaal 1942
45 kwartaal
1943
10 kwartaal 1994
2 0 kwartaal 1944
Verrichtingen in geld (millioenen franken). ONTVANGSTEN. Gewone dotaties tot delging der geconsolideerde (gevestigde) schuld Excedenten der successierechten voor de dienstjaren 1936 en 1937 Dotatie van de reserve van de 6 Y2 % Amerikaansche leening voor 1936 Geinde interesten en coupons Provisie voor de betaling op vervaldag van 1 September 1943 der vaste interestcoupons van de preferente aandeelen van de N. M. B. S. (Zwitsersche en Hollandsche klassen) Netto-provenu van de reserve van de 6 Y2 % leening in Amerika Cessie van stukken uit de portefeuille Cessie van stukken aangekocht krachtens artikel 24 van het koninklijk besluit van 11 Mei 1935 Interesten op fondsen verworven krachtens het koninklijk besluit van 11 Mei 1935 Interesten en amortisatie van de portefeuille der oude pensioenkassen (artikel 1 van de koninklijke besluiten nr 221 en 222 van 27 December 1935) Ontvangsten van het kwartaal...
239
388
145
__
— — -
3 27 0,5
10
—
—
62 __ -
5
2 34
—
10
6
21
4
258
421
174
102
UITGAVEN. Op 1 - 1 - 44 : Aanpassing van de tegenwaarde in Belgische franke van de « delgingsprovisies in deviezen bij de buitenlandsche bankiers aangelegd » Kostprijs der stukken van de geconsolideerde (gevestigde) schuld ingekocht of terugbetaald voor de delging Storting in de Schatkist voor bijdrage in de terugbetaling der Schatkitbons Mendelssohn Prorata van coupons op titels gekocht voor rekening van de reserve der 6 y 2 % Amerikaansche leening Kosten ontstaan uit de delging van de geconsolideerde schuld Terugbetaling aan de Sc' atkist van de sommen voorgeschoten voor het betalen der vaste rentecoupons van de preferente aandeelen der N. M. B. S. its. en 11 oll. klassen) op de verval dagen van 1 September 1940, 1941, 1942 en 1943 Kostprijs der stukken verworven krachtens artikel 24 van het koninklijk besluit van 11 Mei 19:35 Kostprijs der stukken verworven krachtens artikel 11, 2 0 alinea, van de wet van 23 Juli 1926. Storting in de Schatkist van het netto-provenu der reserve van de 6 1/2 % leening in Amerika in 1939 Storting in de Schatkist van de interesten en de amortisatiegelden van de portefeuille der oude pensioenkassen Storting in de Schatkist van de interesten van het Fonds tot Regularisatie der Rentenmarkt Storting in de Schatkist van het provenu van den verkoop van stukken van het Fonds tot Regularisatie der Rentenmarkt Storting in de reserve der 6 Y2 % Amerikaansche leening van de dotatie voor 1936 Kostprijs der titels verkregen voor de portefeuille Uitgaven van het kwartaal... Batig saldo op het einde van het kwartaal...
—
—
348
1
514
__
0,5
-10 -
58
--
10
--
— -
--
-10
105 __
__
__22
__ --
—
2
—
19
--
--
28
368
525
102
193
456
912
884
1.088
291
429
43
152
4.175
4.175
4.175
4.175
824 4.175
824 4.175
824 4.175
824 4.175
Beschikbaar saldo op het einde van het kwartaal
4.999 1
4.999 1
4.999 1
4.999 1
Totaal der eerste uitgifte (artikel 2 der wet van 24 December 1927) Niet uitgegeven
5.000 5.000
5.000 5.000
5.000 5.000
5.000 5.000
10.000
10.000
10.000
10.000
139
143
143
135
245
244
248
207
1.034
1.021
1.020
1.019
335
335
335
335
Verrichtingen met effecten (millioenen franken). DELGING DER GECONSOLIDEERDE (GEVESTIGDE) SCHULD.
Nominaal kapitaal der stukken ingekocht of terugbetaald voor de delging gedurende het kwartaal. CONVERSIE DER VLOTTENDE SCHULD.
Bedrag der Schatkistbons omgezet in preferente aandeelen van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen tot op het einde van het kwartaal PREFERENTE AANDEELEN VAN DE NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN
Nominaal kapitaal der stukken
a) tegen contanten uitgegeven
b) tegen niet afgestempelde Schatkistbons geruild
Nominaal kapitaal der aan het Delgingsfonds afgegeven stukken (artikel 11 der wet van 23 Juli 1926' EFFECTENPORTEFEUILLE OP HET EINDE VAN HET KWARTAAL.
Waarden aangekocht krachtens artikel 11, 25 lid, der wet van 23 Juli 1926 PORTEFEUILLE VAN DE RESERVE VAN DE VAN HET KWARTAAL.
6
72 % LEENING IN AMERIKA OP HET EINDE
Waarden aangekocht ter uitvoering van artikel 16 der wet van 24 Juli 1927 PORTEFEUILLE VAN HET FONDS TOT REGULARISATIE VAN DE RENTENMARKT OP HET EINDE VAN HET KWARTAAL.
Waarden verworven ter uitvoering van artikel 24 van het koninklijk besluit van 11 Mei 1935 PORTEFEUILLE VAN DE OUDE PENSIOENKAS OP HET EINDE VAN HET KWARTAAL
Waarden gedeponeerd in het Delgingsfonds ter voldoening aan artikel 1 der koninklijke besluiten nts 221 en 222 van 27 December 1935 NEERLEGGINGEN VANWEGE STICHTINGEN, IN VERBAND MET HET AFLEVEREN VAN INSCHRIJVINGEN OP NAAM, 30 HEERS.
4%
Waarden gedeponeerd in het Delgingsfonds krachtens het koninklijk besluit n , 267 van 28 Maart 1936.
— 50 —
KWARTAALSTAAT VAN HET FONDS TOT DELGING DER RIJKSSOHITLD
27
(vervolg). Per Per 31 December 31 December 1942 1943
Per 31 Maart 1944
Per
30 Juni 1944
Balans (duizenden franken). ACTIVA.
189.771 -416 35.140 __ 10.000 8
411.890 -404 40.688 -240.616 8
347.319 -259 41.569 20.935 355.501 --
342.928 152.216 259 41.198 37.673 142.847 -
te storten Te innen voorgeschoten belastingen en kosten Beleggingen der reserve van de 6 Y2 leening in Amerika
-220.931
161 -218.083
134 12 217.988
134 175.991
Effectenportefeuille (tegen inkoopprijs)
456.266 121.014
911.849 124.917
983.718 124.915
893.246 118.265
577.280
1.036.767
1.108.633
1.011.611
159.275 35.140 222.435
604.079 40.688 221.017
690.168 41.569 221.017
587.485 .41.198 221.017
37.119 ---
42.393 2.232 --
19.353 4.916 1.617
19 353 8.710 5.552
Niet aangewend deel van de netto-opbrengst der uitgiften van de preferente aandeelen van de Nati onale Maatschappij der Belgische Spoorwegen Vrijwillige bijdragen
54.083 4.603
54.083 4.603
54.083 4.603
54.083 4.603
Excedent der inkomsten op de uitgaven
58.686 64.625
58.686 68.671
58.686 71.306
58.886 71.504
Banken, postchèquerekening en kas Te inca -see . en mandaten Tijdelijke beleggingen in buitenlandscha deviezen Delgingsreserve aangelegd bij buitenlandsche bankiers Terugbetaling van bij uitloting aflosbare stukken, om te slaan Nog te innen vervallen dotaties Betalingsordonnantien in portefeuille Inkomsten in deviezen van de reserve van de 6 Y2 % Amerikaansche leening in de Schatkist
Totaal activa ... PASSIVA. Saldi der aan delging te besteden dotaties : a) in Belgische franken b) in deviezen Reserve van de 6 Y2 leening in Amerika Saldo van de provisie voor de betaling op de vervaldagen van 1 September 1940,1941,1942 en 1943 der vaste interestcoupons van de preferente aandeelen van de N. M. B. S. (Zwitsersche en Hollandsche klassen) Inkomsten van de reserve van de door de Schatkist verkregen 6 Y2 % Amerikaansche leening Opbrengst van de portefeuille van de oude pensioenkassen Beschikbaar saldo :
Totaal passiva ...
123.311
127.357
129.992
130.190
577.280
1.036.767
1.108.683
1.011.512
Winst- en verliesrekening (duizenden franken.). DEBET.
Mali voortkomende uit de herwaardeering op 31 December 1943 van de tijdelijke beleggingen in buitenlandsche deviezen Beheerkosten Kosten in verband met de delging Prorata van coupons op titels verkregen krachtens artikel 11,2e alinea, van de wet van 23 Juli 1926
__ 102
-
131
100 231
110 126
141
49 151 40
331 -
367 2.635
230 -
191
331
3.002
230
191 ..._ -
154 __ 177
3.002 _ -
71 ...... 159
Totaal ...
191
391
3.002
230
Batig saldo op het einde van het kwartaal...
64.625
68.671
71.306
71.504
Excedent der inkomsten op de uitgaven voor het kwartaal Totaal...
89
CREDIT. Geïnde interesten en coupons Terugwinning van delgingsonkosten Excedent der lasten op de inkomsten voor het kwartaal
-
-
-
-
-
-
INKOMEN EN ' SPAREN
30
1. -
RENDEMENT DER BELGISCHE NAAMLOOZE VENNOOTSCHAPPEN. Betaalbaar gestelde dividenden en obligatiecoupons in November 1944. AANTAL VENNOOTSCHAPPEN
NETTO RESULTAAT Gestort kapitaal
I
Reserves winst
RUBRIEKEN getelde
met met winst verlies
Uitgekeerde bruto winst
verlies
Obligataire schuld
Bruto obligatie. coupons
(1)
(2)
(Duizenden franken)
A. le Particuliere banken 1 b Banken van openbaar nut 2. Verzekeringen 3. Financieele inrichtingen 4. Invoer, uitvoer 5. Handel in metalen 6. Handel in kleerst. en meubelen 7. Handel in eetwaren 8. Diverse handel 9. Suikerfabrieken 10. Maalderijen 11. Bierbrouwerijen 12. Stokerijen 13. Andere voedingsindustrieën 14. Steengroeven 15. Kolenmijnen 16. Mijnbouw 17. Gas 18. Electriciteit 19. Electrische constructie 20. Hotels, bioscopen, schouwburgen 21. Drlikkerijen, publiciteit 22. Textielnijverheid 23. Kunst- en ceramieke bouwstoffen 24a Siderurgie 24b Mechanische constructie 24c Non-ferro metalen 25. Gebouw (openbare werken) 26. Papierindustrieën 28. Chemische industrieën 29. Houtindustrieën 30. Leerlooierijen en riemfabrieken 31. Automobielen 32. Glasblazerijen en kristalfabrieken 33. Spiegelgieterijen 34. Diverse industrieën 35. Spoorwegen 38. Buurtspoorwegen 37. Scheepvaart en vliegwezen 38. Telegrafen, telefonen 39. Electrische tramwegen 40. Autobussen 41. Andere vervoerondernemingen 42. Diverse andere industrieën
Vennootschappen met hoofdbedrijf in België. 1 1 2.000 792 175 2 1.524 1 1 900 - 310 10.479 96 2.974 69 9.385
13 28.310 210 547 783 265
164 .680
26 .493
5 .623
1.369
1.945 1.500 154.500 1.495
119 - - 880
42 50
1
362.000 15.100 2.780 6.650 63.939 26.450 1.081.097 162.335 150.000 3.890
51.148
- 2 7 5 25
2 5 6
560.438 6.200 4.352 31.020 11.333 122.828
6
4
2
3 1 3 1
2 1
1
3
- 3 4 2 1 5 3
6 4 11 4 7 21 1 3
5 1 1 1 3 1 18
5 2
325.386 4.606 188 9.788 4.382 21.231
22 2 2 9 10 31
5
17
1
2
1
1 4 3 6 1 7 9 1
12 3 • 4
1
1 1 1 1
2
14
4
--
9.135 1.876 683 18.281 4.595 52.582 48.660 37.557 828 15 .811 4.477
217.850 8.000 1.250 7.500 33.750 50.000 19.176
3 4
2
3 2
- 650 6.465
196
125
71
3.281.673
- 211 7.332
82.248
3.303
1 .144 18 4.181
15 .341
- 767
5.088
- 253
11
1.981
119
1 .582 71.382
- 70 3.438
5.000 750
- 200 45
_1-
12.593 2
189.398
- - 3.705 23.228 1.553 243 122 2.894 88
133 312 459 1.256 125 256.712 15.511 2.616
9.461
16.774 986 66 1.724 71 2.579
8.650
419
21.746 4.866 5.000
879 233 200
5.520
- 248
3.609
180
20.850
1 .043
657
28
254.050
11.423
994
40
481 2.270 1.277
79
5.309 7.416 21.188 7.403
1.153 57 1.824 2.216
3.836 162
1 .344
- 206
125
-- 136'
800
TOTAAL...
80
--
117
- 941 904
877
- 873
24 3
466
868.001
77.148
323.021
37.583
B. - Vennootschappen met hoofdbedrijf in Congo. I. 2. 3. 4. 5.
Bink, financieele vennootschappen Handelsvennootschappen Nijverheidsvennootschappen Landbouwvennootschappen Openbare diensten ',TOTAAL...
1
1
1
1
--
65.000
119.002
651
65.000
119.002
651
--
300
300 •
C. - Vennootschappen met hoofdbedrijf in het buitenland. 10.000 12.140 93 1 1
1. Electriciteit 2. Spoorwegen 8. Tramwegen 4. - Plant. en koloniale vennootschappen 5. Diverse vennootschappen
1
1
1
5.000 60.000
1,203
-
112 ,
6 112
TOTAAL...
3
2
1
75.000
13.231
99
112
Algemeen totaal...
200
128
72
3.421.673
1.000.234
77.898
323.133
37.883
994
40
255.044
11.483
(1) De getelde leeningen slaan op andere vennootschappen dan deze opgegeven in de vorige kolommen;' daarenboven, sedert Mei 1940, op enkele uitzonderingen na, omvatten deze cijfers slechts de in België, in Belgische franken uitgegeven leeningen. (2) Daarenboven werd er gedurende de maand November 1944 betaalbaar gesteld (schattingen) : (duizenden franke n) Coupons van binnenlandsche Staatsleeningen (geconsolideerde en op 73.151 gemiddelden termijn) Coupons van leeningen van de Kolonie 24.159 Coupons van leerringen van provinciën en gemeenten 33.719 Coupons van verscheidene leeningen TOTAAL...
52 -
131.029
L - RENDEMENT DER BELGISCHE NAAMLOOZE VENNOOTSCHAPPEN (vervolg). Retrospectief overzicht AANTAL VENNOOTSCIIAPPEN TIJDVAK getelde
1 met winst
Reserves
I
winst
met verlies
'7.194 17:314
5.566 • :559
1.628 4_1755
40.653.822 40..458.4.16
1943 .Eerste 1.1 maanden 1944.Fierste 11 n:lama:len
8.102
4.649 4.333
1.453 1.421
34.473.003 12.073.750 2:469.797 31.483 •11. 1,989,944 • 35..445
-226 472 241 201 95 172 1.177 .547 1.114 541 327 143 169 389 200
165 366 '182 156 71 129 878
41 108 '59 -45 24 43 299 . 399 273 1.37 88 30 46 110 72
'1.148
•841 •404 239 113 123 .259 128
verlies
Bruto obligatiecoupons (5)
Obligatieschuld ( 1 ) (')
(Duizenden ranken) 1 13.356.925 .3.270.873 33.329..725 .2.460:.243
1942
October 'November December 1944 Januari Yebruari 'Maart April •Mei ... • .. • ..... Juni . ..... • .... Juli ..... :September ...... 'October :November
Betaalbaar gesteld bruto dividend
NETTO RESULTAAT
Gestort kapitaal
30
156.449 947.423 1.363.413 572 :263 135.153 119.752 2.302.370 2.307.675 2.961.766 618.342 968.730 176.:435 ; 145.)909 847.545 1.000.234
•914•..911 • 3.802.433 3.694.1884 1.907.571 449.655 361 :254' 5.1168.873 9.280.865 7.737.253 2.413.863 2.021.711 469.526 825.944 3.795.221 3.421.673
240.978 '187.765 , 126.165 22.011 ' 21.300 309.977 , 520.759 539.874 184.911 114.927 28.308 44.899 125 238 77.898
294.353 495:459
1.799.194 4.474.421.
6.517.556 8:509.444 ,
292.239 287.302
432.182 .854.439
1.412.377 4.080.081
8.031.624 6 525.252
265.478 280.401
.5 .937 59.333 145.025 11.732 6.095 4.651 59.985 89.232 138.318 22.585 37.885 8.562 18.893 148.313 328.133
82.962 157.309 113.899 56.378 11.514 7.439 146.862 279.188 333.358, 54.138 , 82.768 16.323 , 18.846 51.762. 87.883.
366_169. 935.467 289.988 477.819 955.258 472.444 404,301 , 818.873 413.930f 525:897 1.064.348 347..037 , 431.775 836..375 f 255.044
16.118 39.115 12.730 21.824 42.800 20.157 17..946 34.055 14.125 23..027 44.639 14.840 58 :712 •34.637 41.463
(ij Voor de maandelijksche resultaten, 'slaan de "in 'aanmerking genomen leeningen ,op andere vennootschappen •dan deze waarop de vorige kolommen betrekking hebben. in BelgisChe .e.) Sedert Mei 1940, enkele uitzonderingen niet te na igesproken, bevatten de getallen nog slechts kle In Belgiá, traen ge6mitteerde leeningen.
II. - ALGEMEENE SPAAR- EN LIJPRENTEKAS. a) Inlagen op persoonlijke 'spaarboekjes ((Netto spaarbedrag)
'
. (duizenden franken). .Tegostder inleggels . .1.anttil -spoorboekjes ayp•het :eind gpketiind van wan 'het 1- ijdvak II)
'Saldi
Uitbetalingen
Inlagen
TIJDVAK
.
1.418.174 1.426.973
2.258.689 4.341.744
942 943 943 October November December 1 944 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus .September October November Deceniber
v v v v v v
435.465 447.275 457.286 535.495 439.488 435.334 490.955 431,1560 371:341 348.985 337.928 326•.648 312.004 125.876 192..473
117.624 110.281 152.421 117.937 134.967 165.319 167.837 • 49.301 133.918 113.664 103:800 .74.357 70.518 159.451 .196-937 _
-
840.515 2.914.771
12.798.936 16.098,692
317.841 336.994 304.865 417.558 304.521 270.015 323.118 '282.259 237.395 231.321 '234 128 .252,291 '241.486 .- 33 .675
15.071.849 15.408.843 16.098.692 16.516.250 16.820.771 17.090.786 17.413.904 17.696.163 17.933.558 18.164.879 18.399.007 48.451..298 18.896.784 18 855.209 '18.854.745
-- 4.454
6.191.105 6.333.807
(1) )De tegoeden op 3 1 Decem. er 1941, 1942 en 943 omvatten de gekap taliseerde -rent .n van het dienstjaar.
Stottingen ingeschreven op de rekeningen der 'aangeslotenen ',bij de :Lilfrentékas (duizenden franken). 'HANDARBEIDERS en vrije stortingen, buiten het.raam van de verplichte verzekeringswetten (wetten van 16 Maart 1865 'en'15 December 1937)
TIJDVAK
BEDIENDEN (wetten van IO'Maart 1925 en 18 Juni 1930)
.MIJNWERXERS
.
(ivetten hij koninklijk besluit van. 25 Augustus .1937 . samengeerdend)
Totaal
.
1942 1943
.
1943 Juli 'Augustus 'SepteMber October November December 1944 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September October
56.815 82:382
293.458 316.620
)
26.481 '24.067 24.770 29.630 23.003 . 22.805 '30 :934 27.428 V 28.475 v 25.010 v 24.677 v 24.411 v 23.553 v 23.949 v 16.578 v 20.317
•
5.287 4 _970 '5'. 034 5.480 5.278 . 5.891 5.019 5.258 v 6.723 v 5.674 v 5.017 v 8.392 v 5.762 v 7.198 v 3.853 v 6.465
- 53
20..333 21 :218
' '
370.607 400 220
5,128
'
95 S37
5.195
.97..342
i; 5.499
V 109.336
f., 5.123
t,
96.304
v 4.612
v
85.503
.}
•
31
LOOP DER ZAKEN.
35
I. - BEDRIJVIGHEID DER VERREKENINGSKAMERS. •
camecemeM.
LIQUIDATIEKAS - VAN DE BEURS VAN BRUSSEL •
VERREKENINGSKAMERS . HOOFDBANK, BIJBANK EN AGENTSCHAP.
HOOFDBANK
TIJDVAK Aantal kamers
op het eind v. h. tijde. 1942 Maandgemiddelde 1943 Maandgemiddelde 1943 October November
December 1944 Jaluari Februari
• • • .....
Aantal verrekende stuks
Verrekende kapitalen
Aantal verrekende stuks
Verrekende kapitalen
(duizenden)
(millioenen franken)
38 (3) 38 (3)
106 114
34.881 48.181
50 57
27.871 39.759
38 38 .
111 108
58.803 48.730
52 51
118 112 109
51.071 57.806 51.895 63.448
56 53 52
1? .9510 48.615
38 38 .38
Maart April Mei: ' Juni
38 38 38: ' 38
118 103 96 109
Juli Augustus
38 38
September October November December
38 38 38 38
(duizenden)
58.409 46.137 83.875
57' 51 47 53
100 98
54.639 59.551
48 48
39 39 47 66
26.134 27.465 35.587 . 31.299
21 19 20 29
.
.,
(millioenen franken)
Omloops. snelheid van het geld in. de banken
CONTANT
Aantal zittingen
(1)
48.290
(2)
4,91 4,86
21 21
740 (3) 731 (8)
48.602 : 38.048 54.509
47.145
gz
1.851 2.246
--
21
732
• 2.073
4,86 ---
20 22 20 21
731 731 724 722
1.817 1.849
4,86 --4 ,56
23 18 21 22'
719 719 718 718
g .2n
--
20
708
2.544
21
709
3.193
7
43.072 53.980
Geliquid. Aantal bedrag deelnemers (millioenen op hot eind v. h. tijdv. franken)
'
:g:2
2.139 2.381
33,77 __ -__ '
23.071 26.033 23.410
(1) Verhouding van. het to aal bedrag der in den loop van het aangeduide kwaartaal verrekende bedragen tot het saldo, per eind trimester, der depos to-rekeningen op zicht en op minder dan 30 dagen. (2) De aankoopen of de verkoopen zijn maar één maal geteld (3) Op 31 December.
II. - POSTCHEQUE EN GIROVERKEER
.
(millioenen franken).
36 TIJDVAK
Totaal tegoed
Tegoed Teg van partici'. lieren
(Daggera'adelde)
CREDIT Stortingen~
5.829 5.421
1943 October. November December 1944 Januari Februari Maart April Mei Juni
492.623 494.129 495.566 496.844 497.701 498.713 499.693 500.298 500.399
8.844 9.189 9.261 9.454 9.888 9.888 10.107 10.954 11.153
6:925 6.917 . 6.964 7.035 7.271 7.478 7.756 8.222 8.413
Juli Augustus September October November Deoember
500.812 501.230 501.628 502.887 505.318 503.568
10.921 10.583 10.896 10.780 12.564 12.849
8.210 8.277 8.079 8 274 10.377 10.613
19.770 16.723
5.733 5.069
19.770 16.723
51.101 43.934
7". 629 5.988 6.083 7.273 5.831 6.725 6.764 5.581 5.840
22.469 18.853 22.027 20.965 20.606 22.527 18.501 14.831 17.364
6.978 5.888 6.677 8.018 6.048 8.458 6.335 4.542 6.316
22.469 18.853 22.027 20.965 20.608 22.527 18.501 14.831 17.364
59.546 49.582 56.814 55.220 53.091 58.239 50.101 39.784
4.873 5.427 3.241 3.336 5.757 4.401
15.956 17.745 10.334 15.070 11.533 15.233
5.245 5.690 2.853 3.045 3.332 4.943
15.958 17.745 10.334 15.070 11.533 15.238
.
46.883 42.030 48.607 26.762 36.521 32.155 39.820
(1) Op 31 December. (2) Verhouding per type-maand van 25 dagen, van den debetomzet tot het gemiddeld dagelijksch tegoed.
,
cocl
6.380 8.334
liro's
10L'■
8.581 10.836
Cheques en diversen
Verdekt. Algemeens gen zonder gebruik beweging van specie bewegin. pet. cor-oo mcoo0r0cor-r-cor-
(1) 495.566 (1) 508.868
DEBET
00m 00 0000 00 00CO 00 0000COup00 en 0000
1943 Maandgemiddelde 1944 Maandgemiddelde
Aantal rekenms ' ,en op 't eind van het tijdvak
Ondoopssnelheid (2)
2,91 2,01 3,20 2,69 2,98 2,74 2,70 2,71 2,58 1,77
2,04 1,83 2,13 1,26 1,62 1,23 1,57
PRODUCTIE 1. Bron :
PRODUCTIE DER STEENKOLEN MIJNEN EN METAALBEDRIJVEN.
Mijnwezen.
55 STEENKOLENMIJNEN GEMIDDELD AANTAL ARBEIDERS
TIJDVAK
ondergrondsche 1939 Maandgemiddelde 1943 Maandgemiddelde 1944 Maandgemiddelde 1943 October November December 1944 Januari Februari Maalt April Mei Juni Juli Augustus September October November . December (i) Op 31 December.
NETTO IIOEVEELIIEID OPGEDOLVEN STEENKOOL PER BEKKEN
(duiz. tom)
!ter, onder,,- en Bergen I Centrum I Charleroi I Namen
Luik
Kempen
TOTAAL
Voorraad Gemidd. ap'teind der aantal extractie- maand (duiz. dagen
tom)
(2)
90.115 81.748 58.109
128.702 122.390 94.326
379 342 124
354 264 129
659 476 277
77.868 78.209 77.912 74.219 74.183 75.218 68.096 58.805 56.742 58.644 56.290 29.417 42.642 .50.261 :52.787
117.650 118.253 118.069 113.180 113.511 115.019 106.662 95.676 93.033 95.233 93.045 57.650 75.028 85.255 88.624
313 304 299 214 213 218 108 60 63 94 54 16 86 158 203
250 244 236 220 225 230 155 48 97 97 68 17 97 131 164
460 441 428 396 390 416 278 249 294 287 237 63 130 259 277
( 3)
32
460 320 189
803 577 406
2.487 1.979 1.125
24,1 27,1 22,9
296 233 278 274 265 287 244 186 170 186 174 41 149 143 151
574 542 531 54S 547 605 484 461 465 510 462 36 176 283 297
1.893 1.764 1.773 1.652 1.640 1.756 1.269 1.003 1.088 1.175 995 173 688 974 1.092
27,5 26,9 26,8 26,2 25,8 27,6 22,7 21,9 24,6 26,4 24,6 8,2 20,4 22,8 23,7
(1) 1.320 (1) 512 (1) 489 386 579 512 447 430 410 509 681 808 801 722 632 687 582 489
(2) De productiecijfers voor de mijnen van het Naamsche bekken worden niet langer afzonderlijk opgegeven, doch verdeeld over de productie van het bekken van Luik en van dit van Charleroi, (3) De schlamms inbegrepen, behalve in 1939.
LOKEB TIJDVAK
Productie
BRIKETTEN
Gemiddeld Productie aantal
(duiz. km) arbeiders (duiz.
bons)
aantal arbeiders
•
Hoogovens in werking ( aan het eind van het tijdvak)
VOORTBRENGING DER METAALNIJVERHEID
Gietijzer
Ruw staal
Stukken gegoten staal
431 367 170
3.757 3.716 3.237
127 84 37
814 649 504
(1)44 (1)33 (1) 12
253 133 50
csi
1943 October November December 1944 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September October November December
370 346 345 323 316 332 245 125 82 136 155 72 73 95 91
3.604 3.452 3.658 3.675 3.680 3.687 3.666 3.430 2.930 2.951 2.905 3.035 2.998 2.959 2.943
78 72 82 73 58 60 36 20 16 18 18 12 36 42 55
610 615 658 630 606 643 645 453 519 354 357 386 497 483 479
32 33 32 32 32 32 26 16 7 11 13 8 9 12 12
149 135 135 133 129 138 77 22 15 16 32 1 10 21 9
Afgewerkte eewerkte M eewerkte stáahummn ijzerwaren
',17 M 0,en Cl eq,-7 . ••••■ 0 Gqcqeq
clet, eqo -cV0a 0]ncaotc.zncopcz
,DyI
1939 Maandgemiddelde 1943 Maandgemiddelde ' 1944 Maandgemiddelde
(duiz. tams)
184 101 37
2,6 1,3' 0,5
107 100 97 98 99 100 57 13 13 14 15 2 9 10 16
1,7 1,2 1,1 1,2 1,3 1,0 0,1 -
0,3 0,3 0,3 -
0,3 0,3 1,3
(1) Op 31 December.
II. - DIVERSE PRODUCTIES. Bron :
Ministerie van Financiën, Douanen en Accijnzen. BIERBROUWERIJEN
SUIKER
TIJDVAK
56 MARGARINE EN TOEBEREIDE VETTEN
Voortbrenging Ruwe suiker
1939 Maandgemiddelde 1942 Maandgemiddelde 1943 Maandgemiddelde
Voorraad. (ruwe en HoeveelIn geraffin. heden consump- aangesuiker) Geraffitie eind geven neerde gebracht der meel suiker maand (tors) ( tors)
DISTILLEERDERIJEN
20.506 16.349 19.393
19.260 10.664 10.041
97.211 89.667 71.637
19.883 17.425 15.052
(1)15.042 1.554 1.763
Voortgebrachte Voortbrenging alcohol
(hectolil.) 38.572 3.404 4.306
In consumptie gebracht
1943 October 63.049 11.262 2.912 1.459 46.920 15.751 1.643 November 1.462 129.576 21.616 150.532 3.198 23.251 1.559 December 1.882 39.381 13.645 170.918 19.163 1.489 (2) 5.213 1944 Januari 237 2.241 10.698 153.348 3.992 17.381 1.726 Februari 215 12.341 2.175 11.631 131.405 1.611 18.959 Maart 229 2.527 13.310 107.707 21.504 1.684 10.639 April 89 7.314 1.501 9.620 93.726 1.948 14.630 Mei 1.228 6.122 81.063 11.611 2.139 2.954 Juni 585 5.955 3.349 60.783 19.665 2.293 Juli 403 3.733 9.457 45.627 2.209 15.610 Augustus 3.646 658 7.346 34.527 8.460 2.483 September 82 1.581 5.832 26.662 8.423 2.243 October 2.379 30.339 3.824 10.879 40.876 2.087 14.362 November 3.139 103,039 17.008 122.984 3.736 16.659 1.965 December 45.717 898 14.995 147.075 21.423 (1) Dit gemiddelde houdt rekening met de productie van het Groothertogdom Luxemburg. (2) Incl. 524 hl. voortgebracht in October en November 1943.
Fabricage
Verbruik
Uitvoer
(m llioenen stuks)
(tom) 5.062 952 918
LUCIPERS
5.047 967 910
5.000 2.742 2.776
2.108 1.966 2.250
3.038 645 648
1.515 1.398 1.875 2.242 2.095 2.457 1.475 1.213 684 505 494 175 2.302 3.095
2.899 2.803 2.618 2.548 2.936 3.148 2.620 2.086 2.208 2.221 2.145 1.607 1.705 1.790
1.852 1.583 2.713 2.021 2.122 2.439, 2.536 1.079 2.697 1.908 2.012 901 1.098 1.575
41 939 495 527 278 703 41 183 159 1.233 178
VERBRUIK N.
no; het verbruik van suiker, lucifers, margarine en toebereide vetten, zie tabel nr 56.
1. - VERBRUISSINDEXCIJFERS. •(Basistijdvak 1936 tot 1938 = 100.)
65 Kleeding
November December
Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September October
........
.....
WINKELS
GROOTE WARENIIMIZEN
.
TIJDVAK
tiuisnoudelijke oengswaren artikel. en andere Vdi
Meubelen
1942
1943
1942
1943
1942
1943
.1942
1943
137 159
101 108
181 199
126 150
259 284
268 296
117 154
1943
1944
1943
1944
1943
1944
122 122 139 132 128 118 105 66 _104 183
73 .105 104 92 94 68 72 68 83 125
245 188 153 135 123 124 103 142 139 146
207 211 226 210 201 156 178 203 206 254
145 160 155 142 98 92 105 189 506 406
2.40.PERATIES EN PATROONSWINKELS
MET BIJIIITIZEN
204 232 289 185 140 133 155 196 184 284
Bakkeriji
Voed ngswaren
11942.
1943
138 178
47 49
1943
1944
d943
131 121 132 124 129 127 149 148 148 139
160 158 164 134 127 149
133
48 42 52 49 52 48 53 45 46 47 '
Kleeding
1942
1943
1042
1949
45 49
91 118
93 122
67 75
48 58
1944
1943
1944
1943
1944
48 48 55 49 54 82
103 94 104 92 .82 .83 . 98 .95 .95 . 91
.120 116 122 107 102 110 92 86 80 100
74 58 .58 66 60 53 '58 49 .48 53
62 47 55 41 45 43 40 35 38 44
61
58 54 73
II. - TABAKVERBRULS. (Productie en invoer. ) .
66 Sigaren
;Sigaretten
Sigarillos
Rook-, snuif en n pruimtabak
1
I
TIJDVAK
(tors)
(millioenen stuks) 1942' 1943
105 101
218 208
3.285 1.889
'8.772 4.408
29 25 27 25 28 28 22 25 26 22 23 16
47 55 54 52 57 54 48 49 57 58 46 39
956 866 878 887 654 480 .378 484 547 687 521 487
2:893 2.575
1941'4° trimester 1942 1 0 id. '2* id. 3* id. -48 id. 1943 1' id. 2* id. I• id. •4* id. 1944 1• id. 2* id. 3* id.
67
-
2.218 1.764 1.264 983 952 1.209 '1.066 . 947 95'4
SLACHTINGEN IN DE 13 VOORNAAMSTE ,SLACHTHUIZEN VAN 'HET ,LAND (*). Grootvee (Ossen, stieren, -koeien,-vaarzen)
Paarden
Kalveren
1943 Maandgemiddelile 1944 Maandgemiddelde
14:077 10.874
307 309
16.993 12.566
367 1.279
723 802
1943 October November December 1944 Januari Februari • 'Maart April Mei .. . . . . ....... Juni... ....... . Juli Augustus 'September 'October November December .
20.835 24.580 -26:628 8.931 10.725 13.482 7.038 5.231 '10.351 9.291 9.694 2.763 12.645 25.823 14.823
323 674 800 422 245 241 171 190 198 237 205 151 326 711 616
12.188 8.183 9.721 7.814 11.460 22.562 20.789 16.049 16.569 14.837 11.746 1.954 9.021 10.884 7.114
609 838 '836 774 .1.039 1:830 1 .'187 737 736 762 547 258 11.880 :3.118 :2:482
1.162 2.145 4 :090 746 471 557 225 .270 269 556 '1 :361 346 1,.983 '2.008 '830
TIJDVAK
(') Sedert
.........
Maart :1944, 12 slachthuizen -
dit
Varkens, biggen
van Brussel wordt 'op dezen datum • geschorst.
- 56 -
Schapen, lammeren, geiten
VERVOER.
BEDRIJVIGHEID VAN DE NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN. a) Bedrijfsontvangsten en -uitgaven
(millioenen franken). ONTVANGSTEN
REIZIGERS
UITBATINGS-
TIJEWAdi Aantal
•
(duizenden)
SALDO
UITGAVEN
Reizigerskril.
..
enReizigers bagage
(millioenen)
Goederen
coss iduarn
Totaal
Diverse
1942 Maandgemiddelde. 1943 Maandgemiddelde.
15.249 16.457
495 531
108,9 122,8
119,3 117,9
8,8 12,9
235,0 253,6
308,6 353,0
---
73,6 99,4
131,32 139,17
1943 Juni Juli Augustus September.October November December 1944 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus
15.707 15.628 16.749 17.299 17.222 18.058 16.098 18.049 15.868 15.669 13.819 7.195 4.808 5.304
519 523 557 554 555 559 508 565 507 505 445 228 151 156
128,9 129,6 142,6 130,6 129,5 118,2 113,1 113,6 108,5 114,8 91,8 29,9 24,9 37,8 31,1
123,2 128,5 121,1 117,3 126,5 114,1 103,9 100,7 97,6 106,4 52,0 17,0 20,3 31,2 29,5
10,0 13,6 9,1 9,8 9,4 7,2 42,6 14,8 10,9 18,0 13,9 7,3 5,0 11,1 6,7
260,1 271,7 272,8 257,7 265,4 239,5 259,6 229,1 217,0 239,2 157,7 54,2 50,2 80,1 67,3
329,3 355,7 359,3 362,2 365,1 363,5 418,4 329;2 369,1 403,4 380,2 315,8. 352,7 588,7 345,6
-- 69,2 -- 84',0 -- 86,5 -- 104,5 -- 99,7 __ 124 , 0 -- 158,8
126,57 130,92 131,89 140,57 137,58 151,75 16130 149,82 170,07 168,62 241,12 582,68. 702,81 484,99 513,50
-- 100,2 -- 152,1 -- 164,2 -- 222,6 -- 261.6 -- 302,5 -- 308,6 -- 278 278,3 ,
Gezamenlijk verkeer (1).
b) Vervoer der voornaamste zware goederen.
(duizenden tors)
E2i.t
20
0 0
Pa
4
.5
0
"75g,o
0
15 -a, g2-'4 cg g - e 5 "rg Pa cn
8 p0 'tb
-u
ai ,-:
j 1;1 „r
-54)
0
.0
á.
0
Verschillende
ti
Metaalwaren
TIJDVAK
2
0
á
Nat. dij. der Buurtspeerwegen Vervoerde tonsHom,.
(duizend.)
3.212 3,260
319 339
1.530 1.425
352 408
168 205
251 267
259 256
21 28
107 109.
35 32
170 191
7.808 8.526
3.503 3.740 3.382 3.028 3.530 3,287 2.691 2.435 2.355 2.576 1.252 570 619 999 940 inbegrepen.
142 192 241 281 787 971 364 200 205 229 164 62 52 116 109
1.583 1.620 1.519 1.375 1.352 1.082 1.235 951 1.020 1.094 483 352 430 622 558
419 520 461 425 420 373 323 302 314 372 235 34 22 28 35
249 222 220 177 195 192 183 215 190 208 65 19 32 69 60
314 315 277 249 241 215 213 224 198 208 109 50 31 59 60
407 411 278 189 195 157 125 171 134 148 65 16 19 28 35
17 15 34 43 47 34 20 26 20 22 9 1 2 3 1
131 . 157 102 83 84 88 78 116 95 102 41 10 12 38 31
31 36 32 29 31 28 29 28 28 27 10 4 4 6 6
210 252 218 177 178 147 121 202 151 166 70 22 15 30 45
7.708, 8.024 7.253 7.383 9.823 10.122, 8.269 7.307 7.245 8.353 7.249 6.089 6.232 7.001
1942 Maandgemiddelde. 1943 Maandgemiddelde.
264 255
1943 Juni Juli Augustus September October November December 1944 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus (1) Militair vervoer niet
276 298 266 241 262 236 207 196. 202 217 102 35 35 57
BANKSTATISTIEKEN.
A. - VOORNAAMSTE POSTEN DER WEEKSTATEN VAN DE NATIONALE BANK VAN BELGIE TOT AUGUSTUS 1944
(millioenen, franken.). 1944 1941
1942
1943 Januaribruarii Maart
1
April ! Mei
1
Juni
I.
Juli
August. 31 Aug.
Gemiddelde
Gemiddelde jaarcijfers
maandcijfers
ACTIVA 21.655
21.655
21.655
21.655
21.655
21.655
21.655
21.655
21.855
21.655
21.655
21.655
452 49 986 5.522 699 11.971 1.935
452 45 925 16.227 608 17.945 1.879
452 45 (1) 39.129 608 14.217 1.753
452 46
452 46
452 47
452 47
452 47
452 47
452 47
452 47
452 47
50.694 892 11.282 1.893
52.336 895 11.474 1.680
53.808 614 12.171 1.627
55.392 694 11.998 1.891
56.981 837 11.126 1.995
58.735 396 13.587 2.133
60.780 272 14.626 1.912
62.715 346 14.866 1.955
84..100 556 14.001 1.873
86.270 87.997 89.271 90.772 41.233 57.626 75.858 84.558 1.590 2.074 1.536 1.580 1.484 1.396 1.439 1.438 de Emissiebank te Brussel met ingang van 29 December 1942. den staat
94.256 1.971
96.966 1.985
99.118 2.122
100.319 1.571
Goud Bankbiljet. en specie te leveren door de Banque de France Vorderingen in vreemde munt Buitenlandsche bankbiljetten en specie Emissiebank te Brussel Crediet aan het particuliere bedrijfsleven Crediet aan den Staat en de openb. lich Overheidsfondsen PASSIVA Bankbiljetteninomloop Rekening-courantsaldi (1) Overgebracht
op
van
- 57 -
B. - WEEKSTATEN VAN DE NATIONALE BANK VAN BELGIE PER 11 EN 18 JANUARI 1945
85
(millioenen franken). ACTIVA
Goudvoorraad Onbeschikbaar goudsaldo na herwaardeering van den goudvoorraad (Besluitwet
nr 5 van 1-5.1944)
Totaal van den goudvoorraad . . . Buitenlandsche deviezen 1
op zicht op termijn
Papier in Belgische franken op het bulten land Papier op België
Handelspapier Uitgegeven door instellingen waarvan de verbintenissen door den Staat gewaarborgd zijn
Voorschotten op overheldsfondsen Deel- en pasmunt Vorderingen op den Staat •
Emissiebank te Brussel
18-1-1945
21.601
21.601
PASSIVA
11-1.1945
18-1.1945
42.713
43.197
5 3.548
5 3.750
Totaal der verbintenissen op zicht . . .
46.264
46.952
onbeschikbare rekening wegens herwaardeer ng (besluitwet nr 5 van Schatkist 1-5-1944) speciale reken. voor de toepassing van de overeenkomst van 25-1-43
10.493
10.493
3.500
3.600
Uitgestelde inventarisoperatién en diversen
368
389
Kapitaal
200
200
Bankbiljetten in omloop Rekening-courantsaldi :
10.493
10.493
32.094
32.094
457
742
231
231
4
4
341
396
316
343
2.310
2.030
555
van de Schatkist van anderen
569 Reserves
Voorschotten aan de Schatkist Bijzonder voorschot voor de toepassing van de overeenkomst van 25-1-1943 Andere vorderingen op den Staat Overheidsfondsen Gebouwen, materieel en meubelen Diversen
11-1-1945
28.439
en
afschrijvingsrekeningen ....
28.903
3.500 593
3.500 593
1.408 149 114
1.353
70.511
64.589
71.024 64.589
135.100
135.613
149
Besluitwet van 6-10-44 : Oude biljetten en
117
rekeningen-courant op de Bank, overgeboekt en over te boeken op tijdelijk onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven oude biljetten
433
433
81.258
61.947
73.842
73.668
135.100
135.613
Beschouwingen bij bovenstaande weekstaat. Deze weekstaat, de eerste sedert de bevrijding, in het Staatsblad verschenen, geeft aanleiding tot de volgende toelichting : Op de actie/zijde is de goudvoorraad ingeschreven tegen den herschatten prijs van 49.318,0822 per kg. goud, voor een bedrag van fr. 32.094 millioen, waarvan fr. 10.493 millioen het onbeschikbaar goudsaldo na de herwaardeering van den goudvoorraad vertegenwoordigen. Ingevolge de besluitwet nr 5 van 1 Mei 1944, moet het bedrag van deze herwaardeering geboekt worden op een onbeschikbare rekening op naam van de Schatkist. Het komt onder deze rubriek op de passiefzijde voor. Krachtens een tusschen den Staat en de Bank te sluiten overeenkomst, zal dit bedrag worden besteed tot delging van de Staatsschuld tegenover de Bank, wanneer het nieuwe goudgehalte van den frank door de wet zal zijn vastgesteld. De vorderingen van de Bank op den Staat bedragen fr. 32.531 millioen en bestaan uit : 1. diverse voorschotten aan de Schatkist ten beloope van fr. 28.438 millioen, onderverdeeld als volgt : • a) fr. 600 millioen : voorschotten verleend krachtens de wet van 27 December 1930 met betrekking tot de modaliteiten van terugbetaling van het saldo der schuld van den Staat jegens de Bank wegens intrekking van het Duitsch geld in 1918; b) fr. 11.447 millioen : voorschotten gedaan tijdens de bezetting; c) fr. 1.278 millioen : voorschotten te Londen verstrekt, waarvan fr. 1.000 millioen in België benuttigd; d) fr. 6.558 millioen : voorschotten te Brussel gedaan sedert de bevrijding, waarvan fr. 701 millioen om aan de Regeering van het Groot Hertogdom Luxemburg toe te laten de Belgische frank in dit land terug in omloop te brengen; e) fr. 8.657 millioen : voorschotten door de Bank aan de Schatkist verleend ten behoeve van de geallieerde legers. Dit bedrag bestaat uit : fr. 4.657 millioen te Londen en fr. 4.000 millioen te Brussel toegestaan. Daarin ie niet begrepen het bedrag van fr. 767,5 millioen door de Schatkist verleend door middel van deel- en pasmunt door het Muntfonds uitgegeven. Ter beoordeeling van de belangrijkheid der voorschotten aan de geallieerde legers dient er te worden opgemerkt dat zij niet integraal opgebruikt zijn. Een deel daarvan bevindt zich nog, hetzij in de rekening-courantsaldi op de passiefzijde, hetzij in de kasgelden van de geallieerde eenheden, hetzij in zekere mate in bezit van de militairen.
Voorts dient er rekening te worden gehouden met het feit dat een belangrijk, maar nog niet bepaald deel van dit bedrag, door de geallieerde Regoeringen later zal worden terugbetaald, in hun eigen munt, volgens de met den Staat gesloten overeenkomsten voor de verwezenlijking van deze voorschotten; 2. Een speciaal voorschot aan de Schatkist van 3.500 millioen, verleend krachtens de overeenkomst van 25 Januari 1943 en bestemd om aan den Staat toe te laten voorschotten terug te betalen die hem te Londen, door de Bank van Belgisch Congo, werden verleend. Dit voorschot blijft steeds beschikbaar en staat op de passiefzijde voor hetzelfde bedrag ingeschreven; 3. De overige vorderingen op den Staat, ten beloope van fr. 692 millioen, behelzen een schatkistcertificaat van fr. 550 millioen en een aflosbaren schuld. brief van fr. 42 millioen, beide aan de Nationale Bank overgemaakt krachtens de wet van 19 Juli 1932.
Bij deze wet werd de Regeering gemachtigd een overeenkomst met de Bank te sluiten - onderteekend 27 derzelfde maand - houdende toelating tot remise bij de Bank van obligatiestukken als tegenwaarde van het geleden verlies op de bedragen in ponden sterling door haar i. d. 21 September 1931 onder zich gehouden.
Op de passiefzijde is het beloop van nieuwe biljetten in circulatie fr. 42.712 millioen, en bedraagt het totaal der verbintenissen op zicht fr. 48.263 millioen. De rubriek 0 Uitgestelde inventarisoperatii3n en diversen » bevat o. m. de resultaatrekeningen die er voorloopig tijdens de bezetting op geboekt werden, daar het toen de Bank niet mogelijk was een volledigen inventaris van haar bezit op te maken. Door de bevrijding is zij daar thans toe in staat. De definitieve rekeningen zullen in haar balans en winst- en verliesrekening voorkomen zoodra deze zullen afgesloten zijn.
De weekstaat is derwijze opgesteld dat afzonderlijk voorkomen : op de actiefzijde fr. 64.589 millioen, debetsaldo van de Emissiebank te Brussel, en op de passiefzijde fr. 73.842 millioen voor oude biljetten en rekeningen. courant op de Bank, overgeboekt en over te boeken op tijdelijk onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en de niet aangegeven oude biljetten.
- 58 -
INHOUDSTAFEL DER DOORLOOPENDE MAANDSTATISTIEKEN
(De gegevens vergezeld van het letterteeken « v « zijn als voorloopig te beschouwen.) Tab.
Tab.
I. — Discontovoet en rentestand voor beleeningen 2 II. — Rentestanden voor bankdeposito's en tegoed ter Algemeene Spaaren Lijfrentekas 4
II. — Algemeene Spaar- en Lijfrentekas.. 31 a) Inlagen op particuliere spaarboekjes; b) Stortingen ingeschreven op de rekeningen der aangeslotenen ter Lijfrentekas.
•GELDMARKT.
LOOP DER ZAKEN.
KAPITAALMARKT. I. — Noteeringen van enkele publieke fondsen II. — Maandindexcijfers van de Beurs te Brussel III. — Omzetten ter Beurze van Brussel en Antwerpen IV. — Noteeringen en rendementen van de voornaamste obligatietypen V. — Kapitaaluitgiften in België en Belgisch-Congo Retrospectief overzicht; Detail der uitgiften : October 1944; Ingedeeld naar de belangrijkheid van het kapitaal. VI . — Overheidsleeningen VII. — Bankverrichtingen van het Gemeentecrediet VIII. — Hypotheekinschrijvingen
I. — Verrekeningskamers 14
II. — Postchèque- en giroverkeer
35 36
15 PRODUCTIE. 15 16 17
1. — Steenkoolmijnen en metaalbedrijven 55 II. — Diverse producties 56 VERBRUIK. I. — Verbruikindexcijfers 65 II. — Tabakverbruik 66 III. — Slachtingen in de 13 voornaamste slachthpiien van het land 67
18 19 20
RIJKSFINANCIEN. III. — Kwartaalstaat van het Fonds tot Del27 ging der Rijksschuld
VERVOER. Bedrijvigheid van de Nationale Maatschappij 70 der Belgische Spoorwegen a) bedrijfontvangsten en -uitgaven; b) vervoer der voornaamste zware goederen. — Gezamenlijk verkeer. • Bedrijvigheid van de Nationale Maatschappij der Buurtspoorwegen.
INKOMEN EN SPAREN. I. — Rendement der Belgische naamlooze 30 vennootschappen a). Betaalbaar gestelde dividenden en obligatiecoupons in October 1944; b) Retrospectief overzicht.
BANKSTATISTIEKEN. A. — Voornaamste posten der weekstaten van de Nationale Bank van België tot 31 Augustus 1944
85
B. — Weekstaten van de Nationale Bank van 85 België per 11 en 18 Januari 1945
Abonnementsprijs per jaargang fr 250•voor België. (incl. extra-nummer) 1 jr 300 voor het buitenland. Losse exemplaren : fr 20 voor België. • fr 25 voor het buitenland. Bitra•nummer : fr 50 voor België. fr eo voor het buitenland. De betaling moet vooraf geschieden door overmaking op postgironummer 500/ der Nationale Bank van België, of op de in bare boeken geopende rekening-courant onder de rubriek • Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting •. De abonnenten worden verzocht op te geven welke uitgave zij wenschen te, ontvangen : de Nederlandsche of de Fransche. " •
21180. — Voorh. Drukkerijgest. Th. DEWARICHET, J., M., G. en L. Dewarichet, broeders en zusters, maatsch. onder gez. naam:, 'Wilde-Woudstraat le, Brussel.