'The art of becoming': Terug naar huis, terug naar af CATHERINE VUYLSTEKE20-12-13, 10.19u
Mamadou: "Niet wat je kunt maar wie je kent, telt." ©the art of becoming
In 2012 werden 5.742 mannen, vrouwen en kinderen uit ons land gedeporteerd. Staatssecretaris Maggie De Block mag dat terugkeerbeleid een groot succes noemen, de realiteit pakt voor de betrokkenen anders uit. De 19-jarige Guineeër Mamadou, personage uit de documentaire 'The art of becoming', was een van de duizenden uitgeprocedeerden die naar hun geboorteland terug moesten. Daar een nieuw bestaan opbouwen blijkt aartsmoeilijk.
©the art of becoming Begraaf je droom voordat hij jou begraaft, houdt zijn nieuwe omgeving hem voor. Europa is vroeger, hier liggen nu en straks. Omdat het zo heeft moeten zijn.
Het is een jaar en een leven geleden dat we elkaar hebben gezien. Mamadou lijkt gekrompen, vermagerd, gereduceerd. Dat laatste is al jaren bezig, het begint in de herfst van 2008, wanneer hij zijn leven in eigen handen neemt en in Ziguinchor op die gedoemde schuit stapt. Veertien dagen en 180 doden later arriveert de van huis weggelopen tiener meer dood dan levend op de Canarische eilanden. Hij vraagt in België tevergeefs politiek asiel aan en eindigt na vier jaar in een gesloten centrum. Mét scheidsrechtersdiploma, talenkennis, beroepsattest en tal van vrienden maar zonder papieren. Uitgespuwd, aangespoeld, afgewezen, uitgezet. Van reductie gesproken. Sinds september 2010 kennen we elkaar. Ik ontmoet Mamadou een jaar lang geregeld in het kader van mijn boek Vroeger is een ander land, en in het najaar van 2011 wordt hij een van de drie personages in onze gisteren op Canvas uitgezonden documentaire 'The art of becoming'.
We zien elkaar voor het laatst in een pastelkleurig kasteeltje in Merksplas, een terminus voor illegalen waar dagelijks een uur lang visite is toegelaten. Een keer of drie ben ik er geweest, tot daags voor zijn vertrek. "Er is geen terug", zegt hij. "Terug is waanzin, terug is dood." En zo klinkt het ook, in de telefoongesprekken die we het afgelopen jaar om de paar weken voeren. Mamadou glijdt weg, de conversaties werden onbehaaglijke stiltes. We kennen elkaars vragen evengoed als de antwoorden. Wil je van een jongen die net van de wereld is gevallen, weten hoe hij het maakt? Ca va un peu? Non, pas vraiment. Het vooruitzicht hem te bezoeken in het Senegalese Thiès, waar hij sinds oktober wordt opgevangen door een Belgisch gezin, voelt voor coregisseur Hanne Phlypo en mezelf als een opluchting. Ligt in dit weerzien niet het bewijs dat we met elkaar verbonden zijn en dat je wel degelijk van het ene continent naar het andere kunt? Voor sommigen wel, voor ons. Mamadou kan nergens heen. Vijf jaar nadat hij de boot nam, is hij thuis gestrand. Conakry 2013 is het langste jaar uit zijn leven en bijwijlen is hij niet zeker of hij het einde haalt. "Ik herinner me een medepassagier op de gedwongen terugvlucht", vertelt hij. "Tijdens de landing in Conakry grapte hij dat we de elektriciteit nu vaarwel moesten zeggen. Ik heb vaak aan hem teruggedacht. Het licht is inderdaad uitgegaan. "De eerste nacht bracht ik door in een vuil hok met een bed en een plastic teil. Ik kon me er niet toe brengen te gaan liggen. Mijn hoofd tolde, de herinneringen aan België buitelden over elkaar heen. De voetbalterreinen, het tegelzettersexamen, mijn fantastische begeleidster in Namen, mijn flat, mijn vriendin, de film. Ik beloofde mezelf dat ik terugging." De volgende dag gaat Mamadou op zoek naar zijn tante, met wie hij in geen jaren contact heeft gehad. Hij loopt door een stad die minder is veranderd dan hijzelf. Vroeger vielen ze hem niet op, de hopen vuilnis, de stank en de lamentabele toestand van de wegen. Nu vervult de aanblik hem met afgrijzen.
Tante is verbaasd de jongen te zien. Wie vertrekt, komt niet terug. En zeker niet zo. Met lege handen, moe, vuil en bezweet. Het nieuws van zijn komst verspreidt zich als een lopend vuurtje. Hoe ziet het beloofde land eruit, is de vraag op iedereens lippen. Maar ze willen alleen horen wat ze dromen. Verhalen over daklozen worden als leugenachtig afgedaan. Je wilt niet dat wij gaan, schampert menige toehoorder. Mamadou logeert een paar weken bij zijn tante. Echt welkom voelt hij zich niet en bovendien vreest hij dat het verleden hem zal inhalen. Dat diegene voor wie hij de benen nam, van zijn terugkeer zal horen. "Ik was bij een oude vriend op bezoek toen mijn oom langskwam. Hij had de geruchten gehoord. Tante beweerde dat ze me niet had gezien maar hij leek haar niet te geloven. Diezelfde avond nog ben ik vertrokken." In de maanden die volgen, deelt Mamadou met drie jongens een kamer en een bed. Een hok eerder, heet, vuil en vol muggen. "Mijn vrienden lachten toen ik zei dat ik werk zocht. Geen van hen heeft een echte job. Ze leven van dag tot dag, sjouwen ladingen voor marktkramers of proberen een ambulant handeltje op te zetten. En niet zelden gaan ze met honger naar bed." Mamadou geeft niet op. Hij contacteert de ngo's en sportverenigingen die we voor zijn vertrek hebben aangeschreven. Zou hij met zijn kennis van het Frans en zijn Belgische schoolervaringen niet aan de slag kunnen? Doorgaans krijgt hij geen kans om het te vragen. De verantwoordelijke heeft het te druk of zijn kantoor is op slot en geen mens weet wanneer hij komt. De jongen wordt van het kastje naar de muur gestuurd. Sommigen beweren dat hij in aanmerking komt voor deelname aan een reïntegratieprogramma maar als puntje bij paaltje komt, gaat de zaak niet door. Hem ontberen de financiële waarborg en het startkapitaal, de centen en de connecties. "Niet wat je kunt maar wie je kent, telt." Als ze zijn officiële scheidsrechtersdiploma zien, mag Mamadou bij een plaatselijke club een paar wedstrijden fluiten. Alleen verdwijnt het leeuwendeel van de beloofde vergoeding in de zakken van onbekenden en
na enige tijd kan hij zelfs het transport niet meer betalen om naar een match te gaan kijken. Mamadou zinkt hoe langer hoe dieper. Het geld dat in België werd ingezameld, is onderhand op en hij ziet zich genoodzaakt om nu rond etenstijd bij oude bekenden langs te gaan. Met enige gêne eerst, maar in de strijd met de honger delft die al gauw het onderspit. Misschien, opper ik na een half jaar geploeter, moet je het voorbeeld volgen van talloze landgenoten en vertrekken naar Senegal, het enigszins welvarender en stabieler buurland. Het blijft stil aan de andere kant van de lijn. Hij denkt aan de transportkosten. Maar voor het overige wil hij graag. Om het even waarheen. Droom begraven Midden oktober komt hij in Thiès aan, broodmager en uitgeteld maar gelukkig. Mamadou is een beetje terug in België. In het eten, het gezelschap, de conversaties en de schone eigen kamer herkent hij zijn oude leven. De eerste paar weken slaapt en eet hij overmatig. Tot de kracht zal komen, om overeind te krabbelen. Maar dat gebeurt niet. Noem het een depressie, een berg van verdriet waar hij niet overheen komt. Alle kansen worden beantwoord met lethargie en het opwerpen van obstakels. Non, ça n'ira pas. Te zwaar, te anders, niet het juiste gereedschap, geen geschikte mensen om mee te werken. Begraaf je droom voordat hij jou begraaft, houdt zijn nieuwe omgeving hem voor. Europa is vroeger, hier liggen nu en straks. Omdat het zo heeft moeten zijn. Ondertussen wordt er weer getelefoneerd. Brussel-Thiès. Dezelfde vragen, iets andere antwoorden. Mamadou vertelt dat hij nu echt aan het werk is, hij betegelt een kamer in het huis van zijn gastgezin. C'est dûr, mais ça va. Ik hoop dat hij volhoudt.