Tax Boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve Eind 2014 werd het nieuwe regime van de liquidatiereserve voorgesteld door onze nieuwe regering Michel I (cf. Programmawet van 19/12/2014, B.S. 29/12/2014). Na de nodige boekhoudkundige onzekerheid hieromtrent heeft de CBN op 4 maart 2015 een ontwerpadvies gepubliceerd betreffende de boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve en de afzonderlijke aanslag hierop. Kort samengevat biedt de liquidatiereserve de mogelijkheid aan kleine vennootschappen (art. 15 W.Venn.) om hun boekhoudkundige winst na belasting te reserveren om deze dan later, op het ogenblik van vereffening, belastingsvrij te kunnen uitkeren. De prijs die de vennootschap hiervoor betaalt is een anticipatieve heffing van 10% op het ogenblik van de aanleg van de liquidatiereserve. Er is echter een bijkomende heffing verschuldigd indien de reserves vóór de vereffening worden uitgekeerd. Het tarief van deze bijkomende heffing bedraagt 5% of 15% afhankelijk of de aangetaste liquidatiereserves al dan niet ouder zijn dan 5 jaar. De liquidatiereserve wordt gevormd door een gedeelte of het geheel van de boekhoudkundige winst na belasting te boeken naar één of meerdere afzonderlijke rekeningen van het passief. Boekhoudkundig zal men bij de resultaatverwerking eerst de aanleg van de liquidatiereserve boeken. Deze voorafgaande bestemming is essentieel, gezien de mogelijkheid die op fiscaal gebied bestaat om de volledige winst na belasting van het boekjaar aan te merken als liquidatiereserve. Zelfs indien er sprake zou zijn van een overgedragen verlies uit voorgaande boekjaren. Bij de boeking van het resultaat dient men uiteraard ook nog rekening te houden met de wettelijke en eventuele statutaire verplichtingen. Boeking van de liquidatiereserve: 6921 Toevoeging aan de overige reserves @ 133X Beschikbare reserves – artikel 184quater WIB 92 (31/12/N) De commissie beveelt aan om de liquidatiereserve op afzonderlijke subrekeningen te boeken per jaar van aanleg van de liquidatiereserve. Men gaat namelijk uit van de FIFO-methode: de oudst gevormde reserves worden geacht het eerst te zijn aangetast. De anticipatieve heffing van 10% staat los van, en komt in voorkomend geval bovenop andere aanslagen die overeenkomstig het W.I.B./’92 of in uitvoering van bijzondere wetsbepalingen verschuldigd zijn. Deze boeking mag niet uitgesteld worden tot het volgende boekjaar. De commissie adviseert om deze heffing als volgt te boeken: Boeking van de afzonderlijke aanslag: 6702X Geraamde belastingen (afzonderlijke subrekening) @ 450 Geraamd bedrag der belastingschulden De commissie spoort hierbij de vennootschappen die gebruik maken van de liquidatiereserve aan om in haar jaarrekening toelichting te geven over de toestand en de ouderdom van de liquidatiereserves. Wij willen er u tot slot op wijzen dat het advies van de CBN slechts een ontwerpadvies is. Dit betekent dat de bepalingen ervan nog kunnen aangepast worden in een later goed te keuren definitief advies. Arnaud Vandeputte - Tax Department
10/04/2015
Premies van schuldsaldoverzekering aftrekbaar als beroepskost? Recent oordeelde de rechtspraak (rechtbank Brugge en Hof van Beroep Gent) positief omtrent de al dan niet aftrekbaarheid van premies van levensverzekeringen die worden afgesloten tot waarborg van beroepsmatige leningen. Het Hof van Cassatie daarentegen verwierp de aftrek van de premies. Welke conclusie kunnen we hieruit trekken? In de personenbelasting geven premies van individuele levensverzekering (onder bepaalde voorwaarden) aanleiding tot een zogenaamde belastingvermindering (art 145 WIB92). De vraag stelt zich geregeld of deze premies al dan niet aftrekbaar zijn als beroepskost? Het betreft doorgaans de situatie waarbij een onroerend goed voor beroepsdoeleinden wordt aangekocht aan de hand van een hypothecaire lening met daaraan een schuldsaldoverzekering gekoppeld. In bepaalde gevallen oordeelt de fiscus dat deze premies niet aftrekbaar zijn, omdat deze worden geregeld door de artikelen 145 WIB92 waarin geen onderscheid wordt gemaakt tussen “privatieve of beroepsmatige” contracten. De fiscus oordeelt dat artikel 145 WIB92 voorrang heeft op artikel 49 WIB92. De rechtspraak volgt deze visie doorgaans niet en oordeelt dat de premies wel aftrekbaar kunnen zijn op basis van artikel 49 WIB92, op voorwaarde dat deze kosten verband houden met het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid en tijdens het belastbaar tijdperk werden gedaan om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. Doorgaans vormt het afsluiten van een schuldsaldoverzekering een essentiële voorwaarde voor het bekomen van een lening, voor een (deels) beroepsmatig gebruikt onroerend goed. Dit impliceert dan ook dat deze premies voldoen aan de voorwaarden van artikel 49 WIB92 en bijgevolg aftrekbaar zijn als beroepskost. Volgens de heersende rechtspraak is er geen sprake van een hiërarchie tussen artikel 145 WIB en artikel 49 WIB maar eerder van een keuze tussen belastingvermindering en aftrek als beroepskost. In een gelijkaardige zaak verwierp het Hof van Cassatie recent de aftrek als beroepskost. In deze zaak kon immers niet worden aangetoond dat de kost inherent was aan de uitoefening van het beroep. Het Hof oordeelde dat de schuldsaldoverzekering “uit eigen beweging” werd aangegaan en bijgevolg niet aftrekbaar was. Deze uitspraak van het Hof van Cassatie mag niet veralgemeend worden. Indien men kan aantonen dat de schuldsaldoverzekering niet uit eigen beweging werd aangegaan, maar als voorwaarde werd gesteld voor het bekomen van een beroepsmatige lening, kunnen de premies worden afgetrokken als beroepskost. Magalie Van Herreweghe - Tax Department
10/04/2015
Legal Fiscaal misbruik in de Vlaamse schenk- en erfbelasting: witte rook!
Sinds 1 januari 2015 is niet langer de federale overheid maar het Vlaams Gewest bevoegd voor de inning van de Vlaamse schenk- en erfbelasting. Voor deze belastingen is sedert zelfde datum de Vlaamse Codex Fiscaliteit van toepassing. In de codex is een antimisbruikbepaling ter bestrijding van fiscaal misbruik opgenomen zoals deze reeds bestond voor de vroegere ‘schenkings- en successierechten’. Ter verduidelijking van deze Vlaamse antimisbruikbepaling werd er op 23 december 2014 een omzendbrief opgesteld die de vroegere federale omzendbrief van 2013 verving. In deze nieuwe Vlaamse omzendbrief werd enkel de zogenaamde ‘zwarte lijst’ opgenomen, welke lijst rechtshandelingen omvat die zeker fiscaal misbruik uitmaken (behoudens indien de belastingplichtige tegenbewijs kan leveren). De ‘witte lijst’, met rechtshandelingen die in principe niet als fiscaal misbruik worden beschouwd, werd niet overgenomen uit de federale omzendbrief, wat de rechtszekerheid in het gedrang bracht. Aldus was de belastingplichtige zeker dat hij zich niet moest wagen aan bepaalde rechtshandelingen en/of constructies, doch kon hij niet meer volledig gerust zijn dat andere technieken buiten schot zouden blijven. Deze rechtsonzekerheid gaf aanleiding tot veel kritiek en leidde uiteindelijk tot de publicatie van een nieuwe Vlaamse omzendbrief van 16 februari 2015 ter vervanging van de eerdere omzendbrief. In deze omzendbrief is de vroegere witte lijst terug opgenomen. Zo kan de belastingplichtige terug met een gerust hart een schenking voor een buitenlandse notaris laten verlijden of een hand- of bankgift doen. Tot slot wordt in de nieuwe omzendbrief ook nog bevestigd dat – net zoals vóór 2015 – testamentaire bepalingen geen fiscaal misbruik kunnen uitmaken. Laure Verstraete - Legal Department
De aanschaf van software: maak de juiste afweging tussen uw noden en kosten
Een onderneming kan op drie manieren software verwerven: (i) aankoop van software waardoor men zelf het exclusieve gebruiksrecht verwerft; (ii) via een klassieke licentie en (iii) Software as a Service (SaaS). Gezien de piste van aankoop meestal gebruikt wordt wanneer een onderneming nood heeft aan specifiek op maat gemaakte software, zullen wij ons beperken tot de software licentie en SaaS. SaaS is aan een serieuze opmars bezig en biedt heel wat extra’s ten opzichte van het loutere gebruiksrecht van de klassieke licentie. Dit betekent echter niet dat de software licentie ten dode is opgeschreven gezien niet iedere onderneming nood heeft aan een all-in pakket. De keuze voor een licentie of SaaS dient dan ook gesteund te worden op de specifieke behoeften van de onderneming. Klassieke software licentie Bij een klassieke licentie betaalt men éénmalig een bepaald bedrag om voor een onbepaalde duur gebruik te maken van de software. Dit gebruiksrecht heeft meestal louter betrekking op de software versie die men middels de licentie heeft verworven zodat men voor elke update/upgrade of extra service die men wenst, dient bij te betalen. Een tweede vereiste om van de software te kunnen genieten, is dat de software steeds dient geïnstalleerd te worden op de pc’s en servers van de onderneming. Dit impliceert niet alleen de noodzaak voor een zwaardere IT-infrastructuur (wat een grote kost met zich meebrengt) maar ook dat de volledige verantwoordelijkheid met betrekking tot de werking en beveiliging van de software bij de onderneming zelf blijft.
10/04/2015
Bijgevolg dient men intern over de nodige systeembeheerkennis te beschikken alsook zelf in te staan het maken van backups. Tot slot bestaat de kans dat de aangeschafte software niet aan de verwachtingen voldoet of dat zij na verloop van tijd niet meer compatibel is met de andere geïnstalleerde software. SaaS Bij SaaS wordt de software als een dienst aangeboden. Hier zal de software steeds toegankelijk zijn via de cloud van zodra men over een internetverbinding beschikt en is er aldus geen nood aan een eigen IT-infrastructuur. De SaaS-aanbieder verstrekt als het ware een all-in pakket en staat onder meer in voor het beheer en onderhoud van de software, installatie van updates, maken van back-ups en minimaliseren van omgevingsrisico’s (zoals hacking, brand- en waterschade, virussen). SaaS biedt m.a.w. voordelen en zorgt ervoor dat een onderneming zich niet druk hoeft te maken over het beheer en de beveiliging van de software zodat men zich kan concentreren op hetgeen er echt toe doet binnen de onderneming. Kanttekening hierbij is echter wel dat men afhankelijk is van de SaaS-aanbieder en van de beschikbaarheid van de software in het algemeen. Het is dan ook zeker geen overbodige luxe om in een service level agreement (SLA) concrete afspraken te maken over het niveau van dienstverlening dat men verwacht van de SaaS-aanbieder. Het staat de partijen vrij om hier zo gedetailleerd in te gaan als ze zelf wensen. Niettemin dient er op zijn minst bepaald te worden welke minimum beschikbaarheid gegarandeerd zal worden (vb. 99,5%) alsook welke gevolgen er gekoppeld worden aan een lagere beschikbaarheid (vb. een boetebeding). Daarnaast kan men er ook voor opteren om te bepalen binnen welke tijd er gereageerd dient te worden ingeval van melding van een storing, waarbij er een onderscheid kan gemaakt worden tussen kleine en ingrijpende storingen, alsook binnen welke termijn een storing dient opgelost te worden. Tevens kan het ook van belang om een aantal bepalingen op te nemen betreffende back-ups, zoals onder meer wat men dient te verstaan onder een back-up, met welke frequentie ze dienen genomen te worden, de bewaarplaats van een back-ups, etc. In het kort Klassieke software licentie On-premise Zwaardere IT-infrastructuur lokaal nodig Software louter beschikbaar wanneer geïnstalleerd Licentievoorwaarden: weinig of geen contractsvrijheid
SaaS Off-premise Internet device Software overal beschikbaar i.g.v. internetverbinding SLA: ruimere onderhandelingsmarge
Een afgewogen keuze SaaS heeft heel wat extra’s te bieden ten opzichte van een klassieke software licentie. Men dient echter voor ogen te houden dat opteren voor SaaS, zonder te beschikken over een duidelijke en gedetailleerde SLA, heel wat onzekerheid impliceert gezien de onbeschikbaarheid van de software nefaste gevolgen kan hebben voor een onderneming. Het is dan ook belangrijk dat men de SLA kritisch doorneemt en nagaat of alle voor de onderneming essentiële elementen gecovered zijn in de SLA. Liesl Molinarolli - Legal Department
10/04/2015
VAT Btw-controles: gebruik van datamining en focus op bedrijfsprocessen
Vandaag de dag selecteert de btw-administratie de te controleren dossiers op een automatische wijze. Dataminingsoftware laat toe om aan de hand van een analyse van een groot aantal parameters, de (meest fraudegevoelige) dossiers te selecteren. Om uit het vizier te blijven van deze datamining, is de analyse en controle van de eigen bedrijfsprocessen cruciaal. Selectie via datamining Het vroegere plan van de btw-administratie om systematisch alle belastingplichtigen te controleren, bleek niet haalbaar te zijn. Vandaar dat in 2005 gestart werd met een nieuwe aanpak. Door het gebruik van datamining software kan een automatische selectie gemaakt worden van de meest fraudegevoelige dossiers die aan een controle dienen te worden onderworpen. Deze datamining wordt verricht op basis van alle gegevens die met betrekking tot Belgische belastingplichtigen aan de btwadministratie gerapporteerd worden. Zo beschikt de btw-administratie over de gegevens uit de btw-aangifte, de lokale klantenlisting en de intracommunautaire klantenlisting van de Belgische belastingplichtige. Bovendien ontvangt de Belgische btw-administratie eveneens informatie vanwege de douane-administratie en vanuit andere EU lidstaten. Zo zal een intracommunautaire klantenlisting die werd ingediend in een andere EU lidstaat aanwijzen welke Belgische belastingplichtigen een intracommunautaire verwerving van goederen of een verlegging van btw op intracommunautaire diensten hadden moeten aangeven in hun Belgische btw-aangifte. Op basis van deze beschikbare gegevens worden vervolgens voor een groot aantal parameters waarden berekend. Deze waarden worden afgetoetst met vooraf bepaalde drempelwaarden. De parameters waarvoor bepaalde drempelwaarden overschreden worden, geven aan waar een btw-controle wenselijk is. Op die manier kan de btw-administratie zeer gerichte controles gaan verrichten. Ondertussen merken we dat de ‘datamining’ controles steeds doeltreffender worden. In die zin werden wij geconfronteerd met het volgende praktijkgeval. Een Belgische belastingplichtige had goederen ingevoerd in Nederland, maar had de Nederlandse invoer btw verkeerdelijk in de Belgische btw-aangifte (vak 59) in aftrek genomen. Met behulp van datamining stelde de btw-administratie vast dat er een te groot verschil was tussen de btw die in vak 59 van de Belgische btw-aangifte in aftrek werd genomen en de Belgische btw die volgens de gegevens uit de lokale klantenlistings, de intracommunautaire klantenlistings uit andere lidstaten en volgens de gegevens van de douane in aftrek kon genomen worden. De belastingplichtige werd geselecteerd voor een gerichte btw-controle op dit gebied. Belang van bedrijfsprocessen Met behulp van datamining kan de btw-administratie onmiddellijk onregelmatigheden en onsamenhangendheden oppikken in de informatie die belastingplichtigen rapporteren. Een correcte opzet van alle rapporteringen naar de overheid speelt hierbij dus een zeer grote rol. Een correcte rapportering vereist niet enkel een juiste sturing vanuit het (ERP) systeem naar de vakken van de btw-aangiften en andere rapporten, maar is bovendien enkel mogelijk indien een belastingplichtige zijn interne bedrijfsprocessen kent en onder controle heeft. Vandaar dat ook de btw-administratie bij controles steeds deze interne bedrijfsprocessen onderzoekt. In Circulaire nr. 14/2014 (E.T. 120.000 d.d. 04.04.2014) stelt zij dat “elke belastingplichtige op een objectieve manier zijn interne processen moet kunnen omschrijven en vooral moet kunnen aantonen dat hij zijn processen zelf onder controle heeft”. Het is dan ook voor elke belastingplichtige aangeraden om zijn interne processen te inventariseren. Belangrijk daarbij is te bepalen welke transacties de onderneming vooral verricht, hoe die administratief (aan-en verkoopproces, documentenstroom), boekhoudkundig en btw-technisch worden verwerkt en waar er nog risico’s zijn en er dus nog ruimte voor verbetering is. Deze processen dienen dan ook uitgebreid te worden gedocumenteerd (btw-draaiboek).
10/04/2015
Bij een latere wijziging (bijvoorbeeld een nieuwe boekhoud- of ERP pakket) worden deze interne processen best nog eens herbekeken. Zo leidt de standaardsturing van een dergelijk pakket niet steeds tot een juiste (btw-) rapportering. Philip Decoster - VAT Department
10/04/2015
Social Nieuwe landenlijst gepubliceerd inzake buitenlandse verblijfsvergoedingen Ambtenaren van de FOD Buitenlandse Zaken, in hoofdzaak sedentaire ambtenaren, ontvangen voor dienstreizen buiten Belgisch grondgebied een forfaitaire verblijfsvergoeding, zonder dat zij enig bewijsstuk dienen aan te brengen. Het bedrag van deze vergoeding wordt jaarlijks aangepast aan de index en is afhankelijk van de categorie waartoe de ambtenaar behoort (categorie 1 of 2) en diens reisbestemming. Onder bepaalde voorwaarden kunnen deze forfaits ook in de privésector toegekend worden aan werknemers en bedrijfsleiders, als ‘kosten eigen aan de werkgever’. Juridische basis In het Ministerieel Besluit van 23 maart 2015 werd de nieuwe landenlijst gepubliceerd die toepassing vindt met ingang van 1 april 2015. Klik daarvoor door op: http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article.pl?language=nl&caller=summary&pub_date=2015-03-30&numac=2015015044 Principes / voorwaarden Werknemers en bedrijfsleiders, voor wie verplaatsingen van en naar het buitenland geen deel uitmaken van hun normale beroepsactiviteit, kunnen een forfaitaire vergoeding ontvangen voor de bijkomende kosten die gepaard gaan met dergelijke verplaatsingen. Deze forfaitaire vergoeding is vrij van personenbelasting, fiscaal aftrekbaar voor de onderneming en vrij van RSZ-bijdragen (voor de werknemers)/sociale bijdragen zelfstandigen (voor de bedrijfsleiders). Naast de bedragen, per land bepaald, kan de werkgever of de vennootschap er ook voor opteren een bedrag van 37,18 EUR per dag als forfaitaire onkostenvergoeding toe te kennen voor een buitenlandse dienstreis en dit dan ongeacht het land van bestemming. Welke kosten worden vergoed? De forfaitaire onkostenvergoedingen zijn bestemd ter vergoeding van kleine uitgaven voor drank, lokaal vervoer (tram, bus, metro, taxi, …) en andere kleine uitgaven gemaakt tijdens deze reizen, zoals fooien. De terugbetaling van hotelkosten en de verplaatsingskosten naar de bestemming in het buitenland en terug naar België kunnen, bovenop deze forfaitaire onkostenvergoedingen, mits voorlegging van bewijsstukken terugbetaald worden. Bedragen Dienstreizen naar het buitenland
Bedrag van terugbetaling (*)
Voorbeelden (**)
≤ 30 kalenderdagen (ook voor reis op 1 dag, met duurtijd van min.10 uur)
Bedrag landenlijst categorie 1 (= Carrière Hoofdbestuur)
Nederland: Frankrijk:
93 EUR/dag 95 EUR/dag
> 30 kalenderdagen (max. 24 maanden voor eenzelfde opdracht)
Bedrag landenlijst categorie 2 (*) (= Lagere ambtenaren, = 60% van de bedragen uit de landenlijst categorie 1)
Nederland: USA:
56 EUR/dag 63 EUR/dag
(*) Als de werkgever of de vennootschap de huisvestigingskosten ten laste neemt en deze tevens bepaalde maaltijden of kleine uitgaven omvat, moeten de bedragen uit de landenlijst verminderd worden met: 15% (voor het ontbijt), 35% (voor het middagmaal), 45% (voor het avondmaal) en 5% (voor de kleine uitgaven). (**) Per volle dag van afwezigheid, met name een dag tussen twee overnachtingen De dagvergoeding voor de dagen van vertrek en terugkeer wordt met de helft verminderd.
Opmerking
10/04/2015
op
buitenlandse
opdracht.
Ten slotte is het ook belangrijk dat deze forfaitaire vergoedingen moeten vermeld worden op de respectievelijke fiches 281.10 / 281.20. Call for action! Hebt u klanten die zelf, dan wel wiens werknemers, regelmatig dienstreizen naar het buitenland maken, bespreek zeker deze mogelijkheid van het toekennen van forfaitaire verblijfsvergoeding. Mits een eenvoudige berekening, zullen zij heel wat administratie met het bijhouden en terugbetalen van tickets, bonnetjes, … doen verminderen. Bij vragen, neem gerust contact op met het social team. Flore Lesage - Social Department
10/04/2015