Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 1
Testen
Algemene opmerking De organisatie waarin u vertoeft is ofwel de organisatie waarin u werkt of de organisatie waarin u studeert. De term “collega” verwijst zowel naar de medewerker die op gelijk niveau met u bij uw organisatie werkt of op uw medestudent, als naar de “ondergeschikte” waaraan u leiding geeft.
Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 2
Eerste organisatiecultuurtest De organisatiecultuur kan omschreven worden als het geheel van normen en waarden die in een organisatie heersen. Zij bepalen wat van de groepsleden verwacht wordt en wat dezen moeten doen om “erbij te horen”, niet “uit de toon” te vallen. Hierna vindt u 120 vragen. Geef per vraag aan in welke mate het opgegeven gedrag van u en uw collega's wordt verwacht door uw organisatie (en dus niet noodzakelijk door de “leiding”). Uiteraard moeten alle vragen beantwoord worden. Gebruikte codes: 0 % = In het geheel niet 25 % = In geringe mate 50 % = In bescheiden mate 75 % = In sterke mate 100 % = In zeer sterke mate
Nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
Verlangd gedrag We mogen kritiek niet aanvaarden We moeten anderen helpen zich te ontwikkelen We moeten collega’s inspraak geven We moeten de tijd nemen voor mensen We moeten anderen helpen een eigen mening te vormen We moeten een goede relatie met onze meerderen hebben We moeten het met iedereen eens zijn We moeten de gezagshebbers steunen We moeten door iedereen aardig gevonden worden We moeten in het middelpunt van de belangstelling staan We moeten de gang van zaken kennen We moeten orders gewillig opvolgen We moeten de gezaghebbers tevreden stellen We moeten opdrachten opvolgen, ook al zijn ze fout We moeten doen wat er van ons verwacht wordt We moeten op fouten letten We moeten ons afzijdig houden van de situatie We moeten interesse tonen voor de noden van anderen We moeten anderen aanmoedigen We moeten anderen positief waarderen We moeten welwillend zijn tegen iedereen We moeten de doelen nastreven die anderen op prijs stellen We moeten ervoor zorgen dat anderen ons aanvaarden We mogen nooit de indruk wekken te verliezen We moeten collega’s overtreffen We moeten vooruit denken en plannen We moeten haalbare doelen stellen We moeten gedwee zijn We moeten beslissingen nemen in overleg met meerderen We moeten ons voorspelbaar gedragen
0 %
25 %
50 %
75 %
100 %
Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 3
Nr. 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80
Verlangd gedrag We moeten beslissingen van anderen in twijfel trekken We moeten afstandelijk en volkomen objectief blijven We moeten indirect dingen tegen werken We moeten conflicten opbouwend oplossen We moeten goed kunnen luisteren We moeten de dingen doen die anderen goedkeuren We moeten ons steeds bewust zijn van wat gangbaar is We moeten het imago dat we superieur zijn behouden We moeten ons wedijverend opstellen We moeten altijd proberen gelijk te halen We moeten uitdagende taken op zich nemen We moeten ernaar streven uitstekend te worden We moeten werken met het besef iets te bereiken We mogen onze meerderen nooit tegenspreken We moeten ieders mening vragen alvorens te handelen We mogen niet snel ergens van onder de indruk zijn We moeten ons verzetten tegen nieuwe ideeën We moeten op alle foutjes opmerkingen maken We moeten de genomen beslissingen tegenwerken We moeten anderen steunen We moeten meegaand zijn We moeten gezien en opgemerkt worden We moeten een ‘winnaar’ zijn We moeten eerder concurreren dan samenwerken We moeten van het werk een wedstrijd maken We moeten andere mogelijkheden zoeken voor we handelen We moeten risico’s zo veel mogelijk vermijden We moeten ons enthousiasme openlijk tonen We moeten zelfgestelde doelen bereiken We moeten vooropgestelde doelen kritiekloos accepteren We moeten meer belang hechten aan mensen dan aan dingen We moeten openhartig en warm zijn We moeten goede sociale vaardigheden gebruiken We moeten interesse in mensen tonen We moeten hard, onverzettelijk zijn We moeten een bekwame en onafhankelijke indruk wekken We moeten altijd de normale gang van zaken volgen We moeten selectief informeren om conflicten te voorkomen We moeten risico's vermijden We moeten ons aanpassen We moeten beslissingen naar boven door spelen We moeten ons op de achtergrond houden als het moeilijk wordt We mogen slechts weinig kansen aangrijpen We moeten wachten tot anderen eerst actie nemen We moeten op een unieke onafhankelijke manier denken We moeten denken in termen van ‘het beste voor het team’ We moeten met anderen samenwerken We moeten tactvol zijn We moeten onze eigen machtspositie vergroten We moeten krachtig optreden
0 %
25 %
50 %
75 %
100 %
Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 4
Nr. 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120
Verlangd gedrag We moeten de indruk wekken lange dagen te maken We moeten dingen perfect doen We moeten binnen de bestaande kaders passen We moeten meningsverschillen vermijden We moeten de feiten als onveranderlijk aanvaarden We moeten ervoor zorgen niet betrokken te geraken We moeten populaire i.p.v. noodzakelijke beslissingen nemen We moeten ervoor zorgen nooit de schuld te krijgen voor fouten We moeten onze persoonlijke integriteit behouden We moeten ook eenvoudige taken goed uitvoeren We moeten anderen motiveren door vriendelijkheid We moeten vriendelijk met anderen omgaan We moeten de autoriteit, die niet ter discussie staat, handhaven We moeten trouw aan de organisatie eisen We moeten alles persoonlijk regelen We moeten het werk als het belangrijkste beschouwen We moeten blijven aandringen, volhouden We moeten alles onder controle houden We mogen geen spelbreker zijn of dwarsliggen We moeten een goede indruk maken We moeten dingen uitstellen We moeten verantwoordelijkheden naar anderen doorschuiven We moeten spontaan zijn We moeten weerstand bieden tegen onze aanpassingswens We moeten open over onszelf zijn We moeten onderling gevoelens en gedachten delen We moeten de autoriteit van onze positie gebruiken We moeten tactisch bezig zijn om invloed te verwerven We mogen nooit het heft uit handen geven We moeten aanvallend zijn We mogen nooit een fout maken We moeten onrealistisch hoge doelen stellen We moeten ons persoonlijk bekommeren om elk detail We moeten nauwkeurig zijn, zelfs wanneer het niet nodig is We moeten meer belang hechten aan regels dan aan ideeën We mogen ons nergens toe verbinden We moeten ideeën uitwisselen We moeten plezier hebben in het werk We moeten kwaliteit meer benadrukken dan kwantiteit We moeten ons betrokken voelen bij de eigen groei/ontwikkeling
0 %
25 %
50 %
75 %
100 %
Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 5
Tweede organisatiecultuurtest
Eerste reeks: In welke mate doen die mogelijkheden bij elk item zich NU voor? Bedoeling van deze test is te achterhalen hoe uw organisatie functioneert en welke waarden die organisatie kenmerken. De test heeft zes onderwerpen. Bij elk onderwerp horen vier mogelijkheden. Verdeel per onderwerp 100 punten over deze vier mogelijkheden om aan te geven hoe zij zich ten aanzien van elkaar verhouden. B.v. als u meent dat mogelijkheid A sterk overeenkomst met wat er leeft binnen uw organisatie, mogelijkheden B en C minder en mogelijkheid D zo goed als niet, geef dan 55 punten aan A, 20 punten aan B en 20 punten aan C en tenslotte 5 punten aan D. Let erop dat het totaal van de punten per onderwerp telkens gelijk is aan 100. 1° onderwerp: Dominante kenmerken A. De organisatie heeft een zeer persoonlijk karakter. Zij heeft veel weg van één grote familie. De mensen lijken veel met elkaar gemeen te hebben.
Punten
B. De organisatie is zeer dynamisch en er heerst een sterk enthousiasme. De mensen zijn bereid hun nek uit te steken en risico's te nemen. C. De organisatie is sterk resultaatgericht. De grootste zorg is het werk af te krijgen. De mensen zijn zeer competitief en gericht op het boeken van resultaten. D. De organisatie is strak geleid en gestructureerd . Formele procedures bepalen in het algemeen wat mensen doen. 2° onderwerp: De leiding van de organisatie A. De leidinggevenden geven in het algemeen blijkt van een harde en zakelijke instelling, agressiviteit en resultaatgerichtheid.
Punten
B. De leidinggevenden gedragen zich in het algemeen als begeleider, scheppen mogelijkheden en stimuleren. C. De leidinggevenden geven in het algemeen blijk van coördinerend en organiserend gedrag en maken de indruk van een soepel draaiende, efficiënte machinerie. D. De leidingg spreiden in het algemeen enthousiasme ten toon, evenals vernieuwingsgezindheid en risicobereidheid. 3° onderwerp: Leiderschapsstijl A. De leiderschapsstijl wordt gekenmerkt door persoonlijke risicobereidheid, vernieuwing, vrijheid en uniciteit. B. De leiderschapsstijl wordt gekenmerkt door teamwerk, consensus en participatie. C. De leiderschapsstijl van de organisatie wordt gekenmerkt door zekerheid omtrent de baan, de voorschriften, voorspelbaarheid en stabiele verhoudingen. D. De leiderschapsstijl van de organisatie wordt gekenmerkt door niets ontziende competitie, hoge eisen en prestatiegerichtheid.
Punten
Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 6
4° onderwerp: Het bindmiddel van de organisatie Punten A. Het bindmiddel dat de organisatie bijeenhoudt, bestaat uit formele regels en beleidsstukken. De klemtoon ligt op het instandhouding van een probleemloos functioneren van de diensten. B. Het bindmiddel dat de organisatie bijeenhoudt, bestaat uit betrokkenheid bij innovatie en ontwikkeling. De nadruk ligt op het vernieuwen van de diensten en het dienstverleningsaanbod. C. Het bindmiddel dat de organisatie bijeenhoudt, bestaat uit loyaliteit en onderling vertrouwen. Betrokkenheid bij de organisatie staat hoog in het vaandel geschreven. D. Het bindmiddel dat de organisatie bijeenhoudt, bestaat uit de nadruk op de prestaties en het bereiken van de doelstellingen. Agressiviteit en winnen zijn gangbare thema's. 5° onderwerp: Strategische accenten Punten A. De organisatie legt de nadruk op menselijke ontwikkelingen. Een grote mate van vertrouwen, openheid en participatie zijn niet weg te denken. B. De organisatie legt de nadruk op het aanboren van nieuwe bronnen en het creëren van nieuwe uitdagingen. Het uitproberen van nieuwe dingen en het zoeken naar nieuwe manieren van werken wordt gewaardeerd. C. De organisatie legt de nadruk op wedijverend gedrag en prestaties. Het bereiken van ambitieuze doelstellingen en het aantrekken van meer cliënten spelen de hoofdrol. D. De organisatie legt de nadruk op behoud van het bestaande en op stabiliteit. Efficiëntie, beheersbaarheid en een soepele uitvoering spelen de hoofdrol. 6° onderwerp: Succescriteria Punten A. De organisatie definieert succes binnen het kader van de efficiëntie. Betrouwbare dienstverlening, soepel verlopende schema's en goedkope manieren van werken zijn van hoofdbelang. B. De organisatie definieert succes als beter presteren dan de andere (concurrende) organisaties C. De organisatie definieert succes als kunnen beschikken over de meest unieke dienstverlening. Ze kan worden beschouwd als innovatief en als toonaangevend wat haar diensten betreft. D. De organisatie definieert succes op grond van de ontwikkeling van de personeelsleden, teamwork, de betrokkenheid van het personeel en zorg voor de mensen.
Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 7
Tweede reeks: In welke mate zou u willen dat die mogelijkheden binnen vijf jaar een rol spelen binnen de organisatie Bedoeling van deze test is te achterhalen hoe u de organisatie graag zou veranderd zien en welke waarden die organiatie dan moeten kenmerken. Ook hier weer de zes onderwerpen met telkens vier mogelijkheden. Verdeel opnieuw per onderwerp 100 punten over deze vier mogelijkheden om aan te geven hoe zij zich ten aanzien van elkaar verhouden. 1° onderwerp: Dominante kenmerken A. De organisatie is strak geleid en gestructureerd. Formele procedures bepalen in het algemeen wat mensen doen.
Punten
B. De organisatie is sterk resultaatgericht. Het werk af zien te krijgen is de grootste zorg. De mensen zijn zeer competitief en gericht op het boeken van resultaten. C. De organisatie is zeer dynamisch en er heerst een sterk enthousiasme. De mensen zijn bereid hun nek uit te steken en risico's te nemen. D. De organisatie heeft een zeer persoonlijk karakter. Ze heeft veel weg van één grote familie. De mensen lijken veel met elkaar gemeen te hebben. 2° onderwerp: De leiding van de organisatie A. De leidinggevenden gedragen zich in het algemeen als begeleider, scheppen mogelijkheden en stimuleren.
Punten
B. De leidinggevenden spreiden in het algemeen enthousiasme ten toon, evenals vernieuwingsgezindheid en risicobereidheid. C. De leidinggevenden geven in het algemeen blijkt van een harde en zakelijke instelling, agressiviteit en resultaatgerichtheid. D. De leidinggevenden geven in het algemeen blijk van coördinerend en organiserend gedrag en maken de indruk van een soepel draaiende, efficiënte machinerie. 3° onderwerp: Leiderschapsstijl A. De leiderschapsstijl van de organisatie wordt gekenmerkt door zekerheid omtrent de baan, de voorschriften, voorspelbaarheid en stabiele verhoudingen. B. De leiderschapsstijl wordt gekenmerkt door persoonlijke risicobereidheid, vernieuwing, vrijheid en uniciteit. C. De leiderschapsstijl wordt gekenmerkt door teamwerk, consensus en participatie. D. De leiderschapsstijl van de organisatie wordt gekenmerkt door niets ontziende competitie, hoge eisen en prestatiegerichtheid.
Punten
Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 8
4° onderwerp: Het bindmiddel van de organisatie Punten A. Het bindmiddel dat de organisatie bijeenhoudt, bestaat uit loyaliteit en onderling vertrouwen. Betrokkenheid bij de organisatie staat hoog in het vaandel geschreven. B. Het bindmiddel dat de organisatie bijeenhoudt, bestaat uit de nadruk op de prestaties en het bereiken van de doelstellingen. Agressiviteit en winnen zijn gangbare thema's. C. Het bindmiddel dat de organisatie bijeenhoudt, bestaat uit formele regels en beleidsstukken. De klemtoon ligt op het instandhouding van een probleemloos functioneren van de diensten. D. Het bindmiddel dat de organisatie bijeenhoudt, bestaat uit betrokkenheid bij innovatie en ontwikkeling. De nadruk ligt op het vernieuwen van de diensten en het dienstverleningsaanbod. 5° onderwerp: Strategische accenten Punten A. De organisatie legt de nadruk op menselijke ontwikkeling. Een grote mate van vertrouwen, openheid en participatie zijn niet weg te denken. B. De organisatie legt de nadruk op het aanboren van nieuwe bronnen en het creëren van nieuwe uitdagingen. Het uitproberen van nieuwe dingen en het zoeken naar nieuwe manieren van werken wordt gewaardeerd. C. De organisatie legt de nadruk op wedijverend gedrag en prestaties. Het bereiken van ambitieuze doelstellingen en het aantrekken van meer cliënten spelen de hoofdrol. D. De organisatie legt de nadruk op behoud van het bestaande en stabiliteit. Efficiëntie, beheersbaarheid en een soepele uitvoering spelen de hoofdrol. 6° onderwerp: Succescriteria Punten A. De organisatie definieert succes als beter presteren dan de andere (concurrerende) organisaties. B. De organisatie definieert succes op grond van de ontwikkeling van de personeelsleden, teamwork, de betrokkenheid van het personeel en zorg voor de mensen. C. De organisatie definieert succes als kunnen beschikken over de meest unieke dienstverlening. Ze kan worden beschouwd als innovatief en als toonaangevend wat haar diensten betreft. D. De organisatie definieert succes binnen het kader van de efficiëntie. Betrouwbare dienstverlening, soepel verlopende schema's en goedkope productie zijn van hoofdbelang.
Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 9
Uw levenswijze Hier wordt gevraagd uzelf te beschrijven aan de hand van een aantal activiteiten of houdingen. Zet een "x" in het vak van de derde kolom als het woord in de tweede kolom in het geheel niet (bijna nooit) op u van toepassing is. Zet een "x" in het vak van de vierde kolom als het woord in de tweede kolom vaak op u van toepassing is. Zet een "x" in het vak van de vijfde kolom als het woord in de tweede kolom meestal (bijna altijd) op u van toepassing is. Uiteraard moeten alle vragen beantwoord worden. Nr. 01. 02. 03. 04. 05. 06. 07. 08. 09. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40.
bijna nooit meelevend attent steunt anderen kan zich in de behoeften van anderen verplaatsen moedigt anderen aan zoekt goedkeuring van anderen overstelpt mensen met vriendelijkheid vaag en onzeker afhankelijk van familie en vrienden wil aardig gevonden worden soepel/inschikkelijk zeer tactvol veel respect voor meerderen bescheiden afhankelijk van anderen bezorgd om status cynisch kan niet goed tegen kritiek negatief vergeeft niet snel een onrecht een sterke behoefte om te winnen houdt ervan te wedijveren vergelijkt zichzelf voortdurend met anderen staat onmiddellijk klaar met een oordeel voor zichzelf opkomend, assertief houdt van moeilijke taken realistisch wint het vertrouwen en respect van anderen goed analytisch vermogen denkt zelfstandig houdt ervan anderen iets te leren houdt ervan om meningsverschillen op te lossen wordt door anderen benadert om hulp te bieden wordt door anderen vertrouwd kan goed luisteren is het met iedereen eens vergevingsgezind raak van streek door conflicten altijd vriendelijk laat zijn mening beïnvloeden door wat anderen denken
vaak
bijna altijd
Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 10
Nr. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69. 70. 71. 72. 73. 74. 75. 76. 77. 78. 79. 80. 81. 82. 83. 84. 85. 86. 87. 88. 89. 90.
bijna nooit twijfelt aan zichzelf meer reagerend dan initiatiefnemend piekert vaak wenst mensen tevreden te stellen doet dingen volgens het boekje koppig verzet zich tegen nieuwe ideeën moeilijk te imponeren gevoelloos wantrouwt anderen alles is een uitdaging spant zich in om indruk te maken op anderen kan moeilijk tegen zijn verlies wil graag gezien worden en opvallen hemelt zichzelf op enthousiast leert van fouten en verbetert zichzelf houdt van een uitdaging denkt meestal vooruit eerlijk en direct in het uiten van gevoelens oordeel wordt beïnvloed door sympathie voor iemand probeert anderen te helpen deelt graag gevoelens en ideeën met anderen accepteert gemakkelijk verandering diplomatiek, tactvol beheerst, ingetogen accepteert veelal actuele stand van zaken bekommert om wat anderen over hem denken wordt gewaardeerd door de meerderen erg conventioneel gespannen, niet op zijn gemak zichzelf veroordelend gereserveerd makkelijk in verlegenheid te brengen wordt moeilijk geaccepteerd hard, onverzettelijk weinig vertrouwen in mensen dominant kritisch ten opzichte van anderen gelooft in dwingend optreden gelooft in daden, niet in woorden ergert zich sterk aan eigen fouten lijkt anderen niet nodig te hebben competent zoekt naar uitdagingen energiek, actief zichzelf respecterend zich zeer bewust van eigen gevoelens houdt van verantwoordelijkheid uniek en onafhankelijk in manier van denken
vaak
bijna altijd
Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 11
Nr. 91. 92. 93. 94. 95. 96. 97. 98. 99. 100. 101. 102. 103. 104. 105. 106. 107. 108. 109. 110. 111. 112. 113. 114. 115. 116. 117. 118. 119. 120.
bijna nooit ziet het beste in anderen heeft oprechte belangstelling voor anderen warm, open ontspannen, op zijn/haar gemak met andere mensen vindt mensen belangrijker dan dingen past zich aan vindt regels belangrijker dan ideeën betrouwbaar zeer respectvol tegenover anderen steekt nooit de nek uit ontwijkend vermijdt beslissingen bezig met eigen problemen raakt gemakkelijk van streek laat beslissingen aan anderen over argumenteert graag vaak in het offensief vlug beledigd vindt anderen zelfzuchtig doet dingen liever zelfstandig probeert in alles de beste te zijn plaatst gevoelens op de achtergrond streng maar rechtvaardig kan onverschillig zijn lijkt anderen niet nodig te hebben open over zichzelf niet snel van streek te brengen brengt gemakkelijk ideeën over weet hoe mensen zich voelen grote persoonlijke integriteit
vaak
bijna altijd
Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 12
Uw vaardigheden Geeft onderstaande stelling aan hoe u zich gedraagt? 1 Wanneer collega’s hun problemen aan mij voorleggen, praat ik met hen op een ondersteunende manier. 2 Ik zet mijn collega’s ertoe aan nieuwe ideeën en werkwijzen te bedenken. 3 Ik motiveer en beziel anderen om hun werk nog beter te doen. 4 Ik hou goed in de gaten hoe de dienst waar ik werk functioneert. 5 Ik help mijn collega’s regelmatig om hun vaardigheden te verbeteren, zodat zij betere resultaten kunnen bereiken. 6 Ik eis van collega’s dat zij keihard werken en een veel prestaties leveren. 7 Ik stel ambitieuze doelstellingen voor die mijn collega’s uitdagen om hogere prestaties te leveren. 8 Ik zorg voor de middelen die nodig zijn om de vernieuwende ideeën van mijn collega’s in praktijk te kunnen brengen of ik help hen daarbij. 9 Wanneer iemand met een nieuwe idee komt, verleen ik de nodige steun om het erdoor te krijgen. 10 Ik zorg ervoor dat alle collega’s goed op de hoogte zijn van het beleid van onze organisatie, van onze waarden en onze doelstellingen. 11 Ik zorg ervoor dat de collega’s een duidelijk beeld hebben van de plaats die hun taak inneemt tussen die van anderen binnen onze organisatie. 12 Ik stel samenhangende teams van mensen samen die zich ergens voor willen inzetten. 13 Ik laat mijn collega’s regelmatig weten hoe ik over hun prestaties denk. 14 Ik verwoord een duidelijke visie op wat door onze dienst in de toekomst kan worden bereikt. 15 Ik bevorder een gevoel van competitie omdat dit mijn collega’s helpt beter te presteren dan de collega’s van andere diensten.
Volstrekt oneens
Tamelijk oneens
Een beet- Tamelijk je eens (on-)eens
Volstrekt eens
Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 13
Geeft onderstaande stelling aan hoe u zich gedraagt? 16 Ik zorg ervoor dat in mijn dienst regelmatig rapporten en beoordelingen worden uitgebracht. 17 Ik interpreteer en vereenvoudig complexe informatie zodat collega’s daaruit wijs kunnen worden. 18 Ik bevorder in mijn dienst de effectieve uitwisseling van informatie en probleemoplossingen. 19 Ik bevorder in mijn dienst een rationele, systematische analyse, om zodoende de complexiteit van belangrijke kwesties te verminderen. 20 Ik zorg ervoor dat mijn collega’s ruimte krijgen voor persoonlijke groei en ontwikkeling. 21 Ik schep een werksfeer waarin participatie en betrokkenheid bij beslissingen worden gestimuleerd en beloond. 22 Ik zorg ervoor dat voldoende aandacht wordt geschonken aan zowel de taakvervulling als de interpersoonlijke verhoudingen. 23 Wanneer ik collega’s vertel dat ze iets niet goed doen, bevorder ik daarmee eerder een verbetering van hun functioneren dan afweer en boosheid. 24 Ik geef collega’s taken en verantwoordelijkheden die hen kansen bieden voor persoonlijke groei en ontwikkeling. 25 Ik help collega’s op een actieve wijze zich voor te bereiden op hogere functies in de organisatie. 26 Ik kom regelmatig met nieuwe, creatieve ideeën voor processen, producten of procedures voor mijn organisatie. 27 Ik laat mijn collega’s steeds opnieuw weten wat mijn toekomstvisie is en versterk die visie ook. 28 Ik help anderen zich een nieuwe toekomst voor te stellen die zowel kansen als waarschijnlijkheden inhoudt. 29 Ik ben voortdurend bezig met verbetering van de processen om resultaten te behalen. 30 Ik zet mijn dienst aan te wedijveren met anderen over de kwaliteit van dienstverlening en/of prestaties.
Volstrekt oneens
Tamelijk oneens
Een beet- Tamelijk je eens (on-)eens
Volstrekt eens
Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 14
Geeft onderstaande stelling aan hoe u zich gedraagt? 31 Ik bevorder de totstandkoming van een motiverend werkklimaat door mijn collega’s meer zeggenschap over hun eigen taakuitvoering te geven. 32 Ik heb regelmatig persoonlijk contact met mijn interne en externe cliënten. 33 Ik zorg ervoor dat wij vaststellen in hoeverre we tegemoetkomen aan de verwachtingen van onze cliënten. 34 Ik zorg ervoor dat mijn collega’s ervaringen opdoen die hen helpt bij hun aanpassing aan onze organsatiei en hun integratie in de organisatiecultuur. 35 Ik vergroot de competitie van mijn collega’s door hen te stimuleren diensten te leveren die de verwachtingen van de burgers overtreffen. 36 Ik heb een controlesysteem ingevoerd om de kwaliteit, de efficiëntie en de prestaties van mijn dienst op het gewenste peil te houden. 37 Ik overleg regelmatig met de leidinggevenden van andere diensten. 38 Ter bevordering van de coördinatie zorg ik ervoor dat informatie zo ruim mogelijk verspreid wordt onder de collega’s. 39 Ik werk met meetinstrumenten die zowel de werkprocessen als de resultaten meten. 40 Ik laat mijn collega’s exact en duidelijk weten wat ik van hen verwacht. 41 Ik zorg ervoor dat alles wat wij doen erop is gericht onze cliënten beter van dienst te zijn. 42 Ik bevorder in mijn dienst een sfeer van agressiviteit en intensiteit. 43 Ik hou de sterke en zwakke kanten van onze anderen in de gaten, en laat mijn dienst weten hoe wij er ten opzichte van hen voorstaan. 44 Ik bevorder in mijn dienst een werkklimaat waarin voortdurend wordt gestreefd naar verbetering. 45 Ik heb een duidelijke strategie ontwikkeld om mijn dienst te helpen onze toekomstvisie op succesvolle wijze te verwezenlijken.
Volstrekt oneens
Tamelijk oneens
Een beet- Tamelijk je eens (on-)eens
Volstrekt eens
Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 15
Geeft onderstaande stelling aan hoe u zich gedraagt? 46 Wanneer ik onze toekomstvisie ter sprake breng, verwoord ik de verbeeldingskracht en de emotionele betrokkenheid van anderen. 47 Ik bevorder een werkomgeving waarin zowel collega's als ondergeschikten van elkaar leren en elkaar helpen bij hun ontwikkeling. 48 Ik luister aandachtig en onbevooroordeeld naar anderen wanneer die met ideeën komen, ook al ben ik het er niet mee eens. 49 Ik zorg voor samenwerking binnen mijn dienst en voor een positieve oplossing van conflicten. 50 Ik toon collega’s die met hun zorgen of problemen bij mij aankloppen dat ik hun zienswijze begrijp. 51 Ik schep een werkmilieu waarin experimenten en creativiteit worden erkend en beloond. 52 Ik zet iedereen in mijn omgeving ertoe aan alles wat zij doen voortdurend te verbeteren en op peil te houden. 53 Ik stimuleer al mijn collega’s voortdurend kleine verbeteringen aan te brengen in de manier waarop zij hun werk doen. 54 Ik zorg ervoor dat mijn dienst voortdurend informatie verzamelt over de behoeften en voorkeuren van de burgers. 55 Ik betrek burgers bij de planning en de beoordeling van mijn dienst. 56 Ik zorg in mijn dienst voor ceremonieën en beloningen die de waarde en de cultuur van onze organisatie ten goede komen. 57 Ik handhaaf een formeel systeem voor de verzameling van informatie afkomstig van andere diensten of organisaties en voor onze reactie erop. 58 Ik vorm bij belangrijke organisatorische kwesties teams of taakgroepen met leden van verschillende functiegroepen. 59 Ik help collega’s bij hun streven naar verbetering van alle aspecten van hun bestaan en niet alleen voor zaken die met hun werk te maken hebben. 60 Ik schep een werksfeer waarin de collega’s streven naar hogere prestatieniveaus dan die van de anderen.
Volstrekt oneens
Tamelijk oneens
Een beet- Tamelijk je eens (on-)eens
Volstrekt eens
Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 16
Geeft onderstaande stelling aan hoe u zich gedraagt? 61 Ik ben goed in de vorming van effectieve, samenhangende en soepel functionerende teams. 62 Ik kan goed naar mijn collega’s luisteren en hen ondersteunen. 63 Ik ben goed in het helpen van mijn collega’s om hun prestaties te verbeteren en hen kansen te bieden voor hun persoonlijke ontwikkeling. 64 Ik ben goed in het stimuleren van mijn collega’s om te innoveren en met nieuwe ideeën te komen. 65 Ik ben goed in het helder overbrengen van een toekomstvisie en de verwezenlijking ervan. 66 Ik ben er goed in bij mijn collega’s een gerichtheid op voortdurende verbetering tot ontwikkeling te brengen. 67 Ik ben goed in het bevorderen van een agressieve gerichtheid op het overtreffen van de prestaties van anderen. 68 Ik ben goed in het motiveren van mijn collega’s opdat zij zich extra zouden inzetten en zich agressief op hun werk zouden storten. 69 Ik ben goed in het bevorderen van een gerichtheid op dienstverlening aan en betrokkenheid op de cliënten. 70 Ik ben er goed in mijn collega’s te helpen duidelijkheid te verwerven over wat van hen verwacht wordt en over de cultuur van de organisatie. 71 Ik ben goed in het meten en bewaken van de processen en de resultaten van mijn dienst. 72 Ik ben goed in het verwerven van informatie nodig voor de diensten en in het uitwisselen van informatie over de diensten heen. 73 Ik vind de vorming van effectieve, samenhangende en soepel functionerende teams van hoofdbelang. 74 Ik vind luisteren naar mijn collega’s en hen ondersteunen van hoofdbelang. 75 Ik vind het helpen van mijn collega’s om hun prestaties te verbeteren en hen kansen te bieden voor hun persoonlijke ontwikkeling van hoofdbelang.
Volstrekt oneens
Tamelijk oneens
Een beet- Tamelijk je eens (on-)eens
Volstrekt eens
Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 17
Geeft onderstaande stelling aan hoe u zich gedraagt? 76 Ik vind het stimuleren van mijn collega’s om te innoveren en met nieuwe ideeën te komen van hoofdbelang. 77 Ik vind het helder overbrengen van een toekomstvisie en de verwezenlijking ervan van hoofdbelang. 78 Ik vind het van hoofdbelang een gerichtheid op voortdurende verbetering tot ontwikkeling te brengen bij mijn collega’s. 79 Ik vind het bevorderen van een agressieve gerichtheid voor het overtreffen van de prestaties van anderen van hoofdbelang. 80 Ik vind het motiveren van mijn collega’s opdat zij zich extra zouden inzetten en zich agressief op hun werk zouden storten van hoofdbelang. 81 Ik vind het bevorderen van een gerichtheid op dienstverlening aan en betrokkenheid op de cliënten van hoofdbelang. 82 Ik vind het van hoofdbelang mijn collega’s duidelijkheid te helpen verwerven over wat van hen verwacht wordt en over de organisatiecultuur. 83 Ik vind het meten en bewaken van de processen en de resultaten van mijn dienst van hoofdbelang. 84 Ik vind van hoofdbelang informatie te verwerven die nodig is voor de diensten en die informatie uit te wisselen over de diensten.
Volstrekt oneens
Tamelijk oneens
Een beet- Tamelijk je eens (on-)eens
Volstrekt eens
Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 18
Teamrollen Verdeel voor ieder onderwerp tien punten over de zinnen waarvan u denkt dat ze het best uw gedrag beschrijven. De punten kunt u over een paar zinnen verdelen, maar u kunt ze in extreme gevallen ook gelijkmatig over alle zinnen verdelen of allemaal aan één zin toekennen. 1. Wanneer u in een team zit, zou het volgende voor u kunnen gelden: 11. U merkt nieuwe kansen snel op en maak daar goed gebruik van. 12. U kan met allerlei verschillende mensen goed samenwerken. 13. Een van uw natuurlijke gaven is het produceren van ideeën. 14. Als u iets in mensen ziet wat van nut kan zijn voor de doelstellingen van de groep, weet u het er altijd uit te halen. 15. Omdat u zelf efficiënt ben, houdt u ervan dingen helemaal af te maken. 16. U vindt het niet erg als mensen u een tijdlang niet aardig vinden, gesteld dat u goede resultaten behaalt. 17. U voelt snel aan wat werkt in een situatie die u goed kent. 18. U kan objectief redeneren en een bepaalde zaak onbevooroordeeld van verschillende kanten belichten.
Punten
2. Als u minder goed presteert in een team dan zou dat kunnen komen omdat: 21. U zich pas op uw gemak voelt wanneer vergaderingen een duidelijke structuur hebben en in de hand worden gehouden. 22. U vaak te veel toegeeft aan teamleden die een waardevolle mening hebben die onvoldoende aan bod is gekomen. 23. U de neiging heeft veel te praten wanneer er nieuwe ideeën in de groep worden besproken. 24. U het door uw objectieve kijk op de dingen moeilijk vindt om meteen enthousiast met uw collega’s mee te praten. 25. Mensen u soms overheersend en autoritair vinden wanneer u samen met hen een taak tot een goed einde moet brengen. 26. U het moeilijk vindt om het voortouw te nemen omdat u te gevoelig ben voor de sfeer in de groep. 27. U de neiging heeft om helemaal op te gaan in de ideeën die u krijgt zodat u niet meer in de gaten heeft wat er gaande is. 28. Uw collega’s vinden dat u zich te druk maakt over details en te veel denkt aan wat er mis kan gaan.
Punten
3. Wanneer u samen met anderen aan een project werkt: 31. Bent u er goed in mensen te beïnvloeden zonder hen onder druk te zetten. 32. Worden door uw algemene waakzaamheid fouten uit onzorgvuldigheid of nalatigheid voorkomen. 33. Staat u in vergaderingen klaar om te zorgen dat geen tijd verspild wordt en het hoofddoel niet uit het oog wordt verloren. 34. Zult u altijd met een origineel idee aankomen. 35. Is u altijd bereid een goed voorstel te steunen wanneer dat in het gemeenschappelijk belang is. 36. Is u steeds op zoek naar de nieuwste ideeën en de laatste ontwikkelingen. 37. Wordt uw vermogen om objectief te oordelen door anderen op prijs gesteld. 38. Kan men het gerust aan u overlaten om te zorgen dat al het noodzakelijke georganiseerd wordt.
Punten
Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 19
4. Kenmerkend voor uw houding tegenover groepswerk is dat: 41. U het eigenlijk graag doet omdat u uw collega’s beter wilt leren kennen 42. U niet aarzelt om de denkbeelden van anderen aan te vallen of zelf een minderheidsstandpunt in te nemen. 43. U gewoonlijk niet verlegen zit om argumenten waarmee u een redenering die niet klopt, kan weerleggen. 44. U denkt dat u er goed in bent te zorgen dat een plan ook slaagt, als er beslist is dat het moet worden uitgevoerd. 45. U de neiging heeft om voor de hand liggende opmerkingen te vermijden en met onverwachte ideeën aan te komen. 46. Uw perfectionisme iets toevoegt aan iedere taak in het team waaronder u uw schouders zet. 47. U graag gebruik maakt van contacten met mensen buiten de groep. 48. U besluitvaardig is wanneer dat nodig is, alhoewel u graag ieders mening wilt horen.
Punten
5. U vindt bevrediging in uw werk voor de organisatie omdat: 51. U er plezier in heeft situaties te analyseren en de verschillende keuzemogelijkheden tegen elkaar af te wegen. 52. U het interessant vindt praktische oplossingen voor problemen te bedenken. 53. U voelt dat u bijdraagt aan goede werkverhoudingen. 54. U veel invloed kan uitoefenen op de besluitvorming. 55. U mensen kan ontmoeten die misschien iets nieuws te bieden hebben. 56. U mensen kan overtuigen van de noodzaak dat iets moet gedaan worden. 57. U zich in uw element voelt wanneer u zich volledig op één bepaalde taak kan concentreren. 58. U graag een werkterrein vindt dat mijn fantasie prikkelt.
Punten
6. Wanneer u plotseling in weinig tijd met onbekende mensen een moeilijke taak moet uitvoeren: Punten 61. Trekt u zich het liefst ergens in een hoekje terug, zodat u rustig kan bedenken hoe u het moet aanpakken. 62. Is u bereid samen te werken met iemand die van de meest positieve aanpak blijk geeft, zelfs als dat een lastig persoon lijkt. 63. Zou u een manier vinden om de taak minder omvangrijk te maken door te kijken wie wat het beste kan doen. 64. Zou uw aangeboren urgentiebesef ervoor zorgen dat de groep niet achter raken op het schema. 65. Denkt u dat u uw hoofd koel en uw hersenen bij elkaar zou weten te houden. 66. Zou u recht op uw doel afgaan en u niet laten opjagen. 67. Zou u bereid zijn het voortouw te nemen wanneer u het gevoel heeft dat de groep geen vooruitgang boekt. 68. Zou u een discussie op gang brengen met de bedoeling nieuwe gedachten te stimuleren en dingen in beweging te zetten.
Beleid en communicatie, deel Beleid, p. 20
7. Als u problemen heeft met groepswerk, dan zou het waarschijnlijk gaan om: 71. Uw neiging ongeduldig te reageren op mensen die de voortgang belemmeren. 72. Kritiek van anderen dat u te analytisch is en onvoldoende intuïtief. 73. Uw nauwgezetheid waardoor u soms de boel ophoudt. 74. Het feit dat u al snel verveeld raak en een of twee stimulerende groepsleden nodig heeft om u enthousiast te maken. 75. De moeite die u heb om op gang te komen tenzij u precies weet wat het doel is. 76. Uw onvermogen soms om ingewikkelde kwesties die u zich bedenkt ook duidelijk uit te leggen. 77. Uw gebrek aan durf om van anderen dingen te vragen die u zelf niet kan. 78. Uw aarzeling om uw standpunt te verdedigen wanneer u op duidelijke weerstand stuit.
Punten
Beleid en communicatie, deel Beleid, p.21
Myers-Briggs Type Indicator Zet een "x" in het lege vak naast het toepasselijke antwoord. U moet kiezen tussen beide alternatieven. In geval van twijfel kies dan dat alternatief dat zich het meest voordoet. Uw inspiratie Keuze 01. Hoe leeft u uzelf het meeste uit? 01.a. U is graag onder vrienden. 01.b. U houdt ervan alleen te zijn. 02. Van welk gesprek geniet u het meest? 02.a. Een oppervlakkig gesprek over ‘koetjes en kalfjes’. 02.b. Een diepgaand gesprek over een ernstig onderwerp. 03. Wat doet u als er een stilte optreedt in een gesprek met vrienden of familieleden? 03.a. U praat om de gesprekspauze op te vullen. 03.b. U praat zelden om de stilte op te vullen. 04. Van welke vrijetijdsactiviteiten houdt u het meest? 04.a. Activiteiten die veel actie en interactie met zich meebrengen. 04.b. Activiteiten die u in uw eentje kan doen. 05. Hoe zoekt u u weg in een vreemde stad? 05.a. U vraagt een voorbijganger de weg. 05.b. U zoekt zelf uw weg (eventueel met behulp van een stadsplan of gms). Uw informatiegaring Keuze 11. Wat trekt vooral uw aandacht? 11.a. U focust op de feiten en de details van wat onder uw aandacht komt. 11.b. U heeft aandacht voor de onderliggende betekenis en de implicaties. 12. Stel dat u voor een nieuw probleem geplaatst wordt, wat doet u dan? 12.a. U bent geneigd om oplossingen toe te passen die u reeds kent. 12.b. U bent geneigd nieuwe oplossingen voor het nieuwe probleem te zoeken. 13. Van welke activiteiten houdt u het meest? 13.a. Van routinematige en repetitieve activiteiten. 13.b. Van vernieuwend en projectmatig werken. 14. Hoe begint u een tekst te schrijven over een onderwerp dat u nauw aan het hart ligt? 14.a. U raadpleegt boeken om uit te zoeken wat u erover kan/moet schrijven. 14.b. U legt de hoofdlijnen vast en zet u vervolgens aan het schrijven. 15. Hoe staat u tegenover het nieuwe en het onbekende? 15.a. U staat wantrouwig tegenover het nieuwe en het onbekende. 15.b. U ziet het nieuwe en onbekende als een uitdaging.
Beleid en communicatie, deel Beleid, p.22
Uw manier van beslissen 21. Welke beslissing verkiest u? 21.a. Deze die naar uw gevoel de beste is voor uzelf en/of anderen. 21.b. Deze die het best lijkt na afweging van de pro’s en contra’s. 22. Hoe waarheidsgetrouw bent u? 22.a. U verkiest een leugentje om bestwil, om zo niemands gevoelens te kwetsen. 22.b. U verkiest waarheidsgetrouw te zijn, zelfs als u iemands gevoelens zo kwetst. 23. Hoe reageert u? 23.a. U hebt emotionele hoogte- en laagtepunten. 23.b. U wekt de indruk emotioneel evenwichtig te zijn. 24. Hoe staat u tegenover discussies? 24.a. U denkt dat mensen die discussiëren ongelukkig en kwaad op elkaar zijn. 24.b. U houdt van discussies, omdat de botsing van ideeën tot nieuwe inzichten leidt. 25. Welk werk vind u persoonlijk betekenisvol? 25.a. Werk waarbij u anderen helpt, door iets voor hen te doen. 25.b. Werk waarbij uw logische analyse van de situatie voor een oplossing zorgt.
Keuze
Manier waarop u uw leven inricht 31. Hoe staat u tegenover het nemen van beslissingen? 31.a. U neemt liever géén beslissing, dan een verkeerde beslissing. 31.b. U neemt liever een verkeerde beslissing, dan geen beslissing. 32. Hoe kijkt u tegen kwesties aan? 32.a. U bent geneigd kwesties in verschillende schakeringen van grijs te zien. 32.b. U bent geneigd kwesties in termen van zwart/wittegenstellingen te zien. 33. Waarop richt u het liefst uw aandacht? 33.a. U bent graag gelijktijdig met meerdere onderwerpen/projecten bezig. 33.b. U werkt het liefst de onderwerpen/projecten één voor één af. 34. Hoe gedraagt u uzelf op een bijeenkomst? 34.a. U stelt vragen. 34.b. U poneert stellingen. 35. Van welk werk houdt u het meest? 35.a. Werk in een flexibele situatie waarbij weinig regels en procedures gelden. 35.b. Werk in een stabiele omgeving waarin u beslissingen kan nemen.
Keuze