THOMAS MANN DUITSLAND HEEFT ME NOOIT MET RUST GELATEN AMERIKAANS DAGBOEK 1940-1948 GEKOZEN, VERTAALD EN GEANNOTEERD DOOR PAUL BEERS
UITGEVERIJ DE ARBEIDERSPERS·AMSTERDAM·ANTWERPEN
De vertaler ontving voor deze vertaling een werkbeurs van de Stichting Fonds voor de Letteren.
Copyright © 1982, 1986, 1989 S. Fischer Verlag GmbH Frankfurt am Main Copyright Nederlandse vertaling © 1995 Paul Beers/ BV Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam Oorspronkelijke titel Tagebücher 1940-1943, Tagebücher 1944-1946, Tagebücher 1946-1948 Uitgave S. Fischer Verlag GmbH, Frankfurt am Main ISBN
90 295 3029 4 /CIP
VERANTWOORDING
Nadat in 1987 in Privé-Domein een eerste Nederlandse selectie is gepubliceerd van Thomas Manns Dagboeken 1918-1939, volgt nu een keuze uit de dagboeken die de jaren 1940-1948 beslaan, over twee jaar af te sluiten door een derde en laatste selectie die de jaren 1949-1955 zal omvatten. De jaren 1940-1948 zijn in de Duitse uitgave geboekstaafd in drie omvangrijke delen die inclusief uitgebreid notenapparaat en register elk zo'n duizend pagina's bevatten. Het zou ondenkbaar zijn om deze delen integraal in Nederlandse vertaling te laten verschijnen. Ze bestaan uit meest in telegramstijl genoteerde aantekeningen van alles wat de dag zoal vulde, en het lezen ervan is een inspannende aangelegenheid, die alleen met vrucht kan geschieden als het bewonderenswaardige en uitputtende notenapparaat voortdurend wordt geraadpleegd. De Nederlandse lezer is gebaat met een uitgave die uit al deze bladzijden het meest boeiende, onthullende en soms belangrijke weet te selecteren. De bezorger van de eerste dagboeken en ook nog van het deel 1940-1943 was Peter de Mendelssohn, die na zijn dood werd opgevolgd door Inge Jens. Zij schreven bij de nu vertaalde delen uitgebreide inleidingen, waarvan alleen het inhoudelijke, niet het technische gedeelte is overgenomen, en dan nog ingekort wat betreft die passages die in de Nederlandse selectie niet zijn terug te vinden. De weglatingen zijn aangegeven met vierkante haken. De vierkante haken spelen ook verder in dit boek een grote rol, zowel om de talloze plaatsen aan te geven waar ook binnen een gekozen dag nog geselecteerd is, als om gebruik te kunnen maken van korte verhelderende toevoegingen die anders in een te zeer uitdijend notenapparaat hadden moeten worden ondergebracht. Bij het kiezen van de op te nemen dagen werd allereerst op belangwekkende informatie gelet. Van die dag werd vaak ook veel van de overige aantekeningen opgenomen, om zo een goede indruk te geven van het karakter van het gehele dagboek. Deze Nederlandse selectie kon gebruik maken van de in 1992 verschenen Briefwechsel 1937-1955 tussen Thomas Mann en Agnes E. Meyer, een hoogst belangrijke literaire (en financiële) `relatie' die vanuit het dagboek op onthullende, ja ontmaskerende wijze becommentarieerd wordt. Dit is een van de `krenten in de pap' die het dagboek zijn belang geven, en het naast elkaar leggen van Manns overbeleefde brieven en zijn onverholen afkeer in het dagboek zal menige wenkbrauw doen fronsen. Alle enigszins saillante opmerkingen in het dagboek zijn vertaald, en bovendien zijn in het Aanhangsel enkele korte brieven van Agnes Meyer en vooral enkele langere van Mann opgenomen die de soms openlijk aan de dag tredende spanning in hun verstandhouding documenteren. Ook bijna alle passages waarin Mann melding maakt van zijn oog voor aantrekkelijke jonge mensen, meest jonge mannen, zijn opgenomen, zodat de selectie ook dit element in zijn leven nauwkeurig vastlegt. Het maakt de man die zich juist in deze jaren ontwikkelde tot het geweten van Duitsland, die de oorlog van dag tot dag in zijn dagboek volgt, die telkens weer zijn radiotoespraken tot de `Deutsche Hörer' voorbereidt, alleen maar menselijk; misschien moeten we zeggen: het houdt hem menselijk. Het familieleven speelt een zeer grote rol in het leven van Thomas Mann. Daarom wordt naast zijn vrouw K. – Katja, de enige die niet in het register voorkomt omdat ze bijna elke dag wordt genoemd – regelmatig de aanwezigheid vermeld van kinderen en kleinkinderen. Daarbij had ik een zwak voor de `arme' Moni, de middelste en ongelukkigste dochter, voor wie Mann, die wel heel sterke voorkeuren en afkeren had, beslist géén zwak had. Hoe stiefvaderlijk komt zij eraf als we haar vermeldingen vergelijken met die van de andere kinderen, om niet te spreken
van zijn lyrische ontboezemingen over kleinzoon Frido. Wat de `technische' kanten van het vertaalwerk betreft: alle door Mann gebruikte Engelse woorden zijn in zíjn, dat wil zeggen vaak foutieve spelling overgenomen, dus `scienze', `desaster', `peneciline' enzovoort. Hoewel Mann zeer attent was op zetfouten in de door hem geschreven boeken en ze eigenhandig corrigeert in de geschenkexemplaren, had hij voor de juiste spelling van eigennamen een blinde vlek, zelfs waar het landgenoten betreft, zoals Eva Hermann (voor Herrmann) en Max Horckheimer (voor Horkheimer); binnen tien regels kunnen we zowel Markuse als Marcuse tegenkomen, Gallup en Gallupp, en Atlee of Atley voor Attlee; de naamsverbastering van de door hem verafschuwde nazi-meeloper Furtwängler tot Furchtwängler is te mooi om niet apart te noemen; in het register worden al deze namen juist vermeld. Mann schrijft `consequent' Cigarre en Cigarette; dat werd in het Nederlands cigaar en cigaret. Schreef Mann `Wermuth', dan werd het vermouth, schreef hij `Wermut', dan vermout. Dezelfde lijn werd aangehouden bij Congress of Congreß. Ook zijn eigen wijze van splitsen van woorden werd in de vertaling aangehouden: plaat-opname, atoom-bom, piano-concert. Wat de nieuwvormingen betreft: aan deze werd ook in het Nederlands zoveel mogelijk recht gedaan; als Mann dus het woord `Diskretisierungen' smeedt, wat in geen Duits woordenboek te vinden is, dan zal er in het Nederlands `discretiseringen' staan, en net als in het Duits tussen aanhalingstekens. Bij het noemen van boektitels en muziekstukken werd vaak in vierkante haken de naam van schrijver of componist toegevoegd om ze zo in het register te kunnen opnemen. Bij Wagners muziek, verreweg het meest genoemd, werd dit nagelaten en zijn ook de afzonderlijke opera's in het register opgenomen. Met pijn in het hart moest ik de vaak lange, interessante noten in het beperkte kader van deze uitgave laten vervallen, in het bijzonder citaten uit brieven en uit Die Entstehung des Doktor Faustus. Ook was het natuurlijk niet geoorloofd interessante informatie van de ene dag over te hevelen naar een andere, hoe groot de verleiding soms ook was om de Nederlandstalige lezer een extra boeiende passage voor te schotelen. Maar deze selectie blijft zinnig, omdat maar zeer weinigen ertoe zouden komen deze zo omvangrijke boeken in het Duits te bestuderen; als de selectie zorgvuldig en evenwichtig is gedaan, krijgt men op deze verkleinde schaal een goede indruk van het dagelijks leven van Thomas Mann, terwijl door het schrappen van veel ballast enkele grote lijnen beter zichtbaar worden en de `spanningsfactor' aanzienlijk wordt verhoogd. Wat de uitgave hopelijk ook een meerwaarde geeft, is het Aanhangsel, waarin naast de `document'-achtige brieven* aan Agnes Meyer ook vier teksten* zijn opgenomen die verband houden met het einde van de oorlog en dan ook dateren uit 1945. Uit de dagboekselectie zelf wordt duidelijk welk een ingrijpende rol de oorlog in denken, werken en spreken van Thomas Mann heeft gespeeld. Het drong zich als het ware op dit eveneens te documenteren, aan de hand van drie kortere teksten en één langere. Bovendien wordt de lezer er dan weer aan herinnerd dat de schrijver Mann, anders dan de noteerder van de dagboeken, altijd ook de man is van een wat plechtstatige, wijdlopige, duidelijk in het verleden wortelende retoriek. Het is goed ons te realiseren hoezeer de tijden voorbij zijn waarin met zulke grote, abstracte woorden zulk een barre geschiedenis kon worden bezworen. P. B. * In de dagboeken wordt door middel van een asterisk naar deze brieven en teksten aan het eind van het boek verwezen.
INLEIDING DAGBOEKEN 1940-1943
Thomas Manns dagelijkse aantekeningen uit de jaren 1940-1943 die in dit deel worden gepresenteerd, verschillen van de voorafgaande dagboeken uit de `Exil'-periode (1933-1939) door een wezenlijke omstandigheid die alleen oppervlakkig gezien van uiterlijke aard is. Terwijl in de jaren voordien een nog bijna ongehinderde vrijheid van reizen tussen Europa en Amerika Manns leven en werk bepaalde, het schouwtoneel vaak veranderde, ideeën en stromingen op alle gebieden van literatuur, kunst, politiek en dagelijks leven elkaar kruisten en bevruchtten, is nu alles voor lange jaren opgesloten binnen het strenge en onontkoombare kader van de eenheid van plaats, tijd en handeling. De plaats is Amerika, en nergens anders, van de eerste tot de laatste dag; de tijd is die van de Tweede Wereldoorlog, van 's morgens tot 's avonds, zonder onderbreking; de handeling is, zonder adempauze, het oorlogsgebeuren dat alle denken en streven bepaalt en gevangen houdt. In dit kader bouwt de schrijver voor zichzelf en de zijnen zijn nieuwe Amerikaanse bestaan op. Nooit tevoren, lijkt het, heeft hij zo geconcentreerd en onvoorwaardelijk in en voor zijn tijd geleefd en gewerkt. Europa en daarmee Duitsland zijn onbereikbaar ver geworden en zouden nauwelijks meer te `vatten' zijn, in elke zin van het woord, als niet gedachten en herinneringen ze resoluut vasthielden; ze kunnen al even weinig aan hem ontsnappen als hij aan hen. Amerika's `eisen van de dag' maken het tegelijk gemakkelijk en moeilijk aan deze levenswet van de banneling en nieuw opgenomene te gehoorzamen. Nauwelijks een bladzij in dit boek die er niet van getuigt. In deze vier jaar, waarin zich in Europa en algauw ook in het Verre Oosten de meest ongehoorde omwentelingen voltrekken, die door het dagboek met angst en beven bijna van uur tot uur worden genoteerd, verwisselt de kroniekschrijver slechts eenmaal van vaste woonplaats. Een verblijf van verscheidene maanden in de zomer van 1940 in Californië doet de gedachte bij hem opkomen het aan de universiteitsstad Princeton gebonden leven, dat hem op den duur in zijn creativiteit hindert, te verruilen voor het vrije schrijversbestaan van vroeger, en in het voorjaar van 1941 vindt de verhuizing naar de Amerikaanse westkust plaats. Hier, in Pacific Palisades, laat Thomas Mann nog één keer een eigen huis bouwen: het is het vierde in zijn leven. In deze periode komen de drie eerste kleinkinderen ter wereld en worden de twee oudste zoons Amerikaanse soldaten. Hij, die intussen de zeventig nadert, volbrengt naast al het andere zes grote voordrachtsreizen van meerdere weken als `rondtrekkend prediker van de democratie', kriskras door het Amerika van Roosevelt, waarmee hij allengs in woord en geschrift onafgebroken in discussie treedt. Een officiële relatie met de Library of Congress brengt met zich mee dat hij elk jaar in Washington een grote voordracht houdt. Op een dag in januari 1941 is hij de gast van de president en zit hij tegenover de bewonderde man in het Witte Huis. Aan succes, roem en eerbewijzen ontbreekt het in deze jaren niet. Ook al lijkt zijn Duitsland, zijn Europa weggezonken, in deze tijd heeft Thomas Mann de top van zijn geestelijke werkzaamheid bereikt. Aan het slot van dit deel, wanneer het einde van de oorlog zich onmiskenbaar begint af te tekenen, is de voorgeschreven wachttijd voorbij en staat hij op het punt burger van de Verenigde Staten te worden. Deze vier jaren 1940-1943 zijn tegelijk een tijd van grote en bijna onoverzienbare creativiteit op het gebied van het proza, de kritiek en de publicistiek. Nog in Princeton ontstaat de Indische vertelling Die vertauschten Köpfe en wordt een begin gemaakt met de vierde roman van
de bijbelse tetralogie, Joseph, der Ernährer; hier worden nog de universiteitscolleges On Myself en Die Kunst des Romans, het Kafka-essay en het nieuwe Buddenbrooks-voorwoord geschreven; hier begint, in oktober 1940, de reeks maandelijkse radiotoespraken voor `Duitse luisteraars'. In Pacific Palisades wordt vervolgens, onder een `Egyptische hemel', de vierde Joseph-roman voortgezet en beëindigd, ontstaat de Mozes-novelle Das Gesetz en wordt het grote werk van de latere jaren, de roman Doktor Faustus, begonnen; hier ontstaan, naast talrijke kleinere literaire en politieke toespraken en redevoeringen, de grote voordrachten The War and the Future en The Joseph Novels en de belangrijke actuele voorwoorden tot de Amerikaanse uitgaven van de Duitse radiotoespraken en van de verzamelde politieke essays, Order of the Day. [...] München, augustus 1981
Peter de Mendelssohn
1940
Princeton, zaterdag 13 januari 1940 Nat, donker. Aan de novelle [Die vertauschten Köpfe] geschreven. ½1 aankomst Mrs. Meyer1. Sherry en lunch met haar. Na de koffie met haar in de bibliotheek, naar het voorlezen van de grote inleiding op haar boek2 geluisterd en tot de thee met haar hierover en over `Lotte [in Weimar]', Goethe en – mij gesproken. Dapper volgehouden. Ze ging zover over het `verschrikkelijke' van mijn leven te spreken, en ik gaf haar de verzekering dat er als tegenwicht sprake was van veel tevredenheid en plezier. Ze heeft mijn achtergrond in Lübeck zorgvuldig bestudeerd. Haar respect pleit voor haar. – Thee met haar, de kinderen [Bibi3 en Gret4], Meisel5, Klaus6, die met weekend kwam. Bezorgdheid om Erika7, die haar [lecture]tour zwaar verkouden, met koorts voortzet. K.8 zag er zeer uitgeput uit, eveneens hevig verkouden (als gevolg van het wachten in de kou bij de pier), bovendien lijdend aan de nog nader te bepalen verschijnselen. – Vertrek van Mrs. Meyer ½6. Geen zin meer in werken met Meisel. Met Niko [de poedel] in de nattigheid uitgegaan. Daarna het boekje over Rilke van diens secretaresse gelezen. – 's Avonds naar het concert op de radio geluisterd: vrolijk dieren-carnaval van Saint Saens, Petroesjka van Stravinsky, karakteristiek Bert Brecht-volksstuk van de 20ste eeuw, anti-romantisch. Zeer harde en koude opvatting van de muziek. – Symfonische muziek van Vivaldi. Laat naar bed. Princeton, dinsdag 30 januari 1940 Helder, zacht. Uitgeslapen. K. 's morgens naar N.Y. [New York] voor haar kleine operatie. Verder geschreven aan de `Vert. Köpfe'. Tussen de middag met de poedel naar de golfbaan om hem te laten rennen. Lunch met de jongelui [Bibi en Gret]. De Duitse bladen uit Parijs gelezen. Schwarzschild1 over Rauschnings gesprekken met Hitler. (Europa onder Duitsland. Ontvolking. Analfabetisme.) – [...] Swing2 over de vandaag gehouden rede van Hitler, wilde dreigingen, nu ook tegen Frankrijk. De Poolse aanklachten `produkten van een ontaarde fantasie'. Zo is hij nu. Het woord dat op de daad slaat, toegepast op de tijding ervan. – Luchtaanvallen op de Engelse kust. Veel schepen gezonken. Geforceerde bouw van nieuwe onderzeeboten. Houd Engeland voor zeer bedreigd. Daar werken communisten en rechts samen voor de vrede met Hitler, in Frankrijk wroet de Russische propaganda. Artikel `Germany may win the war' in Common Sense3 bevestigt mijn bezorgdheid. Zal Engeland zich kunnen handhaven tegen de verenigde rabiate vastbeslotenheid van Duitsland en Stalin-Rusland om de wereld omver te werpen, een vastbeslotenheid die elk middel juist acht? Is het eerlijke jacobinisme van Daladier de geest waarin vandaag overwonnen wordt? – Telefoon met Erika, die wilde horen hoe het ging. Terugkeer waarschijnlijk tegen het eind van mijn tour. Princeton, dinsdag 6 februari 1940 8 uur op, gebaad en gewandeld. Aan de novelle, het precaire punt van verveling en ontevredenheid. Koffers pakken, nerveus en terneergeslagen. Donker en regenachtig, niet gewandeld, waarvoor ook geen tijd. Lunch met K. Minneapolis, Minnesota, hotel Nicolett, woensdag 14 februari 1940 [...] 8 uur voordracht in het `gymnasium'. Hospitaal-atmosfeer. Met de rector in de
wachtkamer. Enorme hal, gevuld met 3000 personen, overwegend studenten. Was in het begin nerveus en voelde me uitgeput, maar sprak indringend een uur lang onder verbazingwekkende stilte. Groot succes voor de organisatoren, die nooit zo'n grote toeloop hadden. [...] St. Antonio, vrijdag 23 februari 1940 [...] In het hotel om middernacht beangstigend avontuur met de map waarin de manuscripten en dit [dagboek]schrift, welke onvindbaar. Verdenking tegen een journalist die 's morgens korte tijd hier was. Radeloos. Manager en huisdetective, die de map na enige tijd achter een raamgordijn op de grond vond. Denton, dinsdag 27 februari 1940 8 uur op. Zonnig opgeklaard weer. In zeer zacht water gebaad. [...] Het oor zeer slecht en gezwollen. Ook van buiten ontstoken. Hoog tijd om naar huis te gaan. – Begin van het pakken. – Telkens, tussen de pijnen en de belasting door de onvermijdelijke maatschappelijke verplichtingen, vermengen de nu zeer pessimistische en sceptische gedachten over de afloop van het politieke proces zich met de vraag naar het slagen van het slotdeel van het persoonlijk leven, het probleem van de stemming en spankracht voor de voltooiing van de Joseph1 na de nogal overbodige novelle-zijstap. Reizen zoals deze ook een probleem: zeer tijdrovend, maar misschien noodzakelijk om aan altijd weer hetzelfde te ontsnappen. [...] De reis zit erop, de terugtocht, die tot overmorgen zal duren, is begonnen. Het besluit minstens een jaar lang niets dergelijks te ondernemen, staat zo goed als vast. Met K. over de te maken studenten-voordrachten, in het bijzonder die over de roman. Verlangen Niko terug te zien, van wie ik 's nachts zelfs droomde. [...] Princeton, vrijdag 8 maart 1940 Zware, gedeprimeerde dagen, moeizaam voortgaand met de academ. voordracht over mijn werk [`On Myself'], eraan krabbelend. Niemand gezien. Aan Käte Hamburger1 in Göteborg geschreven. – Vandaag brief van V. Marcu2 over `Lotte', die hem van zijn landerigheid genezen [had]. Schickele3, twee dagen voor zijn dood, had hem tot de lectuur aangespoord. – Meisel kwam 's morgens ½10. Ik sprak en dicteerde hem de voordracht ongeveer voor een 3de deel. – Wat blauwe hemel na zeer donkere dagen. Bedankte Marcu meteen. – Gisteren Nietzsches `David Strauß' gelezen. – Bij de lunch Broch4, die we afraadden 7 kiezen te laten trekken. [...] Princeton, dinsdag 30 april 1940 [...] Groot artikel van ter Braak in `Het Vaderland' over `L.i.W.' [Lotte in Weimar]. [...] Ter Braaks artikel doorgelopen, dat mooie dingen zegt over de `verwantschap', over het geslaagde `avontuur' van hoofdstuk VII en `Goethe-muziek'.
Princeton, vrijdag 10 mei 1940 Laat naar bed, maar 7 uur lang goed geslapen. 8 uur op. Heel lieflijke morgen. Geschoren, gebaad en aangekleed. Schokkend bericht van de Duitse lucht- en land-overval, die komen moest, op Holland, België en Luxemburg. Voortdurend melding, waaronder van Duitse kant, dat men in Den Haag is. Ook het uniform-bedrog speelt weer een rol. – Onder deze omstandigheden afgehaald voor de lezing, als gisteren. [...] Goed verloop, hoewel ik de vreemde sfeer van de voordracht wat onbehaaglijk vond. Aanhoudende bijval. – Thuis het nieuws: Verontwaardigde proclamatie van Wilhelmina, verontwaardigde Amerikaanse reacties. Amsterdam gebombardeerd. Belgische melding dat op de eerste dag `de Duitse doelen niet bereikt' zijn. Erika telefoneert vanwege Golo1 in Zürich. Maar mogelijkheid van zijn ontkomen naar Lissabon en zelfs zijn wens daartoe onwaarschijnlijk. Telegram aan hem. – [...] Niko wordt geschoren. – Brief van Mrs. Meyer, als onnozel ervaren en weggegooid. [...] – Italië op het moment afzijdig en afwachtend. Rusland verklaart zich tegen het panslavisme van voor de revolutie en is niet geïnteresseerd in de Balkan, wat een uitnodiging voor Italië betekent – indien authentiek. – Afscheidsrede van Chamberlain, niet zonder ontroering op te wekken. Churchill Prime Minister. Nationaal eenheidskabinet ook in Frankrijk onder Reynaud. [...] Doorlopend nieuws. Sterke, tot nu toe succesvolle tegenstand van de Hollanders en Belgen. Indringende protest-proclamatie van de Holl. koningin, door Roosevelt toegejuicht. – Zware, schokkende dag. – 's Middags terugkeer van Niko, geschoren, klein en dun, met spits snuitje en grote ogen. – Lang gelezen in de biografie van Mahler door zijn vrouw. Princeton, dinsdag 14 mei 1940 ½9 op. Warme dag. Na het ontbijt, dat door de head lines bijna ongenietbaar werd, iets aan `V. K.' [Vertauschten Köpfe] geschreven. Tussen de middag Auernheimer1. Met hem een ritje gemaakt en wat gelopen. Lunch met hem. Moe, nerveus en bedrukt zijn beschaafde praatjes aangehoord, waarvan de waarheden allemaal bekend zijn, wat hij zou moeten weten. Bij de koffie ook Meisel. Trok me terug en las de Tribune. Churchills rede bij de ambtsaanvaarding kort en tragisch. Eenstemmig votum. Holland zo goed als in Duitse handen. De koningin in Londen. In België de situatie iets gunstiger. Sedan door de Duitsers bezet. Uit zware gevechten ontwikkelt zich gaandeweg de grote slag die de Duitsers de doorbraak en de beslissende overwinning moet brengen. Maar ook als ze Parijs zouden innemen, was de oorlog niet afgelopen. Er kan geen vrede zijn door een Duitse overwinning. [...] Met K. wat gelopen. Spraken over onze tegenzin tegen het opgeven van het huishouden hier onder de huidige omstandigheden. – Telefoon met Erika vanwege de situatie van Golo en het verkrijgen van een Amerikaans visum voor een reis via Portugal. (?) – Zat tot vlak voor het avondeten in de tuin en las het leven van Mahler uit. Vochtige warmte. In huis koeler. Princeton, maandag 20 mei 1940 Vreselijk zware, diep beklemmende dagen vanwege de woeste krijg die door de Duitsers met de voordelen van de aanval en superieure technische middelen gevoerd wordt, hoewel het oprukken in elk geval geleidelijk trager gaat. [...] Gisteren telegram van het State Department waaruit blijkt dat Golo door het consulaat in Zürich wegens ontbrekende Zwits. reenter permits is afgewezen. Te hopen dat hem de stap naar Parijs lukt. – Zorg om ter Braak, van wie niet zeker [is] of hij zich op tijd in veiligheid heeft gebracht. De beruchte Seiß-Inquart gouverneur van Holland. Het scheelt niet veel of zijn soort zit in Parijs, en de Franse schrijvers landen hier – als ze nog ontkomen. [...]
Princeton, woensdag 22 mei 1940 ½9. Bewolkt, half regenachtig, dampig-zwoel. Schreef 's morgens wat verder aan de novelle. Lichte verbetering van de duistere en onmogelijke situatie. De indruk wat afgezwakt dat de misdadige idioot als op wolken tussen verlamde miljoenen-legers door naar zijn doelen wordt gedragen. Schaamte, pijn en haat van deze dagen zullen nooit vergeten worden; ze zijn nauwelijks te verdragen. – Tussen de middag met K. en Medi1 door de villawijk gereden. Bekoring van de groene tuinen vol bloesems. Lunch met Anne-Marie Schwarzenbach2, Klaus en Erika, die later samen naar N.Y. afreisden. Voor de thee zowel bij de pedicure als bij de oorarts, aangezien het linkeroor de laatste tijd weer slechter is geworden. Weldadige behandeling. [...] Bij het avondeten Broch en Kahler3. Voorlezing van Broch uit zijn Vergilius-roman. Innerlijke aanschouwelijkheid. Een scheppen terug tot aan de logos. Merkwaardige muziek. Aansluitend gesprek over de aanvallen van angst voor het universeel-worden van het kwaad, zonder uitweg en toevlucht voor de geest. De werkelijke situatie nog steeds niet begrepen. Niemand stelt zich voor wat Hitler met de oude naties van het Westen zou doen als – Atlantic City, hotel Haddon Hall, donderdag 23 mei 1940 Grijze en winderige dag. ½9 opgestaan. Wandeling naar Library Place en ontbijt. Daarna in godsnaam verder geschreven aan de novelle en nagedacht over menselijke trekken voor de kluizenaar. Tussen de middag naar Mrs. Lowe1, met haar de [Engelse] tekst van de hier te houden rede geoefend met invoegingen over het afschuwelijk-onvoorstelbare dat te gebeuren staat. De Duitsers vlak bij Boulogne sur mer. Verwoesting van de Kanaalhavens, waarmee voor het Eng. expeditieleger de terugtocht afgesneden. Het noodlot is blijkbaar niet tegen te houden. [...] Ziek van ontzetting. Men hoort via St. Zweig2 dat de Franse schrijvers, volkomen radeloos, alleen op Amerika hopen – dat even verlamd en onmachtig zal blijken als de landen van het Europ. Westen. Een beproeving zonder weerga staat voor de deur, en het nog zwaardere dat zal volgen, zal de ongekende triomf van uiterste laagheid zijn. [...] Princeton, donderdag 6 juni 1940 Mijn 65ste verjaardag. Zeer warme, maar heldere en frisse zomerdag. Lichte deken voor het eerst. Ontwaakte als G[oethe] in h. VII [van Lotte in Weimar] en stond ½8 op. Geschoren en gebaad. In de allee. Met K. ontbeten. Prachtige geschenken, waaraan de zwarten een zijden huisjasje genereus bijdroegen. Niko door Erika uitgedost. Veel telegrammen en brieven. Schreef de brief aan Heinrich1 af en probeerde iets voor het slot van het kluizenaar-hoofdstuk. Tussen de middag aankomst van Erika en Klaus met Car. Newton2, die mooie, zilveren reisbeker uit de tijd van Goethe meebracht. Met hen in de salon. Tussendoor telegrammen. Gezamenlijke gelukwens van het German Department [van de universiteit]. Bij de lunch besluit het (door L. Frank3 aangeboden) grote en mooie huis met swimming pool in Beverly Hills te huren. Verkwistend, maar plezierig. – Bij de koffie Meisel met humor. – literair cadeau. Artikel van Mrs. Meyer in de Washington Post. [...] Een paar stappen met de poedel gelopen. – In München of Zürich had de dag nauwelijks anders kunnen verlopen. Interview in de Herald Tribune. Aandacht in de pers van het hele land. – Rede van Reynaud met dringend slot-appel aan de te hulp geroepen volkeren (afgezwakt in de vertaling). [Generaal] Weygand uit zich tevreden over de milit. toestand, wat weliswaar slechts relatief bedoeld kan zijn. Langzaam oprukken van de Duitsers dankzij overmacht zo goed als zeker. Zij zelf schatten de termijn tot de inneming van Parijs op 14 dagen. De oorlog zal daarmee niet ten einde zijn. De Duitsers maken zich verkeerde voorstellingen van
`overwinning' en vrede. – Avondeten met de kinderen, Gumpert4, Anne-Marie, Caroline en Kahler, die van zijn voordracht in New York kwam en een brief van zijn moeder meebracht. Champagne. Kahler al te bewonderend over Hitler. Kwaad. Koffie, goede cigaren. Meer champagne. De dames moesten om 10 uur wegrijden. Over de tragikomische uitzichtloosheid van Carolines boek-onderneming5. Grote vrolijkheid over de leugen-anekdotes die John [chauffeur] haar daarvoor verteld [had]. – Las Meisels familiescherts voor. De Tristan-platen van Stokowsky, verbazingwekkende klank, wat trucachtig. – Vriendelijke oorlogsberichten bij mijn verjaardag. De gemotoriseerde infiltratietechniek lijkt geen effect meer te hebben, en veel van hun tanks gaan daarbij verloren. Princeton, zondag 16 juni 1940 [...] Wat zal de ontwikkeling in Amerika zijn? Ik geloof niet in dit land, allang niet meer. Het is ondermijnd, verlamd, rijp te vallen zoals de rest van de zogenaamde beschaving. Ons zal het hoogstwaarschijnlijk niet lang meer zekerheid bieden. We spraken er veel over en over heel deze ineenstorting, voordat Erika met de gasten afreisde. Klaus bleef nog achter. – In Engeland, dat nooit wilde ophouden te vechten, schijnt zich op het gebied van de bewapening een corruptieschandaal te ontwikkelen. Er zal daar revolutie komen. En burgeroorlog hier. Dat Hitler als reiniger van een vermolmde en besmeurde wereld fungeert, is een blasfemie. – Ik denk aan het begin, voorjaar '33, in Arosa, toen dit begon en ik me gedrongen voelde na lange tijd weer dagboek-aantekeningen te gaan maken. Oordeel over het kapitalisme? Engeland heeft, tot Churchill kwam, olie aan Duitsland verkocht. Amerika heeft Japan in staat gesteld tot zijn oorlog tegen China. Het heeft deelgehad aan de Spaanse misdaad. – Niet dat het fascisme moreler zou zijn. Het slechte wordt door het slechtere getuchtigd en geveld. – Welk einde zal mijn persoonlijk leven vinden in deze chaos?...