‘Spaanse’ wandeling in Aalst …. Aalst - España heen/terug Aalst en Spanje hebben meer gemeenschappelijke geschiedenis dan op het eerste zicht zou lijken. Spanje overheerste onze gewesten immers een tijdlang, te beginnen met Karel V, die in 1516 als zestienjarige koning werd van Spanje en van een zeer uitgebreid rijk ‘waar de zon nooit onderging’. Ook onze streken maakten deel uit van dit rijk.
Karel V
Filips II
We beginnen deze wandeling aan ’t Gasthuys – Stedelijk Museum Aalst. (openingsuren dinsdag tot vrijdag 10-12 en 13-17u; zaterdag en zondag 14-18u; gesloten op feestdagen) Op deze plaats was reeds van in de 13de eeuw het Aalsterse gasthuis of hospitaal gevestigd en in deze functie was men hier zeker onderhevig aan de militaire troebelen van de geschiedenis. De eigen bevolking was dikwijls slachtoffer van militair optreden en het kwam ook regelmatig voor dat men verplicht was gewonde soldaten in het hospitaal op te nemen. Soms werd de toestand echter te gevaarlijk. Zo ontvluchtten de hospitaalzusters in april 1582 de stad toen Aalst werd ingenomen door Oranjegezinde troepen, die de uitingen van het rooms-katholieke geloof hard aanpakten. Zo werden 6 monniken van het klooster van Affligem, die zich in hun vluchthuis aan de Werf hadden teruggetrokken, gemarteld en gedood. Het zou tot maart 1584 duren vooraleer kerk, kapellen en kloosters opnieuw werden herwijd.
Bij het verlaten van ’t Gasthuys draaien we links de Oude Vismarkt op. Hier bevindt zich het Aalsterse Stadsarchief. In dit moderne, geklimatiseerde gebouw worden niet enkel de archieven van de stad Aalst bewaard, maar ook die van het Land van Aalst. Dit was de bestuurlijke entiteit die ook tijdens de Spaanse overheersing het gebied tussen Schelde en Dender omvatte.
We lopen rechts het kleine Stoofstraatje in, en gaan op het einde links de Pontstraat in. Hier zien we de gebouwen van het jezuïetencollege. Dankzij de vrijgevigheid van de magistraat en van de notabelen uit de stad en het Land Van Aalst werd in 1622 grond aangekocht door de jezuïeten. De toenmalige klaslokalen (huidige barokgevel) dateren van deze periode (de jezuïetenkerk werd pas opgetrokken 1730). De jezuïetenorde werd in de 16de eeuw gesticht door de Spanjaard Ignatius van Loyola en vormde onder direct bevel van de paus het elitekorps van de contrareformatie.
In deze context gaven de katholieke aartshertogen Albrecht en Isabella (dochter Filips II) in 1619 dan ook de opdracht aan hun commissaris, de hertog van Aarschot, om de burgemeester en schepenen van Aalst aan te sporen al het mogelijke te doen om tot de stichting van een jezuïetencollege te komen. Met resultaat, want reeds in 1620 werden de eerste onderwijsactiviteiten van de jezuïeten betoelaagd via de stadsrekening. In de loop van de 17de eeuw werden ook verschillende Spanjaarden benoemd als rector van het college (Jan-Baptist de Camargo in 1679, Jan de Peralta in 1695). In omgekeerde richting gebeurde het ook dat oud-leerlingen als missionaris naar de Spaanse overzeese gebieden reisden (als ze al zover geraakten: Johannes de Smedt begraven in Sevilla in 1647 op heenreis naar Chili). Een eind verder in de Pontstraat zien we links de ingang van het begijnhof, rond 1260 opgericht onder de naam Sinte-Katharina-op-den-Zavel. De prachtige gebouwen werden in 1955-’56 jammer genoeg afgebroken, behalve de kerk, een kapel en enkel huizen. Rechts in de Pontstraat bevond zich het Theresianenklooster (nu Koninklijk Lyceum). Waar nu links het Volkshuis staat, bevond zich vroeger het sterherenklooster of klooster van de Wilhelmieten. Hier trok Dirk Martens, de eerste drukker van de Zuidelijke Nederlanden, zich in 1529 terug om er te sterven in 1534. Enkele jaren eerder, in 1520, kreeg Martens het aan de stok met de strenge acties die vanuit Spanje en Rome opgezet werden om het opkomende protestantisme te bestrijden. Een aantal van zijn boeken werd in beslag genomen en publiekelijk verbrand.
Op het einde van de Pontstraat gaan we rechts de Houtmarkt op. We gaan weer onmiddellijk rechts, de Louis D’haeseleerstraat in. Op het einde van de Louis D’haeseleerstraat gaan we links de Korte Zoutstraat in. Op het einde van deze autovrije winkelstraat draaien we rechts het Keizersplein op. Het Keizersplein volgt het traject van de vroegere stadswallen van Aalst. De Spaanse periode was zeer bewogen en vol van krijgsgeweld in onze streken. De stad werd verschillende keren belegerd, ingenomen, heroverd, ….. Hierbij speelde de kwaliteit van de stadsversterkingen met walgrachten, muren en poorten uiteraard een grote rol. Op 25 juli 1576 namen muitende Spaanse soldaten Aalst in, maar kort hierna werd de stad ingenomen door de troepen van Willem van Oranje. Om de beschadigde muren te herstellen werd ieder dorp van het Land van Aalst verplicht drie mannen te leveren om hieraan mee te werken. Deze zware werken haalden echter niet veel uit: in 1578 viel Aalst in handen van de troepen van aartshertog Matthias van Oostenrijk. Het zou tot 1583 duren vooraleer Spaanse troepen onder leiding van Farnese Aalst heroverden.
De oorlogsschermutselingen gingen nog vele jaren door in onze gewesten… In 1658 werd Aalst dan weer belegerd door de Franse troepen onder leiding van de Prince de Lisbourne. De Spaanse verdedigers konden de aanval afslaan, maar Franse troepen plunderden de omliggende dorpen. De Fransen kwamen terug, nu onder algemene leiding van maarschalk Turenne: vijf cavalerieregimenten en 1.500 musketiers, geleid door de graaf van Duras, namen op 2 augustus 1667 de stad zonder veel tegenstand in. Spaanse troepen heroverden Aalst, maar op 12 september belegerde de Franse maarschalk Turenne de stad opnieuw. Hij nam Aalst na zware gevechten in en liet zijn soldaten plunderen. Tevens gaf hij bevel de stadsmuren te ontmantelen.
De eerste straat (Boterstraat) gaan we rechts in om zo op de Hopmarkt te belanden. Hier bevond zich eertijds het klooster van de karmelieten, maar daar bleef niets van bewaard. Op dit marktplein werd, behalve boter en vee vooral hop verhandeld. De streek van Aalst en Asse was vroeger immers vermaard voor de hopteelt, en op deze plaats werd deze voor het brouwen van bier onmisbare plant verhandeld. In 1613 verleenden de aartshertogen Albrecht en Isabella Aalst zelfs het monopolie op de hophandel, wat zeer winstgevend was! Zo winstgevend dat de hophandelaren zich een schilderij van Rubens konden veroorloven om hun altaar in de SintMartinuskerk te sieren!
We gaan de Hopmarkt links over, om zo aan de Nieuwstraat te komen. Deze gaan we even links in, om onmiddellijk rechts de overdekte winkelgalerij Pieter Van Aalst in te slaan. Deze recente galerij is genoemd naar Pieter van Aelst alias van Edingen, een internationaal vermaard tapijtwever en -handelaar. Hij leverde wandtapijten aan zowat alle machtigen uit zijn tijd; en ook in de Spaanse (Koninklijke) verzamelingen zijn nog vele van zijn werken te bewonderen.
Op het einde van deze galerij bevindt zich de tot winkel omgebouwde Heilige Geestkapel. Bij archeologische opgravingen in deze kapel (1989) werden enkele graven blootgelegd. In één hiervan werden resten gevonden van een skelet dat op de schedel ernstige sporen van geweld vertoonde: mogelijk kwam deze man tijdens de godsdiensttroebelen van de 16de eeuw om het leven en kreeg hij hier een ere-begrafenis….
We gaan links van de kapel en steken de Kattestraat over om het kleine Peperstraatje in te gaan. Hier kunnen we na wat zoeken in de zijgevel van huis nr. 16 (links van de ‘private parking’ links in de straat) resten van het schuttershof van Sint-Sebastiaan ontdekken: we merken enkel nog wat zandstenen fragmenten van een raam. De schuttersgilden, bestaande uit burgers, stonden eertijds mee in voor de verdediging van de stad, wat in de 16de en 17de eeuw dikwijls het geval was wegens de voortdurende oorlogsperikelen.
Na de scherpe bocht naar links gaan we bij het verlaten van dit straatje rechts de Esplanadestraat in, om iets verder rechts de Graanmarkt op te gaan. Hier vestigden zich rond 1614 de kapucijnen en bouwden er een klooster. vergelijking met de jezuïeten, minder actief met de contrareformatie begaan.
Zij waren, in
De Graanmarkt mondt uit in de Zwarte Zustersstraat, genoemd naar het klooster dat hier eertijds gevestigd was, en waarvan de gebouwen nog ten dele in gebruik zijn (stadsadministratie in de kloostergebouwen, een restaurant in de kapel).
Op het einde van deze straat gaan we rechts de Molenstraat in om zo op de Grote Markt te komen. Deze plaats met oa het schepenhuis met belfort (was vroeger het ‘stadhuis’, waar burgemeester en schepenen van de stad Aalst vergaderden) en het landhuis (hoofdzetel van het Land van Aalst, een regionale bestuursvorm van het gebied van Rijks-Vlaanderen tussen Schelde en Dender) was het politieke en burgerlijke hart van de stad. Hier vonden dan ook de meeste officiële plechtigheden plaats. Zo werd in 1550 Karel V hier ontvangen: bij zijn intrede ontving de bevolking hem geestdriftig en speelden de rederijkers ‘De Catharinisten’ twee toneelvoorstellingen op de Grote Markt.
De verstandhouding met de Spaanse vorsten was echter niet echt goed te noemen. De streng katholieke vorsten trachtten immers met alle middelen het opkomende protestantisme in de kiem te smoren. Na de Beeldenstorm van 1566 werd zelfs de gevreesde hertog van Alva naar het Noorden gestuurd. Ook Filips II werd te Aalst ontvangen. In 1555 legde hij op de Grote Markt de grondwettelijke eed af als Graaf van Vlaanderen. Het was, in tegenstelling tot Karels intrede in 1550, een plechtigheid in mineur. Er werd gerouwd om Filips overleden grootmoeder Johanna. Geen triomfbogen, toneelspelen of muziek, enkel het afleggen van de verplichte eed. En hoewel in mineur, blijft deze plechtigheid tot vandaag zichtbaar in het stadsbeeld. De lijfspreuk van Filips ‘Nec spe nec metu’ (noch hoop noch vrees) werd op de belforttoren aangebracht. In tegenstelling tot wat soms gezegd wordt, verwijst deze spreuk dus niet naar de ‘eigenzinnige’ Aalstenaar, maar wel naar de onderdanigheid van de stad aan haar vorst! Aalst was duidelijk geen rebelse stad; ook het protestantisme kreeg, in tegenstelling tot Gent of Oudenaarde, weinig voet aan de grond in deze roomsgezinde stad. Nog in 1677 vond een gevecht plaats op de Aalsterse Grote Markt tussen Franse en Spaanse soldaten. De Aalstenaars hielpen om de Franse troepen te overmeesteren. In de 17de en 18de eeuw bestond ook een innige verbondenheid tussen belangrijke notabelen van het Land van Aalst en de Spaanse kroon. De markiezen van Lede bijvoorbeeld dienden generaties lang in het leger van de Spaanse koningen. Zo was Jean-François Nicolas de Bette (1667-1725), markies van Lede niet enkel hoogbaljuw te Aalst en Geraardsbergen (= waakte over het naleven van de wetten en bestrafte de misdadigers) maar ook luitenant-generaal van het Spaanse leger en zelfs onderkoning van Mallorca voor koning Filips V.
Hij was tevens "Grote van Spanje 1ste Klas" (Rico Hombre) (= behoorde tot de Kroonraad en mocht - als "1ste klas" - de koning spreken en aanhoren met bedekt hoofd!). Hij vocht tegen de Oostenrijkers en de Moren en veroverde o.a. Sicilië en Ceuta voor Spanje. De laatste functie van Jean-François Nicolas de Bette was voorzitter van de opperste krijgsraad van het Spaanse Rijk. Hij werd begraven in het klooster van Sint-Andreas der Vlamingen in Madrid.
We verlaten de Grote Markt door de Kerkstraat in te wandelen, richting SintMartinuskerk. Deze kerk was tot 1891 de enige parochiekerk van Aalst en het centrum van het religieuze leven van de stad. Karel V bedankte Aalst voor de hartelijke ontvangst in 1550 door vier jaar later een glasraam te schenken voor de Sint-Martinuskerk. Helaas bleef dit kunstwerk niet bewaard. De relatie tussen keizer Karel en Aalst was dus heel wat beter dan die met het opstandige (en stropdragende) Gent! Overigens was onze stadsgenoot Pieter Coecke van Aelst al in 1537 tot hofschilder benoemd van keizer Karel. De jaren die volgden waren niet de meest aangename uit onze geschiedenis. Een zeer woelige periode van onlusten, godsdiensttroebelen en oorlogsgeweld putte onze gewesten danig uit. In 1566 bracht de Beeldenstorm een golf van geweld en plunderingen met zich mee. Aalst ontsnapte een eerste keer, maar niet in 1567. Spaanse soldaten plunderden onze stad en bezetten ze gedurende meer dan 3 maanden. In 1568 werden 5 beeldenstormers terechtgesteld en 18 verbannen. Openingsuren St-Martinuskerk: alle dagen van 9 tot 12 en van 14 tot 17 uur. Hou wel rekening met misvieringen (zondag 10.30u)
’t Gasthuys - Stedelijk Museum Aalst . Oude Vismarkt 13 . 9300 Aalst . 053 73 23 45 .
[email protected] . www.aalst.be/museum Erfgoedcel Aalst . Oude Vismarkt 1 . 9300 Aalst 053 73 23 06 .
[email protected] . www.erfgoedcelaalst.be