Stoppen of doorgaan
Vertrekkers en switchers van de HHS/THR: wie, waarom en hoe uitval te voorkomen
Djoerd de Graaf Uulkje de Jong Marko van Leeuwen Ineke van der Veen m.m.v. Hana Budil-Nadvorníková
Onderzoek in opdracht van de Haagse Hogeschool/ TH Rijswijk
Amsterdam, 2005
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Graaf, D. de, Jong, U. de, Leeuwen, M. van, Veen, I. van der, m.m.v. Hana BudilNadvorníková Stoppen of doorgaan. Vertrekkers en switchers van de HHS/THR: wie, waarom en hoe uitval te voorkomen Graaf, D. de, Jong, U. de, Leeuwen, M. van, Veen, I. van der, m.m.v. Hana Budil-Nadvorníková. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen, Universiteit van Amsterdam. (SCO-rapport 732); Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek. (SEO-rapport 815). ISBN 90-6813-780-8
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, or otherwise, without the prior written permission of the publisher. Uitgave en verspreiding: SCO-Kohnstamm Instituut Wibautstraat 4, Postbus 94208, 1090 GE Amsterdam Tel.: 020-525 1201 http://www.sco-kohnstamminstituut.uva.nl © Copyright SCO-Kohnstamm Instituut, SEO Economisch Onderzoek, 2005
Inhoud Samenvatting ...................................................................................................................................... 1 1
Inleiding ............................................................................................................................9
2 2.1 2.2
Onderzoeksopzet .......................................................................................................... 11 Enquête HHS/THR........................................................................................................11 Gegevens IBG .................................................................................................................16
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11
Vragenlijstonderzoek HHS/THR ...........................................................................17 Achtergrondkenmerken..................................................................................................18 Vooropleiding...................................................................................................................20 Oriëntatie op studiekeuze...............................................................................................21 Twijfels en ambitie...........................................................................................................23 Studieresultaten ................................................................................................................25 Mening over opleiding en studeren...............................................................................26 Voornemen om met opleiding te stoppen ...................................................................29 Redenen om met opleiding te stoppen.........................................................................31 Begeleiding bij het stoppen ............................................................................................42 Overstap en toekomst van vertrekkers.........................................................................49 Conclusie en samenvatting .............................................................................................50
4 4.1 4.2 4.3
Uitkomsten gegevens IBG .........................................................................................57 Uitstroom uit HHS/THR ..............................................................................................58 Studieverloop eerstejaars HHS/THR...........................................................................64 Conclusies en samenvatting ...........................................................................................71
Samenvatting De Haagse Hogeschool/ TH Rijswijk (in het vervolg HHS/THR) wil het rendement van de door haar verzorgde opleidingen vergroten. Om dat te bewerkstelligen zoeken we in dit onderzoek naar het antwoord op de vraag: welke patronen bestaan er in het vertrek uit opleiding en/of hogeschool en zijn er mogelijkheden voor de hogeschool om vertrek te voorkomen? Hiertoe hebben we gegevens van de IB-Groep geanalyseerd en een enquête uitgezet onder vertrekkers en switchers van de HHS/THR. Gegevens IB-Groep HHS/THR Uit Figuur S.1 en S.2 is af te leiden dat in vergelijking met de landelijke uitkomsten het
vertrek uit een opleiding zonder diploma bij HHS/THR kleiner is: 35% tegenover 49% landelijk. Figuur S.1
Studieverloop hbo-studenten in Nederland van eerste naar derde studiejaar (eerstejaars in 2000/2001).
Bron: IB-Groep; eigen bewerking SCO/SEO (2003)
Dit verschil uit zich in minder omzwaai en minder uitval uit het hoger onderwijs. Het aandeel dat verandert van instelling verschilt nauwelijks van het landelijke cijfer (11% resp. 12%).
1
Stoppen of doorgaan
Figuur S.2
Studieverloop van studenten aan de HHS/THR van eerste naar derde studiejaar (cohort 2002)
Bron: IB-Groep; eigen bewerking SCO/SEO (2005)
Twee procent vervolgt dezelfde opleiding aan een andere instelling. Gezien het feit dat er geen patroon is te ontdekken in de opleidingen waar dit veel gebeurt (per jaar andere opleidingen) mogen we concluderen dat deze omzwaai niet in de eerste plaats is toe te schrijven aan onvrede over de HHS/THR. Een veel genoemde reden in de enquête is verhuizing. Per jaar gaan er ongeveer 150 studenten naar het wo. De groep studenten die naar het wo gaat, bestaat voor het grootste deel uit studenten die voordat ze aan de HHS/THR gingen studeren al toegang hadden tot de universiteit: studenten met als vooropleiding een vwodiploma (33%) een hbo-propedeuse (28%) of een hbo-diploma (7%). 13% heeft als vooropleiding havo en 8% mbo. Er zijn (nog) geen aanwijzingen dat havo- of mbostudenten die met een hbo-propedeusediploma van de HHS/THR de overstap naar het wo maken minder succesvol zijn in het wo dan studenten die met een andere vooropleiding de overstap maken. Mannelijke studenten van cohort 2002 verlaten het hoger onderwijs vaker zonder diploma en veranderen vaker van studie binnen de HHS/THR dan vrouwelijke studenten. Studenten aan de HHS verlaten het hoger onderwijs vaker zonder diploma dan THR-studenten. Overigens zijn er geen verschillen in studieverloop tussen techniek-studenten aan de HHS en THR. Niet-westers allochtone studenten van cohort 2002 verlaten het hoger onderwijs vaker zonder diploma, veranderen vaker van studie binnen de HHS/THR en gaan vaker naar een 2
Samenvatting
andere instelling dan autochtone studenten. Dit geldt in dezelfde mate voor vrouwelijke als mannelijke niet-westers allochtone studenten. Studenten met een vwo-vooropleiding veranderen minder vaak dan studenten met een havoof mbo-vooropleiding. Het hoger onderwijs verlaten zonder diploma wordt meer gedaan door ouderen, studenten die veranderen zijn gemiddeld jonger. Vragenlijstonderzoek HHS/THR De resultaten van het vragenlijstonderzoek onder vertrekkers en switchers stellen ons in
staat om de oorzaken van vertrek en de mogelijkheden om vertrek te voorkomen in kaart te brengen. De ouders van de vertrekkers zijn over het algemeen iets hoger opgeleid dan van de switchers. Bovendien zijn switchers opvallend veel vaker van allochtone komaf. De helft van de studenten die na het verlaten van HHS/THR niet deelnemen aan het hoger onderwijs denkt erover (al dan niet onder bepaalde voorwaarden) om terug te keren naar de hogeschool. Van de studenten met een handicap/chronische ziekte is dit maar liefst 70%. Studenten die zich na juni hebben aangemeld verlaten niet in grotere getale de hogeschool en zwaaien ook niet meer om naar een andere opleiding. Het aandeel dat zich laat heeft aangemeld (ongeveer éénderde) onder vertrekkers en switchers is gelijk aan dat in de totale populatie eerstejaars van de afgelopen jaren (Instroommonitor IOWO, meerdere jaren). Studenten die zijn vertrokken of omgezwaaid hebben over het algemeen wel deelgenomen aan studiekeuzeactiviteiten. Gemiddeld heeft men van meer dan drie contactmogelijkheden gebruik gemaakt. Een aantal van de groepen heeft zich minder voorbereid: switchers en allochtonen (zowel de vertrekkers als de switchers). Zo bezoekt 55% van de allochtonen de open dag tegen 65% gemiddeld voor de rest. De open dag is samen met het bestuderen van brochures van de HHS/THR de meest gebruikte vorm van contact met de hogeschool. Daarnaast wordt de website ook door bijna de helft genoemd als middel waarmee men zich heeft voorbereid op de opleiding. Twijfel over de studiekeuze komt meer voor bij switchers dan bij vertrekkers. Éen op de vijf switchers heeft (heel) sterk getwijfeld over de juistheid van de keuze tegenover één op de tien bij de vertrekkers. Daarnaast zien we dat mbo-studenten wat minder hebben getwijfeld over hun studiekeuze ongeacht of ze nu zijn vertrokken of omgezwaaid. De overgrote meerderheid van vertrekkers en switchers was van plan het einddiploma te gaan halen van de opleiding waar men aan was begonnen, maar onder de vertrekkers zegt een kleine 10% van te voren van plan te zijn geweest alleen het propedeusediploma te halen.
3
Stoppen of doorgaan
Dit is nog minder dan er uiteindelijk naar het wo zijn gegaan, namelijk 12%. Dat komt omdat er in de groep die naar het wo zijn gegaan ook studenten zitten die al een vwodiploma hadden en daarom geen propedeusediploma nodig hadden. De mening over de opleiding die men heeft verlaten zonder het einddiploma te halen is niet erg positief. Op een 10-puntschaal geeft men een onvoldoende (±4,5) aan de organisatie van het onderwijs (rommelig, veel afspraken lopen fout), beeld voorlichting (verkregen beeld klopte niet met werkelijkheid, te weinig info over beroepsmogelijkheden) en begeleiding door de mentor (weinig hulp bij veranderen / stoppen met opleiding). Punten waar vertrekkers en switchers nog het meest positief over zijn (net een voldoende) zijn de medestudenten, de docenten en de eigen geschiktheid. Allochtone studenten zijn (veel) minder tevreden over hun medestudenten en de begeleiding door de docenten. Dit duidt erop dat zij er minder in geslaagd zijn zich thuis te voelen in de nieuwe omgeving, minder aansluiting hebben gevonden bij hun studiegenoten. Dit heeft ertoe geleid dat zij voor het zoeken van contact met een docent meer een drempel ervaren. Met een lage waardering voor de medestudenten is het moeilijker het proces van sociale en academische integratie op de hogeschool goed te laten verlopen. Over de oorzaken kunnen we iets zeggen op basis van de open antwoorden. Door enkele studenten werd als vertrekreden gegeven: de taalproblemen van zichzelf of van allochtone studenten en de samenstelling van de studentgroepen: “meer aandacht aan studenten die de taal niet goed beheersen”; “ik zat in een klas met overwegend allochtonen die ik niet kon verstaan”; “veel mensen die nederlandse taal niet machtig waren daardoor teveel discussie over nederlandse woorden ipv over de stof”. Daarnaast zijn er antwoorden die duiden op een gevoel van ‘niet thuis voelen’: “ze moeten de sfeer op school dusdanig verbeteren dat je je er wel thuis voelt. Ik zat in een klas met een paar Nederlanders, die allemaal uit Rijswijk, Zoetermeer of Leiden kwamen. En die dus nog allemaal bij hun ouders woonden”; “als iemand allochtoon is, dan heeft hij speciale begeleiding nodig. Het is niet goed om iemand in de steek te laten terwijl hij helemaal eenzaam voelt tussen de medestudenten”. Ook spreekt iemand van racisme. Op de vraag of er iets speciaals is gebeurd wat de aanleiding was om te stoppen werd geantwoord: ”Het groep werk binnen de opleiding is niet opvallend. Uitzonderlijk als het heeft te maken met medestudenten: niemand wilde mij in hun groep, ik werd beledigd door een kaaskop want ik ben toevallig over hun tafel gezeten in de kantine.”, waarna als reden om te stoppen werd gegeven: “discriminatie binnen de studie, nalatigheid van de docenten en de administratie”. Maar het zijn niet alleen allochtonen die zich niet thuis voelen, ook jongeren die nieuw zijn in Den Haag hebben er soms last van (‘ik liep er verloren rond en had geen contact, het ligt dus meer aan mij dan aan de opleiding’).
4
Samenvatting
Over het algemeen zijn mbo’ers wat meer tevreden over bovenstaande zaken dan vertrekkers en switchers met een andere vooropleiding. Ook deeltijders zijn positiever, behalve over de begeleiding door mentoren. Die wordt door deeltijders juist minder gewaardeerd. Gemiddeld over alle studenten ondergaan ongeveer 60% van de vertrekkers en switchers (de eersten wat meer dan de laatsten) een periode van twijfel over doorgaan of niet met de opleiding. Allochtone studenten twijfelen minder dan de overigen. Studenten met een handicap daarentegen lopen juist langer rond met de vraag of ze zullen doorgaan of niet. Ook studenten die stoppen, terwijl ze relatief veel studiepunten hebben twijfelen een langere periode. Bij de meesten begint de twijfel tussen één en zes maanden voor men echt stopt met een gemiddelde van vier maanden. Wat had er gedaan kunnen worden om vertrek te voorkomen? De belangrijkste categorieën zijn de begeleiding door mentor en docent en de organisatie. In de aard van de begeleiding noemt men vaak dat het persoonlijker moet: “de sfeer is erg massaal en onpersoonlijk”; “meer persoonlijke begeleiding, minder het gevoel hebben een nummertje te zijn, meer kijken wie je echt bent en niet alleen naar je studie prestaties.” en meer aandacht voor de begeleiding bij de stages: ‘er is een slechte communicatie onderling bij de opleiding, slechte ondersteuning van de studenten tijdens de stages.’ In de organisatie zou men ook graag verbeteringen zien aangebracht, variërend van de administratie (overzichtelijk puntensysteem, juiste gegevens) tot de relatie tussen docent en student (afspraken nakomen). Voor mbo-studenten, deeltijders en oudere studenten is het belangrijk dat er maatwerk wordt geleverd, ook omdat ze vaak al een beroep uitoefenen. Niet voor niets gaven veel van hen aan gestopt te zijn omdat ze de opleiding niet konden combineren met werk en/of zorgtaken. Flexibele leerwegen en duidelijke voorlichting over welk niveau en welke competenties er van ze geëist worden: “flexibelere houding t.o.v. studenten die aantonen dat zij de opleiding ook kunnen volgen zonder voltijds in de schoolbanken te zitten. Met name als deze studenten geen beurs meer krijgen en ook fulltime moeten werken.” ; “geef aan (bij intakegesprek) wat voornamelijk de leeftijdsgroep (jongeren) is die de avondstudies volgen en dat de begeleiding daarop is afgestemd.” De overheersing van havisten in de studentensamenstelling brengt een student afkomstig van de mbo ertoe aan te bevelen:“voor MBO-studenten meer studiebegeleiding, vertrouwd laten worden met manier van studeren op het HBO.” toegelicht door een ander “de uitleg van studiepunten en het belang ervan zeer goed erin stampen” en weer een ander “meer begeleiding voor mensen die van het MBO afkomen. Want die vallen in een zwart gat, omdat er verder wordt gegaan met de stof van de havo.”
5
Stoppen of doorgaan
Ruim driekwart van de vertrekkers en switchers heeft vóór het definitieve besluit een gesprek gevoerd over het stoppen met de opleiding. De switchers zijn over het algemeen in een wat vroeger stadium begonnen. Het vaakst spreekt men met een medestudent om het voornemen te uiten om ermee op te houden (±75%), gevolgd door de studieadviseur/mentor (±50%). Maar ook een decaan of een docent is in veel gevallen de gesprekspartner van de vertrekkers en de switchers. Switchers spreken over het algemeen met meer mensen en maken meer gebruik van decaan, loopbaancentrum, informatiepunt en centrale studenteninschrijving. Zes procent van alle vertrekkers en switchers praat niet met een docent, omdat men een drempel ervaart ernaar toe te gaan. Dit sluit nauw aan bij de antwoorden die studenten geven wat er gedaan zou kunnen worden om vertrek te voorkomen:“Ik voelde me vaak een 'nummertje'. Docenten kennen je naam niet en dat maakt de drempel (voor mij persoonlijk) hoog om naar hen toe te stappen”. Als reden om geen gebruik te maken van de voorzieningen geven de meeste studenten aan er geen behoefte aan te hebben gehad. Toch is er een grote groep die zegt onbekend te zijn met sommige voorzieningen. Vooral de decaan en het studieloopbaancentrum zijn om deze reden niet bezocht. Achteraf vinden veel studenten het jammer dat ze een bepaalde voorziening niet kenden toen ze er behoefte aan hadden en stellen dan ook voor om de voorlichting te verbeteren: “ik wist helemaal niet dat je er met zoveel mensen over kan hebben, en volgens mij ben ik niet de enige.” "Verbetering informatievoorziening omtrent de mogelijkheden” ; “zeker voor de TH-R studenten. Deze zijn zich vaak niet bewust van het studieloopbaancentrum aan de HHS waar zij gebruik van kunnen maken.” Bijna de helft van de vertrekkers vindt dat de begeleiding verbeterd kan worden, de switchers zijn iets positiever. Velen zeggen dat verbetering hiervan vertrek kan voorkomen: “begin eerst maar is met begeleiden, dan kijken we daarna verder”. Bijna de helft van de aanbevelingen heeft betrekking op de kwaliteit van de begeleiders: docenten, mentoren en andere begeleiders. Opvallend is dat 1% van de open antwoorden betrekking heeft op voorzieningen voor studenten met een handicap/chronische ziekte:“er moet eens een speciaal hoekje zijn voor studenten die slechthorend zijn en toch de HHS willen doen.”, maar ook meer aandacht voor de persoonlijke omstandigheden van een student worden hieronder genoemd, zoals begrip voor het verwerken van het verlies van een naaste. De vertrekkers stoppen vooral omdat ze een bindend studieadvies hebben gekregen, de switchers het vaakst omdat ze niet goed hebben nagedacht of de opleiding wel bij ze paste. Beide groepen zeggen ongeveer evenveel dat ze zijn gestopt omdat het beeld van de voorlichting niet klopte met de werkelijkheid. Deze uitkomsten kunnen verder worden
6
Samenvatting
ingekleurd naar doelgroepen: Mbo’ers stoppen vaker omdat ze een niet-bindend negatief studieadvies hebben gekregen en omdat ze de opleiding niet goed konden combineren met werk- of zorgtaken. Havisten geven meer dan gemiddeld aan de verkeerde studie te hebben gekozen. Ze hebben niet goed nagedacht of de opleiding bij hen paste en wisten niet goed wat ze wilden. Ook stoppen ze vaker omdat ze de studie inhoudelijk niet interessant vonden. Wat opvalt bij allochtonen is dat degenen die vertrekken meer dan gemiddeld als reden mee hebben laten spelen dat het contact met docenten en medestudenten onbevredigend was. Het beeld van de switcher dat hieruit naar voren komt is de ‘falende kiezer’: niet goed in staat om een toekomstbeeld over en voor zichzelf te ontwikkelen, maar hij / zij heeft hiertoe ook minder moeite gedaan dan de vertrekkers. Zonder een helder toekomstbeeld van jezelf is het veel moeilijker om de opleiding interessant te blijven vinden. Het beeld van de vertrekker bestaat uit twee groepen: enerzijds de student die het niet gered heeft: een bindend studieadvies of werk / zorgtaken verhinderde voortzetting van de opleiding; anderzijds de student die ‘klaar’ is: wilde alleen de propedeuse halen. Bij het interpreteren van deze resultaten is het goed rekening te houden met het feit dat onder de switchers meer havisten zitten, ook meer allochtonen en studenten wier ouders geen hoger onderwijs hebben gevolgd dan onder de vertrekkers. Bovenstaande geeft een verdieping van de kennis van het proces van stoppen met een opleiding en laat zien dat er talrijke aanknopingspunten zijn om de zittende en komende generaties studenten (nog) beter voor te lichten bij hun studiekeuze en te begeleiden tijdens de studieloopbaan.
7
Stoppen of doorgaan
8
1
Inleiding
De Haagse Hogeschool/TH Rijswijk (in het vervolg HHS/THR) wil het rendement van de door haar verzorgde opleidingen vergroten. Daartoe zijn verschillende initiatieven genomen. Een projectteam heeft op basis van gesprekken en externe literatuur (onderzoeksrapporten en databronnen) een inventarisatie gemaakt van de factoren die van invloed zijn op vertrek en studieswitchen. De volgende stap die moet worden gezet is het concreet maken van acties voor het verhogen van het rendement van de HHS/THR. Daartoe worden enkele monitoren voortgezet of uitgezet en worden gesprekken gevoerd met direct betrokkenen. Eén van de (voorlopig) geformuleerde subdoelstellingen is het opzetten van een onderzoeksmonitor om hogeschoolbreed gegevens te verzamelen over studenten die zijn gestopt met hun studie aan de HHS/THR (vertrekkers) en de studenten die binnen de instelling van studie zijn veranderd (studieswitchers). Aan het SCO-Kohnstamm Instituut en SEO Economisch Onderzoek, beide verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, is de opdracht verstrekt om enkele kwantitatieve onderdelen van dit onderzoek uit te voeren. De HHS/THR heeft als primaire doelstelling van het onderzoek geformuleerd: hoe kan de instelling een bijdrage leveren aan de verhoging van het rendement? De probleemstelling van het onderzoek zal luiden: welke patronen bestaan er in het vertrek uit opleiding en/of hogeschool en zijn er mogelijkheden voor de hogeschool om vertrek te voorkomen? Deze hoofdvraag ken vele facetten, bijvoorbeeld onderstaande deelvragen die impliciet in dit rapport worden beantwoord. 1. Zijn er verschillen in etniciteit, geslacht en vooropleiding tussen de groep studenten die omzwaait binnen de hogeschool, de groep die vertrekt naar een andere instelling en de groep die het hoger onderwijs verlaat? 2. Welk deel van het vertrek uit de opleiding is vrijwillig dan wel gedwongen? Hoe vergaat het studenten die met een propedeusediploma naar de universiteit zijn vertrokken? 3. Hoe beoordelen omzwaaiers en vertrokkenen hun motivatie voor de opleiding en hun ervaringen op de opleiding / instelling? 4. Zijn er relaties tussen achtergrondkenmerken en studiemotivatie?
9
Stoppen of doorgaan
5. Welke factoren worden er genoemd door (oud-)studenten die de beslissing om te stoppen of om te switchen hadden kunnen voorkomen? Hoofdstuk 2 behandelt de onderzoeksopzet. In hoofdstuk 3 komen de resultaten van een enquête onder (oud-)studenten aan de orde, waarna in hoofdstuk 4 de resultaten van de gegevens afkomstig van de IB-Groep worden behandeld. De enquête en de antwoorden op de open vragen hiervan zijn te vinden op het intranet van de HHS/THR.
In dit rapport worden de volgende definities gehanteerd: Vertrekkers definiëren we in dit onderzoek als de oud-studenten die hebben gestudeerd aan de HHS/THR, maar zonder diploma zijn vertrokken. Switchers zijn de studenten die in de loop van hun studietijd aan de HHS/THR van opleiding zijn veranderd. De studenten die eerst van opleiding zijn veranderd en vervolgens zonder diploma zijn weggegaan bij de HHS/THR rekenen we tot de vertrekkers. Studenten die eerst van opleiding zijn veranderd en vervolgens zijn gestopt, zijn gedefinieerd als vertrekkers. Het stopjaar is het laatste jaar dat een student was ingeschreven bij HHS/THR plus één, oftewel het eerste jaar dat de student niet meer ingeschreven was. Het switchjaar is het eerste jaar in de nieuwe opleiding bij de HHS/THR. Voor het bepalen van etnische achtergrond maken we gebruik van de definitie van het CBS: één of beide ouders geboren in het buitenland. In hoofdstuk 3 verdelen we studenten in nietwesters allochtoon en anderen, in hoofdstuk 4 in westers allochtoon, niet-westers allochtoon en autochtoon.
10
2
Onderzoeksopzet
Het onderzoek naar de vertrekkers en switchers bij de HHS/THR is gebaseerd op twee gegevensbronnen. Ten eerste is er is een enquête gehouden onder vertrekkers en switchers van de HHS/THR (zie paragraaf 2.1). Ten tweede zijn gegevens van de IB-Groep opgevraagd om ook de omzwaai tussen instellingen - van en naar de HHS/THR - in kaart te kunnen brengen (zie paragraaf 2.2).
2.1 Enquête HHS/THR Het verzamelen van de gegevens van de vertrekkers en switchers van de HHS/THR heeft plaatsgevonden in een viertal stappen. Allereerst is geprobeerd aan de hand van de administratie te achterhalen welke studenten de afgelopen jaren van opleiding zijn veranderd en/of de HHS/THR zonder diploma hebben verlaten. Daarna zijn deze (oud-)studenten via een brief benaderd om mee te doen aan een enquête via Internet. Vervolgens zijn na twee weken de studenten van wie nog niets was vernomen schriftelijk opnieuw gevraagd de elektronische vragenlijst in te vullen. Weer een maand later is nog een herinnering gestuurd. Deze keer via een e-mail. Hieronder worden deze vier stappen uitgebreider beschreven. Stap 1: vertrekkers en switchers in administratie HHS/THR Een belangrijke bron van informatie voor het onderzoek zijn de eigen administraties van de
HHS en de THR. Geprobeerd is om uit deze administraties de vertrekkers en switchers te destilleren. Uit de administratie van de THR was het overigens alleen mogelijk om de vertrekkers te achterhalen. Om over voldoende gegevens te beschikken voor statistisch betrouwbare uitspraken op detailniveau zijn meerdere cohorten studenten van de HHS/THR in het onderzoek betrokken, namelijk de vertrekkers- en switchcohorten 2000/01, 2001/02, 2002/03 en 2003/04. Het onderzoek betreft dus zowel eerstejaars als ouderejaars vertrekkers en switchers. Verderop - bij tabel 2.3 - beschrijven we deze cohorten. Achteraf is gebleken dat het achterhalen van de vertrekkers en de switchers in de administratie van de HHS niet helemaal goed is gegaan. Hierdoor is een aantal studenten dat nog steeds dezelfde opleiding volgt aan de HHS of de opleiding met een diploma heeft afgerond ten onrechte gevraagd de enquête in te vullen. Dit heeft gevolgen gehad voor de respons. We komen hierop terug.
11
Stoppen of doorgaan
In totaal zijn 7001 (6225 HHS en 776 THR) studenten in de administraties gekenmerkt als vertrekker en 1047 (allen HHS) als switcher. Stap 2: uitnodiging elektronische enquête via post Een achttiental van deze (oud-)studenten van de HHS/THR – allen vertrekkers van de HHS
- heeft een adres in het buitenland en is om die reden niet aangeschreven. De rest heeft een brief gekregen met een persoonlijke inlogcode en de vraag de enquête in te vullen op het Internet. In totaal zijn 6983 (6207 HHS en 776 THR) brieven gestuurd naar vertrekkers en 1047 (allen HHS) brieven naar switchers. Aangezien het adres in de administratie van veel (oud-)studenten niet meer up-to-date is, is een groot aantal brieven niet aangekomen en ‘retour afzender’ gestuurd. Ook gaven verschillende studenten aan helemaal niet gestaakt of geswitcht te zijn, of liever niet aan de enquête deel te nemen. Stap 3: herinnering via post Twee weken na de eerste verzending is via de post een herinnering gestuurd aan de
studenten van wie nog niets was vernomen. Stap 4: herinnering via e-mail Een maand later is opnieuw een herinnering gestuurd. Deze keer via e-mail. Deze
herinnering is alleen gestuurd naar (oud-)studenten van de HHS, aangezien de administratie van de THR geen emailadressen bevat. Voor emailadressen geldt wellicht nog sterker dan voor huisadressen dat ze aan verandering onderhevig zijn. Daarom is deze herinnering bij een beperkt deel van de studenten aangekomen. De herinnering had wel effect: er was een duidelijke opleving in de respons waarneembaar. In totaal waren van 2045 vertrekkers van de HHS en 616 switchers van de HHS de emailadressen nog in bedrijf. Respons Zoals gemeld gaf een deel van de aangeschreven (oud-)studenten aan helemaal geen
vertrekker of switcher te zijn. Een aantal vertrekkers volgens de administratie bleek bijvoorbeeld nog te studeren. Anderen waren wel gestopt, maar met diploma. Enkele switchers gaven aan nooit van opleiding te zijn veranderd. Op grond van de administratie was het kennelijk niet helemaal mogelijk om de vertrekkers en de switchers te filteren. Ook was logischerwijs het adressenbestand in de administratie niet meer up-to-date waardoor veel brieven ‘retour afzender’ werden gestuurd. Deze aantallen zijn van het aantal verstuurde brieven afgetrokken om de geschoonde populatie te berekenen: de studenten die (zover 12
Onderzoeksopzet
bekend) behoorden tot de doelgroep en (zover bekend) een brief thuis hebben gekregen. In de voorgaande zin staat tot twee keer toe ‘zover bekend’. In werkelijkheid zal namelijk een nog veel groter deel ten onrechte een brief of zelfs helemaal geen brief hebben gekregen. Deze (oud-)studenten hebben het alleen niet gemeld. Op grond van de bekende geschoonde populatie, ligt het responspercentage op 15%. Het daadwerkelijke percentage zal dus een stukje hoger liggen. In tabel 2.1 is de dataverzameling samengevat weergegeven. Tabel 2.1
Dataverzameling Internetenquête HHS/THR HHS switchers
HHS vertrekkers
THR vertrekkers
Totaal
1047
6207
776
8030
aantal retour
4
296
35
335
aantal ten onrechte benaderd
3
71
9
83
1040
5840
732
7612
249
822
103
1174
aantal verstuurde brieven
geschoonde populatie respons1 responspercentage
24%
14%
14%
15%
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
Overigens blijkt uit een non-respons analyse in de Studentenmonitor 2002 dat 17% van de studenten die niet hebben gerespondeerd geen enquête hebben ontvangen of ten onrechte zijn aangeschreven. Als de populatie van de vertrekkers en switchers met dat percentage wordt geschoond, komt de respons uit op 21%. Respons naar opleiding In tabel 2.2 geven we de respons per opleiding weer. Het gaat daarbij om de laatste opleiding
die studenten volgden voor dat ze stopten of switchten. Sommige studenten stoppen of switchen meer dan eens. In dat geval gaat het om de laatste keer dat ze een opleiding zonder diploma afbraken.
1
Van deze respondenten gaf een deel aan ten onrechte te zijn benaderd. Deze (oud-)studenten hebben de vragenlijst dus wel ingevuld, maar behoren niet tot de doelgroep. Anderen hebben slechts een beperkt deel van de vragenlijst beantwoord. Om de dataset zo zuiver mogelijk te houden, zijn beide groepen hieruit verwijderd. In totaal gaat het om 24 switchers van de HHS en 65 respectievelijk 20 vertrekkers van de HHS en de THR. 13
Stoppen of doorgaan
Tabel 2.2
Respons Internetenquête HHS/THR per opleiding aantal respondenten en responspercentage
Opleiding 34040 Sport en Bewegen 34089 Human Technology 34092 Communication and Multimedia Design 34263 Bouwkunde 34267 Elektrotechniek 34268 Technische Natuurkunde 34275 Chemische Technologie 34279 Civiele Techniek 34280 Werktuigbouwkunde 34289 Informatica en Informatiekunde 34389 Industrieel Productontwerpen 34401 Bedrijfseconomie 34402 Commerciële Economie 34404 Bedrijfskundige Informatica 34405 Communicatie 34406 Accountancy 34409 Fiscale Economie 34419 Hogere Europese Beroepen Opleiding 34421 Technische Bedrijfskunde 34422 Small Business & Retail Management 34435 Opleiding voor Management, Economie en Recht 34464 Bestuurskunde / Overheidsmanagement 34475 Technische Informatica / CTIS 34479 Informatica 34500 Facility Management 34560 Opleiding tot Verpleegkundige 34565 Opl. tot Verpl. in de Maatsch. Gezondheidszorg 34567 Opleiding van Kader in de Gezondheidszorg 34579 Voeding en Diëtetiek 34584 Bewegingstechnologie 34609 Personeel en Arbeid 34610 Culturele en Maatschappelijke Vorming 34616 Maatschappelijk Werk en Dienstverlening 34617 Sociaal Pedagogische Hulpverlening 34649 Informatiedienstverlening en -management 34808 Opleiding tot Leraar Basisonderwijs 34936 International Business and Management Studies 35025 Opleiding tot Leraar Lichamelijke Oefening 35168 Bedrijfswiskunde 39205 HBO Rechten 39234 Commercieel Ingenieur 39268 Integrale Veiligheidskunde
HHS switchers 5 5 12 11 7
24%
0 1 2 28 9 30 20 2 4 15 1 14 2 10 14 6 1 1 12 3 0 0 2 0 6 2 2 7 0 5 1 0
0%
1 0 0
71% 24% 25% 26%
11% 17% 22% 33% 24% 17% 11% 11% 42% 33% 21% 100% 50% 19% 25% 13% 20% 32% 27% 0% 0% 29% 0% 21% 14% 12% 30% 0% 38% 50% 0% 20% 0% 0%
HHS vertrekkers 1 7% 1 14% 1 4% 18 17% 15 16% 1 5 11 102 33 28 37 1 12 22 4 48 3 8 55 16 2 4 54 24 8 5 12 19 26 13 25 52 12 57 15 30 13 1 5
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
14
THR vertrekkers
29 14
14%
19
15%
23
11%
9
10%
0
0%
16%
6% 13% 16% 13% 14% 10% 8% 11% 15% 12% 14% 16% 8% 11% 13% 10% 17% 7% 18% 24% 33% 25% 14% 20% 14% 19% 16% 19% 17% 13% 7% 24% 13% 10% 16%
Onderzoeksopzet
Respons naar stopjaar Zoals eerder gemeld zijn uit verschillende cohorten studenten aangeschreven om aan het
onderzoek mee te werken. Deze cohorten zijn gebaseerd op stopjaren. We definiëren het stopjaar van de student als volgt: bij switchers is het stopjaar het eerste inschrijfjaar van de nieuwe opleiding en bij vertrekkers is het stopjaar het eerste studiejaar volgende op het jaar dat een student voor het laatst ingeschreven stond. Op grond van deze definitie onderscheiden we vier stopjaren, zoals te zien in tabel 2.3. Tabel 2.3
Respons Internetenquête HHS/THR naar stopjaar aantal respondenten en responspercentage
Stopjaar
HHS switchers
HHS vertrekkers
THR vertrekkers
2001/20022
63
26%
115
10%
11
7%
2002/2003
53
22%
236
16%
31
15%
2003/2004
78
25%
196
14%
21
13%
2004/2005
47
20%
251
14%
31
15%
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
Ten slotte geven we in tabel 2.4 de respons naar geslacht weer. Respons naar geslacht Tabel 2.4 Respons Internetenquête HHS/THR naar geslacht aantal respondenten en responspercentage Geslacht
HHS switchers
HHS vertrekkers
THR vertrekkers
Mannen
124
20%
387
11%
90
14%
Vrouwen
117
29%
412
17%
4
5%
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
Weging De geënquêteerden zijn niet zonder meer als representatief te beschouwen voor alle
studenten aan de HHS/THR die met hun opleiding zijn gestopt. Daarom is het bestand met de respondenten gewogen op vier via de administratie bekende gegevens van de totale populatie: vertrekker of switcher, faculteit (‘aandachtsgebied’; zie hoofdstuk 3), geslacht en leeftijd op het moment van stoppen. De respondenten krijgen een zodanige weegfactor dat de gewogen steekproef dezelfde verdeling over de genoemde kenmerken heeft als alle studenten van de HHS/THR die zijn gestopt met hun opleiding.
2
Bij de switchers zijn ook studenten in het bestand aanwezig van voor het stopjaar 2001/2002. Deze zijn bij het stopjaar 2001/2002 gevoegd. 15
Stoppen of doorgaan
2.2 Gegevens IBG Een tweede databestand waarover we de beschikking hebben gekregen is een bestand met gegevens van de IB-Groep over de vertrekkers en –switchers van de HHS/THR. Een voordeel ten opzichte van de gegevens uit de eigen administratie van de HHS/THR is dat de IB-Groep wel onderscheid kan maken tussen een overstap naar een andere instelling in het hoger onderwijs en het helemaal stoppen met studeren in het hoger onderwijs. Ook de precieze instelling waarnaar de studenten overstappen is te destilleren uit de gegevens van de IB-Groep. Aan de IB-Groep is de volgende opdracht gegeven: Selecteer van de HHS (21ZL), THR (02NN) alle studenten die in één (of meer) van de inschrijvingjaren 1999 tot en met 2004 waren inschreven. Selecteer voor deze studenten vervolgens alle inschrijvingen die in de genoemde range liggen, ongeacht de brincode. Dit leverde een bestand op met de volgende gegevens per student: • • • • • • • • • • • • • • • • •
Geslacht Geboortedatum Inschrijvingsvorm (student/auditor/extraneus/toegelaten student) Instellingscode Studiecode Opleidingsfase Opleidingsvorm Inschrijvingsjaar Maand vanaf Maand studieresultaat Indicatie studieresultaat Geboorteland ouder 1 Geboorteland ouder 2 Geboorteland student Nationaliteit student Alle vooropleidingen uit RASP Jaar diploma behaald uit RASP
Uit geboorteland ouders kon de etniciteit van de student worden afgeleid: indien één of beide ouders in het buitenland zijn geboren is de student allochtoon. Hierbinnen is volgens de definitie van het CBS een nader onderscheid gemaakt in westers- en niet-westers allochtoon. 16
3
Vragenlijstonderzoek HHS/THR
Op basis van de uitkomsten van de enquête onder vertrekkers en switchers op de HHS/THR worden voor een belangrijk deel de twee hoofdvragen van het onderzoek beantwoord: 1. 2.
Welke patronen bestaan er in het vertrek uit opleiding en/of hogeschool. Zijn er mogelijkheden voor de hogeschool om vertrek te voorkomen?
De eerste vraag komt in elke paragraaf aan de orde. De tweede vraag wordt met name beantwoord aan de hand van de redenen die de vertrekkers en switchers aangeven om te stoppen met de opleiding en hun oordeel over de begeleiding die ze vanuit de HHS/THR hebben gekregen bij het proces van stoppen. Dit hoofdstuk is onderverdeeld in elf paragrafen. In de laatste paragraaf worden de belangrijkste conclusies die kunnen worden getrokken uit de analyses op een rij gezet. In de eerste tien paragrafen worden de twee hoofdvragen vanuit een bepaald aspect belicht. Het betreft de volgende onderdelen: -
Achtergrondkenmerken
-
Vooropleiding
-
Oriëntatie op studiekeuze
-
Twijfels en ambitie
-
Studieresultaten
-
Mening over de opleiding en het studeren aan HHS/THR
-
Voornemen om met opleiding te stoppen
-
Redenen om met opleiding te stoppen
-
Begeleiding bij het stoppen
-
Overstap en toekomst
In elk van de paragrafen worden de desbetreffende antwoorden uit de enquête weergegeven naar vertrekkers en switchers. Inclusief een onderverdeling naar de ‘aandachtsgebieden’ c.q. faculteiten van de HHS/THR. Deze lopen vrijwel parallel met de zogenaamde HOOPsectoren zoals onderscheiden door het ministerie van OCW. Bij de vertrekkers onderscheiden we er zeven, te weten: economie (N
is 300), gedrag en maatschappij (N=112), gezondheidszorg (N=65), informatica (N=116), onderwijs en sport (N=82), techniek (N=82) en studenten die studeerden aan wat voorheen THR was (N=82). Bij de switchers hebben alleen de sectoren economie (N=120), informatica (N=42) 17
Stoppen of doorgaan
en techniek (N=33) voldoende celvulling voor het maken van een aparte uitsplitsing. Het totale aantal respondenten bij de beantwoording van de vragen ligt rond de 225 switchers en 840 vertrekkers. Bij de meeste tabellen en figuren zoomen we in op een aantal doelgroepen van de HHS/THR, namelijk: allochtonen (N=242), studenten met een handicap (N=54), deeltijders (N=162), studenten met een havo-diploma (N=599) en studenten met een mbo-diploma (N=294). Uit de analyses bleek dat deze groepen in meerdere opzichten afweken van de andere (oud-)studenten.
3.1 Achtergrondkenmerken De eerste invalshoek die we kiezen om de resultaten van de enquête onder vertrekkers en switchers te beschrijven zijn de achtergrondkenmerken. In tabel 3.1 wordt de verdeling over de toestanden per HOOP-sector en voor de THR weeggegeven.
Doelgroepen uitgelicht De roots van de allochtonen in de steekproef liggen vooral in Suriname (32%) en op de Antillen (21%). Ook Turken en Marokkanen zijn met zo’n 10 procent goed vertegenwoordigd. Er zijn relatief veel vrouwen onder de allochtonen (47%). Vertrekkers en switchers met een mbo-opleiding studeren vaker in deeltijd dan gemiddeld, namelijk 25 procent om 19 procent. Ook zijn ze bovengemiddeld vaak van allochtone afkomst (31%). Degenen met een havo-opleiding studeren juist relatief weinig in deeltijd: 10 procent. Deeltijdstudenten die vertrekken of switchen zijn over het algemeen ouder en stoppen dan ook op een (veel) hogere leeftijd dan gemiddeld: 32 om 23 jaar. Het zijn relatief vaak vrouwen (45%). Vertrekkende en switchende studenten met een handicap zijn minder vaak allochtoon dan gemiddeld (16 procent) en studeren vaker in deeltijd (31 procent).
18
Vragenlijstonderzoek HHS/THR
Tabel 3.1
Achtergrondkenmerken vertrekkers/switchers naar HOOP-sector en THR Econ.
G&M
Gez.
Man
58%
26%
30%
Vrouw
42%
74%
70%
Inf.
O&S
Tech.
THR
TOT.
88%
29%
83%
98%
62%
12%
71%
17%
2%
38%
Geslacht vertrekkers
Geslacht switchers Man
51%
87%
84%
60%
Vrouw
49%
13%
16%
40%
Opl. ouders vertrekkers Basisonderwijs
5%
4%
7%
4%
14%
5%
6%
6%
Lbo/mavo
19%
28%
20%
14%
21%
5%
26%
19%
Havo/vwo/mbo
34%
35%
28%
38%
29%
40%
36%
34%
Hbo
23%
22%
24%
25%
27%
33%
19%
24%
Universiteit
20%
11%
21%
19%
10%
17%
14%
17%
Opleiding ouders switchers Basisonderwijs
14%
0%
6%
10%
Lbo/mavo
22%
21%
13%
21%
Havo/vwo/mbo
34%
48%
21%
35%
Hbo
15%
14%
32%
18%
Universiteit
15%
16%
28%
16%
Etniciteit vertrekkers Autochtoon
74%
78%
90%
82%
83%
82%
94%
80%
Allochtoon
26%
22%
10%
18%
17%
18%
6%
20%
Etniciteit switchers Autochtoon
59%
65%
67%
61%
Allochtoon
41%
35%
33%
39%
School in G4 vertrekkers School niet in G4
64%
53%
63%
59%
55%
67%
60%
61%
School wel in G4
36%
47%
37%
41%
45%
37%
40%
39%
School in G4 switchers School niet in G4
55%
69%
66%
60%
School wel in G4
45%
31%
34%
40%
Handicap vertrekkers Geen handicap
95%
93%
86%
94%
89%
98%
96%
94%
Wel handicap
5%
7%
14%
6%
11%
2%
4%
6%
Handicap switchers Geen handicap
97%
97%
88%
96%
Wel handicap
3%
3%
12%
4%
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
19
Stoppen of doorgaan
In tabel 3.1 zien we dat vertrekkers en switchers op een paar achtergrondkenmerken verschillen. De ouders van de vertrekkers zijn over het algemeen iets hoger opgeleid. Bovendien zijn switchers opvallend veel vaker van allochtone komaf. Veel van de verschillen tussen de HOOP-sectoren zijn terug te voeren op samenstellingverschillen. Er zijn bijvoorbeeld meer vrouwen die een opleiding ‘gedrag en maatschappij’ doen en meer mannen die een opleiding techniek volgen. Met als gevolg dat er relatief veel vrouwelijke vertrekkers zijn bij ‘gedrag en maatschappij’ en veel mannelijke vertrekkers en switchers bij ‘techniek’.
3.2 Vooropleiding Wat de vooropleiding betreft zijn er nauwelijks verschillen tussen vertrekkers en switchers; zie tabel 3.2. Wel zijn switchers vaker afkomstig van de havo en zijn er relatief meer mbo’ers onder de vertrekkers. Maar deze verschillen zijn niet groot. Tussen de HOOP-sectoren zijn geen noemenswaardige verschillen naar deze kenmerken. Als we de cijfers in Tabel 3.1 en Tabel 3.2 over de (gewogen) steekproef vergelijken met de cijfers over alle vertrekkers en switchers van de HHS/THR (zoals verkregen van de IBgroep), dan valt op dat deze heel goed overeenkomen. Het enige grotere verschil is dat in de steekproef de (oud-)studenten met een mbo-vooropleiding licht zijn oververtegenwoordigd. Het percentage is in werkelijkheid 25 procent bij de vertrekkers en 18 procent bij de switchers. Vergeleken met de landelijke cijfers over alle hbo-studenten zijn bij (de vertrekkers en switchers van) de HHS/THR mannen en allochtonen oververtegenwoordigd. Logisch gezien het aanbod van de opleidingen en de ligging in de Randstad.
20
Vragenlijstonderzoek HHS/THR
Tabel 3.2
Vooropleiding vertrekkers/switchers naar HOOP-sector en THR Econ.
G&M
Gez.
Havo
53%
49%
42%
Vwo
11%
5%
Mbo
29%
Buitenlands diploma
Inf.
O&S
Tech.
THR
TOT.
47%
43%
47%
43%
48%
18%
12%
11%
15%
7%
11%
35%
35%
35%
35%
33%
40%
33%
3%
0%
2%
2%
3%
2%
4%
3%
Toelatingsexamen
4%
9%
2%
4%
8%
2%
2%
4%
Anders
0%
2%
0%
0%
0%
0%
3%
1%
Vooropleiding vertrekkers
Vooropleiding switchers Havo
64%
58%
58%
60%
Vwo
7%
8%
21%
9%
Mbo
28%
28%
14%
26%
Buitenlands diploma
1%
3%
3%
3%
Toelatingsexamen
1%
3%
3%
1%
Anders
0%
0%
0%
0%
Eindexamen vertrekkers Gemiddeld cijfer
7,1
7,2
7,2
7,1
7,2
7,2
7,1
7,1
Eindexamen switchers Gemiddeld cijfer
7,0
7,1
7,2
7,0
Blijven zitten vertrekkers Nooit blijven zitten
59%
59%
63%
59%
51%
55%
49%
57%
Wel eens blijven zitten
41%
41%
37%
41%
49%
45%
51%
43%
Blijven zitten switchers Nooit blijven zitten
63%
53%
51%
59%
Wel eens blijven zitten
37%
47%
49%
41%
Eerder ho vertrekkers Niet eerder ho
83%
89%
82%
75%
73%
87%
74%
81%
Wel eerder ho
17%
11%
18%
25%
27%
13%
26%
19%
Eerder ho switchers Niet eerder ho
88%
83%
69%
85%
Wel eerder ho
12%
17%
31%
15%
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
3.3 Oriëntatie op studiekeuze Veel vertrekkers en switchers bereiden zich op de opleiding voor door de open dag van de HHS/THR te bezoeken en/of een brochure van de HHS/THR te bestuderen. Beide activiteiten worden door ongeveer tweederde van de vertrekkers en de switchers ondernomen. Ook de website van de HHS/THR wordt vaak bezocht ter voorbereiding –
21
Stoppen of doorgaan
door ongeveer de helft van de vertrekkers en de switchers. Opvallend is dat vertrekkers zich beter voorbereiden op hun opleiding dan hun switchers. Vrijwel elk van de in tabel 3.3 weergegeven activiteiten ter voorbereiding worden vaker ondernomen door vertrekkers dan door switchers. Vertrekkers haken dan ook minder vaak af vanwege een gebrekkige voorbereiding; zie paragraaf 3.8. Ook tussen HOOP-sectoren zijn verschillen waarneembaar. Informatica-studenten bereiden zich over het algemeen relatief goed voor en studenten met een ‘gedrag en maatschappij’opleiding juist minder goed. Tabel 3.3
Voorbereiding vertrekkers/switchers naar HOOP-sector en THR
Open dag HHS/THR Bezocht vertrekkers Bezocht switchers Open dag andere instelling Bezocht vertrekkers Bezocht switchers Website HHS/THR Bezocht vertrekkers Bezocht switchers Brochures HHS/THR Bestudeerd vertrekkers Bestudeerd switchers Studie/beroepskeuzeadvis eur of –test Gesproken/gedaan vertrekkers Gesproken/gedaan switchers Decaan/docent vorige opl. Gesproken vertrekkers Gesproken switchers Mensen uit beroepsveld Gesproken vertrekkers Gesproken switchers Studenten die opl. volgen Gesproken vertrekkers Gesproken switchers Familie of vrienden Gesproken vertrekkers Gesproken switchers Proefstuderen HHS/THR Meegedaan vertrekkers Meegedaan switchers
22
Econ.
G&M
Gez.
62% 59%
60%
59%
13% 13%
14%
55% 39%
Inf.
O&S
Tech.
THR
TOT.
79% 65%
69%
70% 58%
73%
67% 61%
15%
19% 15%
14%
19% 16%
28%
16% 13%
40%
50%
68% 53%
34%
40% 46%
46%
51% 44%
72% 62%
60%
67%
75% 69%
65%
62% 67%
70%
69% 65%
24% 14%
13%
13%
24% 14%
12%
12% 32%
24%
20% 18%
20% 19%
14%
23%
22% 11%
28%
19% 25%
23%
21% 19%
14% 10%
23%
19%
18% 10%
42%
23% 14%
6%
18% 12%
27% 18%
28%
32%
24% 31%
34%
17% 27%
32%
27% 24%
43% 29%
37%
32%
36% 38%
56%
37% 43%
26%
39% 36%
6% 9%
4%
4%
4% 9%
2%
3% 6%
5%
5% 7%
Vragenlijstonderzoek HHS/THR
Proefstuderen andere inst. Meegedaan vertrekkers Meegedaan switchers Meeloopdag HHS/THR Meegedaan vertrekkers Meegedaan switchers Meeloopdag andere inst. Meegedaan vertrekkers Meegedaan switchers Intakegesprek deze opl. Meegedaan vertrekkers Meegedaan switchers Bijspijkercursus Gevolgd vertrekkers Gevolgd switchers Andere voorbereiding Wel vertrekkers Wel switchers Nauwelijks voorbereid Wel vertrekkers Wel switchers Verschillende voorber. Gemiddeld aantal vertrekkers Gemiddeld aantal switchers
2% 0%
2%
1%
2% 3%
1%
2% 0%
1%
2% 1%
8% 7%
6%
13%
9% 20%
14%
14% 6%
11%
10% 11%
1% 0%
1%
4%
0% 0%
2%
1% 0%
1%
1% 0%
16% 7%
2%
0%
10% 2%
2%
7% 0%
12%
10% 5%
3% 2%
1%
5%
3% 3%
0%
5% 6%
18%
4% 2%
11% 11%
7%
9%
8% 7%
14%
17% 10%
9%
10% 11%
6% 12%
8%
11%
3% 9%
5%
10% 12%
12%
7% 10%
3,8 3,1
3,3
3,6
3,9 3,5
3,9
3,8 3,5
3,9
3,8 3,3
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
Doelgroepen uitgelicht Allochtonen bereiden zich minder goed voor. Zo bezoekt 55 procent van hen de open dag, in verhouding een laag percentage. Hetzelfde geldt voor deeltijders.
3.4 Twijfels en ambitie Het is zeker niet zo, dat de meeste vertrekkers en switchers voorafgaande aan hun studie sterk hebben getwijfeld over hun opleidingskeuze. Van de switchers geeft 20 procent aan (zeer) sterk te hebben getwijfeld en van de vertrekkers zelfs maar 11 procent. De keuze voor de opleiding is door het gros van de vertrekkers en switchers dan ook niet op het laatste moment genomen. Ongeveer twee derde meldde zich al tenminste 3 maanden voor aanvang van de studie aan. Ook uit de ambitie voorafgaande aan de opleiding blijkt niet dat de studenten zouden afhaken. Ongeveer 80 procent van de vertrekkers en de switchers wilden bij inschrijving hun einddiploma halen. Het voornaamste verschil tussen de vertrekkers en
23
Stoppen of doorgaan
de switchers is de beschreven mate van twijfel. Vertrekkers hebben minder getwijfeld over de opleidingskeuze. Tabel 3.4
Twijfel en ambitie vertrekkers/switchers naar HOOP-sector en THR
In hoeverre getwijfeld over keuze vertrekkers 1 Helemaal niet 2 3 4 5 Zeer sterk In hoeverre getwijfeld over keuze switchers Helemaal niet 2 3 4 Zeer sterk Hoe lang voor de start aangemeld vertrekkers Meer dan 9 maanden 6 – 9 maanden 3 – 6 maanden 1 – 3 maanden Minder dan 1 maand Na begin van opleiding Hoe lang voor de start aangemeld switchers Meer dan 9 maanden 6 – 9 maanden 3 – 6 maanden 1 – 3 maanden Minder dan 1 maand Na begin van opleiding Plan vooraf vertrekkers Einddiploma behalen Alleen propedeuse behalen Keuzemodulen/deelcursus Geen duidelijk doel Plan vooraf switchers Einddiploma behalen Alleen propedeuse behalen Keuzemodulen/deelcursus Geen duidelijk doel
Econ.
G&M
32% 27% 28% 9% 4%
35% 27% 25% 11% 1%
Gez.
39% 24% 22% 13% 2%
16% 22% 42% 13% 8%
16% 16% 28% 30% 8% 2%
78% 5% 1% 15%
34% 34% 24% 6% 2%
O&S
Tech.
THR
TOT.
40% 31% 18% 8% 4%
24% 33% 35% 5% 3%
36% 45% 12% 6% 1%
33% 31% 25% 8% 3%
24% 42% 16% 14% 4%
24% 22% 31% 18% 5% 0%
28% 19% 32% 15% 5% 2%
14% 21% 35% 22% 7% 2% 75% 12% 0% 12%
Inf.
15% 20% 35% 27% 2% 1%
21% 26% 34% 10% 9%
26% 19% 26% 26% 4% 0%
20% 12% 30% 28% 10% 0% 72% 13% 2% 13%
87% 3% 0% 10%
87% 3% 1% 9% 80% 5% 4% 11%
19% 18% 20% 31% 7% 5%
22% 30% 21% 22% 3% 3%
18% 14% 30% 21% 12% 4% 91% 2% 0% 6%
70% 10% 5% 16% 83% 3% 0% 14%
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
24
20% 28% 33% 12% 8%
19% 19% 28% 26% 6% 2%
16% 19% 31% 21% 10% 2% 89% 6% 0% 5%
80% 9% 1% 11% 79% 5% 2% 14%
Vragenlijstonderzoek HHS/THR
Vertrekkers en switchers van de THR en een ‘onderwijs en sport’-opleiding kennen de minste twijfel, schrijven zich het eerste in en zijn vooraf het meest ambitieus.
Doelgroepen uitgelicht Mbo’ers hebben nog minder dan gemiddeld getwijfeld over hun studiekeuze. Van de vertrekkers geeft 7 procent aan (zeer) sterk te hebben getwijfeld en van de switchers 9 procent. Voor deeltijders geldt nagenoeg hetzelfde. Havisten kenden juist meer twijfel: 15 procent van de vertrekkers en 24 procent van de switchers heeft (zeer) sterk getwijfeld. Ook zijn mbo’ers nog vaster van plan hun einddiploma te gaan halen: 89 procent van de vertrekkers en 87 procent van switchers. Dat zien we ook bij deeltijders. Bij de havisten is het doel vooraf onduidelijker. Weliswaar geeft 73 procent van de vertrekkers en 74 procent van de switchers aan van plan te zijn geweest het einddiploma te halen, maar respectievelijk 13 en 20 procent zegt geen duidelijk doel te hebben gehad bij aanvang van de opleiding.
3.5 Studieresultaten In de tijd dat de vertrekkers hebben gestudeerd aan de HHS/THR halen ze betere resultaten dan de switchers (tabel 3.5). Ze hebben minder vaak een bindend negatief studieadvies gekregen en vaker een propedeuse of zelfs meer studiepunten gehaald. De studieresultaten van de vertrekkers bij ‘gedrag en maatschappij’ zijn relatief goed. Slechts 12 procent heeft een bindend negatief studieadvies gekregen en 42 procent tenminste de propedeuse. Opvallend is dat de vertrekkers van de THR erg vaak een bindend negatief studieadvies hebben gehad – 42 procent – maar relatief zeker niet weinig studiepunten hebben behaald – de helft heeft tenminste tweederde van de studiepunten.
Doelgroepen uitgelicht Havisten krijgen vaker dan gemiddeld een bindend negatief studieadvies: 28 procent van de vertrekkers en 35 procent van de switchers. Ook studenten met een handicap moeten vaker met hun opleiding stoppen: 35 procent (van vertrekkers en switchers samen) krijgt een bindend negatief studieadvies. Voor deeltijders geldt het tegenovergestelde: slechts 6 procent van de vertrekkers en 23 procent van de switchers krijgt een dergelijk studieadvies.
25
Stoppen of doorgaan
Tabel 3.5
Studieresultaten vertrekkers/switchers naar HOOP-sector en THR Econ.
G&M
Gez.
Inf.
O&S
Tech.
Bindend neg. studieadvies Gekregen vertrekkers 25% 12% 16% 18% 28% 20% Gekregen switchers 41% 21% 17% Resultaten vertrekkers Geen studiepunten 13% 14% 6% 13% 9% 5% Minder dan de helft 33% 24% 46% 25% 37% 31% Tussen de helft en tweederde 12% 3% 10% 13% 13% 15% Tweederde punten 14% 17% 19% 20% 26% 18% Propedeuse 20% 22% 11% 11% 8% 11% De propedeuse plus extra 8% 20% 8% 18% 7% 20% Resultaten switchers Geen studiepunten 9% 6% 3% Minder dan de helft 36% 24% 38% Tussen de helft en tweederde 23% 26% 17% Tweederde punten 21% 25% 20% Propedeuse 5% 14% 9% De propedeuse plus extra 6% 7% 13% Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
THR
TOT.
42%
24% 32%
6% 24% 21% 20% 9% 21%
11% 30% 13% 18% 15% 13% 8% 33% 22% 21% 8% 8%
3.6 Mening over opleiding en studeren De vertrekkers en switchers zijn niet positief over de opleiding en zichzelf (tabel 3.6a). Het gaat dan ook om studenten die met hun opleiding zijn gestopt. Alleen de medestudenten, docenten en de eigen geschiktheid worden door zowel de vertrekkers als de switchers met een (kleine) voldoende beoordeeld. Het minst zijn de studenten te spreken over de organisatie, het geschetste beeld tijdens de voorlichting en de begeleiding door mentoren. Gemiddeld hebben de vertrekkers en de switchers hier minder dan een 5 voor over. Vertrekkers zijn over de hele linie positiever dan switchers, met name wat betreft de eigen geschiktheid. De vertrekkers met een opleiding gezondheid zijn over vrijwel alles positiever dan de gemiddelde vertrekker. Het tegenovergestelde geldt voor de vertrekkers en switchers met een opleiding informatica: zij geven juist lagere rapportcijfers. Opvallend is verder dat de ‘onderwijs en sport’-vertrekkers erg hoge punten geven voor de informatie over de beroepsmogelijkheden tijdens de voorlichting – die zijn uiteraard ook vrij duidelijk bij een onderwijsopleiding – en hun medestudenten. Beide krijgen gemiddeld een kleine 8. Ook hun eigen inzet beoordelen ze met een punt meer dan gemiddeld (een 6,9). Vertrekkers van de THR hebben bijna anderhalf punt meer over voor de organisatie (5,7) dan vertrekkers van wat vroeger de HHS was.
26
Vragenlijstonderzoek HHS/THR
Tabel 3.6a
Mening over opleiding en studeren Econ.
G&M
Gez.
Inf.
O&S
Tech.
THR
TOT.
Rapportcijfer vertrekkers
4,8
4,8
4,8
4,2
5,2
4,6
4,9
4,7
Rapportcijfer switchers
4,2
Beeld voorlichting 3,8
4,4
4,2
Info beroepsmogel. voorl. Rapportcijfer vertrekkers
5,7
Rapportcijfer switchers
5,4
6,2
5,5
5,0
7,8
5,0
5,5
5,6
5,2
5,8 5,4
Begeleiding docent Rapportcijfer vertrekkers
5,3
Rapportcijfer switchers
5,0
5,6
6,0
4,4
5,1
5,0
5,1
5,7
4,7
5,3 5,1
Begeleiding mentor Rapportcijfer vertrekkers
4,7
Rapportcijfer switchers
4,5
4,4
5,1
4,7
5,0
5,6
5,1
5,4
4,7
4,8 4,7
Docent Rapportcijfer vertrekkers
5,0
Rapportcijfer switchers
5,6
5,8
6,9
5,2
6,0
5,2
6,1
6,1
5,8
5,9 5,6
Medestudenten Rapportcijfer vertrekkers
6,6
Rapportcijfer switchers
6,5
7,3
7,1
6,3
7,7
6,2
6,7
6,8
6,7
6,8 6,4
Manier van toetsen Rapportcijfer vertrekkers
5,5
Rapportcijfer switchers
5,3
5,5
5,8
5,0
5,6
4,8
4,8
6,2
5,3
5,5 5,3
Organisatie Rapportcijfer vertrekkers
4,4
Rapportcijfer switchers
4,5
3,7
5,0
3,7
3,7
3,9
4,1
5,7
4,1
4,3 4,2
Eigen inzet Rapportcijfer vertrekkers
5,7
Rapportcijfer switchers
5,0
6,2
6,6
5,7
6,9
5,8
5,3
5,7
5,1
5,9 5,3
Eigen geschiktheid Rapportcijfer vertrekkers
6,9
Rapportcijfer switchers
5,1
7,1
7,0
6,5
7,2
5,7
7,0 6,3
6,1
6,8 5,6
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
Doelgroepen uitgelicht Over het algemeen zijn mbo’ers wat meer tevreden - ongeveer een half punt - over bovenstaande zaken dan vertrekkers en switchers met een andere vooropleiding. Ook deeltijders zijn positiever, behalve over de begeleiding door mentoren. Die wordt door deeltijders juist minder gewaardeerd. Havisten zijn minder positief dan anderen over de info over de beroepsmogelijkheden tijdens de voorlichting, de begeleiding door mentoren en hun eigen inzet.
27
Stoppen of doorgaan
Allochtonen zijn minder tevreden dan autochtonen over een aantal zaken, namelijk over de info over de beroepsmogelijkheden tijdens de voorlichting, over de (begeleiding van) docenten, hun eigen geschiktheid en vooral over hun medestudenten. Voor de medestudenten geven ze ruim een punt lager dan autochtonen. In tabel 3.6a is niet het oordeel over de werkvormen opgenomen. Deze valt namelijk niet in een rapportcijfer te vangen. De schaal heeft aan het ene uiteinde ‘1: te individueel’ en aan het andere uiteinde ’10: te veel samen’. Een gemiddelde hiervan zegt erg weinig. Daarom zien we in tabel 3.6b het integrale antwoord op deze vraag. De meeste vertrekkers en switchers geven een antwoord tussen de 6 en de 10 – 63% van de vertrekkers en 57% van de switchers. Dat houdt in dat de meeste studenten tijdens de werkvormen te veel moeten samenwerken. Dat geldt in het bijzonder voor de vertrekkers. Terwijl 7% van de vertrekkers een 1 of 2 heeft gegeven - de extremen aan de ‘te individueel’-kant -, geeft maar liefst 21% een 9 of een 10 - de extremen aan de ‘te veel samen’-kant. De vertrekkers van de THR zijn minder van mening dat de werkvormen ‘te veel samen’ zijn. Van hen geeft maar 5% een 9 of een 10. Tabel 3.6b
Mening over werkvormen Econ.
G&M
Gez.
Inf.
O&S
Tech.
Werkvormen vertrekkers 1 Te individueel 2% 1% 0% 6% 3% 2% 2 5% 3% 3% 3% 12% 4% 3 4% 3% 2% 6% 6% 6% 4 5% 2% 3% 9% 2% 2% 5 22% 19% 30% 11% 22% 13% 6 25% 23% 20% 29% 30% 28% 7 7% 7% 11% 12% 9% 7% 8 6% 13% 9% 4% 6% 17% 9 11% 11% 6% 7% 3% 4% 10 Te veel samen 13% 19% 14% 15% 7% 17% Werkvormen switchers 1 Te individueel 3% 5% 0% 2 6% 5% 6% 3 8% 12% 6% 4 9% 7% 9% 5 21% 15% 16% 6 18% 27% 34% 7 10% 7% 14% 8 12% 14% 3% 9 4% 5% 3% 10 Te veel samen 9% 3% 10% Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
28
THR
TOT.
7% 2% 8% 8% 21% 31% 15% 3% 2% 3%
3% 4% 5% 5% 19% 26% 9% 7% 8% 13% 3% 6% 8% 9% 18% 23% 10% 12% 4% 8%
Vragenlijstonderzoek HHS/THR
Een ander oordeel van de vertrekkers en switchers over de HHS/THR valt af te leiden uit of ze de HHS/THR aan anderen aan zouden raden. Uit tabel 3.6c blijkt dat de overgrote meerderheid van de switchers (83%) de HHS/THR desgevraagd aan anderen aanraadt. Ze volgen niet voor niets nog steeds een opleiding aan de HHS/THR. Bij de vertrekkers is deze vraag alleen gesteld aan degenen die niet meer in het hoger onderwijs studeren. Van hen geeft een substantieel kleiner deel dan bij de switchers, maar nog steeds een ruime meerderheid een bevestigend antwoord op de vraag: 61 procent van de vertrekkers zou aan anderen de HHS/THR aanraden. Er is de gelegenheid geboden de eigen positie toe te lichten. Hieruit kwamen duidelijke toelichtingen waarom men de HHS/THR zou aanraden aan anderen: ‘Ik wil nog een complimentje geven voor het mooie schoolgebouw, de hele goede en overzichtelijke bibliotheek en jullie computer beleid. Met die ZIP-disks ging het echt super goed. Jammer dat ze dat niet hebben op mijn huidige school.’ ‘De opleiding was erg leuk en interessant om te doen, ik raad het ook nog steeds aan bij andere mensen, en vind het nog steeds heel jammer dat ik het niet gered heb!’ Slechts 30 procent van de vertrekkers van een opleiding ‘onderwijs en sport’ zou aan anderen aanraden een opleiding aan de HHS/THR te volgen. Bij de vertrekkers van de THR ligt dit percentage met 79 procent juist bijzonder hoog. Tabel 3.6c
Zou je anderen aanraden een opleiding aan de HHS/THR te gaan volgen? Econ.
G&M
Ja, vertrekkers (niet in ho)
65%
56%
Ja, switchers
85%
Gez.
Inf.
O&S
Tech.
THR
TOT.
30%
57%
79%
61%
Aanraden HHS/THR 67%
52% 85%
73%
83%
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
3.7 Voornemen om met opleiding te stoppen Het laatste studiejaar voor de omzwaai of het vertrek heeft het overgrote deel van de vertrekkers (86%) en switchers (80%) nog wel degelijk lessen en/of werkgroepen gevolgd. Circa 60 procent van de vertrekkers en switchers heeft in deze laatste periode getwijfeld over het stoppen van de opleiding. Gemiddeld begon die twijfel ongeveer 4 maanden voor het stoppen. Ook op het moment van stoppen waren de vertrekkers en switchers nog niet zekere van hun keuze. Van de vertrekkers twijfelde op dat moment in totaal 40 procent over de opleidingskeuze of over überhaupt verder studeren. Bij de switchers ligt dit percentage met 61 procent nog veel hoger, van wie ruim de helft twijfelde over de opleidingskeuze.
29
Stoppen of doorgaan
Tussen de HOOP-sectoren zijn geen grote verschillen waarneembaar in de inzet in het laatste studiejaar, de twijfel voorafgaande het stoppen en de twijfel op het moment van stoppen zelf. Tabel 3.7
Voornemen om met opleiding te stoppen Econ.
G&M
Gez.
Inf.
O&S
Tech.
THR
TOT.
2%
1%
0%
2%
3%
1%
7%
3%
Niet echt
11%
17%
12%
16%
7%
9%
12%
12%
Ja
87%
82%
88%
82%
91%
89%
81%
86%
Laatste jaar daadwerkelijk opl. gevolgd vertrekkers Nee
Laatste jaar daadwerkelijk opl. gevolgd switchers Nee
6%
2%
7%
4%
Niet echt
20%
10%
14%
16%
Ja
74%
88%
79%
80%
Eerst getwijfeld over voortzetten opleiding Ja, vertrekkers
61%
Ja, switchers
60%
64%
73%
64%
65%
58%
70%
65%
54%
64% 58%
Begin twijfels Maanden voor stoppen st.
3,8
Maanden voor stoppen sw.
3,7
3,5
3,2
4,2
3,3
4,5
4,3
4,1
5,0
3,9 4,1
Op moment besluit vertrek. Wilde niet stoppen, het moest
24%
20%
29%
23%
40%
9%
32%
25%
Twijfels over blijven studeren
11%
23%
11%
13%
18%
21%
21%
15%
Twijfels over opleidingskeuze
26%
22%
30%
29%
22%
27%
19%
25%
Wist zeker: stoppen studeren
12%
15%
8%
13%
9%
8%
15%
12%
Wist zeker welke andere opl.
26%
21%
23%
22%
11%
34%
13%
23%
Op moment besluit switch. Wilde niet stoppen, het moest
14%
18%
21%
15%
Twijfels over blijven studeren
10%
3%
6%
8%
Twijfels over opleidingskeuze
50%
59%
55%
53%
Wist zeker welke andere opl.
25%
20%
17%
25%
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
Doelgroepen uitgelicht Allochtonen hebben minder vaak getwijfeld over het voortzetten van hun opleiding: 58 procent van de vertrekkers en 47 procent van de switchers heeft twijfels gekend.
30
Vragenlijstonderzoek HHS/THR
Het proces van twijfel heeft bij deeltijders minder lang geduurd: 3 maanden bij vertrekkers en 2 en een halve maand bij switchers. Studenten met een handicap hebben juist langer getwijfeld: gemiddeld - over vertrekkers en switchers samen - zo’n 5 maanden.
3.8 Redenen om met opleiding te stoppen Ruim 20 procent van de vertrekkers en de switchers geeft aan dat een bindend negatief studieadvies een reden is geweest om de opleiding te beëindigen (tabel 3.8a). Een nog groter deel geeft aan dat een niet bindend negatief studieadvies een rol heeft gespeeld. Daarmee worden deze redenen – vooral door switchers – relatief vaak genoemd. Dat de vertrekkers van de THR deze reden vaak opgeven is niet verbazingwekkend. Ze hebben ook vaker een negatief studieadvies gekregen; zie tabel 3.5. Vertrekkers van een opleiding ‘gedrag en maatschappij’ hebben juist minder vaak een bindend negatief studieadvies gehad en noemen deze reden ook relatief weinig. De vertrekkers van de THR geven relatief weinig aan te zijn gestopt vanwege een niet bindend negatief studieadvies. Tabel 3.8a
Redenen om met opleiding te stoppen: studieadvies Econ.
G&M
Reden vertrekkers
22%
11%
Reden switchers
27%
Gez.
Inf.
O&S
Tech.
THR
TOT.
29%
16%
32%
21%
Bindend neg. studieadvies 13%
17% 20%
20%
24%
Niet bind. neg. studieadv. Reden vertrekkers
27%
Reden switchers
40%
26%
23%
28% 33%
28%
16% 26%
10%
24% 36%
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
De eerste vier stopredenen rond de studiekeuze hebben te maken met een gebrekkige voorbereiding en voorlichting. Deze worden vooral genoemd door de switchers. Dat geldt met name voor de antwoordcategorieën ‘niet goed nagedacht of de opleiding bij me paste’ en ‘wist niet goed wat ik wilde’. De vertrekkers wilden vaker dan de switchers alleen de propedeuse halen. Veel van deze vertrekkers zijn overgestapt naar de universiteit. Ook geven vertrekkers vaker dan switchers aan studeren op zich niet leuk te vinden. Het gros van deze vertrekkers is dan ook (tijdelijk) gestopt met studeren. Weinig vertrekkers van een opleiding ‘onderwijs en sport’ stopt met de opleiding vanwege een achteraf verkeerd beeld van de beroepsmogelijkheden. Zoals eerder geconcludeerd bij tabel 3.6a is dat niet vreemd vanwege het duidelijke carrièreperspectief van een onderwijsopleiding. Blijkens het lage percentage van de vertrekkers van een opleiding ‘onderwijs en 31
Stoppen of doorgaan
sport’ dat stopte om alleen de propedeuse te kunnen halen (2%), is deze opleiding ook geen gebruikelijke opstap voor een andere opleiding aan bijvoorbeeld de universiteit. Tabel 3.8b
Redenen om met opleiding te stoppen: studiekeuze Econ.
G&M
Gez.
13% 12%
16%
16%
20% 43%
16%
10% 19%
Inf.
O&S
Tech.
THR
TOT.
18% 12%
4%
12% 12%
12%
14% 14%
11%
15% 35%
14%
21% 35%
18%
18% 39%
12%
17%
11% 24%
10%
15% 20%
11%
11% 20%
22% 34%
20%
25%
20% 24%
11%
19% 23%
19%
20% 31%
15% 3%
18%
6%
5% 4%
2%
14% 0%
5%
11% 3%
7% 6%
10%
2%
7% 0%
6%
5% 9%
14%
8% 4%
Geen goed beeld beroepsmogelijkheden Reden vertrekkers Reden switchers Niet goed nagedacht of opl. bij me past Reden vertrekkers Reden switchers Niet goed nagedacht of beroepsveld bij me past Reden vertrekkers Reden switchers Wist niet goed wat ik wilde Reden vertrekkers Reden switchers Wilde alleen prop. halen Reden vertrekkers Reden switchers Studeren op zich niet leuk Reden vertrekkers Reden switchers
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
Wat betreft de stopredenen omtrent inhoud en uitdaging (tabel 3.8c) valt het volgende op: de redenen aangaande de inhoud worden vaker genoemd door de switchers en de redenen aangaande de uitdaging vaker door vertrekkers. De switchers geven vooral vaak aan te zijn gestopt, omdat de opleiding niet boeide (43%) of omdat ze een andere opleiding interessanter vonden (38%). Door zowel de vertrekkers als de switchers wordt de onderwijsmethode (werkvormen) relatief vaak genoemd als reden om de opleiding te beëindigen. Zoals we zagen in tabel 3.6b vinden ze vooral dat ze te veel samen moeten werken met medestudenten. Vertrekkers van een ‘onderwijs en sport’-opleiding stoppen veel minder vaak dan gemiddeld omdat ze de opleiding niet boeiend vinden (12%), of te theoretisch (4%). Daarentegen zegt een groot deel van de vertrekkers en switchers van een informaticaopleiding (38%, respectievelijk 57%!) te zijn gestopt omdat de opleiding niet boeide. Vertrekkers van de THR stoppen relatief vaak omdat ze specifieke vakken te lastig vonden (33%) of de hele opleiding te theoretisch (31%).
32
Vragenlijstonderzoek HHS/THR
Tabel 3.8c
Redenen om met opleiding te stoppen: inhoud/uitdaging
Opleiding boeide niet Reden vertrekkers Reden switchers Specifieke vakken te lastig Reden vertrekkers Reden switchers Hele opleiding te moeilijk Reden vertrekkers Reden switchers Opl. te praktijkgericht Reden vertrekkers Reden switchers Opleiding te makkelijk Reden vertrekkers Reden switchers Opleiding te theoretisch Reden vertrekkers Reden switchers Andere opl. interessanter Reden vertrekkers Reden switchers Opleiding te breed Reden vertrekkers Reden switchers Weinig diepgang opleiding Reden vertrekkers Reden switchers Onvold. mogelijkh. studieonderdelen te kiezen Reden vertrekkers Reden switchers Moeite Nederlandse taal Reden vertrekkers Reden switchers Onderwijsmeth. beviel niet Reden vertrekkers Reden switchers Onvoldoende samenhang theorie-praktijk Reden vertrekkers Reden switchers
Econ.
G&M
Gez.
25% 40%
23%
22%
17% 26%
11%
8% 14%
Inf.
O&S
Tech.
THR
TOT.
38% 57%
12%
32% 34%
21%
26% 43%
23%
16% 18%
21%
18% 13%
33%
19% 21%
3%
8%
5% 17%
4%
2% 9%
10%
6% 13%
3% 1%
7%
5%
4% 4%
3%
8% 0%
2%
4% 2%
12% 2%
13%
12%
10% 7%
10%
9% 4%
4%
11% 5%
14% 24%
16%
6%
23% 5%
4%
12% 13%
31%
16% 18%
21% 33%
19%
25%
14% 44%
12%
27% 35%
11%
18% 38%
17% 11%
13%
7%
10% 4%
6%
6% 6%
3%
11% 8%
18% 11%
18%
14%
23% 18%
11%
16% 3%
10%
17% 14%
8% 5%
5%
7%
9% 6%
4%
8% 6%
7%
7% 5%
1% 2%
1%
3%
0% 3%
4%
0% 9%
0%
1% 3%
32% 23%
27%
23%
37% 28%
28%
44% 32%
28%
32% 25%
13% 12%
19%
13%
23% 20%
16%
12% 6%
15%
16% 13%
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
33
Stoppen of doorgaan
De onbevredigende contacten met docenten, de sfeer op de opleiding, het niet thuis voelen tussen medestudenten en de organisatie van het onderwijs speelde relatief een grote rol bij de beslissing om met de opleiding te stoppen (tabel 3.8d). Ongeveer een kwart tot een derde van de vertrekkers en de switchers geven deze redenen aan. Opnieuw wijken de vertrekkers van een opleiding ‘onderwijs en sport’ in een paar opzichten af van de gemiddelde vertrekker. Zo stoppen ze veel minder vaak met hun opleiding omdat het werken in projecten niet bevalt (5%). Vertrekkers van een opleiding gezondheidszorg en de THR stoppen relatief weinig omdat ze de organisatie van het onderwijs slecht vinden. Het tegenovergestelde geldt voor de vertrekkers en switchers van een informaticaopleiding. Hun negatieve oordeel over de organisatie (zie tabel 3.5a) leidt (mede) tot het beëindigen van hun opleiding. Tabel 3.8d
Redenen om met opleiding te stoppen: docenten/studenten/organisatie Econ.
G&M
Reden vertrekkers
26%
24%
Reden switchers
23%
Gez.
Inf.
O&S
Tech.
THR
TOT.
26%
31%
21%
26%
Contacten met docenten onbevredigend 19%
31% 26%
34%
25%
Sfeer sprak niet aan Reden vertrekkers
25%
Reden switchers
29%
24%
16%
29%
23%
38%
30%
20%
27%
25% 32%
Werken in projecten beviel niet Reden vertrekkers
18%
Reden switchers
17%
17%
13%
21%
5%
13%
27%
10%
10%
17% 15%
Voelde me niet thuis tussen medestudenten Reden vertrekkers
25%
Reden switchers
20%
20%
14%
15%
13%
34%
27%
19%
25%
22% 25%
Organisatie onderw. slecht Reden vertrekkers
33%
Reden switchers
17%
30%
20%
44% 38%
38%
38% 36%
22%
33% 25%
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
Persoonlijke redenen spelen in het algemeen een relatief kleine rol; zie tabel 3.8e. Geen van de redenen wordt door tenminste 20 procent van de vertrekkers en switchers genoemd. Logischerwijs zijn het vooral de vertrekkers – en binnen die groep vooral diegenen die in het geheel stoppen met studeren – die deze redenen aangeven.
34
Vragenlijstonderzoek HHS/THR
Tabel 3.8e
Redenen om met opleiding te stoppen: persoonlijke redenen Econ.
G&M
Reden vertrekkers
3%
3%
Reden switchers
1%
Gez.
Inf.
O&S
Tech.
THR
TOT.
4%
5%
0%
4%
Handicap hinderde me 12%
3% 3%
6%
3%
Financiële problemen Reden vertrekkers
6%
Reden switchers
4%
4%
5%
7%
10%
3%
8%
5%
3%
6% 5%
Geen goede huisvesting Reden vertrekkers
1%
Reden switchers
2%
0%
2%
1%
1%
5%
4%
3%
0%
2% 2%
Voelde niet thuis in studiestad Reden vertrekkers
7%
Reden switchers
4%
3%
6%
8%
2%
15%
2%
4%
3%
7% 3%
Kon opl. niet combineren met werk/zorgtaken Reden vertrekkers Reden switchers
17%
25%
15%
7%
22%
23%
12%
8%
6%
6%
17% 7%
Persoonlijke problemen Reden vertrekkers
17%
Reden switchers
22%
21%
10%
15%
24%
15%
16%
15%
20%
17% 19%
Kon opl. niet combineren met sociale activiteiten Reden vertrekkers
7%
Reden switchers
8%
7%
9%
8%
10%
5%
6%
10%
9%
8% 7%
Wilde liever betaalde baan Reden vertrekkers Reden switchers
17% 5%
9%
7%
9%
9%
5%
8% 3%
16%
13% 6%
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
In Figuur 3.8.1 en 3.8.2 geven we de redenen om te stoppen ook nog eens grafisch weer voor respectievelijk vertrekkers en switchers. Alleen de meest genoemde redenen komen daarin aan de orde, plus het niet kunnen combineren van de opleiding met werk- of zorgtaken. De laatste reden is toegevoegd om één van de verschillen tussen studenten met een havo- en mbo-diploma duidelijk te kunnen maken. In de figuur staat namelijk ook hoe vaak door deze doelgroepen - en door allochtonen - de verschillende stopredenen worden genoemd.
35
Stoppen of doorgaan
Figuur 3.8.1 Redenen om met opleiding te stoppen voor vertrekkers bindend negatief studieadvies niet-bindend negatief studieadvies niet goed nagedacht of opleiding bij me paste wist niet goed wat ik wilde opleiding boeide niet andere opleiding interessanter onderwijsmethode beviel niet contact met docenten onbevredigend sfeer sprak niet aan voelde me niet thuis tussen medestudenten organisatie onderwijs slecht kon opleiding niet combineren met werk/zorg 0%
10% havisten
20% mbo'ers
30% allochtonen
40%
50%
Totaal
Figuur 3.8.2 Redenen om met opleiding te stoppen voor switchers bindend negatief studieadvies niet-bindend negatief studieadvies niet goed nagedacht of opleiding bij me paste wist niet goed wat ik wilde opleiding boeide niet andere opleiding interessanter onderwijsmethode beviel niet contact met docenten onbevredigend sfeer sprak niet aan voelde me niet thuis tussen medestudenten organisatie onderwijs slecht kon opleiding niet combineren met werk/zorg 0%
10% havisten
20% mbo'ers
30% allochtonen
40% Totaal
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
36
50%
Vragenlijstonderzoek HHS/THR
Doelgroepen uitgelicht Als we kijken naar de verschillen die zich zowel bij vertrekkers als bij switchers voordoen dan zien we het volgende. Mbo’ers stoppen vaker omdat ze een niet-bindend negatief studieadvies hebben gekregen en omdat ze de opleiding niet goed konden combineren met werk- of zorgtaken. Havisten geven meer dan gemiddeld aan de verkeerde studie te hebben gekozen. Ze hebben niet goed nagedacht of de opleiding bij hen paste en wisten niet goed wat ze wilden. Ook stoppen ze vaker omdat ze de studie inhoudelijk niet interessant vonden. Wat opvalt bij allochtonen is dat degenen die vertrekken meer dan gemiddeld als reden mee hebben laten spelen dat het contact met docenten en medestudenten onbevredigend was. Uit de voorgaande tabellen komt een beeld naar boven dat er een groot aantal factoren een rol speelt in het keuzeproces een opleiding te beëindigen. Zelden is er maar één reden die een rol heeft gespeeld. Er is daarom ook gevraagd naar de belangrijkste reden waarom men is gestopt. 10% van alle respondenten heeft deze vraag niet beantwoord, misschien omdat ze niet één reden konden geven voor het stoppen. In tabel 3.8f en 3.8g wordt per reden het percentage weergegeven voor vertrekkers en switchers dat die reden als belangrijkste heeft genoemd. Een toelichting die de (oud-)studenten bij deze belangrijkste rdenen geven is te vinden op het intranet van de HHS/THR. De belangrijkste reden om met de opleiding te stoppen is voor vertrekkers het bindend studieadvies, in het bijzonder bij de THR en studenten van een opleiding ‘onderwijs en sport’. Studenten informatica noemen als belangrijkste redenen dat het beeld tijdens de voorlichting niet klopte met de werkelijkheid en dat de opleiding niet boeiend was. Vertrekkers van ‘gezondheid’ noemen veel vaker een andere opleiding interessanter. Bij economie, ‘gedrag en maatschappij’ en techniek zijn de antwoorden zeer sterk verspreid over een heleboel redenen. Hier is het moeilijker een beeld te schetsen van de belangrijkste reden. Tabel 3.8f
Belangrijkste reden om met opleiding te stoppen van vertrekkers
Studieadvies Bindend neg. studieadvies Niet bind. neg. studieadv. Studiekeuze Beeld voorl. klopte niet Geen goed beeld beroepsmogelijkheden Niet goed nagedacht of opl. bij me past Niet goed nagedacht of beroepsveld bij me past Wist niet goed wat ik wilde
Econ.
G&M
Gez.
8% 2%
4% 0%
6% 0%
8%
4%
1%
Inf.
O&S
Tech.
THR
TOT.
10% 0%
23% 1%
7% 1%
30% 0%
12% 1%
9%
14%
10%
10%
9%
9%
3%
5%
0%
0%
1%
2%
2%
5%
4%
3%
3%
4%
2%
2%
4%
1% 7%
4% 5%
5% 8%
1% 3%
7% 2%
1% 5%
4% 2%
2% 5%
37
Stoppen of doorgaan
Wilde alleen prop. halen 8% 8% 2% 2% 1% 9% Studeren op zich niet leuk 2% 1% 0% 0% 1% 1% Inhoud/uitdaging Opleiding boeide niet 8% 7% 3% 15% 1% 11% Specifieke vakken te lastig 4% 0% 6% 3% 1% 1% Hele opleiding te moeilijk 1% 2% 0% 1% 1% 0% Opl. te praktijkgericht 0% 1% 0% 0% 1% 0% Opleiding te makkelijk 3% 2% 0% 4% 2% 1% Opleiding te theoretisch 1% 3% 3% 3% 0% 1% Andere opl. interessanter 6% 4% 14% 3% 2% 10% Opleiding te breed 1% 4% 0% 1% 1% 0% Weinig diepgang opleiding 2% 4% 0% 1% 4% 5% Onvold. mogelijkh. studieonderdelen te kiezen 0% 0% 0% 0% 0% 0% Moeite Nederlandse taal 1% 0% 0% 0% 0% 0% Onderwijsmeth. beviel niet 3% 3% 5% 4% 2% 5% Onvoldoende samenhang theorie-praktijk 0% 1% 0% 1% 1% 2% Docenten/stud,/organis. Contacten met docenten onbevredigend 1% 2% 2% 4% 1% 1% Sfeer sprak niet aan 1% 4% 0% 2% 0% 1% Werken in projecten beviel niet 1% 0% 2% 1% 0% 2% Voelde me niet thuis tussen medestudenten 1% 1% 0% 1% 0% 1% Organisatie onderw. slecht 4% 1% 6% 4% 5% 9% Persoonlijke redenen Handicap hinderde me 1% 1% 8% 2% 4% 1% Financiële problemen 1% 1% 2% 1% 2% 0% Geen goede huisvesting Voelde niet thuis in studiestad 0% 0% 2% 1% 0% 1% Kon opl. niet combineren met werk/zorgtaken 5% 8% 8% 9% 10% 1% Persoonlijke problemen 4% 8% 3% 2% 2% 1% Kon opl. niet combineren met sociale activiteiten 1% 2% 0% 0% 1% 0% Wilde liever betaalde baan 2% 1% 0% 3% 1% 0% Andere reden 2% 8% 2% 3% 5% 5% Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
2% 4%
5% 2%
2% 6% 2% 1% 6% 2% 1% 1%
7% 3% 1% 0% 2% 2% 5% 1% 2%
0% 0% 2%
0% 0% 3%
1%
1%
0% 0%
2% 1%
0%
1%
0% 2%
1% 4%
0% 2%
2% 2%
0%
0%
1% 2%
7% 3%
2% 1% 5%
1% 2% 4%
Bij de switchers is ‘niet goed nagedacht of opleiding wel bij me paste’ de belangrijkste reden om te veranderen van opleiding. Bij economie wordt deze reden het vaakst genoemd. Ook bij de switchers van informatica wordt door velen genoemd dat het beeld van de voorlichting niet klopte met de werkelijkheid. Bij de switchers van techniek is de reden dat de opleiding niet boeide het meest genoemd als belangrijkste reden om de opleiding vaarwel te zeggen.
38
Vragenlijstonderzoek HHS/THR
Tabel 3.8g
Belangrijkste reden om met opleiding te stoppen van switchers Econ.
Studieadvies Bindend neg. studieadvies Niet bind. neg. studieadv. Studiekeuze Beeld voorl. klopte niet Geen goed beeld beroepsmogelijkheden Niet goed nagedacht of opl. bij me past Niet goed nagedacht of beroepsveld bij me past Wist niet goed wat ik wilde Wilde alleen prop. halen Studeren op zich niet leuk Inhoud/uitdaging Opleiding boeide niet Specifieke vakken te lastig Hele opleiding te moeilijk Opl. te praktijkgericht Opleiding te makkelijk Opleiding te theoretisch Andere opl. interessanter Opleiding te breed Weinig diepgang opleiding Onvold. mogelijkh. studieonderdelen te kiezen Moeite Nederlandse taal Onderwijsmeth. beviel niet Onvoldoende samenhang theorie-praktijk Docenten/stud,/organis. Contacten met docenten onbevredigend Sfeer sprak niet aan Werken in projecten beviel niet Voelde me niet thuis tussen medestudenten Organisatie onderw. slecht Persoonlijke redenen Handicap hinderde me Financiële problemen Geen goede huisvesting Voelde niet thuis in studiestad Kon opl. niet combineren
G&M
Gez.
Inf.
O&S
Tech.
THR
TOT.
4% 3%
14% 0%
3% 0%
7% 2%
10%
17%
6%
10%
1%
0%
6%
2%
13%
7%
9%
11%
2% 10% 1% 2%
5% 5% 0% 0%
3% 6% 0% 0%
3% 8% 0% 1%
8% 6% 3% 0% 1% 3% 8% 3% 0%
10% 5% 5% 0% 5% 0% 10% 0% 2%
13% 6% 0% 0% 0% 3% 9% 0% 0%
9% 5% 3% 0% 1% 2% 8% 1% 1%
0% 1% 3%
0% 0% 0%
0% 0% 3%
0% 0% 2%
0%
0%
0%
1%
1% 3%
0% 2%
0% 0%
0% 2%
1%
0%
0%
0%
1% 2%
0% 2%
3% 6%
1% 3%
1% 0% 0% 0% 1%
2% 0% 0% 0% 0%
3% 3% 0% 0% 0%
2% 0% 0% 0% 0%
39
Stoppen of doorgaan
met werk/zorgtaken Persoonlijke problemen Kon opl. niet combineren met sociale activiteiten Wilde liever betaalde baan Andere reden
5%
2%
9%
5%
0% 2% 3%
0% 2% 2%
3% 0% 3%
0% 1% 3%
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
In figuur 3.8.3 worden de (vijf) meest genoemde redenen van de vertrekkers en de switchers met elkaar vergeleken. Dit toont een aantal verschillen tussen beide groepen. De vertrekkers stoppen vooral omdat ze een bindend studieadvies hebben gekregen, de switchers het vaakst omdat ze niet goed hebben nagedacht of de opleiding wel bij ze paste. Beide groepen zeggen ongeveer evenveel dat ze zijn gestopt omdat het beeld van de voorlichting niet klopte met de werkelijkheid. Het beeld van de switcher dat hieruit naar voren komt is de ‘falende kiezer’: niet goed in staat om een toekomstbeeld over en voor zichzelf te ontwikkelen, maar hij / zij heeft hiertoe ook minder moeite gedaan dan de vertrekkers. Zonder een helder toekomstbeeld van jezelf is het veel moeilijker om de opleiding interessant te blijven vinden. Het beeld van de vertrekker bestaat uit twee groepen: enerzijds de student die het niet gered heeft: een bindend studieadvies of werk / zorgtaken verhinderde voortzetting van de opleiding; anderzijds de student die “klaar” is: wilde alleen de propedeuse halen. Figuur 3.8.3 De top 5 van redenen voor beëindigen opleiding van vertrekkers en switchers Niet goed nagedacht of opl. bij me past Andere opl. interessanter Wilde alleen prop. halen Wist niet goed w at ik w ilde Kon opl. niet combineren met w erk/zorgtaken Opleiding boeide niet Beeld voorl. klopte niet Bindend neg. studieadvies 0%
2%
4%
6%
vertrekkers
8%
10 %
switchers
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
40
12 %
Vragenlijstonderzoek HHS/THR
Hoe had voorkomen kunnen worden dat je stopte met de opleiding? Deze vraag is open gesteld in de enquête. We hebben alle antwoorden bekeken en in groepen ingedeeld; zie tabel 3.8h. De weergegeven percentages zijn voor vertrekkers en switchers samen. De volledige lijst met open antwoorden is te vinden op het intranet van de HHS/THR. De grootste categorieën waar de antwoorden bij zijn ingedeeld zijn de begeleiding door mentor en docent en de organisatie. In de aard van de begeleiding noemt men vaak dat het persoonlijker moet: “De sfeer is erg massaal en onpersoonlijk”; “Meer persoonlijke begeleiding, minder het gevoel hebben een nummertje te zijn, meer kijken wie je echt bent en niet alleen naar je studie prestaties.” en meer aandacht voor de begeleiding bij de stages: ‘Er is een slechte communicatie onderling bij de opleiding, slechte ondersteuning van de studenten tijdens de stages.’ Tabel 3.8h
Hoe had voorkomen kunnen worden dat je stopte met de opleiding?
Student zelf Meer inzet tonen Persoonlijke problemen beter oplossen
10% 6%
Maatwerk/ aansluiting werk Meer maatwerk/ betere aansluiting op werk
11%
Voorlichting Beter (laten) voorlichten Betere arbeidsmarktinformatie geven
12% 2%
Opleiding Meer diepgang in studie, interessantere vakken
3%
Docenten/begeleiding Betere kwaliteit van docenten
5%
Betere houding van docenten (doen wat ze beloven)
7%
Betere begeleiding (persoonlijker, niet aan lot overlaten)
18%
Organisatie Betere organisatie (flexibeler, betere inrichting opleidingen)
16%
Meer/eerlijkere kansen bij tentamens
4%
Betere (begeleiding) stages, meer praktijk in de lessen
4%
Sfeer Sfeer verbeteren
2%
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
41
Stoppen of doorgaan
Doelgroepen uitgelicht Mbo’ers en vooral deeltijders hebben met respectievelijk 17 en 23 procent meer dan gemiddeld behoefte aan maatwerk/ aansluiting op hun werkzaamheden. Zij geven vaker aan dat de combinatie met werk / zorgtaken voortzetting van de opleiding in de weg heeft gestaan.
3.9 Begeleiding bij het stoppen Vrijwel niemand is gestopt met de opleiding zonder er met iemand op de hogeschool over te spreken. Het vaakst worden medestudenten aangeschoten om te praten over het voornemen om ermee op te houden, gevolgd door de studieadviseur/mentor. Maar ook een decaan of een docent is in veel gevallen de gesprekspartner van de vertrekkers en de switchers. Switchers spreken over het algemeen met meer mensen en maken meer gebruik van decaan, loopbaancentrum, informatiepunt en centrale studenteninschrijving. Bij een opleiding ‘onderwijs en sport’ wordt weinig gesproken met een docent en als reden doorvoor geven deze studenten relatief vaak aan dat ze een drempel ervaren (zie tabel 3.9b). Deze groep vertrekkers spreekt daarentegen vaak met een medestudent of een decaan. Vertrekkers van de THR spreken relatief vaak met een docent of een adviseur/mentor. Vertrekkers van een opleiding gezondheid spreken veel minder vaak met de studieadviseur /mentor. Als reden hiervoor geven ze niet aan dat er een drempel is, maar dat men geen behoefte voelt of anderszins er niet toe is gekomen.
42
Vragenlijstonderzoek HHS/THR
Tabel 3.9a
Met wie gesproken over voornemen om te stoppen? Econ.
G&M
Gesproken vertrekkers
33%
38%
Gesproken switchers
36%
Gez.
Inf.
O&S
Tech.
THR
TOT.
34%
41%
46%
37%
Docent(en) 37%
43% 46%
30%
40%
Studieadviseur/mentor Gesproken vertrekkers
51%
Gesproken switchers
53%
58%
43%
57%
53%
80%
59%
62%
56%
54% 59%
Medestudenten Gesproken vertrekkers
70%
Gesproken switchers
78%
79%
76%
70%
83%
85%
68%
60%
82%
71% 82%
Studentendecaan Gesproken vertrekkers
30%
Gesproken switchers
39%
25%
31%
33%
43%
27%
39%
36%
47%
33% 37%
Loopbaancentrum Gesproken vertrekkers Gesproken switchers
5%
4%
4%
12%
7%
1%
5%
9%
6%
21%
5% 11%
Informatiepunt Gesproken vertrekkers
3%
Gesproken switchers
7%
4%
3%
9%
4%
7%
5%
10%
13%
5% 8%
Centrale studenteninschr. Gesproken vertrekkers Gesproken switchers
4%
6%
6%
10%
7%
1%
3%
4%
8%
9%
5% 9%
Studentenpsycholoog Gesproken vertrekkers
1%
Gesproken switchers
2%
6%
1%
2%
1%
3%
1% 6%
3%
2% 2%
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
Doelgroepen uitgelicht Deeltijders hebben minder vaak met anderen gesproken over hun voornemen om met de opleiding te stoppen. Zo heeft 41 procent van de vertrekkers (onder de deeltijders) met een studieadviseur/ mentor gesproken en slechts 19 procent van de switchers (die in deeltijd studeerden).
In tabel 3.9b staan de uitkomsten van de redenen om niet te praten met bovengenoemde actoren of voorzieningen. Zestig procent van de studenten heeft niet met een docent gepraat over het voornemen te stoppen met de opleiding. Eén op de tien (oud-)studenten die niet heeft gesproken met een docent ervaart een drempel om over het stoppen te praten met een
43
Stoppen of doorgaan
docent, dus uiteindelijk is er voor 6% van alle vertrekkers en switchers geen docent die ze durven aan te spreken over hun voornemens. De drempel om met een adviseur/mentor te praten is iets kleiner, omdat meer studenten met een adviseur/mentor hebben gesproken en de drempel voor hen die niet geweest zijn ongeveer even groot is. Er is maar een hele kleine groep switchers en vertrekkers die niet met een medestudent heeft gesproken, maar de groep die dat niet heeft gedaan is wel vrij geïsoleerd: geen behoefte of een drempel om met medestudenten te praten. De vertrekkers geven meer aan dat bij de voorzieningen onbekendheid de reden is geweest er geen gebruik van te maken. Ongeveer een kwart was onbekend met de decaan en bijna de helft kende het loopbaancentrum niet. De onbekendheid van het loopbaancentrum is ook te verklaren doordat er onder de vertrekkers uit de eerdere jaren veel meer studenten zijn die het loopbaancentrum niet kennen dan uit de recentere jaren.
Doelgroepen uitgelicht Allochtonen hebben vaker een drempel om met iemand te spreken over het voornemen om te stoppen. Zo geeft 22 procent van de allochtone vertrekkers en 12 procent van de allochtone switchers aan niet met docenten te hebben gesproken, omdat ze een drempel hebben om naar de docenten toe te gaan. Ook geven ze vaker aan ‘een andere reden’ te hebben om niet met de begeleiding te spreken: bijvoorbeeld 27 procent van de allochtone vertrekkers kiest voor deze antwoordcategorie op de vraag waarom ze niet met docenten hebben gesproken en 21 procent van de allochtone switchers. Hetzelfde zien we bij mbo’ers. Zij hebben kennelijk wel behoefte om met begeleiding te spreken, maar doen het - om bepaalde (niet verder gevraagde) redenen - niet.
44
Vragenlijstonderzoek HHS/THR
Tabel 3.9b
Reden om niet te spreken met studentenbegeleiding Econ.
G&M
Gez.
9%
13%
3%
Geen behoefte
72%
74%
Anders
19%
13%
Inf.
O&S
Tech.
THR
TOT.
15%
19%
13%
9%
11%
85%
70%
45%
66%
81%
71%
12%
15%
36%
21%
9%
18%
Docent(en) vertrekkers Drempel
Docent(en) switchers Drempel
9%
8%
4%
10%
Geen behoefte
75%
84%
90%
78%
Anders
15%
8%
6%
12%
Adviseur/mentor vertrekkers Drempel
13%
12%
6%
8%
20%
14%
14%
12%
Geen behoefte
70%
70%
71%
67%
41%
67%
59%
66%
Anders
17%
18%
23%
25%
39%
19%
27%
22%
Adviseur/mentor switchers Drempel
4%
0%
13%
8%
Geen behoefte
81%
50%
64%
70%
Anders
15%
50%
22%
22%
medestudenten vertrekkers Drempel Geen behoefte Anders
6%
9%
12%
7%
0%
10%
5%
6%
88%
75%
71%
74%
60%
77%
82%
80%
7%
16%
17%
20%
40%
12%
13%
13%
medestudenten switchers Drempel
21%
0%
16%
15%
Geen behoefte
71%
100%
84%
74%
9%
0%
0%
11%
Anders studentendecaan vertrekkers Voorziening onbekend
28%
40%
32%
23%
25%
23%
24%
28%
6%
6%
4%
3%
1%
9%
8%
6%
Geen behoefte
55%
51%
55%
60%
52%
58%
62%
56%
Anders
11%
2%
9%
14%
21%
10%
6%
11%
Drempel
studentendecaan switchers Voorziening onbekend Drempel Geen behoefte Anders
19%
17%
19%
23%
4%
4%
6%
6%
70%
66%
76%
63%
6%
13%
0%
8%
Loopbaancentrum vertrekkers Voorziening onbekend Drempel Geen behoefte
47%
49%
46%
57%
56%
38%
40%
48%
1%
2%
0%
0%
0%
7%
4%
2%
48%
48%
45%
36%
37%
50%
52%
46%
45
Stoppen of doorgaan
Anders
4%
1%
9%
7%
6%
6%
4%
5%
Loopbaancentrum switchers Voorziening onbekend Drempel Geen behoefte Anders
44%
36%
46%
43%
1%
0%
4%
2%
54%
58%
47%
52%
1%
6%
4%
3%
informatiepunt vertrekkers Voorziening onbekend Drempel Geen behoefte Anders
35%
36%
39%
37%
46%
30%
33%
36%
4%
3%
0%
1%
0%
4%
2%
3%
54%
57%
53%
50%
44%
59%
60%
54%
6%
4%
8%
11%
10%
7%
5%
7%
informatiepunt switchers Voorziening onbekend Drempel Geen behoefte Anders
38%
31%
44%
38%
1%
0%
7%
2%
58%
62%
46%
56%
3%
8%
3%
4%
Centr. stud.inschr. vertrekkers Voorziening onbekend Drempel Geen behoefte Anders
32%
28%
24%
26%
33%
27%
29%
30%
3%
3%
0%
1%
0%
8%
2%
3%
57%
62%
68%
58%
57%
58%
62%
59%
7%
7%
8%
15%
10%
7%
6%
8%
Centr. stud.inschr. switch. Voorziening onbekend Drempel Geen behoefte Anders
26%
19%
20%
24%
2%
3%
3%
3%
67%
66%
73%
67%
5%
12%
4%
6%
Studentenpsych. vertrekkers Voorziening onbekend Drempel Geen behoefte Anders
35%
33%
31%
33%
42%
24%
36%
34%
4%
1%
2%
2%
0%
4%
4%
3%
57%
62%
63%
59%
49%
65%
56%
58%
4%
4%
4%
6%
9%
7%
4%
5%
Studentenpsych. switchers Voorziening onbekend Drempel Geen behoefte Anders
27%
24%
25%
26%
3%
0%
3%
3%
66%
66%
69%
66%
4%
10%
3%
6%
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
46
Vragenlijstonderzoek HHS/THR
De invloed die een gesprek heeft gehad is over het algemeen een half punt (op een vijfpuntschaal) groter bij de switchers dan bij de vertrekkers, met uitzondering van de studentenpsycholoog waar de vertrekkers meer invloed aan toekennen. De invloed van een gesprek bij het loopbaancentrum verschilt nogal tussen informatica (gering) aan de ene kant en ‘gedrag en maatschappij’ en gezondheid (redelijk veel) aan de andere kant. Informatiepunt en Centrale studenteninschrijving verschilt sterk tussen een opleiding ‘onderwijs en sport’ (gering) en THR (redelijk veel). De invloed van een bezoek aan de Centrale studenteninschrijving heeft gemiddeld over alle studenten de minste invloed gehad op de beslissing, hetgeen niet verwonderlijk is vanwege de administratieve functie van deze voorziening. Tabel 3.9c
In hoeverre heeft gesprek met studiebegeleiding invloed gehad op besluit? Econ.
G&M
Gez.
Inf.
O&S
Tech.
THR
TOT.
Invloed gesprek vertrekkers
2,4
2,4
2,0
2,3
2,4
2,4
2,1
2,3
Invloed gesprek switchers
3,1
Docent(en) 2,5
2,5
2,8
Studieadviseur/mentor Invloed gesprek vertrekkers
2,4
Invloed gesprek switchers
3,1
2,2
2,3
2,3
2,5
3,2
2,5
2,4
2,9
2,4 3,0
Medestudenten Invloed gesprek vertrekkers
2,4
Invloed gesprek switchers
2,5
2,2
2,3
2,4
2,4
2,6
2,3
2,4
2,4
2,3 2,5
Studentendecaan Invloed gesprek vertrekkers
2,6
Invloed gesprek switchers
3,2
2,4
2,1
2,4
2,3
2,3
2,5
2,7
1,7
2,7
2,5
3,4
2,9
2,5 3,0
Loopbaancentrum Invloed gesprek vertrekkers
2,6
Invloed gesprek switchers
2,7
3,2
3,1
2,7
2,5 3,0
Informatiepunt Invloed gesprek vertrekkers
2,2
Invloed gesprek switchers
3,6
1,8
3,0
2,0
1,6
1,8
2,5
3,4
2,5
2,4 2,9
Centrale studenteninschr. Invloed gesprek vertrekkers
1,9
Invloed gesprek switchers
2,7
1,3
2,0
2,0
1,0
1,0
1,2
2,5
1,3
1,9 2,2
Studentenpsycholoog Invloed gesprek vertrekkers
2,3
Invloed gesprek switchers
4,3
4,0
2,0
3,2
2,0
1,0
3,5 2,5
3,9
3,3 2,9
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
Ruim driekwart van de vertrekkers en switchers heeft vóór het definitieve besluit een gesprek gevoerd over het stoppen met de opleiding. De switchers zijn over het algemeen in 47
Stoppen of doorgaan
een wat vroeger stadium begonnen. Bij een opleiding ‘onderwijs en sport’ en ‘gezondheid’ is ongeveer één derde pas gaan praten na het definitieve besluit om te stoppen. Bij informatica, techniek en THR komen studenten wat vroeger praten. Overigens neemt de invloed van het gesprek bij vertrekkers af naarmate ze later komen. Bij switchers is de invloed ook nog duidelijk aanwezig nadat ze een besluit hebben genomen. Tabel 3.9d
Wanneer voor het eerst docenten/mentoren/studenten)? Econ.
G&M
19%
24%
gesproken Gez.
Inf.
met
begeleiding
(m.u.v.
O&S
Tech.
THR
TOT.
18%
17%
17%
19%
Eerst gesproken vertrek. Bij begin twijfels
21%
21%
Al tijdje twijfels
26%
20%
31%
36%
25%
44%
48%
32%
Al voorlopig besluit genomen
30%
37%
16%
28%
24%
30%
13%
27%
Na definitieve besluit
25%
19%
32%
15%
34%
9%
22%
22%
Eerst gesproken switchers Bij begin twijfels
28%
29%
5%
23%
Al tijdje twijfels
31%
44%
47%
35%
Al voorlopig besluit genomen
18%
15%
37%
22%
Na definitieve besluit
23%
12%
10%
20%
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
Bijna de helft van alle vertrekkers vindt dat de begeleiding verbeterd kan worden. Bij een opleiding ‘onderwijs en sport’, ‘gedrag en maatschappij’ en techniek is dit zelfs meer dan de helft. De switchers zijn iets positiever in hun oordeel. Tabel 3.9e
Kan begeleiding worden verbeterd? Econ.
G&M
Ja, vertrekkers
45%
55%
Ja, switchers
38%
Gez.
Inf.
O&S
Tech.
THR
TOT.
64%
51%
41%
46%
Begeleiding kan beter 36%
40% 33%
31%
39%
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
Wat kan er verbeterd worden aan de begeleiding? Deze vraag is open gesteld in de enquête. Ook al deze antwoorden zijn bekeken en in groepen ingedeeld; zie tabel 3.9f. De weergegeven percentages zijn voor vertrekkers en switchers samen. Ook hiervoor geldt dat de volledige lijst met open antwoorden op het intranet van de HHS/THR te vinden is. De kwaliteit van de begeleiders scoort het hoogst. Dit geldt des te meer als we de wens om op een meer persoonlijke manier te worden benaderd zien als een preciezere invulling van kwaliteit van de begeleiders. Dan heeft 47% (=6 + 19 + 9 + 13) van de open antwoorden betrekking op dit onderwerp.
48
Vragenlijstonderzoek HHS/THR
Tabel 3.9f
Wat kan er verbeterd worden aan de begeleiding?
Meer begeleiding Meer contact met docent/mentor
19%
Betere kwaliteit begeleiders Betere kwaliteit docenten/mentoren Betere kwaliteit begeleiders in het algemeen
6% 19%
Meer persoonlijke benadering Meer persoonlijke benadering docenten/mentoren Meer persoonlijke benadering in het algemeen
9% 13%
Betere communicatie Bekendheid voorzieningen verhogen
10%
Betere communicatie in het algemeen
5%
Betere organisatie Betere organisatie onderwijs
7%
Betere organisatie in het algemeen
8%
Betere begeleiding voor/na opleiding Betere begeleiding voorafgaande aan opleiding
3%
Betere begeleiding na beëindiging opleiding
1%
Betere voorzieningen gehandicapten Betere voorzieningen gehandicapten creëren
1%
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
3.10 Overstap en toekomst van vertrekkers Aan de vertrekkers is gevraagd wat ze zijn gaan doen na vertrek bij de HHS/THR. 32% studeert niet meer in het hoger onderwijs en 29% zegt tijdelijk niet meer te studeren. Aan deze beide groepen is gevraagd of ze van plan zijn in de toekomst eventueel terug te keren in het hoger onderwijs. Ongeveer de helft zegt dit zeker of onder bepaalde voorwaarden van plan te zijn. Dus ruim een kwart van alle vertrekkers meent dat vertrek niet perse betekent dat men de HHS/THR definitief de rug heeft toegekeerd. Wel vindt bijna iedereen dat de persoonlijke situatie is verbeterd ten opzichte van die vlak voordat men is gestopt. De gemiddelde tevredenheid over de situatie is sterk gestegen tussen het verlaten van de hogeschool en de huidige situatie.
49
Stoppen of doorgaan
Tabel 3.10
Overstap en toekomst vertrekkers Econ.
G&M
Gez.
Inf.
O&S
Tech.
THR
TOT.
Zelfde opl.; andere hogesch.
7%
9%
3%
5%
11%
8%
11%
7%
Andere opl; andere hogesch.
19%
10%
26%
21%
15%
22%
26%
20%
Opleiding universiteit
15%
14%
10%
9%
4%
15%
7%
12%
Mbo-opleiding
3%
3%
6%
1%
1%
5%
6%
3%
Ander type onderwijs
4%
0%
2%
4%
2%
1%
4%
3%
Gestopt met studeren
23%
31%
24%
26%
39%
22%
28%
26%
Tijdelijk gestopt met studeren
29%
34%
29%
35%
28%
27%
18%
29%
Vlak voor stoppen (1-5)
2,6
2,6
2,4
2,3
2,5
2,4
2,7
2,5
Huidige situatie (1-5)
3,9
3,8
4,2
4,0
3,8
3,9
3,8
3,9
Situatie direct na vertrek
Tevredenheid op moment
Opnieuw hogeschool? Ja, zeker
34%
34%
26%
32%
28%
35%
26%
32%
Ja, onder voorwaarden
18%
17%
18%
21%
26%
26%
13%
19%
Nee
48%
49%
56%
47%
46%
39%
61%
49%
Bron: Enquête vertrekkers/switchers HHS/THR (2005), bewerking SCO/SEO (2005)
Doelgroepen uitgelicht Mbo’ers stoppen vaker definitief met studeren (43 procent) dan studenten met een andere vooropleiding. Hetzelfde geldt voor deeltijders. Havisten stoppen juist minder vaak definitief (15 procent). Zij stappen vaker over naar een andere opleiding. Maar liefst 70 procent van de studenten met een handicap die zijn gestopt met een opleiding in het hoger onderwijs denkt erover in de toekomst opnieuw aan een hogeschool te gaan studeren.
3.11 Conclusie en samenvatting De resultaten van het onderzoek onder vertrekkers en switchers stellen ons in staat om de oorzaken van vertrek en de mogelijkheden om vertrek te voorkomen in kaart te brengen. In de eerste paragrafen van dit hoofdstuk hebben we de achtergrondkenmerken van de respondenten geschetst en kunnen constateren dat er voor de meeste doelgroepen van het beleid van HHS/THR een specificatie gegeven kan worden. Bij de uitkomsten zal in het bijzonder gelet worden op de volgende doelgroepen: vooropleiding (mbo en havo), etniciteit
50
Vragenlijstonderzoek HHS/THR
(niet-westers allochtonen), studeren met een functiebeperking (gehandicapten) en de vorm van het onderwijs (deeltijdstudenten). De ouders van de vertrekkers zijn over het algemeen iets hoger opgeleid dan van de switchers. Bovendien zijn switchers opvallend veel vaker van allochtone komaf. De helft van de studenten die na het verlaten van HHS/THR niet deelnemen aan het hoger onderwijs denkt erover (al dan niet onder bepaalde voorwaarden) om terug te keren naar de hogeschool. Van de studenten met een handicap/chronische ziekte is dit maar liefst 70%. Studenten die zich na juni hebben aangemeld verlaten niet in grotere getale de hogeschool en zwaaien ook niet meer om naar een andere opleiding. Het aandeel dat zich laat heeft aangemeld (ongeveer éénderde) onder vertrekkers en switchers is gelijk aan dat in de totale populatie eerstejaars van de afgelopen jaren (Instroommonitor IOWO, meerdere jaren). Studenten die zijn vertrokken of omgezwaaid hebben over het algemeen wel deelgenomen aan studiekeuzeactiviteiten. Gemiddeld heeft men van meer dan drie contactmogelijkheden gebruik gemaakt. Een aantal van de groepen heeft zich minder voorbereid: switchers en allochtonen (zowel de vertrekkers als de switchers). Zo bezoekt 55% van de allochtonen de open dag tegen 65% gemiddeld voor de rest. De open dag is samen met het bestuderen van brochures van de HHS/THR de meest gebruikte vorm van contact met de hogeschool. Daarnaast wordt de website ook door bijna de helft genoemd als middel waarmee men zich heeft voorbereid op de opleiding. Twijfel over de studiekeuze komt meer voor bij switchers dan bij vertrekkers. Éen op de vijf switchers heeft (heel) sterk getwijfeld over de juistheid van de keuze tegenover één op de tien bij de vertrekkers. Daarnaast zien we dat mbo-studenten wat minder hebben getwijfeld over hun studiekeuze ongeacht of ze nu zijn vertrokken of omgezwaaid. De overgrote meerderheid van vertrekkers en switchers was van plan het einddiploma te gaan halen van de opleiding waar men aan was begonnen, maar onder de vertrekkers zegt een kleine 10% van te voren van plan te zijn geweest alleen het propedeusediploma te halen. Dit is nog minder dan er uiteindelijk naar het wo zijn gegaan, namelijk 12%. Dat komt omdat er in de groep die naar het wo zijn gegaan ook studenten zitten die al een vwodiploma hadden en daarom geen propedeusediploma nodig hadden. De mening over de opleiding die men heeft verlaten zonder het einddiploma te halen is niet erg positief. Op een 10-puntschaal geeft men een onvoldoende (±4,5) aan de organisatie van het onderwijs (rommelig, veel afspraken lopen fout), beeld voorlichting (verkregen beeld klopte niet met werkelijkheid, te weinig info over beroepsmogelijkheden) en begeleiding
51
Stoppen of doorgaan
door de mentor (weinig hulp bij veranderen / stoppen met opleiding). Punten waar vertrekkers en switchers nog het meest positief over zijn (net een voldoende) zijn de medestudenten, de docenten en de eigen geschiktheid. Allochtone studenten zijn (veel) minder tevreden over hun medestudenten en de begeleiding door de docenten. Dit duidt erop dat zij er minder in geslaagd zijn zich thuis te voelen in de nieuwe omgeving, minder aansluiting hebben gevonden bij hun studiegenoten. Dit heeft ertoe geleid dat zij voor het zoeken van contact met een docent meer een drempel ervaren. Met een lage waardering voor de medestudenten is het moeilijker het proces van sociale en academische integratie op de hogeschool goed te laten verlopen. Over de oorzaken kunnen we iets zeggen op basis van de open antwoorden. Door enkele studenten werd als vertrekreden gegeven: de taalproblemen van zichzelf of van allochtone studenten en de samenstelling van de studentgroepen: “meer aandacht aan studenten die de taal niet goed beheersen”; “ik zat in een klas met overwegend allochtonen die ik niet kon verstaan”; “veel mensen die nederlandse taal niet machtig waren daardoor teveel discussie over nederlandse woorden ipv over de stof”. Daarnaast zijn er antwoorden die duiden op een gevoel van ‘niet thuis voelen’: “ze moeten de sfeer op school dusdanig verbeteren dat je je er wel thuis voelt. Ik zat in een klas met een paar Nederlanders, die allemaal uit Rijswijk, Zoetermeer of Leiden kwamen. En die dus nog allemaal bij hun ouders woonden”; “als iemand allochtoon is, dan heeft hij speciale begeleiding nodig. Het is niet goed om iemand in de steek te laten terwijl hij helemaal eenzaam voelt tussen de medestudenten”. Ook spreekt iemand van racisme. Op de vraag of er iets speciaals is gebeurd wat de aanleiding was om te stoppen werd geantwoord: ”Het groepswerk binnen de opleiding is niet opvallend. Uitzonderlijk als het heeft te maken met medestudenten: niemand wilde mij in hun groep, ik werd beledigd door een kaaskop want ik ben toevallig over hun tafel gezeten in de kantine.”, waarna als reden om te stoppen werd gegeven: “discriminatie binnen de studie, nalatigheid van de docenten en de administratie”. Maar het zijn niet alleen allochtonen die zich niet thuis voelen, ook jongeren die nieuw zijn in Den Haag hebben er soms last van (‘ik liep er verloren rond en had geen contact, het ligt dus meer aan mij dan aan de opleiding’). Over het algemeen zijn mbo’ers wat meer tevreden over bovenstaande zaken dan vertrekkers en switchers met een andere vooropleiding. Ook deeltijders zijn positiever, behalve over de begeleiding door mentoren. Die wordt door deeltijders juist minder gewaardeerd. Gemiddeld over alle studenten ondergaan ongeveer 60% van de vertrekkers en switchers (de eersten wat meer dan de laatsten) een periode van twijfel over doorgaan of niet met de opleiding. Allochtone studenten twijfelen minder dan de overigen. Studenten met een
52
Vragenlijstonderzoek HHS/THR
handicap daarentegen lopen juist langer rond met de vraag of ze zullen doorgaan of niet. Ook studenten die stoppen, terwijl ze relatief veel studiepunten hebben twijfelen een langere periode. Bij de meesten begint de twijfel tussen één en zes maanden voor men echt stopt met een gemiddelde van vier maanden. Wat had er gedaan kunnen worden om vertrek te voorkomen? De belangrijkste categorieën zijn de begeleiding door mentor en docent en de organisatie. In de aard van de begeleiding noemt men vaak dat het persoonlijker moet: “de sfeer is erg massaal en onpersoonlijk”; “meer persoonlijke begeleiding, minder het gevoel hebben een nummertje te zijn, meer kijken wie je echt bent en niet alleen naar je studie prestaties.” en meer aandacht voor de begeleiding bij de stages: ‘er is een slechte communicatie onderling bij de opleiding, slechte ondersteuning van de studenten tijdens de stages.’ In de organisatie zou men ook graag verbeteringen zien aangebracht, variërend van de administratie (overzichtelijk puntensysteem, juiste gegevens) tot de relatie tussen docent en student (afspraken nakomen). Voor mbo-studenten, deeltijders en oudere studenten is het belangrijk dat er maatwerk wordt geleverd, ook omdat ze vaak al een beroep uitoefenen. Niet voor niets gaven veel van hen aan gestopt te zijn omdat ze de opleiding niet konden combineren met werk en/of zorgtaken. Flexibele leerwegen en duidelijke voorlichting over welk niveau en welke competenties er van ze geëist worden: “flexibelere houding t.o.v. studenten die aantonen dat zij de opleiding ook kunnen volgen zonder voltijds in de schoolbanken te zitten. Met name als deze studenten geen beurs meer krijgen en ook fulltime moeten werken.” ; “geef aan (bij intakegesprek) wat voornamelijk de leeftijdsgroep (jongeren) is die de avondstudies volgen en dat de begeleiding daarop is afgestemd.” De overheersing van havisten in de studentensamenstelling brengt een student afkomstig van de mbo ertoe aan te bevelen:“voor MBO-studenten meer studiebegeleiding, vertrouwd laten worden met manier van studeren op het HBO.” toegelicht door een ander “de uitleg van studiepunten en het belang ervan zeer goed erin stampen” en weer een ander “meer begeleiding voor mensen die van het MBO afkomen. Want die vallen in een zwart gat, omdat er verder wordt gegaan met de stof van de havo.” Ruim driekwart van de vertrekkers en switchers heeft vóór het definitieve besluit een gesprek gevoerd over het stoppen met de opleiding. De switchers zijn over het algemeen in een wat vroeger stadium begonnen. Het vaakst spreekt men met een medestudent om het voornemen te uiten om ermee op te houden (±75%), gevolgd door de studieadviseur/mentor (±50%). Maar ook een decaan of een docent is in veel gevallen de gesprekspartner van de vertrekkers en de switchers. Switchers spreken over het algemeen
53
Stoppen of doorgaan
met meer mensen en maken meer gebruik van decaan, loopbaancentrum, informatiepunt en centrale studenteninschrijving. Zes procent van alle vertrekkers en switchers praat niet met een docent, omdat men een drempel ervaart ernaar toe te gaan. Dit sluit nauw aan bij de antwoorden die studenten geven wat er gedaan zou kunnen worden om vertrek te voorkomen:“Ik voelde me vaak een 'nummertje'. Docenten kennen je naam niet en dat maakt de drempel (voor mij persoonlijk) hoog om naar hen toe te stappen”. Als reden om geen gebruik te maken van de voorzieningen geven de meeste studenten aan er geen behoefte aan te hebben gehad. Toch is er een grote groep die zegt onbekend te zijn met sommige voorzieningen. Vooral de decaan en het studieloopbaancentrum zijn om deze reden niet bezocht. Achteraf vinden veel studenten het jammer dat ze een bepaalde voorziening niet kenden toen ze er behoefte aan hadden en stellen dan ook voor om de voorlichting te verbeteren: “ik wist helemaal niet dat je er met zoveel mensen over kan hebben, en volgens mij ben ik niet de enige.” "Verbetering informatievoorziening omtrent de mogelijkheden” ; “zeker voor de TH-R studenten. Deze zijn zich vaak niet bewust van het studieloopbaancentrum aan de HHS waar zij gebruik van kunnen maken.” Bijna de helft van de vertrekkers vindt dat de begeleiding verbeterd kan worden, de switchers zijn iets positiever. Velen zeggen dat verbetering hiervan vertrek kan voorkomen: “begin eerst maar is met begeleiden, dan kijken we daarna verder”. Bijna de helft van de aanbevelingen heeft betrekking op de kwaliteit van de begeleiders: docenten, mentoren en andere begeleiders. Opvallend is dat 1% van de open antwoorden betrekking heeft op voorzieningen voor studenten met een handicap/chronische ziekte:“er moet eens een speciaal hoekje zijn voor studenten die slechthorend zijn en toch de HHS willen doen.”, maar ook meer aandacht voor de persoonlijke omstandigheden van een student worden hieronder genoemd, zoals begrip voor het verwerken van het verlies van een naaste. De vertrekkers stoppen vooral omdat ze een bindend studieadvies hebben gekregen, de switchers het vaakst omdat ze niet goed hebben nagedacht of de opleiding wel bij ze paste. Beide groepen zeggen ongeveer evenveel dat ze zijn gestopt omdat het beeld van de voorlichting niet klopte met de werkelijkheid. Deze uitkomsten kunnen verder worden ingekleurd naar doelgroepen: Mbo’ers stoppen vaker omdat ze een niet-bindend negatief studieadvies hebben gekregen en omdat ze de opleiding niet goed konden combineren met werk- of zorgtaken. Havisten geven meer dan gemiddeld aan de verkeerde studie te hebben gekozen. Ze hebben niet goed nagedacht of de opleiding bij hen paste en wisten niet goed wat ze wilden. Ook stoppen ze vaker omdat ze de studie inhoudelijk niet interessant vonden.
54
Vragenlijstonderzoek HHS/THR
Wat opvalt bij allochtonen is dat degenen die vertrekken meer dan gemiddeld als reden mee hebben laten spelen dat het contact met docenten en medestudenten onbevredigend was. Het beeld van de switcher dat hieruit naar voren komt is de ‘falende kiezer’: niet goed in staat om een toekomstbeeld over en voor zichzelf te ontwikkelen, maar hij / zij heeft hiertoe ook minder moeite gedaan dan de vertrekkers. Zonder een helder toekomstbeeld van jezelf is het veel moeilijker om de opleiding interessant te blijven vinden. Het beeld van de vertrekker bestaat uit twee groepen: enerzijds de student die het niet gered heeft: een bindend studieadvies of werk / zorgtaken verhinderde voortzetting van de opleiding; anderzijds de student die ‘klaar’ is: wilde alleen de propedeuse halen. Bij het interpreteren van deze resultaten is het goed rekening te houden met het feit dat onder de switchers meer havisten zitten, ook meer allochtonen en studenten wier ouders geen hoger onderwijs hebben gevolgd dan onder de vertrekkers. Bovenstaande geeft een verdieping van de kennis van het proces van stoppen met een opleiding en laat zien dat er talrijke aanknopingspunten zijn om de zittende en komende generaties studenten (nog) beter voor te lichten bij hun studiekeuze en te begeleiden tijdens de studieloopbaan.
55
Stoppen of doorgaan
56
4
Uitkomsten gegevens IBG
In dit hoofdstuk staan gegevens van de IB-Groep centraal over studievertrekkers en – switchers van de HHS/THR. De belangrijkste vragen die met deze gegevens beantwoord kunnen worden zijn: 1. Uitstroom. Hoe ziet de groep studenten eruit die de HHS/THR heeft verlaten? Welk deel heeft een diploma behaald en welk deel is van studie/instelling veranderd? Welk deel is gestopt met studeren in het hoger onderwijs? Is er een relatie met vooropleiding, sekse en etnische herkomst? Als er is veranderd: waar vandaan en waar naartoe? 2. Instroom. Welk deel van de studenten dat aan de HHS/THR gaat studeren verandert daarna van studie/instelling of stopt met studeren in het hoger onderwijs? Is er een relatie met vooropleiding, sekse en etnische herkomst? Deze vragen kunnen we met de IB-Groep gegevens beantwoorden, aangezien dit bestand ook gegevens van studenten bevat die de HHS/THR hebben verlaten. Met de gegevens kan vast worden gesteld of studenten een overstap naar een andere instelling in het hoger onderwijs maken of helemaal stoppen met studeren in het hoger onderwijs. Ook de precieze instelling waarnaar de studenten overstappen is af te leiden uit de gegevens van de IBGroep. Met deze gegevens is het mogelijk om te bepalen hoe groot het aandeel studenten is dat een andere studie gaat doen binnen de HHS/THR (switchers HHS/THR), hoe groot de groep is die stopt met studeren in het hoger onderwijs en hoe groot de groep is die van studie/instelling is veranderd. We benaderen de IBG-gegevens in dit hoofdstuk vanuit twee perspectieven. In de eerste plaats kijken we naar de uitstroom vanuit de HHS/THR: de studenten die de HHS/THR hebben verlaten. Was de reden het behalen van een diploma, zijn zij van studie/instelling veranderd of zijn ze helemaal gestopt met studeren? Deze benadering is vergelijkbaar met die in het vorige hoofdstuk in dit rapport. Wat echter ook mogelijk is, is om cohorten eerstejaars te volgen. Welk deel van de studenten dat gaat studeren aan de HHS/THS verandert vervolgens van studie/instelling of stopt helemaal met studeren? Het eerste perspectief bespreken we in 4.1, in 4.2 volgen we een aantal eerstejaars cohorten.
57
Stoppen of doorgaan
4.1 Uitstroom uit HHS/THR Deze paragraaf gaat over de groep studenten die in de periode 2000/2001-2004/2005 is gestopt met studeren aan de HHS/THR of veranderd van studie. Uiteraard kan een reden zijn dat het diploma is behaald. Andere mogelijkheden zijn het stoppen met studeren in het hoger onderwijs, het veranderen van studie binnen de HHS/THR, het voortzetten van de studie aan een andere instelling en het gaan volgen van een andere studie aan een andere instelling. Als eerste laten we in Figuur 4.1 zien hoe de totale groep studenten eruit ziet die in de vijf studiejaren 2000/2001 t/m 2004/2005 zijn gestopt met studeren aan de HHS/THR, dan wel van studie zijn veranderd. Figuur 4.1
Uitstroom uit HHS/THR over vijf studiejaren: 2000/2001 t/m 2004/2005
Bron: IB-Groep; eigen bewerking SCO/SEO (2005)
Van de studenten die in de studiejaren 2000/2001 t/m 2004/2005 zijn gestopt met de studie waarmee ze zijn gestart aan de HHS/THR, doet meer dan de helft dit omdat de studie met succes is afgerond (het diploma is behaald). Ruim een kwart stopt helemaal met studeren in 58
Uitkomsten gegevens IBG
het hoger onderwijs. Ruim vijf procent kiest voor een andere studie binnen de HHS/THR, een kleine twee procent kiest ervoor om de studie buiten de HHS/THR voort te zetten en bijna 10% gaat niet alleen naar een andere instelling, maar verandert ook van studie. De uitstroompercentages verschillen per uitstroomjaar (het studiejaar dat de studenten een nieuwe opleiding volgen of het jaar dat niet meer wordt gestudeerd). Tabel 4.1
Uitstroom uit HHS/THR naar uitstroomjaar: 2000/2001 t/m 2004/2005 (steeds vergelijking met totaal). vergelijking met totale percentages
A einddiploma van startstudie(s) aan hhs behaald B uit ho zonder einddiploma C switcher hhs D zelfde opleiding aan andere instelling E andere studie aan andere instelling Totaal
kolom% totaal* 55.8% 27.0% 5.6% 1.8% 9.8% 100%
2000 -4.7% +5.9% -1.0% -0.3% +0.1% 100%
2001 -3.0% +2.4% +1.0% -0.5% -0.1% 100%
2002 +1.1% -0.6% -0.7% +0.1% +0.1% 100%
2003 +4.8% -4.1% -0.1% -0.1% -0.5% 100%
2004 +1.6% -3.6% +0.8% +0.8% +0.4% 100%
*vergelijk Fig. 4.1 Bron: IB-Groep; eigen bewerking SCO/SEO (2005)
Het aandeel studenten dat een einddiploma behaalt van de studie waarmee ze zijn begonnen met studeren aan de HHS/THR is in de recentere jaren wat hoger. Het aandeel studenten dat is gestopt met studeren in het hoger onderwijs neemt in de loop der jaren af. Wel moeten deze gegevens met enige voorzichtigheid worden gelezen. Hoe recenter het uitstroomjaar, hoe langer de periode is waarover we over loopbaangegevens beschikken van studenten. Of er sprake is van een verandering, bepalen we steeds aan de hand van een zo lang mogelijke periode. Hoe langer deze periode, hoe groter de kans is dat er veranderingen plaatsvinden. Echter, als studenten een langere periode worden gevolgd, kan er ook sprake zijn van een ‘terugverandering’. Bijvoorbeeld bij het verlaten van het hoger onderwijs: voor veel studenten is dit niet permanent. Naarmate een langere periode wordt bekeken, is de kans dat een deel van deze groep terug is gekomen, groter.
Achtergrondgegevens van de uitstroomgroepen In deze paragraaf gaan we in op de kenmerken van de in Figuur 4.1 onderscheiden
uitstroomgroepen A t/m E: de HOOP-sector waar werd gestudeerd, de leeftijd van studenten bij aanvang van de studie, vooropleiding, etnische herkomst en sekse. Als eerste laten we in Tabel 4.2 de mate zien waarin van studie/instelling is veranderd naar HOOP-sector.
59
Stoppen of doorgaan
Tabel 4.2
Uitstroom uit HHS/THR over vijf studiejaren: 2000/2001 t/m 2004/2005 naar HOOP-sector
Rij% economie gedrag en maatschappij gezondheidszorg informatica onderwijs en sport techniek
A einddiploma startstudie(s) aan hhs behaald 49.1 65.4 65.0 48.4 57.0 64.5
B uit ho zonder einddiploma 28.3 24.0 21.7 35.5 29.4 20.8
C switcher hhs 8.3 2.5 2.2 5.8 2.9 4.4
D zelfde opleiding aan andere instelling 2.1 2.5 1.3 0.2 3.0 1.8
E andere studie aan andere instelling 12.2 5.6 9.8 10.1 7.7 8.5
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100%
Bron: IB-Groep; eigen bewerking SCO/SEO (2005)
Bij de sectoren ‘gedrag en maatschappij’, gezondheidszorg en techniek is het aandeel studenten dat het einddiploma behaalt van de studie waarmee zij zijn gestart met studeren aan de HHS/THR het hoogst. Bij economie en informatica wordt het minst vaak het diploma behaald en het vaakst veranderd. De gemiddelde leeftijd van de onderscheiden uitstroomgroepen A t/m E verschilt. Gemiddeld zijn studenten als zij aan de HHS/THR gaan studeren 21,4 jaar oud. De studenten die hun diploma behalen en niet van studie veranderen zijn iets ouder dan gemiddeld bij aanvang van de opleiding, studenten die van studie/instelling veranderen zijn jonger dan gemiddeld bij aanvang van hun studie (zie Tabel 4.3). Tabel 4.3
Uitstroomgroepen uit HHS/THR over vijf studiejaren (2000/2001 t/m 2004/2005), naar leeftijd aanvang studie
A einddiploma van startstudie(s) aan hhs behaald B uit ho zonder einddiploma C switcher hhs D zelfde opleiding aan andere instelling E andere studie aan andere instelling gemiddeld hhs/thr
Leeftijd 23.1 24.5 20.6 21.4 20.0 21.4
Bron: IB-Groep; eigen bewerking SCO/SEO (2005)
In Tabel 4.4 is de hoogste vooropleiding, de etnische herkomst en sekse weergegeven van de onderscheiden uitstroomgroepen A t/m E.
60
Uitkomsten gegevens IBG
Tabel 4.4
Uitstroomgroepen uit HHS/THR over vijf studiejaren (2000/2001 t/m 2004/2005), naar vooropleiding, etnische herkomst en sekse, vergelijking met totaal HHS/THR (steeds grootste verschil per categorie vetgedrukt)
Kolom%, vergelijking met totaal Hoogste vooropleiding Havo Mbo Vwo Buitdipl+toel Propedeuse hbo/wo Hbo Etnische herkomst W-allochtoon N-w allocht Autochtoon Sekse Man Vrouw
B uit ho zonder einddiploma
C switcher hhs
D zelfde opleiding aan andere instelling
E andere studie aan andere instelling
+0.6 +4.1 -5.1 +3.4 -0.9 -2.3 100%
+15.8 -6.0 -9.5 +4.6 -1.0 -3.9 100%
+2.8 +7.0 -6.9 +1.0 -0.3 -3.6 100%
+6.9 -9.0 -2.2 +0.1 +6.1 -2.0 100%
-0.9 -7.2 +8 100%
+1.1 +4.7 -5.8 100%
+1.1 +14.2 -15.2 100%
-0.7 +14.9 -14.2 100%
+0.7 +6.9 -7.5 100%
-4.6 +4.6 100%
+6.5 -6.5 100%
+6.3 -6.3 100%
-4.0 +4.0 100%
+1.1 -1.1 100%
Gem. totaal HHS/TH R
A einddiploma startstudie(s) aan hhs behaald
46.4 25.4 13.8 9.2 3.2 2.0 100%
-7.8 -0.1 +5.0 -3.1 +0.8 +5.1 100%
9.3 21.9 68.9 100% 56.8 43.2 100%
Bron: IB-Groep; eigen bewerking SCO/SEO (2005)
Naarmate de vooropleiding hoger is, wordt het einddiploma van de studie waarmee is gestart aan de HHS/THR vaker behaald. Door studenten met een havo-vooropleiding wordt het diploma het minst vaak behaald. Daarnaast wordt door studenten met een buitenlands diploma of een toelatingsdiploma het einddiploma van de startstudie het minst vaak behaald. Binnen deze twee groepen (havo en buitenlands diploma + toelatingsdiploma) komt het veranderen van studie binnen de HHS/THR relatief het vaakst voor. Het voortzetten van de studie aan een andere instelling dan de HHS/THR komt bij studenten met een mbovooropleiding relatief het vaakst voor. Niet-westers allochtone studenten veranderen relatief vaker van opleiding en/of instelling en stoppen vaker met studeren in het hoger onderwijs. Mannelijke studenten verlaten het hoger onderwijs gemiddeld duidelijk vaker dan vrouwen.
Welke studie doen ze en waar gaan ze naartoe? Niet alleen het aandeel studenten dat verandert van studie kan met de gegevens van de IB-
groep bepaald worden, ook de precieze instelling waarnaar de studenten overstappen is uit 61
Stoppen of doorgaan
deze gegevens af te leiden. Per uitstroomgroep (A t/m E Fig. 4.1) gaan we nader in op de studies waarvandaan het minst/meest wordt veranderd en (indien relevant) waar naartoe wordt gegaan. Uit nadere inspectie van de gegevens blijkt dat studenten fiscale economie (een relatief kleine studie) het vaakst het hoger onderwijs verlaten (groep B Figuur 4.1). Het veranderen van studie binnen de HHS/THR komt het vaakst voor bij commerciële economie (groep C Figuur 4.1). Er zijn geen duidelijke patronen te ontdekken in de keuze voor een bepaalde plaats en de studie aan de HHS/THR die wordt verlaten (groep D Figuur 4.1). Het veranderen van zowel studie als instelling (groep E Figuur 4.1), komt relatief het vaakst voor bij de studies hbo rechten, industrieel produkt ontwerpen, bewegingstechnologie, management economie en recht en commerciële economie. De meeste studenten die een andere opleiding aan een andere instelling voortzetten (groep E Figuur 4.1) gaan naar Rotterdam, daarna Den Haag. In Tabel 4.5 is te zien in welke opleidingen studenten het meest naar het wo gaan. Van de totale groep studenten die een andere studie is gaan doen aan een andere instelling is 25,9% in het wo gaan studeren dat zijn ongeveer 150 studenten per studiejaar. Bij hbo rechten is dit aandeel ruim hoger, namelijk 37%. In Tabel 4.5 laten we de vijf studies aan de HHS/THR zien waar vandaan het vaakst naar het wo wordt gegaan. Tabel 4.5
De studies waar vandaan studenten het vaakst naar het wo gaan
Studie bestuurskunde/overheidsmanagement fiscale economie culturele/maatschappelijke vorming hbo rechten accountancy
% naar wo 49% 44% 40% 37% 33%
Bron: IB-Groep; eigen bewerking SCO/SEO (2005)
Bijna de helft van de studenten die heeft besloten de studie bestuurskunde/overheidsmanagement aan de HHS/THR zonder diploma te verlaten, ging naar het wo (meestal de Universiteit Leiden). De meeste van hen zijn bestuurskunde gaan studeren. De studenten die hbo rechten studeerden en naar het wo zijn gegaan, zijn het vaakst rechten gaan studeren. Bij de andere drie studies is er geen duidelijke meerderheid. De meeste studenten die van zowel studie als instelling zijn veranderd, zijn naar Rotterdam gegaan. Het vaakst gaan de studenten naar de Hogeschool Rotterdam, vervolgens Inholland (Rotterdam en Den Haag), en daarna de Universiteit Leiden.
62
Uitkomsten gegevens IBG
Overstap naar universiteit: succes en vooropleiding Vervolgens proberen we na te gaan hoe succesvol de studenten zijn die van de HHS/THR –
zonder daar een diploma te behalen- naar de universiteit zijn gegaan (subgroep uit groep E). Zoals aangegeven is van de studenten die een andere studie zijn gaan doen aan een andere instelling 25,9% in het wo gaan studeren, (deze subgroep bestaat uit 678 studenten). Daarnaast is er een groep die eerst naar het wo is gegaan zonder de studie aan de HHS/THR af te maken en daarna het hoger onderwijs zonder diploma heeft verlaten (76 studenten, subgroep uit groep B Figuur 4.1). In totaal heeft dus 10% van de studenten die naar het wo is gegaan (76 gedeeld door 678+76), het hoger onderwijs daarna zonder diploma verlaten. Dit percentage kan hoger worden, omdat we de loopbanen van de studenten over een betrekkelijk korte tijd hebben kunnen volgen. De totale groep studenten die naar het wo gaat, bestaat voor het grootste deel uit studenten die voordat ze aan de HHS/THR gingen studeren al toegang hadden tot de universiteit: studenten met als vooropleiding een vwo-diploma (250, 33%), een hbo propedeuse (210, 28%) of een hbo diploma (49, 6.5%). 150 studenten hebben als vooropleiding havo (13%) of mbo (8%). Het is interessant om te kijken hoe het verder is gegaan met deze laatstgenoemde groepen studenten, aangezien zij door enige tijd te studeren aan de HHS/THR toegang hebben gekregen tot de universiteit. Het aandeel studenten dat het hoger onderwijs zonder diploma heeft verlaten na even in het wo te hebben gestudeerd, ziet er uitgesplitst naar vooropleiding als volgt uit. Tabel 4.6
Het % studenten dat zonder het einddiploma te behalen aan de HHS/THR naar het wo is gegaan én daarna is gestopt met studeren in het hoger onderwijs, naar vooropleiding
vooropleiding Havo Mbo Vwo buitenlands dipl/toelatingsdipl. propedeuse hbo Hbo
% uit ho 7.5% 8.8% 12.4% 12.2% 7.1% 8.2%
Bron: IB-Groep; eigen bewerking SCO/SEO (2005)
Er zijn (nog) geen aanwijzingen dat studenten met een havo of mbo vooropleiding die met een hbo propedeusediploma de overstap naar het wo maken minder succesvol zijn in het wo dan studenten met een andere vooropleiding die ook die overstap maken. De gemiddelde percentages wijzen zelfs in de andere richting. De verschillen zijn overigens niet significant.
63
Stoppen of doorgaan
4.2 Studieverloop eerstejaars HHS/THR In het voorgaande hebben we de uitstroom uit de HHS/THR onderzocht: de studenten die de HHS/THR hebben verlaten. Wat echter ook mogelijk is, is om cohorten eerstejaars te volgen. Daarmee kunnen we bepalen welk deel van de studenten dat gaat studeren aan de HHS/THS vervolgens van studie/instelling verandert of helemaal stopt met studeren. In deze paragraaf volgen we een aantal eerstejaars cohorten en zoomen we vervolgens in op het cohort dat in het studiejaar 2002/2003 begon met studeren aan de HHS/THR. In Tabel 4.7 is voor vier cohorten eerstejaars studenten aan de HHS/THR het studieverloop weergegeven. Ten eerste voor de groep studenten die in 2000/2001 is gestart met studeren aan de HHS/THR, ten tweede voor de groep die in 2001/2002 is gestart, ten derde voor studenten die in 2002/2003 zijn gestart en ten slotte voor studenten die in 2003/2004 zijn gestart met studeren aan de HHS/THR. Alle vier cohorten zijn gevolgd t/m 2004, het eerste cohort is dus vijf jaren gevolgd, het laatste twee jaren. Voor de studenten die voor de fusie zijn gestart met studeren, laten we het onderscheid zien tussen HHS en THR. Na de fusie kunnen we dit onderscheid niet meer maken. Tabel 4.7
Studieverloop van de cohorten eerstejaars 2000-2004 naar HHS/THR cohort 2000(-2004) cohort 2001(-2004) 5 jaren 4 jaren HHS THR Totaal HHS THR Totaal
A einddiploma startstudie(s) behaald Studeert nog aan hhs Totaal % doorstromers B uit ho zonder einddiploma C switcher hhs D zelfde opleiding andere instelling E andere studie andere instelling Totaal % stoppers Totaal aantal
53.3 5.8 59.1 24.9 4.9 1.4 9.7 40.9 5066
61.3 0.4 61.8 26.3 4.4 1.1 6.5 38.2 476
53.8 5.4 59.2 25.1 4.9 1.4 9.5 40.8 5571
39.4 19.8 59.2 23.1 5.7 1.7 10.2 40.8 4271
47.5 14.5 62.1 27.3 4.1 0.6 5.9 37.9 488
40.1 19.2 59.3 23.5 5.5 1.7 9.9 40.7 4803
cohort 2002(-2004) 3 jaren HHS THR Totaal 36.7 28.2 64.9 19.4 5.5 1.8 8.5 35.1 4203
49.4 17.0 66.4 13.8 6.1 2.0 11.7 33.6 494
37.8 26.9 64.7 18.9 5.6 1.9 8.9 35.3 4732
coh. 2003 2 jaren Totaal 18.8 51.1 69.9 14.8 5.5 1.9 7.9 30.1 4929
Bron: IB-Groep; eigen bewerking SCO/SEO (2005)
Te zien is dat THR-studenten iets vaker doorstromen en dus ook iets minder vaak stoppen dan HHS-studenten. Een onderscheid naar HHS en THR maken we vanaf cohort 2003 niet meer, aangezien vanaf dat jaar de fusie van kracht was. De tabel laat ook zien dat hoe recenter het cohort, hoe lager het percentage stoppers. Dit heeft er echter ook mee te maken dat de studieloopbaan van studenten steeds wat minder lang kon worden gevolgd (vgl. cohort 2000 5 jaren, cohort 2003 2 jaren). Een belangrijke vraag is of de percentages in de tabel hoog of laag zijn, oftewel hoe zich dit verhoudt tot landelijke cijfers. 64
Uitkomsten gegevens IBG
Studieverloop: landelijke cijfers In het kader van de Studentenmonitor 2002 hebben SCO/SEO het studieverloop, van o.a.
het eerste naar het derde jaar, van studenten in het hoger onderwijs geanalyseerd op basis van informatie van de IB-Groep. De resultaten hiervan kunnen we als vergelijking gebruiken. Deze landelijke gegevens kunnen het beste worden vergeleken met cohort 2002, aangezien de studieloopbanen van de studenten van dit cohort ook 3 jaren zijn gevolgd. In de onderstaande figuur laten we eerst de landelijke gegevens zien. Figuur 4.2
Studieverloop hbo-studenten in Nederland van eerste naar derde studiejaar (eerstejaars in 2000/2001).
Bron: IB-Groep; eigen bewerking SCO/SEO (2003)
Leesvoorbeeld: van de eerstejaars hbo-studenten is 51% in het begin van het derde studiejaar niet van opleiding veranderd. Van deze ‘onveranderde’ studenten heeft 75% aan het einde van het tweede studiejaar de propedeuse gehaald. 49% van de eerstejaars hbo-studenten is wel van opleiding veranderd, waarvan 13% binnen dezelfde instelling, 12% is van instelling veranderd en de resterende 24% is zelfs helemaal gestopt met studeren in het hoger onderwijs.
Studieverloop cohort 2002 HHS en THR In de volgende drie figuren laten we zien hoe dit eruit ziet voor de HHS/THR: eerst voor de
HHS en THR samen, vervolgens apart voor de HHS en THR.
65
Stoppen of doorgaan
Figuur 4.3
Studieverloop van studenten aan de HHS/THR van eerste naar derde studiejaar (cohort 2002)
Bron: IB-Groep; eigen bewerking SCO/SEO (2005)
Te zien is dat er door HHS/THR-studenten minder wordt veranderd dan landelijk. Figuur 4.4
Studieverloop van studenten aan de HHS van eerste naar derde studiejaar (cohort 2002)
Bron: IB-Groep; eigen bewerking SCO/SEO (2005)
66
Uitkomsten gegevens IBG
Figuur 4.5
Studieverloop van studenten aan de THR van eerste naar derde studiejaar (cohort 2002)
Bron: IB-Groep; eigen bewerking SCO/SEO (2005)
Net als onze conclusie op basis van Tabel 4.7, zien we hier dat er binnen de THR iets minder vaak wordt veranderd dan binnen de HHS. Het gaat hier echter om een miniem verschil. Studieverloop cohort 2002 naar vooropleiding Vervolgens laten we het studieverloop zien naar de vooropleiding van de HHR/THR studenten: eerst voor havo, dan voor vwo en tot slot voor mbo.
Figuur 4.6
Studieverloop van studenten aan de HHS/THR met een havo-vooropleiding van eerste naar derde studiejaar (cohort 2002)
Bron: IB-Groep; eigen bewerking SCO/SEO (2005)
67
Stoppen of doorgaan
Studenten aan de HHS/THR met een havo-vooropleiding veranderen iets vaker van opleiding/instelling dan gemiddeld binnen de HHS/THR en verlaten zij minder het hoger onderwijs. Van de groep die onveranderd is heeft een groter deel de propedeuse gehaald. Figuur 4.7
Studieverloop van studenten aan de HHS/THR met een vwo-vooropleiding van eerste naar derde studiejaar (cohort 2002)
HHS/THR studenten met een vwo-vooropleiding veranderen duidelijk minder vaak dan gemiddeld en daarmee ook minder switchers, omzwaai naar een andere instelling en uitval. Figuur 4.8
Studieverloop van studenten aan de HHS/THR met een mbo-vooropleiding van eerste naar derde studiejaar (cohort 2002)
Bron: IB-Groep; eigen bewerking SCO/SEO (2005)
68
Uitkomsten gegevens IBG
Studenten aan de HHS/THR met een mbo-vooropleiding veranderen even vaak van instelling, iets minder vaak intern van opleiding als de gemiddelde student aan deze instelling. Wel wordt het hoger onderwijs door deze groep vaker verlaten.
Studieverloop cohort 2002 niet-westers allochtone studenten Naast een onderscheid naar vooropleiding, kunnen we onderscheid maken naar etnische
herkomst. In Figuur 4.9 is het studieverloop van niet-westers allochtone HHS/THR studenten van het cohort 2002 weergegeven. Figuur 4.9
Studieverloop van niet-westers allochtone studenten aan de HHS/THR van eerste naar derde studiejaar (cohort 2002)
Bron: IB-Groep; eigen bewerking SCO/SEO (2005)
Niet-westers allochtone studenten veranderen duidelijk vaker van opleiding/instelling dan de gemiddelde HHS/THR-student en verlaten ze ook meer het hoger onderwijs.
Studieverloop van cohort 2002: de achtergrondkenmerken samen bekeken We hebben nu naar verschillende achtergrondkenmerken gekeken in relatie tot het
veranderen/stoppen met een opleiding aan de HHS/THR. We weten nog niet wat de grootste verschillen zijn en hoe de relaties precies liggen. Zo vonden we bijvoorbeeld dat niet-westers allochtone studenten vaker veranderen/stoppen, maar geldt dit bijvoorbeeld in dezelfde mate voor vrouwelijke en mannelijke niet-westers allochtone studenten? Dit soort vragen beantwoorden we in deze paragraaf.
69
Stoppen of doorgaan
In Tabel 4.8 laten we de resultaten zien van een analyse waarin we de achtergrondkenmerken tegelijkertijd hebben opgenomen en waarin wordt onderzocht wat het relatieve ‘effect’ is van deze achtergrondkenmerken op het 1 stoppen met studeren in het hoger onderwijs, 2 veranderen van studie binnen de HHS/THR en 3 het veranderen van instelling ten opzichte van doorstromen (het diploma is behaald of er wordt nog gestudeerd zonder verandering). Tabel 4.8
Relatie tussen veranderen van opleiding/instelling en achtergrondkenmerken
sekse (vgl. met vrouw) etnische herkomst (vgl. met autochtoon) vooropleiding (vgl. met havo)
uit ho +++ geen versch. ++ geen versch. --geen versch. +++ ++ + geen versch. + ++ geen versch.
switcher
andere instelling geen versch. + + + --geen versch. geen versch. geen versch. geen versch. geen versch.
man + westers allochtoon geen versch. niet-westers allochtoon +++ mbo geen versch. vwo --overig geen versch. Leeftijd leeftijd start studie --sector economie geen versch. (vgl. met THR) gedrag en maatschappij -gezondheidszorg geen versch. informatica ++ onderwijs en sport geen versch. techniek geen versch. Bijv. man*westers allochtoon interacties geen versch. geen versch. geen versch. geen versch. = geen significant verschil, + iets hoger dan vergelijkingsgroep, ++ hoger dan vergelijkingsgroep, +++ duidelijk hoger dan vergelijkingsgroep - iets lager dan vergelijkingsgroep, -- lager dan vergelijkingsgroep, --- duidelijk lager dan vergelijkingsgroep
Bron: IB-Groep; eigen bewerking SCO/SEO (2005)
Mannelijke studenten van cohort 2002 verlaten het hoger onderwijs vaker zonder diploma en veranderen vaker van studie binnen de HHS/THR dan vrouwelijke studenten. Studenten aan de HHS verlaten het hoger onderwijs vaker zonder diploma dan THR-studenten. Overigens zijn er geen verschillen in studieverloop tussen techniek-studenten aan de HHS en THR. Niet-westers allochtone studenten van cohort 2002 verlaten het hoger onderwijs vaker zonder diploma, veranderen vaker van studie binnen de HHS/THR en gaan vaker naar een andere instelling dan autochtone studenten. Dit geldt in dezelfde mate voor vrouwelijke als mannelijke niet-westers allochtone studenten. Studenten met een vwo-vooropleiding veranderen minder vaak dan studenten met een havoof mbo-vooropleiding. Studenten die het hoger onderwijs zonder diploma verlaten zijn
70
Uitkomsten gegevens IBG
gemiddeld ouder wanneer zij beginnen met hun studie aan de HHS/THR, studenten die veranderen zijn gemiddeld jonger.
4.3 Conclusies en samenvatting In vergelijking met de landelijke uitkomsten is het vertrek uit een opleiding zonder diploma bij HHS/THR kleiner: 35% tegenover 49% landelijk. Dit uit zich in minder omzwaai en minder uitval uit het hoger onderwijs. Het aandeel dat verandert van instelling verschilt nauwelijks van het landelijke cijfer (11% resp. 12%). Twee procent vervolgt dezelfde opleiding aan een andere instelling. Gezien het feit dat er geen patroon is te ontdekken in de opleidingen waar dit veel gebeurt (per jaar andere opleidingen) mogen we concluderen dat deze omzwaai niet in de eerste plaats is toe te schrijven aan onvrede over de HHS/THR. Een veel genoemde reden in de enquête is verhuizing. Per jaar gaan er ongeveer 150 studenten naar het wo. De groep studenten die naar het wo gaat, bestaat voor het grootste deel uit studenten die voordat ze aan de HHS/THR gingen studeren al toegang hadden tot de universiteit: studenten met als vooropleiding een vwodiploma (33%) een hbo-propedeuse (28%) of een hbo-diploma (7%). 13% heeft als vooropleiding havo en 8% mbo. Er zijn (nog) geen aanwijzingen dat havo- of mbostudenten die met een hbo-propedeusediploma van de HHS/THR de overstap naar het wo maken minder succesvol zijn in het wo dan studenten die met een andere vooropleiding de overstap maken. Mannelijke studenten van cohort 2002 verlaten het hoger onderwijs vaker zonder diploma en veranderen vaker van studie binnen de HHS/THR dan vrouwelijke studenten. Studenten aan de HHS verlaten het hoger onderwijs vaker zonder diploma dan THR-studenten. Overigens zijn er geen verschillen in studieverloop tussen techniek-studenten aan de HHS en THR. Niet-westers allochtone studenten van cohort 2002 verlaten het hoger onderwijs vaker zonder diploma, veranderen vaker van studie binnen de HHS/THR en gaan vaker naar een andere instelling dan autochtone studenten. Dit geldt in dezelfde mate voor vrouwelijke als mannelijke niet-westers allochtone studenten.
71
Stoppen of doorgaan
Studenten met een vwo-vooropleiding veranderen minder vaak dan studenten met een havoof mbo-vooropleiding. Het hoger onderwijs verlaten zonder diploma wordt meer gedaan door ouderen, studenten die veranderen zijn gemiddeld jonger.
72