In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
THEMA
SESSIE:
NATUUR, LANDSCHAP
14:45-15:30 uur Voorzitter: Kees den Ouden
EN
RECREATIE
01 Samenwerkingovereenkomst met Landschapsfonds De Samenwerkingsovereenkomst (SOK) tussen Holland Rijnland, provincie Zuid-Holland en de Stichting Landschapsfonds Holland Rijnland is vastgesteld en zal binnenkort door de drie partijen ondertekend worden. In de SOK zijn afspraken vastgelegd op basis waarvan de Stichting Landschapsfonds de toegezegde middelen van Holland Rijnland en de provincie Zuid-Holland kan besteden. 02
Samenwerking provincie – regio - hoogheemraadschap in natuur, landschap en recreatie Voor uitvoering van de provinciale Beleidsvisie Groen heeft het college van Gedeputeerde Staten in het Hoofdlijnenakkoord 2015-2019 € 40 miljoen gereserveerd. De provincie wil in maart 2016 besluiten over de verdeling van de provinciale middelen groen over de landschapstafels (clusters van gemeenten). De afstemming in de regio tussen de vertegenwoordigers van de landschapstafels, de regio en de provincie vindt plaats aan de regietafel. De volgende regietafel Holland Rijnland is op 29 januari 2016. Voorstel: 1. Kennis te nemen van het voornemen van de provincie om anders te gaan werken binnen het provinciaal Uitvoeringsprogramma Groen (zie de brief met bijlage van de provincie in bijlage 1 en 2). 2. Aan de provincie te herbevestigen dat de regio de visie voor de lange termijn en de concrete doelen voor de komende jaren heeft beschreven in “De Tuin van Holland”. 3. De inspanningen in de clusters om tot een programmadocument te komen met elkaar te delen. 4. De thema’s (operationele doelen) die de clusters gekozen hebben met elkaar te delen. Bijlagen: 02 voorstel samenwerking in het groen 02a bijlage 1 PZH samenwerking, regionale programmering en provinciaal Uitvoeringsprogramma Groen 02b bijlage 2 PZH bijlage uitvraag meerjarige gebiedsafspraken Groen 2016-2019 03 Voortgang Regionaal Groenprogramma Het Algemeen Bestuur heeft op 17 februari 2010 het Regionaal Groenprogramma Holland Rijnland vastgesteld. Bij het Groenprogramma hoort een uitvoeringsstrategie, waarbij clusters van gemeenten gebiedsprogramma’s opstellen op basis van de doelstellingen van het Groenprogramma. Holland Rijnland draagt 25% bij aan de inrichtingskosten van strategische groenprojecten. Dit betekent dat de € 20 miljoen, die de regio beschikbaar heeft gesteld voor de realisatie van het Regionaal Groenprogramma, moet leiden tot een investering van circa € 80 miljoen in ons landschap. Voor de realisatie van de projecten uit deze gebiedsprogramma’s sluit Holland Rijnland elke twee jaar uitvoeringsovereenkomsten af met clusters van gemeenten. Deze uitvoeringsovereenkomst regelt onder andere de (co)financiering uit het RIF. In 2015 is de derde ronde uitvoeringsovereenkomsten vastgesteld. De uitvoering van het Regionaal Groenprogramma verloopt voorspoedig.
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.nl IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
Halverwege de uitvoering is de helft van het RIF voor het Regionaal Groenprogramma belegd in uitvoeringsovereenkomsten. Voorstel: Kennis te nemen van de uitvoeringsovereenkomst die voor de perioden 2014-2018, 20122016 en 2010-2014 gesloten zijn in het kader van het Regionaal Groenprogramma Bijlagen: 03 voorstel voortgang Regionaal Groenprogramma 03a bijlage 1a uitvoeringsovereenkomst 14-18 03b bijlage 1b uitvoeringsovereenkomst 12-16 03c bijlage 1c uitvoeringsovereenkomst 10-14 03d bijlage 2 Regionaal Groenprogramma Holland Rijnland - Projectenkaart 04 Lokale Ontwikkelingsstrategie (LOS) LEADER LEADER is de Europese subsidie, die georganiseerd is via een bottom-up proces. Binnen Holland Rijnland bestond in de periode 2010-2014 de Plaatselijke Groep (PG) voor het LEADER-gebied Leidse Ommelanden. In de PG zit een doorsnee van mensen vanuit lokale overheid, maatschappelijke organisaties, ondernemers en inwoners. De Plaatselijke Groep LEADER heeft met behulp van een provinciale subsidie de Lokale Ontwikkelingsstrategie (LOS) opgesteld en aangeboden aan het Landelijk Selectie Comité LEADER. Alle gemeenten en de regio hebben voor de uitvoering van de LOS een intentieverklaring getekend. Dit is nodig om in aanmerking te komen voor LEADER-subsidie in de periode 2015-2022. Het Landelijk Selectie Comité heeft begin oktober 2015 een positief advies over de LOS Holland Rijnland aan de provincie Zuid-Holland gegeven. Voorstel: 1. Kennis te nemen van de definitieve Lokale Ontwikkelingsstrategie Holland Rijnland (bijlage 1). 2. Kennis te nemen van het positieve advies van het Landelijk Selectie Comité LEADER (bijlage 2 en 2a). 3. Het Dagelijks Bestuur te adviseren om te blijven optreden als opdrachtgever voor de Plaatselijke Groep. Bijlagen: 04 advies definitief LOS LEADER v2 04a definitief LOS bijlage 1 Lokale Ontwikkelingsstrategie Holland Rijnland 2015-2020 04b definitief LOS bijlage 2 LOS Holland Rijnland DEF. Eindscore LSC 04c definitief LOS bijlage 2a Eindadvies LSC
2
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2. 3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Samenwerking provincie – regio hoogheemraadschap in natuur, landschap en recreatie Basistaak Realisatie van de doelen op het gebied van natuur, landschap, recreatie en cultuurhistorie Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
11/11/2015
1/10/2014
15/10/2015
5.
Advies PHO
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken
7.
Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
8.
Inspraak
Nee
9.
Financiële gevolgen
Binnen begroting Holland Rijnland
10.
Bestaand Kader
Relevante regelgeving: Eerdere besluitvorming:
11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
[email protected] www.hollandrijnland.nl IBAN nr. NL87BNGH0285113992 Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
Adviesnota PHO (concept) Vergadering:
PHO Leefomgeving
Datum:
11 november 2015 Tijd: «MEETING_TEXT9» «MEETING_TEXT3»
Locatie: Agendapunt: Kenmerk:
«MARK»
Onderwerp: Samenwerking provincie – regio - hoogheemraadschap in natuur, landschap en recreatie
Beslispunten: 1. Kennis te nemen van het voornemen van de provincie om anders te gaan werken binnen het provinciaal Uitvoeringsprogramma Groen (zie de brief met bijlage van de provincie in bijlage 1 en 2). 2. Aan de provincie te herbevestigen dat de regio de visie voor de lange termijn en de concrete doelen voor de komende jaren heeft beschreven in “De Tuin van Holland”. 3. De inspanningen in de clusters om tot een programmadocument te komen met elkaar te delen. 4. De thema’s (operationele doelen) die de clusters gekozen hebben met elkaar te delen. Inleiding: Voor uitvoering van de provinciale Beleidsvisie Groen heeft het college van Gedeputeerde Staten in het Hoofdlijnenakkoord 2015-2019 € 40 miljoen gereserveerd. De provincie wil in maart 2016 besluiten over de verdeling van de provinciale middelen groen over de landschapstafels (clusters van gemeenten). Begin september heeft de provincie hierover een brief met bijlage gestuurd, zie bijlage 1 en 2. Dinsdag 13 oktober hebben clusters, regio, omgevingsdienst, plaatselijke groep LEADER en provincie het eerste ambtelijke gebiedsatelier gehouden. Het Hoogheemraadschap was afwezig. Drie landschapstafels zijn actief in Holland Rijnland: Duin- en Bollenstreek, Rijn- en Veenstreek en Leidse Ommelanden. De afstemming in de regio tussen de vertegenwoordigers van de landschapstafels, de regio en de provincie vindt plaats aan de regietafel De volgende regietafel Holland Rijnland is op 29 januari 2016. Beoogd effect: Afstemming van proces en inhoud programmadocumenten clusters/landschapstafels. Argumenten: 1.1 Niet alle gemeenten hebben de brief over samenwerking, regionale programmering en provinciaal Uitvoeringsprogramma Groen ontvangen. De provincie heeft de brief alleen gestuurd aan Holland Rijnland, hoogheemraadschap van Rijnland en de gemeenten die in de regiegroep zitten. Deze brief is de volgende stap in een lopend proces rond de verdeling van de provinciale middelen voor natuur, landschap en recreatie. 1.2 In deze brief stelt de provincie een nieuwe manier van werken voor. De provincie gaat projectfinanciering met individuele subsidies omzetten naar meerjarenfinanciering van regionale programma’s. De Landschapstafels krijgen een centrale rol om deze regionale programma’s op te stellen. In de Leidse Ommelanden hebben provincie en cluster met de programmafinanciering van het uitvoeringsprogramma Leidse Ommelanden 2014-2020 een pilot uitgevoerd voor deze manier van samenwerken en provinciale financiering.
2
2.1 De Tuin van Holland vormt de synergie van het Regionaal Groenprogramma en het Landschapsontwikkelingsplan Rijn- en Veenstreek. De Tuin van Holland bevat de visie voor de hele regio: Groen Blauwe Dooradering. Gemeenten en Holland Rijnland hebben De Tuin van Holland in 2014 vastgesteld als regionaal kader in het bestuurlijk overleg met de provincie en het PHO. Holland Rijnland heeft op basis van De Tuin van Holland in maart 2015 de Position Paper Natuur, Landschap en Recreatie aan Provinciale Staten van Zuid-Holland gestuurd met het verzoek deze te gebruiken als input voor de collegeonderhandelingen. In de Position Paper geven de landschapstafel aan voor welk gedrag zij een beroep willen doen op de provinciale middelen Groen en Cultuurhistorie in de huidige coalitieperiode. 2.2 De eerste drie punten van het programmadocument zijn hiermee afgedaan. In de bijlage van de brief (bijlage 2) geeft de provincie de inhoud van het programmadocument. De eerste punten zijn: Visie voor de lange termijn; Concrete doelen voor de komende 4 jaar; Afstemming met de aanpalende landschapstafels. Deze punten zijn afgehandeld met een verwijzing naar De Tuin van Holland. 3.1 Zowel ambtelijk als bestuurlijk zijn de clusters/landschapstafels aan de slag om het gevraagde programmadocument op te stellen. 4.1 Binnen de gezamenlijke visie leggen de landschapstafels ieder hun eigen accenten en prioriteiten. Kanttekeningen/risico’s: 1.1 De gewijzigde werkwijze van de provincie maakt een heroverweging van de uitvoeringsstrategie van het Regionaal Groenprogramma nodig. Holland Rijnland en cluster sluiten een uitvoeringsovereenkomst over de uitvoering van projecten onder het Groenprogramma op basis van een Gebiedsprogramma. De uitvoeringsovereenkomst bevat de afspraken over scope en regionale bijdrage voor 4 jaar voor uitvoeringsgerede projecten. Dit sloot goed aan bij de werkwijze van de provincie met projectsubsidies. Holland Rijnland zal de gewijzigde werkwijze van de provincie en de eventuele consequenties hiervan meenemen in de evaluatie van het Regionaal Groenprogramma (planning: in Algemeen Bestuur juni 2016). 1.2 De provincie heeft groen en cultuurhistorie gescheiden. De provincie heeft apart beleid rond de Erfgoedlijnen. Dit valt onder een andere gedeputeerde (dhr. R. Jansen) dan het groenbeleid (dhr. H. Weber). Binnen Holland Rijnland liggen vijf erfgoedlijnen. Veel uitvoeringsprojecten hebben zowel een groen recreatieve doelstelling als een cultuurhistorische doelstelling. De provincie wijzigt de werkwijze alleen voor het beleidsterrein groen. Speciale aandacht van provincie en landschapstafels voor de integraliteit van de programma’s is hierdoor nodig. 1.3 De provincie maakt aparte afspraken met de Hoogheemraadschappen. Provincie en waterschappen leveren gezamenlijk inspanningen voor de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water. Hierin zijn doelen opgenomen voor zowel waterkwaliteit als waterkwantiteit. Integrale uitvoering van de programma’s groen en water kan hierdoor in gevaar komen, want de prioriteit van het Hoogheemraadschap ligt bij deze aparte lijn met de provincie. De landschapstafels kunnen hierop inspelen door bij projecten bijzondere aandacht te besteden aan mogelijkheden mee te liften met uitvoering van de Kaderrichtlijn Water enerzijds en het waterschap ruimte te bieden voor deze uitvoering binnen groen en recreatie projecten anderzijds. Hierdoor ontstaan kansen voor werk-met-werk maken en mogelijkheden de kwaliteit van de bereikte resultaten te verhogen. Financiën: -
3
Communicatie: Gemeenten werken samen in de landschapstafels en stemmen op regioniveau af via de regiomiddag (PHO Leefomgeving). Met de provincie en het Hoogheemraadschap vindt de afstemming plaats op de regietafel. Bijlagen: Bijlage 1. Brief PZH samenwerking, regionale programmering en provinciaal Uitvoeringsprogramma groen. Bijlage 2. Bijlage bij de brief van de PZH Uitvraag meerjarige gebiedsafspraken Groen 20162019
4
1. Inkomende documenten - 7495
Lid Gedeputeerde
Staten
Mr. J.F. (Han) Weber
2
"
Contact
070 441 61 96
[email protected]|
Pf°"""ieHoLLAND ïv...-."t,a.- 3 ZUID L
9--
.
drs. R.O. Koop T O70 44160 30 ro,
[email protected]| -
"
Postadres Provinciehuis
Postbus 90602 2509 LP Den Haag T 070 _ 441 66 11 wvvw.zuid-holland.nl
à ji),
G
_
Kees den Ouden
i 9
<3 *M
Postbus 558 2300 AN LEIDEN
Datum
Zie verzenddatum linksonder Ons kenmerk
PZH-2015-527887442 DOS-2011-0010738 Uw kenmerk
Onden/verp
,.
_
_
_
Samenwerking, l'egl0l'ia|e
pi'0gl'3lTimel'li'ig
_
Bijlagen
_
en pi'0V|nC|8a|
1
Uitvoeringsprogramma Groen. Geachte leden van de Regiegroep,
Voor het zomerreces hebben we in de Regiegroepen Groen gesproken over de regionale ambities, het provinciale Hoofdlijnenakkoord en het voornemen van de provincie om het geld voor
het Uitvoeringsprogramma Groen in de nieuwe collegeperiode, in te zetten als cofinanciering bij
regionale uitvoeringsprogramma's,
die bijdragen aan de provinciale groendoelen.
in de afgelopen jaren heb ik kunnen constateren dat in elke regio partijen bezig zijn om de
te organiseren die nodig is om gezamenlijk het groen, de onderlinge samenwerking
recreatiemogelijkheden, de natuur en de landbouw een impuls te geven. Dat sluit goed aan bij de wens van de provincie om als één van de samenwerkende partners bij te dragen aan deze regionale ambities door de inzet van geld, kennis, relaties, etc. De integrale gebiedsafspraken
Bezoekadres
van de afgelopen jaren waren daar een aanzet toe, en we willen als provincie verder gaan op deze ingeslagen weg. ik ben me daarbij bewust van een zeker spanningsveld: enerzijds zie ik de
Zuid-Hollandpiein 1
provincie als één van de netwerkpartners in de regio die dus niet eenzijdig het proces bepaalt,
2596 AW Den Haag
anderzijds is het nodig om transparant en gelijktijdig het beschikbare provinciale budget te
Tram 9 en de buslijnen 90, 385 en 386 stoppen
verdelen over de regionale
programmas.Vanuit
dit laatste uitgangspunt stuur ik u deze brief met
enkele richtlijnen voor het proces in het komende halfjaar.
dichtbij het provinciehuis. Vanaf
station Den Haag CS is het tien minuten lopen.
Meerjarenfinanciering
regionale programma's
Een belangrijke wijziging ten opzichte van de vorige collegeperiode is dat de provincie de huidige
De parkeerruimte voor
projectfinanciering met individuele subsidies omzet naar meerjarenfinanciering van regionale
auto's is beperkt.
programmas, zodat we het gesprek kunnen voeren over
regionale doelen en samenhang in
plaats van losse activiteiten. De regionale Landschapstafels (of equivalenten daarvan, zoals de
twee stuurgroepen voor het uitvoeringsprogramma Veenweiden), vertegenwoordigd in de vijf
met iii
Regiegroepen Groen, krijgen een centrale rol om voorstellen in te dienen.
3 3 SEP2015
Scan nummer 1 van 2 - Scanpagina 1 van 3
1. Inkomende documenten - 7495
l
Ons kenmerk
PZH-2015-527887442 provincie
ZUID
DOS-2011-0010738
HOLLAND
De Regiegroepen hebben een coördinerende rol en in de Regiegroepen worden de bestuurlijke afspraken over provinciale cofinanciering tussen provincie en de Landschapstafels gemaakt. Vervolgens wordt de provinciale bijdrage in een formeel besluit vastgelegd. Of deze, formele stap
met subsidiebesluiten zal gebeuren of op een andere wijze, wordt nog onderzocht; het is mijn streven zo goed mogelijk invulling te geven aan de wens om als samenwerkende partijen op te
treden. Wellicht dat dit per regio ook enig maatwerk vraagt. Scherp prioriteren Voor de komende vierjaar is ë 40 miljoen gereserveerd voor het provinciaal
Uitvoeringsprogramma Groen. Van de ë 40 miljoen uit het Hoofdlijnenakkoord zal ik Provinciale Staten voorstellen om voorlopig E 20-25 miljoen te reserveren voor de regionale programma's. Wat blijft is dat het bedrag wordt ingezet als cofinanciering, dus dat bij de uitvoering van de voorstellen ook andere partijen meefinancieren (publiek en privaat). Dat maakt dat we met elkaar
scherp moeten prioriteren op regionaal en provinciaal schaalniveau, om de middelen zo effectief
mogelijk te benutten. ln de vijf Regiegroepen kunnen we met de vertegenwoordigers van de Landschapstafels en de de samenwerking andere partners het gesprek voeren over de samenhang tussen programmas, tussen partijen en de financiële bijdragen van regio's en provincie.
Verdeling
provinciale middelen
De komende maanden gaan we met elkaar stevig aan de slag om de meerjarenprogramma's op te zetten. lk wil met u vooraf tot een totale verdeling van middelen komen, die richtinggevend is
lk ben me ervan bewust dat er voor de uitvoerbaarheid en scope van de regionale programmas. verdeling te komen van het evenwichtige een tot maar om faseverschillen zijn tussen de regio's, provinciale geld, kan ik niet volstaan met een verdeling op basis van 'wie het eerst komt het eerst
programmas van de circa 20 Landschapstafels met elkaar kunnen verdeling te komen op grond van de en gefaseerde goede met u tot een om vergelijken maalt'. lk wil de regionale
strategische prioriteiten.
Gefaseerd wil zeggen: de afspraken voor 2016 worden harder vastgelegd dan voor de latere jaren (2017-2019). Dus met een bepaalde mate van flexibiliteit, afhankelijk van het tempo van
uitvoering en het beschikbaar komen van cofinanciering. Het is immers denkbaar dat programmas tijdens de looptijd worden aangepast (scope, uitvoerbaarheid, financiering), wat gevolgen kan hebben voor de benodigde provinciale middelen.
Ook is het denkbaar dat de discussie die wij momenteel met de schapsbesturen voeren over onze uittreding uit de recreatieschappen en de afbouw van de Groenservice Zuid-Holland (GZH) de beschikbaarheid van middelen in het UPG beïnvloedt. Samen met de UPGmiddelen maken onze schapsbijdragen onderdeel uit van ons totale groenbudget. Ook na onze uittreding uit de schappen blijft het volledige budget beschikbaar ten gunste van de
betreffende regio. Afhankelijk van de met de betreffende schapsbesturen gemaakte uittredingsafspraken, kunnen op termijn mogelijk op de landschapstafel ook bestedingsafspraken gemaakt worden over dat deel. Anderzijds is het denkbaar dat, wanneer wij met de betreffende schapsbesturen niet kunnen komen tot financieel neutrale oplossingen rondom de afbouw van de GZH, we als provincie voor extra kosten komen te
2/2
Scan nummer 1 van 2 - Scanpagina 2 van 3
1. Inkomende documenten- 7495
4
Ons kenmerk PZH-2015-527887442 DOS-2011-001 0738
p rov in ci e HOLLAND
ZUID
staan die wij binnen de huidige kaders van het groenbudget moeten opvangen. Dit zou voor de betreffende regio kunnen resulteren in minder beschikbaar UPG-budget.
Uitvraag meerjarige gebiedsafspraken Groen 2016-2019 Ik streef ernaar einde 2015, begin 2016 de verdeling te kunnen maken. Dat vraagt om voorstellen waarvan beoordeeld kan worden in hoeverre deze bijdragen aan de realisatie van het provinciale beleid. Om de voorstellen te kunnen vergelijken, verzoek ik u om rekening te houden met de punten in bijgaande uitvraag. In de uitvraag is ook een werkproces in stappen beschreven om de regionale en provinciale doelen aan elkaar te koppelen. Natuurlijk wordt daarbij de bestaande situatie van regionale samenwerking als vertrekpunt genomen_ De komende maanden zullen we een stevige inspanning moeten leveren om met elkaar tot een goede programmering te komen. Ik hoop en verwacht dat we hiermee een stevige basis leggen voor de regionale samenwerking op groene doelen de komende jaren. Hoogachtend,
mr. J.FJHan) Weber Gedeputeerde voor Energie, Natuur en recreatie, Landbouw
Bijlagen:
- Uitvraag meerjarige gebiedsafspraken Groen 2016-20 19 3/3
Scan nummer 1 van 2- Scanpaqina 3 va n 3
1. Inkomende documenten - 7495
Uitvraag meerjarige
getxiedsafspratten
Green Zütß-Zütë
September 2015 1.
Inleiding
Begin juli 2015 hebben alle Regiegroepen ingestemd met het voorstel om te gaan werken aan meerjarige gebiedsafspraken voor de periode 2016-2019. Het voorstel was om per landschapstafel afspraken te
maken over een uit te voeren programma en de beschikbare middelen vanuit provincie, gemeenten en private partijen in de komende jaren. Deze notitie beschrijft hoe dit proces van samenwerking er concreet
uitziet. 2.
Wat zijn meerjarige gebiedsafspraken?
Meerjarige gebiedsafspraken zijn afspraken tussen de landschapstafels en de provincie Zuid-Holland over de wijze waarop provinciale en regionale doelen worden gerealiseerd en hoe de uitvoering meerjarig wordt
gefinancierd. De regiegroepen zijn de plaats waar het bestuurlijk overleg over deze afspraken wordt gevoerd. Daarbij is de provincie maar één van de partijen die meefinanciert. Het is ook goed om te kijken
naar geld vanuit bijv. Europese fondsen en naar het energiedossier.
Deze aanpak biedt de landschapstafels flexibiliteit om waar nodig binnen hun programma met budgetten te schuiven tussen diverse projecten, die bijdragen aan de gestelde doelen. Dit betekent tegelijkertijd dat de partijen aan de landschapstafel gezamenlijk verantwoordelijk zijn om de programmadoelen te bereiken. Ook vraagt dit om een meer strategische blik tussen gebieden/landschapstafels en stimuleert het
samenwerking. De grenzen van het werkgebied van een regiegroep zijn hierbij zeker niet leidend.
De provincie vraagt de landschapstafels om voor hun regio een kort programmadocument
(ongeveer 12
pagina's) op te stellen, zodat de voorstellen vergelijkbaar worden en het goede gesprek over de prioritering kan worden gevoerd binnen de regiegroepen.
De volgende ingrediënten daarom opnemen in de
voorstellen: ø
Visie voor de lange termijn Een stip op de horizon waarin de regiopartijen en de provincie de ontwikkelrichting voor het gebied beschrijven en de thema's waar ze vooral op in willen zetten.
ø
Concrete doe/en voor de komende 4 jaar Vertaling van de gezamenlijke visie in concreet uitgewerkte doelen en een overzicht van voorgenomen projecten (voor zover reeds concreet) en/of activiteiten die bijdragen aan de programmadoelen
voorkeur schematisch weergegeven in een Doelen-lnspanningen-Netwerk, ø
(bij
DlN).
Afstemming
Hoe verhouden zich de gezamenlijke visie en concrete programmadoelen tot die van aanpalende
landschapstafels? ø
Deelnemende partners Beschrijving van programmapartners
en partijen die projecten gaan trekken of meedoen in de
uitvoering. Het gaat om overheden, maar ook het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. 0
Raming van de totale programmakosten 2016-2019
ø
Maatschappelijke kosten en baten (mini-MKBA)
Dit is een korte weging van het programma op drie aspecten: 1.
Legitimiteit: Hoe draagt het programma bij aan de (beleids)doelen van de partners?
2.
Effectiviteit: Hoe draagt het bij aan de maatschappelijke
3.
Efficiëntie: Overstijgen de maatschappelijke baten de lasten?
doelen?
1
Scan nummer 2 van 2 - Scanpagina 1 van 4
1. Inkomende documenten - 7495
De provincie verstrekt een beknopte tool die kan helpen bij de invulling van dit onderdeel. o
Financiering Bijdragen vanuit regionale partners en gevraagde provinciale bijdrage. lndien de (co-)financiering nog niet rond is een planning van de activiteiten, die leiden tot een dekkende financiering.
De provincie stelt voor om de deadline voor het vastleggen van de zekerheid van cofinanciering te bepalen op 1-11-2017, zodat de regiegroepen eind 2017 de programma's definitief kunnen maken. ø
Uitvoeringsstrategie en -organisatie Beschrijving van manier waarop de regio het programma tot uitvoering wil brengen.
Het idee is dat partijen
-
waaronder de provincie
-
aan de hand van het programmadocument bepalen
welke financiële bijdrage ze willen leveren. Een programma kan gefaseerd worden uitgevoerd, waardoor niet alle bijdragen in één keer geleverd hoeven te worden. 3.
Proces om tot meerjarige
gebiedsafspraken
te komen
Het proces om tot meerjarige gebiedsafspraken te komen is erop gericht dat Gedeputeerde Staten uiterlijk in maart 2016 een besluit kunnen nemen over de provinciale bijdrage aan de verschillende meerjarige
programma's. Daarvoor is nodig dat de provincie en de landschapstafels in januari 2015 in de Regiegroep de programma`s met elkaar bespreken inclusief de financiering ervan. Kortom, in enkele maanden tijd moeten de gebiedsafspraken rijp zijn voor bespreking en besluitvorming. Daarvoor stelt de provincie het volgende proces voor.
1
Landschapstafel
Provincie
Tüdpad
Opstellen visie en doelen van
Gebiedsgerichte uitwerking van
September 2015
concept programma / bepalen
doelen Beleidsvisie Groen
prioriteiten regio 2
Voorleggen gekozen
Voorleggen uitwerking provinciale
27 september 2015
programmadoelen aan
doelen per regio aan gedeputeerde
7 oktober 2015
-
bestuurders 3
Gezamenlijk gebiedsatelier van landschapstafels per Begiegroep en
Voor 17 oktober 2015
_provincie om gezamenlijke visie en doelen / prioriteiten te bepalen Provincie komt met bod "in potlood'
4
Begin november 2015
op basis van visie en doelen uit
gebiedsatelier Eind november 2015
5
Aanpassen en verder uitwerken in
6
Ambtelijk overleg met vertegenwoordigers landschapstafels als
programmadocument Begin december 2015
voorbereiding voor regiegroep over de programmadocumenten en de meerjarige gebiedsafspraken per landschapstafel 7
Gesprek in Begiegroep tussen provincie en Landschapstafels over kwaliteit en financiering van de programma's aan de hand van een
Eind januari
concreter bod van de provincie
8
Rond krijgen cofinaciering van de programma's door de landschapstafels
1-1-2017
9
Definief vaststellen van de programmafinaciering
December 2017
4.
Keuzes maken
`
De provincie heeft voor cofinanciering op de programma"s van de landschapstafels 20 25 mln. euro gereserveerd. Gezien de plannen van de verschillende regio's is de verwachting dat scherpe keuzes nodig zijn op grond van met name strategische overwegingen, zowel door de partijen in de -
2
Scan nummer 2 van 2 - Scanpagina 2 van 4
1. Inkomende documenten - 7495
landschapstafels als door de provincie bij het verdelen van de provinciale UPG-middelen over de
programma's. Volgens de stappen van bovenstaand tijdschema gaat dat als volgt: 1.
De provincie geeft vooraf helderheid over de prioriteiten die zij gebruikt tijdens het gesprek met de landschapstafels en in de uiteindelijke besluitvorming (zie volgende paragraaf).
2.
De provincie en de landschapstafels benoemen elk afzonderlijk de prioriteiten (concrete doelen)
3.
voor de betreffende regio (eind september 2015). De provincie en de landschapstafels checken bij eigen bestuurders.
4.
De provincie en de landschapstafels delen elkaars prioriteiten en zoeken naar gezamenlijk pakket tijdens het gebiedsatelier.
5.
Aan de hand van de visie en doelen die voortkomen uit dit atelier geeft de provincie "in potlood" een indicatie van het bedrag wat zij per programma denkt beschikbaar te stellen. Op grond
hiervan kunnen de landschapstafels hun programma"s verder uitwerken. maakt de provincie een eerste vergelijking plaats van alle programma's aan de hand van de prioriteiten (zie onder) en op basis daarvan wordt een bod per
6.
programmadocumenten
6.
Gesprek tussen de provincie en de regiegroepen over de financiering van de programma's aan de hand van een concreter bod van de provincie (eind januari 2016)
7.
Definitief besluit van GS over verdeling van provinciale middelen over 'de landschapstafels wordt genomen op basis van provinciale prioriteiten en het overleg met de regiegroepen (maart 2016). Jaarlijks vindt overleg plaats tussen de landschapstafels en de provincie in de regiegroep over de
regiegroep/landschapstafel
8.
bepaald.
inhoud en de voortgang de programma"s. Het voornemen is te bevoorschotten op basis van concrete jaarprogramma's. 5.
Prioriteiten
voor de provincie
Bij het verdelen van provinciaal geld over de programma"s vindt de provincie drie onderwerpen belangrijk: 1) De bijdrage van het programma aan de doelen van Beleidsvisie Groen, 2)
uitvoerbaarheid en 3) innovatie / voorbeeldfunctie. Deze prioriteiten zijn hieronder verder uitgewerkt. 1)
Bijdrage van programma aan doelen van Beleidsvisie Groen
_-'~51>Q_oo'gn
_
Groenbeleving (zwaartepunt hierbij is beleving in de omgeving van de stad) Biodiversiteit
. Agrarisch ondernemerschap _
2)
Wateropgaven, Erfgoedlijnen, etc. (overige provinciale doelen)
Netwerkend werken / betrokkenheid van private partijen De maatschappelijke kosten en baten van het programma (MKBA, zie par. 2)
Uitvoerbaarheid a. b.
Beschikbare financiële bijdragen vanuit de regio Betrokkenheid en eigenaarschap van partijen
O_O
. Uitvoeringsorganisatie
3)
_
Uitvoerbare projecten die bijdragen aan uitgewerkte/concrete
lnnovatie/voorbeeldfunctie:
doelen
vernieuwend op inhoud of aanpak (10%)
Gezien het meer beperkte budget geeft de provincie de voorkeur om de middelen vooral in te zetten
op kwaliteitsimpulsen en minder op kapitaalsintensieve inversteringsprojecten.
3
Scan nummer 2 van 2 - Scanpagina 3 van 4
1. Inkomende documenten - 7495
De provincie vindt het belangrijk dat het programma van een landschapstafel wordt gedragen door een breed netwerk van overheden, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Zij vraagt de landschapstafels om dit te laten zien in de programma"s. Dit vraagt om een meerjarig proces wat de
provincie graag wil faciliteren. Op grond van deze prioriteiten formuleert de provincie een eerste bod per programma/ landschapstafel en brengt dit in bij de regiegroepen. De bijdrage van de programma's aan deze prioriteiten vormt samen met de uitkomsten van de Regiegroepen eind januari 2016 de basis voor het
Uitvoeringsprogramma
Groen 2016-2019 dat eind maart 2016 ter besluitvorming zal worden
voorgelegd aan GS. 6.
Tot slot
Op dit moment worden de consequenties voor de wijze van financiering verder uitgewerkt. Er zijn al ervaringen met een subsidie aan programma"s in plaats van concrete projecten. Hier wil de provincie op
voortbouwen. De provincie heeft het voornemen uiterlijk in november 2015 meer duidelijkheid te geven over de vorm waarin de middelen voor de regio beschikbaar zal worden gesteld nadat de inhoudelijke beoordeling van een programma heeft plaatsgevonden. Duidelijk is wel dat de provincie de middelen voor gebiedsafspraken niet langer in de vorm van individuele projectsubsidies wil verstrekken. De provincie zal haar bijdrage per programma aan één rechtspersoon per landschapstafel beschikbaar stellen. Hiertoe is een uitvoeringsregeling in voorbereiding. Dit vraagt om goede afspraken tussen de partijen aan de landschapstafels. Hiermee wordt enerzijds invulling gegeven en aan de wens van de regio's om te beschikken over meer ruimte en flexibiliteit binnen programmas, anderzijds aan de wens tot vermindering van bureaucratie rondom subsidies: in de huidige systematiek
bedraagt het aantal subsidies 15O+, maar kan in de nieuwe opzet dalen naar 20 á 30 subsidies voor de 20 landschapstafels.
4
Scan nummer 2 van 2 - Scanpagina 4 van 4
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2. 3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
Voortgang Regionaal Groenprogramma Basistaak Het Regionaal Groenprogramma is een van de 5 Regionale Projecten onder het Regionaal Investeringsfonds (RIF). Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
DB
Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad 5.
Advies PHO
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
7.
13/3/2014 20/11/2014 8/1/2015 5/3/2015 3/9/2015 11/11/2015
8.
Inspraak
Nee
9.
Financiële gevolgen
Binnen begroting Holland Rijnland (RIF)
10.
Bestaand Kader
Relevante regelgeving: -Beheersverordening Regionaal Investeringsfonds -Regionaal Groenprogramma, waaronder de Uitvoeringsstrategie
[email protected] Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
www.hollandrijnland.nl IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
Eerdere besluitvorming: -AB 17 februari 2010 – vaststellen Regionaal Groenprogramma en bepalen dat dit een programma is in de zin van artikel 8 lid 1 en 2 van de Beheersverordening Regionaal Investeringsfonds en mandateren DB voor de uitvoering. 11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
2
Informatienota PHO (concept) Vergadering:
PHO Leefomgeving
Datum:
11 november 2015 Tijd: «MEETING_TEXT9» «MEETING_TEXT3»
Locatie: Agendapunt: Kenmerk:
«MARK»
Onderwerp: Voortgang Regionaal Groenprogramma
Kennisnemen van: 1. de Uitvoeringsovereenkomsten 2014-2018, 2012-2016 en 2010-2014 Inleiding: Het Algemeen Bestuur heeft op 17 februari 2010 het Regionaal Groenprogramma Holland Rijnland vastgesteld. Bij het Groenprogramma hoort een uitvoeringsstrategie, waarbij clusters van gemeenten gebiedsprogramma’s opstellen op basis van de doelstellingen van het Groenprogramma. Holland Rijnland draagt 25% bij aan de inrichtingskosten van strategische groenprojecten. Dit betekent dat de € 20 miljoen, die de regio beschikbaar heeft gesteld voor de realisatie van het Regionaal Groenprogramma, moet leiden tot een investering van circa € 80 miljoen in ons landschap. Voor de realisatie van de projecten uit deze gebiedsprogramma’s sluit Holland Rijnland elke twee jaar uitvoeringsovereenkomsten af met clusters van gemeenten. Deze uitvoeringsovereenkomst regelt onder andere de (co)financiering uit het RIF. In 2015 is de derde ronde uitvoeringsovereenkomsten vastgesteld. In bijlage 1a, 1b en 1c vindt u een overzicht van alle projecten waarvoor cofinanciering is toegezegd. In bijlage 2 staan de projecten op kaart weergegeven. Kernboodschap: De uitvoering van het Regionaal Groenprogramma verloopt voorspoedig: Elke ronde zijn de uitvoeringsovereenkomsten groter en bevatten zij meer projecten uitgevoerd door maatschappelijke organisaties, stichtingen en particulieren/bedrijven (zie bijlage 1) - Uitvoeringsovereenkomsten 2014-2018: o € 4.348.672 RIF gereserveerd o 48 projecten, waarvan 10 uitgevoerd door een maatschappelijke organisatie, stichting of particulier (blauwe arcering) o 7 projecten opgeleverd, nog financieel af te handelen (oranje arcering) - Uitvoeringsovereenkomst 2012-2016: o € 3.141.689 RIF gereserveerd o 23 projecten, waarvan 4 uitgevoerd door maatschappelijke organisatie/particulier o 10 projecten opgeleverd, nog financieel af te handelen o 3 projecten definitief de bijdrage vastgesteld (gele arcering) o 3 projecten ingetrokken door cluster Veenweide en Plassen (Leidse Ommelanden) (rode arcering) - Uitvoeringsovereenkomsten 2010-2014: o € 2.869.758 RIF gereserveerd o 16 projecten, waarvan 2 uitgevoerd door een stichting (blauw)
3
o o o o o
3 projecten opgeleverd, nog financieel af te handelen (oranje) 7 projecten definitief de bijdrage vastgesteld (geel) 3 projecten ingetrokken door cluster Stedelijke Agglomeratie en verlenging van de uitvoeringsovereenkomst voor de uitvoering van 1 project (rood) 1 project ingetrokken door cluster Duin- en Bollenstreek (rood) uitvoeringsovereenkomst cluster Wijk en Wouden/Duin Horst Weide alle projecten definitief vastgesteld, cluster kan verzoek om te beëindigen indienen
• Halverwege de uitvoering is de helft van het RIF voor het Regionaal Groenprogramma belegd in uitvoeringsovereenkomsten. Consequenties: In de periode tot 2018 zal het Regionaal Groenprogramma bijgedragen aan een groen recreatieve investering in de regio van € 43.443.011. De regionale bijdrage aan deze investering is € 10.360.118. Communicatie: Bij de opening van projecten. Uitvoering: Het Dagelijks Bestuur stelt de uitvoeringsovereenkomsten vast. Het PHO krijgt jaarlijks terugkoppeling over de voortgang. Bijlagen: Bijlage 1a. uitvoeringsovereenkomst 2014-2018 Bijlage 1b. uitvoeringsovereenkomst 2012-2016 Bijlage 1c. uitvoeringsovereenkomst 2010-2014 Bijlage 2. projectenkaart uitvoeringsovereenkomsten Regionaal Groenprogramma
4
Regionaal Groenprogramma Holland Rijnland Projectenlijst Uitvoeringsovereenkomst 2014-2018 Totaal Totale Totale Totale Totale naam
bedrag beschikbaar in RIF Totaal vastgelegd in uitvoeringsovereenkomsten 2010-2014 (max 25% van inrichtingskosten) Totaal vastgelegd in uitvoeringsovereenkomsten 2012-2016 (max 25% van inrichtingskosten) Totaal vastgelegd in uitvoeringsovereenkomsten 2014-2018 (max 25% van inrichtingskosten) inrichtingskosten groenprojecten 2010-2014: inrichtingskosten groenprojecten 2012-2016: inrichtingskosten groenprojecten 2014-2018: inrichtingskosten groenprojecten 2010-2018: Restant beschikbaar in RIF project
Gemeente
€ 20.000.000 € 2.869.758 € 3.141.689 € 4.348.672 € 11.479.036 € 12.828.477 € 19.135.498 € 43.443.011
toelichting
Cluster Groen recreatieve verbindingen en bestemmingen - uitvoeringsovereenkomst 22 januari 2015 1. Singelpark - Brug brug Leiden Verbinding groene parels Huigpark en Blekerspark door Huigpark-Blekerspark over voetgangersbrug. Opheffen knelpunt route Singelpark met Oude Herengracht voetgangersburg over de Oude Herengracht. Vergroten zichtbaarheid Blekerspark, en de logica van de route. 2. Singelpark - Brug Zijlpoort- brug Leiden Verbinding historische Zijlpoort met Ankerpark door brug. Ankerpark over Oude Rijn Opheffen knelpunt route Singelpark door met een brug een directe verbinding tussen de Zijlpoort en het Ankerpark te creëren. De brug moet vanwege de prominente positie bij entree haven een mechanische ophaalbrug zijn. 3. Singelpark - Brug brug Leiden Verbinding groene parel Ankerpark met vernieuwde Meelfabriek. Ankerpark-Meelfabriek over Opheffen knelpunt route Singelpark door het terrein van de water hiertussen Meelfabriek te laten lopen. 4. Singelpark - Brug brug Leiden Verbinding Singelroute vanaf groene parel Begraafplaats KaarsenmakersstraatGroenesteeg/ Kaarsenmakersstraat naar Veerplein/ Plantage/ Veerplein over Nieuwe Rijn Plantsoen . Opheffen knelpunt route Singelpark door met een brug een directe, snellere verbinding over de Nieuwe Rijn te maken. Deze brug zorgt ook voor een lange zichtlijn waardoor duidelijkheid en beleving wordt gecreëerd 5. Singelpark - Brug 5de vlonderbrug Leiden Verbinding Singelroute 5e Binnenvestgracht met publiek Binnenvestgracht-Hortus toegankelijke deel van de Hortus botanicus via een vlonderbrug Botanicus over 5de over de 5e Binnenvestgracht onder het universiteitsgebouw door. Binnenvestgracht Opheffen knelpunt route Singelpark de relatie met de Hortus botanicus te leggen. Door de nieuwe vlonderbrug ontstaat er een directe en toeristisch aantrekkelijke route 6. Singelpark - Vlonderbrug brug Leiden Verbinding Singelroute vanaf Hortus botanicus en openbare oever Reuvensplaats-Arsenaalplein achter Lipsiusgebouw naar Arsenaalplein via een vlonderpad om in Witte Singel het universiteitsgebouw Reuvensplaats heen. Opheffen knelpunt route Singelpark door de nieuwe verbinding ontstaat een duidelijke lange zichtlijn direct langs het water. 7.Singelpark - Brug brug Leiden Verbinding tussen groene parels Arsenaalplein en Rembrandtpark. Arsenaalplein-Rembrandtpark Opheffen knelpunt route Singelpark door een nieuwe brug die een I over Groenhazengracht directe verbinding langs het water van het heringerichte Arsenaalplein naar de verstopte parel Rembrandtpark I creëert. 8. Singelpark - Singelroute 6,3 km routeaanduiding en Leiden Doorgaande 6,3 kilometer lange voetgangersverbinding aan de infopanelen binnenzijde van de singels die herkenbaar, duidelijk en aantrekkelijk is. De Singelroute is de ruggengraat van het Singelpark. Het is voor de beleving, identiteit en samenhang van het Singelpark van belang dat de doorgaande singelroute in de eerste fase van de planontwikkeling van het Singelpark wordt gerealiseerd.
€ 9.639.882 Stand van zaken mei 2015
inrichtingskosten
RIF-bijdrage Holland Rijnland
kaderbesluit
€ 6.108.693 € 368.368
€ 1.518.175 € 92.092
kaderbesluit
€ 2.105.405
€ 526.351
kaderbesluit
€ 102.926
€ 25.732
kaderbesluit
€ 514.631
€ 128.658
kaderbesluit
€ 264.358
€ 66.089
kaderbesluit
€ 204.769
€ 51.192
kaderbesluit
€ 157.089
€ 39.274
kaderbesluit
€ 522.933
€ 130.733
Regionaal Groenprogramma Holland Rijnland Projectenlijst Uitvoeringsovereenkomst 2012-2016 Totaal bedrag beschikbaar in RIF Totaal vastgelegd in uitvoeringsovereenkomsten 2010-2014 (max 25% van inrichtingskosten) Totaal vastgelegd in uitvoeringsovereenkomsten 2012-2016 (max 25% van inrichtingskosten) Totale inrichtingskosten groenprojecten 2010-2014: Totale inrichtingskosten groenprojecten 2012-2016: -
€ 20.000.000 € 2.869.758 € 3.141.689 € 11.479.036 € 12.828.477
Restant beschikbaar in RIF
naam
project
€ 13.988.554 Gemeente
toelichting
Cluster Duin, Horst en Weide / Wijk en Wouden - uitvoeringsovereenkomst ondertekend mei/juni 2013 1. Fietspad Zuidbuurt 0,8 km fietspad, weerszijden Zoeterwoude De aanleg van een vrijliggend fietspad langs de Zuidbuurtseweg. obstakelvrije openbare groene Met de aanleg van een fietsverbinding is het mogelijk de zone met streekeigen ontbrekende schakel van een recreatieve wandel- en beplanting, gras, 25 bomen en fietsverbinding tussen Zoeterwoude en de omliggende dorpen en twee picknicktafels. steden te realiseren. 2. Bloemrijke bermen: deel wandelpad Zoeterwoude Ecologische en recreatieve aantrekkelijkeheid Geerpolder
1 ha bloemrijke berm 2,2 km wandelpad, waarvan 1,3 km in Zoeterwoude met 22 loopplankjes en 1 brug zelfpluktuin
Stand van zaken mei 2015
afgerond februari 2015, financiele afhandeling
inrichtingskosten
RIF-bijdrage Holland Rijnland
€ 4.590.959 € 1.650.000
€ 1.136.307 € 412.500
€ 62.000
€ 13.000
€ 2.259.369
€ 564.842
€ 525.765
€ 131.441
Zoeterwoude
Bloemrijke bermen met wandelpad door de polder en een zelfpluktuin voor passerende recreanten. Het verhoogt de recreatieve belevingswaarde en vult een ontbrekende schakel in het netwerk van bloemrijke bermen.
afgerond, administratieve afhandeling
3. park kasteel Duivenvoorde 20 ha recreatieve en ecologische inrichting
Voorschoten
Kasteelpark in oude luister herstellen, toegankelijkheid vergroten en wandelpaden uitbreiden.
4. Burgemeester Berkhoutpark
5,4 ha recreatieve en ecologische inrichting
Voorschoten
Tegengaan verdere achteruitgang van dit Rijksmonument door renovatie van unieke boom- en heestercollectie. Deze renovatie gaat gepaard met groot onderhoud van het park, hiervoor wordt geen regionale cofinanciering gevraagd.
afgerond september 2015, administratieve afhandeling in uitvoering
5. Recreatieve aantrekkelijkheid langs Velostrada
0,5 ha recreatieve elementen verdeeld over verschillende plekken langs velostrada.
Voorschoten
Vergroten aantrekkelijkheid van Velostrada langs het spoor door in uitvoering het aanleggen van een natuurlijke speelplek, informatieborden en speelmogelijkheden. Daarnaast ecologisch verbeteren van route door uitbreiding ecologische waarden en beplanting.
€ 38.000
€ 9.500
6. Duivenvoords polderpad
2965 m waarvan 1200 m in Voorschoten
Wassenaar en Voorschoten
Wandelpad langs de Duivenvoortseweg, als onderdeel van een route van het Groene Hart naar de Duinen.
€ 55.825
€ 5.024
€ 192.000 € 192.000
€ 48.000 € 48.000
afgerond maart 2014 - vastgesteld
Cluster Duin- en Bollenstreek - uitvoeringsovereenkomst ondertekend mei/juni 2013 7. Betere Beleving Inrichten van beplantingen Lisse Beplanting langs doorgaande wegen met bijzondere nadruk op de in uitvoering Bollenstreek, langs ca. 10km weg met streekeigen uitstraling van de Bollenstreek. De ontwikkeling van landschapselementen langs bloembollen- en een herkenbare groenstructuur met streekeigen uitstraling en doorgaande wegen haagstructuren. samenhang: aantrekkelijk en herkenbaar voor de recreant, de inwoners en de biodiversiteit. Er worden speciale bollen- en kruidenmengsels toegepast die aantrekkelijk zijn voor bijen.
Cluster Veenweide en Plassen - uitvoeringsovereenkomst ondertekend mei/juni 2013 Renovatie van voormalig productiebos van ca 18 ha in 8. Ghoybos 18 ha recreatieve herinrichting Kaag en productiebos Braassem samenwerking met provincie en gemeente Leiderdorp waar door de komst van de pannenkoekenboerderij een nieuwe kans voor recreatie ligt. Naast de RIF bijdrage draagt Holland Rijnland ook bij vanuit de ZZG overeenkomst. Wandelpad dat het A4 informatiecentrum via de Wijde Aa 9. Wandelpad Blauwe Polder 6,1 km waarvan 4,8 km nieuw Kaag en wandelpad Braassem wandelroute met de boerenlandwinkel in het lint van Rijpwetering verbindt. 10. Fietspad Blauwe Polder 2,25 ha fietspad (waarvan Kaag en Nieuw aan te leggen fietspad in het verlengde van een fietspad naar Oud Ade 875 m aanpassing) Braassem door de Boterhuispolder om zo de verbinding vanuit Leiden het ommeland in te leggen. 11. Meerbrug (principebrief) Verhoging brug voor recreatie Kaag en Verhogen van brug over de Ringvaart van de Braassem Haarlemmermeerpolder bij Nieuwe Wetering in Kaag en Braassem om een vrije doorgang te creëren voor het recreatieve sloepenverkeer. Kaag en Aanleg van een passantensteiger en realisatie van een vaarroute 12. Water-landverbindingen - Passantensteiger fase 1 Braassem in een breder verband van projecten al dan niet buiten RIF gebied.
13. Ommetje Rijpwetering Nieuwe Wetering
ca 600m
14. Ommetje Rijpwetering Oud Ade
1,5 km
15. Pestbosjes
herstel 25 geriefhoutbosjes
Veelzijdig Boerenland
16. Jan Dekkerbrug (principebrief)
Opwaarderen en beweegbaar maken recreatieve brug
Teylingen
17. Recreatie-eiland Koudenhoorn (principebrief)
Inrichting recreatie-eiland
Teylingen
18. Uitkijkpunt Blauwe Hart en oplosssen knelpunt watersport
uitkijkpunt en oplossen knelpunt
Teylingen
19. Fietspad naar zee
Oostelijk deel fietspad 500 meter (2000 m²) Westelijkdeel fietspad 550 meter (2200 m²)
Katwijk
20. Boardwalk Kwaliteitsslag kuststrook Katwijk
1500 m2 boardwalk, 5000 m2 Katwijk kleischelp-paden, 16 duinovergangen naar het strand waarvan 6 toegankelijk voor mindervaliden, glooiende duinen en beplanting, uitkijkpunten
Dit ommetje verbindt zowel de kern Rijpwetering als de kern Nieuwe Wetering, maar vormt in combinatie met wandelpad Blauwe Polder ook een verbinding tussen de Wijde Aa wandelroute en de Ade wandelroute. Dit wandelpad loopt over de dijk langs de zomersloot waardoor tevens twee kanoroutes lopen. Het pad verbindt twee wegen uit de kernen Oud Ade en Rijpwetering waardoor er een ommetje voor beide kernen ontstaat. Provinciaal project ter vergroting van de kwaliteit en de kennis van pestbosjes doormiddel van inventarisatie, onderhoud en voorlichting
€ 7.565.899
€ 1.837.476
€ 31.847
€ 7.962
€ 1.822.795
€ 455.699
€ 402.661
€ 100.000
€ 22.896
€ 5.724
€ 185.300
€ 15.595
€ 792.069
€ 184.382
€ 1.545.981
€ 385.526
ingetrokken en opnieuw in de UO 2014-2018 opgenomen in uitvoering
vertraging door uitstel provinciale subsidie afgerond mei 2014 administratieve afhandeling afgerond april 2014 - administratieve afhandeling ingetrokken
ingetrokken
afgerond december 2014, administratieve afhandeling De bestaande vaste brug naar Koudenhoorn (Jan Dekker brug) afgerond mei 2013 over de Warmonder Leede wordt vervangen door de ophaalbrug vastgesteld inclusief Koudenhoorn. De zogenaamde Staande Mastroute wordt hierdoor 10% meer- en bijwerk uitgebreid. Teylingen wil het eiland middels een herinrichting voorbereiden op afgerond maart ontwikkelingen in de dagrecreatieve markt. Werkzaamheden 2014 - vastgesteld bestaan onder andere uit de aanleg van nieuwe verhardingen, terreininrichting en meubilair. Teylingen wil de Kagerplassen beter bereikbaar en beleefbaar maken vanaf het vaste land van gemeente Teylingen. Dit wordt gerealiseerd met een houten uitkijkpunt in de Kooipolder bij de Menneweg Aanleg van een ontbrekende schakel in de recreatieve fietsverbinding tussen het strand en het achterland (Oegstgeest Leiden Zoetermeer). Het fietspad wordt onderdeel van het te bewegwijzeren fietsnetwerk tussen het Groene Hart en de kust.
afgerond april 2013 - adminstratieve afhandeling
€ 229.200
€ 57.300
vertraging door planologische procedures
€ 375.000
€ 93.750
Aanleg van een duinboardwalk Kwaliteitsslag welke na de ingrepen ter versterking van de kuststrook (dijk in duin) de beleving van de duinen en het zicht op zee veiligstelt, de toegankelijkheid van de duin versterkt.
bijdrage verhoogd in aanvullende overeenkomst jan 2015, afgerond, administratieve afhandeling
€ 1.400.000
€ 350.000
21. Fietspad Ruigekade noord opwaarderen 2,8 km fietspad - zuid Polder Achthoven
Leiderdorp
22. Bloemrijke bermen in de Leidse Ommelanden
Leidse Ommelanden
40 km
Het opwaarderen van het fietspad Ruigekade Noord-Zuid door verbreding, aanleg natuurvriendelijke oevers en aanbrengen informatiepanelen en observatiepunten. Stad – land verbinding bruikbaar voor verschillende gebruikers als fietsers, wandelaars, trimmers en skaters. Omvormen van bermen van intensief beheer naar extensief / ecologisch beheer.
Cluster Stedelijke Agglomeratie - uitvoeringsovereenkomst project 23 ondertekend mei/juni 2013 23. Matilo 1e fase Regionale elementen Leiden Onderdelen van fase 1 die een regionale functie hebben, zoals picknickplaatsen, het 'wild'spelen bij de klimbomen, de bruggen, Romeinse speeltoestellen en de groene routes.
onbekend
€ 658.150
€ 164.538
afgerond administratieve afhandeling
€ 100.000
€ 17.000
€ 479.620 € 479.620
€ 119.905 € 119.905
afgerond september 2013 adminstratieve afhandeling
Regionaal Groenprogramma Holland Rijnland Projectenlijst Uitvoeringsovereenkomst 2010-2014 Totaal Totale -
bedrag beschikbaar in RIF Totaal vastgelegd in uitvoeringsovereenkomsten 2010-2014 (max 25% van inrichtingskosten) inrichtingskosten groenprojecten 2010-2014: Restant beschikbaar in RIF
naam
project
Gemeente
€ 20.000.000 € 2.869.758 € 11.479.036
toelichting
Cluster Stedelijke Agglomeratie – uitvoeringsovereenkomst ondertekend op 16 december 2010 - verlengd tot 1 juni 2016 1. Noordoever Oegstgeester1 km doorgaand wandelpad Oegstgeest aanleg van wandelpad (ontbrekende schakel) langs het kanaal tussen kanaal fase 1 Oegstgeest Dit deel van de noordoever van de Oegstgeesterkanaal is onderdeel van een grotere zone tussen Oegstgeest en Katwijk. 2. Regionaal archeologisch 9,5 hectare recreatief Leiden Fase 2, 3 èn 4 van dit project behelst de realisatie van een regionaal park/groene schakel Matilo cultuurhistorisch park archeologisch park rond een castellum dat vrij toegankelijk is, ruimte voor recreatie en evenementen biedt en als groene schakel in de stadsrand functioneert. 3. Stad-land verbinding Leiden 4,4 hectare recreatief Leiden / Oegstgeest Groen recreatief park (Leeuwenhoekpark) en verbinding als onderdelen west groen van de Biodiversiteitroute: een regionale, recreatieve, ecologische verbinding die loopt vanaf de Leidse Binnenstad door het Leiden Bio Science Park naar de Landgoederenzone. 4. Stad-land verbinding Leiden circa 6 hectare Leiden naar Een groene, recreatieve verbinding vanaf het centrum van Leiden naar noord Leiderdorp/ het Plassengebied en de Boterhuispolder. De verbinding Leiden noord is Teylingen de ontbrekende schakel in deze route. Stedelijke groengebieden worden verbonden met de regionale groengebieden. Onderdeel van Tuin van Noord e.o.: circa 25 ha recreatief groen.
€ 17.130.242 Stand van zaken mei 2015 ingetrokken
afgerond administratieve afhandeling
€ 3.980.237
€ 995.059
uitvoering
€ 1.232.000
€ 308.000
€ 1.284.797
€ 321.199
€ 1.383.953 € 1.238.753
€ 345.988 € 309.688
€ 145.200
€ 36.300
ingetrokken
5. Stad-land verbinding Leiden oost
circa 500 meter recreatieve Leiden naar en ecologische verbinding Zoeterwoude
Realisatie van langzaam-verkeer onderdoorgang A4: tunnel (circa 200 m) ingetrokken met fiets- en wandelpad aangesloten op langzaam-verkeerroute tussen Polderpark Cronesteijn naar de Groene Hart polders, en verbetering van nu reeds aanwezige ecologische verbinding.
6. Oostvlietpolder
circa 38 ha recreatieve en ecologische inrichting
De 1e fase betreft het realiseren van circa 38 hectare groen recreatiegebied en enkele recreatieve en ecologische verbindingen in de groene zone tussen stad en Groene Hart. Er zijn 2 vervolgfasen gepland waarbij in totaal 100 ha recreatief groen wordt gerealiseerd.
Leiden
Cluster Veenweide en Plassen / Leidse Ommelanden - uitvoeringsovereenkomst ondertekend 6 en 14 juni 2011 7. Boterhuispolder fase 1 7,2 km wandel en fietspad, Leiderdorp en Recreatieve ontsluiting en ommetjes en vergroting waterberging 6400 m² water Teylingen Boterhuispolder (verbrede watergangen en natuurvriendelijke oevers), delen ecologische verbinding Zuidzijdervaart/Stingsloot/Zijp. 8. Eendenkooi Warmond
3 ha eendenkooi operationeel maken
Teylingen
herstel, renovatie en recreatief toegankelijk maken voor begeleide excursies van cultuurhistorische waardevolle eendenkooi.
inrichtingsRIF-bijdrage kosten € 1.624.258 € 6.497.034
afgerond januari 2013 - vastgesteld
afgerond juli 2013 vastgesteld
afgerond 2014 administratieve afhandeling
Cluster Duin- en Bollensteek – uitvoeringsovereenkomst ondertekend op 25 en 27 juli 2011 9. Ecologische verbinding 1,5 km ecologische Hillegom Aanleg natuuroever langs Van Goghsingel en Hilinnenweg, die een Elsbroekpolder - Elsbroekpark verbinding verbinding maakt tussen de natuurgebied Elsbroekpolder en het Elsbroekpark. Dit is een schakel in de ecologische verbinding langs de Ringvaart Haarlemmermeer. De natuuroevers maken ook deel uit van de wandelroutes in Hillegom. 10. Landgoederen verbinden 3,5 hectare Hillegom Renovatie van de cultuurhistorische waardevolle Nispenpark en Hoftuin, Hillegom landgoederenparken herstel verbinding in landgoederenzone Leiden – Haarlem, invullen lokale herinrichten, opwaarderen wateropgave inclusief natte ecologische verbinding onder de N208. en verbinden Recreatief rustpunt in fietsroute. 11. Fiets-/wandelroute Oude 1 km fiets/wandelpad Hillegom Aanleg ontbrekende schakel in het fietsroutenetwerk Duin- en Hillegommerbeek inclusief beplanting en Bollenstreek, landschappelijke inpassing met historisch plantmateriaal. straatmeubilair 12. Wandelnetwerk Duin- en 100 km gemarkeerde Hillegom, Lisse, Het creëren van regionale, lange afstand wandelroutes door de Duin- en Bollenstreek wandelroutes vertakt Noordwijk, Bollenstreek en deze een oost-west verbinding te geven door de routes met 20 km ontsluiting Noordwijkerhout en door te trekken naar de kustplaatsen agrarisch gebied en enkele Teylingen landschappelijk interessante oost-west verbindingen 13. Natuur en Recreatiegebied 29 ha recreatieve en Hillegom, Recreatiegebied met weidevogelbeheer, wandel-, ruiter- en fietspaden, Vosse- en Weerlanerpolder ecologische inrichting HHvRijnland ecologische oevers. Naast de RIF bijdrage draagt Holland Rijnland ook bij vanuit de ZZG overeenkomst. Cluster Duin Horst Weide / Land van Wijk en Wouden – Uitvoeringsovereenkomst ondertekend op 2 en 5 maart 2012 14. Recreatief Transferium 3,2 hectare Zoeterwoude Recreatief transferium omvat parkeerplaatsen, horeca, recreatieve elementen (bv fietsverhuur, varen), speelmogelijkheden kinderen en verkooppunt streekproducten. 15. Avontuurlijk spelen 1 locatie Zoeterwoude Ruimte speelplekken met natuurlijke elementen, aanvulling op regionaal aanbod. 16. Ecologische, bloemrijke en 2,5 km langs het Barrepad Zoeterwoude Ecologisch en recreatief kansrijke bermen herinrichten en inzaaien zodat recreatieve verbindingen en Hellepad in het gebied een netwerk van bloemrijke bermen ontstaat, mede ter bevordering van de biodiversiteit.
€ 2.003.273 € 196.938
€ 500.818 € 49.235
Hoftuin in bestekfase Van Nispenpark uitgesteld/gaat niet door onder deze UO ingetrokken dd 21 januari 2013
€ 790.000
€ 197.500
afgerond juli 2014 vastgesteld
€ 393.629
€ 98.407
afgerond oktober 2014 - vastgesteld
€ 622.706
€ 155.677
€ 1.594.775 € 1.525.501
€ 398.693 € 381.375
€ 35.000
€ 8.750
€ 34.274
€ 8.568
afgerond oktober 2013 administratieve afhandeling
afgerond maart 2014 - vastgesteld afgerond maart 2014 - vastgesteld afgerond mei 2013 vastgesteld
Regionaal Groenprogramma Holland Rijnland Projectenlijst 2010 – 2014
Regionaal Groenprogramma Holland Rijnland
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
13
17
16
21
18
10
28 26
18
30
9 25
20
10. 11.
7
Teylingen
12
27 14 32
15 16
12.
8
11
18 20
15
31
29
24
16
40
22-23
15. 16.
Vet Cursief
= gerealiseerd = ingetrokken
23
42
15 46
9
LOP
1-8 33-36
13
2
23
21
11
37 22
5 4 48
6
Holland Rijnland
14
15
6
9 14
3
15 44
38 16
1 47
2
43 20
Katwijk Voorschoten
6
7
5.
6. 7.
Fietspad Zuidbuurt Recreatie-ecologie Zoeterwoude Park kasteel Duivenvoorde Burgemeester Berkhoutpark Recreatieve aantrekkelijkheid langs Velostrada Duivenvoords polderpad Landschapselementen langs doorgaande wegen Ghoybos Wandelpad Blauwe Polder Fietspad Blauwe Polder naar Oud Ade Meerbrug Water-land verbindingen fase 1
13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23.
Ommetje Rijpwetering - Nieuwe Wetering Ommetje Rijpwetering - Oud Ade Pestbosjes Jan Dekkerbrug Recreatie-eiland Koudenhoorn Uitkijkpunt Blauwe Hart Regionale fietsroutes Katwijk Kwaliteitsslag kuststrook Katwijk Fietspad Ruigekade noord - zuid Polder Achthoven Bloemrijke Bermen Leidse Ommelanden Matilo 1e fase
Vet Cursief
= gerealiseerd = realisatie onzeker
1-8. Singelroute – bruggen en route 9. Oostvlietpolder fase 2 10. Stad-Landverbindingen – recreatieve routes 11. Stad-Landverbinding – knelpunt Caesarbrug 12. Natuurbelevingstuin De Bult 13. Ter Wadding 14. Landgoed Nieuw Leeuwenhorst – fase 1 15. Aanlegsteiger Leidse vaart 16. De Zilk – groene inrichting 17. Historisch karakter Leidse Vaart 18-20 Natuurlijke landschapselementen – Hillegom, Noordwijk, Noordwijkerhout 21, Natuurattractie Noordvoort – fase 2 22-23 Wandelroutenetwerk – aanvulling Katwijk en Oegstgeest 24-26 TOP – Katwijk, Lisse, Noordwijk 27. Leidse Vaart historie
28. Oosterduinsemeer 29. Aanlegsteiger Huys te Warmont 30. Recreatief ruistpunt Hoftuin 31. Aankleding Prins Hendrikkade 32. Sloepennetwerk Duin – en Bollenstreek 33-36 Singelroute 37. Polder Achthoven 38. Bloeiend Bedrijventerrein Grote Polder 39. Ghoybos 40. Klinkerbererplas 41. Klaas Hennepoelpolder 42. Bijenerven en –tuinen 43. Rondvaart Zoetrmeer 44. Boer en Goed 45. Boeren-Leidse kaasmuseum 46. Buitenverwachting 47. Groene Ontmoeting ‘t Geertje 48. OV-poort Duin Horst Weide
Landschapsontwikkelingsplan Rijn- en Veenstreek (LOP)
St. Natuurbelevingstuin De Bult Teylingen
4.
11. 12.
12
39
3
3.
8. 9. 10.
45
10
1. 2.
Regionaal Groenprogramma Holland Rijnland Projectenlijst Holland Rijnland 2014 – 2018
41
19
10
2
14.
Vosse- en Weerlanerpolder Recreatief Transferium Zoeterwoude Avontuurlijk Spelen Zoeterwoude Ecologische, bloemrijke en recreatieve verbindingen Zoeterwoude
12
17 7
Buro JP
13.
19
Teylingen
Veelzijdig Boerenland
Noordoever Oegstgeesterkanaal Matilo Stad-land verbinding Leiden west Stad-land verbinding Leiden noord Stad-land verbinding Leiden oost Oostvlietpolder fase 1 Boterhuispolder fase 1 Eendenkooi Warmond Ecologische verbinding Elsbroekpolder – Elsbroekpark Landgoederen verbinden Hillegom Fiets- wandelroute Oude Hillegommerbeek Wandelnetwerk Duin- en Bollenstreek
Regionaal Groenprogramma Holland Rijnland Projectenlijst Holland Rijnland 2012 – 2016
Duin‐ en Bollenstreek 22-23
12
Leidse Ommelanden
22
St. Duivenvoorde
3
G.C.H. Mars
6
12
Alphen aan den Rijn, Kaag en Braassem en Nieuwkoop zetten zich in voor de kwaliteit van het landschap met bloemrijke bermen, een aantrekkelijk wandelroutenetwerk en toeristische overstapppunten.
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude
Oplegvel 1.
Onderwerp
2. 3.
Rol van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Regionaal belang
4.
Behandelschema:
DB Colleges PHO DB Gemeenteraad DB AB Gemeenteraad
Lokale Ontwikkelingsstrategie Holland Rijnland LEADER (LOS) Basistaak Met de goedkeuring van de LOS zal Gedeputeerde Staten ook Europees en provinciaal geld reserveren voor de uitvoering van projecten in de regio. Datum: Informerend
Datum: Adviserend
Datum: Besluitvormend
11/11/2015 15/10/2015
5.
Advies PHO
6.
Reden afwijking eerdere besluitvorming en wijze afwijken Essentie van het voorstel (annotatie zoals op agenda staat)
De Lokale Ontwikkelingsstrategie Holland Rijnland is gewijzigd op aanwijzing van het Landelijk Selectie Comité.
8.
Inspraak
9.
Financiële gevolgen
10.
Bestaand Kader
Ja, door: gebiedspartijen via gebiedsbijeenkomsten LEADER Wanneer: 14/01/15 en 17/04/15 Binnen begroting Holland Rijnland Incidenteel: lokale en eventueel regionale subsidie voor projecten Relevante regelgeving:
7.
[email protected] www.hollandrijnland.nl Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Schuttersveld 9, 2316 XG Leiden Postbus 558, 2300 AN Leiden Telefoon (071) 523 90 90
IBAN nr. NL87BNGH0285113992 KvK nr. 27365539 BTW nr. NL813768068B01
Eerdere besluitvorming: In de Bestuurlijk Overleggen Natuur, Landschap en Recreatie van 17/2/2014 en 14/6/2014: de uitbreiding van het LEADER-gebied en de inhoudelijke focus van de LOS. 6/11/2014: DB besluit om subsidie aan te vragen en opdracht te verlenen voor het opstellen van de LOS. PHO 20/5/2015: instemming LOS en intentieverklaringen 11.
Lokale context (in te vullen door griffier)
2
Adviesnota PHO (concept) Vergadering:
PHO/regiomiddag
Datum:
11 november 2015 Tijd: «MEETING_TEXT9» «MEETING_TEXT3»
Locatie: Agendapunt: Kenmerk:
«MARK»
Onderwerp: Lokale Ontwikkelingsstrategie Holland Rijnland – LEADER
Beslispunten: 1. Kennis te nemen van de definitieve Lokale Ontwikkelingsstrategie Holland Rijnland (bijlage 1). 2. Kennis te nemen van het positieve advies van het Landelijk Selectie Comité LEADER (bijlage 2 en 2a). 3. Het Dagelijks Bestuur te adviseren om te blijven optreden als opdrachtgever voor de Plaatselijke Groep. Inleiding: LEADER is de Europese subsidie, die georganiseerd is via een bottom-up proces. Binnen Holland Rijnland bestond in de periode 2010-2014 de Plaatselijke Groep (PG) voor het LEADER-gebied Leidse Ommelanden. In de PG zit een doorsnee van mensen vanuit lokale overheid, maatschappelijke organisaties, ondernemers en inwoners. De Plaatselijke Groep LEADER heeft met behulp van een provinciale subsidie de Lokale Ontwikkelingsstrategie (LOS) opgesteld en aangeboden aan het Landelijk Selectie Comité LEADER. Alle gemeenten en de regio hebben voor de uitvoering van de LOS een intentieverklaring getekend. Dit is nodig om in aanmerking te komen voor LEADER-subsidie in de periode 2015-2022. Het Landelijk Selectie Comité heeft begin oktober 2015 haar advies over de LOS Holland Rijnland aan de provincie Zuid-Holland gegeven. Holland Rijnland heeft tijdens het opstellen van de LOS opgetreden als de rechtspersoon voor het aanvragen van de provinciale subsidie en de opdrachtverlening aan de secretaris van de PG. Beoogd effect: Uitvoering projecten binnen de doelstelling ‘Healthy region’ mogelijk door binnenhalen Europese en provinciale subsidie. Argumenten: 1.1 De Lokale Ontwikkelingsstrategie is aangepast. Het Landelijk Selectie Comité heeft een fors aantal aanscherpingen en aanpassingen gevraagd. De Plaatselijke Groep heeft de LOS aangepast. De doelstellingen zijn niet gewijzigd. 2.1 Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben een positief advies gekregen. Met dit positief advies zal GS in oktober de LOS vaststellen en regio Holland Rijnland instellen als LEADER-gebied. Dit besluit is het startsein voor de uitvoering van de LOS Holland Rijnland.
3
3.1 De PG in oprichting heeft Holland Rijnland gevraagd als opdrachtgever op te treden. De Plaatselijke Groep is zelf geen rechtspersoon die subsidie kan aanvragen of de werving van en opdrachtverlening aan de secretaris/coördinator kan verzorgen. Omdat het LEADER gebied in de periode 2015-2020 de hele regio beslaat, maakt dit Holland Rijnland de logische organisatie om op te treden als rechtspersoon. Holland Rijnland zal zelf ook zitting nemen in de Plaatselijke Groep. 3.2 De secretaris/coördinator is nodig voor de uitvoering van de LOS. Binnen de begroting van de LOS is ruimte voor beheer en uitvoeringskosten van de Plaatselijke Groep. Dit budget zet de provincie in als subsidie voor de werving en opdrachtverlening aan de secretaris. Zonder secretaris, die de initiatieven neemt, mensen werft voor de nieuwe Plaatselijke Groep, de LOS en de mogelijkheden voor het indienen van projecten in de regio bekend maakt en de uitvoering stimuleert, zal de uitvoering van de LOS stagneren. De secretaris moet het maatschappelijk veld goed kennen en bij voorkeur van een overheid zijn. Holland Rijnland zal dan ook niet zelf de secretarisrol op zich nemen. 3.3 Holland Rijnland kan het opdrachtgeverschap budgetneutraal invullen. Holland Rijnland vult de provinciale subsidie niet aan uit eigen middelen, maar heeft wel kosten door de inzet van medewerkers voor aanbesteding, opdrachtverlening, subsidiebeheer. Deze kosten kan Holland Rijnland opvoeren bij de subsidieaanvraag. De kosten van de opdracht aan de PG en van Holland Rijnland enerzijds en de subsidie van de provincie anderzijds moeten op elkaar aansluiten. Holland Rijnland zal de gemeenten vragen om de BTW voor hun rekening te nemen, omdat de gemeenten, in tegenstelling tot Holland Rijnland, deze wel kunnen compenseren. Kanttekeningen/risico’s: 2.1 Lange doorlooptermijnen kunnen maatschappelijk organisaties en bedrijven ontmoedigen. Tijdens het opstellen van de LOS hebben al veel bedrijven en organisaties project ideeën aangedragen. Tussen de presentatie van de definitieve LOS aan het veld en het besluit tot instellen van Holland Rijnland als LEADER gebied zit meer dan een half jaar. Het is zaak om zo snel mogelijk bekendheid te geven aan de start van de uitvoering. 3.1 Ook een gemeente zou als opdrachtgever kunnen optreden. In de LEADER periode 2010-2014 heeft Leiden opgetreden als opdrachtgever voor de LOS Leidse Ommelanden. In de huidige periode zijn de grote gemeenten echter nadrukkelijk uitgesloten van het LEADER gebied. Leiden heeft te kennen gegeven deze taak nu niet meer op zich te willen nemen. Financiën: - Bart Soldaat Advies heeft de LOS gemaakt binnen de begroting van de verleende provinciale subsidie. Holland Rijnland heeft de provincie Zuid-Holland verzocht de subsidie vast te stellen. - Indien Holland Rijnland ook tijdens de uitvoering van de LOS als rechtspersoon voor de Plaatselijke Groep zal optreden, zullen provinciale subsidie en uitgaven hiervoor budgetneutraal ingevuld worden. Communicatie: Via de landschapstafels organiseren de clusters bijeenkomsten met stakeholders in het gebied. LEADER zal bij deze bijeenkomsten een van de aandachtspunten zijn. Evaluatie: LEADER heeft haar eigen evaluatie traject.
4
Bijlagen: Bijlage 1: Op weg naar een “Healthy Region”, Lokale Ontwikkelingsstrategie Holland Rijnland 2015-2020 met 7 bijlagen Bijlage 2: Eindadvies Landelijk Selectie Comité Bijlage 2a: Beoordeling LOS Holland Rijnland (Eindscore)
5
Lokale Ontwikkelingsstrategie Holland Rijnland, 2015-2020
1
Inhoud Deel I: beschrijving van de Lokale Ontwikkelingsstrategie 1. Totstandkoming van de Lokale Ontwikkelingsstrategie
4
2. Gebied 2.1. Gebiedsbegrenzing 2.2. Gebiedsbeschrijving 2.3. Algemene trends en ontwikkelingen 2.4. Krachtenveldanalyse 2.5. SWOT analyse
6 9 13 21 24
3. Strategie 3.1. Van probleemanalyse en SWOT naar ontwikkelingsbehoefte 3.2. Van ontwikkelingsbehoefte naar thematische keuzes en inhoudelijke focus 3.3. Van inhoudelijke keuzes naar algemene en operationele doelstellingen 3.4. Meetbare doelstellingen
29 30 34 36
4. Activiteitenplan 4.1. Aanjaagactiviteiten en capaciteitsopbouw 4.2. Communicatieplan 4.3. Projecten 4.4. Samenwerking
38 39 39 39
5. Organisatie van de uitvoering 5.1. Positie, taken en bevoegdheden Plaatselijke Groep 5.2. Profiel en samenstelling Plaatselijke Groep 5.3. Uitvoeringsorganisatie
41 43 44
6. Financiering en begroting
45
Deel II: Reglement 7. Beheer- en toezichtregeling/beschrijving selectieprocedure 7.1. Werkwijze PG en verantwoording 7.2. Selectiecriteria en selectieprocedure steunaanvragen 7.3. Monitoring 7.4. Effectmeting en evaluatie Bijlage 1: samenstelling PG+ Bijlage 2: belangrijkste resultaten gebiedsenquête Bijlage 3: overzicht geraadpleegde documenten Bijlage 4: intentieverklaringen co-financiering regio en gemeenten Holland Rijnland Bijlage 5: overzicht aangedragen projectideeën Bijlage 6: overzicht gemeenten, kernen en inwoneraantallen Bijlage 7: voorbeeld beoordelingscriteria aanvragen 2
47 48 51 51
3
Deel I: Beschrijving Lokale Ontwikkelingsstrategie 1. Totstandkoming en status Lokale Ontwikkelingsstrategie Inleiding De Plaatselijke Groep (PG) Leader Leidse Ommelanden heeft in de periode 2000-2006 met succes het LEADER+ programma uitgevoerd. Als vervolg hierop is in 2008 een nieuwe Lokale Ontwikkelingsstrategie opgesteld op basis waarvan opnieuw aanspraak kon worden gemaakt op Europese en provinciale subsidies. In de periode 2010 – 2014 is, wederom met succes, een LEADER programma uitgevoerd binnen POP2. In totaal 33 projecten hebben een bijdrage ontvangen. Hiermee was een totaalbedrag aan investeringen gemoeid van € 4,2 miljoen, waarvan € 1,1 miljoen aan LEADER bijdragen. De private bijdragen kwamen uit op bijna 50% gemiddeld, een teken dat de particuliere sector in het gebied ook zelf bereid is in deze projecten te investeren. De PG heeft in de aanloop naar de periode 2014 – 2020 (POP3) de ambitie uitgesproken om door te willen gaan met het LEADER programma en met de LEADER-methode. Deze aanpak is bij uitstek geschikt voor een sterk verstedelijkt gebied als de Leidse Ommelanden, waar de vele in het geding zijnde belangen een zorgvuldige afweging en een integrale aanpak vereisen. Alleen in samenwerking en samenhang met andere belangen en belanghebbenden kan ook de landbouwsector, de belangrijkste beheerder van en in het landelijk gebied, overeind blijven. Totstandkoming De huidige Plaatselijke Groep Leidse Ommelanden is de initiatiefnemer voor de totstandkoming van de nieuwe Lokale Ontwikkelingsstrategie (LOS). De aftrap van het proces om te komen tot een nieuwe LOS, was een breed uitgezette gebiedsbijeenkomst op 21 november 2013. De bijeenkomst vormde de afsluiting van het LEADERprogramma Leidse Ommelanden 2007-2013. Gelijktijdig is deze bijeenkomst gebruikt voor een eerste gedachtewisseling over het nieuwe programma. Tijdens de bijeenkomst en aansluitend in het gebied heeft de Plaatselijke Groep een oproep gedaan aan geïnteresseerden om zich bij de PG aan te sluiten in het verder vormgeven van het proces en de invulling van de LOS. Ook hebben PG-leden een aantal mensen direct benaderd om mee te doen op grond van hun specifieke expertise en gebiedskennis. Deze groep is de PG+ gedoopt (zie bijlage 1 voor samenstelling). Onder meer op basis van deze bijeenkomst heeft de PG+ een startnotitie opgesteld, waarin de PG+ aangaf voor de nieuwe periode in te willen zetten op een sterkere inhoudelijke focus; vergroting van het werkgebied tot regio Holland Rijnland; verbetering van de synergie tussen projecten onderling en van de verbinding met andere initiatieven en programma’s in het werkgebied en met aangrenzende gebieden en (verdere) professionalisering van de PG. Verder is ook vanaf het begin aansluiting gezocht met het programma Duurzaam Door, het provinciale beleid en met de programma’s van het intergemeentelijke Samenwerkingsverband Holland Rijnland. Voor het voorbereidende schrijfwerk en het organiseren van het proces, is een klein team ingesteld, bestaande uit Theo van Leeuwen (huidige voorzitter van de PG), Claudia Thunnissen (PG-lid) en Bart Soldaat (de huidige secretaris/coördinator). De startnotitie is aan zo’n 150 partijen (gemeenten, waterschappen, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties) in het gebied en in de aanpalende stedelijke gebieden voorgelegd via een online-enquête. Via berichten in de lokale media en de eigen website is verder aan alle inwoners in het gebied alsmede de inwoners van de aan- en inliggende steden de mogelijkheid geboden om de enquête in te vullen. De enquête bood, behalve gesloten antwoordcategorieën en twee voorstellen voor een inhoudelijke focus
4
van de LOS, ook nadrukkelijk de mogelijkheden om eigen voorstellen voor de gebieds- en themakeuze te doen. Hiervan is zeker ook gebruik gemaakt. Dit neemt niet weg dat er uit de enquête een overweldigend draagvlak bleek voor zowel gebieds- als themakeuzes (voor een overzicht van de belangrijkste resultaten zie bijlage 2). Op 14 januari 2015 is een eerste gebiedsbijeenkomst georganiseerd. De uitnodiging voor de bijeenkomst is breed verspreid, niet alleen onder de lijst met contactorganisaties, maar via hen ook naar hun achterbannen, via de lokale pers en onze eigen website. Dit betekent dat in principe een ieder welkom was om de bijeenkomsten bij te wonen en een inbreng te leveren. Gebleken is dat hiermee ook zeker nieuwe burgers en ondernemers bereikt zijn, die in de vorige periode nog niet in beeld waren. Zo’n 45 mensen, wederom uit alle geledingen, gingen met elkaar in discussie over de invulling van de LOS. Michel Schuurman van MVO Nederland gaf een inspirerende inleiding over het onderwerp Circulaire economie, die met enthousiasme door de aanwezigen werd begroet. Onderdeel van de bijeenkomst was het gezamenlijk uitvoeren van een SWOT-analyse.
De resultaten zijn meegenomen in de SWOT-analyse die in hoofdstuk 2 nader is uitgewerkt. Verder is geput aan een veelheid aan visie- en beleidsdocumenten van gemeenten en provincie (voor een niet uitputtend overzicht zie bijlage 3). Uiteraard is ook de relatie gelegd met het landelijke POP3programma. Op basis van deze stukken is de gebiedsanalyse gemaakt en de SWOT analyse voltooid (hoofdstuk 2). Aansluitend is een eerste versie van de LOS opgesteld. Deze is op 24 maart 2015 besproken door de PG+. De conceptversie van de LOS is op de eigen website geplaatst. Via de lijst met contactpersonen en lokale media is een oproep gedaan om te reageren op de conceptversie. Hiervan is in beperkte mate gebruik gemaakt. Tenslotte is de LAG betrokken geweest bij het project ‘Mijn Groen, Ons Groen’ (www.mijngroenonsgroen.nl), dat de provincie en de betrokken gemeenten in de periode 2013-2014 hebben uitgevoerd. Middels zogenaamde ‘droom-sessies’ konden burgers en ondernemers in en rond Leiden, Alphen aan den Rijn en Zoetermeer hun ideaalbeeld geven van het groen in hun omgeving. Aan de in totaal 11 sessies hebben meer dan 500 mensen actief meegedaan. De resultaten van deze sessies zijn meegenomen als input voor de LOS. Op basis van de gebiedsconsultatie is een eerste volledige conceptversie opgesteld. Deze versie is besproken tijdens een tweede gebiedsbijeenkomst op 17 april en parallel daaraan ook voorgelegd aan de betrokken gemeenten. De gemeenten is verzocht op basis hiervan de intentieverklaring te tekenen (zie bijlage 4). De input van de tweede gebiedsbijeenkomst en de reacties van de gemeenten zijn verwerkt in een eindversie, die eind april bij de landelijke selectiecommissie is ingediend. De consultaties hebben ook al een aantal ideeën voor mogelijke LEADER projecten opgeleverd (zie bijlage 5). Op basis van deze lijst, de gekozen strategie en doelstellingen alsmede de ervaringen uit de twee vorige periodes is een inschatting gemaakt van de verwachte investeringen in de looptijd van de uitvoering van de LOS en vervolgens van de wijze waarop deze investeringen uit publieke (LEADER, provincie, gemeenten, waterschappen) en particuliere middelen gedekt zullen gaan worden (hoofdstuk 6).
5
Door deze brede aanpak en inbreng van en met alle gebiedspartijen, is de PG is ervan overtuigd, dat deze Lokale Ontwikkelingsstrategie een belangrijk instrument, inspiratiebron en toetsingskader is om in de periode 2015 – 2020 de kwaliteiten van ons landelijk gebied in nauwe wisselwerking en samenwerking met stedelijke partijen op een aansprekende en innovatieve wijze verder te versterken. Status De voorliggende LOS betreft een herzien concept. Dit concept is opgesteld op basis van de eerste beoordeling door de Landelijke Selectiecommissie. Deze aangepaste versie wordt eveneens voorgelegd aan de landelijke selectiecommissie. Op basis van het eindoordeel van de commissie zullen Gedeputeerde Staten Zuid-Holland een definitief besluit nemen over de selectie.
2. Gebied 2.1. Gebiedsbegrenzing Het huidige werkgebied Leader Leidse Ommelanden concentreert zich in de driehoek tussen de steden Leiden, Alphen aan den Rijn en Zoetermeer. Voorgesteld wordt om dit gebied voor de nieuwe periode uit te breiden met een aantal andere om deze steden gelegen plattelandsgebieden, te weten: • De Bollenstreek ten noorden van Leiden: de Bollenstreek wint in toenemende mate aan belang voor de stad, zowel uit recreatief oogpunt, maar ook door toenemende samenwerking tussen bedrijven rond het thema biobased economy. Daarnaast vormt de Bollenstreek ook in ruimtelijke zin een schakel tussen de kuststrook en het achterland. • Het gebied ten oosten en noorden van de stad Alphen aan den Rijn. Na de fusie van de gemeenten Rijnwoude, Boskoop en Alphen in de nieuwe gemeente Alphen aan den Rijn ligt het voor de hand het hele werkgebied van deze gemeente op te nemen. Door ook het oostelijk deel van de gemeente Nieuwkoop er bij te betrekken, ontstaat een aaneengesloten gebied tot aan de grenzen met de provincies Noord-Holland en Utrecht. Gekozen wordt voor een geografisch groot gebied. Dit heeft te maken met bestuurlijke grenzen (provincies, gemeenten, regio), werkgebieden van maatschappelijke organisaties (Gebiedscollectief, Landschapsfonds) en geografische reikwijdte van beleid. Het gekozen werkgebied bevat vijf deelgebieden met onderling grote landschappelijke verschillen, die samen een overgang van duinen naar veenweidegebied vertegenwoordigen, in de delta van de Oude Rijn. Deze gebieden delen een aantal kenmerken, waardoor er samenhang ontstaat: • inhoudelijk: o alle deelgebieden hebben te maken met grote en toenemende stedelijke, planologische druk op het buitengebied. Dit heeft een negatieve invloed op de toekomst en ontwikkelingsmogelijkheden van de land- en tuinbouwsector en op de ruimtelijke, natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten o alle deelgebieden vormen een belangrijk uitloopgebied voor stedelingen voor (dag-)recreatie en vormen een belangrijke schakel in het aanbod aan zorgvoorzieningen o alle deelgebieden oriënteren zich in toenemende mate op de nabijgelegen steden en stedelingen als afnemer van producten en (groen-blauwe) diensten • administratief-organisatorisch: o de begrenzing van het LEADER gebied valt (met uitzondering van de gebieden, zoals hierna aangegeven) geheel samen met het gemeentelijk samenwerkingsverband Holland Rijnland. Holland Rijnland treedt namens de PG op als wettelijk vertegenwoordiger. o in het begrensde gebied zijn twee (en één gedeeltelijk) gebiedscollectieven voor agrarisch natuurbeheer actief. In de afgelopen periode is gebleken dat deze organisaties en de bij hen aangesloten leden niet alleen actief zijn op het gebied van agrarisch natuur- en landschapsbeheer, maar ook vernieuwende initiatieven ontplooien. Zij vormen met andere
6
woorden poelen van innovatie. het Landschapsfonds Holland Rijnland (dat geld beheert voor en contracten afsluit rond groen-blauwe diensten) heeft ook dit gebied gekozen als werkgebied. beleidsmatig: o Regio Holland Rijnland ontwikkelt op verschillende deelterreinen beleid en beleidsdoelstellingen die relevant zijn voor de LOS, b.v. Economie (waaronder Biobased Economy en (recentelijk) Circulaire Economie), Ruimtelijke Ordening, Recreatie & Toerisme en Natuur & Landschap. Via haar Regionale Investeringsfonds bestaan mogelijkheden tot lokale co-financiering o de provincie Zuid-Holland kiest in Uitvoeringsprogramma Groen voor een gebiedsgerichte aanpak en onderscheidt daarbij drie hoofdgebieden, waarvan Holland Rijnland er één is. Voor Holland Rijnland heeft de provincie als belangrijkste uitdaging geformuleerd om de steden beter functioneel te verbinden met de omliggende landschappen. Ten aanzien van de grondgebonden landbouw is dit beleid verder uitgewerkt in het Stimuleringskader Innovatie Grondgebonden Landbouw. Tenslotte werken de provincie en de gemeenten van HollandRijnland samen aan de uitvoering van een gezamenlijke groenvisie onder de naam ‘Tuin van Holland’. De provincie koppelt de co-financiering van POP3 projecten en dus ook LEADERaanvragen nadrukkelijk aan de bijdrage aan de in deze beleidsdocumenten geformuleerde doelstellingen.
o •
Naast deze samenhang zijn er uiteraard ook grote verschillen tussen de vijf onderscheiden deelgebieden. Deze diversiteit zien wij juist als een kans: het biedt enerzijds de mogelijkheid om een breed palet aan plattelandsdiensten en –producten aan te bieden aan de stedeling en anderzijds geeft het mogelijkheden voor kruisbestuivingen tussen gebieden en sectoren. Diversiteit is o.i. een basisvoorwaarde voor innovatie. Door deze uitbreiding wordt een betere aansluiting bereikt met belangrijke gebiedspartijen, zoals het intergemeentelijk samenwerkingsverband Holland Rijnland en de drie Gebiedscollectieven voor agrarisch natuurbeheer. Tegelijkertijd wordt hierdoor bereikt dat het nieuwe gebied grenst aan de LEADER gebieden West-Utrecht (Weidse Veenweiden) en Alblasserwaard-Krimpenerwaard-Gouwe Wiericke. Hierdoor zal het eenvoudiger worden om met deze gebieden samenwerkingsprojecten op te zetten. De uitbreiding van het werkgebied, betekent dat in de nieuwe opzet deze geheel samenvalt met het werkgebied van de Holland Rijnland regio en de daarin samenwerkende gemeenten 1. Het ligt voor de hand om in de nieuwe periode niet meer te spreken van LEADER Leidse Ommelanden maar van LEADER Holland Rijnland. Gemeenten en inwoneraantallen Voor de Randstad geldt dat een LEADER gebied niet meer dan 350.000 inwoners mag tellen 2 en geen kernen van meer dan 30.000 inwoners. Dit betekent feitelijk dat van de grote steden (Leiden, Zoetermeer, Alphen aan den Rijn) alleen het buitengebied onderdeel kan vormen van het nieuwe LEADER gebied. Ook de stedelijke kern Leidschendam-Voorburg blijft buiten de begrenzing. Wel zullen al deze steden nauw betrokken worden bij het nieuwe programma, zowel wat betreft de voorbereiding, lidmaatschap van de Plaatselijke Groep (via Holland Rijnland) en de uitvoering. Door het weglaten van de stedelijke kernen Leiden, Alphen aan den Rijn, Zoetermeer, Leidschendam en Voorburg ontstaat een gebied met ruim 345.000 inwoners, waarmee voldaan wordt aan het inwonercriterium (zie bijlage 6, tabel 1).
1
Plus het buitengebied ten oosten van de gemeente Leidschendam-Voorschoten dat ook al onderdeel was van LEADER Leidse Ommelanden met hierin de kern Stompwijk en het buitengebied van de gemeente Zoetermeer dat grenst aan de gemeenten Leidschendam-Voorburg en Zoeterwoude. 2 De reguliere bovengrens is 150.000 inwoners. Echter, voor het sterk verstedelijkte Nederland is een uitzondering gemaakt en geldt een bovengrens van 300.000 inwoners, voor gebieden in de Randstad geldt een bovengrens van 350.000 inwoners.
7
Dat het totaal aantal inwoners van LEADER Holland Rijnland hoger is dan 150.000 volgt één-op-één uit de hierboven aangegeven keuze voor het werkgebied: het relatief dichtbevolkte platteland onder stedelijke invloed in het noorden van de provincie Zuid-Holland. Stedelijke kernen met meer dan 30.000 inwoners mogen vanuit de Europese verordening geen deel uitmaken van een LEADER gebied. Er is daarom voor gekozen alleen kernen met meer dan 30.000 inwoners buiten de gebiedsbegrenzing te houden en alle andere kernen er binnen te laten vallen, waarmee, binnen de wettelijke kaders, toch een zoveel mogelijk aaneengesloten gebied ontstaat met zoveel mogelijk kansen voor het uitwerken van de stad-land relaties. Nadere precisering begrenzing gebied: • Noordkant: grens provincie Noord-Holland vanaf de kust tot aan provinciegrens met Utrecht • Oostkant: grens provincie Utrecht tot en met postcodegebied 3653 • Zuidkant: vanaf postcodegebied 3653 de rivier De Meije volgend tot aan Zwammerdam (gemeentegrens Nieuwkoop), vervolgens postcodegebieden 2771,2391, 2731, 2735 (gemeentegrens Alphen aan den Rijn), dan buitengebied Zoetermeer: 2725 (Noord AA), 2728P en 2717 (Meerpolder) en 2716, de polder van Leidschendam-Voorburg, 2266 (Stompwijk), 2251 en 2252 (Voorschoten), 2245 (Oud Clingendeel Wassenaar), 2241N en 2242T en 2242P, 2223 (Valkenburg) en 2225 (Zuidduinen). Begrenzing stedelijke gebieden die buiten het LEADER-gebied vallen: • Alphen aan den Rijn: postcodegebieden 2401 (met uitzondering van 2401N), (met uitzondering van 2402L), 2403 (met uitzondering van 2403N), 2404, 2405, 2406 (met uitzondering van 2406L), 2408, • Leiden: postcodegebieden 2311, 2312, 2313, 2314, 2315, 2316, 2317, 2318, 2324, 2321, 2331, 2332, 2333, 2334 • Zoetermeer: postcode gebieden 2711, 2712, 2713, 2715, 2718, 2719, 2721, 2722, 2723, 2724, 2725K, 2726, 2727, 2728, 2729 Bron: http://www.geoserver.nl/maps/postcodeselectie.htm. Kaart nieuwe begrenzing:
8
2.2. Gebiedsbeschrijving 2.2.1 Algemene beschrijving Het gebied Holland Rijnland omvat een aantal grote stedelijke kernen. Bijzonder en aantrekkelijk is de diversiteit van landschappen in de directe nabijheid van de stad. Er is water, zoet en zout; er zijn grazige veenweiden en droogmakerijen met hoogteverschillen tussen weg en land; er is het kleurige landschap van de bollenstreek en er zijn met bomen omzoomde landgoederen. Een verbindende kwaliteit: eenheid in verscheidenheid, te danken aan een eeuwenlang durend gevecht tussen de zee en de (Oude) Rijn - duizenden jaren een van de belangrijkste waterafvoeren van Nederland. Het leverde een continu veranderend landschap op, waarin nu eens zand, dan weer klei werd afgezet; waarin de zee zandbanken opwierp, waarachter een moeraslandschap zich uitstrekte en eeuw na eeuw afgestorven planten produceerde: metersdikke veenafzettingen. Dit samenspel én de ontginningsgeschiedenis daarna hebben de diversiteit van de huidige landschapstypen bepaald. De landgoederenzone bestaat uit een strandwallen- en strandvlaktenlandschap. De boorden van de Oude Rijn met hun lintbebouwing vormen een rivierenlandschap. Het moerasgebied werd ontgonnen voor de landbouw en ontwikkelde zich vervolgens tot veenweidelandschap en droogmakerijen, met een actieve rol voor de vele beeldbepalende windwatermolens. Hier vinden we ook veenplassen, natuurlijke én door mensenhand gemaakt. De diepe droogmakerijen en de uitgebaggerde plassen zijn het gevolg van de winning van turf, de brandstof waar de Gouden Eeuw op draaide. En bij dit alles fungeerde de stad als marktcentrum, afnemer, aanjager, bezoeker, bedreiging en ontwikkelaar van het buitengebied. Er liggen in het gebied Holland Rijnland maar liefst vijf van de zeven Erfgoedlijnen van de provincie ZuidHolland. Deze vertellen een kenmerkend verhaal uit de geschiedenis van Zuid-Holland en hebben een groot recreatief en toeristisch potentieel. De Limes, de Romeinse rijksgrens langs de Oude Rijn, die een groot deel van het LEADER gebied raakt of doorsnijdt, is het grootste archeologische monument van Nederland. De Limes zal tijdens deze LEADERperiode worden voorgedragen voor de lijst van Werelderfgoed van de Unesco. Deel uitmaken van de Werelderfgoedlijst is een belangrijk marketinginstrument. De andere vier erfgoedlijnen zijn de Atlantikwall (de verdedigingslinie langs de kust: het verhaal van ‘De Soldaat van Oranje’(Katwijk en Noordwijk)), de Trekvaarten (in Holland Rijnland de Vliet en de Haarlemmertrekvaart), de Landgoederen (over de oude duinenrij, met daarin Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen en Voorschoten) en de Oude Hollandse Waterlinie (Nieuwkoop). 2.2.2 Deelgebied Rijn- en Veenstreek Dit deelgebied omvat de gemeenten Alphen a/d Rijn, Kaag en Braassem en Nieuwkoop. Het grenst in het oosten aan provincie Utrecht (Woerden)/Ronde Venen), in het noorden aan de provincie NH (Uithoorn, Aalsmeer, Haarlemmermeer), in het westen aan de Zuid-Hollandse gemeenten Teylingen en Leiderdorp, in het zuiden aan Zoeterwoude, Zoetermeer, Boskoop, Bodegraven. De Rijn- en Veenstreek ligt in het Groene Hart. Belangrijke waterbegrenzingen zijn de Oude Rijn, de Meije, de Kromme Mijdrecht en de Ringvaart van de Haarlemmermeer. 2.2.2.1 Historie, geografie, landschap en cultuurhistorie In Alphen a/d Rijn liggen twee belangrijke Romeinse castella, in het centrum en in Zwammerdam. Kaag en Braassem heeft een vroegmiddeleeuwse geschiedenis. Vrijwel alle huidige kernen dateren uit de middeleeuwen. De dorpen aan het water waren gericht op visserij en scheepvaart. Leimuiden ontstond bij de kruising van de handelsroute Herenweg (Dorpsstraat) en de Drecht. Nieuwkoops ontwikkeling dateert vooral vanaf 1000. De Graaf van Holland en de bisschop van Utrecht sloten met copers een overeenkomst of ‘cope’ (Nieuwkoop) t.b.v. systematische ontginning. In de 13de eeuw werd de Binnen Dunen route ontwikkeld, die vanaf Dordrecht via de Gouwe, Oude Rijn, Heimans- en Woudwetering, Braassemermeer en Oudewetering naar het IJ liep; een verplichte
9
handelsroute die de Maas met het IJ verbond. Een aantal kernen van de Rijn- en Veenstreek ligt aan deze belangrijke historische scheepvaartroute. De Rijn- en Veenstreek is - de kust niet meegerekend - het meest waterrijke deelgebied van Holland Rijnland, met een groot aantal plassen en waterwegen. Een deel van al dat water ligt er van nature, maar de mens heeft hier en daar stevig ingegrepen. In de 12de eeuw verzandde de Rijnmonding. Om overstroming te voorkomen werd een aantal afvoeren gegraven: de Heimanswetering / Woudwetering, de Does en de Zijl. De Nieuwkoopse en de Langeraarse Plassen zijn het resultaat van turfwinning. Het Braassemermeer en de Kagerplassen zijn daarentegen natuurlijke veenmeren. Wel zorgde turfwinning rond het Braassemermeer voor nieuwe plassen. Het dorp Jacobswoude raakte zelfs geïsoleerd op een eilandje, zodat de inwoners vertrokken. Verveningsplassen in Kaag en Braasem en rond Alphen en Nieuwkoop werden in de 18de eeuw drooggemalen en omgevormd tot droogmakerijen voor akkerbouw en veeteelt. Bij Leimuiden ligt nog een veenmoeras, als een van de laatste stukjes wildernis. De Ringvaart is gegraven rond het in 1852 drooggelegde Haarlemmermeer, terwijl de Zegerplas in Alphen a/d Rijn een zandwinningslocatie is uit de jaren ’70 van de 20ste eeuw. 2.2.2.2 Economie (inclusief landbouw), recreatie en toerisme Grondgebonden veehouderij is de dominante sector. Een deel van de inwoners van Kaag en Braassem leeft van (glas) tuinbouw en bloembollenteelt. Industrie is met name te vinden in Roelofarendsveen. Veel inwoners werken elders. De inwoners van Leimuiden ondervinden veel hinder van Schiphol, dat zich enkele kilometers ten noorden van het dorp bevindt. Tijdens de zomermaanden is het (water-)toerisme belangrijk. Vooral de watersport op en rond de Braassemermeer trekt veel bezoekers. Kaag en Oude Wetering zijn drukke watersportoorden. 2.2.3 Deelgebied Wijk en Wouden Het Land van Wijk en Wouden is het meest westelijk deel van het Groene Hart van Holland en het buitengebied van de stedenring Zoetermeer, Leidschendam-Voorburg, Leiden en Alphen a/d Rijn. Het deelgebied omvat de gemeente Zoeterwoude, Stompwijk, Koudekerk a/d Rijn en Hazerswoude en het buitengebied van Leiderdorp. 3 Stompwijk behoort tot de gemeente Leidschendam-Voorburg. Koudekerk a/d Rijn en Hazerswoude maken deel uit van de gemeente Alphen a/d Rijn. 4 De term Land van Wijk en Wouden dateert van 1999, toen een gebiedscommissie werd opgericht. Hij is ontleend aan historische plaatsnamen in dit gebied zoals Hazerswoude, Zoeterwoude en Stompwijk en verwijst naar de oude moerasbossen die er voorkwamen . 5 Wijk en Wouden wordt doorsneden door de Oude Rijn. 2.2.3.1 Historie, geografie, landschap en cultuurhistorie In de polders van Leiderdorp en Zoeterwoude zijn sporen van boerennederzettingen uit de ijzertijd gevonden De Romeinse keizer Claudius wees in 47 na Chr. de Rijn aan als noordgrens van het Romeinse Rijk. Langs de zuidkant werd een doorgaande (limes)weg aangelegd die een aantal Romeinse forten met elkaar verbond, waaronder castellum Matilo (in Leiden) ten westen van Zoeterwoude en tegenover Leiderdorp. Lokale bewoners aan beide zijden van de rivier dreven (ruil)handel met het Romeinse leger. In de vroege middeleeuwen ontstond de nederzetting Leithon in Leiderdorp. Vanaf ca. 1000 is aan beide zijden van de Rijn de ontginning van het land systematisch ter hand genomen. Langs de rivier werd in de Middeleeuwen een groot aantal kastelen gebouwd waaronder de huizen Swieten en Ter Does, met de graaf van Holland als leenheer. Hiervan zijn alleen onder het maaiveld nog sporen bewaard. In de 16de eeuw ontwikkelde zich een gebied met warmoesland en boomgaarden, dat de Tuin van Holland werd genoemd. Fruit en groenten werden verkocht op de markten van Leiden. Wijk en Wouden bestaat uit veenweidelandschap in Leiderdorp, Koudekerk a/d Rijn, Zoeterwoude en de langs de Oude Rijn gelegen polders van Hazerswoude. De Karolingische onregelmatige blokverkaveling in de Boterhuispolder (Leiderdorp) is het oudst. Uit de tijd van de Grote Ontginning dateert de strekverkaveling die haaks staat op de waterlopen Oude Rijn en Zwet (waarnaar Zoeterwoude is Provincie Zuid-Holland, Gebiedsprofiel Wijk en Wouden, vastgesteld door GS 16 juli 2013 Utrecht. Op de kaart Hazerswoude, Stompwijk, Koudekerk a/d Rijn en Zoeterwoude. Het buitengebied van Leiderdorp niet , hoewel dit wel tot Wijk en Wouden behoort. 4 Voor de kernen zie bijlage 6 5 Het achtervoegsel -wijk is een toponym en voert terug op de Latijnse term vicus: dorp, nederzetting, buurt 3
10
vernoemd): smalle stroken grond met boerderijen aan de kop van de ontginning. Zo ontstond de kenmerkende lintbebouwing langs beide zijden van de Rijn en de Zwet (de Weipoort): een reeks monumentale boerderijcomplexen met melkkelder en opkamer, en vaak voorzien van een zomerhuis. Sommige dienden in de 17de en 18de eeuw als buitenplaats. Verder weg van de rivier liggen - in Hazerswoude, Zoeterwoude en Stompwijk - droogmakerijen. 2.2.3.2 Economie (inclusief landbouw), recreatie en toerisme Het open veenweidelandschap is bij uitstek geschikt voor de (melk)veehouderij. Van oudsher is Boerenkaas een belangrijk product. Langs de Oude Rijn zijn er veel relatief kleinschalige industrie en MKBbedrijven. Uitzondering hierop vormt de Heineken brouwerij, de grootste van Europa. Mede door inspanningen van provincie en gemeenten is de recreatieve infrastructuur de afgelopen jaren verbeterd. Een toenemend aantal agrariërs en andere plattelandsondernemers speelt in op de toenemende vraag naar recreatieve voorzieningen dichtbij de steden (m.n. Leiden, Zoetermeer en Leidschendam-Voorschoten). 2.2.4 Deelgebied Boskoop Dit deelgebied omvat de kern Boskoop, sinds januari 2014 deel van de gemeente Alphen a/d Rijn. Ten noorden en westen wordt het begrensd door Hazerswoude en Alphen a/d Rijn, ten zuiden door de gemeente Waddinxveen en ten oosten door Reeuwijk, deel van gemeente Bodegraven-Reeuwijk. De bebouwde kom van Boskoop ligt aan beide zijden van de Gouwe en is dwars op de rivier georiënteerd. 2.2.4.1 Historie, geografie, landschap en cultuurhistorie Boskoop is een veenontginning waaraan het naamdeel ‘koop’ herinnert. In 1222 werd de abdij van Rijnsburg ambachtsheer van de heerlijkheid Buckescope. De abdis besloot de vruchtbare veengrond te gebruiken voor het kweken van vruchtbomen t.b.v. de boomgaarden van de abdij. Zo ontstonden de eerste boomkwekerijen. Vanaf de 15de eeuw werden ook sierheesters gekweekt. Boskoop werd beroemd om haar appels, zoals de Schone van Boskoop. Eind 19de eeuw kwam de export op gang en in 1904 werd de Rijks Hogere School voor Tuin- en Landschapsinrichting in Boskoop opgericht. De sierteelt kwam op de voorgrond te staan. In de 2e helft van de 20e eeuw begon de schaalvergroting. Door de pot- en containerteelt kunnen de kwekers het hele jaar leveren. Het landschap heeft een strekverkaveling met lintbebouwing. In het noorden liggen de kavels dwars op de Oude Rijn, in het zuiden dwars op de Gouwe. De Gouwe werd naar het noorden vergraven richting Oude Rijn. Aan de zuidkant kwam de veenrivier uit in de Hollandse IJssel. Hier is nooit grootschalig veen gewonnen. Kennelijk kon de lucratieve turfwinning niet op tegen de inkomsten uit de kwekerijen. Wel werden er voor de ontwatering extra sloten in de lengterichting gegraven. De opgehoogde kwekerspercelen werden omgeven door houtakkers (windsingels). Vanwege de slappe veengrond en het vervoer van zware bomen en struiken was tot ver in de 20ste eeuw het water de belangrijkste transportader. Het kwekerijlandschap is in de 2de helft van de 20ste eeuw veranderd door schaalvergroting en een toename van kassen en loodsen. Maar het ligt nog wel binnen dezelfde contour, ingeklemd tussen veenweidegebied. Tot het erfgoed van Boskoop behoren de vele draaibruggetjes, de houtakkers en de schouwen. Nog steeds worden de lengte- en oppervlaktematen van de Rijnlandse roede gebruikt bij de omvang van kwekerij en de plantafstanden van laanbomen. Sierheesters kleuren de tuinen van Boskoop, zowel van bewoners als van kwekerijen. Het boomkwekerijmuseum (in een voormalig boomkwekershuis) geeft een mooi beeld van de vollegrondkwekerij rond 1900.De welvaart van Boskoop rond 1900 is af te lezen aan de fraaie jugendstil winkelpanden en villa’s van rijke boomkwekers. Het belang van de onbelemmerde doorvaart wordt duidelijk geïllustreerd door de beeldbepalende hefbrug uit de jaren ’30 van de 20ste eeuw (twee andere bevinden zich in Waddinxveen en Alphen). 2.2.4.2 Economie (inclusief landbouw), recreatie en toerisme Boskoop is een Greenportregio, die drijft op de kwekerijen, vooral van sierheesters, coniferen en vaste planten. De laanbomen zijn verdwenen. Er is duurzaam waterbeheer nodig voor de sierteelt op natte
11
veengrond. Vervoer per vrachtauto en trein heeft de rol van het watervervoer overgenomen. Greenport Boskoop is naast producent vooral een internationaal handelscentrum en zet in op groei, sterke verkoopkanalen, duurzame productieketens, innovatie en samenwerkingsverbanden die de vraag van de (internationale) markt weten te bedienen. Het cluster bestaat uit ruim 700 bedrijven. 30% van de wereldhandel wordt verhandeld via Boskoop. Voor Boskoop zelf vormen het waterrijke landschap, de kwekerijen, de Proeftuin van Holland (het Boomkwekerijmuseum) en de sierheesters een aantrekkelijke recreatieve attractie (Azaleatochten per boot, veenweide-, cope- en sierteeltroute, tuinenbezoek). De Gouwe, die Boskoop doorsnijdt, is een belangrijke recreatieve waterverbinding met een Staande Mast Route tussen IJsselmeer en de Volkeraksluizen. 2.2.5 Deelgebied Duin- en Bollenstreek In dit deelgebied liggen de gemeenten Hillegom, Lisse, Teylingen, Noordwijkerhout, Noordwijk en Katwijk. 6 Aan de noordkant wordt het gebied begrensd door Noord-Holland, aan de westkant door de Noordzee, aan de zuidkant door de gemeente Wassenaar en aan de oostkant door de Ringvaart Haarlemmermeer en de gemeenten Kaag en Braassem, Leiderdorp, Oegstgeest en Leiden. 7 2.2.5.1 Historie, geografie, landschap en cultuurhistorie De Duin- en Bollenstreek is een landschap van strandwallen en strandvlakten en daardoor al vroeg geschikt voor bewoning. Vanuit Katwijk (eindpunt Limes) maakte het Romeinse leger de oversteek naar Britannia om dit te veroveren en rond 690 zette de Ierse monnik Willibrord voet aan wal nabij Katwijk om van daaruit Nederland te kerstenen. Voor de middeleeuwen vormen de Hoekse en Kabeljauwse twisten rond gravin Jacoba van Beieren een aansprekend onderwerp. Zij bewoonde het slot Teylingen, waarnaar de fusiegemeente is vernoemd. Dit is een van de vele middeleeuwse kastelen die de kuststreek rijk was, denk aan Huis te Warmond en slot Dever. Het gebied was in de 17de en 18de eeuw aantrekkelijk voor welvarende lieden, die landgoederen aanlegden zoals kasteel Keukenhof. Een belangrijke economische impuls voor de streek was de aanleg van de Haarlemmertrekvaart tussen Leiden en Haarlem in 1657. Een andere bron van inkomsten vormde de bollenteelt. Clusius, de prefect van de Leidse Hortus Botanicus nam bij zijn aanstelling in 1593 nieuwe planten mee, waaronder de tulp, die het middelpunt werd van een ware rage. Tulpen werden vooral rond Haarlem gekweekt, maar in de 18de eeuw ook steeds meer in de Duin- en Bollenstreek. In de 19de eeuw verschoof het centrum van de bollenteelt richting Hillegom en Lisse. Dit was onder meer het gevolg van de winning van zand voor stadsuitbreidingen, spoordijken en de kalkzandsteenindustrie. Duinen werden afgegraven en het zand werd per schip vervoerd. De afgevlakte ‘geestgronden’ bleken zeer geschikt voor de bollencultuur. De laatste decennia is de bloembollenteelt in de verdrukking gekomen door de verstedelijking. Het duinlandschap heeft met name tussen 1875 en 1925 grote veranderingen ondergaan door de zandwinning. Door het afgraven van strandwallen en het bewerken van strandvlakten t.b.v. de bollencultuur is het verschil tussen beide typen landschap grotendeels verdwenen. Karakteristiek zijn nu vooral het zanderijlandschap van Sassenheim-Lisse, waarvan de brede waterlopen van de zanderijvaarten deel uitmaken, het oude wegenpatroon in noord-zuid richting - meelopend met het strandwallen- het vlaktenlandschap en natuurlijk de bollenvelden, die bloeiende tapijten in overweldigend kleurige vlakken opleveren. 2.2.5.2 Economie (inclusief landbouw), recreatie en toerisme De bollenteelt (m.n. bollenbroei) met aanpalende bedrijvigheid (Katwijk: transport) vormt één van de belangrijkste economische sectoren van de Duin- en Bollenstreek. In de Duinstreek is kustrecreatie en toerisme een belangrijke sector, hoewel een minder grote factor in werkgelegenheid dan op het eerste gezicht gedacht zou worden 8. Ook in de Bollenstreek neemt het belang van toerisme toe, met als belangrijkste trekker de Keukenhof, maar ook de historische restanten van de Atlantikwall. Noordwijk en 6
Op 1-1-2006 gingen de gemeenten Sassenheim, Voorhout en Warmond op in Teylingen, en Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg in Katwijk Provincie Zuid-Holland, Gebiedsprofiel Duin- en Bollenstreek, vastgesteld door GS 15 juli 2014 8 Zie rapport ‘Een economische foto van Katwijk’ van Bureau Louter (september 2014) 7
12
Katwijk zijn als badplaatsen van belang - met name Noordwijk is van recreatieve betekenis voor de Randstad. De visserijsector (Katwijk) is echter vrijwel verdwenen en speelt nauwelijks nog een economische rol van betekenis. 2.2.6 Deelgebied Duin, Horst en Weide In dit deelgebied liggen de gemeenten Wassenaar en Voorschoten. Ten westen wordt het begrensd door de Noordzee, ten zuiden door Den Haag/Scheveningen en Leidschendam-Voorburg, ten oosten door de rijksweg A4 / Wijk en Wouden en ten noorden door Leiden en Katwijk. 9 2.2.6.1 Historie, geografie, landschap en cultuurhistorie Zo'n 5000 jaar geleden werd vanuit de Noordzee zand aangevoerd en opgestuwd tot langgerekte ophogingen in het landschap (strandwallen) met ertussen gelegen strandvlakten. Het oudste bewaard gebleven strandwallensysteem ligt ter hoogte van Rijswijk, Leidschendam, Voorburg en Voorschoten. De strandwallen waren vanwege de hogere, drogere ligging al vroeg bewoonbaar. Er zijn in Wassenaar en Voorschoten dan ook sporen van bewoning gevonden uit de steentijd, bronstijd en ijzertijd. In de Romeinse tijd legde generaal Corbulo vanuit het fort Matilo (Leiden) een veilige binnenvaartroute tussen Rijn en Maas aan: het Kanaal van Corbulo, dat de loop van de Vliet volgde. Voorschoten (Forschate) en Wassenaar zijn vroegmiddeleeuwse nederzettingen. De adel bouwde in de middeleeuwen een groot aantal kastelen op de stevige ondergrond van de oude strandwallen van Duin, Horst en Weide. ‘Horst’ is een hoger gelegen stuk grond begroeid met kreupelhout. De namen van sommige kastelen en landgoederen (Santhorst, de Horsten) en van het deelgebied zelf refereren hieraan. Het landschap met bosschages was aantrekkelijk voor de jacht. Bovendien lag het gebied tussen de grafelijke hoven in Den Haag en Leiden, waarvan het Haagse Hof steeds belangrijker werd en in de 17de eeuw uitgroeide tot bestuurlijk centrum met de stadhouder-prinsen van Oranje in het middelpunt. In het gebied van Voorschoten en Wassenaar werden ouderwets geworden kastelen omgebouwd tot eigentijdse buitenplaatsen, zoals kasteel Duivenvoorde; er ontwikkelde zich een reeks landgoederen voor de adel en het patriciaat. In de 17de eeuw werd een snelle en betrouwbare vorm van openbaar vervoer geïntroduceerd: de Delftse Trekvaart tussen Leiden, Den Haag en Delft, aangelegd in 1636-1638. Hij volgde de Vliet en deels het oude traject van het Corbulokanaal . Duin, Horst en Weide is een van de laatste gebieden met een ecologische koppeling tussen kust en Groene Hart. 2.2.6.2 Economie (inclusief landbouw), recreatie en toerisme De landbouw is verreweg de belangrijkste economische drager van het gebied. Met name in het oostelijk deel komt melkveehouderij voor. Recreatie en toerisme nemen de laatste jaren in belang toe. In de kuststrook is met name het strandtoerisme al sinds jaar en dag populair. Door de grote variatie aan uiteenlopende landschappen met een directe verbinding tussen kust en Groene Hart, de aanwezige cultuurhistorische waarden (land-goederen, Atlantikwall) en de nabijheid van de steden Den Haag en Leiden vormt ook het achterland een steeds belangrijker uitloopgebied van recreanten en bestemmingsgebied voor toeristen. Hier wordt door de gemeenten in samenwerking met ondernemers en landschapsorganisaties in toenemende mate op ingespeeld op een wijze die recht doet aan de kwaliteiten van het gebied, zoals vastgelegd in het LOP. 2.3 Algemene trends en ontwikkelingen In deze paragraaf worden de meest relevante trends en ontwikkelingen geschetst die van belang zijn om aan het eind van dit hoofdstuk de balans op te kunnen maken in de vorm van een SWOT-analyse. De werkwijze in deze paragraaf is dat voor een aantal kernthema’s 10 een globaal beeld wordt geschetst, waarbij waar mogelijk wordt ingezoomd op de ontwikkelingen die specifiek zijn voor de regio c.q. het beoogde LEADER gebied. Ook zal, waar mogelijk en relevant, worden aangegeven wat het vigerende Europese, nationale, provinciale en regionale beleid is m.b.t. het aan de orde zijnde thema. 9
Provincie Zuid-Holland, Gebiedsprofiel Duin Horst en Weide, vastgesteld door GS 15 juli 2014 Dit is uiteraard een niet-uitputtende lijst.
10
13
2.3.1. Demografie In de afgelopen 10 jaar is de bevolking in Holland Rijnland (inclusief de steden) met in totaal 3% toegenomen van 531.146 naar bijna 547.000 inwoners. Dit is een geringere toename dan in de rest van Zuid-Holland (+3,6%) en Nederland (+3,5%). In zijn algemeenheid is er een minder dan gemiddelde toename in de plattelandsgemeenten, maar ook in de grotere steden en een bovengemiddelde toename in de kustgemeenten. In haar meest recente prognose gaat de provincie er van uit dat de regio in 2040 ruim 613.000 inwoners zal tellen, een toename van 12%, een versnelling van de groei in vergelijking met de afgelopen 10 jaar. Het CBS verwacht dat de Nederlandse bevolking als geheel in dezelfde periode met een kleine 8% zal toenemen. Met andere woorden: de trend die al gaande is, van een doorgaande trek vanuit de perifere regio’s naar de stedelijke regio’s, met name Randstad, zal ook in de komende decennia onverminderd doorzetten. Wat betreft de bevolkingsopbouw is er sprake van een dubbele beweging van ontgroening en vergrijzing: het aandeel van de bevolking in de regio dat jonger is dan 45 jaar neemt af en het aandeel van de bevolking dat ouder is dan 65 jaar neemt (sterk) toe. Overigens loopt de trend in de pas met het gemiddelde in Zuid-Holland. Verwacht wordt dat in 2040 de ‘grijze druk’ - de verhouding tussen het aantal personen van 65 jaar en ouder en de personen in de zogenaamde 'productieve' leeftijdsgroep van 20-64 jaar – bijna zal verdubbelen van 28% naar 52% in 2040. Voor de Randstad wordt, door instroom uit de perifere gebieden en immigratie, vooralsnog geen tekort aan arbeidskrachten verwacht. In de aflopen 3 jaar (2011-2014) nam het aantal huishoudens onder personen ouder dan 65 jaar met maar liefst 14% toe en bedraagt nu 25% van het totale aantal huishoudens, terwijl het aantal huishoudens onder personen jonger dan 65 jaar afnam met 1,6%. Naar verwachting zal het aandeel huishoudens onder personen ouder dan 65 jaar de komende jaren nog verder toenemen, terwijl tegelijkertijd het totale aantal huishoudens verder zal stijgen, mede door de toename van het aantal een- en tweepersoons huishoudens. De gemeenten, die de regio Holland Rijnland vormen, proberen op deze ontwikkelingen te anticiperen en hebben met elkaar en met het Rijk en de provincie afspraken gemaakt over de woningbouwproductie tot 2020. Deze afspraken en ambities zijn in de Regionale Woonvisie 2009-2019 en de Regionale Structuur Visie 2020 van Holland Rijnland vastgelegd. Een deel van de nieuw te bouwen woningen is ook bedoeld voor opvang van de groeiende woningbehoefte in de Haarlemmermeer, zoals afgesproken in de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek (2006). Een en ander betekent dat de druk op onbebouwde (agrarische) gronden, de komende jaren verder zal toenemen. Deze druk zal verder vergroot worden door de afspraken die voortvloeien uit het recentelijk afgesproken Programmatische Aanpak Stikstof (zie paragraaf 2.3.3 en 2.3.4). 2.3.2. Economie De regio Holland Rijnland is met de clusters Health & life-science, Space (European Space Agency in Noordwijk) en drie Greenports (Duin- en Bollenstreek, regio Boskoop en Aalsmeer (gedeeltelijk) goed vertegenwoordigd in het rijtje met topsectoren, die door het Rijk worden gezien als trekkers van de economie in Nederland. De regio heeft met deze sectoren een prima uitgangspositie verworven in de Zuidvleugel. Met ruim honderd bedrijven en kennisinstellingen op het gebied van Health & life-science en ruim 14.000 werkzame personen behoort het Bio Science Park in Leiden en Oegstgeest tot de grootste en meest toonaangevende kennisclusters in Nederland. De land- en tuinbouw in Holland Rijnland kenmerkt zich door een grote diversiteit aan sectoren en grondgebruik: in het veenweidegebied domineert de (melk)veehouderij, met in de droogmakerijen ook akkerbouw. De Greenport Duin- en Bollenstreek is hét centrum voor de bollenteelt (m.n. narcissen en hyacinten), maar ook voor bloemen en vaste plantenteelt, terwijl Boskoop al sinds jaar en dag het internationale centrum voor de teelt en handel van sier- en bomenteelt is. Verspreid door het gebied treffen we ook glastuinbouw aan met clusters in Roelofarendsveen en Nieuwkoop. Intensieve veehouderij komt sporadisch voor.
14
Agro-cluster In Zuid-Holland 11 draagt het agrocluster op basis van eigen agrarische grondstoffen (zonder import) 4,5% bij aan de toegevoegde waarde en 4% aan de werkgelegenheid. De beschikbaarheid van de noodzakelijke grondstoffen voor de Nederlandse agrifoodsector is geen vanzelfsprekendheid. Beschikbaarheid en prijs van essentiële grondstoffen als soja, visolie en suiker zullen de komende tijd onder grote druk komen te staan. Dit als gevolg van de stijgende vraag naar voedsel van een groeiende en rijkere wereldbevolking, en de daaruit voortvloeiende druk op de ecosystemen die grondstoffen voor voedsel leveren. Melkveehouderij Het economisch perspectief van de melkveehouderij is goed als gevolg van toenemende vraag naar zuivel in de wereld en de geschiktheid van delen van Zuid-Holland en de regio Holland Rijnland voor melkproductie. Er is sprake van voortgaande schaalvergroting naar minder maar grotere melkveebedrijven. In 2013 hadden de melkveebedrijven gemiddeld 73 melkkoeien met gemiddeld 43 hectare grond per bedrijf. Als gevolg van het recente afschaffen van de melkquotering wordt een toename van de melkproductie in Nederland (en Zuid-Holland) verwacht van circa 20%. Vooruitlopend daarop neemt ook in Zuid-Holland het aantal koeien nu al toe en is een groot deel van de benodigde extra stalcapaciteit nu al gebouwd. De uitbreidende bedrijven groeien daarmee naar een omvang van overwegend 100 tot 140 melkkoeien. Akkerbouw Het toekomstperspectief van de akkerbouw is goed: dankzij groei van de wereldbevolking neemt de vraag naar grondstoffen meer toe dan het aanbod. De ketens zijn internationaal georiënteerd en innovatief. Er is sprake van voortgaande schaalvergroting naar minder maar grotere akkerbouwbedrijven. Akkerbouwbedrijven in Zuid-Holland hebben in 2013 gemiddeld een omvang van 46 hectare. In het Groene Hart en de provinciale landschappen hebben relatief veel bedrijven een omvang tussen 30 en 50 hectare. In het nieuwe Europese landbouwbeleid dat in de periode 2014-2019 geleidelijk wordt ingevoerd gelden voor de akkerbouw de volgende vergroeningsvoorwaarden: • Gewasdiversificatie. Bedrijven moeten op bouwland minstens drie gewassen telen • Ecologisch aandachtsgebied met een omvang van 5% van het bouwlandoppervlak landschapselementen (houtwallen, heggen en poelen, met inbegrip van dergelijke elementen die grenzen aan subsidiabele landbouwgrond, inclusief sloten), akkerranden, bufferstroken en stikstofbindende gewassen. Nog onbekend is hoe deze maatregelen gaat doorwerken in de concurrentiepositie. Bollen, bloemen, tuinbouw In de Duin- en Bollenstreek ligt zo'n 2700 hectare bollengrond. Dat is 10% van het totale Nederlandse productieareaal van bloembollen. In de Duin- en Bollenstreek worden 30% van de narcissen geteeld en maar liefst 43% van de Nederlandse hyacintenteelt vindt plaats in het gebied. Hyacinten groeien het best op deze kalkrijke zandgronden. Daarom zijn de bollengronden in de Duin- en Bollenstreek onvervangbaar. De Duin- en Bollenstreek vormt het kenniscentrum van de bloembollenproductie- en handel. Het niveau van vakmanschap, kennis en onderzoek is hoog en er is een sterke internationale oriëntatie. De productie in de Bollenstreek kenmerkt zich door een relatieve kleinschaligheid, hoewel ook hier de schaalvergroting in volle gang is. De gemiddelde bedrijfsgrootte bedraagt tussen de 20 en 30 ha. De rentabiliteit van de bloembollenkwekerijen in de Duin- en Bollenstreek steekt gunstig af bij die elders in Nederland. Opvolging in deze bedrijven is geen probleem; de volgende generatie is bovendien beter geschoold. Herstructurering en ontwikkeling van de Bollenstreek dient te gebeuren op basis van een herstructurerings- en ontwikkelingsplan. Dit plan omvat een onderzoek naar de landbouwstructuur: analyse van agrarische sector, in beeld brengen externe bedrijfsstructuur, toekomstige ontwikkeling van 11
Voor de Regio Holland Rijnland zijn geen specifieke gegevens beschikbaar
15
de landbouw, onderzoek naar de kwaliteit als bollengrond van de verschillende gebieden in de regio, ontwikkeling van het landschap, dat toeristisch nog aantrekkelijker moet worden en waarin een moderne bedrijfsuitoefening mogelijk blijft. Er is een duidelijke relatie tussen de bolbloementeelt en -handel en de teelt en handel in snijbloemen en planten. De bloemen- en plantencluster bevindt zich hoofdzakelijk in Rijnsburg en Valkenburg (gemeente Katwijk), in de nabijheid van de Rijnsburgse veiling. Daarnaast bevinden zich productieconcentraties in Lisse (Rooversbroekpolder) en in Noordwijkerhout, zowel onder glas als in de volle grond. Bollencluster en bloemencluster vormen twee bedrijfskolommen met een sterke onderlinge samenhang: een unieke combinatie. De bollencluster is de leverancier van het uitgangsmateriaal voor de bloemproductie, terwijl de bloemen hun weg vinden via de veiling en het omliggende handelscomplex. De glastuinbouwsector vormt een onlosmakelijk onderdeel van de Greenport en is nauw verweven met de andere clusters. Met een exportwaarde van 850 miljoen euro en een werkgelegenheid van ca. 10.000 arbeidsplaatsen is de sierteeltcluster één van de belangrijkste economische pijlers in de regio. Binnen de glastuinbouw verloopt de schaalvergroting in snel tempo, vanwege kostprijsoverwegingen en uit de behoefte aan grotere hoeveelheden product bij afnemers. Het aantal productiebedrijven in de regio neemt af, maar er is een aantal sterke, gezonde bedrijven overgebleven, met een forse mate van binding aan de streek en met een sterke ontwikkelingsdynamiek. Op een aantal punten is versterking van de bloemen- en plantencluster gewenst. Sierteelt en boomteelt De regio Boskoop 12 is een gebied dat van oudsher in gebruik is voor de boomkwekerij. Het cluster bestaat uit ruim 700 bedrijven. Het merendeel van de productiebedrijven, de boomkwekerijen, richten zich op het kweken van sierheesters. Het Nederlandse boomteeltcluster beslaat circa 40% van de wereldmarkt die een waarde heeft circa 600 miljoen euro en 30% daarvan wordt verhandeld via Boskoop. De Greenport Boskoop is naast producent vooral een handelscentrum. Een kleine 600 bedrijven zijn direct betrokken bij de teelt en afzet van sierteeltproducten. Er zijn diverse toeleveranciers van grondstoffen, teeltmaterialen en kennis rond Boskoop gevestigd. Greenport Regio Boskoop heeft de ambitie om uit te groeien tot hét toonaangevende boomteeltcluster in de wereld. Verbreding Het aantal verbredingsactiviteiten op agrarische bedrijven in Zuid-Holland is sinds 2008 toegenomen tot 2600 in 2013. Omdat er bedrijven zijn met meerdere verbredingsactiviteiten zal het aantal bedrijven dat iets aan verbreding doet lager zijn dan 2600. Het totale aantal landbouwbedrijven in Zuid-Holland is 6.500 zodat het aantal bedrijven met verbreding minder is dan 40% van het totale aantal. De concentratie van bedrijven met multifunctionele activiteiten zit voornamelijk in de Alblasserwaard en de Krimpenerwaard. In alle onderscheiden gebieden, met uitzondering van de Deltalandschappen is het agrarisch natuurbeheer de overheersende vorm van verbreding. In de stedelijke gebieden vindt veel boerderijverkoop plaats. In 2013 haalde 57% van de bedrijven met verbreding daaruit minder dan 10% van de bruto bedrijfsopbrengsten. Op 11% van de bedrijven met verbreding is de bruto opbrengst van verbreding meer dan 50% van de totale bedrijfsopbrengst. Dit is niet veranderd sinds 2008. Beleid In de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit (2014) zijn de doelen voor de landbouw als volgt weergegeven: “In Zuid-Holland blijft ruimte voor agrarisch ondernemerschap, zodat de economische kracht van de sector behouden blijft en waar mogelijk wordt versterkt. De grondgebonden landbouw is een gezichtsbepalende factor in het landelijk gebied. De sector heeft een gezond perspectief. De vitaliteit van de grondgebonden landbouw is zowel voor de regionale economie als voor de kwaliteit van het landschap belangrijk. Bij het bieden van ruimte voor verdere ontwikkeling wil de provincie bereiken 12
De Greenport Boskoop ligt in de gemeenten Alphen aan den Rijn, Reeuwijk en Waddinxveen. De laatste twee gemeenten vallen buiten het LEADER gebied Holland Rijnland, maar zullen naar verwachting onderdeel gaan uitmaken van een nieuw LEADER gebied met de Krimpenerwaard en de Alblasserwaard.
16
dat de landbouw een flinke sprong maakt in verduurzaming, ruimtelijke kwaliteit en het inspelen op omgevingsfactoren. Het gegeven dat de stad nooit ver weg is, biedt bijvoorbeeld kansen. In het veenweidegebied zijn bodemdaling en peilbeheer medebepalende factoren en in sommige droogmakerijen en delen van het rivierdeltalandschap geldt dat voor verzilting. In de bedrijfsvoering vraagt de samenleving prestaties op het gebied van duurzaamheid, vergroening, dierenwelzijn en volksgezondheid. Tegelijk is er, in het licht van diversiteit in het landelijk gebied, ruimte voor diverse nevenfuncties, mits passend in de gebiedskwaliteit”. 2.3.3. Milieu, natuur en landschap, klimaat Milieu Europese regelgeving stelt eisen aan de luchtkwaliteit, waaraan lidstaten moeten voldoen. Een goede luchtkwaliteit is van groot belang voor de volksgezondheid. In Nederland wordt in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) door overheden samengewerkt om aan de Europese grenswaarden te kunnen voldoen. De provincie Zuid-Holland draagt bij aan het NSL middels het provinciaal actieprogramma luchtkwaliteit. Dit programma richt zich primair op vermindering van de belasting van de luchtkwaliteit door transport en logistiek. De land- en tuinbouw is zelfs in het sterk verstedelijkte Zuid-Holland de grootste grondgebruiker. In de land- en tuinbouw zijn de afgelopen jaren forse inspanningen geleverd en duidelijk resultaten geboekt om de milieubelasting (N en P belasting, ammoniakuitstoot, bestrijdingsmiddelengebruik) terug te dringen. Door de recente afschaffing van de melkquotering zullen veel veehouders hun melkproductie en veestapel gaan uitbreiden. De mestproductie kan wettelijk gezien nog met 25% uitbreiden alvorens er sprake is van een provinciaal mestoverschot. De vraag is of deze intensivering wenselijk is gezien de mogelijke negatieve gevolgen op de water- en luchtkwaliteit en de biodiversiteit. Overigens treedt op 1 januari 2016 een AMvB in werking om de grondgebondenheid van melkveebedrijven die willen uitbreiden te reguleren 13. Volgens planning zal de PAS (Programmatische Aanpak Stikstof) medio 2015 in werking treden. Via de PAS wordt dan geborgd dat de Natura 2000 doelen worden gerealiseerd en dat de stikstofdepositie blijft dalen. De provincie stelt beleidsregels vast voor de verdeling van de ontwikkelingsruimte. Deze regels gelden als kader voor de vergunningverlening krachtens de Natuurbeschermingswet. De veehouderijsector heeft op landelijk niveau ook een aantal vrijwillige maatregelen op zich genomen. Zoals voer- en managementmaatregelen, stimulering van weidegang, gebruik van de kringloopwijzer en biogasproductie. Weidegang wordt als reductiemaatregel medio 2015 opgenomen in de Regeling Ammoniak en Veehouderij als een maatregel die betrokken kan worden bij de vergunningverlening. Per 1 januari 2015 is de kringloopwijzer verplicht voor bedrijven met een fosfaatoverschot en per 1 januari 2018 voor alle melkveebedrijven. In de open teelten (akkerbouw, vollegronds groenteteelt, bollenteelt) neemt, na een daling in de jaren ’90 het bestrijdingsmiddelengebruik landelijk gezien weer toe sinds 2000. Er is wel een grote variatie tussen sectoren en teelten. Zo nemen de aardappelteelt en de lelieteelt het leeuwendeel van het middelengebruik voor hun rekening en ook hier is de toename het sterkst. Dit zijn teelten die in de Holland Rijnland regio niet of sporadisch voorkomen. Over het algemeen zijn de zeer schadelijke middelen (water- en bodemverontreiniging en schade aan natuur) steeds meer vervangen door minder schadelijke middelen. Ook is de praktijk van grondontsmetting in de bollenteelt verlaten. Voor de open teelten, met name consumptiegewassen, is de verwachting dat de aantrekkende vraag op de wereldmarkt kan leiden tot een verdere intensivering van de productie en dus van een intensivering 13 Melkveehouders die hun bedrijf uitbreiden en daardoor meer fosfaat (als bestanddeel van mest) produceren dan zij in 2014 deden, moeten jaarlijks aantonen dat zij over voldoende grond beschikken. Bedrijven met een fosfaatoverschot van tussen de 20 en 50 kilo per hectare moeten bij uitbreiding een kwart van de extra fosfaatproductie op extra grond binnen het eigen bedrijf kunnen gebruiken. De rest van de fosfaatgroei moet op grond van de Wet verantwoorde groei melkveehouderij volledig worden verwerkt. Voor intensieve melkveebedrijven met een fosfaatoverschot dat groter is dan 50 kilo per hectare geldt dat zij de extra fosfaat bij uitbreiding voor de helft op extra grond binnen het eigen bedrijf moeten kunnen plaatsen.
17
van het gebruik aan (kunst)mest en bestrijdingsmiddelen. In een sterk verstedelijkte omgeving met kwetsbare water- en ecosystemen, kan dit de kwaliteit van leefomgeving, natuur en landschap verder aantasten. Het is de vraag of bestaand Europese, nationale en provinciale beleid en vrijwillige maatregelen toereikend zijn voor een significante verduurzaming van de productie. Natuur en landschap Met het Bestuursakkoord Natuur in 2012 is het natuurbeleid in Nederland flink van koers veranderd. In dat akkoord maakten provincies en rijksoverheid nieuwe afspraken over de natuurtaken. De aanpak van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) is losgelaten en de ambities van het natuurbeleid zijn meer gericht op Europese en internationale overeenkomsten (Natura 2000 en Kaderrichtlijn Water). Holland Rijnland telt vier (van de in totaal 162 in heel Nederland) Natura 2000 gebieden: Coepelduynen, Meyendel & Berkheide, Nieuwkoopse Plassen en De Wilck, waarvan alleen de laatste niet is aangemerkt als stikstofgevoelig. Het akkoord betekende ook een decentralisatie van taken: de verantwoordelijkheid voor het natuurbeleid is overgedragen van het Rijk naar de provincies. In december 2013 hebben Provinciale Staten de nieuwe planologische begrenzing voor Zuid-Holland vastgesteld en in januari 2014 de Uitvoeringsstrategie EHS (herijkte EHS). Ook wat betreft de bescherming van landschappen is het nu aan de provincie om haar kwetsbare landschappen goed te beschermen via de aanwijzing van provinciale landschappen. De regio Holland Rijnland herbergt geheel of gedeeltelijk vier van de zes provinciale landschappen (Duin, Horst en Weide, Hollandse Plassengebied, Wijk en Wouden en Bentwoud en Rottemeren). De Beleidsvisie Groen bevat een aantal prioriteiten. Eén daarvan is een kwaliteitsimpuls voor bestaande groengebieden (waaronder de provinciale landschappen). Met zo’n impuls moet het recreatieve gebruik (bezoekersaantallen, waarderingscijfer) en de biodiversiteit van bestaand groen worden verhoogd. Voor de periode 2014-2017 is hiervoor provinciaal € 10 miljoen beschikbaar. In oktober 2014 heeft de provincie het Beleidskader voor Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer ZuidHolland vastgesteld, dat vanaf 2016 in werking treedt. Op basis van dit kader wordt een nieuw stelsel Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer ontwikkeld, dat later in het Natuurbeheerplan 2016 wordt vastgelegd. De provincie stelt het natuurbeheerplan en de subsidieregelingen vast. De belangrijkste kaders voor het nieuwe stelsel van agrarisch natuur- en landschapsbeheer zijn: het agrarisch natuurbeheer richt zich in eerste instantie op kansrijke weidevogelgebieden - de kerngebieden; collectieven van samenwerkende (agrarische-) natuurbeheerorganisaties doen voorstellen voor het beheer van deze kerngebieden en organiseren het beheer; de provincie stelt de kerngebieden en doelen vast en heeft een regierol. Pas in tweede Instantie wordt ingezet op open akker/akkerfauna, natte dooradering en landschap. In Holland Rijnland zullen er drie gebiedscollectieven actief zijn, De Groene Klaver, De Hollandse Venen en Rijn Gouwe Wiericke (gedeeltelijk), die op basis van een gebiedsplan afspraken maken over het agrarisch natuur- en landschapsbeheer vanaf 2016. De binnen Holland Rijnland samenwerkende gemeenten hebben een gezamenlijk Regionaal Groenprogramma 2010-2020 opgezet met als speerpunten: de kwaliteit van de groene ruimte versterken, beschermen en ontwikkelen; behouden en versterken van karakteristieke open veenweidelanden en van de water- en ecologische structuur; versterken agrarische functie en landschapswaarden; vergroten toeristische en recreatieve mogelijkheden. Holland Rijnland heeft € 20 miljoen beschikbaar gesteld in het Regionaal Investeringsfonds voor groen. Als richtlijn kan een maximale medefinanciering vanuit het RIF worden verkregen van 25 procent van de inrichtingskosten. Inmiddels is ruim € 7 miljoen van de RIF-gelden besteed. Klimaat Klimaatverandering is een mondiaal probleem met lokale gevolgen. Dat het klimaat verandert, staat vast. De eerste gevolgen beginnen ook in Zuid-Holland merkbaar te worden: door de ligging onder de zeespiegel, dalende (veen)bodems en stijgende zeespiegel ontstaan steeds verder landinwaarts al
18
problemen met zoute kwel. Het weer wordt grilliger, met langere periode zonder neerslag en korte perioden met grotere neerslaghoeveelheden. Op langere termijn (eind deze eeuw) staat de veiligheid van de hele regio op het spel als niet tijdig afdoende maatregelen worden genomen. Naast industrie, transport en consumptie draagt de land- en tuinbouw in belangrijke mate bij aan de uitstoot van broeikasgassen (CO2 uit gebruik van fossiele brandstoffen en kunstmest, methaanuitstoot van vee en mest en CO2, methaan en lachgas uit de oxidatie van veengrond). Daar staat tegenover dat de land- en tuinbouw ook de eerste economische sector is die de gevolgen de komende decennia in toenemende mate gaat ondervinden. Dit zal gevolgen kunnen hebben voor de productiecapaciteit en vooral ook de productiezekerheid. Het is denkbaar dat al op afzienbare termijn nagedacht moet worden over alternatieve teelten die meer zout- en/of droogte-resistent zijn, dan wel geteeld kunnen worden bij hogere waterpeilen, als één van de maatregelen om de oxidatie van veengrond te verminderen. Omgekeerd kan de land- en tuinbouw ook een bijdrage leveren aan vermindering van de uitstoot van broeikasgassen dan wel om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen. Met name de glastuinbouw heeft in de afgelopen jaren de uitstoot sterk gereduceerd door gasverwarming te vervangen door duurzame energiesystemen (b.v. gebruik restwarmte en aardwarmte) en door het hergebruik van CO2 uit de nabijgelegen industrie. De grondgebonden sectoren kunnen maatregelen treffen om de CO2 opslagcapaciteit van de bodem te vergroten of door de ontwikkeling van blauwe diensten, b.v. door land in bepaalde perioden van het jaar of bij extreme weersomstandigheden beschikbaar stellen voor wateropvang. Concluderend Waar het met name nog aan ontbreekt is een integrale gebiedsgerichte aanpak, met een evenwichtige afweging van economische en ecologische belangen en waarden. Ook worden de geschetste ontwikkelingen nog teveel benaderd als problemen en bedreigingen, terwijl er ook nadrukkelijk kansen liggen voor innovatieve oplossingen. 2.3.4. Gezondheid Door vergrijzing, stijgende levensverwachting en hogere verwachtingen ten aanzien van de kwaliteit van de zorg zullen de komende decennia de zorgkosten sterk stijgen. Door de gelijktijdige ontgroening komen de lasten hiervan op steeds minder schouders te liggen. Het CPB becijferde in 2010 dat bij ongewijzigd beleid de zorgkosten in 2040 bijna de helft van het besteedbaar inkomen kunnen uitmaken (CPB, nr. 86, 2010). De overheid heeft inmiddels een aantal maatregelen genomen om dit probleem het hoofd te bieden: verhoging van de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting en decentralisatie in combinatie met bezuinigingen van zorgtaken. Met name de gemeenten krijgen vanaf 2015 een grote(re) rol in het organiseren van de zorg. Een andere ontwikkeling is de toename van het overgewicht. Van de jongeren van 12 tot 18 jaar heeft 14% overgewicht (een verdrievoudiging sinds 1980) en ruim 2% zelfs ernstig overgewicht (obesitas). Van de 18- tot 25-jarigen heeft bijna een vijfde overgewicht en ruim 4% ernstig overgewicht (Jaarrapport Landelijke Jeugdmonitor 2014 – CBS). Van de volwassen heeft bijna de helft overgewicht (was 33% in 1980); bij 65-plussers is dit zelfs bijna 60%. Overgewicht en obesitas hebben verschillende oorzaken, die deels terug te voeren zijn op levensstijl en eetpatronen. Met name de snelle toename van overgewicht onder de jeugd is te wijten aan gebrek aan beweging en ongezonde eetpatronen. Overgewicht neemt toe in een samenleving die uitnodigt tot veel eten en weinig bewegen, de zogenoemde obesogene samenleving. Na roken is overgewicht de belangrijkste oorzaak van ziekten, zoals diabetes type II, hartziekten en kanker. Vooral overgewicht op jonge leeftijd leidt op latere leeftijd tot gezondheidsproblemen en een lagere levensverwachting. De Rijksoverheid zet met name in op voorlichting (Voedingscentrum, Stichting Jongeren op Gezond Gewicht en het programma Gezonde School). In het Convenant Gezond Gewicht werkt de overheid samen met ruim twintig (koepel)organisaties en de vier grote steden op vier terreinen: werk, school, consument en vrije tijd. Het Convenant Gezond Gewicht is afgesloten voor de periode van 2010-2015. De verantwoordelijkheid voor het initiëren, uitvoeren en onderhouden van preventie gericht op
19
lichaamsgewicht op lokaal niveau ligt in de eerste plaats bij de gemeenten. De Handreiking Gezonde Gemeente ondersteunt gemeenten en hun partners bij gemeentelijk gezondheidsbeleid. De handreiking biedt concrete handvatten en dient als bron van inspiratie voor het maken, uitvoeren en evalueren van dat beleid. Gezonde Slagkracht is een programma gericht op (het voorkomen van) overgewicht, alcohol, roken en drugs. Deelnemende gemeenten kunnen rekenen op financiële en inhoudelijke ondersteuning om hun bevolking gezond te houden in een gezonde leefomgeving. De integrale aanpak op lokaal niveau moet versnippering van preventieve interventies voorkomen en de slagkracht van een interventie vergroten door het integrale karakter. 2.3.5. Consumptie en vrijetijdsbesteding Trends in consumptiegedrag Het voorspellen van ontwikkelingen in consumptiegedrag is een vrijwel ondoenlijke opgave. De economische crisis van de afgelopen jaren heeft velen met de neus op de feiten gedrukt, dat een baan niet meer voor het leven is, dat welvaart geen gegeven is en dat de overheid niet langer zorgt van de wieg tot het graf. Maar, een crisis dwingt ook tot reflectie en aanpassing, van waar uit nieuwe ontwikkelingen ontstaan: een toenemend besef dat men meer verantwoordelijkheid moet nemen voor eigen leven en werk (toename flexwerk en ZZP’ers), voor elkaar (toename mantelzorg), de eigen leefomgeving en de maatschappij als geheel. Er is een stormachtige groei in burgerinitiatieven op vele terreinen, zoals collectieve energieproductie, stadslandbouw, zorgcollectieven, aanleg glasvezel in buitengebieden, Transition Towns en Slow Cities. Naast (collectieve) zelfredzaamheid, is ook het in de praktijk brengen van duurzaamheid een nieuwe trend: tegengaan van (voedsel)verspilling), doorgaande groei van de verkoop van biologische producten, zelf voedsel verbouwen en de opkomst van de deel- en leen-economie. Trends in vrijetijdsbesteding In dit verband is met name de recreatie en het toerisme op het platteland in de regio van belang. De economische crisis heeft er toe geleid dat men minder vaak en minder ver op vakantie gaat. Inmiddels liggen de binnenlandse bestedingen voor recreatie en toerisme hoger dan vóór 2007. Wel is er een verandering in de bestedingen: meer dagrecreatie en kort verblijf, waarbij wel hogere eisen worden gesteld aan voorzieningen, comfort en beleving. In de Leefstijlatlas die de provincie Zuid-Holland in 2011 publiceerde, worden zeven leefstijlen t.a.v. (dag)recreatie onderscheiden. In de Leidse Ommelanden overheersen de leefstijlen Ingetogen (kunst, cultuur en sportieve, extensieve recreatie), Gezellig (sociale recreatie) en Ondernemend (cultuur en actief), terwijl in de rest van de regio de leefstijlen Gezellig en Rustig dominant zijn. Opvallend is dat in Leiden en in directe omgeving van Leiden de leefstijl Ondernemend dominant is aan de westkant van de stad, terwijl aan de oostkant de leefstijl Creatief & Inspirerend (moderne kunst en andere culturen) het vaakst voorkomt. Voor de provincie vormt de Leefstijlatlas de basis voor het recreatiebeleid in de komende jaren. Dit richt zich met name op het ontsluiten en beleven van het platteland vanuit de steden door middel van wandelen, fietsen en waterrecreatie. Een uitgebreid netwerk aan fiets-, wandel- en vaarinfrastructuur bevindt zich in de fase van afronding in combinatie met de aanleg en uitbreiding van het aantal Toeristische Overstap Punten (TOPs). Ook de recreatieve beleving van het erfgoed krijgt via het Erfgoedlijnen beleid toenemende aandacht, waarmee met name de groepen Ondernemend en Ingetogen worden bediend. In het verlengde hiervan wil de regio Leidse Ommelanden de komende jaren middels een Kwaliteitsimpuls geven aan het ontsluiten van het omliggende buitengebied van de stad Leiden. In het Hollandse Plassen gebied is de laatste jaren veel gedaan om met name de (extensieve vormen van) waterrecreatie te stimuleren. De Stuurgroep Groene Hart en het Ondernemersplatform Groene Hart, kloppend hart zijn de laatste jaren bezig geweest om het Groene Hart als toeristisch-recreatief bestemmingsgebied beter te vermarkten. Ook de ANWB neemt initiatieven om het platteland om de grote steden aantrekkelijker te maken voor de stedeling, b.v. het project Vrijetijdslandschappen.
20
Een en ander heeft geleid tot een veelheid aan routes, activiteiten en evenementen, die met name de dagrecreatie stimuleren. Toch kan in zijn algemeenheid worden gesteld dat met name op het gebied van de recreatieve-toeristische voorzieningen het aanbod achter blijft bij de vraag. Zeker in vergelijk met de gekende bestemmingen, zoals de Veluwe, Drenthe, Zeeland en de Waddeneilanden, is er in de regio nog een gebrek aan geschikte verblijfsaccommodaties. Qua toerisme vormen de Keukenhof (in 2014 meer dan één miljoen voornamelijk buitenlandse bezoekers), Avifauna (346.000 bezoekers), Archeon (312.000 bezoekers), Corpus Experience Oegstgeest (235.000 bezoekers) en Space Expo Noordwijk (55.000 bezoekers) de topattracties. De bezoekersaantallen van de in de regio aanwezige musea en bezoekerscentra (Leiden niet meegerekend) blijven daar ver bij achter met het bezoekerscentrum van Natuurmonumenten in Nieuwkoop met 50.000 bezoekers als belangrijkste bestemming. 2.3.6. Wetenschap en technologie Ontwikkelingen op het gebied van ICT hebben de samenleving in de laatste decennia ingrijpend veranderd. Informatie is vrijwel overal en altijd toegankelijk en in veel gevallen gratis. Het heeft niet alleen een enorme impact op ons sociale leven, maar ook in de wijze waarop supply chains worden georganiseerd: transparantie en traceerbaarheid (track&tracing) van alle componenten en schakels in de keten worden steeds meer in kaart gebracht en toegankelijk gemaakt tot en met de eindgebruiker. Een hieraan parallel lopende ontwikkeling is de voortgaande automatisering en robotisering van productieprocessen en in de logistiek, maar wellicht op termijn ook in de zorg. De Nederlandse land- en tuinbouw loopt wereldwijd voorop in de toepassing van geautomatiseerde systemen. Niet alleen draagt dit bij aan de productiviteit, maar biedt ook in toenemende mate mogelijkheden tot verduurzaming (precision farming). Een andere stormachtige ontwikkeling vindt plaats op het niveau van het in kaart brengen van de DNAstructuur van steeds meer organismen. Dit biedt een springplank voor een veelheid aan nieuwe innovaties, variërend van medische behandelingen (gen-therapie), duurzame energieproductie (b.v. algen), voedselproducten en andere biobased economy toepassingen. Alhoewel sommige toepassingen maatschappelijk nog omstreden zijn, zullen zij geleidelijk toch steeds meer een plek krijgen in onze samenleving. Tenslotte willen we hier nog noemen de meer recente ontwikkelingen in de nano-technologie: het verwijst naar toepassingen en technieken die werken op een schaal van 1 tot 100 nanometer 14. Wordt materie teruggebracht tot deze schaal, dan kunnen zich bijzondere eigenschappen voordoen. Deze eigenschappen kunnen gebruikt worden om bestaande technieken te verbeteren (b.v. de werking en het rendement van zonnecellen) of om geheel nieuwe technieken te ontwikkelen, b.v. het ombouwen van bacteriën tot ‘medicijnfabriekjes’. De belangrijkste toepassingsgebieden zijn medicijnen, energie, water, materialen, elektronica en ook voedsel. Nanosensoren kunnen b.v. waarschuwen voor besmetting of bederf. Nieuw verpakkingsmateriaal doodt bacteriën. Andere nanotechnieken geven smaak, maar geen calorieën aan het eten. Toch bestaat grote onzekerheid over mogelijke risico’s van nanotechnologie in de levensmiddelenindustrie (RIVM, 2007). 2.4 Krachtenveld analyse In het gebied is een aantal grotere actoren actief op het terrein van gebiedsbeheer en –ontwikkeling: • Samenwerkingsverband Holland Rijnland: in Regio Holland Rijnland werken 14 gemeenten15 samen met als missie de kwaliteit van wonen, werken, leren en leven van burgers, bedrijven en instellingen
14
Eén nano-meter is een miljardste van een meter Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude 15
21
•
•
•
22
te verbeteren. Specifiek voor het landelijk gebied is een Groenprogramma opgesteld met hieraan gekoppeld een Regionaal Investerings Fonds. In 2014 heeft Holland Rijnland ook een programmaplan Biobased Economy vastgesteld dat concrete aanknopingspunten biedt voor samenwerking op het thema circulaire economie. Met Holland Rijnland zal op diverse, andere manieren worden samengewerkt: allereerst is het samenwerkingsorgaan de instantie die namens de PG als wettelijk vertegenwoordiger optreedt. Verder is zij voor de PG het eerste aanspreekpunt richting de aangesloten gemeenten. Tenslotte zal uiteraard stelselmatig inhoudelijk afstemming plaatsvinden en waar mogelijk worden samengewerkt. Intergemeentelijke samenwerking in deelgebieden, waarbij een aantal gemeenten in de grensgebieden naar twee kanten samenwerken: o Samenwerking tussen zeven gemeenten (Hillegom, Noordwijkerhout, Lisse, Noordwijk, Teylingen, Katwijk en Oegstgeest) in de Duin- en Bollenstreek, waar gemeenten werken aan de opvolger van het huidige Gebiedsprogramma . Zes gemeenten (zonder Oegstgeest) zijn bezig hun Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport te actualiseren; o Samenwerking in de Leidse regio tussen acht gemeenten (Leiden, Leiderdorp, Kaag en Braassem, Teylingen, Oegstgeest, Katwijk, Voorschoten en Zoeterwoude) in het Uitvoeringsprogramma Leidse Ommelanden 2014-2020. Leiden is verder bezig met een structuurvisie, waarbij de gemeente ook de omliggende gemeenten betrekt; o Samenwerking tussen drie gemeenten in de Rijn- en Veenstreek: gemeenten Alphen aan den Rijn, Kaag en Braassem en Nieuwkoop werken samen aan een gezamenlijk nieuw uitvoeringsprogramma van het Regionaal Landschaps Ontwikkelings Plan (LOP) voor de periode 2015-2020. Het LOP is een beleidskader voor het behoud en ontwikkeling van bestaande landschappelijke kwaliteiten; o Pact van Duivenvoorde (gemeenten Leidschendam-Voorburg, Wassenaar en Voorschoten) – Landschapsontwikkelingsplan Duin, Horst en Weide: ontwikkeling van het metropolitane landschap. De gemeenten hebben gezamenlijk een gebiedsregisseur aangesteld. Provincie Zuid-Holland: de provincie speelt uiteraard een grote rol in de regio, allereerst via haar ruimtelijke beleid ( Visie Ruimte en Mobiliteit). Zo liggen maar liefst drie van de zes provinciale landschappen binnen de regio en nog een andere (Bentwoud/Rottemeren) gedeeltelijk. Wat betreft het buitengebied zijn met name de Provinciale Beleidsvisie Groen en de jaarlijkse Uitvoeringsprogramma`s Groen van belang. De regio Holland Rijnland vormt daarbinnen één van de vier deelgebieden. De provincie ziet voor dit deelgebied als de belangrijkste uitdaging om de steden beter functioneel te verbinden met de omliggende landschappen. In het Stimuleringskader innovatie grondgebonden veehouderij zijn twee hoofddoelstellingen opgenomen: 1. in het veenweidegebied gaat de provincie innovaties in de landbouw stimuleren die: a. Het verlies van stikstof en fosfaat verminderen b. Het bodemgebruik en de waterhuishouding duurzamer maken 2. In de landbouwgebieden bij de stad gaat de provincie landbouwinnovaties stimuleren die de afzetmogelijkheden van landbouwproducten in de stad vergroten (korte voedselketens). Tenslotte wordt onder verantwoordelijkheid van de provincie sinds 2013 het Interreg- programma ‘Mijn Groen, Ons Groen’ uitgevoerd (afgerond voorjaar2015). De provincie en de gemeenten die in dit project samenwerken willen met deze nieuwe bottom-up aanpak van droom naar ontwerp naar business case zoeken naar toekomstige mogelijkheden voor vernieuwing in het groenbeleid. Al deze programma’s bieden aanknopingspunten voor samenwerking en synergie. Daarnaast heeft de provincie, zoals hierboven aangegeven, een formele rol als de overheidsinstantie die de beschikkingen van LEADER-aanvragen afgeeft. Tenslotte stelt de provincie co-financiering beschikbaar voor het LEADER-programma (zie hoofdstuk 6) Landschapsfonds Holland Rijnland: is een middel om op lange termijn geld beschikbaar te houden voor beheer van natuur en groenblauwe elementen op particuliere grond. Regio Holland Rijnland en de provincie hebben geld in het Landschapsfonds gestort. Voor de uitvoering is begin 2015 een stichting opgericht. Ook hier geldt dat het LEADER-programma aanvullend kan worden ingezet.
•
•
•
•
•
• •
Gebiedscollectieven: in de regio Holland Rijnland zijn drie gebiedscollectieven actief op het gebied van agrarisch natuurbeheer 16: De Groene Klaver (een koepelorganisatie van ANLV Geestgrond, VAN Ade, ANLV Wijk en Wouden en ANV Santvoorde), De Hollandse Venen en Rijn Gouwe Wiericke. Vanaf 2016 worden zij de contractpartners voor de overheden inzake agrarisch natuurbeheer c.q. groenblauwe diensten. In 2015 stellen zij hiertoe gebiedsoffertes op. De Groene Klaver wordt ook de contractpartij voor het Landschapsfonds inzake het beheer van Boerenlandpaden binnen haar werkgebied. Het ligt daarom voor de hand dat nauw met deze gebiedscollectieven wordt samengewerkt. Alhoewel zij primair een beheertaak vervullen, is in de afgelopen jaren gebleken, dat de ANV’s ook vaak een springplank vormen voor innovatie; ANWB: is in 2013 in samenwerking met het Servicepunt Nationale Landschappen gestart met het initiatief Vrijetijdslandschappen in Holland Rijnland. Zeven gebiedsinitiatieven zijn uitgewerkt in business cases. Eromheen is een promotiecampagne gestart. De zeven initiatieven vormen samen een vereniging, die tot nieuwe, gezamenlijke activiteiten moet leiden (b.v. ontwikkeling van routes). Hoewel de aanvliegroute ook hier verschilt van de inhoudelijke focus binnen het nieuwe LEADERprogramma, biedt dit nieuwe netwerk van innovatieve ondernemers één van de mogelijke ingangen om de LEADER thema’s daarin mee te nemen; Groene Cirkels: samenwerking tussen Provincie, Heineken Brouwerijen en onderzoeksinstituut Alterra-Wageningen UR. Binnen deze samenwerking is een gebiedsdeal met de provincie afgesloten. Het doel van de samenwerking is om kringlopen te sluiten rond de Heineken brouwerij in Zoeterwoude (de grootste van Europa), gekoppeld aan een duurzame ontwikkeling van de regio. Biodiversiteit wordt benut als productiefactor voor het bedrijf en als basis voor de kwaliteit van het landschap. Dit initiatief sluit uitstekend aan bij het thema Circulaire Economie. Bekeken zal worden hoe in de komende periode vanuit het LEADER-programma initiatieven gefaciliteerd kunnen worden; Stichting Land van Wijk en Wouden: stelt zich tot doel het versterken en behouden van de identiteit van het gebied. De stichting is een actieve speler in de regio met goede netwerken zowel binnen de agrarische sector als in de stedelijke omgeving. Ook inhoudelijk zijn er voldoende raakvlakken om de stichting in de nieuwe periode nauw bij het LEADER-programma te betrekken Stuurgroep Groene Hart: een aanzienlijk deel van het LEADER gebied Holland Rijnland bevindt zich in het Groene Hart. De Stuurgroep Nationaal Landschap Groene Hart heeft zich als doelen gesteld: realisatie van duurzaam water- en bodembeheer in het veenweidegebied met perspectief voor landbouw en natuur, een ruimtelijke en economische ontwikkeling die bijdraagt aan de kracht van het Groene Hart als woon- en werkgebied met unieke landschappelijke kwaliteiten, het vergroten van de aantrekkingskracht van het Groene Hart als gebied voor recreatie en toerisme, inclusief promotie daarvan. Voor dat deel van LEADER Holland Rijnland dat zich binnen het Groene Hart bevindt, liggen hier aanknopingspunten voor samenwerking c.q. om in te spelen op de binnen dit programma ontwikkelde projecten. LEADER Holland Rijnland kan als extra meerwaarde meegeven het tot stand brengen van verbindingen met de omliggende steden en met de deelgebieden Duin, Horst en Weide en de Duin- en Bollenstreek; Greenports: de drie geheel of gedeeltelijk in het gebied liggende Greenports, Duin- en Bollenstreek, Regio Boskoop en Aalsmeer, zijn in paragraaf 2.3.2. reeds beschreven. Het mag duidelijk zijn dat hier ook aanknopingspunten liggen voor samenwerking; IVN: als instituut voor natuureducatie en duurzaamheid is IVN actief in het gebied met een aantal initiatieven en programma’s: Groen doet goed, Groen Dichterbij, Duurzaam recreëren en biodiversiteit, Ambassadeurs van het Landschap. Verder heeft het IVN aan het eind de afgelopen LEADER periode het project Werkplaatsen voor dialoog en co-creatie uitgevoerd, gericht op het vormen van thematische ondernemersnetwerken rond de thema’s Duurzaam voedsel en healthy soils, Duurzaam recreëren en biodiversiteit, Groen en gezondheid en Stad-land verbindingen. Veel van deze inhoudelijke thema’s en de daaruit voort vloeiende netwerken vormen een goed vertrekpunt voor verdere samenwerking binnen het nieuwe LEADER programma;
16 Het Gebiedscollectief Rijn Gouwe Wiericke ligt gedeeltelijk binnen de begrenzing van LEADER Holland Rijnland en gedeeltelijk binnen de begrenzing van het nieuwe LEADER gebied Alblasseraard-Krimpenerwaard-Gouwe Wiericke
23
•
•
Duurzaam Door: een landelijk kennisprogramma om de ontwikkeling naar een groene, duurzame economie te helpen versnellen en doorbraken te realiseren m.b.v. sociale innovatie. Het programma wordt decentraal, via de provincies, uitgevoerd. Voor Zuid-Holland staan de volgende thema’s centraal: energietransitie, maatschappelijk groenbeheer, duurzame gebiedsontwikkeling en circulaire economie. Gelet op de thema’s van de lokale ontwikkelingsstrategie ligt een nauwe samenwerking met Duurzaam Door op het thema circulaire economie voor de hand, waarbij de focus ligt op de relatie stad-land. Hoogheemraadschap: Rijnland is gestart met de voorbereidingen voor het Waterbeheerplan 5 (WBP5). Hiervoor is onder andere aan onze inwoners gevraagd wat zij van het Rijnlandse waterbeheer vinden. Momenteel is Rijnland bezig met de voorbereidingen voor de tweede KRW-fase (2016-2021). Hierbij werkt Rijnland samen met onder meer provincies, andere waterschappen, gemeenten en terreinbeheerders. Geselecteerde wateren in de regio Holland Rijnland zijn: Bovenlanden (zone langs de Ringvaart tussen de Westeinderplassen en De Nieuwe Meer), Langeraarse Plassen (Nieuwkoop), Natura2000-gebied de Wilck (Zoeterwoude)
2.5 SWOT-analyse De SWOT-analyse voor de regio Holland Rijnland is gebaseerd op c.q. ontleend aan: • De relevante passages uit het landelijke POP3-programma • De gebiedsbeschrijving uit hoofdstuk 2 • De uitkomsten van de SWOT-oefening die uitgevoerd is door de 45 deelnemers aan de gebiedsbijeenkomst op 14 januari 2015 • De bijenkomst van de PG+ op 24 maart 2015. Zoals in het POP3-programma is aangegeven is de methode van de SWOT-analyse ontwikkeld voor individuele bedrijven en niet voor een gebiedsanalyse. Dit houdt in dat wat vanuit één perspectief gezien wordt als een sterkte of een kans, vanuit een ander perspectief opgevat wordt als een zwakte of bedreiging. Om die reden wordt hier, net als in het POP3-programma, een iets andere indeling aangehouden dan gebruikelijk, zodat er ruimte blijft voor de nodige relativering. Sterkten 1. Ligging, landschap en ruimte Centrale ligging in de Randstad met sterke internationale relaties. Oer-Hollands polder- en bollenlandschap, zoals buitenlanders dat kennen. Landschappelijke diversiteit en biodiversiteit met water als verbinding en mooie zichtlijnen, goed verkooppunt Hollandse cultuur, geen grote kernen in landelijk gebied, waardoor er een afwisseling is tussen ‘groen’ en ‘rood’, goede infrastructuur, nabijheid van kust, plassen en zee. Platteland biedt frisse lucht, zuurstof voor de stad. Planologische bescherming tegen bebouwing en stedelijke functies in Groene Hart, Duin- en Bollenstreek en Duin Horst Weide. 2. Land- en tuinbouw Goed ontwikkelde, moderne en innovatieve sector. Goede internationale concurrentiepositie. Dit geldt met name voor de mondiaal toonaangevende sectoren bollen-, planten- en bomenteelt. Goede logistieke infrastructuur t.o.v. lokale en internationale afzetmarkten. De afgelopen jaren is veel vooruitgang geboekt met terugdringen milieubelasting, CO2 uitstoot en verbetering energieefficiëntie (glastuinbouw). De bollensector in het gebied heeft de afgelopen jaren forse stappen gezet in de richting van verduurzaming van de teelt. Er is sprake van een omslag in denken en doen. Veel nieuwe initiatieven in de in het gebied aanwezige veenweidegebieden, om vanuit mest, bagger e.d. energie, mineralen, voedingstoffen enz. op te wekken. Invoering van duurzaamheidskeurmerken zoals MDV keurmerk. Groeiende belangstelling onder agrarische ondernemers voor het volgen van cursussen Kringlooplandbouw en het toepassen van deze kennis in de bedrijfsvoering.
24
3. Cultuurhistorie Rijke cultuurhistorie. Aantrekkelijk voor de stedeling. Maar liefst vijf van de zeven provinciale erfgoedlijnen lopen door het gebied. Vooral wat betreft de Limes (toekomstig Werelderfgoed) is er al veel gerealiseerd, o.a. binnen het vorige LEADER programma Leidse Ommelanden. 4. Recreatie en toerisme Gebied nodigt uit tot doen. Geweldig fiets-, wandel- en vaarlandschap. Bollenstreek is toeristisch bestemmingsgebied met internationale aantrekkingskracht. De Bollenstreek is steeds actiever in het recreatief-toeristisch vermarkten van de streek. Zo is i.s.m. Holland Rijnland een atlas ontwikkeld die als app door recreanten gebruikt kan worden. Daarnaast is ook de Leidse historische binnenstad toeristisch aantrekkelijk, evenals het Groene Hart en het Plassengebied. Er is een goede recreatieve infrastructuur in het gebied, c.q. er wordt hierin de komende jaren nog meer geïnvesteerd, waardoor het voor de stedeling steeds makkelijker wordt om snel toegang tot het omringende platteland te krijgen. 5. Stad en land Gunstige ligging t.o.v. grote steden, waar zich grote groepen stedelingen met koopkracht bevinden. Ook is de regio goed bereikbaar met auto of openbaar vervoer. Er is al veel ervaring en enthousiasme bij de inwoners in het gebied voor verstevigen relatie stad-land. Jaarlijkse evenementen om stedelingen met het platteland in aanraking te brengen (Polderdag Wijk en Wouden, Bollenstreek in Bedrijf, Koeienalert, Open Kwekerijdag Boskoop) 6. Economie en ondernemerschap Aanwezigheid van veel en gevarieerde werkgelegenheid op alle niveaus. Sterke economische clusters (Greenports Duin- en Bollenstreek, Regio Boskoop, Aalsmeer, Life Sciences & Health (Leiden), Space (Noordwijk)). Ondernemers durven iets nieuws op te pakken en hebben een proactieve houding t.o.v. duurzame economie. Toenemend aantal bedrijven ontwikkelt nieuwe initiatieven op het platteland t.b.v. maatschappelijk verantwoord en duurzaam ondernemen. Voorbeeld Heineken (Zoeterwoude)met Groene Cirkels. Gevarieerde agrarische sector met hoogopgeleide ondernemers. 7. Bestuurlijk – organisatorisch De afstanden zijn klein. Er is kracht tot samenwerken aanwezig, zowel publiek-publiek, als publiekprivaat. Er zijn al veel kennis en initiatieven aanwezig, zowel technisch, cultureel als wat betreft circulaire economie (b.v. Groene Cirkels) en biobased economy. Agrarische sector is goed georganiseerd, o.a. via LTO en ’ agrarische natuur- en landschapsverenigingen. Langjarige ervaring met publiek private samenwerking (LEADER Leidse Ommelanden, Stichting Land van Wijk en Wouden, Leidse Ommelanden-Groene Klaver). Triple helixnetwerken van bedrijven, kennisinstellingen en overheden op subregionaal niveau in Leidse regio en Greenports Duin- en Bollenstreek, regio Boskoop en Aalsmeer. 8. Imago, identiteit Identiteit als waterrijk gebied met goed imago. Bollenstreek geniet internationale bekendheid met de Keukenhof als icoon en belangrijkste trekpleister. Veel verhalen te vertellen. 9. Technologie Bijna 100% dekkingsgraad breedband Internet. Veel kennisinstellingen in directe omgeving aanwezig (Universiteit Leiden, LUMC, Veenweide Innovatiecentrum, Bio sciencepark Leiden, ESTEC, PPO Lisse, DLV Plant Boskoop). Zwakten 1. Ligging, landschap, ruimte Grote stedelijke druk op de ruimte en op de grond, waardoor deze duur is in vergelijking met andere delen van Nederland. Er is weinig fysieke ruimte om te ondernemen en voor de landbouw om te groeien. Veel grootschalige infrastructuur (A4, A44, N11, HSL), die als barrière werkt tussen stad en land. Tekort aan vrijliggende fiets- en wandelpaden. In het buitengebied kan de infrastructuur beperkingen opleveren voor het huidige landbouwverkeer. Gebrek aan goede en goed bereikbare parkeerruimte, van waaruit het gebied verder recreatief kan worden beleefd. Horizonvervuiling en
25
2.
3.
4.
5.
6.
verrommeling, die het open landschap aantasten. Stedelijke functies op het platteland. Leegstaande agrarische bebouwing. Land- en tuinbouw Veehouderij is sterk afhankelijk van importen van veevoer. Hoge kostprijs door dure grond, arbeid en hoge milieukosten. In de veenweidegebieden is sprake van een hogere kostprijs vanwege de kwetsbare bodemstructuur. Lage inkomens in een aantal sectoren (melkveehouderij, akkerbouw) belemmeren innovatiemogelijkheden. De fysieke nabijheid van de stedeling plaatst agrarische sector in een glazen huis, wat risico op imago-schade vergroot. Afzet is kwetsbaar voor imagoschade door voedselschandalen. De mentale afstand van de stedeling tot voedsel nog steeds groot, wat afzet van duurzame, lokale producten bemoeilijkt. Milieu, natuur, klimaat De regio is één van de dichtstbevolkte van Nederland. Veel mensen en veel economische activiteit en bijbehorende mobiliteit leidt tot toenemende schade aan natuur, landschap en milieu. Intensiteit van bewoning en economie leiden ook tot problemen met luchtkwaliteit (NOx, fijnstof), waardoor de Europese normen niet worden gehaald. Specifiek voor de landbouw leidt de uitspoeling van nutriënten tot een belasting van het vele in het gebied aanwezig oppervlaktewater. Intensieve(re) landbouw en schaalvergroting kunnen leiden tot aantasting landschap en biodiversiteit. De vraag is verder hoe klimaatbestendig de regio is aangezien ze grotendeels onder de zeespiegel ligt. Ondanks forse investeringen en inspanningen in agrarisch natuurbeheer nog steeds dalende weidevogelstand. Recreatie en toerisme Recreanten zijn onvoldoende bekend met het gebied. Met uitzondering van de Bollenstreek (Keukenhof) kent het gebied weinig echte, landelijk bekende high lights. Het geestgrond gebied is maar korte tijd heel mooi. Verder sluit het recreatieaanbod in de hele regio onvoldoende aan op de vraag van de stedeling en schiet de kwaliteit van de bewegwijzering te kort (ook digitaal). Toeristen verwachten overal en altijd toegang tot snel Internet. Dit is nog niet overal in het buitengebied het geval. Gezondheid Mensen in de in- en omliggende steden, m.n. jongeren en ouderen, bewegen te weinig 17, wat leidt tot gezondheidsproblemen. Toegang tot gezond voedsel voor sommige groepen inwoners van de steden is problematisch, wat leidt tot slechtere gezondheid en toename kosten gezondheidszorg. De luchtkwaliteit in de regio voldoet niet aan de Europese normen, wat ook een negatief effect heeft op de gezondheid Bestuurlijk – organisatorisch Ontbreken van ondernemersnetwerken tussen stad en platteland. Grote bestuurlijke drukte en teveel verschillende projecten over een te groot gebied verspreid: bij wie moet je waarvoor zijn? Gebrek aan visie, durf, daadkracht en samenhang in beleid van en tussen gemeenten. Problemen worden afgeschoven c.q. men opereert op zichzelf waardoor er geen synergie ontstaat en leidt tot inefficiëntie. Het korte termijn denken overheerst nog teveel.
Kansen 1. Ligging, landschap en ruimte Centrale ligging tussen stedelijke agglomeraties met nog minder buitenruimte (regio’s Amsterdam en Den Haag-Rotterdam). Nederlands landschap in bijna alle variaties op korte afstand. Mogelijkheden voor ander gebruik van vrijgekomen en vrijkomende agrarische gebouwen, o.a. bollenschuren, stallen enz. 2. Recreatie en toerisme Stedelijke randen als uitloopgebieden, bieden kansen om te ontstressen. Er zijn veel stedelijke bewoners die in de directe omgeving kunnen recreëren. Met name de vergrijzing biedt mogelijkheden. Deze groep heeft ook een toenemende taak in de zorg voor kleinkinderen. Hier zou op ingespeeld kunnen worden. Diversiteit aan landschappen biedt veel recreatiemogelijkheden 17
26
Zie b.v. Trendrapport Bewegen en Gezondheid 2010/2011, TNO monitor Bewegen en Gezondheid
3.
4.
5.
6.
7.
27
(wandelen, fietsen, varen), net als de combinatie land en water. Binnen gebied aantal bijzonder bestemmingen, zoals Bollenstreek, kust, landgoederenzone, Hollands Plassengebied en Groene Hart. Actieve recreatieondernemers en ANV’s (Boerenlandpaden) bieden mogelijkheden voor verknoping en samenwerking. Ook kansen voor samenwerking tussen ondernemers uit stad en van platteland. Recreatieve voorzieningen stimuleren ook de verkoop van streekproducten en versterken daarmee de economische en planologische duurzaamheid van de bedrijven. Recreatiemogelijkheden verbinden met gezondheid (b.v. routes die ook calorieënverbruik aangeven). Land- en tuinbouw Groeiende, mondiale vraag naar landbouwproducten. Groeiende vraag naar duurzaam geproduceerde en lokale voedselproducten. Kansen voor toepassen nieuwe technieken, b.v. precisielandbouw, om gebruik grondstoffen (verder) te optimaliseren. Aanwezigheid van akkerbouw in de droogmakerijen biedt mogelijkheden om meer veevoer in eigen regio te telen. Toenemend perspectief voor hoogwaardige biobased toepassingen van reststromen uit diverse agrarische sectoren. Nabijheid van kennisnetwerken kan worden benut voor kennis over ontwikkeling van kringloop principes binnen landbouw en versterking relatie landbouw met stedelingen. Mogelijkheden voor ander gebruik van vrijgekomen en vrijkomende agrarische gebouwen, o.a. bollenschuren, stallen enz. Milieu, natuur en klimaat Vorming van gebiedscollectieven biedt kansen voor effectiever en efficiënter beheer. Beheer op gebied van natuur, water (kwantitatief en kwalitatief), recreatieve voorzieningen en nutriëntenaanpak en milieuaspecten. Het onlangs opgerichte Landschapsfonds Holland Rijnland biedt kansen voor duurzaam beheer van natuur en landschap, waardoor het gebied ook weer aantrekkelijker wordt voor recreanten. Toepassing van bodem bedekkende gewassen in de winter om uitspoeling nutriënten tegen te gaan en CO2 te binden. Kansen liggen ook in regionale ontwikkelingen als Groene Cirkels, Groene Linten en Bloemrijke Bermen Cultuurhistorie Met name voortbouwen op al gerealiseerde Limes projecten biedt kansen, zowel om cultuurhistorie beter beleefbaar te maken als om er ondernemersinitiatieven aan te koppelen. Erfgoedlijnenbeleid van de provincie biedt kansen om initiatieven rond de in het gebied gelegen erfgoedlijnen te ontwikkelen. De al ontwikkelde gemeentelijke projecten rond de trekvaarten en landgoederenzone bieden aanknopingspunten voor private initiatieven en investeringen. Groene economie (inclusief streekproducten) Veel consumenten om de hoek biedt kansen voor lokale voedselproductie en –afzet. Groeiende groep (stedelijke) consumenten wil eerlijke prijs betalen voor lokaal (traceerbaar), duurzaam product. Een kennis- en innovatiecentrum voor streekproducten dat momenteel in Nieuwkoop wordt gerealiseerd, kan helpen om dit verder te ontwikkelen en te professionaliseren. Daarnaast veel kansen voor groene, economische initiatieven op thema’s circulaire economie, kringlooplandbouw, duurzame energie opwekking en duurzaam bouwen. Daar is bij een deel van de (agrarische) ondernemers zonder meer animo voor. Nabijheid van de stad biedt extra kansen voor nieuwe uitwisseling rond deze thema’s. Duurzaam inkoopbeleid van gemeenten. Er is ruimte voor een veelheid aan diensten, uiteenlopend van (boerderij-en voedsel)educatie, groen&gezondheid, zorg en welzijn, plattelandsbeleving, kinderactiviteiten, streekmarkten Gezondheid Het platteland heeft de stad in potentie veel te bieden in termen van ‘gezondheidsdiensten’: voedsel, recreatieruimte, zorgdiensten, relatie met natuur en landschap. Hiermee kunnen mogelijk kosten in de gezondheidszorg worden verlaagd, wat interessant is voor zorgverzekeraars. Dit biedt mogelijkheden voor het ontwikkelen van nieuwe verdienmodellen. Bollenteelt, maar ook andere landbouwsectoren kunnen leverancier worden van grondstoffen voor de farmaceutische industrie (b.v. stof galanthamine uit narcissen voor geneesmiddel tegen Alzheimer). In het gebied kan relatief makkelijk intensieve(re) samenwerking met kennisinstellingen als LUMC en UL worden opgezet.
8. Bestuurlijk – organisatorisch Er is voldoende menskracht en kennis aanwezig om kleine ondernemers en burgerinitiatieven op weg te helpen. Als de samenwerking in het gebied verbeterd wordt, dan biedt de aanwezigheid van de vele partijen juist kansen om projecten op te starten en te faciliteren, netwerken te creëren en te ondersteunen. Het nieuwe Landschapsfonds, Groene Cirkels, Vrijetijdslandschappen en het programma Samen voor Groen zijn hiervan goede voorbeelden. De aanwezigheid van de steden en de bestaande bestuurlijke samenwerking tussen stad en land biedt een goede springplank voor versterking van de stad-land relaties. 9. Technologie Nieuwe sociale media bieden kansen om in contact te komen met burgers en consumenten in de stad. Nieuwe ICT ontwikkelingen bieden kansen voor betere traceerbaarheid en herkenbaarheid producten, duurzaam productie en hergebruik. Kansen om de in de regio aanwezige kennis en expertise (LUMC, Bio Science Park) in te zetten voor nieuwe bio-based toepassingen en nanotechnologie (mits voorzorg principes goed worden toegepast). Bedreigingen 1. Ruimte Doorgaande druk op het platteland wat betreft wonen, werken, verkeer en bedrijventerreinen en de verslechterende bereikbaarheid door de verdere toename van het verkeer in de regio. Diversificatieinitiatieven op platteland vaak gesmoord in regels binnen de Ruimtelijke Ordening. Belemmeringen voor toepassing bepaalde vormen van duurzame energie (m.n. windenergie). 2. Economie en ondernemerschap Toenemende nationale en internationale concurrentie van andere stedelijke regio’s. Ondanks aanwezigheid kenniscentra, potentieel aan innovaties en positieve attitude van ondernemers, is er, met name bij een belangrijk deel van de agrarische ondernemers in het gebied, door de slechte marktsituatie en stijgende kosten gebrek aan financiële mogelijkheden om hierin te investeren en risico te lopen waardoor het aanwezige innovatiepotentieel onvoldoende wordt benut en er op termijn ook te weinig spin-off is. 3. Land- en tuinbouw Toenemende milieukosten door strengere wet- en regelgeving en eisen uit de Retail. Negatieve effecten klimaatverandering: plaatselijk problemen met verdroging en/of zoute kwel. Omdat de landbouw het grootste areaal in het gebied beslaat, is hier de neerslag van schadelijke stoffen het grootst. Onzekere economische perspectieven voor de land- en tuinbouw. Overname wordt steeds moeilijker door kapitaalsintensiteit. Biologische landbouw en streekproducten zijn nog te klein om het verschil te maken. Daarbij komt dat er steeds minder mensen zijn, die kennis hebben van of affiniteit hebben met voedsel en landbouw. Landbouw blijft zich teveel richten op EU en Rijksbeleid i.p.v. uit te gaan van eigen kracht en ideeën. Invloed natuurgebieden op ontwikkelingsmogelijkheden landbouw. Aan de andere kant verdere schaalvergroting en intensivering mede ook door afschaffen melkquotering. 4. Milieu, natuur, klimaat Onduidelijkheid over gevolgen klimaatverandering (wateroverlast, kwel). Verdergaande schaalvergroting in de landbouw, waardoor het lastiger wordt voor de weidevogels en de biodiversiteit in het algemeen. Afhankelijkheid van externe energiebronnen. De doorgaande verstedelijking en mobiliteit in de regio zorgt voor toename fijnstof en verslechtering van de omgevingskwaliteit 5. Gezondheid Gebrek aan voldoende lichamelijke beweging al dan niet in combinatie met ongezonde eetpatronen en overgewicht/obesitas leidt, met name onder jongeren en ouderen in de stad, op termijn tot een explosieve toename aan een aantal (chronische) ziekten en gebreken, zoals verhoogde kans op
28
diabetes type 2, hart- en vaatziekten, bepaalde typen kanker en gewrichtsproblemen 18. Wanneer iemand al vanaf jonge leeftijd overgewicht heeft, zijn de gezondheidsgevolgen op latere leeftijd extra groot. Analisten verwachten dat hierdoor de zorgkosten als gevolg van inactiviteit en overgewicht de komende 10 jaar zullen verdubbelen. Daarnaast is er ook een stijging van de indirecte kosten door verhoogd ziekteverzuim, verlaagde arbeidsproductiviteit en arbeidsongeschiktheid, die een veelvoud bedraagt van de directe medische kosten 19. 6. Bestuurlijk - organisatorisch Terugtredende en terughoudende overheid met steeds kleinere budgetten, waardoor ook eigen belangen en korte termijn denken versterkt worden. Aan de andere kant wel veel plannen en ambities die over elkaar heen buitelen en leiden tot versnippering van aandacht en middelen. Ook administratieve lastendruk neemt nog niet zichtbaar af. Gemeenten stellen zich nog niet voldoende faciliterend op, met lange RO procedures. Hierdoor dreigt gebied concurrentieslag met andere regio’s te verliezen. Er is al veel gaande in het gebied, maar er is gebrek aan coördinatie en samenwerking, waardoor synergie ontbreekt en kansen worden gemist.
3. Strategie • • • • • •
Van probleemanalyse en SWOT naar ontwikkelingsbehoefte voor de regio: hoofdstuk 3.1 Van ontwikkelingsbehoefte naar thematische keuze en inhoudelijke focus: hoofdstuk 3.2 Van inhoudelijke keuzes naar algemene en operationele doelstellingen: hoofdstuk 3.3 Van doelstellingen naar uitvoering: hoe, wie, wat en wanneer hoofdstuk 4, Activiteitenplan Van doelstellingen naar selectie van de beste projecten hoofdstuk 7 Monitoring en evaluatie: hoofdstuk 7
3.1. Van probleemanalyse en SWOT naar ontwikkelingsbehoefte voor de regio Er liggen voor het gebied veel uitdagingen voor de toekomst, maar ook kansen. De om- en inliggende steden en stedelingen vormen de grootste bedreiging, maar ook de grootste kans voor het landelijk gebied in de regio: het voortbestaan en de ontwikkeling van het landelijk gebied en de daarin opererende ondernemers, met name de agrarische en recreatieve sector, hangt in hoge mate af van de wijze waarop stedelijke belangen en ontwikkelingsbehoeften (woningbouw, infrastructuur, bedrijvigheid, werkgelegenheid, leefbaarheid, recreatie) afgewogen worden tegen het behoud van de kwaliteiten van het landelijk gebied en de ontwikkelingsbehoeften van plattelandsondernemers en -inwoners. Dit lukt alleen als de steden en stedelingen een direct belang hebben bij en binding hebben met wat het omliggende landelijk gebied te bieden heeft: voor de steden als onderdeel van een bredere strategie om de omgevingskwaliteiten te verbeteren en de concurrentiepositie van de regio te versterken; voor de stedelingen om op een directe en laagdrempelige manier toegang te hebben tot aantrekkelijke uitloopgebieden voor rust en recreatie en tot producten en diensten die bijdragen aan hun geestelijke en lichamelijke gezondheid en welbevinden. Omgekeerd zullen plattelandsondernemers zich in toenemende mate met hun productiewijze en met hun aanbod aan producten en diensten moeten richten op de wensen, behoeften en vraag vanuit de stad om hun ‘license to produce’ en ontwikkelingsmogelijkheden te behouden. Het ligt vanuit dit perspectief voor de hand om de versterking (en vervlechting) tussen stad en ommeland en tussen plattelanders (boeren, andere plattelandsondernemers, andere grondbeheerders en bewoners) en stedelingen (burger, consument, ondernemer) als centraal thema te kiezen voor de LOS.
18
Zie b.v. http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/persoonsgebonden/overgewicht/wat-zijn-de-mogelijkegezondheidsgevolgen-van-overgewicht/ 19 Zie b.v. advies Preventie van welvaartsziekten van de Raad voorde Volksgezondheid en Zorg uit 2012
29
Op basis van de probleemanalyse, SWOT en literatuurstudie vallen de volgende ontwikkelingsbehoeften te identificeren, die relevant zijn voor het LEADER-programma: Nr. 1 2
3 4 5 6 7 8 9
10
Behoefte Versterking recreatieve infrastructuur vanuit de stad om toegankelijkheid van het omliggende platteland te verbeteren Bedrijfsontwikkeling en modernisering van de land- en tuinbouw, maar ook noodzaak tot verdere verduurzaming en het minder afhankelijk maken van de productie van externe inputs Klimaatbestendig maken van de regio: vermindering emissies broeikasgassen, duurzame energie Behoud, verbetering en beleefbaar maken van de aanwezige cultuurhistorie Behoud en verbetering van de aanwezige landschappelijke waarden en biodiversiteit Verbetering van de milieukwaliteit (lucht, water, bodem) Ontwikkeling en verbetering productie en afzet van duurzame lokale producten Informatie over landbouw en platteland Verbetering volksgezondheid door verhoging lichamelijke activiteit en tegengaan overgewicht, m.n. bij jongeren en ouderen Ontwikkeling en toepassing nieuwe kennis en technologie
Prioritair LEADER thema Het uitbreiden en verbeteren van de (agro) toeristische infrastructuur circulaire economie, biobased economy en duurzame energie
circulaire economie, biobased economy en duurzame energie Het uitbreiden en verbeteren van de (agro) toeristische infrastructuur Agro-milieu-klimaat maatregelen POP3 Circulaire economie, biobased economy en duurzame energie Verstevigen van de relatie stadland Natuur- en milieu educatie binnen het programma Duurzaam Door Verstevigen van de relatie stadland Innovaties en de toepassing ervan
3.2. Van ontwikkelingsbehoefte naar thematische keuzes en inhoudelijke focus Om binnen het brede thema Versterking van de stad-land relaties te komen tot een nadere, strategische focus op grond van de gebiedsanalyse en de SWOT is geen eenvoudige opgave, gegeven de veelheid aan mogelijke thema’s, behoeften, kansen en bedreigingen Met andere woorden: de probleemanalyse, de SWOT en de identificatie van de ontwikkelingsbehoeften leveren niet ‘automatisch’ de gewenste thematische focus op. De PG+ heeft er daarom voor gekozen om daarnaast de volgende uitgangspunten te hanteren: • Het nieuwe LEADER programma Holland Rijnland moet echte toegevoegde waarde bieden, m.a.w. niet de traditionele paden bewandelen, doen wat we al deden • Geen dingen doen of ondersteunen die elders al voldoende zijn belegd, maar inzetten op nieuwe, toekomstgerichte ontwikkelingen (horizon op 2020 en verder), waarbij vooral ingezet wordt op het faciliteren van innovatieve bottom-up initiatieven; • Met name inzetten op ontwikkelingsbehoeften en – mogelijkheden waar stad en ommeland een gedeeld belang hebben, maar ook op een slimme manier zoeken naar manieren op uiteenlopende behoeftes middels een integrale aanpak te bedienen; • De inhoudelijke keuzes moeten kunnen rekenen op voldoende draagvlak en animo in het gebied om er van verzekerd te zijn, dat deze keuzes leiden tot nieuwe en vernieuwende initiatieven en tot de inbreng van voldoende private middelen (tijd, geld, kennis).
30
Op basis van deze uitgangspunten, kan geconcludeerd worden dat de ontwikkelingsbehoeften 1 (recreatie), 4 (cultuurhistorie) en 5 (biodiversiteit) al ruim voldoende aan bod komen in andere programma’s (zie hoofdstuk 2) c.q. andere onderdelen van het POP3 programma en dat vooral op de thema’s duurzaamheid (people, planet, profit) en gezondheid (lichamelijk en geestelijk) er op het snijvlak van stad en land nog veel winst te halen valt. Als centraal motief wordt voorgesteld ‘Healthy region’. Kernthema’s daarbinnen zijn: versterking van de stad-land relaties op het gebied van gezondheid, vitaliteit en welzijn van mens en leefomgeving én het stimuleren van een circulaire economie. Uitwerking 1: gezondheid van mens en leefomgeving als basis voor een concurrerende regio Wereldwijd woont momenteel al meer dan 50% van de bevolking in steden. De verwachting is dat in 2050 60-70% van de wereldbevolking in steden woont. Bij een toename van de wereldbevolking in dezelfde periode van 7 miljard naar 9 miljard, betekent dit dat in 2050 er 6,3 miljard mensen in steden leven. Ook in het al zeer sterk verstedelijkte Nederland trekken mensen, met name jongeren, nog steeds weg van het platteland naar de stad. Er ontstaat zo gaandeweg een toenemende ruimtelijke en demografische tweedeling met aan de ene kant extreem verstedelijkte regio’s (waaronder Holland Rijnland) met een relatief jonge, hoogopgeleide bevolking (met een relatief hoog aandeel van allochtone afkomst) en veelzijdige, dynamische bedrijvigheid en aan de andere kant krimpgebieden met een vergrijzende bevolking en eenzijdige bedrijvigheid. In de verstedelijkte regio’s vormt het landelijk gebied steeds meer een consumptie-gebied, terwijl in de krimpregio’s het (agrarische) productiekarakter van het landelijk gebied nog sterker benadrukt wordt. In de eerstgenoemde gebieden richt een toenemende deel van de agrarische sector zich op de nabijgelegen stedelijke markt, terwijl in de krimpregio’s agrarische ondernemers zich vooral richten op productie voor de wereldmarkt. Het gebied Holland Rijnland is onderdeel van de economische regio Randstad (of Deltametropool). Het in de mondiale economische concurrentie steeds minder tussen landen en bedrijven en steeds meer tussen economische regio’s binnen Europa en zelfs wereldwijd. Ondanks de nationale ambities om de Randstad een mondiale economische speler te laten zijn, zakt de regio langzaam op de concurrentieranglijst in vergelijking met stedelijke agglomeraties als London, Parijs, Roergebied, Frankfurt, e.d.. In de TNO Randstadmonitor 2012 wordt aangegeven dat de Randstad ook toenemende concurrentie krijgt van steden als Kopenhagen en Stockholm. De Randstad blijft in vergelijking met deze steden met name sterk achter op het gebied van innovatie (uitgaven R&D, patenten, high tech en biobased bedrijven). Het succesvol stimuleren van innovatie en het aantrekken van innovatieve bedrijvigheid omvat een complex aan factoren. Eén van die factoren is de aanwezigheid van hoogopgeleid personeel dan wel de mogelijkheid om deze mensen naar de regio te krijgen of in de regio te houden. Hoogopgeleide mensen stellen in de regel hogere eisen aan hun woning en woonomgeving (groen, speel- en sportmogelijkheden, scholen, culturele voorzieningen, enz.), buitenrecreatiemogelijkheden en de beschikbaarheid van gezond (lokaal) voedsel. Zij hechten ook een groter belang aan duurzaamheidsaspecten. Echter, de toenemende verstedelijking en verstening (door inbreiding) leidt tot een aantal problemen op het gebied van kwaliteit van de huisvesting en directe leefomgeving, mobiliteit, bereikbaarheid, luchtkwaliteit (fijnstof, NO2), hitte-stress, wateropvang en –afvoer , groenbeleving en recreatie. Mede hierdoor komen aan een ongezonde levensstijl gerelateerde gezondheidsproblemen (b.v. zwaarlijvigheid, diabetes type 2, hart- en vaatziekten) meer voor onder stedelingen dan onder plattelandsbewoners. Dit heeft niet alleen nadelige gevolgen voor de bevolking zelf, maar ook voor de concurrentiepositie van de regio als geheel. Op een aantal van deze aan gezondheid en welzijn gerelateerde zaken en ontwikkelingen heeft het platteland de stad wat te bieden. Zo ontstaat wederzijdse afhankelijkheid en wederkerigheid: het platteland heeft de stad nodig als afzetmarkt, maar ook als beschermer van het landelijk gebied; omgekeerd heeft de stad het platteland nodig om haar aantrekkelijkheid als vestigingsplaats te
31
vergroten, mits dit platteland toegankelijk en aantrekkelijk is en de juiste voorzieningen, producten en diensten kan bieden. Gezondheid heeft betrekking op meerdere onderwerpen en doelstellingen: • Gezonde levensstijl o.b.v. gezond voedsel, gezonde eetpatronen, bewegen, sport en recreatie • Geestelijke gezondheid en welzijn • Gezonde bodem, lucht en water, flora en fauna • Gezondheid als richtpunt voor innovatie: life sciences, pharmaceuticals, zorg. Gezondheid c.q. de bijdrage aan de gezondheid op één of meerdere van deze doelstellingen wordt zo een sturend element in de inzet van de Plaatselijke Groep en van het LEADER budget. De al bestaande initiatieven rondom lokaal en duurzaam geproduceerd voedsel kunnen benut worden om er de dimensie ‘gezondheid’ aan toe te voegen. Dit kan op uiteenlopende manieren een nadere uitwerking krijgen: bewustwordings- en educatieprogramma’s gericht op scholen; programma’s om toegang tot betaalbaar, maar gezond, lokaal voedsel voor mensen in achterstandswijken te bevorderen, programma’s om gezonde voeding integraal onderdeel te maken van een nieuwe aanpak in de gezondheidszorg of bij verzorgings- en verpleeghuizen. De verdere ontwikkeling van recreatie op het platteland zal a) primair gericht zijn op de stedeling en b) in dusdanige vormen moeten worden ontwikkeld en aangeboden dat ze bijdragen aan een gezonde levensstijl. De al sterk in de regio vertegenwoordigde zorglandbouw bedrijven kunnen zich nog meer profileren als aanbieders van diensten op het gebied van geestelijke gezondheidszorg en welzijn. De land- en tuinbouw kan inspelen op de groeiende vraag naar natuurlijke grondstoffen (extracten) voor de ontwikkeling van biobased pharmaceuticals. Het platteland kan daarnaast inspelen op de behoefte aan een gezondere woon- en leefomgeving door initiatieven gericht op beheer van het open landschap, van natuurwaarden en de afvang van fijnstof en CO2. De gezondheid van de omgeving spitst zich met name toe op verbetering van de kwaliteit van bodem, lucht en water als basisvoorwaarden voor een gezondere en duurzamere economie. De crux hierbij is om verbetering van de gezondheid van de omgeving om te zetten in ecosysteem diensten, waarbij deze ‘public goods’ ook een economisch meerwaarde voor de ‘leverancier’ ervan opleveren. Het gaat hierbij met andere woorden om initiatieven die verder gaan dan de bestaande programma’s op het gebied van (agrarisch) natuurbeheer, Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Water. Initiatieven die op het thema gezondheid al in het gebied spelen c.q. als idee leven, zijn: • Moestuin in de kas voor ouderen: actief bezig zijn en ouderen uit hun isolement halen (Boeregoed) • Proeftuin voor de teelt van geneeskrachtige kruiden (Green Inspiration) • Aanplanten Ginkgo-kwekerij. Ginkgo is een boom waarvan de bladeren geneeskrachtige stoffen hebben (Leaves for Breath) • Lesprogramma rond gezonde voeding en bevorderen van gezondere levensstijl gericht op scholen (Slow Food Groene Hart) • Health Valley Groene Hart (Slow Medicine). In bijlage 5 staat nog een aantal voorbeelden van initiatieven, die tijdens het proces van totstandkoming van de LOS vanuit het gebied zijn aangedragen. Kenmerkend voor de meeste initiatieven is dat ze een cross-over karakter hebben, d.w.z. dat er sprake is van kruisbestuiving tussen thema’s en/of sectoren en/of actoren. Uitwerking 2: op weg naar een circulaire economie De uitdijende wereldbevolking doet het besef groeien dat het onevenwichtig benutten van beperkt voorradige aardse hulpbronnen, zoals bijvoorbeeld bodem(vruchtbaarheid), mineralen, metalen, fossiele brandstoffen of biomassa, op termijn onhoudbaar is. De huidige economie is nog hoofdzakelijk gebaseerd op het ‘lineaire model’, wat wil zeggen, dat de laatste levensfase van een product niet ‘hergebruik’ is, maar ‘vernietiging’. Bovendien komt veel afval en vervuiling terecht in de natuur. Dat de grenzen van dit model dichterbij komen, blijkt reeds uit duurder wordende grondstoffen en schaarser
32
wordend schoon water en schone lucht. Daarbij komt dat in het huidige economische model de kosten van de negatieve externaliteiten (b.v. waterverontreiniging, klimaatverandering) vanuit de private sector afgewenteld worden op de publieke sector (private benefits, public costs). De prijs van gebruiksgoederen wordt zo feitelijk kunstmatig laag gehouden voor de consument, terwijl deze als belastingbetaler opdraait voor de kosten. De vraag is dan: het bestaande beter doen of het anders gaan doen? En moeten we dit als een probleem of als een kans zien? Er is weliswaar geen wetenschappelijk bewijs voor het feitelijk opraken van grondstoffen, maar we moeten wel naar een beter model voor het gebruik ervan. Het besef dat het anders moet groeit. Zo is vanuit het Nederlandse bedrijfsleven, via de Stichting MVO Nederland, een Green Deal afgesloten met de Nederlandse overheid, waarbij Nederland gepositioneerd wordt als ‘hot spot’ voor de circulaire economie. Kerngedachte daarbij is het cyclisch denken en handelen en het benaderen van kringlopen als systemen. Deze kringloop systemen onderscheiden zich in een drietal hoofdthema’s 20: • Biologische kringloop, waarbij (organische) reststoffen weer benut worden in de natuur en waarbij de benutte stoffen via hergroei weer worden aangevuld • Technische kringloop, waarbij gebruikte materialen geproduceerd worden uit restproducten en waarbij er al in de ontwerpfase rekening mee wordt gehouden dat de verschillende componenten van het product na gebruik op eenvoudige wijze weer geschikt gemaakt kunnen worden voor hoogwaardige toepassing in nieuwe producten • Economische kringloop, waarbij financiële systemen zo gebouwd worden dat bovengenoemde kringlopen positief werken voor het realiseren en optimaliseren van winstmarges op producten. Dit kan o.a. gerealiseerd worden door het verschuiven van de financiering van producten van de consument naar de producent. De consument betaalt als het ware alleen voor het gebruik van het product (huur, lease), niet voor ‘eigendom’ ervan. Circulaire economie kan leunen op één van de kringlopen en daarmee al een stap in de goede richting zijn. Complexer en completer wordt het wanneer alle betrokken kringlopen worden gerealiseerd en gerespecteerd. Bij iedere schakel in het productie- en consumptieproces zal moeten worden voldaan aan de kringloop gedachte en aanpak. In een divers, rijk geschakeerde en gevarieerde maatschappij liggen de kansen voor het realiseren van kringlopen het hoogst. Het letterlijk verkleinen van afstanden van verschillende in elkaar hakende productieprocessen en het verkleinen van de afstand naar de consumptie van deze producten is daarbij van groot belang. Het werkgebied van Holland Rijnland voldoet als geen ander aan deze randvoorwaarden. Een grote variatie aan bedrijfssectoren, de aanwezigheid van hoogwaardige kennis (Leiden kennisstad), de al aanwezige betrokkenheid van veel burgers/consumenten, de korte lijnen van stad naar platteland. Dit alles maakt dat het opnemen van het thema “circulaire economie” in de nieuwe LEADER periode grote kansen biedt. Heineken geeft hierbij het goede voorbeeld voor een circulaire aanpak samen met een aantal andere organisaties en bedrijven uit de regio op het gebied van vergroten van de biodiversiteit, verbeteren van de leefomgeving, efficiëntere energiebenutting, verbeteren van de waterkwaliteit, CO2 reductie en het sluiten van grondstoffenkringlopen in het initiatief Groene Cirkels rondom haar brouwerij in Zoeterwoude. Andere initiatieven die al elementen van circulaire economie in zich dragen zijn: • Initiatieven waarbij kringlopen ontstaan en reststromen en afvalproducten elementen zijn van nieuwe, hoogwaardige toepassingen; b.v. het GoBio project (www.plantenstoffen.nl/actueel/agenda/129/gobio-in-holland-rijnland), dat aanknopingspunten biedt voor samenwerking tussen agrarische ondernemers en biobased bedrijfsleven in de regio; • Toepassen van de principes van de kringloopgedachte in de land- en tuinbouw (kringlooplandbouw, permacultuur) 20
Het boek “Towards the circular economy’ van de Ellen McArthur Foundation wordt over het algemeen beschouwd als het standaardwerk wat betreft de definitie en uitwerking van het begrip circulaire economie.
33
•
Het hergebruik van koffiedik van La Place voor de kweek van champignons, die weer gebruikt worden in eigen restaurants (GRO Holland, Rotterzwam) • www.Oogstkaart.nl is een marktplaats voor afval- en reststromen, zodat andere (bedrijven) kunnen kijken of zij hier een herbestemming voor hebben • De Compostbode: gft-afval van huishoudens, restaurants en markten wordt snel en dichtbij de bron verzameld, namelijk op organische kringlooppunten in de wijken. Door uitwisseling met landbouwbedrijven om de stad worden regionale ‘feedback loops’ gecreëerd en ontstaan nieuwe verbindingen tussen boeren en burgers. Zoals gezegd lenen Holland Rijnland en de LEADER aanpak er zich bij uitstek voor om te experimenteren met deze aanpak en zo een voorbeeldfunctie te vervullen voor andere regio’s. Naast de genoemde voorbeelden, valt daarbij te denken aan: • Een samenwerking tussen bijv. Heineken en een lokale bakker die bostelbrood bakt van het restproduct van Heineken • Een recreatieboerderij die E-bikes verhuurt/oplaadt m.b.v. eigen energieopwekking (of zijn eigen E tractor) uit mest, wind en/of zonnepanelen • Combinatie van boeren die bermmaaisel composteren en benutten voor bodem verbetering en dus verrijking biodiversiteit • Verwerken en verwaarden van grondstoffen en reststromen uit de bollenteelt, akkerbouw en veehouderij • Nieuwe modellen voor productie, afzet en consumptie van streekproducten, b.v. via food communities/voedselcoöperaties. In bijlage 5 staat nog een aantal voorbeelden van initiatieven, die tijdens het proces van totstandkoming van de LOS vanuit het gebied zijn aangedragen. Kenmerkend voor de meeste initiatieven is dat ze een cross-over karakter hebben, d.w.z. dat er sprake is van kruisbestuiving tussen thema’s en/of sectoren en/of actoren. 3.3. Van inhoudelijke keuzes naar algemene en operationele doelstellingen De algemene doelstelling is om bij te dragen aan het duurzaam en structureel versterken van de sociaaleconomische positie van de regio als geheel (inclusief de steden). Dit wordt bereikt door op de gekozen thema’s (gezondheid en circulaire economie) de kansen (meer en beter) te benutten die samenwerking tussen stad en land, als partners in gebiedsontwikkeling, bieden. De versterking van de sociaaleconomische positie van de agrarische sector wordt gezien als een afgeleide van deze algemene doelstelling. Binnen het thema gezondheid van mens en omgeving is het de ambitie dat het platteland concreet bijdraagt aan: • bevordering van een gezondere levensstijl en verbetering van de gezondheid en van de vitaliteit van de stedelijke bevolking, met name onder de jongeren, ouderen en bevolkingsgroepen die (te) weinig bewegen en slecht toegang hebben tot gezond voedsel • verbetering van de gezondheid van bodem, lucht en water als basis voor een gezonde economie en als vertrekpunt tot economische verwaarding van ecosysteem diensten Gezien de al aanwezige ingrediënten, stakeholders en netwerken, is de verwachting dat binnen de LEADER periode 2015-2020 ten aanzien van deze doelstellingen concrete vooruitgang kan worden geboekt. Het thema circulaire economie ligt in wezen in het verlengde van het verbeteren van de gezondheid van bodem, lucht en water, maar gaat een stap verder door het nadrukkelijk integreren van de economische dimensie. Circulaire economie is een relatief nieuw en nog onbekend begrip. Een consequente toepassing ervan betekent een drastische breuk met de reguliere benadering van het verbeteren van de duurzaamheid van de economie. De doelstelling van dit thema is dan ook primair om samen met gebiedspartijen en partijen uit de steden het thema nader te verkennen, de kennis en bewustwording onder de diverse sectoren over de uitgangspunten en mogelijkheden van het toepassen van de principes
34
uit de circulaire economie te vergroten en pas in tweede instantie om concrete initiatieven (pilots) te faciliteren. Aan het eind van de programma-periode moet bereikt zijn dat: • er onder brede lagen van betrokken partijen in het gebied en de omliggende steden een adequate kennis is van de principes en mogelijkheden van de circulaire economie; • er draagvlak is, met name bij ondernemers, om deze principes in toenemende mate in de eigen bedrijfsvoering en ketens toe te passen als basis voor innovatie en de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten; • er nieuwe netwerken zijn ontstaan, waarbinnen ontwikkelde ideeën verder concreet en integraal gestalte kunnen krijgen; • er een aantal voorbeeldprojecten is gerealiseerd die dienen als voorbeeld en inspiratiebron. Meer programmatische aanpak met behoud van bottom-up Om de geformuleerde doelstellingen te kunnen bereiken, wordt gekozen voor een meer programmatische benadering. Dit houdt in dat er door de PG sterker gestuurd wordt op het activeren en faciliteren van die initiatieven die ieder voor zich en als geheel bijdragen aan deze doelstellingen. Dit betekent dat projecten niet meer uitsluitend op hun eigen merites worden beoordeeld, maar vooral op grond van hun (potentiële) bijdrage aan het programma als geheel. Consequentie hiervan is dat alle projectaanvragen in eerste aanleg beoordeeld worden aan de hand van de volgende kernvragen: • Wordt en op welke concrete wijze bijgedragen aan versterking van de relatie stad – land? én • Wordt en op welke concrete wijze bijgedragen aan het thema gezondheid van mens en omgeving én/of • Worden de principes uit de circulaire economie toegepast? én • Wordt met bovenstaande tevens concreet en meetbaar bijgedragen aan versterking van de plattelandseconomie? Als op deze vragen niet bevestigend geantwoord wordt, dan vallen aanvragen sowieso af 21. Binnen deze kaders wordt volop ruimte geboden aan bottom-up initiatieven. De bottom-up benadering is één van de wezenskenmerken van de LEADER-aanpak. Conform de Europese verordeningen wordt onder bottom-up verstaan de directe inbreng en betrokkenheid in de uitvoering van het programma door: • Individuele burgers en ondernemers uit het begrensde gebied en in het geval van Holland Rijnland tevens van de in- en omliggende steden • Gebiedsorganisaties die op deelbelangen en deelinteresses burgers en/of ondernemers vertegenwoordigen • Lokale, democratisch gekozen overheidsinstituties. In de uitvoering borgt de LAG de betrokkenheid van deze verschillende stakeholders op verschillende manieren: • In de activerings- en capaciteitsopbouw activiteiten: zie hoofdstuk 4, Activiteitenplan • In de communicatie: zie hoofdstuk 4, Activiteitenplan • In de samenstelling van de LAG: zie paragraaf 5.2. • In de wijze van openstelling van de tenders en de aanvraag- en selectieprocedures: zie paragraaf 7.2.
21 Na deze voorselectie dienen aanvragen uiteraard nog op tal van andere inhoudelijk, technische en kwalitatieve criteria worden beoordeeld. Dit wordt in hoofdstuk 7 verder uitgewerkt.
35
Samenwerking met andere gebieden Het ligt voor de hand om samenwerking te zoeken met andere (LEADER)-gebieden waar ook de versterking van de stad-land relaties centraal staat. Dit geldt in ieder geval voor de buur-gebieden Weidse Veenweiden en Alblasserwaard-Krimpenerwaard-Gouwe Wiericke. Alhoewel er accentverschillen zijn ten aanzien van de inhoudelijke uitwerking van dit thema, bieden deze voldoende aanknopingspunten voor samenwerking. Het gaat er dan in eerste instantie om ervaringen te delen en met elkaar in kaart te brengen hoe op een effectieve manier vruchtbare stad-land relaties en stakeholder-netwerken duurzaam tot stand gebracht kunnen worden. Hoe pak je dit aan? Met welke partijen? Wat zijn kritische succes- en faalfactoren? Wat werkt wel en wat niet? Wat is de meerwaarde? Het idee is om rond deze vragen met de drie gebieden een gezamenlijke Community of Practice (CoP) op te zetten. Hieruit kunnen op inhoudelijke deelterreinen (b.v. korte voedselketens, recreatieve verbindingen, afvalstromen, enz.) concrete samenwerkingsprojecten ontstaan. In een tweede fase kan ook onderzocht worden of er mogelijkheden zijn voor nationale (via b.v. het Stedennetwerk Stadslandbouw) en transnationale samenwerking (via b.v. het PURPLE-netwerk 22) op het thema stadland relaties. 3.4. Meetbare doelstellingen De vertaling naar meetbare doelstellingen en outputindicatoren kan uitgesplitst worden in ‘output’ en ‘outcome’. Output-doelstellingen zijn meetbare doelstellingen op het gebied van de prestaties die de PG wil leveren. Zij hebben daarmee een directe relatie met de inspanningen die de PG levert. Met andere woorden: de prestaties zijn door de PG direct stuurbaar. Outcome-doelstellingen zijn doelstellingen op het gebied van de maatschappelijke effecten die de PG wil bereiken. Algemene doelstelling • Doelstelling: Bijdragen aan het duurzaam en structureel versterken van de sociaaleconomische positie van de regio als geheel (inclusief de steden). Dit wordt bereikt door op de gekozen thema’s de kansen meer en beter benutten die samenwerking tussen stad en land, als partners in gebiedsontwikkeling, bieden. De versterking van de sociaaleconomische positie van de agrarische sector wordt gezien als een afgeleide van deze algemene doelstelling. • Output doelstelling: In alle aanvragen die in aanmerking willen komen voor steun uit het LEADER programma moet kwantificeerbaar zijn aangegeven welke sociaaleconomische spin off het project heeft, zowel voor de direct bij het project betrokkenen als secundaire effecten naar de regio als geheel. De mate van spin off is medebepalend voor de selectie. Spin off moet tenminste aangegeven worden in termen van werkgelegenheid (tijdelijk of permanent, behoud of nieuw) en omzetgroei. • Outcome doelstelling: Uit de door Ecorys in 2012 uitgevoerde evaluatie van de resultaten van 10 jaar LEADER in Zuid-Holland is naar voren gekomen dat het vorige programma heeft geleid tot circa 30 FTE aan nieuwe, vaste werkgelegenheid en circa 10 FTE aan tijdelijke werkgelegenheid. Voor de nieuwe periode is het budget 60% hoger. De ambitie is dan ook dat met het nieuwe programma tenminste 65 FTE aan nieuwe werkgelegenheid wordt gecreëerd, waarvan circa 50 vast en 15 tijdelijk. Deze bredere doelstelling moet uiteraard gezien worden in het licht van de gekozen strategische thema’s en bijbehorende doelstellingen (zie hierna. Met andere woorden: de thema’s zijn leidend, maar moeten wel bijdragen aan de bredere doelstelling. Vandaar ook dat bij de selectie van projecten altijd eerst de volgende trits kernvragen wordt nagelopen: • Wordt en op welke concrete wijze bijgedragen aan versterking van de relatie stad – land? én • Wordt en op welke concrete wijze bijgedragen aan het thema gezondheid van mens en omgeving? én/of 22
PURPLE staat voor Peri-Urban Regions Platform Europe, een samenwerkingsverband van 15 stedelijke regio’s
36
• •
Worden en op welke concrete wijze de principes uit de circulaire economie toegepast? én Wordt met bovenstaande tevens concreet en meetbaar bijgedragen aan versterking van de plattelandseconomie?
Thema gezondheid van mens en omgeving: Doelstelling 1: Bevordering van een gezondere levensstijl en verbetering van de gezondheid en vitaliteit van de stedelijke bevolking, met name onder de jongeren, ouderen en bevolkingsgroepen die slecht toegang hebben tot gezond voedsel en/of te weinig bewegen • Output doelstelling: In alle aanvragen op deze doelstelling, die in aanmerking willen komen voor steun uit het LEADER programma moet kwantificeerbaar zijn aangegeven op welke meetbare wijze bijgedragen wordt aan een gezondere levensstijl en de verbetering van de gezondheid. Ook moet worden aangegeven hoeveel mensen bereikt zullen worden. • Outcome doelstelling: Van de totale bevolking in de regio (inclusief de steden Leiden, Zoetermeer, Alphen aan den Rijn, Leidschendam-Voorschoten) van circa 720.000 inwoners wordt tenminste 10% bereikt. Doelstelling 2: Verbetering van de gezondheid van bodem, lucht, water en landschap als basis voor een gezonde economie en als vertrekpunt tot economische verwaarding van ecosysteem diensten • Output doelstelling: In alle aanvragen op deze doelstelling, die in aanmerking willen komen voor steun uit het LEADER programma moet kwantificeerbaar zijn aangegeven op welke meetbare wijze bijgedragen wordt aan de verbetering van de gezondheid van bodem, lucht en/of water. • Outcome doelstelling: De LEADER regio beslaat zo’n 60.000 hectare, waarvan 89% land en 11% water. De geselecteerde projecten op deze doelstelling hebben betrekking op tenminste 5% van de landoppervlakte (2.670 ha) en de wateroppervlakte (330 ha). Thema circulaire economie: Doelstelling 1: Onder brede lagen van betrokken partijen in het gebied en de omliggende steden is adequate kennis van de principes en mogelijkheden van de circulaire economie. De PG organiseert hiertoe, i.s.m. relevante gebiedspartijen een loketfunctie Regionale Circulaire Economie waar kennis wordt verzameld en toegankelijk gemaakt en wordt bemiddeld in het verbinden van kennis, kunde en ideeën. • Output doelstellingen: o In opdracht van de PG wordt voor verschillende doelgroepen (agrariërs, andere ondernemers/bedrijven, publieke instellingen, burgers) een praktische toolkit circulaire economie ontwikkeld, die online beschikbaar is. De toolkit wordt tenminste 1.000 keer gedownload o In opdracht van de PG worden korte cursussen (2-4 dagdelen) circulaire economie ontwikkeld, één voor agrariërs, één voor andere ondernemers/bedrijven en één voor publieke instellingen. Aan deze cursussen doen in totaal tenminste 250 personen mee o In opdracht van de PG wordt een intensieve leergang circulaire economie ontwikkeld. Tenminste 50 personen volgen de leergang. Deze 50 personen vertegenwoordigen tenminste 25% van de betrokken gebiedsorganisaties.
37
Doelstelling 2: Er is draagvlak, met name bij ondernemers, om deze principes in toenemende mate in de eigen bedrijfsvoering en ketens toe te passen als basis voor innovatie en de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten. • Output doelstelling: Aan het begin van het programma wordt een gebiedsbrede enquête uitgevoerd om de kennis over en belangstelling voor de principes van de circulaire economie in kaart te brengen. Jaarlijks wordt deze peiling herhaald, waarbij ook wordt nagegaan of, hoe en in welke mate de principes worden toegepast. De respons op de enquêtes is tenminste 20%. Bij de jaarlijkse metingen is er een toename van 5% in de (positieve) belangstelling voor de principes van de circulaire economie en een toename van tenminste 1% in het aantal bedrijven en instellingen dat de principes toepast. Doelstelling 3: Er is een aantal voorbeeldprojecten gerealiseerd die dienen als voorbeeld en inspiratiebron. • Output doelstelling: Er zijn tenminste 4 pilot-projecten gerealiseerd op het thema circulaire economie Doelstelling 4: Er zijn nieuwe stad-land netwerken zijn ontstaan, waarbinnen ontwikkelde ideeën verder concreet en integraal gestalte kunnen krijgen. • Output doelstelling: Er zijn tenminste 4 nieuwe netwerken ontstaan, die duurzaam verder werken aan het ontwikkelen van nieuwe ideeën. Overall outcome doelstelling voor de vier doelstellingen: Het thema circulaire economie wordt opgenomen als speerpunt en richtsnoer binnen de bedrijfsvoering van de gebiedspartijen, waarvan één of meerdere personen de toolkit hebben gedownload, de cursus of de leergang hebben gevolgd of hebben deelgenomen aan de jaarlijkse enquête.
4. Activiteitenplan 4.1. Aanjaagactiviteiten en capaciteitsopbouw Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven, wil de PG in deze periode meer programmatisch te werk gaan rond de twee sub thema’s Gezondheid van mens en omgeving en Circulaire economie. Het basisuitgangspunt is om rond deze thema’s gebiedsnetwerken te creëren, zoveel mogelijk aansluitend en voortbouwend op bestaande initiatieven. Deze netwerken bestaan in de eerste plaats uit pionierende en gedreven ondernemers uit het gebied en de aanliggende steden aangevuld met deskundigen en vertegenwoordigers van lokale overheden, relevante maatschappelijke organisaties en geïnteresseerde burgers. Indien nodig kunnen sub-netwerken worden opgezet rond specifieke onderwerpen. De netwerken worden gefaciliteerd door de PG. Hiertoe worden bij de aanvang van de uitvoering van de LOS een aantal thematische gebiedsbijeenkomsten georganiseerd. In eerste aanleg gaat het om een nadere verkenning van het onderwerp, het verzamelen van informatie en praktijkervaringen van elders. Vervolgens wordt d.m.v. brainstormen een lijst met mogelijk ideeën voor projecten opgesteld. De ideeën worden getoetst op kansrijkheid en haalbaarheid. Kansrijke en haalbare ideeën worden uitgewerkt tot pilot-projecten. Vanwege het bottom up karakter van de LEADER aanpak, blijft het ook mogelijk dat er ideeën binnenkomen n.a.v. de aanjaag- en communicatieactiviteiten (zie hieronder), die zich er niet voor lenen om binnen de thematische netwerken uitgewerkt te worden. Aan deze ideeën worden, na een eerste toets op kansrijkheid en mate waarin ze passen binnen de doelstellingen van de LOS, direct twee PGleden gekoppeld, die de aanvragers begeleiden.
38
Deze werkwijze in combinatie met een actievere rol voor de PG-leden, vereist dat er eerst ook de nodige aandacht wordt besteed aan versterking van de capaciteiten van de PG-leden zelf. Bij de start van de uitvoering wordt daarom eerst een tweedaagse bijeenkomst georganiseerd, waar de PG-leden m.b.v. externe deskundigen getraind worden in hun nieuwe rol. Zoals in paragraaf 7.4. nader wordt uitgewerkt, zal van tijd tot tijd m.b.v. externe deskundigen de effectiviteit van de nieuwe werkwijze geëvalueerd worden en waar nodig bijgesteld. •
•
•
4.2. Communicatieplan Doelen o De LOS en de LEADER aanpak onder de aandacht te brengen bij potentiële aanvragers als mogelijkheid om, binnen de gestelde randvoorwaarden, projecten te realiseren o Het opbouwen van een netwerk van contacten, waaruit geput kan worden om bij te dragen aan de thematische netwerken of die verbonden kunnen worden aan individuele projecten o Het informeren van andere gebiedspartijen over de LOS en de PG-activiteiten en met hen afstemmen en samenwerken, zodat er maximale synergie ontstaat tussen de LOS en de programma’s en activiteiten van deze gebiedspartijen. Doelgroepen o Potentiële aanvragers/initiatiefnemers, met name (agrarische) ondernemers en hun organisaties o Betrokken overheden (provincie, gemeenten, Waterschappen) o Relevante sectorale en maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen. Middelen en activiteiten Bij het begin van de uitvoering van de LOS zal de LAG thematische netwerkbijeenkomsten organiseren (eind 2015, begin 2016), waar ook algemene informatie over het LEADER programma zal worden verstrekt. Dit zal worden ondersteund met behulp van een informatiefolder, persberichten, inzet van social media (Facebook, Twitter) en een eigen website. Extra communicatie- en informatie-inspanningen worden gedaan in de gebieden die in de vorige periode(s) geen onderdeel waren van het voormalige LEADER-gebied Leidse Ommelanden. De Plaatselijke Groep streeft naar samenwerking met eerder genoemde gebiedspartijen op het gebied van communicatie en informatievoorziening. Zij kunnen een rol spelen door LEADER informatie – met doorverwijzing naar de PG - in hun websites en andere communicatiemiddelen op te nemen. Belangrijk is de directe benadering van de doelgroepen. Hierin zullen de leden van de PG een actieve rol spelen, via persoonlijke contacten en netwerken. Van wezenlijk belang is een transparante benadering: de PG is van plan om, net als in de vorige periode, alle informatie over het programma, de verslagen van de vergaderingen en gebiedsbijeenkomsten en de wijze en uitkomsten van de beoordeling en selectie van aanvragen geheel openbaar te maken via haar website. Daarnaast is van cruciale betekenis dat er de mogelijkheid wordt geboden aan iedereen aan wie de communicatie wordt gericht, om op een laagdrempelige manier feedback te geven, hetzij via de website, de social media of door het persoonlijk aanspreken van PG-leden.
4.3. Projecten De PG kiest voor een meer programmatische aanpak rond de twee subthema’s. De aanjaag- en communicatieactiviteiten moeten leiden tot het opzetten van thematische netwerken, waarin ideeën worden gegenereerd en de meest kansrijke worden uitgewerkt tot projecten, die voor steun uit het LEADER programma in aanmerking komen. 4.4 Samenwerking Zoals in paragraaf 3.1. is aangegeven, ziet de PG kansen in samenwerking met andere LEADER gebieden op het hoofdthema Versterking van de stad-land relaties. Het idee is om rond deze vragen met de twee buurgebieden een gezamenlijke Community of Practice (CoP) op te zetten. Hieruit kunnen op
39
inhoudelijke deelterreinen (b.v. korte voedselketens, recreatieve verbindingen, afvalstromen, enz,) concrete samenwerkingsprojecten ontstaan. In een tweede fase kan ook onderzocht worden of er mogelijkheden zijn voor nationale (via b.v. het Stedennetwerk Stadslandbouw) en transnationale samenwerking (via b.v. het PURPLE-netwerk) op het thema stad-land relaties. Samengevat ziet het activiteitenplan er dan als volgt uit:
40
Thema Algemeen
Doelen Bekend maken programma en voorwaarden
Doelgroepen Alle inwoners en relevante stakeholders
Activiteiten • Opstellen communicatieplan • Informatieverstrekking via pers, contacten en eigen media • Organiseren van informatiebijeenkomsten • Aanwezigheid op relevante events derden • Trainingen • Evaluatie-sessies • Excursies
Functioneren LAG
Deskundigheidsbevordering LAG leden
LAG leden
Gezondheid
Activering potentiele aanvragers
Alle inwoners en relevante stakeholders
• Thematische open koffie bijeenkomsten • Netwerkbijeenkomsten • Eén op één gesprekken • Facilitering aanvragen
Circulaire economie
• Kennisoverdracht • Bewustwording • Ontwikkeling en uitvoering voorbeeldprojecten • Nieuwe netwerken
Agrariërs Andere ondernemers Publieke instellingen Burgers
Interregionale samenwerking
Ontwikkeling en uitvoering samenwerkingsprojecten op thema stad-land
LAGs Gemeenten Alle inwoners en relevante stakeholders
• Thematische open koffie bijeenkomsten • Netwerkbijeenkomsten • Eén op één gesprekken • Facilitering aanvragen • Ondersteuning netwerken • Peilingen draagvlak en impact • Opzet van Community of Practice • Projecten
Middelen • Website • Social media • Informatiefolder • Nieuwsbrieven (elektronisch) • Persberichten • Locaties • Secretariaat
• Ondersteuning NNP • Externe deskundigen • Secretariaat • Locaties • Deskundigen op gebied van voeding, bewegen en gezondheid in het bijzonder , LU, LUMC en andere , ziekenhuizen GGD, GGZ, zorgverzekeraars • Tool-kits circulaire economie • Cursus (2-4 dagdelen) • Intensieve leergang • Enquêtes
• Netwerkbijeenkomsten • Excursies
Het is uiteraard onmogelijk om alle activiteiten voor de hele periode in dit stadium te plannen. De navolgende tijdsplanning is daarom in de eerste periode meer gespecificeerd dan in de latere jaren: Activiteit Communicatieplan Website Folder Nieuwsbrieven Persberichten Bijeenkomsten algemeen Bijeenkomsten gezondheid Bijeenkomsten circulaire economie Netwerkbijeenkomsten met andere LAGs Excursies ism andere LAGs Training LAG Evaluatie LAG Excursies Open koffie Toolkits circulaire economie Cursus circulaire economie Leergang circulaire economie Peilingen
2015
Q1 2016
Q2 2016
Q3 2016
Q4 2016
2017
2018
2019
2020
5. Organisatie van de uitvoering 5.1. Positie, taken en bevoegdheden Plaatselijke Groep De positie, taken en bevoegdheden van de PG vloeien voort uit het Gemeenschappelijk Strategische Kader (artikel 34 uit Verordening (EU) Nr. 1303/2013 van 17 december 2013): 1. De vanuit de gemeenschap geleide strategieën voor lokale ontwikkeling worden ontworpen en uitgevoerd door plaatselijke actiegroepen. De lidstaten bepalen welke rol de plaatselijke actiegroep en de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de desbetreffende programma's bij alle uitvoeringstaken in verband met de vanuit de gemeenschap geleide strategieën voor lokale ontwikkeling hebben. 2. De verantwoordelijke managementautoriteit of managementautoriteiten zorgt of zorgen ervoor dat de plaatselijke actiegroepen hetzij één partner van de groep kiezen die in administratieve en financiële aangelegenheden als hoofdpartner optreedt, hetzij zich verenigen in een gemeenschappelijke rechtsstructuur. 3. De taken van plaatselijke actiegroepen omvatten: a) de opbouw van capaciteit van plaatselijke actoren om concrete acties te ontwikkelen en uit te voeren met inbegrip van het bevorderen van hun vaardigheden op het gebied van projectbeheer; b) de opstelling van een niet-discriminerende en transparante selectieprocedure en van objectieve criteria voor de selectie van concrete acties, waardoor belangenconflicten worden vermeden, wordt
41
gewaarborgd dat bij selectiebeslissingen ten minste 50 % van de stemmen afkomstig is van partners die geen overheidsinstanties zijn en een selectie volgens schriftelijke procedure mogelijk wordt gemaakt. Uit wat in het landelijke POP3-programma hieromtrent is aangegeven: Een goed functionerende LAG 23 die de onder 8.2.7.3 genoemde elementen goed heeft verwerkt in de lokale ontwikkelingsstrategie kan rekenen op een grote mate van verantwoordelijkheid bij de uitvoering van de ontwikkelingsstrategie. Na goedkeuring van de lokale ontwikkelingsstrategie kunnen de LAGs de ontwikkelingsstrategie uitvoeren. Op basis van de door hen opgestelde selectieprocedure en toetsingscriteria selecteren de LAGs de projecten die voor steun in aanmerking komen. Dit doen de LAGs na toetsing van het betaalorgaan op EU conformiteit. De LAGs geven de betreffende provincies de mogelijkheid te adviseren over de selectie van de projecten. De geselecteerde projecten worden door de LAGs voorgedragen aan de autoriteit die vervolgens een beschikking afgeeft. Daarop kan het betaalorgaan de steun verlenen. Op grond hiervan definieert de PG Holland Rijnland haar positie en bevoegdheden als volgt: De PG is verantwoordelijk voor het opstellen en uitvoeren van de Lokale Ontwikkelingsstrategie. Onderdeel van deze verantwoordelijkheid is dat zij binnen de grenzen van haar werkgebied als enige instantie de bevoegdheid heeft om conform het reglement (zie hoofdstuk 7) projecten te selecteren die in aanmerking komen voor een Europese bijdrage in het kader van LEADER binnen het ELFPO programma. In formele zin is het College van Gedeputeerde Staten de beschikkende instantie. Zij beschikt uitsluitend op basis van een voordracht door de PG. De voordracht door PG inzake ingediende projecten moet opgevat worden als een zwaarwegend advies. De PG zal niet als rechtspersoon fungeren, maar één partij binnen haar geledingen aanwijzen als wettelijk vertegenwoordiger, namelijk het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland. Dit is met name gelegen in de overweging dat de oprichting van een rechtspersoon leidt tot extra kosten (oprichtingskosten, beheerkosten) en extra complicaties met name ten aanzien van de cash flow positie omtrent haar eigen uitvoeringskosten en anderzijds geen aantoonbare meerwaarde heeft. De ervaringen in de afgelopen twee LEADER-periodes hebben aangetoond dat de tot nu toe gevoerde werkwijze voldoende handvatten en duidelijkheid biedt voor de PG om haar taken goed uit te kunnen voeren. Op grond van bovenstaande ziet de PG de volgende taken voor zich weggelegd: • Stimuleren, genereren, activeren van het indienen van aanvragen die meetbaar bijdragen aan de thema’s en doelen uit het Ontwikkelingsplan; • Voorleggen van aanvragen aan het betaalorgaan in verband met de EU-conformiteitstoets; • Begeleiden en beoordelen van ingediende projecten op basis van de selectie- en beoordelingscriteria (zie paragraaf 7.2); • Op basis daarvan een zwaarwegend advies uitbrengen aan GS Zuid-Holland; • Begeleiden van de financiële afwikkeling van de goedgekeurde projecten; • Verzorgen van communicatie en voorlichtingsactiviteiten; • Samenwerken en overleg voeren met gebiedspartijen inzake thema’s uit het Ontwikkelingsplan; • Terugkoppelen naar de eigen netwerken; • Participeren in provinciale, landsdelige, landelijke en EU-netwerken; • Tussentijds evalueren, monitoring, opstellen van jaarplannen en -verslagen ten behoeve van de voortgang en waar nodig bijstellen van het Ontwikkelingsplan
23
LAG staat voor Local Action Group. In het Nederlands wordt dit vertaald met Plaatselijke Groep (PG)
42
5.3. Profiel en samenstelling Plaatselijke Groep Uitgangspunt De PG dient een evenwichtige en representatieve vertegenwoordiging te zijn van de relevante stakeholders in het gebied in relatie tot de in de strategie beschreven thema’s en doelstellingen. Op besluitvormingsniveau moeten de sociaaleconomische partners en andere vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, zoals agrariërs, (plattelands)vrouwen, jongeren en hun verenigingen tenminste 50% van het plaatselijk partnerschap uitmaken. Minder dan 50% van de leden is afkomstig van een overheidsinstantie. De Plaatselijke Groep Holland Rijnland voldoet aan deze vormeisen. Profiel PG leden Het profiel van de LAG is als volgt • Vormt een representatieve afspiegeling van de in het gebied aanwezige deelbelangen met betrekking tot de inhoudelijke focus • Kent een evenwichtige samenstelling wat betreft o vertegenwoordiging van mannen en vrouwen o jongeren en ouderen o stad en land, o overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties • komen verspreid uit het gebied • Private partijen vormen tenminste een twee-derde meerderheid • Leden hebben zitting op persoonlijke titel, d.w.z. zonder last of ruggespraak. Individuele LAG leden hebben het volgende profiel en de volgende competenties: • Ze hebben kennis van het gebied • Ze hebben een brede belangstelling voor plattelandsontwikkeling • Ze zijn deskundig op tenminste één van de in hoofdstuk 3 beschreven thema’s • Zijn in staat om voorbij het eigen of sectorale belang te denken, te oordelen en te handelen • Zijn in staat om aanvragen te beschouwen in het licht van de geformuleerde doelstellingen • Zijn in staat om samen te werken en in gezamenlijkheid te komen tot een afgewogen oordeel met mensen met verschillende achtergronden en met uiteenlopende belangen • Beschikken over goede communicatieve vaardigheden • Zijn integer en betrouwbaar. • Ze weten zich verzekerd van draagvlak in het gebied • Ze hebben een netwerk in het gebied en met de om- en inliggende steden • Ze zijn bereid zich naast reguliere vergaderingen in te zetten voor deelactiviteiten en afvaardigingen. Samenstelling Het aantal LAG leden namens de (semi-)overheid wordt beperkt tot drie personen: • Eén ambtelijk vertegenwoordiger namens de Holland Rijnland gemeenten (lid) • Eén ambtelijk vertegenwoordiger namens het Hoogheemraadschap van Rijnland (lid) • Eén ambtelijk vertegenwoordiger namens de provincie Zuid-Holland (adviserend lid). De private leden, 10 à 12, worden deels geworven uit relevante gebiedsorganisaties en deels door middel van een open werving. De werving uit relevante gebiedsorganisaties (landbouworganisaties, agrarische natuurverenigingen, ondernemersorganisaties, maatschappelijke organisaties, burgerinitiatieven, etc.) is nodig om te waarborgen dat de LAG een goede en uitgebalanceerde afspiegeling vormt van de in het gebied in het geding zijnde belangen. Voor de open werving is een wervingsprocedure gestart middels lokale media en de eigen website. Kandidaten die passen binnen het in de vorige paragraaf aangegeven profiel en competenties, kunnen zich melden bij het schrijfteam. Dit heeft inmiddels geleid tot een aantal kandidaten.
43
5.4. Uitvoeringsorganisatie Werkwijze PG Zoals reeds in hoofdstuk 3 aangegeven, betekent de keuze voor een meer programmatische aanpak dat daarmee ook de werkwijze van de PG verandert. In de vorige periode bestond de werkwijze met name uit het activeren, aandragen (en soms zelf initiëren) en beoordelen van projecten. Aan geselecteerde projecten werden steeds 1 of 2 PG leden gekoppeld, die als aanspreekpunt voor de aanvragers en als ambassadeurs van het project fungeerden, de uitvoering volgden en hierover in de PG vergaderingen rapporteerden. In de nieuwe periode verdelen de PG leden zich over de thematische subgroepen (gezondheid aan de ene kant en circulaire economie aan de andere kant). De subgroepen worden verantwoordelijk voor het activeren van het gebied (middels communicatie, overleg, workshops en organisatie van andere typen van bijeenkomsten), actief aanjagen en faciliteren van initiatieven die passen binnen het betreffende sub thema, waar nodig verbindingen leggen met andere partijen en in zijn algemeenheid er voor zorgen dat de meest waardevolle initiatieven omgezet worden in de beste voorstellen. De subgroepen hebben daarbij tevens de rol om op het niveau van het deelprogramma en deelbudget (zie paragraaf 6.1) er voor te zorgen dat de in hoofdstuk 3 geformuleerde doelen en indicatoren worden behaald en waar nodig tussentijds hierop bij te sturen. De subgroepen doen ook voorstellen aan de PG als geheel omtrent de prioritering van de jaarprogramma’s en de tenders. Ondersteuning Voor de uitvoering van het Ontwikkelingsplan wordt de PG ondersteund door: • De secretaris/coördinator van de Plaatselijke Groep • De provinciale POP3 coördinator van de provincie Zuid-Holland • De provinciaal gebiedsregisseur. • De Betaal- en Beheerautoriteit. • Het Nationaal Netwerk voor het Platteland De secretaris/coördinator van de Plaatselijke Groep heeft de volgende taken: • Algemeen aanspreekpunt over Leader, relevante gebiedspartijen en projectaanvragers; afstemming met aanverwante programma’s en activiteiten • Eerste beoordeling ideeën projectaanvragen op kansrijkheid/haalbaarheid • Ondersteuning van de vergaderingen van de Plaatselijke Groep en subgroepen. Hieronder vallen voorbereiding, bijwonen van vergaderingen, notulering, procesbewaking en advisering • Begeleiden van projectaanvragen vanaf projectidee tot en met vaststelling • Rapportages over de voortgang van projecten. • Houden van financieel overzicht over de uitputting van deelbudgetten en het totale budget; bewaking van de verdeling van de co-financiering • Opzetten en coördineren van de voorlichting, communicatie en PR. • Aansturen monitoring voortgang Ontwikkelingsprogramma en evaluatie • Opstellen jaarplan en jaarverslag, met daarin uitgevoerde en geplande projecten en activiteiten. Indien nodig voorstellen doen voor bijstellen van programma De PG denkt dat voor de periode 2015-2020 gemiddeld circa 0,25 formatieplaats (8-10 uur per week) noodzakelijk is voor de invulling van secretariaat en coördinatorschap. In de eerste helft van de periode zal meer tijd nodig zijn. In de tweede helft waarschijnlijk minder. Daar zal het accent onder meer liggen op het zorgen voor correcte uitwerking en tijdige afronding van projecten. Het profiel van de secretaris bestaat in ieder geval uit de volgende kwalificaties: • Heeft kennis van het gebied • Beschikt over een goed en relevant netwerk in het gebied en daarbuiten • Heeft een degelijke en gebleken ervaring met de Leaderaanpak
44
• • •
Is in staat om aanvragers te begeleiden bij het vertalen van hun projectideeën naar Leaderwaardige aanvragen Heeft de noodzakelijke kennis van de technische en juridische aspecten van het POP- programma en/of weet de hiervoor relevante instanties te benaderen en in te schakelen Heeft kennis van relevante gemeentelijke procedures, met name rond vergunningaanvragen en/of weet de hiervoor relevante instanties te benaderen en in te schakelen.
De provinciale POP3 coördinator van de provincie Zuid-Holland kan aangesproken worden op procedurekwesties m.b.t. Leaderprojecten. Ook kan deze incidenteel voor overleg worden uitgenodigd. De provinciale gebiedsregisseur wordt als adviserend lid toegevoegd aan de PG. Op deze wijze kan een nauwe afstemming met de voor het gebied vigerende provinciale programma’s en activiteiten worden gewaarborgd. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) toetst of een aanvraag aan alle verplichte EU (en eventuele provinciale) criteria voldoet. Op basis van deze ‘instaptoets’ worden projecten c.q. projectkosten uitgesloten die niet subsidiabel zijn op grond van deze criteria. Daarnaast treedt RVO op als Betaalautoriteit. Het Nationaal Netwerk Platteland wordt in deze periode ingevuld door Regiebureau POP. Van het NNP wordt verwacht dat zij de PG voorzien van relevante en actuele informatie m.b.t. POP3/LEADER en waar nodig op verzoek ingeschakeld kunnen worden om te adviseren in het activeren van het gebied , het functioneren van de PG c.q. bij capaciteitsopbouw activiteiten. PG-leden worden aangemoedigd om bijeenkomsten van het NNP bij te wonen. Administratie en financieel beheer De administratie en het financieel beheer ligt in formele zin primair bij de Betaalautoriteit: • Financiële administratie van het programma i.v.m. monitoring projectenvoortgang • Uitbetaling eerste voorschotten en op basis van voortgang • Controle en uitbetaling eindafrekeningen. De secretaris van de PG houdt zelf ook een administratie bij van de ingediende en goedgekeurde aanvragen, bewaakt de uitputting van de deelbudgetten en de verhouding van de co-financiering tussen provincie, gemeenten en Waterschappen. Wat betreft de beheerkosten van de PG (zie ook hoofdstuk 6) zal het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland optreden als aanvrager en is uit hoofde daarvan ook verantwoordelijk voor het financieel beheer en de administratie van deze kosten.
6. Financiering en begroting In het Nederlandse POP3 programma is 6,67% van het totale budget bestemd voor LEADER (5% is het Europese minimum). Dit komt voor de periode van 7 jaar neer op ruim € 40 miljoen (was € 49 miljoen in de vorige periode). De provincie heeft besloten om haar provinciale aandeel in LEADER van € 2,9 miljoen te verhogen naar € 3,19 miljoen totaal. Aanvankelijk zag het er naar uit dat 3 gebieden aanspraak op deze middelen zouden maken. Inmiddels is bekend dat de Zuid-Hollandse Eilanden deze periode geen LEADER plan gaan indienen. Dit houdt in dat het beschikbare budget over twee LEADER gebieden 24 (verondersteld dat de plannen voor beide gebieden goedgekeurd worden) verdeeld wordt, ieder ca. € 1,6 miljoen aan EU middelen. De provincie is bereid de helft van de benodigde co-financiering voor haar rekening te nemen, mits betrokken gemeenten samen de andere helft leveren. De gemeenten tekenen hiertoe een intentieverklaring (zie bijlage 4). 24 Behalve LEADER Holland Rijnland is dit het LEADER gebied Alblasserwaard/Vijfheerenlanden-Krimpenerwaard-Reeuwijk-BodegravenWaddinxveen
45
Hiermee ontstaat een budget per LEADER gebied van € 3,2 miljoen aan publieke middelen. De verdeling van de provinciale en gemeentelijke co-financiering hoeft niet voor elk project 50-50 te zijn, mits deze verdeling wel wordt gerealiseerd op het niveau van het hele gebiedsprogramma. Op grond van de ervaringen uit de vorige programma perioden en de geldende maximale steunpercentages voor aanvragen mag afgeleid worden dat het programma voor tenminste 50% met private middelen zal worden gefinancierd. Er kan daarom van worden uitgegaan dat voor de komende periode er in het kader van het LEADER programma Holland Rijnland een € 6,4 miljoen aan investeringen gepleegd gaat worden (zie onderstaande tabel. Op basis van deze uitgangspunten en de in de strategie geformuleerde doelstellingen en activiteiten, komen we tot de volgende begroting voor de periode 2015-2020: Submaatregel
Deelthema
Submaatregel 1: voorbereidingskosten Submaatregel 2: uitvoeringsbudget voor projecten
nvt
Totale investeringen nvt
% Nvt
Deelprogramma Gezondheid
€ 2.900.000
43,5
Deelprogramma Circulaire economie Stad-land relaties
€ 2.900.000
43,5
Submaatregel 3: € 240.000 6,9 uitvoeringsbudget voor samenwerkingsprojecten Submaatregel 4: Beheer- en Beheerkosten € 480.000 6,9 uitvoeringskosten LAG* Communicatie en activering € 150.000 2,2 Totaal € 6.670.000 100 * Beheer- en uitvoeringskosten LAG vormen samen 19,75% van de publieke financiering c.q. 9,1% van de totale financiering Onder beheer en uitvoeringskosten LAG vallen onder meer de vergoedingen van PG-leden, secretariaatskosten, kosten voor beheer, activering, communicatie, monitoring en evaluatie en opleiding en training. Voor submaatregel 2 zijn aan beide thema’s vooralsnog even grote deelbudgetten toegewezen. In de loop van de uitvoering van de LOS moet blijken hoe de uitputting van de deelbudgetten zich verhoudt tot de geformuleerde doelstellingen. Waar nodig zal de LAG, aan de hand van de jaarlijkse evaluaties de deelbudgetten per thema aanpassen. Dekkingsplan: Op basis van de hierboven beschikbare uitganspunten leidt dit tot het volgende dekkingsplan: Submaatregel Submaatregel 1: voorbereidingskosten Submaatregel 2: uitvoeringsbudget voor projecten Submaatregel 3: uitvoeringsbudget voor samenwerkingsprojecten
46
Deelthema nvt Deelprogramma Gezondheid Deelprogramma Circulaire economie Stad-land relaties
EU
PZH nvt
Gemeenten* Privaat
Totaal
nvt
nvt
nvt
nvt
580.000 218.630
361.370
1.740.000
2.900.000
580.000 218.630
361.370
1.740.000
2.900.000
74.760
nvt
240.000
120.000
45.240
Submaatregel 4: Beheeren uitvoeringskosten LAG
Beheerkosten Communicatie en activering
240.000 240.000
75.000 75.000 Totaal 1.595.000 797.500 % 23,90 11,95 * inclusief Holland Rijnland en Waterschappen.
nvt
nvt
480.000
nvt nvt 150.000 797.500 3.480.000 6.670.000 11,95 52,20 100
De provincie stelt 50% van de nationale publieke co-financiering beschikbaar. De betrokken gemeenten, regio en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben middels de ondertekening van de intentieverklaring (zie bijlage 4) aangegeven de inhoudelijke keuze en doelstellingen in de LOS te onderschrijven en hebben op basis daarvan de intentie om in financiële zin bij te dragen aan de investeringskosten in de vorm van subsidies van projectaanvragen. Zoals in de begroting is aangegeven, baseren wij de private bijdragen enerzijds op ervaringen uit het verleden en anderzijds op de geldende steunpercentages. Met andere woorden: aanvragen onder submaatregel 2, die niet in staat zijn om tenminste 60% aan private middelen (eigen vermogen, lening, eigen arbeid, vrijwilligersuren, sponsoring, e.d.) in te brengen, zullen niet geselecteerd worden. Omdat in de nieuwe periode met tendering zal worden gewerkt, zal in de uitvoering ook per tender een plafond aan beschikbare publieke middelen worden bepaald. Bij 2 tenders per jaar is over een periode van ruim 5 jaar gemiddeld per tender een € 300.000 aan publieke middelen beschikbaar.
Deel II: Reglement 7. Beheer- en toezichtregeling/beschrijving van de selectieprocedure 7.1. Werkwijze PG en verantwoording Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven, wil de PG in deze LEADER-periode meer programmatisch te werk gaan. Dit betekent: • Aan het eind van het lopende jaar wordt telkens een jaarprogramma opgesteld voor het komende jaar met daarin opgenomen de prioriteiten per deelprogramma en gewenste resultaten voor dat jaar alsmede de beschikbare (deel-)budgetten • Op basis van het jaarprogramma worden jaarlijks twee openbare ‘calls for proposals’ uitgeschreven voor het indienen van aanvragen. In de calls worden de prioriteiten en subsidieplafonds benoemd alsmede de voorwaarden waaraan aanvragen dienen te voldoen. De PG komt derhalve tenminste driemaal per jaar bij elkaar: eenmaal om het jaarprogramma te bespreken en vast te stellen en tweemaal om projectaanvragen te beoordelen en te selecteren. Per tenderronde worden de beste aanvragen geselecteerd, d.w.z. aanvragen met de hoogste gemiddelde scores (mits boven de minimum drempelwaarde) per deelprogramma totdat het plafond bereikt is. Tussen de tenderrondes komen de twee thematische subgroepen ieder tweemaal bij elkaar die portefeuillehouders zijn van de twee deelprogramma’s, Gezondheid van mens en omgeving en Circulaire Economie. Zij bespreken binnengekomen projectideeën, geven een eerste beoordeling op kansrijkheid – dat willen zeggen dat initiatieven waarvan direct is vast te stellen dat zij kansloos zijn terugverwezen worden naar de initiatiefnemer(s), toegevoegde waarde in relatie tot de (deel-)programma doelstellingen en kwaliteit van de aanvraag en de aanvrager en adviseren indieners over het verbeteren en versterken van aanvragen. Eventueel kunnen nadere adviezen worden gegeven, b.v. met betrekking tot afstemming en samenwerking met andere gebiedspartijen. Projectideeën die de eerste schifting doorkomen, krijgen één à twee PG-leden toegewezen die aanspreekbaar zijn op ondersteuning en advisering bij de verdere uitwerking tot een formele aanvraag. Zoals in paragraaf 7.2. nader zal worden
47
aangegeven, zijn PG-leden die op deze wijze verbonden worden met projectideeën uitgesloten van beoordeling en selectie van deze aanvragen. De PG legt op drie manieren verantwoording af m.b.t. de uitvoering en selectie van aanvragen: 1. Middels publicatie van een jaarverslag: hierin wordt eerst verwezen naar het jaarprogramma en de daarin opgenomen prioriteiten, verslag gedaan van de tenderrondes (wijze van organisatie, communicatie en indieners), gerapporteerd over de beoordeling- en selectieprocedures en de uitkomsten daarvan. Ook wordt de stand van zaken weergegeven van de in voorgaande jaren geselecteerde projecten en behaalde resultaten. Tenslotte wordt aangegeven hoe deze zich verhouden tot de algemene en meetbare doelstellingen van het programma als geheel; 2. Middels publicatie van de verslagen van alle vergaderingen op de website van de PG; 3. Van elke aanvraag wordt een dossier bijgehouden, waarin onder meer wordt beschreven hoe de beoordeling en selectie is verlopen, welke argumenten zijn gebruikt om een aanvraag al dan niet te selecteren en de uitkomsten van de beoordeling. Deze dossier worden publiek toegankelijk gemaakt via de website van de PG. 7.2. Selectiecriteria en selectieprocedure steunaanvragen Selectieprocedure Uitgangspunten voor de selectie: • Op de meeste efficiënte en doelmatige, maar tegelijkertijd open en transparante wijze komen tot selectie van de beste projecten • We maken een onderscheid tussen faciliteren aan de ene kant en de formele indiening, beoordeling en selectie aan de andere kant • Voorkomen van (de schijn van) belangenverstrengeling. De selectieprocedure wordt ingericht zodanig dat voorkomen wordt dat bij voorbaat kansloze aanvragen (b.v. geen aansluiting bij thema’s LOS) worden ingediend. Kort gezegd gaat de procedure als volgt in zijn werk: Initiatiefnemers melden zich bij de secretaris/coördinator . Deze verzoekt aan de initiatiefnemer om het format Projectidee in te vullen. De secretaris/coördinator organiseert een intakegesprek met de initiatiefnemer, bij voorkeur op locatie. De secretaris/coördinator doet een eerste toets van het project op haalbaarheid, kansrijkheid en aansluiting bij de LEADER doelstellingen (m.n. bottom up gehalte) , adviseert de aanvrager inzake het op te bouwen projectdossier en neemt, indien nodig, contact op de provinciale contactpersonen (POP3 coördinator en gebiedsregisseur) en de Betaal- en Beheerautoriteit. De initiatiefnemer werkt het projectidee uit tot een concept-projectvoorstel. Afhankelijk van de thematiek van het initiatief wordt dit voorstel geagendeerd in één van de tweethematische subgroepen . Zoals aangegeven bespreken zij binnengekomen projectvoorstellen, geven een eerste beoordeling op kansrijkheid, aansluiting bij de LEADER doelstellingen, toegevoegde waarde in relatie tot de (deel)programma doelstellingen en kwaliteit van de aanvraag en de aanvrager en adviseren indieners over het verbeteren en versterken van aanvragen. Eventueel kunnen nadere adviezen worden gegeven, b.v. met betrekking tot afstemming en samenwerking met andere gebiedspartijen. Projectideeën krijgen één à twee LAG-leden toegewezen die aanspreekbaar zijn op ondersteuning en advisering bij de verdere uitwerking tot een formele aanvraag. De LAG leden (minimaal 1, maximaal 2), die op deze wijze worden verbonden aan een initiatief, zijn uitgesloten van de formele beoordeling van de aanvragen door de LAG. De initiatiefnemer werkt vervolgens een volledige aanvraag uit die ingediend wordt in de eerste tenderronde die hiervoor in aanmerking komt. Voorafgaand aan de PG vergadering wordt de aanvraag door de secretaris/coördinator met de Betaal- en Beheerautoriteit doorgenomen.
48
Aan de hand van de selectie- en beoordelingscriteria (zie bijlage 7) komen alle PG-leden voorafgaand aan de vergadering individueel tot een score. Deze scores worden in de vergadering besproken en gemiddeld om te bepalen of aanvragen de minimum-drempel voor ontvankelijkheid halen. Aanvragen die de minimumdrempel niet halen, vallen sowieso af. Van de aanvragen met een score hoger dan de drempelwaarde, worden de aanvragen met de hoogste scores geselecteerd tot het plafond aan voor de tender bereikt is. Hierbij geldt overigens wel, dat als aanvragen gelijke totaalscores hebben, er gekeken worden of op specifieke onderdelen en m.b.t. de totaaltellingen de scores tussen LAG-leden substantieel uiteenlopen. Aanvragen met de kleinste standaarddeviatie(s) en dus een grotere homogeniteit in de beoordeling door de LAG-leden worden dan in de rangorde hoger geplaatst. Indieners waarvan de aanvragen zijn afgewezen c.q. een te lage score hadden, kunnen in een volgende tender de aanvraag opnieuw indienen. De PG geeft ten aanzien van alle formeel ingediende aanvragen een gemotiveerd advies af aan GS ZuidHolland. Het advies van de PG heeft een zwaarwegend karakter. Dit houdt in dat GS hiervan alleen gemotiveerd kan afwijken. De aanvraag wordt na beoordeling nogmaals voorgelegd aan RVO voor het uitvoeren van de EU conformiteitstoets. RVO brengt op basis hiervan ook een advies uit aan GS. Op basis van deze adviezen geeft Gedeputeerde Staten de beschikking af. Overigens geldt dat een beoordeling door de PG alleen onder de volgende randvoorwaarden geldig is: • Een LAG-lid dat een direct of indirect belang heeft bij een aanvraag, dient bij de behandeling van deze aanvraag in de LAG-vergadering de vergadering te verlaten. Het LAG-lid neemt derhalve op geen enkele wijze deel aan overleg, bespreking, oordeelsvorming en besluitvorming t.a.v. deze aanvraag. Dit geldt ook voor de LAG-leden die in het voortraject gekoppeld zijn aan initiatieven; • De vraag of een PG-lid een direct of indirect belang heeft bij de aanvraag, is ter beoordeling van de PG als geheel, waarbij de voorzitter de beslissende stem heeft. Indien de voorzitter een direct of indirect belang heeft bij een aanvraag, wordt hij/zij bij de behandeling van deze aanvraag tijdelijk als voorzitter vervangen door een ander PG-lid dat geen direct of indirect belang bij de aanvraag heeft; • Het aantal PG-leden dat ter vergadering gerechtigd is een oordeel te geven, dat kan en mag worden meegewogen, moet tenminste 51% bedragen van het totaal aantal PG-leden; • Ten hoogste 49% van de ter vergadering aanwezige PG-leden wiens oordeel kan en mag worden meegewogen, mag bestaan uit vertegenwoordigers van overheids- of semioverheidsinstanties. Verdeling rollen, taken en verantwoordelijkheden thematische subgroepen en Plaatselijke Groep De primaire taak van de thematische subgroepen is om op basis van de in de LOS en jaarprogramma’s geformuleerde doelstellingen en outputindicatoren activiteiten te ondernemen om het gebied te activeren om met initiatieven te komen. Een tweede taak van de thematische subgroepen is om initiatieven, na een eerste screening door de secretaris/coördinator, te bepreken en initiatiefnemers te adviseren over de wijze waarop de aanvraag verbeterd c.q. versterkt kan worden. Tenslotte adviseren de thematische subgroepen aan de PG als geheel over de prioriteiten voor het komende jaarprogramma. De formele beoordeling van aanvragen, het vaststellen van jaarprogramma’s en het bewaken van budgetten zijn een taak en verantwoordelijkheid voor de PG als geheel. Dit houdt ook in dat aanvragen die, om welke reden dan ook, in het voortraject niet in één van de thematische subgroepen is besproken, door de PG op dezelfde wijze beoordeeld worden als aanvragen die voorafgaand aan formele indiening wel in één van de thematische subgroepen is besproken. Selectiecriteria Consequentie van de meer programmatische aanpak, de inhoudelijke focus en de algemene en meetbare doelstellingen is dat alle projectaanvragen in eerste aanleg beoordeeld worden aan de hand van de volgende kernvragen: • Wordt en op welke concrete wijze bijgedragen aan versterking van de relatie stad – land? én • Wordt en op welke concrete wijze bijgedragen aan het thema gezondheid van mens en omgeving? én/of
49
• •
Worden en op welke concrete wijze de principes uit de circulaire economie toegepast? én Wordt met bovenstaande tevens concreet en meetbaar bijgedragen aan versterking van de plattelandseconomie?
De beoordeling van aanvragen op deze vragen vindt in eerste aanleg plaats in de portefeuillehouders overleggen die rond de twee sub thema’s worden ingesteld (zie paragraaf 7.1). Aanvragen die hieraan voldoen, worden bij de formele beoordeling door de voltallige PG getoetst aan drie sets van beoordelingscriteria: • Inhoudelijke criteria aan de hand van het Ontwikkelingsplan Leidse Ommelanden, d.w.z. de concrete bijdrage aan één of meer van de geformuleerde doelstellingen en outputindicatoren; • Toepassing van de LEADER criteria; • De kwaliteit van de aanvraag en de aanvrager. De PG zal bepaalde criteria een zwaarder gewicht meegeven, b.v. op de onderdelen Innovatief/Vernieuwend of Spin off effecten. De beoordeling van het criterium Innovatief/vernieuwend gebeurt aan de hand van de volgende elementen: het verschijnen van nieuwe producten en diensten waarin specifieke lokale elementen besloten liggen; nieuwe methoden waarmee het eigen menselijk, natuurlijk en/of financieel potentieel van het gebied kan worden gebundeld en zodoende beter benut; combinaties van en verbindingen tussen economische sectoren die van oudsher van elkaar gescheiden zijn; originele vormen van organisatie en betrokkenheid van de plaatselijke bevolking bij het besluitvormingsproces en bij de uitvoering van het project; producten of diensten die nieuw zijn voor het betrokken gebied; methoden om bestaande producten of diensten tot stand te brengen die nieuw zijn voor deze producten of diensten in het betrokken gebied. Uiteraard geldt hierbij steeds dat dit wordt bekeken in het licht van de gekozen inhoudelijke thema’s. Zie bijlage 7, Voorbeeld beoordelingscriteria voor een nadere uitwerking van de selectiecriteria. Voor een subsidieaanvraag zal de PG in een later stadium nog een minimum en maximum bedrag aan publieke steun vaststellen. Verder gelden er maximum percentages steunbijdrage voor LEADER- projecten (zie hiervoor het POP3 programma document, hoofdstuk 8). De PG is vrij het percentage subsidie lager vast te stellen. Zij weegt daarbij een aantal zaken af (totale investeringen en verwacht resultaat; verhouding van eigen bijdrage, bijdrage van derden en gevraagde Leadersubsidie; beschikbaar Leaderbudget in relatie tot aantal aanvragen et cetera). Zoals gezegd worden aanvragen door RVO getoetst op EU conformiteit. Hieronder vallen onder meer eligibiliteit van kosten, aanbestedingsbeleid, juridische toets aanvrager, staatssteunregels en andere relevante EU wet- en regelgeving. Aansluiting bij en afstemming met andere Europese programma’s LEADER 25 is onderdeel van het zogenaamde Gemeenschappelijk Strategische Kader 26 van de vier Structuurfondsen: het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds ESF, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling(ELFPO) en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV). Op grond van het GSK is tussen Rijk en Europese Commissie een Partnerschapovereenkomst afgesloten. In de pp. 159-162 van deze overeenkomst wordt de inzet van LEADER/CLLD in relatie tot de onderliggende fondsen uiteengezet. Hieruit blijkt dat er in zeer beperkte mate mogelijkheden zijn om vanuit het LEADER programma middelen uit andere fondsen dan het ELFPO. Binnen het ELFPO liggen er daarentegen goede mogelijkheden voor dwarsverbanden met andere thema’s, met name: Versterken van innovatie, verduurzaming en concurrentiekracht; Natuur en landschap, Verbetering van de waterkwaliteit.
25 Feitelijk moet in deze programma periode gesproken worden van Community Led Local Development (CLLD). Omdat LEADER inmiddels een ingeburgerd begrip is geworden, geeft de PG er de voorkeur aan dit te handhaven. 26 VERORDENING (EU) Nr. 1303/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 december 2013
50
Daarbinnen wordt ingezet op een aantal specifieke maatregelen, waarvan hier relevant zijn: • Kennis en Innovatie (maatregel van artikel 14); • Investeringen (maatregel van artikel 17), deels gericht op verduurzaming van de bedrijfsvoering; • Samenwerking (maatregel van artikel 35). Met name artikelen 14 en 35 sluiten goed aan bij de gekozen thema’s van LOS Holland Rijnland. Onderdeel van artikel 35 is ook samenwerking binnen het zogenoemde Europese Innovatie Partnerschap (EIP) voor Landbouwproductiviteit en Duurzaamheid. Rond specifieke thema’s kan steun worden verleend voor het opzetten van operationele groepen van agrariërs, onderzoeksinstellingen en andere betrokken stakeholders. Het is goed voorstelbaar dat vanuit deze operationele groepen LEADER projecten ontstaan of dat vice versa er vanuit het LEADER programma operationele groepen worden opgezet rond onderwerpen binnen de thema’s gezondheid van mens en omgeving en circulaire economie. Hier moet wel worden aangetekend, dat deze maatregelen primair op de agrarische sector zijn gericht. Het EIP is een nieuwe Europees instrument. Behalve de hierboven genoemde zijn er ook EIP’s op de thema’s Actief en Gezond Oud Worden, Slimme Steden en Gemeenschappen, Water en Grondstoffen. De PG wil tijdens de uitvoering van de LOS op basis van haar jaarprogramma’s en aangedragen projecten nagaan of één of meerdere van deze EIP’s mogelijkheden bieden om initiatieven die binnen het LEADER programma worden aangedragen, te ondersteunen. Een bijkomend voordeel van het EIP instrument is verder dat er aangehaakt kan worden bij Europese netwerken rondom deze thema’s, waardoor er ook de mogelijkheid ontstaat voor transnationale samenwerking. Samenvattend: de PG wil meer dan in de vorige programma’s op basis van haar programma en de aangedragen initiatieven een actieve rol vervullen om initiatieven waar mogelijk en zinvol bij andere programma’s, Europees, nationaal, provinciaal of regionaal, onder te brengen. Een eerste stap is om een netwerk van contactpersonen op te bouwen en met hen regelmatig uit te wisselen over aangedragen initiatieven. 7.3. Monitoring Op zowel rijks-, provinciaal als lokaal niveau is er sprake van monitoring en evaluatie. Dit is noodzakelijk om het Plattelandsontwikkelingsprogramma op tijd bij te kunnen sturen. Bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, die optreedt als Beheer- en betaalautoriteit, worden beschikte LEADER-aanvragen in het daarvoor ontwikkelde IT-systeem ingevoerd. Het gaat hierbij niet alleen om committering van het budget, maar ook en vooral om het registreren van de in de aanvraag benoemde resultaten en outputindicatoren. Deze indicatoren moeten in het voorafgaande proces van beoordeling en selectie door de PG aansluiten bij de indicatoren, zoals benoemd in de LOS. Naast de secretaris/coördinator, hebben ook de PG-leden een actieve rol in de monitoring: • Aan elke aanvraag worden twee PG-leden gekoppeld die gedurende het hele traject van aanvraag tot vaststelling, het project volgen en waar nodig begeleiden en bijsturen. Hiertoe hebben zij regelmatig contact met de aanvrager en bezoeken zij de projectlocatie. Aan de hand van een vast format rapporteren zij hierover aan hun portefeuillehouders overleg en de voltallige PG. Ook na vaststelling van een aanvraag, hebben de PG-leden nog regelmatig contact met de aanvrager om de duurzaamheid van de projectresultaten en eventuele spin off effecten in kaart te brengen; • Op het niveau van de twee sub programma’s (Gezondheid van mens en omgeving en Circulaire economie) hebben de portefeuillehouders de taak om te volgen of de onder deze sub programma’s geselecteerde aanvragen als geheel bijdragen tot de geformuleerde doelstellingen en indicatoren; • Op het niveau van de LOS als geheel heeft de voltallige PG de taak om er op toe te zien dat het geheel aan geselecteerde aanvragen leidt tot realisatie van de geformuleerde doelstellingen en indicatoren. In elke vergadering van de portefeuillehouders c.q. de voltallige PG zorgt de secretaris voor een overzicht van de geselecteerde aanvragen, de beoogde resultaten en de behaalde resultaten. Deze periodieke rapportages vormen ook weer de basis voor de jaarprogramma’s en prioritering van de tenderrondes.
51
7.4. Effectmeting en evaluatie De effectmeting gebeurt in de eerste plaats aan de hand van de monitoring, zoals in de vorige paragraaf beschreven. Verder zal aan het eind van het programma een externe evaluatie worden uitgevoerd naar de effecten van het programma, vergelijkbaar met de wijze waarop dit in de vorige periode ook is gedaan door Ecorys in opdracht van de vier Zuid-Hollandse LEADER groepen Wat betreft de evaluatie gaat het met name om het functioneren van de PG zelf: hebben de gekozen werkwijzen, de ingezette communicatie- en activeringsmiddelen en de manier waarop aanvragen zijn geselecteerd en beoordeeld geleid tot de meest efficiënte en effectieve uitvoering van het programma en tot de beoogde resultaten? Vanwege de (deels) nieuwe samenstelling van de PG , de nieuwe inhoudelijke thema’s en de nieuwe werkwijze, zal de PG met name in het begin van de uitvoering (eind 2015, begin 2016) een beroep doen op externe deskundigheid. B.v. via het Netwerk Platteland/Regiebureau POP zal gevraagd worden om één of meerdere mensen de PG-vergaderingen bij te wonen en feedback te geven. Op basis hiervan kan de werkwijze worden verbeterd. Verder zal halverwege het programma (2e helft 2018) een mid term evaluatie worden uitgevoerd. Tenslotte zal, parallel aan de externe effectmeting een eindevaluatie worden georganiseerd.
52
Bijlage 1: Samenstelling PG+ Huidige leden PG Leidse Ommelanden: Theo van Leeuwen – De Groene Klaver, voorzitter Godelieve Mars – Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Vincent Dobbe – Gemeente Leiden Ivette van der Wiel – Gemeente Leiderdorp Marian Kathmann – IVN Hannie Korthof – Stichting Land van Wijk en Wouden Ko Droogers – ANWB Claudia Thunnissen – Thunnissen Kunst & Cultuur Bart Soldaat - secretaris Voor het opstellen van de Lokale Ontwikkelingsstrategie 2015-2020 is de PG tijdelijk uitgebreid met: Marga Alferink – De Groene Motor Arthur Hilgersom – IVN Jan Hoogeveen – ANLV Geestgrond/Streekmuseum Veldzicht Noordwijk Gerard van der Hulst – LTO Noord Ilia Neudecker – Foxgloves Hans Nuiver – ORG-ID Peter de Roode – Provincie Zuid-Holland/Duurzaam Door Kees Verdouw – Provincie Zuid-Holland Deze personen hebben belangeloos hun kennis, kunde en netwerk ter beschikking gesteld.
53
Bijlage 2: belangrijkste resultaten online gebied enquête Het voorstel is om het huidige LEADER gebied uit te breiden met de Bollenstreek en het gebied ten oosten van Alphen aan den Rijn, zodat het samenvalt met de Holland Rijnland Regio, exclusief de stedelijke concentraties. Wat is hierover uw mening? 25
58.82% 20
15
10 20.59 14.71
5
2.94
2.94
0
Het voorstel is om de relatie stad-land als centraal thema te kiezen voor de nieuwe LEADER periode
30
90.62%
25
20
15
10
5 9.38 0
54
Het voorstel is om binnen het thema stad-land relatie het accent te leggen op gezondheid van mens en omgeving onder de noemer 'Healthy Region' 25
62.5% 20
15
10
18.75 5
15.62
3.12 0
Het voorstel is verder om hieraan het thema 'circulaire economie' toe te voegen 30 84.85%
25
20
15
10
5
0
55
15.15
Bijlage 3: (niet uitputtend) overzicht geraadpleegde documenten o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o
o
56
Beleidskader Agrarische Natuur- en Landschapsbeheer. Samen naar een nieuw stelsel – Provincie Zuid-Holland Beleidsvisie en uitvoeringsstrategie regionale economie en energie 2012-2015. Kansen zien, kansen grijpen – Provincie Zuid-Holland Deelprogramma Groen Holland Rijnland: de Tuin van Holland – Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland De grondgebonden landbouw in Zuid-Holland. Structuur en ontwikkeling – LEI Demografische kerncijfers per gemeente 2014 – CBS Demografische ontwikkelingen 2010-2040. Ruimtelijke effecten en regionale diversiteit – Planbureau voor de Leefomgeving Economische Agenda Duin- en Bollensstreek. Aanzet voor een visie 2030 - @Business Een economische foto van Katwijk. Facts & figures over de economie van Katwijk en over relaties met de omgeving – Bureau Louter Epidemiologisch Bulletin 3, 2014 – GGD Haaglanden Gebiedsprofielen Wijk en Wouden, Greenport regio Boskoop, Duin- en Bollenstreek, Duin, Horst en Weide, Hollandse Plassen – provincie Zuid-Holland GREEN DEAL Nederland hotspot voor Circulaire Economie – MVO Nederland Kerncijfers Holland Rijnland 2014-2015 – Samenwerkingsorgaan Holland Riijnland Klimaatadaptie in Zuid-Holland. Noodzaak, resultaten en vervolg – Provincie Zuid-Holland Koersdocument Horeo – Stuurgroep Groene Hart Landschapsontwikkelingsplan Duin. Horst en Weide – Pact van Duivenvoorde Leefstijlatlas dagrecreatie provincie Zuid-Holland – Provincie Zuid-Holland Local food networks in the Green Heart region of the Netherlands. Exploring future visions in Land van Wijk en Wouden - ACT Team 1242, Wageningen University LOP Rijn- en Veenstreek Uitvoeringsprogramma - Rijnstreekberaad Naar een circulaire economie: Een afvalvrij programma voor Europa – Europese Commissie Operationeel Programma Kansen voor West 2014-2020 – G4P4 Plattelandsontwikkelingsprogramma voor Nederland 2014-2020 (POP3) – Ministerie van Economische Zaken Programmatische Aanpak Stikstof. Gebiedswijzer Nieuwkoopse Plassen & De Haeck – Provincie ZuidHolland Regionale StructuurVisie 2020. Werken aan het Holland Rijnland van de toekomst – Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Samen voor een flinke sprong naar een duurzamere veehouderij en akkerbouw in Zuid-Holland. Discussiedocument Tweede stap in de Strategische verkenning Landbouw – Provincie Zuid-Holland Stimuleringskader voor innovaties in de grondgebonden landbouw van Zuid-Holland – provincie ZuidHolland Towards the circular economy. Economic and business rationale for an accelerated transition – Ellen McArthur Foundation Uitvoeringsprogramma Groen 2014 – Provincie Zuid-Holland Unleashing the power of the circular economy – IMSA Veenweidegebied van de Deltametropool. Metropolitaan landschap in ontwikkeling – Vereniging Deltametropool VERORDENING (EU) Nr. 1305/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) Waardevermeerdering tuinbouwgewassen met plantenstoffen. GoBio in Holland Rijnland – Kenniscentrum Plantenstoffen
Bijlage 4: intentieverklaringen co-financiering regio en gemeenten Holland Rijnland Onderstaande intentieverklaring is ondertekend door de gemeenten Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten, Zoeterwoude alsmede door Regio Holland Rijnland Het college van burgemeester en wethouders van gemeente …. heeft met instemming kennis genomen van de Lokale Ontwikkelingsstrategie Holland Rijnland 2015-2020 (LOS), die is opgesteld in het kader van het Plattelandsontwikkelingsplan 2014-2020 (POP3). Zij is van mening dat de uitvoering van de LOS een belangrijke impuls kan geven aan het vitaal, leefbaar en aantrekkelijk houden van de regio en onderschrijft het belang van een goede en succesvolle uitvoering van de LOS. De kwaliteiten van het landelijk gebied (natuur, water, landschap, voedselproductie, rust, ruimte, uitloopgebied), in relatie tot de wensen en behoeften vanuit de stad, moeten worden bewaakt en versterkt als bijdrage aan de leefbaarheid, gezondheid, duurzaamheid en de economische vitaliteit van de regio als geheel. Het college beseft dat binnen de Europese richtlijnen en de budgettaire ruimte, er keuzes gemaakt moeten worden t.a.v. de inhoudelijke prioritering. Zij stemt in met de in de LOS gemaakte inhoudelijke keuzes en onderbouwing daarvan met betrekking tot bevordering van de gezondheid van mens en omgeving en het stimuleren van de circulaire economie. Zij onderschrijft dat de LOS voor haar gemeente en voor de regio een belangrijke bijdrage kan geven voor mogelijke ontwikkelingen op deze thema’s in nauwe wisselwerking tussen stad en land. Zij spreekt hiermee tevens de intentie uit in financiële zin bij te willen dragen aan de investeringskosten van de LOS en zal zich individueel of gezamenlijk in de regio inspannen om een bijdrage te leveren aan de totale publieke financiering van goedgekeurde projecten, zoals aangegeven in de financiële paragraaf van de LOS. Deze bijdrage zal geschieden in de vorm van cofinanciering of subsidie bij concrete projectaanvragen of eigen projecten. Daarnaast spreekt de gemeente de intentie uit dat zij haar personeel zal inzetten voor de ontwikkeling en uitvoering van projecten onder de LOS. Tevens spreekt zij de intentie uit medewerking te verlenen voor het bieden van de benodigde ruimtelijke en planologische mogelijkheden voor zo ver dit binnen haar beleidskaders past. Het colleges van burgemeester en wethouders van de gemeente….. Namens deze, de gemeentesecretaris
57
de burgemeester
Bijlage 5: overzicht aangedragen projectideeën NB: het gaat hier om eerste serie concrete ideeën die in het traject om te komen tot een nieuwe Lokale Ontwikkelingsstrategie door organisaties, ondernemers en burgers uit het gebied naar voren zijn gebracht. •
•
•
•
•
•
•
•
58
Herbestemming voormalig vliegveld Valkenburg met combinatie van innovatieve bedrijvigheid en behoud open landschappelijke karakter: het voormalig vliegveld is bestemd voor woningbouw. Aanvankelijk voor 10.000 woningen, maar door de crisis is dit teruggebracht tot 5.000. Onzeker is of dit lagere aantal woningen daadwerkelijk gebouwd gaat worden. Vanuit betrokken burgers zijn er ideeën voor een alternatieve invulling met gedeeltelijk duurzame high tech bedrijfjes en anderzijds behoud en herstel van het open landschap. Boerderij de Grenshoeve: de voormalige boerderij uit 1750 met moestuin, boomgaard, kruidentuin en stallen weer in gebruik nemen als kleinschalig gemende biologische boerderij waarbij het therapeutisch contact met dieren centraal staat en de zolder wordt gebruikt als Herberg voor 36 pers. In de grote stal (40 x 13) zullen faciliteiten voor psychische en lichamelijke revalidatie worden ondergebracht. Het centrum voor zelfsturing, bewustwording en ontwikkelingen biedt wellness, pilates, yoga, tai chi, trainingen en cursussen op psychisch, psychosociaal, psychosomatisch vlak en biedt sport en fysiogym. Beide activiteiten worden ondergebracht in een duurzame sociale onderneming, h.g.b. dat er zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en het geheel zoveel mogelijk energie neutraal zal worden opgezet. Multifunctioneel Centrum Polderflora: Polderflora is nu een minicamping met 45 plekken, 2 km buiten Alphen aan den Rijn. Enkele jaren geleden is 1,5 ha land aangekocht voor natuurbestemming. Idee is om Polderflora uit te bouwen tot een duurzaam, multifunctioneel centrum, waar de hooiberg wordt omgebouwd tot een lunchroom en mensen met een verstandelijke beperking een zinvolle dagbesteding krijgen hetzij in de lunchroom hetzij in de 1.200 m2 grote moestuin. Met Staatsbosbeheer wordt overlegd over recreatief gebruik van het aanpalende Zaansche Rietveld. Groene Hart Atelier: de Stichting De Zevenspring Nieuwkoop beheert een voormalige boerderij net buiten de kern Nieuwkoop. Een aantal gebouwen is in de loop der jaren gerenoveerd. Hierin hebben diverse kleine bedrijven zich gevestigd, alsmede de VVV (TIP). De voormalige ligboxenstal wil men ombouwen tot een locatie voor start ups rond duurzame en gezonde streekproducten. Startende ondernemers krijgen twee jaar lang begeleiding bij het ontwikkelen en op de markt brengen van hun productideeën tegen een gunstig tarief. Er wordt hierbij samengewerkt met de Groene Hart Academie, HAS Den Bosch, Veenweideinnovatiecentrum en het Innovatieloket van de Rabobank. De voormalige jongveestal wordt omgebouwd tot proeflokaal en kenniscentrum. Health Valley Groene Hart: recent initiatief van de Slow Medicine beweging voor waarde creatie in het Groene Hart door het gebied te benaderen vanuit het perspectief van voeding, zorg en gezondheid. Vier thema’s komen hierin naar voren: Antibioticavrije veeteelt, Gezonde routes, Zorglandbouw, Medicinale teelt Oprichting Alphense Business School voor circulaire economie: nieuwe ondernemingen opzetten door, met de inzet van mbo en hbo studenten, ideeën die in Alphen en omgeving leven, vanuit nieuwe bedrijven op de markt te zetten. De Alphense Business School bestaat uit twee afdelingen: Academie en Laboratorium. In de Academie worden lezingen, workshops en presentaties verzorgd over ondernemen in een circulaire economie. De Academie richt zich zowel op ondernemers als op studenten. In het Laboratorium vindt de match plaats tussen aanbrengers van ideeën voor een circulaire economie en de studenten en ondernemers die deze gezamenlijk gaan realiseren. Circulaire multi-functionele boerderijcamping Polderflora: huidige minicamping aan de rand van Alphen aan den Rijn wordt verweven met particulier natuurbeheer, sluiten van ecologische kringlopen en bieden van zinvolle dagbesteding aan mensen met geestelijke of lichamelijke handicap Blue Zone & Healthy Aging: De Stichting Noordwijk Blue Ocean village heeft 5 hoofddoelen: de introductie en invoering van de Blue Zone-gedachte voor een gezonde leefstijl en een gezonde
economie; bijdragen aan de identiteit van Noordwijk; de vele initiatieven die Noordwijk rijk is met elkaar verbinden; lokaal bestuur inspireren om te werken met vitaliteitsprincipes; een impuls geven aan Noordwijk als (inter)nationale toeristische- en congresbadplaats. Blue Zones zijn gebieden in de wereld (o.a. op Sardinië en in Japan) waar men het leven positiever ervaart, ouder wordt en een korter ziekbed heeft: men is er gezonder, voelt zich langer fit en ouderdomsziekten zoals hartfalen, artrose en dementie komen er minder voor.
59
Bijlage 6: overzicht gemeenten, kernen en inwoneraantallen LEADER Holland Rijnland Gemeente
Kernen
Alphen aan den Rijn
Aarlanderveen Benthuizen Boskoop Hazerswoude-Dorp Hazerswoude Rijndijk Koudekerk a/d Rijn Zwammerdam Hillegom Leiderdorp Stompwijk
1.180 3.325 15.090 5.767 5.350 4.257 1.930 21.090 26.786 2.400
Lisse Hoogmade Kaag Leimuiden Nieuwe Wetering Oud Ade Oude Wetering Rijnsaterwoude Rijpwetering Roelofarendsveen Woubrugge Katwijk aan Zee Katwijk aan de Rijn Rijnsburg Valkenburg Korteraar Langeraar De Meije (ged.) Nieuwkoop Nieuwveen Noorden Noordse Dorp Papenveer Ter Aar Vrouwenakker Woerdense Verlaat Zevenhoven Oegstgeest Noordwijk Noordwijkerhout De Zilk Sassenheim Voorhout Warmond Voorschoten Zoetermeer buitengebied Zoeterwoude Dorp Zoeterwoude-Rijndijk Overige kernen
22.400 1.733 479 4.277 646 788 4.042 1.243 1.575 7.400 3.563 25.695 17.512 15.177 5.254 765 2.510 170 4.610 3.970 975 60 1.044 9.007 310 951 2.750 22.903 25.600 13.656 2.320 17.876 14.972 4.915 24.798 4.300 4.300 2.800 988
Hillegom Leiderdorp Leidschendam-Voorburg Lisse Kaag en Braasem
Katwijk
Nieuwkoop
Oegstgeest Noordwijk Noordwijkerhout Teylingen
Voorschoten Zoetermeer Zoeterwoude
TOTAAL
60
Inwoners/kern
346.586
Bijlage 7: voorbeeld beoordelingscriteria aanvragen Thema’s, doelstellingen en indicatoren 1. Heeft het project betrekking op versterking van de relatie tussen stad en land? 2a. Draagt het project bij aan de algemene doelstelling: duurzaam en structureel versterking van de sociaaleconomische positie van de regio? 2b. Draagt het project bij aan de algemene doelstelling: duurzaam en structureel versterking van de sociaaleconomische positie van de agrarische sector in het gebied? 2c. Is de bijdrage aan versterking van de sociaaleconomische positie van de regio c.q. de agrarische sector gekwantificeerd en onderbouwd in termen van economische spin off (b.v. werkgelegenheid, omzetgroei) 3a. Wordt bijgedragen aan bevordering van een gezondere levensstijl en verbetering van de gezondheid en vitaliteit van de stedelijke bevolking? 3b. Is de bijdrage aan deze doelstelling gekwantificeerd en onderbouwd? Is aangegeven en onderbouwd hoeveel mensen met het project bereikt gaan worden 3c. Wordt bijgedragen aan verbetering van de gezondheid van bodem, lucht en/of water? 3d. Is deze bijdrage gekwantificeerd en onderbouwd?
Score Score van 0 tot 5
Weging 2
Minimum 8
Score van 0 tot 5
1
3
Score van 0 tot 5
1
3
Score van 0 tot 5
1
3
Score van 0 tot 5
2
6
Score van 0 tot 5
2
6
Score van 0 tot 5
2
6
Score van 0 tot 5
1
3
3e.
Score van 0 tot 5
1
3
Score van 0 tot 5
2
6
Score van 0 tot 5
1
3
Score van 0 tot 5
1
3
4a. 4b.
4c.
Wordt deze bijdrage ook in economische zin benut middels nieuwe ecosysteemdiensten? Worden in het project de principes van de circulaire economie toegepast c.q. wordt bijgedragen een toepassing van de principes van de circulaire economie? Indien ja bij 4a, leidt het project aantoonbaar tot een breder draagvlak bij ondernemers om de principes van de circulaire economie toe te passen in de eigen bedrijfsvoering? Leidt het project tot het ontstaan van één of meerdere nieuwe stad-land netwerken rond het thema circulaire economie?
Opmerking: aanvragen hoeven slechts op één van de subthema’s te scoren: 3a + 3b óf 3c + 3d + 3e óf 4a + 4b + 4c. Bij de bepaling van de minimumscores is hiermee rekening gehouden, d.w.z. dat de minimumscores voor 3a+3b gelijk zijn aan de minimumscore voor 3a + 3b + 3c en 4a + 4b + 4c. Bij 2c, 3b, 3d en 4b geldt: geen kwantitatieve onderbouwing leidt tot een score van ‘0’. Indien er wel een kwantitatieve onderbouwing is, geldt: hoe hoger de ‘output’ hoe hoger de score. Minimum totaalscore
61
29
Leidende criteria uit de richtsnoeren LEADER
SCORE
1 2 3
Score van 0 tot 5 Score van 0 tot 5 Score van 0 tot 5
2,5 2 1,5
4
Het project heeft een bottom-up aanpak Het project heeft een experimenteel/innovatief karakter Het project heeft een voorbeeldfunctie en overdraagbare resultaten Er is sprake van regionale samenwerking
Minimum score 7,5 6 4,5
Score van 0 tot 5
1,5
4,5
5
Er is sprake van een integrale of multi-sectorale aanpak
Score van 0 tot 5
1,5
4,5
SUBTOTAAL
Weging
Minimaal:
27
Kwaliteitstoets 7 Algemene indruk projectplan en aanvrager
Score van 0 tot 5
1
3
8
Score van 0 tot 5
1
3
Score van 0 tot 5
1
3
Score van 0 tot 5
1
3
Score van 0 tot 5
1
3
Score van 0 tot 5
1
3
Score van 0 tot 5
1
3
9 10
11 12 13
Heeft het project een realistische doelstelling, d.w.z. mag verwacht worden dat met de beschikbare middelen, kennis en tijd de beoogde resultaten worden bereikt? Is de organisatiestructuur duidelijk beschreven? Zijn verantwoordelijkheden tussen betrokken partijen en personen helder beschreven en voldoende afgebakend? Is er voldoende zicht op de uitvoerbaarheid? Zijn de benodigde vergunningen als afgegeven, is de financiering rond, kan tijdig beschikt worden over de mensen en middelen die nodig zijn voor de uitvoering? Is er voldoende aantoonbare expertise aanwezig bij de aanvrager, bijvoorbeeld aan de hand van CV’s of voorbeelden van eerdere ervaringen? Levert het project ‘waar voor zijn geld, d.w.z. staan de resultaten in verhouding tot de investeringen in tijd, geld en arbeid? Is de continuïteit van de resultaten gewaarborgd, bijvoorbeeld middels een meerjarig exploitatiebegroting en/of beheerplan?
SUBTOTAAL
Minimaal:
21
TOTAAL
Minimaal:
48
62
Selectie Lokale Ontwikkelingsstrategieën - advisering Landelijke Selectie Comité LEADER
Beoordeling Lokale Ontwikkelings Strategie Holland Rijnland LAG Holland Rijnland LOS 17 Lokale Ontwikkelingsstrategie Op weg naar een "Healthy Region" Overzicht scores per criterium: eindversie 21-09-2015
1 2 3 4
Criterium gebied probleemanalyse strategie bottom-up proces
Score LOS Min. score Max. score 3 3 5 9 9 15 12 12 20 12 12 20
Samenvatting totaaloordeel criteria 1 tot en met 8
Actie
5 6 7 8
Criterium Score LOS Min. score Max. score 7 activiteitenplan 6 10 beheer- en toezichtregelingen 11 9 15 4 financiering en begroting 3 5 7 bestuurskracht 6 10 60 100 65
Actie
Eindadvies Landelijk Selectiecomité LEADER :
Op basis van de scores op alle criteria en de totaalscore besluit het Landelijk Selectiecomité LEADER tot een positief advies over de LOS 'Op weg naar een Healthy Region', LEADER 2015-2020 van de LAG Holland Rijnland.
Economisch Advies Buro i.s.m. RVO de Schepper
def. versie LSC LEADER
september 2015
Landelijk Selectie Comité LEADER Aan:
Aan het college van Gedeputeerde Staten van Zuid Holland Postbus 90602 2509 LP DEN HAAG
Utrecht, 30 september 2015 uw briefvan
uw kenmerk
ons kenmerk TRCPOP2015-201
onderwerp doorkiesnummer advies over de LOS Holland Rijnland 030-2756909
bijlagen 2
Geacht College, Op 22 mei 2015 ontving het Landelijk Selectiecomité LEADER (LSC) van uw College het verzoek een advies uit te brengen over de Lokale Ontwikkelingsstrategie (LOS) H~lland Rijnland 2015-2020 getiteld Op weg naar een 'Healthy Reg ion'. Wij hebben genoemde LOS besproken in onze vergadering van 10 juni 2015 aan de hand van de mede door u vastgestelde selectiecriteria. Daarbij ,hebben wij ons laten adviseren door het Economisch Adviesbureau De Schepper en door RvO.nl over zowel de EU-conformiteit als de inhoud van de LOS. De bespreking leidde tot de conclusie dat naar ons idee de LOS op alle criteria onvoldoende scoorde. Daarbij vielen vooral een onvoldoende heldere probleemanalyse en strategie en onvoldoende duidelijkheid over het bottorn-up proces bij de ontwikkeling van de LOS op. Wij hebben dan ook conform het bepaalde in artikel 6 van het besluit tot instelling van het LSC de indieners van de LOS, te weten de Plaatselijke Groep voor Holland Rijnland, in de gelegenheid gesteld de LOS op deze punten te verbeteren. Op 14 augustus j.l. ontvingen wij de aangepaste versie van de LOS. Zie bijgevoegd exemplaar van de LOS. Daarnaast ontvingen wij op 28 september per mail nog de volgende nadere verduidelijking m.b.t. belangenverstrengeling:
Een LAG-lid dat een direct of indirect belang heeft bij een aanvraag, dient bij debehandeling van deze aanvraag in de LAG-vergadering de vergadering te verlaten. Het LAG-lid neemt derhalve op geen enkele wijze deel aan overleg, bespreking, oordeelsvorming en besluitvorming t.a.v. deze aanvraag. Dit geldt ook voor de LAG-leden die in het voortraject gekoppeld zijn aan initiatieven; De aanpassingen zijn vervolgens beoordeeld door onze beide adviseurs. Ze kwamen tot de conclusie dat de LOS op alle punten aanzienlijk was verbeterd en hebben dan ook een positief advies aan ons uitgebracht.
Secretariaat: Herman Gorterstraat 5
3511 EW Utrecht Postbus 2755 3500 GT Utrecht T 030-275 69 09
[email protected] www. regiebureau-pop.eu
Op grond daarvan komen wij tot de conclusie dat de verbeterde versie v~n de LOS een (ruime) voldoende scoort op alle acht selectiecriteria en daarmee naar ons oordeel voldoende kwaliteit heeft om door u geselecteerd en vastgesteld .te worden. Onze score vindt u op bijgevoegde scoretabeL U kunt voor een eventueel nadere toelichting op dit advies contact opnemen met de heer M.M .J.F. vàn der Ven, bereikbaar op onderstaand adres. Ter afronding van onze werkzaamheden in deze selectieronde zulle n wij binnenkort een evaluatiedocument opste llen. Het is namelijk de eerste keer dat het selecteren van de LOS-'en op deze wijze plaats vindt. Onze ervaringen op basis van de be~pre~ing van 20 LOS-'en willen wij graag aan alle colleges van gedeputeerde Staten beschikbaar stellen zodat daar gebruik van gemaakt kan worden bij een volgende selectieronde. Vooruitlopend daarop willen wij nu reeds onze waardering uitspreken voor de wijze waarop de Lokale Aktie Groepen, overigens sterk uiteenlopend, inhoud hebben gegeven aan de uitwerking van het LEADER-gedachtengoed voor hun gebied. Wij kijken da n ook terug op een boeiend selectieproces. Een afsch rift van dit advies hebben wij verzonden aan de Plaatselijke Groep.
Met vriendelijke groet, Namens het LSC,
P. Jansen, plv. voorzitter
P. Louwerse, secretaris
Selectie Lokale Ontwikkelingsstrategieën - advisering Landelijke Selectie Comité LEADER
Beoordeling Lokale Ontwikkelings Strategie Holtand Rijnland LAG . Holland Rijnland LOS 17 Lokale Ontl(llikkelingsstrategie Op weg naar een "Healthy Region" Overzicht scores per criterium: na bespreking LSC 10-6-2015
1 2 3 4
Criterium Qebied probleemanalyse strateQie bottorn-up proces
Score LOS Min. score Max. score 2 3 5 15 6 9 12 20 9 4 12 20
Actie verplicht verplicht verplicht verplicht
Samenvatting totaaloordeel criteria 1 tot en met 8
5 6 7 8
Criterium Score LOS Min. score Max. score activiteitenplan 10 4 6 15 beheer- en toezichtregelingen 6 9 financiering en beQrotinQ 1 5 3 10 bestuurskracht 5 6 100 60 37
Actie verplicht verplicht verplicht verplicht
Op basis van de scores op de criteria stelt het Landelijk Selectiecomité voor op de de volgende punten de LOS te versterken: Actiepunten onderverdeeld per criterium:
-
1. toevoegen aan criterium gebied: verplicht a. omschrijven samenhang van het gebied zelf naast steden b. begrenzing verduidelijken: kaart concretiseren, incl. steden die eruit vallen c. motivering > 150.000 inwoners toevoegen
2. toevoegen aan criterium probleemanalyse: verplicht
5. toevoegen aan criterium activiteitenplan: verplicht n. relatie thema, doelen, activiteiten met middelen specificeren o. in beschrijving meer aandacht voor inhoud toevoegen p. activiteiten vallen al binnen PÖP3, wat is typisch LEADER binnen plan? la. in beschriivina ook een tijdsplanning toevoegen
6. toevoegen aan criterium beheer- en toezichtregelingen: verplicht
r. projectbeoordeling t.b.v. eerlijke en open selectie: officiele weging toevoegen d. analyse gebiedsspecifieker maken: zeer uitgebreide, maar algemene SWOT. s. procedure voor formele indiening herover-Wegen, ·lijkt zelf al selectie e. ontwikkelingsmogelijkheden nader omschrijven (wat is typisch in relatie stad en regio? t. selectiecriterium over effectiviteit en efficiency toevoegen f. ontwikkelingsbehoefte nader omschrijven: focus op de regio u. rol RVO.nl goed formuleren (is betaalautoriteit i.p.v. beheerautoriteit) v. risicobeheersing igv belangenverstrengeling: LAG-lid overlegt en besluit niet mee w. rol subarcepen met deelbudoellen i.r.t transparantie procedure
3. toevoegen aan criterium strategie: verplicht
7. toevoegen aan criterium financiering en begroting: verplicht
x. begroting en dekking in tabel toevoegen naar sub-maatregelen en financiers g. relatie probleemanalyse en SWOT zwak; graag verbeteren y. informatie toevoegen over zekerheid nationale lokale publieke cofinanciering h. keuze beperkt aantal POP-thema's, maar doelstelling weer breder: focus aanbrengen· z. beschrijving aanpak en ev. risico's cofinanciering private bijdragen i. doelen SMART formuleren aa. vrije ruimte dient gekoppeld te worden aan LEADER-doelstellinon in LOS ·. innovatieve kenmerken en relatie cross overs overal doorvoeren 8. toevoegen aan criterium bestuurskracht: verplicht 4. toevoegen aan botlom-up proces: verplicht ab. toevoegen profiel LAG-bestuurders k. beschrijving betrokkenheid in bottorn-up proces van samenleving in de regio ac. beschrijven competenties van LAG-leden I. aangeven hoe betrokkenheid burgers in uitvoering geborgd wordt. ad. toename gewenst t.a.v. aantal private leden in definitieve LAG m. beschrijf bottorn up totstandkoming bestuurssamenstelling LAG (veel (semi-)overheid) ae. verhelder beoogde LAG-leden: oo persoonlijke titel of namens verteaenwoordiging
Economisch Advies Buro i.s.m. RVO de Schepper
voorstel na bespreking LSC 10-6-2015
juni 2015
Landelijk Selectie Comité LEADER Aan:
Aan de Plaatselijke Groep Holland Rijnland i.o. t .a.y, dhr. F.W. van Ardenne, secretaris SWO Holland Rijnland Postbus 558 2300 AN LEIDEN
Utrecht, 30 september 2015 uw briefvan
ons kenmerk TRCPOP2015-203
uw kenmerk
onderwerp doorkiesnummer advies over de LOS Holland Rijnland 030-2756909
bijlagen 2
Geachte heer van Ardenne, Op 14 augustus jl. ontvingen wij van u een verbeterde versie van uw Lokale Ontwikkelingsstrategie (LOS) Hol land Rijnland 2015-2010, getiteld 'Op weg naar een ' Healthy Region'. Op grond daarvan komen wij tot de conclusie dat deze versie van de LOS een (ruime) voldoende scoort op alle acht selectiecriteria. Wij hebben dan ook een positief advies uitgebracht aan het college van Gedeputeerde Staten van Zu id Holland_. Zie bijgevoegd afschrift van ons advies en de bijbehorende scoretabeL Wij wensen u veel succes toe bij het verdere uitvoeringsproces.
·,
li
. ï
Met vriendelijke groet, Namens het LSC,
P. Jansen, plv. voorzitter
P. Louwerse, secretaris
Secretariaat : Herman Gorterstraat 5 35 11 EW Utrecht Postbus 2755 3500 GT Utrecht
T 030-275 69 09
[email protected] www.reg iebureau-po.p.eu