WERK VAN DEN AKKER
Afdeling Herentals
TEELT EN BESPREKING VAN ALLE KOOLSOORTEN
INHOUD :
LESVERSLAG KOLEN Frans van Hout LEIDRAAD VOOR HET KWEKEN VAN KOOLPLANTJES BESTRIJDEN VAN ZIEKTEN EN AANTASTING WEETJES OVER KOOLGEWASSEN BESPREKING VAN ELKE KOOLSOORT IN HET BIJZONDER
MICHEL PEETERS
1
A . LESVERSLAG Lesgever: Frans Van Hout
17 – 01 - 10
Verslag: Michel Peeters
Deel een is het lesverslag, wat algemene wetenswaardigheden zijn bij het telen van allerhande koolsoorten . In een tweede deel (later) ga ik een gedetailleerde bespreking brengen van elke koolsoort afzonderlijk . 1.SOORTEN 1.1 Sluitkolen • Rodekool: als late herfst- en wintergroente erg gewaardeerd om de lange houdbaarheid en als smaakvolle afwisseling in het koolassortiment . bv. Huzaro: donkerrood, dikke waslaag • Witte kool: In deze groep bestaan zomerkool, herfstkool, winterkool en kool voor zuurkoolbereiding . bv. Saturn : iets zoeter en lekker van smaak . • Spitskool: snelgroeiend en voor extra vroege teelt . bv. Cape Horn: zeer lekker . • Savooikool: zeer voedzaam en vitaminerijk . De meeste rassen zijn winterhard en kunnen bij niet te strenge vorst op het veld blijven . bv. Wirosa: zeer winterhard . 1.2 Spruitkolen Van deze populaire groente zijn de laatste jaren betere en meer oogstzekere rassen op de voorgrond getreden met als opvallendste voordelen een veel mindere kookgeur, een verfijnde smaak en een hogere productie aan vaste kogelronde spruitjes . vb. Doric 1.3 Krulkolen of boerenkool Groeit op alle soorten grond . Dit gewas geeft een hogere keukenwaarde en een grote productie aan groenvoeder . Hoge weerstand tegen guur weer . Ze bestaat in groen en rood . 1.4 Bloemkool Bloemkolen groeien op alle gronden, als ze maar goed bewerkt zijn en voldoende humus en organisch materiaal bevatten . ° witte – zomer . bv. Marine: vroeg • groene bloemkool: bv. Panther: uitstekende smaak en zeer decoratief • torentjesbloemkool: Erg decoratieve vorm tussen bloemkool en broccoli 1.5 Broccoli Deze fijne en zachte groente is aan de bloemkool verwant, smaakvol en erg lekker .Van broccoli wordt gezegd dat het kankerwerende eigenschappen bezit .bv. Belstar 1.6 Specialiteiten • Chinese kool: een snelgroeiende groente . Wordt rauw en op diverse manieren gestoofd bereid . vb. Richi: weinig doorschieten, in het voorjaar met vliesdoek afdekken . • Paksoi: teeltduur 4 à 6 weken . • Aspergebroccoli • Winterkool ( rode kool x savooikool ) lekker • Koolrabi • Koolraap
2
2.TEELTTABEL SOORT
ZAAIEN
PLANTEN
AFSTAND
OOGST
Rode kool
mei – juni
60 x 60
juni
65 x 65
sept. – dec. okt. – dec.
Late teelt
maart – april
40 x 40
juni - juli
Vroege teelt
Savooikool
maart – april maart – april jan. – maart mei
juli ( aug. )
60 x 50
okt. – febr.
Spruitkool
april – mei
mei – juni
70 x 60
okt. – febr.
Krulkool
juni
aug.
60 x 65
Bloemkool + broccoli
jan. - juni
maart - juli
60 x 60
nov. maart juni – nov.
Bloem- broc. In serre Winterbloemkool
kopen
jan. – febr.
50 x 50
mei - juni
eind juni
begin aug.
60 x 60
april - mei
Witte kool Spitskool
OPMERKING
Doorschieten— jonge scheuten
Speciale rassen
Groen- + torentjesbloemkool Chinese kool
juni - juli
aug.
60 x 60
sept. – okt. Doorschieten
juni – juli
uitdunnen
40 x 40
sept. – okt. Doorschieten
Paksoi
juni - juli
uitdunnen
25 x 25
Koolrabi glas
april
25 x 25
Koolrabi buiten
maart april april - mei
juli
25 x 25
Koolraap
Mei – juni
uitdunnen
40 x 45
Aug. – Doorschieten okt. diam = 8 cm diam= 8 cm okt. – nov. Bewaren in groef of bak in de kelder.
Opmerkingen bij de teelttabel: • • • • •
houdbaarheid van koolzaad 4 – 5 jaar . nooit in natte grond planten, de grond moet kruimelig zijn . een winterbloemkool heeft koude nodig om de kool te vormen .Max temperatuur is van -5 à 7 Kouder moeten ze afgedekt worden .Liefst op een bed met voren zodat het water weg kan . Chinese kool koolrabi en paksoi: zeer dun zaaien en uitdunnen . Vooral zaaien na 21 juli om het doorschieten te vermijden . Koolrabi : klein oogsten ( hetzelfde als rode biet )
3
3. TEELT 3.1.Grondeisen . • een goede grond, 60 cm zwarte grond .Lage grondwaterstand max. 80 cm .In de andere gevallen op bedden telen, vooral voor teelt in de winter en in het vroege voorjaar . • de grond moet goed ontwaterd worden, maar de grondstructuur moet wel vochthoudend zijn. Hiervoor een organische bemesting aanbrengen . Een andere mogelijkheid is betoniet inwerken . • • •
diepe grondbewerking . de grond moet ook humusrijk zijn: C = 3 à 4 (koolstofgehalte ) en humusgetal = 5 à 7 pH moet vrij hoog zijn ( pH Kcl = 6 – 7) kalkcyanide gebruiken bij te lage pH .
3.2 Bemesting . • organisch: 1000 kg stalmest per are . • enkelvoudige bemesting: • 100 gr / m² ammoniaknitraat ( 50 gr bij het planten – 50 gr na 4 à 6 weken ) • 20 gr / m² tripelsuperfosfaat inwerken voor het planten . • 100 gr/ m² patenkali voor het platen . • 150 gr / m² landbouwkalk in de winter . • samengestelde meststof 150 gr/ m² van 17 – 6 – 17 in 2 x toe te dienen . 3.3 Planten zaaien . Daar losse planten dikwijls onderhevig zijn aan knolvoet is het beter planten te kopen of zelf te zaaien in een perspot of bloempot . Zaaien: - op een zaaibed: lijnen op 25 cm afstand ( ½ tuingrond – ½ bladgrond ) diepte + 1 cm dunnen op 1 à 2 cm - in perspot diameter 4 à 5 cm, met speciale perspotgrond . - in een bakje in zaaigrond, daarna inpotten in pot met diameter 10 – 12 cm . Opmerking: Het is het beste om na te denken hoeveel planten men nodig heeft en wanneer Voor opweek rekent men 6 weken .Voor de behandeling tegen koolvlieg kan men een insectennet toepassen of sproeistof gebruiken . 3.4 Planten uitplanten • Losse planten - ’s avonds gieten ( grond moet 20 cm diep nat zijn ) • planten van 6 à 8 weken oud • planten goed lossteken • zoveel mogelijk wortel en grond behouden • best ’s avonds planten • plantdiepte: bladeren in de grond • goed aandrukken • gieten • Potplanten -potkluit goed nat maken voor het planten . • verder dezelfde bewerkingen als bij de losse planten . Opmerking: Na het planten hakken voor het onkruid ontkiemt en voor de grondstructuur . De stengels vormen na het planten opnieuw worteltjes, dus plantdiepte = eerste blaadjes. Bloemkolen zijn zelfdekkend of men moet er zelf een blad over breken . Bloemkolen zijn oogstbaar als er tussen de roosjes een opening komt .
4
4. ONDERHOUDSZORGEN • hakken om losse grond te behouden • kolen aanaarden • een bijbemesting geven • ziekten en insecten bestrijden • Knolvoet - in een pot opkweken • kalkcyanamide strooien, 4 à 6 kg/are, 3 weken voor het planten in harken . • per 2 kg dat men smijt, een week wachten om te zaaien . • zorgen voor een luchtige grond . • koolvlieg - Dursban, Sheriff1G, Belfort e.a. aan de voet van de plant strooien . • Kalkcyanamide: elke week een beetje aan de voet van de plant strooien . • Koolkraag . • Insectennet . • koolgalmug - herkenning: het hart van de kool is afgestorven en er komt geen kool in . De larven eten de groeipunt weg . •
1 à 2 maal spuiten in de jeugdfase totdat de kool aanwezig is . ( Okapi, Baycor )
bij het spuiten van kolen moet men van een uitvloeier . Dit geeft fijne druppels . koolwitje - geeft rupsen • men kan deze afrapen of • de kool bespuiten met Okapi, Cytox • boren: geeft aanleiding tot groeistilstand .
• •
5
B. LEIDRAAD VOOR HET KWEKEN VAN ALLE SOORTEN KOLEN . Zelf zaaien en opkweken van plantjes . 1. Wat heb je nodig? •
een nevelspuit
•
een zakje zaad •
een zeefje (bv. Uit de zandbak voor kinderen)
•
zaaibakje (bv. Margarinepotje)
• •
universele potgrond wit zand . Het wit zand maakt de potgrond luchtiger en kan dus gebruikt worden als zaaigrond .
2. Meng wit zand en potgrond in een verhouding van een op vijf . 3. Vul een zaaibakje en druk dit aan zodat het oppervlak mooi vast, maar ook effen ligt . Ligt het oppervlak niet mooi vlak, dan rollen de zaadjes in hoopjes bij elkaar Bevochtig nu met de nevelspuit . 4. Verdeel het zaad gelijkmatig; zorg ervoor dat er ongeveer een centimeter ruimte tussen de zaadjes is . 5. De zaadjes afdekken met potgrond gemengd met wit zand, nu in een verhouding van ieder de helft . Het witte zand vergemakkelijkt de opkomst van de plantjes als ze door de grond moeten breken . Dek af tot u het zaad niet meer ziet . Bevochtig nogmaals het grondoppervlak . 6. Zet het zaaibakje in een minikastje (van heldere plastic) opdat het grondoppervlak niet zo snel zou uitdrogen . Plaats dit in een ruimte met kamertemperatuur . Koeler kan ook maar 18°C is ideaal voor een snelle en vlotte kieming . 7. Maximaal 24 uur na opkomst moet het zaaibakje onmiddellijk naar een koelere plaats verhuizen . In een warme kamer zouden ze “fileren”, d.w.z. Een veel te lang stengeltje en dunne blaadjes . Veel koud te telen groenten zoals broccoli of sla reageren sterk op een slechte verhouding tussen temperatuur en licht . Een plaats in de kas, plastiektunnel of veranda is natuurlijk optimaal . Als u het zaaibakje bij het raam moet zetten, kies dan een raam op het zuiden gericht . Het moet wel een koele plaats zijn . Draai dan het zaaibakje nu en dan opdat alle plantjes niet helemaal scheef naar het licht toe zouden groeien . 8. Om plantjes te verspenen moet men wachten tot het eerste echte blaadje tussen de kiemblaadjes verschijnt . 9. Verspenen van de plantjes
6
7
C. BESTRIJDEN VAN ZIEKTEN EN AANTASTING 1. Knolvoet bij kolen . Knolvoet is zéér moeilijk te bestrijden . Mede door de groeiende vraag naar allerhande koolsoorten en het steeds populairder worden van bepaalde soorten zoals broccoli, Chinese kool, koolrabi....... maakt dat er intenser gekweekt wordt op dezelfde percelen, zonder vruchtwisseling, waardoor deze besmet raken met deze grondschimmel en dit voor vele jaren . De ziekte is alom verspreid ( wereldwijd ), dit al meerdere eeuwen en belaagt de kruisbloemigen maar bovenal de koolgewassen . Leefwijze van de schimmel . Knolvoet (Plasmodiophora brassicae) is een slijmzwam met een uitgesproken ziektebeeld, zodat verwarring met andere ziekten uitgesloten is . De schimmel is alleen terug te vinden bij de familie van de kruisbloemigen en meer in het bijzonder bij het geslacht”Brassica” waartoe de koolgewassen behoren . Planten waarop de ziekte gedijt en zich thuis voelt worden waardplanten genoemd . Op de wortels van deze planten gaan rustsporen kiemen bij een grondtemperatuur van minimum 12°C . Hoe hoger de grondtemperatuur, hoe vlugger en sneller de aantasting . Daarom is de ziekte ook minder uitgesproken bij vroege of late teelt . Na de kieming ontstaan er “zwemsporen” die door watergift of regen naar de wortels van de kolen zwemmen, binnendringen in wortelscheurtjes en zich vermeerderen . Door celdeling ontstaan typische gezwellen op de koolwortels . Na enige tijd gaat deze knolvormige aanwas rotten, de schimmel blijft in de grond achter en er komen nieuwe rustsporen . Bij een volgende teelt op hetzelfde perceel slaat de schimmel opnieuw toe ! Ook op onkruiden die tot de familie van de kruisbloemige behoren (herderstasje, akkerkers; pinksterbloem......) blijft de schimmel voortleven . Ziektebeeld. • aangetaste wortels van kolen zwellen op tot grote knollen, die in een later stadium rotten - de bladeren van vooral oudere planten worden slap bij warm weer; dit komt omdat de zieke wortels onvoldoende water kunnen opnemen . • de bladeren vertonen een typische, loodachtige verkleuring . - aangetaste planten groeien minder en geven geen volwassen planten . - wanneer de plant uit de grond wordt getrokken ziet men op de wortels van de kool knolvorming die meestal onregelmatig van vorm is . Oorzaak . • gebrek aan vruchtwisseling, steeds kolen of andere kruisbloemigen kweken op hetzelfde perceel . • op grond met een lage zuurtegraad ( pH) komt de ziekte vaker voor . Een pH van 5,8 is ideaal voor kieming van de sporen, een pH boven de 7,2 verminderd de infectie . • koolplanten worden vaker besmet op lichte dan op zware gronden . • hoe vochtiger de grond hoe groter het besmettingsgevaar • verspreiding van de ziekte kan door machines, besmet plantgoed, besmette compost, stalmest van aangetast koolvoeder en de al eerder genoemde onkruiden . • bodeminsecten ( regenwormen ) kunnen de schimmel verplaatsen . Is er een remedie?
8
De beste remedie is uiteraard voorkomen . Krijgt de schimmel toch een kans dan kan men volgende punten in acht nemen: • op besmette grond gedurende zeven jaar geen kolen of andere kruisbloemige planten kweken . Ook de hiervoor geciteerde onkruiden vermijden . • de zuurtegraad van de grond verhogen met kalkhoudende meststoffen of met gebluste kalk, kalkcyanamide, overbekalking kan wel leiden tot gebreksziekte bij bepaalde gewassen . • best op zware, niet te natte grond kweken . • steeds gezonde planten kopen of beter, zaai en pot zelf uw koolplanten in zuivere potgrond vrij van knolvoetziekte . • geen koolbladeren of koolstronken op de composthoop gooien, liever in de gft – container • stalmest gebruiken van landbouwbedrijven die geen kolen voederen aan de dieren . • er zijn resistente soorten op de markt ( bloemkool en Chinese kool zijn het gevoeligst, boerenkool en spruitkool het best bestand ) • kuis besmet materiaal goed af of ontsmet voor gebruik op een gezond perceel • ontsmetten of chemische producten helpen nauwelijks en zijn zéér duur . 2. Koolvlieg . Koolvlieg kan je vermijden door de jonge plantjes af te dekken met bvb vliesdoek, of door koolkragen rond de plant aan te brengen . Laat in ieder geval het insectengaas zo lang mogelijk op de planten zo vermijdt men ook aantasting door rupsen . 3. Koolgalmug . Koolgalmug kan je vermijden door vruchtwisseling toe te passen, natuurlijke vijanden inzetten of bijvoorbeeld selderie en tomaten tussen de kolen te planten . 4. Rupsen . Tijdig opmerken is hier de boodschap . Op enkele dagen tijd kan de plant aangetast zijn door een rupsenplaag . Vangen behoort tot de mogelijkheden .Bespuiten kan met een biologisch bacteriepreparaat . Er bestaat een bacterie die voor rupsen dodelijk is, maar geen kwaad kan voor andere insecten . Het middel is bovendien volkomen onschadelijk voor het milieu . Deze bacterie noemt Bacillus thuringienis, leverbaar onder verschillende namen als Bactospeine, Boibit of Dipel . Het middel is het meest effectief als de rupsen nog klein zijn . 5. Tip Om koolminnende insecten te misleiden kan men anijsplanten ( agastache cana ) tussen de kolen planten . Ze verdrijven met hun typische geur de koollucht .
9
D.WEETJES OVER KOOLGEWASSEN . 1. Bestaat er ook een zuurkoolplant ? Neen dus . Zuurkool is geen aparte koolsoort maar gewoon fijn gesneden witte kool die men heeft laten weken in een gearomatiseerde pekel . De melkzuurbacteriën laten de kool gisten en door dit natuurlijk pekel- en gistingsproces wordt de kool tegelijk zuur, beter verteerbaar en zeer lang houdbaar .Zuurkool is in zekere zin een natuurlijke groenteconserven . Met bovendien een hoog gehalte aan vitamine C . 2. Ze zeggen dat spruitjes beter worden als het gevroren heeft . Is dit een mythe Neen er zit een grond van waarheid in . De spruitkool biedt het voordeel dat ze in de open lucht ook in de winter blijft groeien . Hierdoor kunnen we tot in maart spruitjes oogsten . Hoe kouder het is, hoe trager de groei verloopt . Die tragere groei zorgt er op haar beurt voor dat de spruitjes steviger worden . Na een weekje vorst zullen spruitjes daarom vaster aanvoelen . 3. Waarom noemt men broccoli een “ gezondheidsbom “ ? Omdat broccoli opvallend veel verschillende vitaminen in vrij sterke doses combineert . Zo bevat deze groente veel vitamine B2, een vitamine die ons beschermt tegen haaruitval en huidaandoeningen . Verder is ze rijk aan vitamines B3, B6, B11 (foliumzuur), C en K . Vitamine B6 en foliumzuur hebben we nodig voor de aanmaak van nieuw bloed, vitamine C is een sterke antioxidant en vitamine K is een bondgenoot bij bloedstolling . 4. Als mijn buurvrouw bloemkolen kookt is de groente altijd mooi wit . Bij mij verkleurt ze naar geel . Hoe komt dat ? Zeer waarschijnlijk kookt uw buurvrouw de bloemkool in een mengsel van water en melk . De melk houdt de kleur wit(dat geldt trouwens ook voor asperges en schorseneren ) . Reken wel 1 dl melk voor een halve liter water. Voor een goed resultaat is het ook van belang dat u vertrekt van een bloemkool waarvan de roosjes nog niet verkleurd zijn . 5. Waarom ruikt mijn keuken altijd zo onaangenaam als ik koolsoorten bereid ? Simpel. In alle koolsoorten zit een vluchtige olie die zwavel bevat . Bij witte, rode en groene kool en bij spruiten méér dan bij bloemkool . Bij het koken of verhitten gaat de zwavel vervliegen en uw keuken zich vullen met duivelse zwavelgeurtjes . Een echt efficiënt middel ertegen bestaat niet . De geur wordt zwakker als u op het deksel van de pan een in azijn gedrenkte doek legt ( azijn en zwavel proberen elkaar te neutraliseren ) . Het helpt ook als u simpelweg het deksel nooit van de pan haalt en na de bereiding de pan buiten afgiet . Of als u een snee brood mee laat koken . Het brood slorpt een deel van de kwalijke geurtjes op .
E . BESPREKING VAN ELKE KOOL IN HET BIJZONDER 1. Witte en rode kool ( sluitkool ) 1.1 Kenmerken Familie: Kruisbloemigen Kolen: Brassica oleraceae . Soorten: Langedijker, Candise, Saturn, Stanton, Minicole, Bartolo, ………. 10
Oorsprong: Deze gaat terug tot 600 jaar voor Christus . Middellands zeegebied en Europa Wilde kool wordt nog steeds aangetroffen op kalkrijke plaatsen . ( rotsgebergte van Engeland ) Tweejarige plant: Het eerste jaar verkrijgen we eetbare kool, waarna hij het jaar erop in zaad zal schieten . Uiteraard wordt de plant bijna steeds als eenjarige gekweekt . 1.2 Bemesting voor het zaaien of planten . Daar de planten zeer lang op het veld blijven staan, behoeven ze veel meststof .Een goede bemesting met 2 jarig stalmest en / of samengestelde korrel is hier zeker op zijn plaats . Goede NKP- waarden voor korrelmest zijn N12 – P10 – K18 . Vooral kalium is belangrijk, daar deze zorgt voor de goede smaak en voor de bewaring van de kool Voorzie tevens een goede compostgift alvorens beginnen te planten . Geef per plant een handvol zeewierkalk en vermeng het met de plantgrond . Een hoge pH- waarde is dan ook een echte aanrader bij kolen . 1.3 Zaaien Kan vanaf maart onder glas of binnen . Twee zaden per perspotje planten en vervolgens de sterkste behouden . Afharden eind april en begin mei uitplanten in volle grond . Of vanaf midden maart ter plaatse zaaien: zes zaden per strekkende meter, uitdunnen, ter plaatse laten uitgroeien .Ofwel uitzaaien met de losse hand op een zaaibed en nadien verspenen . Verspenen gebeurd dan eind mei . Zaaidiepte = 1 cm diep . Op voorhand weken van de zaden versnelt de kieming met enkel dagen . De normale kiemduur bedraagt dan 8 dagen . Zaad kan zelf genomen worden, doch let hier wel op kruisbestuivingen en hybriden . Kruisbestuiving kan men tegengaan door een stok aan te binden tegen de stengel van de kool en vervolgens een plastiek zak over de bloeiwijze te doen en onderaan dicht te binden . Hybriden geven slecht of geen zaad en dit zaad heeft niet dezelfde kenmerken als de moederplant . Pas warmtebaden toe als ontsmetting voor zelfgewonnen zaad ( tegen schimmels ). 1.4 Uitplanten Plantgat met de schop maken en voorzien van de nodige bemesting . De plant erin zetten en aangieten met een overvloedige waterbeurt . Behoud een afstand tussen de planten van 50 cm en 60 cm tussen de rijen . De planten gedijen het best op een zware klei en/of leemgrond . 1.5 Oogsten Naargelang de grootte van de kool en/of de mogelijkheid van scheuren . Volgens de periode van de aanplant . Oogst zeker bij vorstperiode, anders leidt dit onherroepelijk tot rotting tijdens het bewaren . 1.6 Tips in de plantopvolging . Zet de koolplantjes zoveel mogelijk op een Noord – Zuid richting . Dit geeft een veel snellere opwarming en een volledige lichtbenutting wat voor levensbelang is voor de kool Pas een wisselteelt toe van 1 op 4 (alle 4 jaar maar kolen op dezelfde plaats ). Zodra de kool begint te vormen, kan men best de stengel aanaarden . Dit geeft een betere steun en bescherming, vooral voor kool die de winter doormoet en het werkt tevens als onderdrukker van onkruid . Ros of geel blad kan het gevolg zijn van meststof tekorten . Plantjes die achterblijven in groei zouden mogelijk aangetast kunnen zijn door knolvoet Deze plantjes zo snel mogelijk verwijderen en niet composteren, de slijmzwam blijft actief in de bodem . 11
Geef alleen water indien vereist . De wortels moeten zoveel mogelijk diepgang maken en te veel watergiften leiden tot een oppervlakkig wortelgestel . Laat geen afgesneden stengelresten nodeloos op het veld staan . Deze kunnen enkel voor ziekten zorgen . 2. Rode kool . 2.1 Kenmerken Familie : Kruisbloemigen ( Brassicaceae ) Wetenschappelijke naam : Brassica oleracea convar. capitata var. Rubra Indeling : Koolgewassen Herkomst :Europa 2.2 Algemeen Zoals de andere koolsoorten is rode kool een variëteit die afkomstig is van de wilde kool Een overblijvende plant die voorkomt langs de kusten van West-Europa en het mediterrane gebied . Rode kool behoort tot de familie van de sluitkolen en het is nog één van de weinige groenten die uitsluitend in volle grond worden geteeld . Het was in onze streken een vrij populaire groente omdat de teelt vrij eenvoudig was en de kolen zich ook in de winter goed lieten bewaren . In Engeland was de kool minder populair, daar gebruikte men ze lange tijd enkel om in te leggen . Rode kool dankt zijn kleur aan het feit dat ze anthocyanen bevat . Laat kool niet te lang koken . Een lange kooktijd zorgt voor zwavelverbindingen en deze zijn verantwoordelijk voor de typische koollucht . Rode kool is caloriearm en bevat veel vezels, vitamine A en C . Met appelen, uien, bruine suiker en gezouten of gerookt varkensvlees maak je van rode kool iets lekker . Rode kool is een decoratieve plant . Ook omwille van die eigenschap kan je ze telen . 2.3 Teelt Er zijn een aantal mogelijkheden . De herfstteelt is de meest toegepaste . Voor herfstteelt kun je vanaf eind februari onder koud glas zaaien in potjes of op een zaaibed . De plantjes worden uitgeplant in mei . Zet de plantjes ongeveer 50 cm uit elkaar in rijen die zo'n 60 cm uit elkaar liggen . Oogsten kan dan in oktober-november . Voor een vroege teelt wordt er onder verwarmd glas gezaaid in februari en de plantjes worden dan in april reeds uitgeplant . Weeuwenteelt wordt niet veel toegepast . Hiervoor wordt in een koude bak gezaaid vanaf oktober en de plantjes worden in maart uitgeplant . Rode kool heeft graag een voedzame grond die niet zuur is . Een zware grond is beter voor de teelt van kolen omwille van het geringere gevaar op knolziekte . Een lichte grond is echter meer geschikt voor vroege teelt omdat deze beter opwarmt . Enkele tips - zorg voor gezond plantgoed . - dompel het plantgoed eventueel in een heermoesaftreksel . - vermeng kalk onder de grond alvorens te planten . - op vochtige slempgevoelige grond kun je beter kolen telen op verhoogde bedden . - niet uitplanten in koude grond . - plant geurende kruiden in de buurt van kolen . - na de oogst geen plantenresten laten staan . - Laat ook geen planten of onkruiden in de buurt van kolen groeien die tot de kruisbloemfamilie behoren: koolzaad, gele mosterd, veldkers, pinksterbloem, judaspenning, herderstasje . Sommige van deze planten worden ook als groenbemester gebruikt! Gebruik deze dus niet op het perceel waar je kolen gaat telen . 2.4 Bewaren. Rode kool die je wenst te bewaren moet voor de vorst worden geoogst . Rode kool wordt het best bewaard bij een temperatuur die net boven het vriespunt ligt 12
(1°C max -8°C ) . Rode kool kan minimaal een week bewaard worden op een koele plaats . Aangesneden kolen altijd in plastiekfolie in de koelkast bewaren . Verwijder steeds de buitenste bladeren vooraleer met de bereiding te starten . 2.5 Rassen . F1 hybride Autoro ( Somers ) 3. Savooikool ( sluitkool ) 3.1 Kenmerken Wetenschappelijke naam : Brassica oleracea convar. Capitata var. Sabauda Familie : Kruisbloemenfamilie ( Brassicaceae ) Indeling: Koolgewassen Herkomst :Europa 3.2 Algemeen Savooikool behoort tot de sluitkolen . Het is een tweejarige plant die het eerste jaar de kool vormt en het tweede jaar, als je ze laat staan, bloeit . Vooral het grof, leerachtige en gekrulde blad valt op bij deze koolsoort . Het buitenste blad ontvouwt zich maar de andere bladeren zitten dicht bij elkaar en vormen een vaste, dichte krop . Het is een typische wintergroente die al eeuwen lang bekend is, niet alleen om zijn culinair gebruik maar ook omwille van de geneeskrachtige werking . Er is ook een “ gele “ variant maar die wordt meer in Nederland gebruikt, in de Indonesische keuken . Savooikool is rijk aan calcium, ijzer, fosfor, magnesium, vezelstoffen,eiwitten en vitamine C. 3.3 Teelt De meest toegepaste teelt is de late teelt . Hiervoor wordt eind april of in mei in volle grond gezaaid . Uitplanten gebeurt in juni tot half juli . Jonge planten kunnen ongeveer na zes weken worden uitgeplant . Zet de planten op rijen die 60 cm uit elkaar liggen en zet ook de planten 60 cm onderling uit elkaar . Zoals de meeste koolsoorten vraagt savooi een voedzame, vochthoudende maar goed doorlatende grond . Savooi doet het echter ook op een lichtere grond . De planten maken een vrij breed en diep wortelstelsel, vandaar dat een humusrijke grond van belang is . In de groeiperiode vooral regelmatig water geven . 3.4 Uitplanten Plant de zaailingen relatief groot uit, met minimaal 6 bladeren . Wanneer de plantjes in potjes gezaaid zijn kunnen ze eenvoudig uitgeplant worden, zonder de wortels te beschadigen . Zorg voor voldoende water de eerste tijd en pas op voor de vogels . Wied regelmatig het onkruid en geef bij droogte voldoende water want sluitkool heeft relatief veel vocht nodig . Houd er rekening mee dat wanneer de sluitkool groot genoeg is en plotseling veel water krijgt, bijvoorbeeld bij een paar regenachtige dagen, de kans groot is dat de kolen gaan barsten . Ze moeten dan allemaal in een keer geoogst worden 3.5 Bemesting Sluitkolen maken veel wortels, blad en een flinke kool, dus verbruiken ze ook veel . In de winter wordt er veel stalmest of compost onder de grond gespit . Op 10 m² worden zeker 3 tot 4 volle kruiwagens gebruikt . Rond februari worden een paar handsvollen beendermeel aan de grond toegevoegd, voor de algemene ontwikkeling van de plant . Tijdens de groei worden er een paar handsvollen bloedmeel toegevoegd, voor het maken van het blad en de kool . Voeg dit niet te snel toe, bloedmeel werkt snel maar kort . Er moet dus eerst een plant van formaat zijn, anders krijg je veel buitenblad en je wil juist dat het ten goede komt van de krop . Tot slot krijgt de plant tijdens de groei ook nog patentkali, voor de smaak en de houdbaarheid van de kool . 13
3.6 Rassen Bio Savooikool ( Somers ) Putjeskool (Somers ) Wirosa (Somers ) 3.7 Bewaren Savooi is winterhard en kan dus in de tuin blijven staan . Eenmaal geoogst is het niet echt een bewaarkool . Je kan savooikool ongeveer een week bewaren in het groentevak van de koelkast . Kan gemakkelijk ingevroren worden ( eerst blancheren ) . 4. Spitskool (sluitkolen ) 4.1 Kenmerken Wetenschappelijke naam :Brassicaoleracea convar . Capitata var . Alba subvar . Conica Familie : Brassicaceae of Kruisbloemigen 4.2 Algemeen Spitskool is een kleine soort witte kool met een spitse vorm . Het is een verse zomergroente die minder eisen stelt dan de grote witte kool . De teeltduur is korter en de kool weegt veel minder : ongeveer 0,5 kg . De teelt is ook op lichte gronden zeer goed mogelijk . Spitskool is sappiger en volgens sommigen lekkerder en lichter verteerbaar dan witte kool . De kool is zeer geschikt voor rauwkostsalades . Voor bewaring in de winter komt ze echter niet in aanmerking . Men kan er wel prima zuurkool van maken . De meeste rassen moeten vooral tijdig geoogst worden, omdat ze anders barsten . 4.3 Teeltwijzen Vroege teelt . Om vroeg spitskool te kunnen eten, moet je in februari onder koud glas zaaien . Uitplanten kan je na ongeveer 6 weken en oogsten vanaf half juni . De vroegste spitskolen zijn echter afkomstig van de weeuwenteelt : zaai eind september begin oktober, verspenen en plant uit onder plat glas . Oogst in mei . Vroege spitskolen worden opvallend minder ziek dan de andere sluitkolen . Zomer – en herfstteelt . Voor oogst in de nazomer kan je vanaf half maart zaaien in volle grond . De zomerspitskolen zijn gevoelig voor alle kolenkwaaltjes . Winterteelt. Een nog iets vroegere, nieuwe variante daarop is de winterteelt . Zaai rond 20 augustus, plant rond 30 september en oogst enige dagen vroeger dan de weeuwenkooltjes . Dit is alleen mogelijk met het ras Prospera 4.4 Bodem en bemesting . Spitskool vraagt niet zo’n zware grond als de witte bewaarkool . Zij doet het zelfs beter op lichtere gronden, op voorwaarde dat er genoeg voedingsstoffen en vocht ter beschikking zijn om vlot te kunnen groeien . Gebruik dus veel stalmest of compost om de grond te verrijken . Gezien de kortere teeltduur zou spitskool volstaan met een wat lichtere bemesting dan rode en witte kool . 4.5 Oogsten en bewaren . Op een gegeven moment krullen de bladeren niet meer open maar blijven om de krop gesloten ; het moment van oogst komt dan naderbij . We kunnen de krop nog een à twee weken laten zitten zodat hij wat compacter wordt . Te snel geoogste spitskool kan nog een vrij losse krop hebben . Spitskool is mals en hoeft niet lang gekookt te worden zoals witte of rode kool . Het kan rauw in salades verwerkt of geblancheerd/geroerbakt worden . Het blad is op zich ook eetbaar, het is niet noodzakelijk om op de krop te wachten . NOTA: Rode spitskool een splinternieuwe groente ! Rode spitskool is een volledig nieuw product en kan zowel gekookt als rauw gegeten worden .Deze nieuwe groente wordt door de firma Agrisemen op de markt gebracht 14
onder de naam Red Flame . Het is een heel aantrekkelijke groente om te gebruiken in salades omwille van de mooie kleur en de zoete smaak . In de vroege jaren negentig hebben onderzoekers de idee opgevat om een nieuwe, rode spitskool te ontwikkelen . Er was wel wat genetische voorraad van rode en spitse kolen aanwezig, maar deze bleken niet bruikbaar omat ze niet goed smaakten, een slechte structuur hadden en laat oogstbaar waren . In een lange veredelingsweg werd het doel uiteindelijk bereikt: een snelgroeiende spitse rode kool met uitstekende smaak . De teelt is te vergelijken met gewone spitskool . Het streefgewicht is 300 tot 600 gram . In 2006 werd de rode spitskool commercieel geteeld door de firma Marshalls uit Engeland . Voorlopig is rode spitskool nog niet voor de gewone tuinliefhebber te verkrijgen . De groente is maar door één zaadfirma in de handel gebracht en men wil eerst de professionele markt in Vlaanderen en Nederland bevoorraden . 5. Bloemkool 5.1 Kenmerken Wetenschappelijke naam: Brassica oleracea var .botrytis subvar . Cauliflora Familie : Brassicaceae Indeling : Koolgewassen Herkomst : Midden – Oosten ; Cyprus 5.2 Algemeen Zoals de andere koolsoorten is bloemkool een variëteit die afkomstig is van de witte kool . Het is de bekendste soort uit de koolfamilie . Een overblijvende plant die voorkomt langs de kusten van West- Europa en in het mediterrane gebied . Eind 15de eeuw werd de bloemkool in Europa ( Italië ) geïntroduceerd . De kool zelf bestaat uit hoofdjes ( roosjes ) van roomwitte bloemen . Bloemkool wordt veelal gekookt maar kan ook rauw als aperitiefhapje gebruikt worden . 5.3 Teelt - Vroege teelt In februari zaaien in potjes in de koude bak . De jonge plantjes worden rond half april uitgeplant . De plantjes ongeveer 60 cm uit elkaar zetten . Oogsten kan rond mei/juni . - Zomerteelt Zaaien in april / mei en uitplanten in mei / juni . Oogsten in juli / augustus . - Herfstteelt Half mei – half juni zaaien in volle grond . In de zomer uitplanten . Oogsten kan in september – november . - Winterteelt Zaaien eind juni . Begin augustus planten . Oogsten in september / november . Bloemkolen vragen een voedselrijke grond en veel vocht . De bodem moet een goede structuur hebben en goed doorlatend zijn . Voor de vroege teelt is een humusrijke zandgrond geschikt . De planten zijn vooral gevoelig voor droogte . Vroege bloemkolen kunnen als voorteelt voor tomaten worden toegepast onder koud glas . De teelt van bloemkolen neemt behoorlijk wat ruimte in waardoor de opbrengst in verhouding laag blijft . - Zet de plantjes diep genoeg om omvallen en uitdrogen te voorkomen . Goed aandrukken . - Gebruik koolkragen rond het plantgoed . - Wanneer de kool zich begint te ontwikkelen moet deze beschermd worden voor het zonlicht . Dit kan door de plant te bedekken met enkele grote buitenbladeren . - Oogsten doe je door de stam met een scherp mes onder de eerste ring met bladeren af te snijden . 5.4 Bewaren Op een koele plaats of in de ijskast kan je een kool maximaal een week bewaren 15
Bloemkolen kunnen goed worden ingevroren . 6. Weeuwenteelt van bloemkolen 6.1Algemeen . Weeuwenteelt is een oude term voor een vroeger algemeen gangbare manier om in de lente primeurgroenten te kunnen oogsten . Jaren terug was er minder gelegenheid om in de winter in een verwarmde ruimte te zaaien . Er werd voor de winter gezaaid, om nog voor het putje van de winter bijna uitgegroeid plantmateriaal te bekomen . Zo werd er kropsla, selder en bloemkool en soms sluitkool als weeuwenteelt uitgevoerd . Het zaaitijdstip van deze verschillende weeuwenteelten verschilt echter . De weeuwenteelt van selder wordt al in augustus gezaaid, de weeuwenteelt van sla pas eind oktober en de weeuwenteelt van bloemkool eind september en oktober . Dit heeft vooral te maken met de kiem- en groeisnelheid van deze verschillende groenten . 6.2 Zaaien De laatste twee dagen van september en begin oktober worden de eerste weeuwenbloemkolen gezaaid . Dit zijn de hele vroege zaaiingen . Om de vroegheid nog beter te maken moeten deze overwinterd worden in stenen bloempotten van dertien centimeter . Uit proeven, jaren na elkaar uitgevoerd, blijkt dat de planten opgekweekt in stenen bloempotten steeds het vroegst in productie gaan . Latere weeuwenteelten worden van tien tot twintig oktober gezaaid . Deze planten kunnen overwinterd worden in plastieken potten van 10 cm . Eind oktober kan ook nog gezaaid worden en dan overwinterd in grote perspotten of bloempotjes, maar hier is januarizaai te overwegen als alternatief . Als kan overwinterd worden in goede lichtdoorlatende nieuwe kas zal wat later gezaaid worden . Moeten de planten de winter door in een donkerder serre, die minder afgesloten is dan zal er vroeger moeten gezaaid worden . 6.3 Rassen Alleen rassen die in de catalogi expliciet vermeld staan als geschikt voor weeuwenteelt komen voor deze teeltwijze in aanmerking . Verder is er veel onderling verschil in vroegheid tussen al deze rassen. Terwijl het vroeger vooral telerselecties waren die uitgezaaid werden bij de weeuwenteelt, zijn er nu ook heel goede hybridenrassen beschikbaar gekomen . Het vernieuwde rassenaanbod van weeuwenteelt is zeer divers en zit verspreid over diverse zaadhuizen . 6.4 Verspenen Er wordt ruim gezaaid in de volle grond van de kas zodat de plantjes voldoende ruimte hebben vooraleer ze begin november verspeend worden in grote bloempotten . Sommige tuinders zaaien in zaaikistjes en verspenen in kleine perspotjes . Deze worden op hun beurt dan overgezet in bloempotten . Bij het inpotten kan een grondmengsel van groentepotgrond en tuingrond gebruikt worden om een tragere maar sterkere groei te bekomen . Nadeel is dat er onkruid en schimmels in deze grond kunnen aanwezig zijn . Wordt er opgekweekt in potgrond alleen, dan zal de plant vlugger groeien, met eventueel een te goede groei tot gevolg . 6.5 Overwintering De stielkennis bij de weeuwenteelt bestaat er vooral in om op een goede manier te overwinteren . De ene winter is de andere niet, zodat soms het gevaar dreigt van te grote en zwakke planten . Zachte en donkere winters zijn, ondanks het feit dat er niet moet gestookt worden, voor de overwintering niet ideaal . Tijdens deze zachte winterperiodes moet de serre zoveel mogelijk verlucht worden . Zo blijft de temperatuur laag en blijven de bladeren droog . Het gevaar van de valse meeldauwschimmel is in deze periode immers niet denkbeeldig . De plantjes krijgen dan ook heel weinig water om te vlokke groei te vermijden . Het is de bedoeling, door koel en niet te nat te telen, een stevige plant te bekomen . Te ver laten uitdrogen waardoor een groeistilstand optreedt is natuurlijk ook verkeerd . De planten mogen niet doorwortelen vanuit de pot in de grond,want dan gaan alle remmen los en kan de groei niet meer bijgestuurd worden .Bij 16
vriesweer dreigt niet zozeer het rechtstreek bevriezen van het plantmateriaal, maar wel uitdroging . Wordt een vorstperiode verwacht ( dit betekent dat het ook binnen in de kas, langere tijd gaat vriezen ) dan moet gezorgd worden voor een vochtige potkluit . Veel tuinders zullen net vorstvrij overwinnen, maar soms laat men ook vorst toe in de kas . De planten zullen dan ook niet vervriezen, maar bij continue vorst in de kas kan afdekking met vliesdoek overwogen worden . Vergeet niet om dit doek onmiddellijk weg te nemen als het wat warmer wordt, zoniet ontstaat er een potentiële bron van schimmels 6.6 Uitplanten Het tijdstip waarop de planten buitenkomen wordt bepaald door enerzijds de weeromstandigheden en anderzijds de plantgrootte . Planten opgekweekt in grote potten kan men makkelijker bijhouden als de weersomstandigheden slecht zijn dan plantjes in kleine plastiekpot of in perspot opgekweekt . Zijn de planten nog klein, wacht dan nog even met uitplanten . In deze periode van het jaar is het belangrijk voldoende bladmassa te hebben bij het naar buiten brengen . Bij mooi weer en voldoende opgedroogde grond gaan de planten soms eind februari de grond in . Maar meestal zal er geplant worden de eerste twee weken van maart . Plant voldoende diep ( bovenkant grond iets onder het hart van de plant ) zodat de planten bij een felle voorjaarswind niet afdraaien . De plantafstand hoeft voor deze teelt niet al te ruim te zijn . Tussen de rijen 60 cm en in de rijen 40 cm is een goede plantafstand . De laatste jaren wordt de pas uitgeplante weeuwenteelt nog eens afgedekt met agrildoek . Soms de helft van het perceel, om teeltspreiding te bekomen . Afdekken leidt niet alleen tot een kleine vervroeging, maar vooral tot meer bladmassa, wat uiteindelijk leidt tot een grotere kool . Het spreekt voor zich dat enkel de lichtere en drogere gronden in aanmerking komen voor deze vroege teelt . De weeuwenteelt is, door het vroege teeltseizoen, vrijwel vrij van de klassieke ziekten en plagen bij de koolsoorten . 6.7 Glasteelt Wilt U vroege bloemkolen in de serre telen, dan gaat u op dezelfde manier te werk als bij de weeuwenteelt . Maar u plant de opgekweekte planten uit in de kas de eerste twee weken van januari . 8. Winterbloemkolen Wie graag in het vroege voorjaar bloemkool wil oogsten, zal een jaar vooraf voorbereidingen moeten treffen . Eind juni is de tijd aangebroken voor het zaaien van winterbloemkolen . Dit betekent de start van een teelt waar zelfs tijdens de wintermaanden moet naar omgekeken worden . Ideaal voor wie ook graag tijdens de winter groei in zijn moestuin heeft . 8.1 Algemeen De winterbloemkool is eigenlijk een gewone bloemkool die meer vorstbestendig is en op tweejarige basis geteeld wordt . De groeisnelheid ligt ook lager, alhoewel dit voornamelijk met het teeltseizoen te maken heeft . De winterbloemkool is hoger dan de bloemkool en de bladeren zijn smal met dikke, witte gegolfde ribben . De bloem is over het algemeen niet zo mooi als bij de bloemkool . Vooral de vastheid van de kool is minder groot, alhoewel dit bij moderne hybride rassen al sterk verbeterd is . Bij de volkstuinders wordt de smaak van winterbloemkool meestal geprezen en beter bevonden dan de gewone bloemkoolsmaak . 8.2 Teeltvoorwaarden De teelt van winterbloemkolen is een gok . Maar deze onzekerheid maakt dat de vreugde omwille van een geslaagde teelt dubbel zo groot is . Vriesweer, zonder sneeuw en met uitdrogende oostenwinden doet de al gevormde kooltjes bevriezen . Bij nog strengere vorst zal de volledige plant uitdrogen . De bevroren wortels kunnen niet voldoende water opnemen om de verdamping bij droog vriesweer te volgen . Welke vriestemperatuur nu schadelijk is voor winterbloemkolen is heel moeilijk te zeggen . 17
Een schrale oostenwind kan bij -6 °C of -7 °C al heel schadelijk zijn . Ook afwisselende vries- en dooiperiodes zijn gevaarlijk . Anderzijds is een paar dagen een nachttemperatuur van – 10 °C en wat sneeuwbedekking een minder gevaarlijke situatie . Maar ook in heel natte winters kunnen er planten afsterven . Zorg er in ieder geval voor dat er geen stilstaand water tussen de planten komt te staan . Een tip om minder kans op vorstschade te hebben bestaat erin later te zaaien en uit te planten . Op deze manier voorkom je dat de koolvorming al voor de strenge vorst op gang komt . Natuurlijk verlies je hierdoor wel aan vroegheid . Te laat uitplanten is dan weer af te raden, de kool heeft dan zo weinig blad gevormd dat ze ook niet bestand is tegen strenge vorst . Een andere truc bestaat erin de bladeren, voor er strenge vorst verwacht wordt, samen te binden om het hart van de plant te beschermen . In het vroege voorjaar moeten ze dan weer losgemaakt worden . Als je een hybride ras kiest is de kans op een geslaagde teelt ook groter . De vorstgevoeligheid van de huidige generatie hybride rassen is immers sterk verminderd Dit wordt in de hand gewerkt doordat deze rassen meer blad hebben en een groter zelfdekkend vermogen . De bescherming van de bloemkool in wording is dus veel beter Kies je vroege rassen, dan neemt de kans op teeltmislukking toe . Voor een teelt in het binnenland wordt meestal een middelvroeg af laat ras uitgeplant . Bij afdekken met een plastiek zeil wanneer de temperatuur onder de - 6 °C gaat moet men er op letten dit zeil bijtijds weg te nemen om schimmelvorming en te vroege hergroei te voorkomen . 8.3 Teeltzorgen Winterbloemkolen die eind juni gezaaid zijn kunnen uitgeplant worden na 15 augustus en liefst voor het einde van de maand . Je kan dun uitzaaien in volle grond en dan zonder verspenen uitplanten . Maar misschien is het toch makkelijker in een zaaibakje uit te zaaien en na twee weken te verspenen in een kleine perspot of bloempot . Zo zullen de planten na het uitplanten beter aanslaan . Plant ruimer dan gewone bloemkool, ongeveer 75 x 60 cm . Op die manier kan het gewas tijdens de natte herfstmaanden sneller opdrogen .De kans op een aantasting van valse meeldauw wordt kleiner . De grond moet vruchtbaar zijn en goed bemest, maar niet te stikstofrijk . Lichte grondsoorten geven over het algemeen een minder vaste kool . Op natte gronden plant je best uit op verhoogde bedden .Klassiek is de teeltopvolging met vroege aardappelen . Ook vroege erwten of spinazie kunnen een goede voorvrucht zijn . 8.4 Ziekten Alhoewel de infectiedruk van insecten minder groot geworden is moet je tijdens de opkweek en in het vroege najaar toch nog opletten voor de koolvlieg, rupsen en aantastingen van melige koolluis . Komen de planten gezond de oktobermaand in dan hoef je geen plagen meer te vrezen . Het zaaien en de opkweek van de planten kan best gebeuren onder insectengaas . Na het uitplanten gebruik je voor alle zekerheid een koolkraag, alhoewel de koolvlieg dan al minder actief is en minder eitjes afzet . Een aantasting van de koolvliegmade loopt meestal niet meer faliekant af .
9. Broccoli 9.1 Algemeen Broccoli ( Brassica oleracea var. Italica ) is een van de aller-fijnste koolsoorten en is nauw verwant met de bloemkool . De oorsprong van broccoli is te vinden in Klein Azië (het huidige Turkije ) . Broccoli en bloemkool zijn zeer nauw verwant . Pas sedert een 18
twintigtal jaar kent de groente bij ons een stijgende populariteit . Broccoli heeft een iets krachtigere smaak dan bloemkool . Het deel dat geoogst wordt is een eindstandig scherm met een verzameling uitgegroeide bloemknoppen, en daarnaast ook dikwijls de schermen op de zijscheuten die ontstaan na het oogsten van hoofdscherm . Bij broccoli komen één – en tweejarige rassen voor . Spruitbroccoli is de verzamelnaam voor een groep van tweejarige rassen die purperen of witte kleine, bebladerde,langwerpige, paarse of witte bloemhoofdjes vormen nadat ze op het veld hebben overwinterd . Men noemt ze ook winterbroccoli . Zomerbroccoli ( of Calabrese rassen ) is beter gekend en groeit veel sneller . De rassen zijn eenjarig . De bloemschermen zijn donkergroen met een blauwe gloed . Dit is in onze streken de meest geteelde rassengroep .Verder in dit verslag wordt de teelt van zomerbroccoli bedoeld . 9.2 Grond Broccoli is iets minder veeleisend dan bloemkool . Toch moet de grond ook goed vochthoudend zijn, zonder wateroverlast . Een hoge pH ( 6,5 – 7,5 ) zorgt voor een vlotte opname van de voedingselementen en werkt de uitbreiding van knolvoet tegen . Een humusrijke bodem zorgt eveneens voor een doorlopende aanvoer van voedingselementen . Vooral op lichtere gronden doet broccoli het goed onder wat koelere omstandigheden . Op deze gronden kan halfschaduw een voordeel zijn tijdens de zomerperiode . 9.3 Waterhuishouding Tijdens de eerste weken na het planten moet de wortelvorming gestimuleerd worden en wordt er, tenzij in uitzonderlijke situaties geen water gegeven . Pas als de broccoliplant zes tot zeven bladeren is bijgegroeid mag er geen droogtestress meer zijn Vanaf dat moment is beregenen of water geven aangewezen, zeker op droogtegevoelige en lichtere gronden . 9.4 Teeltrotatie Broccoli hoort thuis op het perceel van de koolgewassen . Het is ideaal als slechts om de zes jaar koolgewassen geteeld worden op een bepaald stuk grond . 9.5 Bemesting Broccoli vraagt voldoende organische bemesting met compost ( 10 kg per m² ) of verteerde stalmest ( 5 kg per m² ) . Dit wordt dan bij het planten aangevuld met een minerale meststof 80 g/m² ( N + P + K ) 12 + 10 + 18 . Stikstof is nodig voor voldoende bladvorming . Alleen dan kan een voldoende groot bloemhoofd gevormd worden . Teveel stikstof veroorzaakt, vooral in het najaar, schermrot . Kalium is nodig om een stevige bloem te bekomen . Vooral bij de vroege teelten is het aan te raden nog eens bij te mesten zes weken na planten ( compost bovenop spreiden of met 20 g/m² ( kalkammonsalpeter ) . De vroege teelten kunnen de organische bemesting soms nog niet optimaal benutten, er is nog te weinig mineralisatie van het organische materiaal in de grond . 9.6 Kweek Broccoli wordt niet zo vroeg en zo laat geteeld als bloemkool . De vroege teelt wordt gezaaid in februari onder koud glas . De vroegste oogst bij broccoli is begin juni . De uiterste zaaidatum van zomerbroccoli is begin juli met oogst eind oktober . Broccoli wordt geplant vanaf einde maart tot begin augustus . De opkweekduur van de plantjes is ongeveer een maand . 9.7 Oogsten en bewaren Broccoli wordt geoogst net voor het opengaan van de bloemknopjes . Bij te vroeg oogsten zijn de bloemschermen te klein, later oogsten geeft bloei en losse bloemschermen . De hoofdknop kunt u met een stuk lange steel afsnijden, dat ook eetbaar is . Snijdt u een kortere steel af, dan kunnen er zich meer zijscheuten vormen, waaruit drie weken later kleinere bloemknoppen groeien .Bewaar broccoli in de koelkast verpakt in folie . De houdbaarheid is slechts 7 dagen Wanneer de kleur bij de bewaring naar de gele kant gaat wordt de smaak bitter . Broccoli kan men geblancheerd ( 2 – 4 minuten ) invriezen . 19
9.8 Mogelijke problemen Soms is de steel van het bloemscherm hol . Dit komt vooral voor bij sterke groei en een ruime plantafstand . Vooral in het najaar kan het scherm soms rot vertonen . Te hoge stikstofbemesting en magnesiumgebrek zijn mogelijke oorzaken .Voor andere problemen zie bespreking kolen algemeen . 10. Spruitkool Wetenschappelijke naam: Brassica oleracea var. Gemmifera 10.1 Geschiedenis Er is weinig over de oorsprong en geschiedenis bekend . Wel dat de spruitjes uit ZuidEuropa afkomstig zijn, hoewelde verwijzing naar Brussel ( chou de Bruxelles )eerder aan de Lage Landen doet denken . Men denkt daarom dat de Romeinen het spruitje naar België hebben gebracht . Daar zou het in beperkte kring “onopvallend” worden geteeld . En pas aan het begin van de negentiende eeuw commercieel . In het Groentekookboek van Jane Grigson staat dat spruitjes in 1213 worden vermeld in Brusselse marktvoorschriften en dat ze in de vijftiende eeuw werden geserveerd aan het Bourgondische hof te Lille . Andere zeggen dat het spruitje, een ontwikkeling van de okselknoppen langs de stam, rond 1750 in België is ontstaan . 10.2 Bewaren Buiten, aan de plant – alleen strenge vorst is schadelijk . Maximaal een week in de koelkast . Tijdens de vorst geoogste spruiten kunnen niet worden bewaard . 10.3 Teelt Spruitjes kunnen vroeg, normaal of laat worden geteeld . Bij normaal begint de oogst grofweg in december en loopt door tot en met januari . Late teelt richt zich op oogst tot en met maart . Normale teelt Zaaien eind maart / begin april . Uitplanten eind mei / begin juni ( ongev. 8 weken na zaaien )als de zaailing niet mooi recht is, kan er diep worden geplant . Kolen wortelen namelijk gemakkelijk Oogst december en later; begin onderaan, naarmate het seizoen vordert, ook de hogere spruiten plukken . Mulch de grond rond de planten ( met bv. Stro ) om de grond koel te houden in de warme zomer . Regelmatig bijmesten met compost doet goed op armere grond . Plantafstand : 60 cm in de rij; 60 cm tussen de rijen . Water: Alleen in een droge septembermaand, om spruitvorming te bevorderen . Tijdens de zomer beperkt water geven . Tip: Voor een goede spruitontwikkeling regelmatig wat blad van de plant wegnemen . 10.4 Bemesting Alle kolen zijn veelvraten . Bijvoorbeeld de koolbedden mesten met paardenmest met stro en rijkelijk compost . 10.5 Bodem en standplaats Alle grondsoorten zijn geschikt met uitzondering van zeer lichte zandgrond en zware klei ( dat wel goed is voor sluitkolen ) . Op humusrijke tuinboongronden groeit het weelderig met losse spruiten . Volle zon voor de beste oogst . Aan de rand van de moestuin, daar waar niet de hele dag zon is, buigen de spruitkolen naar het licht en hebben dus geen mooi rechtopstaande stammen . Steunen met een stok helpt . 10.6 Rassen Roodnerf, Westlandse, Lierse, Noisette . Rubine, donkerrode spruiten . 10.7 Zaadteelt De plant laten staan ( of zonodig verplanten ) . In de lente verschijnen bloemstengels aan de kop van de plant . Win alleen zaad van de beste planten . 20
11. Boerenkool 11.1 Algemeen Wetenschappelijke naam : Brassica oleracea var . Acephala subvar . laciniata Boerenkool of krulkool wordt soms ook groene bladerkool genoemd . Deze kool staat van alle koolsoorten het dichtst bij de wilde kool, samen met de aanverwante voederkolen voor veevoeding . Boerenkool is al 2000 jaar bekend en momenteel in Nederland een alom gekende groente . In België is de belangstelling gering . Het is een gemakkelijk te telen groente, die niet gauw ziek wordt en bovendien zeer winterhard is Ze verdraagt temperaturen tot – 15 °C en levert verse groenten in volle winterperiode . Men eet het blad, al dan niet met de bladsteel, in stamppot en andere winterse bereidingen . De smaak is het best zodra er wat vorst over de kolen is gegaan . Wat mineralen en vitaminen betreft, is het een zeer voedzame groenten, waar ook de kippen en konijnen dol op zijn . 11.2 Plant De gewone of struikboerenkool bestaat uit een dikke stam met grote, sterk ingesneden bladeren . Het blad is vlezig en dik, heeft een dikke waslaag en een typisch gekroesde bladrand . De jonge bladeren zijn minder gekroesd .Bovenaan staan de bladeren dichter bijeen in een rozet . Van een gesloten kop is geen sprake . De bladeren worden, van onderaan te beginnen, afzonderlijk geplukt . Er zijn hoge soorten ( 90-150 cm ) die het best tegen de vorst kunnen . Met halfhoge soorten worden planten tussen 40 en 80 cm bedoeld . 11.3 Teeltwijzen Bij de herfstteelt valt de oogst voor de winter . Echte herfstrassen kunnen immers maar enkele graden vorst verdragen . De plantafstanden zijn iets ruimer dan voor winterteelt . De winterteelt wordt het meest beoefend . Je zaait in juni op een zaaibed en plant uit tot uiterlijk half augustus . De planten hernemen gemakkelijk hun groei . Hoe later er gezaaid wordt, hoe kleiner de opbrengst uitvalt . Winterrassen verdragen vorst tot ongeveer -15°C . Bij zeer strenge vorst, vooral zonder sneeuw, kunnen de bladeren toch nog geel of bruin worden . De hoogste en grofst gekroesde rassen kunnen het best tegen de vorst . Boerenkool kan je ook ter plaatse zaaien met 6 – 7 zaden per lopende meter . Later uitdunnen Dwergboerenkool zaai je in juni op 25 x 20 cm en oogst je van september tot november .Als teeltzorg hoef je niets anders te doen dan te schoffelen . 11.4 Standplaats Boerenkool stelt op alle vlakken heel wat minder eisen aan de grond dan de andere koolsoorten . Ze groeit ook op lichte grond en kan een iets lagere pH verdragen . De voedingsbehoefte van boerenkool ligt iets lager dan bij de doorsnee koolsoort . De bemesting zou eventueel iets lager mogen liggen dan voor de andere kolen . Op gronden die in de winter erg nat zijn, plant je het best op bedden . Boerenkool komt meestal als nateelt na spinazie, vroege aardappelen of vroege wortelen . 11.5 Oogst en bewaring Je breekt het volgroeide blad van de stam, te beginnen met het onderste blad dat immers het snelst verslijt . Zo pluk je verder naar behoefte . Op de plaatsen waar het blad van de stam geplukt is, groeien nieuwe, kleine blaadjes die ook te oogsten zijn . Op het einde van het seizoen oogst men ook de kop . Als de planten in de winter doorschieten, worden de bladeren bitter .Boerenkool bewaar je ter plaatse op het land . 11.6 Rode boerenkool Er bestaat ook een rode variëteit . Rode boerenkool zorgt niet alleen voor nog meer kleur in de moestuin, maar ook bij het koken blijft de rode kleur deels behouden . Stamppot met de bladeren van deze rode krulkool is dan ook roze met daarin donker groenpaarse stukjes . 12. Chinese kool. 21
12.1 Algemeen Chinese kool wordt ook wel pe-tsai of Chinakool genoemd . Wetenschappelijke naam : Brassica campestris var . Pekinensis Herkomst: Oost-Azië, in het bijzonder China . Het is de belangrijkste groente in Korea en China . 12.2 Zaaien Zaad: kan zelf genomen worden, verbasteringen kunnen plaats hebben met mosterd en radijsachtige . Kruisbestuiving met andere kolen is gering . Je mag rekenen op een 300 tal zaadjes per gram . Op een bed met een diepte van 1 cm, houd 10 cm tussen de rijen . Daarna zetten we de plantafstanden op 50 x 40 . - We beginnen met de eerste zaaibeurt vanaf midden juli tot en midden augustus . - De oogst kan dan omstreeks midden september plaats vinden en dan tot midden november naargelang de zaaidata . - Soms wordt er al eens in perspotjes gezaaid, maar weet wel dat beschadiging van de wortels bij uitplanting snel kan leiden tot doorschieten . Vooraleer de plantjes opgekweekt in perspot naar buiten moeten, dienen ze wel eerst te worden afgehard . - Aangezien Chinese kool nooit in zaaikistjes wordt gezaaid is van verspenen dan ook geen sprake . 12.3 Bemesting Een neutrale grond verrijkt met ammoniumnitraat / patentkali en of compostgift is hier ideaal ( ph-waarden een beetje opdrijven ) . Door de snelle groei halen zij ook vlug alle nutriënten uit de bodem die we moeten kunnen aanvullen tijdens de groei .Organische meststoffen zijn over het algemeen eveneens welkom . 12.4 De groei De plant ontwikkelt zich als een rozetvorm, waarna enige blaadjes verschijnen en de plant zich opricht en tot gesloten krop overgaat . Er zijn verscheidene rassen of soorten met verschillende grootte en dikte, lichte tot donkergroene . De ideale temperatuur die je moet respecteren om geen groeistilstand te bekomen is toch een 20°C . Daarom wordt er ook veel onder plastiek of glas geteeld, met verluchting Je zult merken dat er “ fijne haartjes “ op het blad staan in plaats van een waslaag, die meer bekend is bij onze winterkolen . De planten wortelen sterk in de grond, doch ze hebben een vertakt oppervlakkig netwerk dat gemakkelijk kan uitdrogen bij tekort aan watergiften . Door droogte teel je planten die veel sneller in zaad schieten .( Kies daarom rassen die niet gevoelig zijn aan doorschieten ) 12.5 Ziekten en gevoeligheden: Zoals andere kolen ook hier weer mogelijkheid tot knolvoet en schimmels . Knolvoet : Zie ziekten bij kolen . Bladrand : kan ook al eens optreden door tekorten aan calcium bij de binnenste blaadjes . Bladrand gaat gepaard met hitte vochttekorten en calciumgebrek . Leid onvermijdelijk tot de vernietiging van de celkernen in het bladmoes . Koolrupsen: soms aantasting Tip: Koolkragen plaatsen kan helpen tegen de koolvlieg die haar eitjes anders dicht tegen de wortels afzet ! Waarna zich kortelings witte maden gaan vormen, en zo de wortels zullen aanvreten . Let tevens op slijmsporen die slakken verraden . Zij voelen zich goed in vochtige omstandigheden . Hier kunnen de slakkenkorrels dan weer van pas komen . Geef trouwens ook watergiften tussen de rijen en niet rechtstreeks op de planten om rotting tegen te gaan . 12.6 Oogst Oogsten kan zeer snel en soms binnen de 3 maanden! Kroppen kunnen een gewicht hebben van een halve kilo tot anderhalve kilo . Je snijdt de kolen recht af met een mes 22
en na verwijdering van de buitenste blaadjes hou je een mooie krop over om te consumeren . De afgesneden wortels mogen blijven staan in de grond, daar zij nog enkele losse blaadjes geven die gemakkelijk in de sla verwerkt kunnen worden . Wil je zolang mogelijk oogsten, dan kan je de plantjes zaaien onder een plastieken koepel . 12.7 Bewaring Een vers afgesneden kool kan je ongeveer een week bewaren . Best is een plastieken zak te gebruiken tegen verdamping . 12.7 Keuken Chinese kool past perfect in de rauwkost, of kan kort gestoofd worden als wokgroente daar deze er zich goed toe leent . Je snijdt de kool langs door en verwijderd de harde kern . Vervolgens doe je alles in reepjes en verwerk je de groente naar believen . 13. Paksoi 13.1 Algemeen Paksoi (variëteit chinesis ) is een bladgroente en behoort tot de soort Brassica campestris, waar ook de Chinese kool onder valt . Paksoi is een langwerpige, open bladkool met groene lepelvormige bladeren en spierwitte nerven . Omdat de dikke stronken die onderaan eindigen in een lange dunne wortel die op selderij lijken, wordt Paksoi ook wel selderijkool genoemd . Paksoi is beschikbaar in verschillende groene kleurtinten en ook wat betreft het volume en de hoogte bestaan er grote verschillen . Een van de bekendste varianten is de baby-paksoi .De bladstelen van de paksoi zijn te gebruiken, ze kunnen klaargemaakt worden zoals asperges . Ook versneden in salades zijn ze goed te gebruiken, maar dan wel licht geblancheerd . De smaak van paksoi is veel meer uitgesproken dan die van Chinese kool, waardoor het aan te raden is om geen of slechts weinig zout of kruiden toe te voegen . Het grootste probleem bij het telen van Paksoi is het doorschieten . De bloemstengel wordt gevormd zonder dat er een voldoende grote knop kan groeien . Er zijn verschillende oorzaken van vroegtijdige bloemvorming . 13.2 Zaaien Paksoi kan pas vanaf half juli gezaaid worden in een perspot . De uiterste zaaidatum is half augustus . Vroeger dan half juli zaaien leidt onvermijdelijk tot vroegtijdige bloei . Wanneer er ter plaatse gezaaid wordt, zaai dan in groepjes van 3 of 4 en houd de beste zaailing over . Zaai op een diepte tussen 1 en 1,5 centimeter . De rassenkeuze is ook belangrijk bij het voorkomen van doorschieten . De oudere rassen zijn alleen geschikt voor zaai vanaf juli, ook het Japanse type is minder schietgevoelig . Om het oogstseizoen te verlengen kun je ook nog wat later zaaien en dan uitplanten in september in een onverwarmde kas . 13.3 Uitplanten Paksoi wordt uitgeplant met een rijafstand van 23 cm en een plantafstand van 25 cm . De planten worden diep in de grond geplaatst, tot aan het eerste paar bladeren . Kies een standplaats waar de vorige maanden geen koolgewassen stonden . 13.4 Bodem en bemesting Paksoi wenst een voedzame en vochthoudende grond, waar een ruime hoeveelheid compoststof goed verteerde stalmest is aan toegevoegd . Wanneer de groente geteeld wordt als nateelt moeten we zorgen voor een ruime hoeveelheid organische bemesting, bijvoorbeeld met bloedmeel of andere gedroogde organische meststof . In het vroege voorjaar is het aan te raden om kalk toe te dienen om de pH waarde te verhogen . Paksoi is namelijk erg gevoelig voor knolvoet . Deze bekende schimmelziekte die de wortels van koolgewassen aantast, komt minder voor bij een hoge pH . Zwaardere grondtypes zijn voor deze snelgroeiende koolsoort minder geschikt . Kies een plaats die vrij veel zonlicht krijgt, alhoewel wat lichte schaduw 23
voor deze groente 's zomers een voordeel kan zijn . Geef paksoi regelmatig water, omdat de groente zeer ondiep wortelen mag de grond niet uitdrogen . Paksoi kan alleen goed uitgroeien bij een constante wateraanvoer, zo niet dan gaat de plant bloeien . Water geven kan het beste tussen de rijen gedaan worden, zodat schimmels minder kans krijgen . Een lichte bijbemesting tijdens de teelt bevordert de doorgroei . Voeg bijvoorbeeld na vier weken, net voor de kropvorming, een bijbemesting van 20 gram per m² ammoniumnitraat ( stikstof ) toe en 20 gram patentkali ( kalium) per m² Fosfor hoef je niet bij te bemesten, die is al voldoende aanwezig in de compost en spoelt ook niet uit zoals stikstof en kalium wel doen . Meestal vormt paksoi zonder hulp stevige kroppen, wanneer de krop toch te los is kun je de plant lichtjes toe binden met een stukje touw . 13.5 Oogsten en bewaren . Paksoi is een snelgroeiende groente en al na zes weken oogstbaar . Het gewicht van de kroppen is dan tussen de 0,5 en 1,5 kilo . Wanneer de kroppen net boven de grond afgesneden worden, kun je de stronken laten zitten . Daarop vormen zich nieuwe scheuten die bij een zacht najaar nog voor wat extra oogst kunnen zorgen . Je kan er een plastiektunnel over plaatsen, zodat men nog langer kan oogsten . Paksoi is niet geschikt om te bewaren . Toch kan je ze wel enkele weken bewaren op een zo koel mogelijke plaats . Ook verpakt in een plastieken zakken in de koelkast kunnen ze nog een tijdje bewaard worden . Wanneer paksoi onder glas is geteeld is het blad zachter en verwelkt het sneller . 13.6 Ziekten en schimmels . Ook paksoi treft de traditionele koolziekten zoals knolvoet, koolvlieg en rupsen . Vooral slakken dienen bestreden te worden . De vochtige groeiomstandigheden die we aanhouden voor de goede doorgroei trekken ook slakken aan . Inspecteer de planten regelmatig op schade en de aanwezigheid van slijmsporen . Grijp zo nodig in met slakkenkorrels . Een veel voorkomend probleem is rand, vooral de binnenste bladeren vertonen een uitdroging of verrotting aan de bladrand . De oorzaak is calciumgebrek, waardoor de cellen in de bladeren minder sterk worden .Vooral watertekort en te hoge temperaturen zorgen ervoor dat de cellen afsterven en dat er rand ontstaat 14. Koolrabi 14.1 Algemeen . Koolrabi kan zowel onder glas als in volle grond geteelt worden . De knol die boven de grond gevormd wordt, is eigenlijk een verdikking van de stengel aan de voet van de plant, waarop de bladeren zijn ingeplant . Deze knol kan een diameter hebben van 5 tot 15 cm, afhankelijk van de groeiomstandigheden . Er zijn twee groepen van koolrabi, namelijk de groene ( of witte ) en de blauwkleurige rassen . 14.2 Bodem . Iedere grond kan voor de teelt van koolrabi in aanmerking komen, enige voorwaarde is dat hij goed doorlatend is . Er kan uiteraard een structuurverbeteraar oppervlakkig ingewerkt worden , zoals turf of gemalen boomschors . Koolrabi wortelt zeer oppervlakkig in de bovenste grondlaag, waardoor deze gevoelig is voor structuurbederf en wateroverlast . Groeistoornissen dienen vermeden te worden om het doorschieten te voorkomen . In het jong stadium van de plant heeft hij weinig water nodig, maar bij de omvang van 3 tot 5 cm is extra watervoorziening van de planten nodig . Zeker in droge en warme perioden . Voor de oogst moet er voorzichtig water gegeven worden, om het barsten van de knollen te vermijden . 14.3 Bemesting . Voor de teelt van koolrabi zijn twee elementen zeer belangrijk, in de eerste plaats is dit stikstof . Deze wordt in twee keer toegediend, voor het planten in een samengestelde meststof (12-12-17), 5 kg per are . Wanneer de knollen 3 cm doorsnede hebben kan een extra stikstof gift toegediend worden in de verhouding van 3 à 4 kilo 24
per are met kalknitraat of potasnitraat . Koolrabi ontvangt daarnaast graag magnesium Dit kan samen met de voorraadbemesting voor het planten in de grond ingewerkt worden, onder de vorm van magnesiumsulfaat in de verhouding van 3 kg per are . 14.4 Zaaien . Koolrabi kan zowel onder glas als in open lucht geteeld worden . Er zijn diverse soorten teelt, ieder met hun eigen periode . De optimale temperatuur voor kieming is hoog voor de koolrabi, nl 20 à 25°C . De kieming van de zaden komt echter al op gang vanaf 5°C . Koolrabi kan het beste in perspotjes van 4 à 5cm gezaaid worden . Voor de vroege teelten wordt er in een verwarmde serre gezaaid van november tot eind maart . Temperaturen beneden de 12°C zijn tijdens de opkweekperiode nadelig, omdat hierdoor het doorschieten bevorderd wordt . Latere zaaiingen kunnen onder koud glas of in volle grond op een wachtbed plaatsvinden, of ter plaatse in mei . Na ongeveer 6 weken ( in de zomerperiode ) tot meer dan 2 maanden voor degenen die in november gezaaid zijn, kunnen de planten uitgeplant worden . Voor de vroege glasteelt wordt een onderlinge afstand van 20 x 25 cm aangehouden, terwijl dit voor de herfstteelt in open lucht 30 x 40 cm bedraagt . Het gevaar voor botrytis en valse meeldauw is in deze periode namelijk vele malen groter . 14.5 Oogsten . In een vroege teelt kan er geoogst worden wanneer de knollen een diameter van 7 cm hebben . In de zomerperiode streeft men naar een ontwikkeling van 10 cm . Wacht niet te lang met oogsten, dit levert knollen op die houterig worden en gaan doorschieten . Na het uittrekken van de plant, wordt de pinwortel ( of het pootje ) weggesneden of afgeknipt met een snoeischaar . De onderstaande bladeren worden verwijderd, zodat de bovenste bladeren als een pluim behouden blijven . Dit verwijderen kan zowel voor als na het uittrekken van de planten plaatsvinden . 15. Koolrapen . 15.1 Zaaien Koolrapen worden begin juni gezaaid op rijen of regels in de volle grond, omdat vroeger zaaien houterige knollen geeft . Ze groeien zowat op alle grondsoorten, maar hebben het liefst een zand- of lichte kleigrond . De plantafstand is 50 x 40 cm, dan hebben de rapen voldoende ruimte voor een goede ontwikkeling . 15.2 Uitplanten . Voor het uitplanten van koolrapen wordt er begin juni gezaaid op een zaaibed en 6 tot 8 weken later uitgeplant . Na opkomst moet het teveel aan planten weggehaald worden . Te diep geplante planten geven een minder mooie knolvorm . Zorg ook dat de grond vochtig blijft . Bij teveel bemesting groeien de knollen te sterk en leidt dit tot “holle koppen” . Teveel stikstof veroorzaakt een minder goede smaak . Koolrapen zijn gevoelig voor een gebrek aan borium, ze krijgen dan een kurkachtige huid, binnenin ontstaan glazige plekken en de koolrapen kunnen gaan rotten . 15.3 Oogsten en bewaren . In oktober of november worden de 1,5 kg zware knollen geoogst . De knollen kunnen bij 1 graad tot zes maanden bewaard worden . De knollen worden gegeten door ze te schillen en in frieten te snijden .
25
26