Op 29 juni 2010 is bij de Deventer Universitaire Pers verschenen:
reeks deventer kopstukken, deel ii
terug naar de ware lebuïnus Dirk Otten
Deventer Universitaire Pers
over het boek
Lebuïnus heeft zich van de bekende missionarissen Willibrord, Bonifatius en Ludger onderscheiden door te prediken in gebieden die door de Franken nog niet waren onderworpen. Het was vooral zijn bekeringsexpeditie naar de Volksvergadering van de Saksen in Marklo aan de Wezer, diep in het vijandige Saksenland, die op zijn tijdgenoten grote indruk maakte. Na Lebuïnus’ dood in 773 was er eerst een mondelinge overlevering van zijn optreden. Midden negende eeuw werd de eerste korte biografie over Lebuïnus geschreven, een zogenaamd heiligenleven, dat men later de Vita antiqua is gaan noemen. Dit heiligenleven was in tegenstelling tot de andere, traditionele heiligenlevens geen stichtelijk en verheerlijkend verhaal over een voorbeeldige heilige. Het beschrijft een jeugdige en nog onbezonnen evangelieprediker wiens optreden in de Saksische Volksvergadering op een mislukking uitloopt. Begin tiende eeuw schreef de in zijn tijd beroemde wetenschapper Hucbaldus een ‘klassiek’ heiligenleven over hem, de Vita Lebuini. Alles wat Hucbaldus in de Vita antiqua minder gepast vond, heeft hij weggelaten en aan zijn Vita allerlei stichtelijkheden en verwijzingen naar bijbelteksten toegevoegd. In de beschrijvingen en gedichten die daarna over Lebuïnus werden geschreven, raakte Lebuïnus zelf op de achtergrond, of men belichtte één aspect van zijn optreden. Voor de Moderne Devoten stond zijn vroomheid op de voorgrond, de predikant en amateur-historicus Nagge in Twello maakte van hem in de tweede helft van de zeventiende eeuw een predikende avonturier in het woeste Saksenland, en volgens een Duitse historicus uit het begin van de twintigste eeuw waren de teksten over Lebuïnus niet meer dan legenden die voor een deel het karakter van een sage hadden. In een twaalftal hoofdstukken wordt in het boek beschreven welke, voor een deel zeer tijdgebonden, voorstellingen men zich vanaf de negende eeuw maakte van Lebuïnus’ leven en optreden. In het laatste hoofdstuk met de titel ‘Zicht op de ware Leb-
uïnus’ keert de levensechte Lebuïnus terug: minder verheven, minder voorbeeldig, en ook minder succesvol, maar wel iemand die in zijn tijd veel van zich deed spreken en die ook nu nog een boeiende persoonlijkheid is. Het boek is verrijkt met 25 illustraties, waaronder enkele heel bijzondere en tot op heden onbekende afbeeldingen. Aan het eind van het boek is een kopie van de ‘Prynce uut Engelant’ afgedrukt waarvan het origineel wordt bewaard in de Staatsbibliotheek te Berlijn. Aan het begin van het boek is een afbeelding van de ingekleurde houtsnede uit een boek van de Deventer drukker Richard Pafraet (1490) afgedrukt. Als bronbijlage bevat het boek een vertaling van de Vita antiqua en van de Vita Lebuini.
over de auteur
inhoudsopgave
Dr Dirk Otten (1939) is germanist. Hij was werk- Zie bijgevoegde pagina’s uit boek. zaam als leraar Duits in Heerde en als redacteur van de Grote Woordenboeken Nederlands-Duits en Duits-Nederlands van Van Dale. recensie-exemplaren Indien u een recensie gaat schrijven, en daartoe Otten deed vele publicaties over plaats-, veld- en een exemplaar van het boek wilt ontvangen, neem boerderijnamen van de Noord- en Oost-Veluwe het dan telefonisch contact met ons op via: licht zien. Een naamkundig onderzoek in de om- (+31) (0)570 - 613 663. geving van Wilp, waar Lebuïnus in 768 zijn missionaire arbeid begon, gaf aanleiding tot een onderzoek naar deze Angelsaksische missionaris. Dirk Otten, Terug naar de ware Lebuïnus. Hoe de evangelisator van Saksenland vanaf de IXe eeuw werd In 2006 verscheen van zijn hand Lebuïnus, een beschreven, vereerd en miskend. Met een vertaling van Gedreven Missionaris (Uitgeverij Verloren, Hilver- de anonieme Vita Antiqua en de Vita Lebuini van sum), een boekje waarmee hij Lebuïnus, van wie Hucbaldus. weinig méér bekend bleek te zijn dan zijn naam, Deventer Universitaire Pers. terug bracht in de belangstelling. Rijk geïllustreerd, gebonden, genaaid, voorzien van leeslint. 112 pp. Prijs: € 19,95. ISBN: 978-90-79378-99-9 Deventer Kopstukken ISSN: 1878-822X Verschenen op 29 juni 2010. Deventer Universitaire Pers Sandrasteeg 8 NL-7411 KS Deventer (+31) (0)570 - 613 663
[email protected] www.deventeruniversitairepers.nl
DEVENTER KOPSTUKKEN II
TERUG NAAR DE WARE LEBUÏNUS Hoe de evangelisator van Saksenland vanaf de ixe eeuw werd beschreven, vereerd en miskend. Met een vertaling van de anonieme Vita Antiqua en de Vita Lebuini van Hucbaldus.
DIRK OTTEN
deventer universitaire pers 2010
DEVENTER KOPSTUKKEN
INHOUD
ISSN 1878 – 822x Reeds uitgegeven in deze reeks: I contra turrim; geert grote en de kredietcrisis door Jeroen
Buve (2009) II terug naar de ware lebuïnus door Dirk Otten (2010) Nadere delen zijn in voorbereiding
Dit boek had niet kunnen verschijnen zonder de even genereuze als belangeloze bijdrage c.q. medewerking van de volgende instellingen:
WOORD VOORAF 7 INLEIDING 9 1. MET GEESTDRIFT BEZIELD 13 2. EEN OVERMOEDIGE PIONIER 18 3. EEN AKKERMAN IN FRIESLAND 22
– Staatsbibliothek zu Berlin - Preussischer Kulturbesitz – Stadsarchief & Athenaeum Bibliotheek, Deventer – Historisch Centrum Overijssel, Zwolle – Protestantse Gemeente Wilp – Grote of Lebuinuskerk (Protestantse Gemeente Deventer) – Orthodoxe Parochie H.H. Eersttronende Apostelen Petrus en Paulus, Deventer – Heilige Lebuinus parochie (Katholieke kerken Zuid-West-Salland) – Abdij Sion, Diepenveen – Stichting Mr C.J.D.L. Waalfonds, Deventer – Fonds Deventer Geschiedenis in Beeld, Deventer – Stichting Wesselings-Van Breemen, Deventer – Stichting het Iordenshofje, Deventer – Anna van Twickelo Fonds, Deventer – NV Bergkwartier Maatschappij tot Stadsherstel, Deventer – Gemeente Deventer – Provincie Overijssel – Geert Grote Alliantie
4. VAN HELD TOT HEILIGE 28 5. EEN EIGEN ‘SANCTE LEBUIJNUS’ VOOR DE DEVOTEN 33 6. EEN EDELE PRINS 38 7. LEBUÏNUS OP GROTE AFSTAND 43 8. LEBUÏNUS IN DE GESCHIEDSCHRIJVING VAN DOMINEE NAGGE 46 BEELDKATERN 49 9. DE WETENSCHAP DIENT ZICH AAN 66 10. LEBUÏNUS GEBRANDSCHILDERD 71 11. SAGEN EN LEGENDEN 74 12. EEN GEROMANTISEERDE LEBUÏNUS 78 13. ZICHT OP DE WARE LEBUÏNUS 80
1. VERTALING VAN DE VITA ANTIQUA 87 2. VERTALING VAN DE VITA LEBUINI VAN HUCBALDUS 93 3. FACSIMILE VAN DE ‘PRYNCE UUT ENGELANT’ 101 LITERATUUR 106 REGISTER 108
terug naar de ware lebuïnus
COLOFON 112
—
WOORD VOORAF Lebuïnus van Deventer mag niet worden vergeleken met de drie belangrijkste evangeliepredikers: Willibrord, Bonifatius en Ludger. Daarvoor was zijn leven te kort en had zijn prediking in Saksenland, dat militair nog niet was onderworpen, te weinig succes. Maar na zijn dood raakte Lebuïnus allerminst in vergetelheid. Na enkele decennia van mondelinge overlevering ontstonden vanaf het midden van de negende eeuw de eerste biografieën over hem. Dat in de meer dan elf eeuwen daarna teksten, dichtwerken en kunstwerken aan hem werden gewijd, is vooral te danken aan zijn optreden op de Volksvergadering van de Saksen in Marklo aan de Wezer. Deze heldhaftige bekeringsexpeditie moet zeer tot de verbeelding hebben gesproken. Zijn tijdgenoten hebben aan de volgende generatie doorverteld, hoe de Angelsaksische missionaris zich na een tocht door het vijandige Saksenland in het hol van de leeuw waagde. Wie van de latere persoons- en levensbeschrijvingen van Lebuïnus kennis neemt, zou echter in verwarring kunnen raken. De opvattingen over hem lopen uiteen van ‘prediker in het land der Friezen die massaal heidenen bekeerde’ tot ‘de missionaris rond wiens persoon legenden ontstonden.’ In dit boekje wordt eerst nagegaan hoe Lebuïnus werd gezien in proza- en dichtwerken, die ontstonden nadat de christelijke kerk in het begin van de negende eeuw ook in Saksenland definitief een gevestigde macht was geworden, en ook hoe de ‘echte’ Lebuïnus daarbij op de achtergrond raakte. In het laatste hoofdstuk wordt aangetoond dat het mogelijk is om aan de hand van vooral de vroegste bronnen de ‘echte’ Lebuïnus op het spoor te komen. Zeer erkentelijk ben ik dr C.M. Hogenstijn, dr Evert van den Berg en drs Han van Ravenzwaaij, die bereid waren om de voorlopige tekst kritisch door te nemen. Hun suggesties, correcties en aanvullingen zijn dit boekje zeer ten goede gekomen. Van de ‘Staatsbibliothek zu Berlin – Preussischer Kulturbesitz’ kreeg ik toestemming om een kopie van het lied ‘Lebuynus een edelle prynce’ als bijlage op te nemen. Daarvoor mijn dank. Heerde, voorjaar 2010 Dirk Otten
woord vooraf
BIJLAGEN
— 7
6
De tekst is laat Oostmiddelnederlands; enkele begrippen en woorden behoeven een korte toelichting.
EEN EDELE PRINS
— 38
Een groep Deventer Zusters van het Gemene Leven bewoonden het zogeheten Lamme (= Lamberta) van Diesehuis. Het stond aan de Pontsteeg en de Striksteeg en vormde samen met het Heer Florenshuis of Rijke Fratershuis een gebouwencomplex. Meteen naast de hoofdpoort van het complex stond de Ceciliakapel. Sint Cecilia was de patrones van de zustergemeenschap. Lamberta van Diese stichtte in 1388 de gemeenschap, die omstreeks het jaar 1500 een periode van bloei zou doormaken. In 1604 werden de zusters uit hun huis verdreven, dat daarna een andere bestemming kreeg, en vanaf 1630 zou gaan fungeren als auditorium van het Athenaeum Illustre. Vóór 1500 ontstond in de kring van de zusters een lied waarvan de eerste regel luidt: ‘Lebuynus een edelle prynce verheven.’ Boven de eerste strofe staat in twee regels: ‘dit is die wyse van henrick strengen.’ De 16e-eeuwse Hendrik Strengen was degene die het lied van een melodie heeft voorzien. De bundel waarin de tekst van het lied werd opgenomen, of een afschrift daarvan, wordt bewaard in de Staatsbibliotheek te Berlijn. In de tweede helft van de jaren veertig van de vorige eeuw werd het herontdekt en vervolgens opgenomen in de jaarlijkse Lebuïnusviering. Het lied bestaat uit 16 coupletten, aan het eind van elk couplet wordt in het handschrift het refrein geheel of gedeeltelijk herhaald. Het bestaat uit de regels: ‘Ende hi is waerlic guet O alreliefste vader staet ons by in alre noet.
Met het concilium (strofe 5) (= raadsvergadering) doelde de dichteres op de jaarlijkse Volksvergadering van de Saksen. Die vond plaats ‘op enen gesetten dach,’ een vastgestelde datum. De dichteres brengt met het ‘bisscoplicken gewade’ tot uitdrukking welke hoge positie Lebuïnus volgens haar binnen de kerk inneemt. Het attribuut ‘wrede’ bij de Saksen (strofe 8 en 9) staat voor ‘vijandig gezind’ en ‘moorddadig.’ Na zijn dood voer Lebuïnus ‘toe Jherusalem’, ten hemel. Evenals als aan het eind van ‘van Sancte Lebuijnus’ voor de Moderne Devoten wordt ook in dit lied (strofe 14) Deventer beschreven als een bestaande stad. Het Middelnederlandse versucken/versoeken (strofe 15) heeft de betekenis ‘om ondersteuning vragen.’ Het ligt voor de hand dat de dichteres de bewerking van het Lebuïnusheiligenleven voor de Moderne Devoten heeft gekend, en ook de Vita Lebuini van Hucbaldus. Er wordt namelijk verteld, dat Lebuïnus op de Volksvergadering van de Saksen gered wordt door hulp van engelen. Hucbaldus schreef: ‘beschermde hem God met het dek van zijn vleugels.’ Dit beeld komt in de Vita Antiqua niet voor. Het lied en de Vita Lebuini vertellen ook beide, dat Lebuïnus juist door zijn goede voorbeeld veel mensen overtuigde. Tijdens de jaarlijkse viering van het patroonsfeest op de zondag van of na 12 november, de sterfdag van Lebuïnus, wordt het Lied van de Edele Prins gezongen. Aan het begin van de Eucharistieviering in de Broederenkerk wordt de schrijn met relieken in processie de kerk in gedragen. Het is een verguld-koperen schrijn die in 1891 werd vervaardigd in het atelier van J.H. Brom te Utrecht. De schrijn wordt voor het altaar geplaatst en bewierookt.
een edele prins
terug naar de ware lebuïnus
Het lied dat bij de jaarlijkse Lebuïnusviering wordt gezongen bezingt geen koningszoon uit Engeland. Het vereert de moedige en verheven missionaris die het christendom naar Deventer bracht en die ook na zijn dood gelovigen wil bijstaan.
Hoewel in de tweede strofe het woord ‘conynck’ voorkomt, heeft de anonieme dichteres bij de ‘edelle prynce uut engellant’ niet aan een koningszoon uit dat land gedacht. Met de ‘oversten conynck’ die Lebuïnus naar ‘dat duytsche lant’ (= de Nederlanden) zond, is God zelf bedoeld. Prynce heeft in het lied de betekenissen ‘hoofd’ en ‘leider.’
— 39