Terug naar dromenland Dit artikel verscheen in:
Metafoor nr. 51, jaargang 13, juli 2011 driemaandelijks tijdschrift van de VVTIV Auteur: Cindy Schepers
Ik hou van dromen. Mij doe je geen groter plezier dan me ’s morgens in mijn bed te laten liggen rondwentelen in de steeds vager wordende beelden van de nacht. Wellicht heeft geen enkel uur therapie me meer over mezelf geleerd dan die herinneringen. Dromen hebben mij een partner gekost en een job. Dromen hebben mij inzicht in mijn roots gegeven en geholpen nieuwe keuzes te maken. Helaas gunnen mijn jonge kinderen mij die kostbare momenten van zelfinzicht nog zelden. Ik moet het tegenwoordig stellen met af en toe een flard die ik ergens neergekrabbeld krijg na de drukke ochtendspits van pampers en pyjama’s, omvergevallen dozen cornflakes, een spurt naar school en kinderopvang, gevolgd door de vergeten brooddozen en boekentassen. En dan geraken die schrijfsels meestal nog verloren in het zwarte gat (lees: de onderste lade van mijn bureau)… Het is geen leven om als jonge moeder zelf aan droomtherapie te doen! Na een stevige kop earl grey staat de eerste cliënt om half tien op de stoep, gelukkig bereid om mij in zijn droomwereld binnen te laten… Ik vind het jammer dat er zo weinig therapeuten zijn die met dromen werken. Heeft dat misschien te maken met het feit dat het nu eenmaal om rare verschijnselen gaat waar we soms kop noch staart aan krijgen? Via dit artikel wil ik de goesting creëren om de nachtelijke beelden meer te gebruiken door een extra handvat en een eerder merkwaardige visie over het fenomeen aan te reiken. ZOALS GEWOONLIJK? Er is al heel wat geschreven over de aard, functie en betekenis van dromen. Wie de verschillende therapeutische stromingen afvaart, komt er heel wat mooie technieken tegen die ingezet kunnen worden. Denk aan focussen, de droomfiguren als subpersoonlijkheid gewaarworden of ermee praten via bijvoorbeeld stoelenwerk of actieve imaginatie, de droom af dromen, de betekenis van symbolen opzoeken, het zoeken naar dagresten en associaties maken met het waakleven, creatief werk als tekenen en kleien enz. Op een juiste manier gebruikt, namelijk haarfijn afgestemd op de cliënt en ingebed in een degelijke therapeutische relatie, kunnen bovengenoemde technieken losgelaten worden op de dromen en zo heel wat schatten helpen opdelven. Tot zover niets nieuws onder de zon. Jung vond het echter jammer dat dromen net zoals ander materiaal gebruikt werden. Zo heeft hij bijvoorbeeld bij de Freudiaanse associatietechniek de bemerking dat die er vooral toe leidt dat er van de droom weggegaan wordt.1 Bij het zoeken naar associaties op een woord of beeld kom je immers altijd wel bij iets pijnlijks uit, daar heb je geen droom voor nodig. Je kan beginnen associëren op het eerste beste woord dat in je opkomt om zo bij 1
Jung (1993), De mens en zijn symbolen , Lemniscaat, Rotterdam
iets wezenlijks te komen. Ik merk dat werkvormen zoals focussen of actieve imaginatie een gelijkaardig effect kunnen hebben; het zijn op zich schitterende technieken maar riskeren soms wel de aandacht van de droom weg te leiden. En omdat dromen net over die dingen spreken waar we liever niet naar luisteren, komt ons dat ergens wel goed uit. Weerstand troef. Jung geloofde dat dromen een speciale en veel meer betekenende functie hebben en dat je met dromen veel meer kan doen dan lukraak op schattenjacht te gaan. Er is een techniek die helpt om het droomverhaal als leidraad te houden. Deze heet: op zoek gaan naar de droomdynamiek. DE DYNAMIEK ONTHULT HET THEMA Wollants beschreef deze techniek in een mooi artikel.2 Essentieel is om de vraag ‘wat betekent deze droom?’ te vervangen door de vraag ‘wat gebeurt er in deze droom?’. De waarneembare droomgebeurtenissen kan je dan formuleren in een verhaallijn, ook wel droomdynamiek genoemd. Want met zijn dramatische structuur bezit elke droom - net als een verhaal uit een roman of toneelstuk - een plot: er is een beginsituatie, er gebeurt iets, er komt een keerpunt en dan eindigt het verhaal3. Om betekenis aan de droom te geven, wil de dynamiek ervan gerespecteerd worden. De dynamiek onthult het thema.
Neem het volgende voorbeeld: Ik droom dat ik in een groene sportwagen door de bergen rijd. Het
landschap is prachtig, de wegen zijn smal en kronkelig. Het is een stralende dag waarvan ik geniet. Ik kom uit de bocht en zie een tegenligger die ik onmogelijk kan vermijden. Angstig word ik wakker. Dit is het verhaal van iemand die het eerst goed heeft, een onvermijdelijk obstakel tegenkomt en zo bij angst uitkomt. De betekenis van deze droom heeft te maken met die dynamiek. Waar de tegenligger voor staat, is niet uit deze droom af te leiden. Daar is verder werk voor nodig. Deze dynamiek is volkomen anders als de droom er als volgt uit gezien zou hebben: Ik maak een
tocht door de bergen. De kronkelige wegen maken mij angstig. Dan zie ik een groene wagen komen aanrijden. Het blijkt een sportwagen te zijn. Opgelucht denk ik: “dit is mijn redding.” Dan pas zie ik dat het een stralende dag is. Deze laatste droom is een heel ander verhaal. De dynamiek die eruit springt is het vastzitten, een redding vinden en dan kunnen zien dat het eigenlijk een stralende dag is. In beide dromen komen dezelfde elementen voor (bergen, groene sportwagen, tegenligger, angst, stralende dag). Toch is het verhaal dat verteld wordt – en daarmee ook de betekenis – fundamenteel anders. Het raadplegen van een symboolwoordenboek negeert het verhaal, de samenhang tussen de elementen. De fenomenologische grondhouding, een instelling van feitelijk waarnemen en kijken wat er te zien is, is wat hier nodig is: het zoeken naar een droomdynamiek vraagt een grondige verkenning van de droombeelden en van alle gevoelens en associaties die daarbij opkomen. Het is erg helpend om de dynamiek in enkele zinnen te formuleren. Je kan dit soms samen met de cliënt doen. De dynamiek dient als bedding voor het verdere werk en voor het geven van betekenis. Betekenis geven of interpreteren is het verbinden van de zichtbaar geworden verhaal met het leven van de 2
Wollants (1986), Dromen ter goeder trouw, te lezen op http://www.fms-ofcourse.be/index.php/teksten/artikels
3
Lang niet alle dromen worden volledig ‘uitgedroomd’ tot het einde
dromer. Je kan ervoor kiezen om daarna een van de technieken die ik in de inleiding opgesomd heb, toe te passen op het geheel of zelfs op een stukje van de droom. Maar steeds hou je als begeleider van dit proces het geheel, het droomverhaal van begin tot eind, in je achterhoofd. Het is zoals we gewoon zijn om het hypothesemodel op te maken: we beschouwen het geheel van informatie dat beschikbaar is, laten dat op ons inwerken en formuleren één of meerdere hypotheses. Op basis daarvan kiezen we een stukje dat mogelijks een ingang is om aan de slag te gaan.
BRILLEN Hoe je nu uiteindelijk kiest om te kijken, hangt af van de bril die je wenst op te zetten. Een Freudiaan vertaalt de zichtbaar geworden droomdynamiek in een drift die verdrongen werd tijdens onze kindertijd en een cognitief therapeut ontdekt met behulp van de droom welke foutieve denkschema’s er in het brein van de dromer huizen. Heel wat van de gekende therapeutische stromingen hebben zo hun eigen visie over wat dromen zijn en hoe we dienen te interpreteren. Als grote fan van Jung kijk ik graag door de bril van het individuatieproces. Ik geloof dat we als mens steeds meer onszelf worden in ons leven en dat we er naar streven uit te drukken wie we in wezen zijn, en daarbij antwoord geven op de rugzak die we hebben meegekregen. Dit uitgangspunt ervaar ik compatibel met al wat zichtbaar wordt door de andere brillen die opgezet kunnen worden. Dromen kan je zien als uitdrukkingen van het individuatieproces. Het Jungiaanse Zelf is de regisseur van de nacht die ons een spiegel voorhoudt en o.a. via onze dromen toont hoe het met ons wezen gesteld is.
IN DEN BEGINNE… Freud beschreef de invloed van onze eerste levensjaren op de opbouw van onze persoonlijkheid. Onze diepste overtuigingen over het leven en de wereld, ontstaan in het prille begin. Freud illustreerde dat als je zijn bril opzet, je heel wat van die complexen uit de kindertijd in je dromen tegen komt. Voortbordurend op dit idee wil ik de lezer nog een andere bril aanreiken om het droomverhaal met zijn symbolen te kunnen vertalen naar het leven van de dromer. Het is de bril van het kosmisch existentialisme4. Om te beginnen veronderstelt deze kijk dat de droomwereld een werkelijkheid op zich is; dromen spelen zich af in een tijd en ruimte die anders is dan onze gekende, materieel tastbare werkelijkheid. Een volgend uitgangspunt is dat de droomwereld bestaat uit psychische energie. Zowel Freud als Jung hadden elk hun idee over de aard van psychische energie, maar het is de Nederlandse neuropsychiater Maarten Lietaert-Peerbolte die beide visies met elkaar verenigd. Als psychiater en psychoanalyticus kwam Lietaert-Peerbolte in contact met de dromen van zijn cliënten. Zijn kennis van fysica en kwantumfysica hielpen hem om verscheidene hypotheses te formuleren over de aard van de menselijke psyche. In zijn eigen woorden beschrijft hij de ‘andere wereld’: deze bestaat in zijn gedachtegoed namelijk uit vrije psychische energie, naar analogie met het bestaan van het elektromagnetisme in de ‘gemanifesteerde’ (zichtbare) wereld. Net zoals er in ‘deze’ wereld elektronen bestaan, zouden er dan in de ‘andere’ wereld psychonen bestaan7.
4
Lietaert-Peerbolte (1977), Kosmisch existentialisme, Koan, Meise
Eén van zijn stellingen is dat wanneer twee potentiële ouders met elkaar vrijen in de vruchtbare periode, er een elektromagnetisch veld ontstaat tussen eicel en zaadcel, en dit psychonen aantrekt. De cluster van vrije psychonen geraken gebonden aan het materiële lichaam (de versmelting van eien zaadcel). Anders gezegd: in het versmelten van eicel en zaadcel kan de ziel (de cluster van psychonen) incarneren5, indalen in het vlees. In deze visie is de ziel de goddelijke vonk, het bewustzijn waarmee we geboren worden en waarvan het ons verlangen is om het te kennen, om te weten wie we zijn. Het proces van in het lichaam zakken heeft grote overeenkomsten met het Jungiaanse begrip van individueren. Het zakken van de ziel in het lichaam duurt het hele leven. Tijdens dit incarneren doet de ziel verschillende indrukken op, imprints zoals Lietaert-Peerbolte ze noemt. In zijn boek de Foetale Psyche geeft hij verschillende voorbeelden van hoe de ziel in het voorgeboortelijk leven (het leven van conceptie tot geboorte) diepe indrukken opdoet, overtuigingen die de postnatale mens (het leven tussen geboorte en dood) zijn hele leven zal meedragen6. Het prenatale leven is erg belangrijk omdat we er als mens de diepste indrukken opdoen over het leven en omdat momenten als conceptie momenten zijn van leven en dood. In dromen kan je heel vaak het prenatale verhaal en daarmee ook heel diep opgebouwde overtuigingen tegenkomen, overtuigingen waarvan je het bestaan niet kan snappen als je naar de (eerste)levensjaren van de persoon in kwestie kijkt. Omdat existentiële thema’s in dromen verbeeld worden, komt het nogal eens voor dat er prenatale symboliek in verschijnt. Hier volgt een voorbeeld. Sandra is een jonge vrouw die zichzelf wil ontwikkelen via droomanalyse. In haar leven heerst momenteel erge chaos: de man met wie ze verloofd was, heeft een zelfmoordpoging ondernomen. Zij heeft hem gevonden en zijn leven gered door nog net op tijd de ambulance te kunnen bellen. Dat werd haar niet in dank afgenomen; de verloving werd verbroken en nu woont ze terug bij haar ouders. Daar heeft ze het erg moeilijk mee: ze kan zich niet vinden in de manier waarop haar ouders in de wereld staan. Ze vermijdt het contact met hen en brengt thuis de meeste tijd op haar kamer door. Ze eet zelfs op haar kamer. Ze heeft enkele huisdieren waarmee ze wel een goed contact heeft. Voor mensen is ze stilaan onverschillig geworden. Zij voelt zich beter dan Jan Modaal, zegt ze zelf. Ook over haar verbroken relatie doet ze nogal koel. Dit is één van de dromen die ze mij verteld: “Ik open de ijskast. Zoals het ook in realiteit is, is het er een groot rommeltje. Er staan wafels in, mooi
gebakken wafels, groot en keurig gestapeld. Geen idee waarom die wafels daar staan, wij bewaren wafels niet in de ijskast. Enfin, ze staan er. Het volgende moment ben ik in de ijskast en verandert het in de voorraadkamer van een groot kasteel. Ik behoor bij het personeel en ben bezig de wafels te stapelen tegen de ramen en tegen de schietgaten, zodat ik goed beschermd ben tegen de vijand. Dan komt er ineens een colonne mensen, met schild, helm en harnas. Ik word mee in de stroom gezogen. Ik heb eigenlijk geen plek tussen hen, maar ik moet wel mee, ik ben meer in gevaar als ik alleen achter blijf. Ikzelf ben niet gewapend. We gaan door een deur en komen in een ruimte met roodachtig licht. Het is er vochtig en warm. Het doet mij aan het vagevuur denken. Er worden mensen gemarteld. Links en rechts hangen mensen, die meer bloed en vlees zijn dan mens. Ik schaam mij dat ik bij het kasteel hoor en dat mijn heer en dame zoiets doen. Ik probeer er niet naar te kijken en gewoon door te lopen, maar soms wordt een mens van de ene naar de andere kant gesleurd door een beul en passeert vlak langs mij. Dan kan ik niet anders dan het zien. We gaan door de deur en komen buiten. De zon schijnt. We lopen op de brug. Aan de andere kant is de vijand. Die beschiet ons met 5
Incarnatie veronderstelt niet per definitie reïncarnatie.
6
Lietaert-Peerbolte (1979), De foetale psyche, Soethoudt, Antwerpen
pijlen. Het lijkt wel een massamoord. Ons leger is helemaal niet goed georganiseerd. De man voor mij krijgt een pijl door zijn hoofd. Ik vang hem op en wil even bij hem blijven zodat hij niet alleen is als hij sterft. Iemand die achter mij is en hoger geplaatst is dan ik, zegt dat ik moet doorgaan, er is geen tijd te verliezen. Ik moet de man achter laten. Dan word ik waker.” De dynamiek van deze droom is in grote lijnen de volgende: ik stel mezelf veilig (ik stapel de wafels tegen de schietgaten), maar desondanks word ik meegesleurd in een stroom (de colonne gewapende mensen). Zo kom ik in een ruimte vol dood en gruwel (het vagevuur). Ik kom buiten en overleef, bijna als uitzondering. Als je deze droom nu bekijkt vanuit het perspectief van de ziel die incarneert in het lichaam, dan kan je de droom zien als het moment voor conceptie. Deze ziel wil niet incarneren, maar de stroom van mensen (zaadcellen?) is sterker dan haar. Er komt veel dood voor, de andere zaadcellen sterven. Ik schaam mij voor mijn heer en dame (vader en moeder?). Rode en vochtige kamer (eileider, baarmoeder?). Zij is geboren uit deze conceptie, zij overleeft (ik kom buiten, de zon schijnt, ik moet doorgaan). Het vertalen van de droom naar deze gebeurtenis van conceptie, is een hulpmiddel om naar de droom te kijken. Ik geef deze visie niet zomaar prijs aan de dromer, omdat er dan over gediscussieerd kan worden en dit het proces kan verstoren. In het werken met het droomverhaal worden heel wat imprints duidelijk die de droomster in haar leven met zich meedraagt: ze wil niet leven, ze schaamt zich voor haar ouders, ze ervaart de wereld als gruwelijk. In de droom staat ze een man bij (doet postnataal denken aan haar verloofde die ze wel voor de dood heeft kunnen hoeden), maar in haar reële leven heeft ze het bijna opgegeven om nog aan mensen te geven. Op persoonlijkheidsniveau lijkt deze vrouw betweterig, apathisch en ongevoelig voor haar medemens. Op zielsniveau verschijnt er een heel ander verhaal: ze heeft haar intrede op aarde als heel gruwelijk beleefd en heeft geleerd zichzelf af te schermen. Haar ziel, haar levensenergie heeft ze deels achtergelaten (in de voorraadkamer en bij de man die in haar armen gestorven is). Om het leven te kunnen leiden dat ze wil, heeft ze deze afgesplitste zielenenergie terug op te halen. Dit hebben we als volgt gedaan: ik heb haar in een actieve imaginatie laten invoelen in het moment waarin de man vóór haar sterft in haar armen. Door hier uitgebreid bij te blijven stilstaan, komt ze bij een heel diep verdriet uit: jij sterft, ik leef, ik wil niet dat jij sterft, ik wil samen met jou leven, ik wil
vooruit. Deze droom vormt een opening om het rouwproces om haar ex-geliefde te starten. Ze hield van hem, heeft zijn leven gered. Maar zal hij niet een nieuwe zelfmoordpoging ondernemen nu ze niet meer bij elkaar zijn? Ruimer gezien heeft ze haar ouders aan te nemen: ouders zijn de poort waarlangs de ziel het leven binnenstapt7. Ze heeft haar eigen leven aan te nemen en uit de frigo te komen.
HET VELD Zo komen we bij dromen als uitdrukkingen van ons incarnatieproces, als verhalen van onze ziel. Dromen zijn de Koninklijke weg naar de ziel. Wij komen er ook andere zielen tegen, denk maar aan overledenen of archetypische figuren. Ook het fenomeen voorspellende dromen wordt ineens iets meer begrijpelijk door dromen te zien als afkomstig uit een veld waar heden, verleden en toekomst
7
Bosmans (2010), ouders als poort van de ziel, De Gulden Snede, Oud-Heverlee
gelijktijdig aanwezig zijn. McTaggart omschreef dit veld als een oceaan van microscopische vibraties die alles met alles in het universum verbindt, als een soort onzichtbaar netwerk 8. Wanneer we onze psyche voorstellen als een ijsberg, dan kan je het veld zien als het water rond de ijsberg dat ons met andere ijsbergen verbindt en dat bovendien de substantie is waaruit elke ijsberg is gemaakt. Dit veld komt overeen met de Jungiaanse hypothese van het collectief onbewuste, de psychische energie die van alle levende wezens is. Het veld is een vorm van bewustzijn. Het kosmisch existentialisme ziet dromen als uitdrukkingen van de informatie die in het veld aanwezig is, vertaald in beelden of andere indrukken in ons zintuiglijk systeem.
TOT SLOT… Elke bril is slechts een hulpmiddel om te kijken en hetgeen zichtbaar wordt heeft misschien niets met de realiteit te maken. Maar daar gaat het niet om. Het gaat niet om de waarheid. Waar het om draait is de vraag of iemand verder geraakt in zijn proces van individuatie. Het geven van betekenis is geen doel op zich want leidt niet altijd tot een verschuiving bij de cliënt. Als therapeut zijn we geen droomuitleggers. Met droomwerk trachten we een therapeutisch effect te bereiken. We proberen om de interactiedriehoek aan het draaien te brengen. Dromen overkomen ons als de regisseur van het bewustzijn slaapt en bevinden zich daarmee op de lijn van het gebeuren. Het geven van betekenis situeert zich op de lijn van de semantiek. Een therapeutisch effect kan maar tot stand komen als er een wisselwerking optreedt tussen het gebeuren, het semantische en het bewust handelen. Dit interpretatieproces kent vele wegen. Dromen hebben in wezen geen betekenis. Ze krijgen betekenis.
Cindy Schepers – mei 2011
8
McTaggart (2004), Het Veld, Ankh-Hermes, Deventer