Themadag: Wat staat er te gebeuren in de ouderenzorg? 18 juni 2012
Op 18 juni jl. vond in Berkel en Rodenrijs de themadag: “Wat staat er te gebeuren in de ouderenzorg?” plaats. Deze dag werd georganiseerd door CSO (landelijke koepel ouderenbonden van Unie KBO, PCOB, NVOG, NOOM), OSO Zuid-‐Holland (ANBO, KBO, PCOB), Zorgbelang Zuid-‐Holland, Academische Werkplaats Ouderenzorg Zuid-‐Holland Noord (AWO-‐ZHN) en GENERO Netwerk Ouderenzorg Zuidwest-‐Nederland. Ongeveer 200 ouderen uit de provincie Zuid-‐Holland waren aanwezig. De bijeenkomst werd geopend door dagvoorzitter Betty Meyboom-‐de Jong, voorzitter van het Nationaal Programma Ouderenzorg. Ze benadrukt het belang van meer samenhang in de zorg. Er wordt aan ouderen gevraagd om actief te participeren en mee te denken over betere ouderenzorg.
Het gebruik van nieuwe technologieën Mr. Constant van Schelven, voorzitter Raad van Bestuur Aafje en lid GENERO-‐stuurgroep vertelt over de noodzaak van participatie van ouderen bij het ontwikkelen van nieuwe technologieën. Hij benadrukt dat nieuwe technologieën veel ondersteuning kunnen bieden, maar dat het soms tijd nodig heeft om te wennen aan het gebruik. Er verandert veel in de ouderenzorg. De collectieve bijdrage lijkt te gaan verdwijnen en burgers zullen steeds meer zelf moeten gaan betalen. Oplossingen voor de zorg worden vaak deels gezocht in technologische hulpmiddelen. Technologie wordt steeds belangrijker om ons heen. Het is belangrijk dat ouderen meedenken over de juiste toepassing van technologie in de zorg. Een goed voorbeeld is de tillift. Bij het ontwikkelen van de lift is vooral aandacht besteed aan de persoon die met de lift moet werken (de professional), maar er is weinig nagedacht over de persoon die met de lift wordt getild (de patiënt/oudere). Het gevolg hiervan is dat het geen prettig gevoel is om met een tillift getild te moeten worden. Daarom moet er bij nieuwe apparatuur beter nagedacht worden voor wie de apparatuur bedoeld is. Ouderen moeten gaan meedenken. “Als je niks zegt wat je wilt hebben, dan krijg je wat anders.” Gebruikers van producten moeten zeggen wat ze nodig hebben en wat ze willen hebben. Over sommige producten moeten we allemaal anders leren denken. Een goed voorbeeld van een product waarover de mindset moet veranderen is incontinentiemateriaal. Vroeger was een bril niet leuk of hip, maar tegenwoordig dragen zelfs mensen die geen bril nodig hebben een bril met glazen zonder sterkte. Men is anders tegen een bril aan gaan kijken. Incontinentiemateriaal is een goed voorbeeld van een product waar nu niet overgesproken wordt, maar eigenlijk is het voor veel
1
mensen heel belangrijk de beschikking te hebben over goed incontinentiemateriaal. Het gebruik van goede producten geeft mensen met incontinentieproblemen veel meer bewegingsvrijheid. Een andere technologie die steeds prominenter wordt is de computer. In de huidige maatschappij is het heel belangrijk om te beschikken over digitale vaardigheden. Ouderen zouden moeten proberen om een digitaal rijbewijs te halen. Je leert dan de basisvaardigheden die je nodig hebt om met een computer te werken. Ouderen zullen merken dat het hebben van digitale rijbewijs heel fijn is en de computer eenvoudig in gebruik. Vrijwilligers zouden ouderen kunnen helpen om hun digitale vaardigheden te trainen en hun ‘rijbewijs’ te halen.
Van verzorgingsstaat naar eigen verantwoordelijkheid Mevrouw Hannie van Leeuwen, oud CDA-‐politica, geeft een geschiedenisles over het ouderenbeleid van de Nederlandse politiek. Ze benadrukt in haar verhaal het belang van ouderenparticipatie in de maatschappij en het zorgen voor elkaar als je daartoe in staat bent. Hannie van Leeuwen vertelt over het ontstaan van de verzorgingsstaat. We zijn aan de verzorgingsstaat gewend geraakt. We vinden het normaal dat de gemeenschap de zorg van de wieg tot aan het graf betaalt. We zijn met z’n allen gaan leunen op voorzieningen en hebben het makkelijk over onze rechten in de zorg, maar niet over de plichten. Veel mensen zijn afhankelijk geworden van de zorg. Burgers zijn hun mondigheid verloren en de mening van professionals is leidend geworden. Langzaam lijkt hier nu verandering in te komen en sinds enkele jaren wordt de vraag van de patiënt weer meer centraal gesteld. We zijn gaan praten over kwaliteit van zorg en er wordt weer vanuit de patiënt gedacht. Er worden nagedacht over hoeveel extra levensduur nog als iets positiefs beschouwd kan worden. Wanneer moeten we stoppen met doorbehandelen? Het is moeilijk om daar beslissingen over te nemen. Er is een grote druk komen te staan op voorzieningen. Er moeten dingen gaan veranderen om de dubbele vergrijzing te lijf te kunnen. We zullen met minder meer moeten gaan doen. Er wordt al lang gepraat over de ouderenzorg. Sinds de jaren ’70 verschenen er nota’s over hoe de ouderenzorg eruit moest komen te zien en hoe er ingespeeld moest gaan worden op de komende vergrijzing. Ouderen werden ondertussen steeds actiever en lieten meer van zich horen. Er werd gesproken over doelmatigheid van inzet van zorg. Solidariteit in de maatschappij werd minder en het individualisme is in opkomst. Er is een toenemend gebruik van topzorg, ook door ouderen. In de jaren ’90 kwam het begrip participatie meer in gebruik. Ouderen willen meetellen en meedoen. Er werd gesproken over meer samenhang tussen wonen, zorg en welzijn. Na veel externe adviezen en veel werkbezoeken van de themacommissie Ouderenbeleid kwam in april 2005 het rapport “Lang zullen we leven” met aanbevelingen voor de ouderenzorg: een integrale benadering en het belang van de verbindingen tussen de verschillende aspecten van het ouderenbeleid. Verantwoordelijkheden in de zorg moesten wettelijk worden vastgelegd. Een structurele financiering van thuiszorg werd mogelijk. In 2007 vond toenmalig staatssecretaris Bussemaker dat er een visieomslag nodig was. Er moest afstand genomen worden van de zakelijke benadering. De patiënt moest weer centraal komen te staan. Het recht op zorg is belangrijk, maar ook kwaliteit van leven werd belangrijker. Het lijkt zorgprofessionals vaak te ontbreken aan voldoende kennis van de complexe zorgvraag van ouderen. Er moest een speciaal programma voor de ouderenzorg komen en zo ontstond het Nationaal Programma Ouderenzorg (NPO). De academische centra gingen in 2008 samen met het veld en de ouderen aan de slag. Sindsdien is er heel hard gewerkt aan de vele projecten van het NPO.
2
Deze themadag is een nieuw begin. De resultaten van de projecten moeten nog geïmplementeerd gaan worden en we moeten opletten dat de resultaten niet in de bureaula verdwijnen. De uitkomsten moeten samen met ouderen geïmplementeerd gaan worden. Een belangrijke vraag die nu speelt is hoeveel we extra voor de zorg over hebben. Hogere kosten in de zorg dwingt de burgers in de maatschappij om meer solidariteit, maar de burgers vragen ook om betaalbare middelen. Ouderen moeten ook aan de jongeren denken, anders kunnen we niet verwachten dat ze solidair met ouderen blijven. Sterke schouders zullen meer lasten moeten dragen, maar er is ook een grens. Daarnaast is er een dreigend tekort aan arbeidskrachten. Daardoor is er meer mantelzorg nodig en misschien is de sociale dienstplicht ook een oplossing. Ouderen zullen zelf ook meer moeten doen, als je zelf nog niet kwetsbaar bent, kun je mantelzorg geven of vrijwilligerswerk doen. Deze keer moeten we allen samen op stap om de boodschap uit te dragen. De resultaten van de NPO-‐onderzoeken mogen niet in de la blijven liggen. De ouderenbonden zullen samen moeten optreden. Alle ouderen moeten weten wat er speelt. We zullen samen keuzes moeten maken over goede noodzakelijk zorg. Noodzakelijke zorg zal er altijd moeten zijn en betaald moeten worden door de overheid, linksom of rechtsom, met belastingen of op een andere manier. Daarnaast kan iedereen iets voor een ander doen. Dat hoeft maar heel weinig te zijn. Iedereen kan iets bijdragen.
Even buurten, versterken van de kwaliteit van leven in de eigen buurt Dr. Anna Nieboer, socioloog en onderzoeker bij iBMG (instituut Beleid en Management Gezondheidszorg, Erasmus Universiteit), presenteert de eerste resultaten van het transitie-‐ experiment Even Buurten. Even buurten is ontstaan uit de gedachte dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig willen blijven wonen, maar nog te vaak wordt er te laat gesignaleerd dat iemand kwetsbaar is. Sociale netwerken brokkelen af en worden te weinig ingezet. Er is onvoldoende samenhang en aansluiting bij behoeften van ouderen. Een wijknetwerk kent vele partijen, denk daarbij aan de slager, de bakker, de apotheker en andere mensen in de wijk die regelmatig de wijkbewoners zien. Daarnaast is er ook een professional nodig die iets met signalen van kwetsbare ouderen kan doen. De spil is de persoon die de eerste signalen van ouderen opvangt. Het gaat dan vaak om ouderen met multi-‐problematiek. In het evaluatieonderzoek staat de vraag centraal in hoeverre Even Buurten bijdraagt aan continue, vraaggerichte en gecoördineerde welzijnsondersteuning en zorg aan kwetsbare zelfstandigwonende ouderen en hun mantelzorgers. Hoe hun welzijn verbeterd kan worden en hoe de sociale netwerken in de wijk versterkt kunnen worden. Dit wordt op een kwalitatieve (via interviews en documentenanalyse) en kwantitatieve (wijkfoto: geeft een beeld van de wijk in cijfers en via vragenlijsten) manier onderzocht. Er blijkt dat ouderen met een laag inkomen een lager niveau van kwaliteit van leven rapporteren dan ouderen met een hoog inkomen. Ook alleenstaande ouderen rapporteren een lager niveau van kwaliteit van leven. Een goede positieve buurt is belangrijk voor het niveau van kwaliteit van leven. Het verschil tussen hoog en laag inkomen verdwijnt namelijk als rekening wordt gehouden met de kwaliteit van de buurt en de sociale samenhang in de buurt. De resultaten laten zien dat het belangrijk is om de kwaliteit van de buurt te verbeteren en sociale samenhang in buurten te versterken. Op buurtniveau blijkt veiligheid een belangrijke voorspeller voor sociale samenhang, daarom is het belangrijk om de veiligheid binnen buurten te waarborgen.
3
Burenhulp blijkt voor veel ouderen waardevol te zijn. Hulp bestaat met name uit instrumentele en emotionele ondersteuning. Ouderen met een Nederlandse achtergrond en een hogere opleiding doen vooral aan vrijwilligerswerk en burenhulp. Buren die ondersteuning geven aan ouderen zijn zelf ook vaak ouder en neigen overbelast te raken. Het is belangrijk om hen te ondersteunen en ervoor te zorgen dat formele en informele hulpverleners beter gaan samenwerken. In de Rotterdamse wijk ‘Oude Westen’ wonen meer allochtone Nederlanders dan in andere wijken in Rotterdam. Maar het is erg moeilijk om deze groep te betrekken bij Even buurten. Communiceren blijkt vaak lastig, vooral door de taalbarrière. In dit experiment kunnen dus nog geen uitspraken worden gedaan over deze groep ouderen. De onderzoekers van het project zouden graag ook deze ouderen bij het project betrekken. Het project is nog volop gaande, maar er zijn al enkele conclusies die getrokken kunnen worden. In wijken liggen kansen om kwaliteit van leven te verbeteren. Veiligheid is belangrijk voor het versterken van de sociale samenhang in de buurt. Er is betere samenwerking nodig tussen de gescheiden werelden van informele en formele netwerken. Veel ouderen participeren nog actief in de maatschappij, aandacht voor sociaal functioneren kan daaraan nog een verdere bijdrage leveren. Meer informatie: • http://www.nationaalprogrammaouderenzorg.nl/projecten/transitie-‐experimenten/even-‐ buurten/ • www.erasmusmc.nl/genero > Projecten (voor o.a. een factsheet)
ISCOPE: een signaleringssysteem en zorgactieplan vergroten de zelfredzaamheid en kwaliteit van leven. Dr. Jeanet Blom, projectleider van ISCOPE, legt uit hoe huisartsen tijdens het ISCOPE-‐experiment ouderen met complexe problematiek opsporen en zorgplannen maken voor deze ouderen. ISCOPE staat voor ‘Integrated Systematic Care for Older People’. ISCOPE maakt deel uit van het Leidse NPO-‐netwerk Academische Werkplaats Ouderenzorg Noordelijk Zuid-‐Holland. De algemene vraagstelling van het project is “Wat zijn de effecten op zelfredzaamheid en kwaliteit van leven en de kosten van een screeningsprogramma in de huisartspraktijk, waarbij ouderen met complexe problematiek worden geïdentificeerd en een zorgactieplan wordt gemaakt. Aan het experiment werken 59 huisartsenpraktijken mee, waarvan 30 als interventiepraktijk waarin met de nieuwe zorgvorm wordt gewerkt en 29 als controlepraktijk die bestaande zorg leveren zoals ze dat gewend zijn. Huisartsen in deze praktijken laten ouderen van 75 jaar en ouder een korte schriftelijke vragenlijst invullen met vragen op vier thema’s: psychisch, somatisch, sociaal en functioneel (screening op complexe problematiek). Er is sprake van complexe problematiek als iemand op 3 of 4 domeinen problemen aangeeft. De interventie van ISCOPE bestaat uit een terugkoppeling van de uitslag van de vragenlijst aan de huisarts, waarna de huisarts of praktijkondersteuner een zorgplan ontwikkelt voor ouderen met complexe problematiek. In het zorgplan worden probleem, doel, actie en evaluatie beschreven. Daarbij staan de wensen en verwachtingen van de oudere en mantelzorger centraal. Primaire uitkomstmaten van het experiment zijn de mate van zelfredzaamheid (zelfstandig dagelijks functioneren), kwaliteit van leven en tevredenheid over de verkregen zorg (oudere en mantelzorger). Secundaire uitkomstmaten zijn meer gericht op de taken van de huisarts. Is er tevredenheid over de zorg, heeft de huisarts de situatie in de hand, aantal consulten/visites/ongeplande opnames en een economische evaluatie.
4
Op dit moment zijn alle gegevens verzameld en is er gestart met het analyseren van de gegevens. De 59 praktijken die meedoen aan het project hebben samen 12.066 oudere patiënten. Uiteindelijk zijn er gegevens verzameld van 3.148 patiënten in de interventiepraktijken en 4.137 patiënten in de controlepraktijken. Tijdens de screening blijkt dat 52% van de patiënten somatische klachten heeft, 46% heeft psychische klachten, 33% sociale klachten en 25% functionele klachten. Patiënten konden ook aangeven welke gezondheidsklachten zij als de meest belemmerende klacht ervaren. Klachten aan de ledematen (bewegen), lopen en mobiliteit, en gewrichtsklachten werden het meest genoemd. Het bleek voor de huisartsen teveel werk om voor alle patiënten met een complexe problematiek (829 patiënten) een zorgplan te maken, daarom werd een selectie gemaakt van de patiënten. Uiteindelijk is er voor 225 patiënten een zorgplan gemaakt. De meestvoorkomende problemen in het zorg-‐actie-‐plan zijn klachten door verminderde mobiliteit en klachten aan bewegingsapparaat (11.5%). De meestvoorkomende acties die worden ondernomen zijn een actie van de patiënt zelf of van de mantelzorger (12.1%) of het starten of optimaliseren van medicatie (11,7%). Er is onderzocht welke factoren voor de huisarts belemmerend of bevorderend werken om een zorgplan te maken. Belangrijke belemmerende factoren voor de huisarts zijn tijdsinvestering en financiering. Enkele bevorderende factoren zijn het hebben van meer grip op de situatie en meer oog voor het functioneren van de oudere patiënt. Er worden nog gegevens geanalyseerd over het effect van de zorgplannen op de ouderen, kosten van het toepassen van zorgplannen en andere analyses over de vragenlijst en de motieven van huisartsen. Waarschijnlijk is er een effect op kwaliteit van leven en een klein effect op zelfredzaamheid. Het is de bedoeling om het project eind 2012 af te ronden. Meer informatie: • http://www.nationaalprogrammaouderenzorg.nl/projecten/transitie-‐experimenten/iscope/ • http://www.awo-‐nzh.nl/
Ervaringen lid Ouderenberaad Leiden Dhr. Ton Kohlbeck is op 65-‐jarige leeftijd lid geworden van de ANBO. Al snel zat hij in het bestuur van de ANBO afdeling Oegstgeest. Hij raakte verwikkeld in de boeiende wereld van de zorg. Op dit moment neemt hij actief deel aan het Leidse Ouderenzorgnetwerk (AWO-‐ZHN) en is hij lid van het Leidse Ouderenberaad. Het Ouderenberaad reflecteert op projecten van het Leidse ouderenzorgnetwerk, dat gebeurt via focusgroepen of direct in het ouderenberaad. In het begin gebeurde dat alleen om dat ZonMw dat nodig vond, maar nu wordt het steeds meer op prijs gesteld als de ouderen vertellen wat ze willen en vinden. Onderzoekers beschouwen een project vaak als hun kindje en nemen kritiek op het project heel serieus. Naast de wat jongere ouderen zijn er ook kwetsbare ouderen aanwezig bij vergaderingen van het ouderenberaad. Het is belangrijk dat er ook over kleine ongemakken wordt gesproken, zoals betutteling en als mensen zich gekoeioneerd voelen. Niet altijd omdat professionals het slecht doen, maar omdat het in de praktijk toch vaak gebeurt. ISCOPE is ook tijdens het Ouderenberaad besproken. De methode van ISCOPE spreekt ouderen aan. Wat vinden ouderen zelf belangrijk om te bespreken, niet alleen wat de huisarts vindt. Er werden wel vraagtekens gezet bij de planning van de huisartsen en men vraagt zich af wat er gebeurt als de financiering van ZonMw stopt. Hoe gaat het dan verder?
5
Ton Kohlbeck eindigt zijn verhaal door te benadrukken dat Zorgbelang Zuid-‐Holland belangrijk is voor het Ouderenberaad. De ondersteuning die Zorgbelang biedt wordt erg gewaardeerd.
Preventie en Herstel, voorkomen van functieverlies bij ziekenhuisopname Dr. Ton Bakker, psychogeriater bij Argos Zorggroep, vertelt over het belang van het voorkomen van functieverlies bij ouderen tijdens en na een ziekenhuisopname. Uit onderzoek blijkt dat ouderen minder functioneren na een ziekenhuisopname. In zowel Leiden als Rotterdam wordt hieraan aandacht besteed via een herstelzorgproject. Kwetsbaarheid is een opeenstapelingsproces van lichamelijke, psychische en/of sociale tekorten in functioneren met als gevolg een vergrote kans op negatieve gezondheid bestaande uit functiebeperkingen, opname en overlijden. In 2007 waren er in Nederland 600.000 kwetsbare ouderen, in 2030 zijn dat er 1.000.000. Per jaar komen er 3% meer kwetsbare ouderen bij, per jaar overlijdt 1,5% van de ouderen. Er wordt geschat dat er in 2050 ongeveer 500.000 mensen met dementie zijn. Uit onderzoek blijkt dat lichamelijke en psychische kwetsbaarheid te voorspellen is aan de hand van loopproblemen, balansproblemen, ondergewicht en vermoeidheid. Sociale aspecten lijken geen voorspellende waarde te hebben. Preventie kan gericht worden op deze voorspellende factoren. Met leefstijlpreventie bij (jong)volwassen kunnen we proberen om kwetsbaarheid uit te stellen. De belangrijkste risicofactoren bij 60-‐plussers bij opname in het ziekenhuis zijn een voorgeschiedenis met vallen, gebruik van meer dan vier medicijnen en gewichtsverlies van meer dan 1 kg in de afgelopen maand. Het HerstelZorgProgramma van het Leidse Ouderennetwerk (AWO-‐ZHN) Doel van het HerstelZorgProgramma is om de achteruitgang in zelfredzaamheid van kwetsbare ouderen na een ziekenhuisopname te minimaliseren en het herstel na ziekenhuisopname te versnellen en te verbeteren. De vier onderdelen van Herstelzorgprogramma zijn: • Verbeteren van risicomanagement • Ontwikkelen van multidisciplinaire, instelling overschrijdende functiegerichte zorgpaden • Verbeteren van de borging van de geriatrische functie rondom de patiënt • Optimaliseren van de transities Meer informatie: • http://www.nationaalprogrammaouderenzorg.nl/projecten/transitie-‐experimenten/het-‐ herstelzorgprogramma/ • http://www.awo-‐nzh.nl/ Zorgprogramma voor Preventie en Herstel van GENERO Het identificeren van patiënten gebeurt op dag 1 of 2 van opname (in ieder geval binnen 48 uur). Op dag 2 of 3 van opname wordt er een voorlopig zorgplan opgesteld aan de hand van een speciale systematische methode (Goal Attainment Scaling, GAS1) en er wordt bepaald welk zorgpad passend is tijdens en na ziekenhuisopname: 1
Goal attainment scaling is een methodische werkwijze om tot concrete doelen te komen. Het werkt via een puntensysteem waardoor er inzicht is of een doel wel, niet, of gedeeltelijk behaald wordt. Het gaat om doelen die ertoe doen: die aspecten van vaardigheden die aandacht verdienen en mogelijk veranderbaar zijn.
6
• • •
ZPH thuis: Zorgprogramma Preventie en Herstel in het ziekenhuis en daarna nazorg thuis (+casemanagement). ZPH Overig (+casemanagement): Zorgprogramma Preventie en Herstel in het ziekenhuis en daarna nazorg in verpleeg-‐/verzorgingshuis. Centrum voor Preventie en Herstel (+ casemanagement): Zorgprogramma Preventie en Herstel in het ziekenhuis en daarna verder herstel via een intensieve nabehandeling in een speciaal herstelcentrum.
Tijdens de zorgplanbespreking zijn de klinisch geriater, specialist ouderengeneeskunde of nurse practitioner, casemanager, geriatrieverpleegkundige en een maatschappelijk werker aanwezig. Bij ‘ZPH thuis’ wordt er gezorgd voor een inhoudelijk casemanagement en voor continuïteit van de zorg. Bij een behandeling in het Centrum voor Preventie en Herstel vindt er o.a. een wekelijkse zorgplanbespreking plaats, wordt er gewerkt via de GAS-‐methode, en vindt er een consult met de klinisch geriater of revalidatiearts plaats. Bij ontslag en terugkeer naar huis wordt er nazorg geleverd door de inhoudelijk casemanager, de thuiszorg en andere partijen. Belangrijke onderdelen bij implementatie van het project zijn commitment van ouderen zelf, de triage op dag 1 of 2, een multidisciplinaire bespreking en het ZPH-‐casemanagement. Meer informatie: • http://www.nationaalprogrammaouderenzorg.nl/projecten/transitie-‐ experimenten/zorgprogramma-‐voor-‐preventie-‐en-‐herstel/ • www.erasmusmc.nl/genero > Projecten (voor o.a. een factsheet)
Afsluiting Betty Meyboom sluit de presentaties af met een verwijzing naar het rapport “Redzaam ouder” van de Raad voor Volksgezondheid en Zorg (RVZ). Aanbeveling uit het rapport zijn onder andere het stimuleren van burgers om zorgverklaring op te stellen (hoe zorg regelen, hoe zorg bekostigen), aanbieden van levensloopwijzer aan burgers, en opsporen van niet-‐redzame ouderen. Begin dit jaar is ook een visiedocument van de CSO, NFU (koepel van Universitair Medische Centra) en ZonMw naar de staatssecretaris gestuurd. In deze visie zijn de kernwaarden: • Zeggenschap (aansluiten bij wensen van ouderen) • Voorzorg (identificatie van kwetsbare ouderen) • Samenhang (tussen 1e, 2e en 3e lijn) • Kwaliteit en doelmatig In het NPO, maar ook er buiten kunnen ouderen participeren; meepraten, belangenbehartiging, kennis van zaken delen, en zorgen voor een goede verankering in de achterban. Op de websites van het Nationaal Programma Ouderenzorg (NPO) en de ouderenbonden is meer informatie te vinden over ouderenparticipatie en andere zaken die besproken zijn: www.nationaalprogrammaouderenzorg.nl en www.ouderenorganisaties.nl Als reactie op alles wat er deze dag is gezegd laten de ouderenvertegenwoordigers weten dat participatie door ouderen erg belangrijk is. Zij roepen alle ouderen op mee te doen. In de praktijk blijken onderzoekers steeds vaker de mening van ouderen te willen horen. De aanwezige ouderen hebben de taak om met de informatie van vandaag aan de slag te gaan en er met hun vrienden en kennissen over te praten. Bedenk wat je zelf nog kunt doen voor anderen en denk na over je eigen levensperspectief, wie moet er voor je moet zorgen als dat nodig is.
7