Testboekje voor groep 4
Niet Schoolse Cognitieve Capaciteiten Test
GION Gronings Instituut voor Onderzoek van onderwijs, Opvoeding en ontwikkeling Rijksuniversiteit Groningen
Vul eerst op het antwoordformulier je eigen naam, de plaats van de school en de naam van je school in.
Daaronder vul je je geboorte datum in (Wanneer ben je jarig en in welk jaar ben je geboren?). Daarachter vul je in of je een jongen of een meisje bent. Verder vul je de datum van vandaag in. Vraag maar aan de meester of de juf als je het niet weet.
Voorbeeld, van hoe je het antwoordformulier invult. Karel Hartman, Strippendam, De Speelplaats. Geboorte datum: 24-04-2005, dat is op 24 april 2005. De nummers van de maanden staan er onder. Karel heeft de datum niet ingevuld, maar dat moet jij natuurlijk wel doen op het antwoordblad. Probeer je eigen naam en de rest net zo netjes en duidelijk als Karel te schrijven!
Ga niet verder voordat dat gezegd wordt
1
Taak 1 Vierkanten maken Bij deze test zie je voor de streep telkens een vierkantje waar een stukje van af is. Het stukje dat er af is staat tussen de figuren achter de streep. Voorbeeld
A
B
C
D
a.
Je moet er nu op het antwoordblad het rondje met potlood zwart maken van de letter die past bij het stukje voor de streep. Hier is D zwart gemaakt …. dat is natuurlijk fout … C is goed! Een fout gum je gewoon weg en je maakt het goede rondje zwart.
Kijk zo….
Voor de streep zie je een vierkantje met een hoekje eraf. Eén van de figuren na de streep past er precies bij zodat het een vierkant wordt. Je antwoord geef je op het antwoordblad. In het boekje mag je niet schrijven!
Ga nu naar de volgende bladzijde
2 Start taak 1
A
B
C
D
1
2
3
4
5
6
7
8
Ga door naar de volgende bladzijde
3
A
B
C
D
9
10
11
12
13
14
15
16
Ga door naar de volgende bladzijde
4
A
B
C
D
17
18
19 20
Ga niet verder voordat dat gezegd wordt
5
Taak 2 Welke hoort er niet bij?
Hieronder zie je vier figuurtjes, die erg op elkaar lijken. Als je heel goed kijkt zie je dat er één een beetje anders is dan de andere drie. Maak op het antwoordblad het rondje zwart van de letter van het figuurtje dat een beetje anders is. A
B
C
D
a.
Welk figuurtje is dat? Waarom is dit zo? Welke drie figuren zijn hetzelfde en welk vierde figuur is anders? Welke letter hoort bij de figuur die anders is? Je ziet in het voorbeeld dat alle figuren appels zijn, maar als je de appels draait wijst het steeltje van B de andere kant op. B is hier dus het goede antwoord. Vul maar in op het antwoordblad.
Begin nu met taak 2. Let op dat de nummers in je boekje en op het antwoordblad met elkaar kloppen. Niet in je boekje schrijven!
Ga nu naar de volgende bladzijde
6
A
B
C
D
1
2
3
4
5
6
7
Ga door naar de volgende bladzijde
7
A
B
C
D
8
9
10
11
12
13
14
Ga door naar de volgende bladzijde
8
A
B
C
D
15
16
17
18
19
20
Ga niet verder voordat dat gezegd wordt
9
Taak 3 Getallen invullen. Hieronder staat voor de streep een rijtje getallen waarin steeds één getal is weggelaten. Het getal dat weg is, staat achter de streep. Maak op het antwoordblad het rondje zwart van de letter bij het getal dat voor de streep is weggelaten. Voorbeeld getallenreeksen.
a.
1
2
1
2
-
2
1
2
A
B
C
D
1
3
2
4
Kijk nu naar de getallen achter de streep. Welk getal hoort volgens jou in de rij voor de streep op de -? Maak nu op het antwoordblad een rondje zwart van de letter bij het getal dat voor de streep is weggelaten. Nog een voorbeeld:
b.
2
4
6
8
10
-
14
A
B
C
D
9
13
11
12
A
B
C
D
16
13
1
31
4
5
7
3
Welk getal moet nu worden ingevuld? Maak het goede rondje zwart. Begin nu met de opgaven. Start taak 3 1.
10
11
12
-
14
15
2.
1
1
2
2
-
3
3.
9
8
-
6
5
4
7
5
9
10
4.
4
6
8
-
12
14
9
10
11
15
5.
10
10
8
8
6
6
-
7
4
5
3
6.
14
12
10
8
6
-
2
3
4
5
7
4
4
4
Ga nu naar de volgende bladzijde
10
21
A
B
C
D
10
20
18
19
15
12
16
18
7.
9
11
13
15
17
-
8.
19
17
-
13
11
9
9.
1
3
5
-
9
11
13
15
7
6
8
4
10.
1
2
3
2
3
4
-
4
3
1
5
4
Ga niet verder voordat dat gezegd wordt
11
Taak 4 Welk plaatje hoort erbij? Voor de streep zie je drie plaatjes die bij elkaar horen. Achter de streep zie je vier plaatjes waarvan er één (maar niet meer) hoort bij de drie figuurtjes voor de streep. A
B
C
D
a.
Maak op het antwoordblad het rondje zwart van de letter die bij het goede figuurtje past.
Ga nu door naar de volgende bladzijde
12 Start taak 4 A
B
C
D
1
2
3
4
5
6
7
8
Ga door naar de volgende bladzijde
13
A
B
C
D
9
10
11
12
13
14
15
16
Ga niet verder voordat dat gezegd wordt
14
Taak 5 Wat hoort op het vraagteken? Hieronder zie je in het eerste vakje bovenaan twee dingen die bij elkaar horen. In het voorbeeld zijn dat een klein poppetje en een grote pop. Daaronder zie je een klein bloemetje en een vraagteken. Op de plaats van het vraagteken ? moet iets komen dat op dezelfde manier bij de kleine bloemetje hoort als de grote pop bij het kleine poppetje. Eén van de vier dingen in het vakje ernaast hoort bij dat kleine bloemetje. Welk ding is dat? Maak op het antwoordblad het goede rondje zwart!
a.
Nog een voorbeeld. Kijk naar de twee bovenste dingen in het eerste vakje.
b.
De twee bovenste dingen in het eerste vakje zijn allebei … Wat zou er nu bij de dobbelstenen horen? Zet een rondje om de letter op het antwoordblad. Het goede antwoord is D (het doosje) want dat is net als de dobbelsteen …
Ga nu naar de volgende bladzijde
15
Start taak 5
1.
2.
3.
4.
Ga door naar de volgende bladzijde
16
5.
6.
7.
8.
Ga door naar de volgende bladzijde
17
9.
10
11
12
Ga door naar de volgende bladzijde
18
13
14
15
16
Ga door naar de volgende bladzijde
19
17
18
19
20
Ga door naar de volgende bladzijde
20
21
22
23
24
25
© GION, Gronings Instituut voor Onderzoek van Onderwijs