Werkwijzer Tijdelijke opslag en transport van grond en bouwstoffen Gemeente Bussum, afdeling Ruimtelijke Inrichting, 2011 Disclaimer De werkwijzer gaat in op de spelregels die er gelden omtrent de tijdelijke opslag en transport van grond en bouwstoffen vanuit de milieuwetgeving. De werkwijzer beschrijft onder andere aan de hand van veel voorkomende praktijksituaties welke hoofdzakelijk administratieve voorwaarden en voorschriften er gelden Met nadruk wordt vermeld dat de werkwijzer niet ingaat op de fysieke inrichting en staat van het opslagdepot en geen uitputtende werkomschrijving betreft van geldende veiligheidsregels voor werken op een opslagdepot. Hiervoor wordt verwezen naar de vigerende wet‐ en regelgeving (Afvalstoffenregelgeving, Arbo‐wetgeving en bijvoorbeeld de CROW‐publicatie 132 ‘Werken in of met verontreinigde grond en/of verontreinigd grondwater’) op dit gebied
1
Inhoudsopgave H1 Tijdelijke opslag Struikheiweg ............................................................................................................ 4 H1.1a Algemene regels voor opslag grond Struikheiweg ................................................................... 4 H1.1b Algemene regels voor opslag grond Struikheiweg ................................................................... 4 H1.1c Algemene regels voor opslag grond Struikheiweg .................................................................... 5 H1.2a Algemene regels voor opslag bouwstoffen Struikheiweg ........................................................ 5 H1.2b Algemene regels voor opslag bouwstoffen Struikheiweg ........................................................ 6 H2 Tijdelijke opslag buiten inrichtingen .................................................................................................. 6 H2.1a Tijdelijke opslag grond buiten inrichtingen ............................................................................... 6 H2.1b Tijdelijke opslag grond buiten inrichtingen situatie 1 .............................................................. 7 H2.1c Tijdelijke opslag grond buiten inrichtingen situatie 2 ............................................................... 7 H2.1d Tijdelijke opslag grond buiten inrichtingen situatie 3 .............................................................. 8 H2.2 Tijdelijke opslag bouwstoffen buiten inrichtingen ..................................................................... 8 H3 Transport ............................................................................................................................................ 8 H3.1 Algemene regels transport grond en bouwstoffen .................................................................... 8 H3.2a Transport van grond .................................................................................................................. 9 H3.2b/c Transport van grond situatie 1 .............................................................................................. 9 H3.2d Transport van grond situatie 2................................................................................................ 10 H3.2e Transport van grond situatie 3 ................................................................................................ 10 H3.3 Transport van vormgegeven bouwstoffen ............................................................................... 11 H3.4a Transport van niet‐vormgegeven bouwstoffen ...................................................................... 11 H3.4b Transport van niet‐vormgegeven bouwstoffen situatie 1 ...................................................... 11 H3.4c Transport van niet‐vormgegeven bouwstoffen situatie 2 ...................................................... 12 H3.4d Transport van niet‐vormgegeven bouwstoffen situatie 3 ...................................................... 13 H3.5 Het afvalstroomnummer .......................................................................................................... 13 H4 Regels omtrent splitsen en samenvoegen van partijen grond ........................................................ 14 H4.1 Splitsen van partijen grond ....................................................................................................... 14 H4.2 Samenvoegen van partijen grond ............................................................................................. 14 H4.3 Splitsen van partijen bouwstoffen ............................................................................................ 15 H4.4 Samenvoegen van partijen bouwstoffen .................................................................................. 15 H5 Milieuhygiënische verklaringen ....................................................................................................... 16 H5.1 Milieuhygiënische verklaringen grond ...................................................................................... 16 H5.2 Milieuhygiënische verklaringen bouwstoffen ........................................................................... 16
2
H6 Meldingen en formulieren ............................................................................................................... 17 H6.1 Meldingen Besluit bodemkwaliteit ........................................................................................... 17 H6.2 De begeleidingsbrief ................................................................................................................. 17 H6.3 De vrachtbrief ........................................................................................................................... 19 H6.4 De afleveringsbon ..................................................................................................................... 19 H7 Onderzoeksprotocollen en stoffenpakketten .................................................................................. 21 H7.1 Onderzoeksprotocollen ............................................................................................................ 21 H7.2a Stoffenpakketten .................................................................................................................... 21 H7.2b Stoffenpakketten bodemonderzoek ....................................................................................... 22 H7.2c/d Stoffenpakketten partijkeuringen ....................................................................................... 22 Samenstellingsonderzoek grond ................................................................................................... 22 Samenstellingsonderzoek bouwstoffen ........................................................................................ 23 H7.2e Stoffenpakketten uitloogonderzoek ....................................................................................... 23 H7.3 Indicatieve kwaliteitsbepaling bouwstoffen ............................................................................. 23 H7.4 Asbest ........................................................................................................................................ 24 H8 Overzicht handige websites ............................................................................................................. 24 H9 Achtergronden Besluit bodemkwaliteit ........................................................................................... 25 H9.1 Algemeen .................................................................................................................................. 25 H9.2 Kwalibo ...................................................................................................................................... 25 H9.3 Grond algemeen ....................................................................................................................... 26 H9.4 Nuttige toepassingen grond volgens het Besluit bodemkwaliteit: ........................................... 26 H9.5 Toetsingskader Besluit bodemkwaliteit grond ......................................................................... 27 H9.6 Bodemkwaliteitskaart gemeenten Bussum en Naarden .......................................................... 28 H9.7a Bouwstoffen algemeen ........................................................................................................... 28 H9.7b Bouwstoffen algemeen ........................................................................................................... 29 H9.8 Vormgegeven en niet‐vormgegeven bouwstoffen ................................................................... 30 H9.9 Toetsingskader bouwstoffen .................................................................................................... 30
3
H1 Tijdelijke opslag Struikheiweg
H1.1a Algemene regels voor opslag grond Struikheiweg Kwaliteit dient voorafgaand aan opslag bekend te zijn en te voldoen aan klasse AW2000, Wonen of Industrie (► zie H9.5 voor achtergrond kwaliteitsindeling). Een milieuhygiënische verklaring dient dit uit te wijzen (► zie H5.1 welke milieuhygiënische verklaringen er zijn). Grond van onbekende kwaliteit en grond die is beoordeeld als niet toepasbaar (veelal sterk verontreinigde grond) mag niet worden opgeslagen op het depot. Duur van de opslag maximaal 3 jaar (registratie dus verplicht). Er hoeft geen melding te worden verricht voor de tijdelijke opslag. In plaats hiervan dient er een registratie te worden bijgehouden (► zie H6.5 voor het registratieformulier). De registratie dient ten minste vijf jaar te worden bewaard. Dit geldt voor alle zaken die volgens deze werkwijzer geregistreerd dienen te worden. Stofvorming dient te worden voorkomen door bijvoorbeeld bij droog weer de grond te bevochtigen of af te dekken met folie.
H1.1b Algemene regels voor opslag grond Struikheiweg Algemene regels opslag kleine partijen grond van wijkbeheer. Vooral in het kader van onderhoudswerkzaamheden door wijkbeheer komen kleine partijen grond vrij die tijdelijk opgeslagen dienen te worden. Veelal is de kwaliteit van deze partijen grond niet vastgelegd. Om toch milieuhygiënisch verantwoord te werken gelden voor de tijdelijke opslag van dergelijke partijen grond de volgende voorwaarden: • Van de kleine partijen grond die vrijkomen bij onderhoudswerkzaamheden van plantsoenen, boomperken, groenstroken of ander soortgelijk onderhoud door wijkbeheer en in dit kader tijdelijk opgeslagen dienen te worden hoeft de kwaliteit niet per partij te worden vastgesteld alvorens deze worden opgeslagen. Daarentegen worden dergelijke partijen steekproefsgewijs 4 maal per jaar gekeurd conform het protocol voor partijkeuringen uit het Besluit bodemkwaliteit (protocol 1001, ► zie H7 voor protocol). • De resultaten van de partijkeuringen worden vastgelegd op het registratieformulier (► zie H6.5 voor het registratieformulier). • Indien de kwaliteit van de gekeurde partij niet voldoet aan de klasse Wonen, dan dient in overleg te worden getreden met de beleidsmedewerker milieu. Gekeken dient te worden of de partijkeuringen geïntensiveerd dienen te worden om na te gaan of er mogelijk risico’s voor de volksgezondheid aanwezig zijn. • De partijen grond mogen worden samengevoegd tot een partij van maximaal 24 m3 (► zie H4.2 voor regels omtrent samenvoegen van partijen grond).
4
•
De partij wordt vervolgens zo snel mogelijk weer toegepast in andere onderhoudswerken in de gemeente(n). Indien de partij buiten de gemeente(n) wordt toegepast dient de partij gekeurd te worden door middel van een partijkeuring conform het Besluit bodemkwaliteit (► zie H5.1 welke milieuhygiënische verklaringen er zijn).
H1.1c Algemene regels voor opslag grond Struikheiweg Tijdelijke opslag overtollig materiaal uit civiele werken bij tijdelijk uitnemen of verplaatsen. In de situatie waar tijdelijke opslag van grond nodig is bij het tijdelijk wegnemen of verplaatsen van grond uit een werk en er overtollig materiaal achterblijft op de Struikheiweg, mag dit overtollig materiaal alleen samen worden gevoegd met grond uit andere werken van gelijke en/of ongelijke kwaliteit indien de uiteindelijke partijgrootte niet groter wordt dan 24 m3. Indien partijen van ongelijke kwaliteit worden samengevoegd tot een partij van maximaal 24 m3, dan dient er een partijkeuring conform het Besluit bodemkwaliteit te worden verricht om de toepassingsmogelijkheden te bepalen. Indien partijen van gelijke kwaliteit worden samengevoegd tot een partij van maximaal 24 m3, dan vormen de verschillende milieuhygiënische verklaringen het bewijsmiddel. ► Zie ook H4.2 voor de regels omtrent het samenvoegen van partijen grond.
H1.2a Algemene regels voor opslag bouwstoffen Struikheiweg Kwaliteit dient voorafgaand aan opslag bekend te zijn en in principe te voldoen aan de samenstellings‐ en emissiewaarden uit het Besluit bodemkwaliteit (► zie H9.9). Een milieuhygiënische verklaring dient dit uit te wijzen (► zie H5.2 welke milieuhygiënische verklaringen er zijn). Indien de bouwstof afkomstig is van derden en of buiten de gemeente dan dient de kwaliteit voorafgaand aan opslag altijd te zijn vastgelegd middels een milieuhygiënische verklaring. Indien de bouwstof afkomstig is van een werk van de gemeente Bussum dan volstaat een indicatieve kwaliteitscontrole (► zie H7.3) voorafgaand aan opslag. Dit kan bijvoorbeeld een bodemonderzoek zijn waarin laboratoriumonderzoek van het vrijkomende funderingsmateriaal is verricht. Indien de kwaliteit niet voldoet aan de samenstellingswaarden betreft het een niet toepasbare bouwstof. De bouwstof mag niet worden opgeslagen op het depot. Indien de kwaliteit voldoet aan de samenstellingswaarden maar niet voldoet aan de emissiewaarden betreft het in potentie een IBC‐bouwstof (► zie H9.8). Indien de bouwstof niet als gevaarlijke afvalstof is gekwalificeerd mag deze op het depot worden opgeslagen. De kwaliteit van een vormgegeven bouwstof van beton, keramiek, natuursteen of baksteen hoeft voorafgaand aan de opslag niet bekend te zijn. Indien echter organoleptische waarnemingen (bijvoorbeeld aanhangende zintuiglijk verontreinigde grond of vlekvorming) doen vermoeden dat de bouwstof verontreinigd is, deze niet innemen. Indien de bouwstof echter voor het eerst wordt toegepast dan dient er een erkende kwaliteitsverklaring of een fabrikant‐eigenverklaring aanwezig te zijn waaruit de kwaliteit van de bouwstof valt af te leiden.
5
Er is geen maximale tijdsduur verbonden aan de opslag. Er hoeft geen melding te worden verricht voor de tijdelijke opslag. Wel dient er een registratie te worden bijgehouden (► zie H6.5 voor het registratieformulier).
H1.2b Algemene regels voor opslag bouwstoffen Struikheiweg Tijdelijke opslag van onbewerkt bouw‐ en sloopafval: • Het innemen van bouw‐ en sloopafval is niet toegestaan. Dit valt onder het stortverbod (artikel 10.2 Wet milieubeheer). Tijdelijke opslag van asfalt: • Teerhoudend asfalt mag niet worden opgeslagen op het opslagdepot. Teerhoudend asfalt dient in principe direct naar een erkende verwerker afgevoerd te worden. Indien het gehalte aan PAK meer dan 1.000 mg/kg bedraagt dan dient het asfalt zelfs als gevaarlijk afval te worden beschouwd. Voor opslag en transport van gevaarlijk afval gelden aanvullende en strengere regels. • Niet‐teerhoudend asfalt mag wel worden opgeslagen op het opslagdepot.
H2 Tijdelijke opslag buiten inrichtingen
H2.1a Tijdelijke opslag grond buiten inrichtingen Deze werkwijzer is alleen van toepassing op werken in grond waar geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Indien sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging dan gelden er andere regels omtrent tijdelijke opslag van (sterk verontreinigde) grond. Er kunnen zich drie situaties voordoen: • Situatie 1: Tijdelijk uitplaatsen of uit de toepassing wegnemen van grond om vervolgens onbewerkt, op of nabij dezelfde plaats en onder dezelfde condities in die toepassing opnieuw aan te brengen. In de praktijk betreft dit een veel voorkomende situatie waarbij grond uit bijvoorbeeld een rioolwerk tijdelijk wordt opgeslagen op het werk om vervolgens opnieuw in dezelfde toepassing te worden aangebracht. • Situatie 2: Tijdelijke opslag van grond om vervolgens elders (nuttig) te worden toegepast of opgeslagen. In het Besluit bodemkwaliteit zijn nuttige toepassingen van grond gedefinieerd. Indien de voorgenomen toepassing niet valt onder 1 van deze definities is geen sprake van nuttige toepassing maar van verwijdering. In dit geval gelden er dan andere strengere regels omtrent de tijdelijke opslag. In feite komt dit erop neer dat opslag op het werk dan is verboden (► zie H9.4 welke nuttige toepassingen voor grond er zijn). • Situatie 3: Tijdelijke opslag van niet toepasbare grond, niet zijnde sterk verontreinigd die niet opnieuw in hetzelfde werk wordt aangebracht (dus of beoogde toepassing elders na reiniging of storten).
6
H2.1b Tijdelijke opslag grond buiten inrichtingen situatie 1 Situatie 1: Tijdelijk uitplaatsen of uit de toepassing wegnemen van grond om vervolgens onbewerkt, op of nabij dezelfde plaats en onder dezelfde condities in die toepassing opnieuw aan te brengen. Geen melding in het kader van het Besluit bodemkwaliteit noodzakelijk. Opslag mag niet langer duren dan de looptijd van de werkzaamheden. Kwaliteit dient te zijn vastgelegd middels een milieuhygienische verklaring (► zie H5.1 welke milieuhygienische verklaringen er zijn). Indien na afronding van de werkzaamheden overtollige grond achterblijft gelden de regels van tijdelijke opslag in situatie 2.
H2.1c Tijdelijke opslag grond buiten inrichtingen situatie 2 Situatie 2: Tijdelijke opslag van grond om vervolgens elders (nuttig) te worden toegepast of opgeslagen. Melding in het kader van het Besluit bodemkwaliteit noodzakelijk. Gebruik hiervoor het standaard meldingsformulier Besluit bodemkwaliteit ‘Tijdelijke opslag’, te vinden op www.meldpuntbodemkwaliteit.nl (► zie ook H6.1 voor nadere toelichting). Tijdelijke opslag van partijen schone grond < 50 m3 zijn uitgezonderd van deze meldingsplicht. Bij voorkeur wordt de melding digitaal verricht. Indien de gemeente deze melding zelf wil verrichten, kan zij gebruik maken van de account van de gemeente Bussum (► zie H6.1). Bij de melding dient onder andere de duur van de tijdelijke opslag en een eindbestemming aangegeven te worden. De volgende regels gelden: • Binnen zes maanden na de start van de opslag dient er een eindbestemming te zijn opgegeven. • Duur van de opslag maximaal 3 jaar. • Kwaliteit van de grond die opgeslagen wordt dient van vergelijkbare of betere kwaliteit te zijn dan de ontvangende bodem. De melding mag worden uitbesteed. Dit betekent in de praktijk dat bijvoorbeeld de aannemer namens de gemeente de melding mag verrichten. Kwaliteit dient te zijn vastgelegd middels een milieuhygiënische verklaring (► zie H5.1 welke milieuhygiënische verklaringen er zijn).
7
H2.1d Tijdelijke opslag grond buiten inrichtingen situatie 3 Situatie 3: Tijdelijke opslag van niet toepasbare grond, niet zijnde sterk verontreinigd die niet opnieuw in hetzelfde werk wordt aangebracht (dus of beoogde toepassing elders na reiniging of storten). Voor deze situatie gelden er strengere regels omtrent tijdelijk opslag. In feite komt het erop neer dat deze grond niet op het werk mag worden opgeslagen en direct afgevoerd dient te worden.
H2.2 Tijdelijke opslag bouwstoffen buiten inrichtingen Tijdelijke opslag buiten inrichtingen en op een werk is alleen toegestaan indien de bouwstof tijdelijk uit het werk wordt weggenomen en naderhand in hetzelfde werk opnieuw wordt aangebracht (vergelijkbaar met situatie 1 bij grond (► zie H2.1a/b). Indien de bouwstof uit een werk vrijkomt dan dient deze binnen een inrichting opgeslagen te worden. Geen melding in het kader van het Besluit bodemkwaliteit noodzakelijk. Opslag mag niet langer duren dan de looptijd van de werkzaamheden. Kwaliteit dient in het geval van niet‐vormgegeven bouwstoffen ten minste indicatief (► zie H7.3) te zijn bepaald. Indien blijkt dat de bouwstof niet voldoet aan de samenstellings‐ en emissiewaarden uit het Besluit bodemkwaliteit dan dient deze direct te worden afgevoerd naar een erkende verwerker en/of acceptant. ► Zie H9 voor achtergrond bouwstoffen (Besluit bodemkwaliteit, welke bouwstoffen, toetsingskader).
H3 Transport
H3.1 Algemene regels transport grond en bouwstoffen Er dient te allen tijde een vrachtbon bij het transport aanwezig te zijn. De vrachtbon bevat gegevens over de vracht, de herkomst en de bestemming. Op www.beurtvaartadres.nl kunnen vrachtbonnen worden besteld. Indien er bij het transport een begeleidingsbrief aanwezig dient te zijn, dan fungeert de begeleidingsbrief als vrachtbon. Een additionele vrachtbon is dan niet noodzakelijk. Daarnaast dient meestal een milieuhygienische verklaring bij de partij aanwezig te zijn waaruit blijkt wat de kwaliteit van de vracht is (► zie H5 welke milieuhygienische verklaringen er zijn). Ook dient er bij transport van grond en bouwstoffen meestal een begeleidingsbrief aanwezig te zijn. Voor transport van grond en bouwstoffen kan dezelfde begeleidingsbrief worden gehanteerd (► zie H6.2 voor de begeleidingsbrief). Meestal hoeft hierop geen afvalstroomnummer te worden vermeld (► zie H3.7 voor gebruik afvalstroomnummer). Op www.beurtvaartadres.nl kunnen begeleidingsbrieven worden besteld.
8
Voor bouwstoffen dient daarnaast veelal een afleveringsbon bij transport aanwezig te zijn. In de praktijk kan hiervoor ook de begeleidingsbrief worden gebruikt. De vervoerder dient meestal een registratie bij het VIHB (Vervoerders, Inzamelaars, Handelaars en Bemiddelaars van afvalstoffen) te hebben. Dit kan worden gecontroleerd op de website van het NIWO (www.niwo.nl). Het vervoermiddel dient deugdelijk te zijn. Dat wil zeggen dat het vervoermiddel geschikt is om de vracht te kunnen vervoeren zonder dat er verkeers‐ en/of milieugevaarlijke situaties ontstaan. Daarnaast dient morsen te worden voorkomen door, indien noodzakelijk, de lading op een juiste manier af te dekken en ervoor te zorgen dat bij vertrek van een werk of inrichting de banden schoon zijn. Dit kan worden gerealiseerd door de transportweg op het werk of de inrichting schoon te houden of een wasstraat of borstelplaats in te richten. Op bovenstaande voorschriften zijn uitzonderingen mogelijk. In de volgende sheets wordt specifieker ingegaan op bepaalde veel voorkomende situaties en/of uitzonderingen.
H3.2a Transport van grond Er kunnen zich drie situaties voordoen: • Situatie 1: Transport van grond die tijdelijk wordt uitgeplaatst of uit de toepassing wordt weggenomen en die vervolgens onbewerkt, op of nabij dezelfde plaats en onder dezelfde condities in die toepassing opnieuw wordt aangebracht. In de gemeente Bussum betreft dit een veel voorkomende situatie waarbij grond uit bijvoorbeeld een rioolwerk tijdelijk wordt opgeslagen op de Struikheiweg om vervolgens opnieuw in dezelfde toepassing te worden aangebracht. • Situatie 2: Transport van grond vanuit een werk naar een ander werk voor toepassing, naar een tijdelijke opslagplaats om vervolgens elders te worden toegepast, naar een verwerker of naar een stortplaats. • Situatie 3: Transport van grond afkomstig van buiten de gemeente voor toepassing binnen de gemeente.
H3.2b/c Transport van grond situatie 1 Situatie 1: Transport van grond die tijdelijk wordt uitgeplaatst of uit de toepassing wordt weggenomen en die vervolgens onbewerkt, op of nabij dezelfde plaats en onder dezelfde condities in die toepassing opnieuw wordt aangebracht. Omdat de eigenaar van de grond zich in deze situatie niet ontdoet van grond, maar deze slechts tijdelijk uitneemt, wordt strikt genomen de grond niet als afvalstof beschouwd. Derhalve gelden er ook voor het transport vanuit de afvalstoffenregelgeving geen voorwaarden (er hoeft geen begeleidingsbrief bij het transport aanwezig te zijn). Dit betekent dat bij dergelijk transport alleen een vrachtbon (verplicht vanuit het privaatrecht) aanwezig dient te zijn.
9
Strikt genomen hoeft er bij het transport ook geen milieuhygienische verklaring aanwezig te zijn. Echter is de kwaliteit van de uit te nemen grond als het goed is bekend (er is dus altijd een milieuhygienische verklaring waaruit blijkt wat de kwaliteit van de grond is). Er kan onderscheid worden gemaakt in twee situaties: • Grotere werken waarbij sprake is van repeterende vrachten: Zorg er in deze situatie voor dat de milieuhygienische verklaring altijd fysiek dan wel digitaal raadpleegbaar is op het werk. Er hoeft geen milieuhygienische verklaring bij het transport aanwezig te zijn. Indien de bodemkwaliteitskaart als erkend bewijsmiddel wordt gebruikt, dient ook deze op het werk raadpleegbaar te zijn. • Kleiner werk waarbij sprake is van 1 of enkele vrachten (met 1 vrachtwagen): In deze situatie dient de milieuhygienische verklaring bij het transport aanwezig te zijn. Indien de bodemkwaliteitskaart als erkend bewijsmiddel dient, dient de kaart raadpleegbaar te zijn op het werk. De kaart hoeft dan niet als zodanig fysiek bij het transport aanwezig te zijn. Omdat er geen sprake is van het vervoer van afvalstoffen hoeft de vervoerder strikt genomen geen registratie bij het VIHB te hebben. Om echter discussie te voorkomen wordt aanbevolen een geregistreerde vervoerder te gebruiken. Vaak blijft na afloop van dergelijke werken overtollige grond achter. Voor deze grond gelden geen uitzonderingen zoals op de vorige sheet benoemd. In deze situatie dient er naast de vrachtbon ook een begeleidingsbrief en een milieuhygienische verklaring (► zie H5.1 welke milieuhygienische verklaringen er zijn) bij het transport aanwezig te zijn (► zie ook H3.2d). Daarnaast dient de vervoerder op de VIHB‐lijst te zijn vermeld.
H3.2d Transport van grond situatie 2 Situatie 2: Tranport van grond vanuit een werk naar een ander werk voor toepassing, naar een tijdelijke opslagplaats, naar een verwerker of naar een stortplaats. In deze situatie dient naast de vrachtbon eveneens een begeleidingsbrief bij het transport aanwezig te zijn (► zie H6.2 voor de begeleidingsbrief). Ook dient de milieuhygienische verklaring van de partij bij het transport aanwezig te zijn (► zie H5.1 welke milieuhygienische verklaringen er zijn). Daarnaast dient de vervoerder op de VIHB‐lijst te zijn vermeld.
H3.2e Transport van grond situatie 3 Situatie 3: Transport van grond afkomstig van buiten de gemeente voor toepassing binnen de gemeente. In deze situatie dient naast de vrachtbon eveneens een begeleidingsbrief bij het transport aanwezig te zijn (► zie H6.2 voor de begeleidingsbrief).
10
Ook dient de milieuhygienische verklaring van de partij bij het transport aanwezig te zijn. In deze situatie dient er altijd een partijkeuring conform het Besluit bodemkwaliteit (of een erkende kwaliteitsverklaring of een fabrikant‐eigenverklaring) bij de partij aanwezig te zijn. Een bodemonderzoek of bodemkwaliteitskaart is in deze niet rechtsgeldig (► zie H5.1 welke milieuhygienische verklaringen er zijn). Daarnaast dient de vervoerder op de VIHB‐lijst te zijn vermeld.
H3.3 Transport van vormgegeven bouwstoffen Bij het transport van vormgegeven bouwstoffen dient naast de vrachtbon ook een afleveringsbon aanwezig te zijn. De begeleidingsbrief kan in veel gevallen als afleveringsbon fungeren indien deze de gegevens bevat zoals aangegeven in H6 (► zie H6.4). Omdat vormgegeven bouwstoffen in de regel niet als afval worden beschouwd hoeft er geen begeleidingsbrief bij het transport aanwezig te zijn. De vervoerder hoeft derhalve ook niet geregistreerd te zijn bij het VIHB. In principe hoeft er bij het transport van vormgegeven bouwstoffen geen milieuhygienische verklaring aanwezig te zijn. Indien de bouwstof voor het eerst wordt toegepast dan dient er een erkende kwaliteitsverklaring of een fabrikant‐eigenverklaring bij de partij aanwezig te zijn waaruit blijkt dat de bouwstof geschikt is voor toepassing (► zie H5.2 welke milieuhygienische verklaringen er zijn).
H3.4a Transport van niet‐vormgegeven bouwstoffen Er kunnen zich drie situaties voordoen: • Situatie 1: Transport van een bouwstof die tijdelijk wordt uitgeplaatst of uit de toepassing wordt weggenomen en die vervolgens onbewerkt, op of nabij dezelfde plaats en onder dezelfde condities in die toepassing opnieuw wordt aangebracht. • Situatie 2: Transport van een bouwstof vanuit een werk naar een ander werk voor toepassing, naar een tijdelijke opslagplaats om vervolgens elders te worden toegepast, naar een verwerker of naar een stortplaats. • Situatie 3: Transport van een bouwstof afkomstig van buiten de gemeente voor toepassing binnen de gemeente.
H3.4b Transport van niet‐vormgegeven bouwstoffen situatie 1 Situatie 1: Transport van een bouwstof die tijdelijk wordt uitgeplaatst of uit de toepassing wordt weggenomen en die vervolgens onbewerkt, op of nabij dezelfde plaats en onder dezelfde condities in die toepassing opnieuw wordt aangebracht. Omdat de eigenaar van de bouwstof zich in deze situatie niet ontdoet van de bouwstof, maar deze slechts tijdelijk uitneemt, wordt strikt genomen de bouwstof niet als afvalstof beschouwd. Derhalve gelden er ook voor het transport vanuit de afvalstoffenregelgeving geen voorwaarden (er hoeft geen begeleidingsbrief bij het transport aanwezig te zijn).
11
Dit betekent dat bij dergelijk transport alleen een vrachtbon (verplicht vanuit het privaatrecht) aanwezig dient te zijn. Strikt genomen hoeft er bij het transport ook geen milieuhygienische verklaring aanwezig te zijn. Echter is de kwaliteit van de uit te nemen bouwstof als het goed is bekend (er is dus altijd een indicatie (► zie H7.3) of milieuhygienische verklaring (► zie H5.2) waaruit blijkt wat de kwaliteit van de bouwstof is). Er kan onderscheid worden gemaakt in twee situaties: • Grotere werken waarbij sprake is van repeterende vrachten: Zorg er in deze situatie voor dat de milieuhygienische verklaring altijd fysiek dan wel digitaal raadpleegbaar is op het werk. Er hoeft geen milieuhygienische verklaring bij het transport aanwezig te zijn. • Kleiner werk waarbij sprake is van 1 of enkele vrachten (met 1 vrachtwagen): In deze situatie dient de milieuhygienische verklaring bij het transport aanwezig te zijn. Omdat er geen sprake is van het vervoer van afvalstoffen hoeft de vervoerder strikt genomen geen registratie bij het VIHB te hebben. Om echter discussie te voorkomen wordt aanbevolen een geregistreerde vervoerder te gebruiken.
H3.4c Transport van niet‐vormgegeven bouwstoffen situatie 2 Situatie 2: Tranport van een bouwstof vanuit een werk naar een ander werk voor toepassing, naar een tijdelijke opslagplaats, naar een verwerker of naar een stortplaats. In deze situatie dient naast de vrachtbon eveneens een begeleidingsbrief bij het transport aanwezig te zijn (► zie H6.2 voor de begeleidingsbrief). Ook dient er in de meeste situaties een afleveringsbon bij het transport aanwezig te zijn. De begeleidingsbrief kan hiervoor worden gebruikt indien deze de gegevens bevat zoals aangegeven in H6 (► zie H6.4). In de volgende situaties hoeft er geen afleveringsbon bij de partij aanwezig te zijn: • Indien de bouwstof door de gemeente opnieuw wordt toegepast in een ander werk van de gemeente, zodat de gemeente in eigendom blijft van de bouwstof. • Wanneer er een partijkeuring van de partij bouwstof bij het transport aanwezig is. Ook dient de milieuhygienische verklaring van de partij bij het transport aanwezig te zijn. Indien de bouwstof door de gemeente opnieuw wordt toegepast in een ander werk van haar, zodat de gemeente in eigendom blijft van de bouwstof, dan volstaat in dit kader een indicatieve kwaliteitsbepaling (► zie H7.3) van de bouwstof. Dit betekent dat bijvoorbeeld alleen het bodemonderzoek waarin de kwaliteit van de bouwstof is bepaald bij het transport aanwezig hoeft te zijn. Indien de bouwstof niet in eigendom blijft van de gemeente, dan dient de kwaliteit van de bouwstof te zijn vastgelegd conform een milieuhygienische verklaring voor bouwstoffen (► zie H5.2 welke milieuhygienische verklaringen er zijn). Daarnaast dient de vervoerder op de VIHB‐lijst te zijn vermeld.
12
H3.4d Transport van niet‐vormgegeven bouwstoffen situatie 3 Situatie 3: Transport van een bouwstof afkomstig van buiten de gemeente voor toepassing binnen de gemeente. In deze situatie dient naast de vrachtbon eveneens een begeleidingsbrief bij het transport aanwezig te zijn (► zie H6.2 voor de begeleidingsbrief). Ook dient er meestal een afleveringsbon bij het transport aanwezig te zijn. De begeleidingsbrief kan hiervoor zijn gebruikt indien deze de gegevens bevat zoals aangegegeven in H6 (► zie H6.4). In de volgende situatie hoeft er geen afleveringsbon bij de partij aanwezig te zijn: • Wanneer er een partijkeuring van de partij bouwstof bij het transport aanwezig is. Ook dient de milieuhygienische verklaring van de partij bij het transport aanwezig te zijn. Een indicatieve bepaling volstaat in deze situatie niet (► zie H5.2 welke milieuhygienische verklaringen er zijn). Daarnaast dient de vervoerder op de VIHB‐lijst te zijn vermeld.
H3.5 Het afvalstroomnummer In de volgende situaties hoeft er geen afvalstroomnummer op de begeleidingsbrief te zijn vermeld: • Transport van grond of een bouwstof die tijdelijk wordt uitgeplaatst of uit de toepassing wordt weggenomen en die vervolgens onbewerkt, op of nabij dezelfde plaats en onder dezelfde condities in die toepassing opnieuw wordt aangebracht. • Transport van grond bedoeld om nuttig te worden toegepast zoals omschreven in het Besluit bodemkwaliteit (► zie H9.4 welke nuttige toepassingen voor grond er zijn). • Transport van vormgegeven bouwstoffen. • Tranport van niet‐vormgegeven bouwstoffen bedoeld om functioneel te worden toegepast zoals omschreven in het Besluit bodemkwaliteit (► zie H9.7 wat wordt beschouwd als functioneel). In alle andere situaties dient er bij het transport een afvalstroomnummer op de begeleidingsbrief te zijn vermeld. Gedachte hierachter is dat wanneer grond of een bouwstof volgens de regels uit het Besluit bodemkwaliteit wordt toegepast de afvalstof op een milieuhygienisch verantwoorde wijze nuttig en/of functioneel wordt gebruikt. Het extra controlesysteem vanuit de afvalstoffenregelgeving is dan overbodig. Indien er twijfel is of de voorgenomen toepassing van de grond of de bouwstof als nuttige of functionele toepassing wordt beschouwd, overleg dan met uw beleidsmedewerker milieu om na te gaan of de toepassing als nuttig of functioneel kan worden beschouwd.
13
H4 Regels omtrent splitsen en samenvoegen van partijen grond
H4.1 Splitsen van partijen grond Splitsen van partijen grond behoeft niet onder certificaat (BRL 9335) en mag door de gemeente zelf worden verricht. Voorwaarde is dat bij de partij een milieuhygiënische verklaring aanwezig is (► zie H5.1 welke milieuhygienische verklaringen er zijn). Na splitsing van een partij kan voor de deelpartijen gebruik worden gemaakt van de milieuhygiënische verklaring voor de oorspronkelijke partij mits het volgende wordt vastgelegd in een administratie: • De relatie tussen de deelpartij en de oorspronkelijke partij. • De persoon of instelling welke de splitsing heeft uitgevoerd. • De datum waarop de splitsing is uitgevoerd. Dit betekent dat er een registratie bijgehouden dient te worden als partijen die op het depot liggen worden gesplitst. Na splitsing van een partij die niet voldoet aan de achtergrondwaarden zoals opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit, kan voor de deelpartijen gebruik worden gemaakt van de milieuhygiënische verklaring voor de oorspronkelijke partij, mits het volgende wordt aangegeven op een meldingsformulier: • De relatie tussen de deelpartij en de oorspronkelijke partij. • De persoon of instelling welke de splitsing heeft uitgevoerd. • De datum waarop de splitsing is uitgevoerd. Met meldingsformulier wordt in dit kader bedoeld het formulier dat wordt gebruikt om een toepassing in het kader van het Besluit bodemkwaliteit te melden. De splitsing als zodanig hoeft niet specifiek te worden gemeld, alleen dient wanneer een gesplitste partij wordt toegepast op het meldingsformulier te worden aangegeven dat de partij is gesplitst.
H4.2 Samenvoegen van partijen grond Samenvoegen van partijen grond dient in de regel door een gecertificeerde organisatie (BRL 9335 of BRL 7500) te worden verricht. Onder certificaat is het samenvoegen van partijen grond alleen toegestaan indien de partijen zijn gekeurd conform de BRL 9335 en van gelijke kwaliteit zijn. Het verbod op het samenvoegen van partijen van ongelijke kwaliteit is in algemene zin ook van toepassing op grond dat vrijkomt uit werken en tijdelijk opgeslagen dient te worden. Het is niet toegestaan grondstromen van verschillende kwaliteit die vrijkomen uit 1 dan wel meerdere werk(en) samen te voegen.
14
In dit kader is het van belang na te gaan wat exact onder samenvoegen wordt verstaan: • De situatie waarin partijen grond van dezelfde kwaliteit die vrijkomen uit 1 werk als 1 partij tijdelijk worden opgeslagen wordt niet beschouwd als samenvoegen van partijen grond. Dit is toegestaan. Hierbij is overigens naast de kwaliteit grondsoort ook doorslaggevend. Het is niet wenselijk verschillende typen grond samen te voegen. • Samenvoegen van partijen grond van gelijke kwaliteit die afkomstig zijn van meerdere werken wordt wel beschouwd als samenvoegen waarvoor een certificaat is benodigd. Dit is daarom op de Struikheiweg niet toegestaan. Uitzondering vormt het samenvoegen van verschillende partijen grond tot een partij die kleiner is dan 25m3. In beginsel gelden voor het samenvoegen van grond tot dergelijk kleine partijen geen regels zoals deze wel zijn opgelegd aan de instantie die gecertificeerd is voor het samenvoegen van partijen grond. Dit betekent dat de partijen niet gekeurd hoeven te zijn en ook niet van gelijke kwaliteit hoeven te zijn. Na samenvoeging dient een partijkeuring conform het Besluit bodemkwaliteit te worden verricht om de toepassingsmogelijkheden te bepalen (► zie H5.1 welke milieuhygienische verklaringen er zijn).
H4.3 Splitsen van partijen bouwstoffen Splitsen van partijen bouwstoffen is toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: • Indien een partij wordt gesplitst in deelpartijen, voldoen de deelpartijen aan de maximale samenstellings‐ en emissiewaarden uit het Besluit bodemkwaliteit. • Voor de deelpartijen kan gebruik worden gemaakt van de milieuhygienische verklaring (► zie H5.2 welke milieuhygienische verklaringen er zijn) voor de oorspronkelijke partij, mits de relatie tussen deelpartij en oorspronkelijke partij of productieproces, alsmede wie de splitsing heeft uitgevoerd en wanneer, wordt aangegeven op een afleveringsbon. De begeleidingsbrief kan in deze als afleveringsbon worden gebruikt (► zie H6.4). • Degene die de splitsing laat uitvoeren, is verantwoordelijk voor het gestelde in het eerste en tweede lid.
H4.4 Samenvoegen van partijen bouwstoffen Samenvoegen van partijen bouwstoffen is toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: • Indien partijen worden samengevoegd, kan gebruik worden gemaakt van de milieuhygienische verklaringen (► zie H5.2 welke milieuhygienische verklaringen er zijn) voor de oorspronkelijke partijen, mits de relatie tussen samengevoegde partij en de oorspronkelijke partijen, alsmede wie de samenvoeging heeft uitgevoerd en wanneer, wordt aangegeven op een afleveringsbon. De begeleidingsbrief kan in deze als afleveringsbon worden gebruikt (► zie H6.4). • Het eerste lid geldt niet voor het samenvoegen van verschillende soorten bouwstoffen. • Het is niet toegestaan om bouwstoffen samen te voegen met materialen die geen bouwstoffen zijn, anders dan bij de productie van een bouwstof.
15
H5 Milieuhygiënische verklaringen
H5.1 Milieuhygiënische verklaringen grond Voor grond zijn de volgende milieuhygienische verklaringen beschikbaar: • Partijkeuring conform het Besluit bodemkwaliteit: Monstername dient conform Kwalibo (KwaliteitsborgingBodembeheer, (► zie H9.2)) door een erkende persoon en instelling te worden verricht. • Erkende kwaliteitsverklaring: Verklaring op basis van een gecertificeerde bouwstof (in dit geval grond). Bestaat uit twee onderdelen, een productcertificaat en een erkenning door de ministers die per producent wordt afgegeven en waarbij de producten zijn benoemd. • Fabrikant‐eigenverklaring: Milieuhygiënische verklaring die door de producent zelf wordt afgegeven. • Bodemonderzoek: Dient te voldoen aan de NEN 5740 (► zie H7) en conform Kwalibo (KwaliteitsborgingBodembeheer) te worden verricht door een erkende persoon en instelling. Voor toe te passen grond zijn slechts enkele strategieën uit de NEN 5740 toegestaan als milieuhygienische verklaring. Veelal is de partijkeuring hiervoor het aangewezen middel. De NEN 5740 wordt vooral gebruikt ter bepaling van de bodemkwaliteit op een bepaalde locatie. • Bodemkwaliteitskaart: De bodemkwaliteitskaart dient alleen als milieuhygienische verklaring voor te ontgraven en toe te passen grond binnen de gemeente Bussum en Naarden. De bodemkwaliteitskaart geldt dus niet als milieuhygienische verklaring voor grond die vanuit 1 van deze gemeente buiten 1 van deze gemeente wordt afgezet. Andersom geldt hetzelfde.
H5.2 Milieuhygiënische verklaringen bouwstoffen Voor bouwstoffen zijn de volgende milieuhygienische verklaringen beschikbaar: • Partijkeuring conform het Besluit bodemkwaliteit: Monstername dient conform Kwalibo (KwaliteitsborgingBodembeheer, (► zie H9.2)) door een erkende persoon en instelling te worden verricht. • Erkende kwaliteitsverklaring: Verklaring op basis van een gecertificeerde bouwstof. Bestaat uit twee onderdelen, een productcertificaat en een erkenning door de ministers die per producent wordt afgegeven en waarbij de producten zijn benoemd. • Fabrikant‐eigenverklaring: Milieuhygiënische verklaring die door de producent zelf wordt afgegeven.
16
H6 Meldingen en formulieren
H6.1 Meldingen Besluit bodemkwaliteit Meldingen in het kader van het Besluit bodemkwaliteit kunnen worden gedaan via de website van het meldpunt bodemkwaliteit (www.meldpuntbodemkwaliteit.nl). Voor de gemeente Bussum zijn twee accounts aangemaakt. Onderscheid wordt gemaakt in: • Een account voor de melder: o Gebruikersnaam: Gemeente Bussum o Wachtwoord: Bussum233 • En een account voor het bevoegd gezag: o Gebruikersnaam: Gem Bussum o Wachtwoord: Bussum233 Omdat door de opdrachtgever een melding in het kader van het Besluit bodemkwaliteit mag worden uitbesteed aan bijvoorbeeld de aannemer zal het in de praktijk voorkomen dat de aannemer zelf een account heeft waarmee de melding wordt verricht. De account voor het bevoegd gezag kan worden gebruikt door de gemeente in haar rol als bevoegd gezag Besluit bodemkwaliteit. Hier kunnen en moeten binnenkomende meldingen worden beoordeeld en afgehandeld. Nagenoeg alle nuttige toepassingen voor grond in het kader van het Besluit bodemkwaliteit (► zie H9.3 voor de meldingsplicht en ► zie H9.4 welke nuttige toepassingen voor grond er zijn) en enkele functionele toepassingen voor bouwstoffen (► zie H9.7 wat wordt verstaan onder functionele toepassingen en welke dienen te worden gemeld) die plaatsvinden in de gemeente Bussum dienen te worden gemeld.
H6.2 De begeleidingsbrief De begeleidingsbrief dient te worden gebruikt voor zowel transport van grond als bouwstoffen in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Kijk op de achterzijde van de begeleidingsbrief voor een toelichting bij de in te vullen kaders. Te bestellen op www.beurtvaartadres.nl.
17
18
H6.3 De vrachtbrief De begeleidingsbrief kan ook worden gebruikt als vrachtbrief. Op een vrachtbrief dient de vracht, herkomst en bestemming te worden aangegeven.
H6.4 De afleveringsbon In principe geldt dat bij het transport van bouwstoffen een officiele afleveringsbon bij het transport aanwezig dient te zijn. In de situatie waarbij de gemeente een bouwstof heeft aangeschaft of krijgt aangeleverd voor toepassing in een werk van de gemeente zal deze bij het transport meestal aanwezig zijn. Dit betekent dat er naast een begeleidingsbrief ook een afleveringsbon aanwezig dient te zijn. Wanneer uit een werk van de gemeente een bouwstof vrijkomt en de gemeente kan of mag de bouwstof niet opnieuw toepassen, dan dient deze te worden afgevoerd. De gemeente kan dan de begeleidingsbrief gebruiken als afleveringsbon. In de regeling bodemkwaliteit is onder paragraaf 3.7, artikel 3.7.2, eerste lid voorgeschreven dat de afleveringbon de volgende gegevens dient te bevatten: • Het nummer en type van de milieuhygiënische verklaring. • De datum van afgifte van de partij. • De producent, de leverancier en de productielocatie van de partij. • De naam van de bouwstof waarop de afleveringsbon betrekking heeft. • De aard van de bouwstof. • De grootte van de partij in tonnen. Op de volgende pagina is aangegeven waar de voornoemde gegevens op de begeleidingsbrief vermeld dienen te worden. De gemeente wordt in deze situatie zowel als producent en als leverancier beschouwd. Echter, wanneer de gemeente niet als opdrachtgever fungeert voor het transport (in deze situatie is de ontvanger, een handelaar of een bemiddelaar de opdrachtgever (zie ook de toelichting op de achterzijde van de begeleidingsbrief bij punt 1)) dan dienen bij punt 1 van de begeleidingsbrief de gegevens van de opdrachtgever te worden ingevuld. Bij punt 3 worden dan de gegevens van de gemeente ingevuld.
19
20
H7 Onderzoeksprotocollen en stoffenpakketten
H7.1 Onderzoeksprotocollen In deze werkwijzer wordt verwezen naar de volgende richtlijnen en onderzoeksprotocollen: • NEN –Richtlijn: o NEN 5740 Bodem ‐ Landbodem ‐ Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek ‐ Onderzoek naar de milieuhygienische kwaliteit van bodem en grond. • Beoordelingsrichtlijn BRL SIKB 1000 Monsterneming voor partijkeuringen: o SIKB‐Protocol 1001 Monsterneming grond voor partijkeuringen. o SIKB‐Protocol 1002 Monsterneming voor partijkeuringen niet‐vormgegeven bouwstoffen. o SIKB‐Protocol 1003 Monsterneming voor partijkeuringen vormgegeven bouwstoffen. o Beoordelingrichtlijn BRL 9335 Grond. o SIKB‐Protocol 9335‐1 Individuele partijen grond. o SIKB‐Protocol 9335‐2 Grond uit projecten. De meest actuele versies van de beoordelingsrichtlijnen van het SIKB zijn te vinden op de website van het SIKB (www.sikb.nl). De NEN‐richtlijn NEN 5740 kan worden geraadpleegd bij de afdeling milieu
H7.2a Stoffenpakketten Er zijn verschillende onderzoeken standaard stoffenpakket samengesteld: Bodemonderzoek: Voor bodemonderzoek is een standaard stoffenpakket opgesteld die is opgenomen in het bijbehorend protocol (NEN 5740). In principe dient dit stoffenpakket altijd te worden toegepast. Daarnaast kunnen indien vooronderzoek daartoe aanleiding geeft gemotiveerd stoffen worden toegevoegd aan dit pakket. Partijkeuringen: Het Besluit bodemkwaliteit schrijft voor dat partijen grond, vormgegeven en niet‐vormgegeven bouwstoffen dienen te voldoen aan de samenstellings‐ en emissiewaarden uit het Besluit bodemkwaliteit alvorens de partij kan worden toegepast. Het laboratoriumonderzoek wordt in dit kader ook opgedeeld in twee fasen: het bepalen van de samenstellingswaarden; en het bepalen van de uitloging (emissiewaarden). Vaak worden eerst de samenstellingswaarden bepaald. Indien deze niet voldoen aan de wettelijke normen, dan hoeft de emissie niet meer te worden bepaald. De samenstelling voldoet immers niet, dus mag de partij niet worden toegepast. Indien de samenstelling wel voldoet aan de wettelijke normen, dan dient de uitloging uit te wijzen of de partij (vrij) toepasbaar is.
21
Voor partijkeuringen zijn meerdere stoffenpakketten beschikbaar waaruit kan worden gekozen. De stoffenpakketten zijn opgenomen in de AP04‐richtlijn. De stoffenpakketten worden per categorie uitgebreid met andere stoffen, zodat uiteindelijk zeer uitgebreide pakketten ontstaan. In deze werkwijzer wordt alleen ingegaan op de ‘standaard’ stoffenpakketten die bij partijkeuringen worden ingezet. Deze standaard pakketten worden wettelijk voorgeschreven. De uitbreidingen dienen alleen onderzocht te worden indien daartoe aanleiding is. Voor uitgebreider onderzoek wordt verwezen naar de AP04‐richtlijn die is te vinden op de website van het SIKB (www.sikb.nl).
H7.2b Stoffenpakketten bodemonderzoek Het standaard stoffenpakket bij bodemonderzoek conform de NEN 5740 voor grondanalyses (STAP) bestaat uit: • Barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink. • PAK’s (10 stuks van VROM). • PCB’s (7 stuks). • Minerale olie (GC). • Percentages lutum, organische en droge stof. Veel voorkomende uitbreidingen betreffen analyses op asbest en vluchtige aromaten (benzeen, ethylbenzeen, tolueen, xylenen) en naftaleen.
H7.2c/d Stoffenpakketten partijkeuringen Samenstellingsonderzoek grond Samenstellingspakket SG1: Voorbehandeling: • Kwarteren. • Statisch spleetverdelen. • Roterend verdelen. • Steekmonsterneming. • Handmatige monsterneming. • Verkleinen < 4 mm. • Verkleinen < 1 mm en < 0,5 mm. • Verkleinen < 0,125 mm. • Drogen. • Afhevelen vrij water. Samenstelling: • pH‐CaCl2. • Antimoon, arseen, barium, cadmium, chroom, kobalt, koper, kwik (niet‐vluchtig), lood, molybdeen, nikkel, seleen, tin, vanadium, zink. • PAK’s. • PCB’s. • Minerale olie. • Percentages lutum, organische en droge stof.
22
Samenstellingsonderzoek bouwstoffen Samenstellingspakket SB1: Voorbehandeling: • Kwarteren. • Statisch spleetverdelen. • Roterend verdelen. • Steekmonsterneming. • Verkleinen < 4 mm. • Verkleinen < 1 mm en < 0,5 mm. Samenstelling: • Bepalen gehalte droge stof. • PAK’s, met uitzondering van bitumineuze materialen. • PCB’s. • Minerale olie.
H7.2e Stoffenpakketten uitloogonderzoek Het betreft uitloogonderzoek naar grond, niet‐vormgegeven en vormgegeven bouwstoffen, Niet‐ diffusie bepaalde uitloging U1: Voorbehandeling: • Kwarteren. • Statisch spleetverdelen. • Roterend verdelen. • Verkleinen < 4 mm. • Drogen. Samenstelling in eluaat: • Bepalen emissie van de anorganische componenten aan de hand van kolomproef. • pH en elektrische geleidbaarheid (EC). • Antimoon, arseen, barium, cadmium, chroom, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, seleen, tin, vanadium en zink. • Cyaniden (vrij en complex). • Bromide, chloride en sulfaat. • Fluoride.
H7.3 Indicatieve kwaliteitsbepaling bouwstoffen De indicatieve kwaliteitsbepaling bestaat uit het analyseren van de veelal niet‐vormgegeven bouwstof op het standaard stoffenpakket uit de NEN 5740 (STAP) voor grond (► zie H7.2b), aangevuld met een analyse op asbest. Indien er bijvoorbeeld een bodemonderzoek is verricht in een wegcunet, dan wordt deze indicatieve kwaliteitsbepaling van de funderingslaag veelal meegenomen. Alleen indien de samenstelling van de bouwstof asbestonverdacht is, of er kwaliteitsgegevens bekend zijn waaruit blijkt dat de bouwstof geen asbest bevat, mag de analyse op asbest achterwege blijven (► voor asbest ook zie H7.4).
23
H7.4 Asbest Voor onderzoek naar asbest in de bodem is een aparte norm beschikbaar, de NEN 5707 (Bodem – Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in de bodem). Voor onderzoek naar asbest in onbewerkt bouw‐ en sloopafval en recyclinggranulaat is ook een aparte norm beschikbaar, de NEN 5897 (Monsterneming en analyse van asbest in onbewerkt bouw‐ en sloopafval en recyclinggranulaat). Voornoemde normen zijn de meest gebruikte normen voor onderzoek naar asbest in de bodem. Echter zijn deze normen veelal niet praktisch om te bepalen of een funderingslaag en de grond onder bijvoorbeeld een asfaltverharding asbest bevat. In dergelijke situaties kunnen ter indicatie in een bodemonderzoek conform de NEN 5740 monsters worden genomen voor analyse op asbest. In overleg met het adviesbureau dat het onderzoek uitvoert dienen eventuele vervolgstappen te worden bepaald. Belangrijke doelstellingen van onderzoek naar asbest in de bodem vormen het vaststellen van hergebruiksmogelijkheden van bouwstoffen of grond maar zeker ook het vaststellen van eventuele veiligheidsmaatregelen die vanuit milieuhygienisch oogpunt genomen dienen te worden. Asbest in de bodem wordt tegenwoordig steeds meer erkend als een potentieel groot risico voor de volksgezondheid. Dit komt tot uiting in de controle van de instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving op milieuhygienisch verantwoord werken. Hierbij wordt erg gelet of en op welke wijze onderzoek op asbest is verricht.
H8 Overzicht handige websites www.meldpuntbodemkwaliteit.nl Voor het verrichten en controleren van meldingen in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. www.sikb.nl Voor het raadplegen van normen en richtlijnen op het gebied van bodemonderzoek en partijkeuringen. www.beurtvaartadres.nl Voor het bestellen van begeleidingsbiljetten, vrachtbrieven en andere formulieren voor transport. www.bodemplus.nl Voor achtergrondinformatie wat betreft bodembeleid. Ook zoekmenu voor erkende bodemintermediairs. www.niwo.nl Voor controle geregistreerde VIHB‐vervoerders. www.lma.nl Voor achtergronden en meldingen afvalstoffen.
24
H9 Achtergronden Besluit bodemkwaliteit
H9.1 Algemeen Belangrijkste wijziging voor de omgang met grond en bouwstoffen is de vervanging van het Bouwstoffenbesluit door het Besluit bodemkwaliteit in 2008. Met de komst van het Besluit bodemkwaliteit zijn een aantal gangbare termen vervangen door nieuwe omschrijvingen en aanduidingen. Daarnaast zijn op het gebied van onderzoek en werken in en met grond en bouwstoffen nieuwe kwaliteitseisen voor bodemintermediairs en bedrijven in werking getreden. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de belangrijkste wijzigingen en/of vernieuwingen die in deze werkwijzer voorbij zijn gekomen. Voor een uitgebreide beschrijving van het Besluit bodemkwaliteit wordt verwezen naar de ‘Handreiking Besluit bodemkwaliteit’ die te vinden is op de website van bodemplus (www.bodemplus.nl). In H9.2 wordt nader ingegaan op Kwalibo (Kwaliteitsborging bodembeheer). H9.3 t/m 9.6 gaan in op de achtergronden voor grond: • 9.3 Grond algemeen. • 9.4 Nuttige toepassingen van grond volgens het Besluit bodemkwaliteit. • 9.5 Toetsingskader Besluit bodemkwaliteit grond. • 9.6 Bodemkwaliteitskaart gemeenten Bussum en Naarden. H9.7 t/m 9.9 gaan in op de achtergronden voor bouwstoffen: • 9.7 Bouwstoffen algemeen. • 9.8 Vormgegeven en niet‐vormgegeven bouwstoffen. • 9.9 Toetsingskader bouwstoffen.
H9.2 Kwalibo Kwalibo staat voor ‘Kwaliteitsborging in het Bodembeheer’. Kwalibo stelt eisen aan de kwaliteit en de integriteit van personen, bedrijven en overheden die werken aan bodembeheer. De accenten liggen op strengere kwaliteitseisen voor bedrijven (adviesbureaus, aannemers, laboratoria, grondbanken, grondverwerkers en/of – reinigers en producenten van bouwstoffen) en uitgebreidere handhavende taken voor lagere overheden (gemeenten). Voor bedrijven zijn zogenoemde beoordelingsrichtlijnen (BRL’s) opgesteld. In deze beoordelingsrichtlijnen zijn allerlei methodieken en kwaliteitseisen verwoord waaraan een bepaald onderzoek dient te voldoen en/of waaraan een persoon of bedrijf dient te voldoen om een dergelijk onderzoek te mogen uitvoeren. Een persoon of bedrijf dient eerst het certificaat te halen die wordt afgegeven door een certificerende instelling. Vervolgens worden deze personen en bedrijven periodiek geaudit door de certificerende instelling om ervoor te zorgen dat de persoon en het bedrijf blijven voldoen aan de strenge kwaliteitseisen. Als gemeente is het van belang bekend te zijn met deze BRL’s. Ten eerste omdat een overheid alleen met kwalibo erkende bodemintermediairs mag samenwerken (zie de zoekfunctie op de website van bodemplus (www.bodemplus.nl) om na te gaan of bodemintermediair erkend is). Ten tweede omdat de gemeente een handhavende taak heeft in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Voorbeelden van BRL’s zijn: BRL 1000 (partijkeuringen grond en bouwstoffen), BRL 2000 (bodemonderzoek), AS 3000 (Laboratoriumonderzoek grond, waterbodem en grondwater), BRL 6000 (milieukundige begeleiding van bodemsaneringen) en BRL 7000 (water)Bodemsaneringen).
25
Naast BRL’s voor bedrijven kan een overheid zich ook certificeren voor een BRL: de BRL 8000. Meer informatie over BRL’s is te vinden op de website van het SIKB (www.sikb.nl). Welke verantwoordelijkheden vanuit het Besluit bodemkwaliteit zijn opgelegd aan gemeenten staat uitgebreid beschreven in de ‘Handhavings en Uitvoeringsmethode Besluit bodemkwaliteit’ en de bijbehorende velduitgave. Deze documenten zijn te vinden op de website van bodemplus (www.bodemplus.nl) en ook bij de afdeling milieu.
H9.3 Grond algemeen Het Besluit bodemkwaliteit vormt het beleidskader voor het toepassen van grond. Dit betekent dat het besluit hoofdzakelijk eisen stelt aan het toepassen van grond, in tegenstelling tot bouwstoffen, waarvoor naast toepassingseisen ook andere omgangseisen vanuit het besluit worden opgelegd. In het Besluit bodemkwaliteit worden nuttige toepassingen (► zie H9.4) voor grond gedefinieerd. Indien de voorgenomen toepassing van de grond voldoet aan 1 van deze definities dan valt de toepassing onder de eisen en de vrijstellingen die vanuit het besluit gelden. De vrijstellingen hebben betrekking op de afvalstoffenregelgeving. Indien de grond conform het Besluit bodemkwaliteit nuttig wordt toegepast, dan is geen sprake van het ontdoen van afvalstoffen en zijn de regels voor afvalstoffen niet van toepassing. Een van de voorwaarden uit het Besluit bodemkwaliteit is dat nagenoeg alle toepassingen gemeld dienen te worden. Uitzonderingen zijn: • Natuurlijke personen anders dan in de uitoefening van beroep of bedrijf. • Degene die voornemens is grond of baggerspecie toe te passen binnen een landbouwbedrijf, indien de grond of baggerspecie afkomstig is van een tot dat landbouwbedrijf behorend perceel waarop een vergelijkbaar gewas wordt geteeld als op het perceel waar de grond of baggerspecie wordt toegepast. • Degene die voornemens is grond of baggerspecie als bedoeld in artikel 39 (schone grond (AW2000)) in een omvang van minder dan 50 m3 toe te passen. Met de komst van het Besluit bodemkwaliteit is daarnaast een nieuw toetsingskader voor grond (en baggerspecie) in werking getreden (► zie H9.5).
H9.4 Nuttige toepassingen grond volgens het Besluit bodemkwaliteit: De onderstaande nuttige toepassingen worden onderscheiden: a. Toepassing van grond of baggerspecie in bouw‐ en weg constructies, waaronder mede worden begrepen wegen, spoorwegen en geluidswallen. b. Toepassing van grond of baggerspecie op of in de bodem, met uitzondering van de bodem onder oppervlaktewater, in ophogingen van industrieterreinen, woningbouwlocaties en landbouw‐ en natuurgronden, met het oog op het verbeteren van de bodemgesteldheid. c. Toepassing van grond of baggerspecie voor het afdekken van een locatie die wordt gesaneerd als bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 3 van de Wet bodembescherming, als afdeklaag voor een stortplaats als bedoeld in artikel 8.47, eerste lid respectievelijk derde lid, van de Wet milieubeheer, of als afdeklaag voor een voormalige stortplaats met het oog op het voorkomen van nadelige gevolgen voor de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft als gevolg van contact met het onderliggende materiaal.
26
d. Toepassing van grond of baggerspecie in ophogingen in waterbouwkundige constructies en voor het verondiepen en dempen van oppervlaktewater met het oog op de hoogwaterbescherming, de doelstellingen van artikel 4 van de Kaderrichtlijn water, de bevordering van de natuurwaarden en de vlotte en veilige afwikkeling van de scheepvaart. e. Toepassing van grond of baggerspecie in aanvullingen, waaronder mede wordt verstaan de herinrichting en stabilisering van voormalige winplaatsen voor delfstoffen, of met het oog op onderhoud en herstel van de toepassingen, bedoeld in onderdeel a tot en met d. f. Verspreiding van baggerspecie uit een watergang over de aan de watergang grenzende percelen, met het oog op het herstellen of verbeteren van de aan de watergang grenzende percelen. g. Verspreiding van baggerspecie in oppervlaktewater, met het oog op de duurzame vervulling van de ecologische en morfologische functies van het sediment, behoudens op of in uiterwaarden, gorzen, slikken, stranden en platen, met uitzondering van de daarbinnen gelegen aangrenzende percelen van watergangen met het oog op het herstellen of verbeteren van die percelen. h. Tijdelijke opslag van grond of baggerspecie, bestemd voor de toepassingen, bedoeld in onderdeel a tot en met e gedurende maximaal drie jaar op of in de bodem, met uitzondering van de bodem onder oppervlaktewater, of gedurende maximaal tien jaar in oppervlaktewater. i. Tijdelijke opslag van baggerspecie, bestemd voor één van de toepassingen, bedoeld in onderdeel a tot en met f, gedurende maximaal drie jaar op percelen gelegen naast de watergang waaruit de baggerspecie afkomstig is.
H9.5 Toetsingskader Besluit bodemkwaliteit grond Met het Besluit bodemkwaliteit zijn twee toetsingskaders voor grond in werking getreden: een generiek toetsingskader en een gebiedsspecifiek toetsingskader. Hieronder wordt kort ingegaan op het generieke toetsingskader. Met de komst van het Besluit bodemkwaliteit zijn een aantal gangbare termen (schone grond, categorie 1 grond, overige bouwstoffen en categorie 2 bouwstoffen) die de kwaliteit van een toe te passen partij grond omschrijven vervangen door nieuwe termen. De volgende termen worden nu gebruikt: • Kwaliteitsklasse AW2000 (achtergrondwaarden); dit betreft schone grond. • Kwaliteitsklasse Wonen. • Kwaliteitsklasse Industrie. • Kwaliteitsklasse Niet Toepasbaar. Aan de hand van partijkeuringen zoals omschreven in hoofdstuk 7 wordt de kwaliteit van een partij grond vastgelegd. Vervolgens kan de partij aan de hand van een gemeentelijke bodemkwaliteitskaart (► zie H9.6) worden toegepast. Bij de laatste kwaliteitsklasse Niet Toepasbaar geldt dat de grond dusdanig hoge gehalten aan onderzochte stoffen bevat dat deze niet mag worden toegepast. Deze grond dient of te worden gereinigd of te worden gestort. Veelal bevat deze grond sterke verontreinigingen. Wanneer sprake is van sterke verontreinigingen in de bodem (geval van ernstige bodemverontreiniging conform de Wet bodembescherming) gelden strengere regels. Het Besluit bodemkwaliteit is dan niet van toepassing.
27
H9.6 Bodemkwaliteitskaart gemeenten Bussum en Naarden Momenteel wordt gewerkt aan het opstellen van een nieuwe bodemkwaliteitskaart voor de gemeenten Bussum en Naarden (ingang naar verwachting eind 2011). In een bodemkwaliteitskaart wordt een beheersgebied (dit kan 1 of meerdere gemeenten omvatten) op basis van landgebruik (bodemfunctieklasse) en diffuse kwaliteit (bodemkwaliteitsklasse) van de ontvangende bodem onderverdeeld in zones. Deze zones geven de kwaliteit aan waaraan de toe te passen grond minimaal dient te voldoen om te mogen worden toegepast in de zone. De bodemkwaliteitskaart fungeert hiermee als toepassingskader voor partijen grond die zijn gekeurd conform een partijkeuring. In de figuur wordt de werking verduidelijkt (dubbele toets > toepassingseis). Bodemfunctie van de ontvangende bodem
Wonen
Bodemkwaliteitsklasse van de ontvangende bodem
Industrie
NIET INGEDEELD IN EEN BODEMFUNCTIEKLASSE
Wonen
Toepassingseisen voor de partij toe te passen grond of baggerspecie
Wonen
Industrie
Wonen
Kwaliteit voldoet aan de Achtergrondwaarden
Achtergrondwaarden
Wonen
Wonen
Industrie
Industrie
Kwaliteit voldoet aan de Achtergrondwaarden
Achtergrondwaarden
Wonen
Achtergrondwaarden
Industrie
Achtergrondwaarden
Kwaliteit voldoet aan de Achtergrondwaarden
Achtergrondwaarden
Daarnaast kan op basis van de spelregels van de bodemkwaliteitskaart binnen het beheersgebied vrijer grondverzet plaatsvinden dan conform de striktere algemene regels uit het Besluit bodemkwaliteit. Aan de hand van een toepassingskaart en een ontgravingskaart kan grond worden verzet zonder dat er een partijkeuring verricht dient te worden. De ontgravingskaart fungeert dan als bewijsmiddel voor de kwaliteit van de te ontgraven grond. Grondverzet tussen verschillende beheersgebieden valt niet onder de vrijere regels. Voor de exacte spelregels van de bodemkwaliteitskaart wordt verwezen naar het bijbehorende document. Let op! De bodemkwaliteitskaart is alleen van toepassing op grond, niet op bouwstoffen.
H9.7a Bouwstoffen algemeen Met de komst van het Besluit bodemkwaliteit is het beleidskader voor bouwstoffen losgekoppeld van het beleid voor grond en baggerspecie. In het Bouwstoffenbesluit bestond een grotere verstrengeling tussen de beleidskaders. Binnen het Besluit bodemkwaliteit is nu een apart beleidskader opgesteld voor de toepassing van bouwstoffen op of in de bodem en in oppervlaktewater.
28
In het Besluit bodemkwaliteit wordt de volgende definitie voor bouwstoffen gehanteerd: ‘Materiaal waarin de totaalgehalten aan silicium, calcium of aluminium tezamen meer dan 10 gewichtsprocent van dat materiaal bedragen, uitgezonderd vlakglas, metallisch aluminium, grond en baggerspecie, in de hoedanigheid waarin het is bestemd om te worden toegepast’. Dit betekent concreet dat het Besluit bodemkwaliteit alleen betrekking heeft op steenachtige materialen zoals bijvoorbeeld beton, asfalt, dakpannen en bakstenen. Materialen als kunststof, hout of stro vallen hier dus niet onder. Bij twijfel kunnen de percentages silicium, calcium en aluminium worden bepaald conform de Regeling bodemkwaliteit. Verder wordt onderscheid gemaakt in vormgegeven en niet‐vormgegeven bouwstoffen (► zie H9.8). Het Besluit bodemkwaliteit heeft alleen betrekking op het toepassen van bouwstoffen op of in de bodem of in oppervlaktewater in Nederland. Toepassing van bouwstoffen binnen gebouwen valt niet onder de reikwijdte van het besluit (stelregel hierbij is dat deze bouwstoffen niet in contact komen met oppervlakte‐, grond‐ of regenwater en derhalve niet leiden tot emissies naar de bodem of oppervlaktewater) evenals het toepassen van bouwstoffen in het buitenland.
H9.7b Bouwstoffen algemeen De toepassingen van bouwstoffen dienen nuttig te zijn en/of functioneel. Voorbeelden van functionele werken zijn gebouwen, wegen, spoorwegen, bruggen, geluidswallen en dijken. Hierbij is het van belang dat in een werk niet meer materiaal wordt toegepast dan nuttig of nodig is. Bovendien moet de toepassing zelf een duidelijk nut of noodzaak hebben. Anders is sprake van het ontdoen (verwijderen) van afvalstoffen en zijn de strengere regels uit de afvalstoffenregelgeving van toepassing. In tegenstelling tot grond, waarvoor in het Besluit nuttige toepassingen zijn gedefinieerd, zijn deze niet als zodanig voor bouwstoffen gedefinieerd. Per toepassing dient door het bevoegd gezag te worden beoordeeld of sprake is van een nuttige en/of functionele toepassing. In tegenstelling tot grond hoeven de toepassingen van bouwstoffen niet te worden gemeld, met uitzondering van de volgende toepassingen: • Het zonder bewerking opnieuw onder dezelfde condities toepassen van bouwstoffen waarvan de eigendom niet wordt overgedragen. • Het toepassen van bouwstoffen. Groot verschil ten opzichte van het beleidskader voor grond is dat het Besluit van toepassing is op de gehele bouwstoffenketen, van het vervaardigen, invoeren, voorhanden hebben, vervoeren, aan een ander ter beschikking stellen tot en met het toepassen van bouwstoffen in Nederland. Groot voordeel hiervan is dat dit ketenhandhaving mogelijk maakt. De gemeente is in dit kader vooral belast met handhaving aan het einde van deze cyclus (toepassingen). Voor een uitgebreidere beschrijving van de handhavingstaken van de gemeente wordt verwezen naar de ‘Handhavings en Uitvoeringsmethode Besluit bodemkwaliteit’ en de bijbehorende velduitgave. Deze documenten zijn te vinden op de website van bodemplus (www.bodemplus.nl) en ook bij de afdeling milieu. Ten slotte is in het Besluit bodemkwaliteit een nieuw toetsingskader voor bouwstoffen opgesteld (► zie H9.9).
29
H9.8 Vormgegeven en niet‐vormgegeven bouwstoffen Bouwstoffen kunnen worden onderverdeeld in de volgende categorieën: • Vormgegeven bouwstoffen. • Niet‐Vormgegeven bouwstoffen zonder isolatie‐, beheer‐ en controlemaatregelen (IBC). • Niet‐Vormgegeven bouwstoffen met isolatie‐, beheer‐ en controlemaatregelen (IBC‐ bouwstoffen). In het Besluit bodemkwaliteit wordt de volgende definitie gegeven van een vormgegeven bouwstof: • De kleinste eenheid van het materiaal moet tenminste een volume hebben van 50 cm3. • Het materiaal moet duurzaam vormvast zijn. Met andere woorden, de bouwstof moet uit flinke brokken bestaan en mag onder normale gebruiksomstandigheden nagenoeg geen erosie of slijtage vertonen. Voorbeelden van vormgegeven bouwstoffen zijn bakstenen, betonklinkers en asfaltbeton. Bouwstoffen die niet voldoen aan de eisen voor vormgegeven bouwstoffen vallen in de categorie van niet‐vormgegeven bouwstoffen. Voorbeelden hiervan zijn assen en granulaten. De meeste niet‐ vormgegeven bouwstoffen voldoen aan de normen voor ongeïsoleerde toepassing en kunnen worden toegepast zonder isolatiemaatregelen. Wanneer niet aan de norm voor ongeïsoleerde toepassing wordt voldaan, dan kan de bouwstof mogelijk als IBC‐bouwstof nog worden toegepast. Voor een verdere omschrijving van de mogelijkheden omtrent het toepassen van IBC‐bouwstoffen wordt verwezen naar de in H9.1 vermelde bronnen.
H9.9 Toetsingskader bouwstoffen Het Besluit bodemkwaliteit schrijft voor dat het vervaardigen, invoeren, voor toepassing in Nederland of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben, vervoeren, aan een ander ter beschikking stellen of toepassen van bouwstoffen is verboden, tenzij: • de samenstellings‐ en emissiewaarden (S&E‐waarden) van de bouwstof zijn bepaald aan de hand van de parameters, die in bijlage 1 van dit Besluit zijn vermeld en bij regeling van Onze Ministers zijn aangewezen, overeenkomstig de bij Regeling van Onze Ministers gestelde methoden door of onder toezicht van een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning; • een bij regeling van Onze Ministers aangewezen persoon of instelling op een bij regeling van Onze Ministers voorgeschreven wijze heeft vastgesteld dat de waarden, bedoeld onder a, de bij regeling van Onze Ministers vastgestelde maximale samenstellings‐ en emissiewaarden niet overschrijden. De samenstellings‐ en emissiewaarden zijn te vinden in bijlage A van de Regeling bodemkwaliteit. Soms wordt in de praktijk de bouwstof eerst alleen onderzocht op de samenstelling. Indien blijkt dat de bouwstof niet voldoet aan de samenstellingseisen dan is onderzoek naar de emissie overbodig omdat de bouwstof op basis van de samenstelling reeds als niet toepasbaar wordt beschouwd. Wanneer de bouwstof voldoet aan de samenstellingswaarden kan vervolgens onderzoek naar de emissie worden ingezet. Het uiteindelijke oordeel van de toetsing luidt: • Niet Toepasbaar. • Toepasbaar. • Mogelijk toepasbaar als IBC‐bouwstof.
30