Talentenscan geweldig hulpmiddel bij het voeren van gesprekken en sturen op ontwikkeling Gesprekkencyclus Deze ontwikkelingen leiden ertoe dat er meer en meer behoefte is aan feitelijke informatie over het functioneren van medewerkers. Enkel gesprekken voeren met medewerkers over hun persoonlijk welbevinden en werkervaring zal niet meer kunnen. Er dient gericht en systematisch uitvoering gegeven te worden aan en cyclus van begeleiden en beoordelen. Om daar invulling aan te geven, zullen leidinggevenden veel meer dan tot nu toe in gesprek zijn met medewerkers (‘management by walking arround’-principe). De beheersmanager wordt steeds meer de people-manager. Het gaat daarbij om de integratie van de belangen van de organisatie en die van de individuele medewerker: wederzijdse verwachtingen, benoemen en vastleggen van doelen, loopbaanontwikkeling en – perspectief en afspraken hierover helder en transparant vastleggen. De volgende aspecten zijn van belang bij het voeren van gesprekken met medewerkers: Flexibiliseren werkgelegenheid; Zichtbaar maken professionalisering; Verbinden structuur en cultuur in management en organisatie; Bevorderen welzijn en welbevinden medewerkers. Uitgangspunt is dat schoolontwikkeling centraal staat en dat kwaliteitszorg en personeelsbeleid daaraan ondergeschikt zijn. In het volgende model is dit visueel gemaakt:
• DO
• PLAN
Functie: Managen middelen
Planmatig werken
Inhoud Eisen
Ontwikkelen
Functioneren en beoordelen
Sturen op processen
Persoon:
Leider schap
Strategie en beleid
Managen medewerker
• ACT
Figuur 3. Sturen op ontwikkeling van organisatie en medewerker Ontwikkelscan 1.0, december 2013
Mede werker
Competent Bekwaam
• CHECK
©S. Boonstra
1
Toelichting: Dit model is afgeleid van het INK-managementmodel, waarbij het uitgangspunt is gebleven de verbetering en versterking van de onderwijskwaliteit. Vanaf de linkerkant wordt ingestoken op de organisatiedoelen. Vanaf de rechterkant op de inzet van medewerkers om deze doelen in de praktijk te brengen. In het midden ontmoeten deze elkaar en is het belangrijk dat er afstemming bereikt wordt. Centraal staat het woord ‘ontwikkelen’. Dit geeft de dynamiek aan. Voortdurend vindt er communicatie plaats over doelen, middelen, medewerkers in de onderlinge samenhang en groei om de organisatiedoelen te realiseren. Dit is visueel gemaakt door onder deze ontmoeting van mens en organisatie de PDCA-cyclus te leggen. In de organisatie wordt de planmatige aanpak van verandering, verbetering, vernieuwen in een cyclisch model opgesteld, uitgevoerd, geëvalueerd en bijgesteld. Datzelfde is ook van toepassing op de medewerkers. Helder maken wat je van mensen verwacht, volgen hoe zij dat in de praktijk doen, in gesprek gaan over functioneren, ontwikkelen en dit ook beoordelen. Nagaan wat de gevolgen zijn van de ontwikkeling in de organisatie en de werkuitvoer van de medewerkers. Moet daar bijstelling in komen, is nieuwe kennis nodig, hoe maak je nieuwe vaardigheden eigen, enz.
Op basis van de gedachte dat mens en organisatie elkaar ontmoeten vraagt van de leidinggevende: Helder zicht op de organisatiedoelen; Scherp in beeld hebben wat de medewerkers aan kennis en kunde in huis hebben; Voortdurend in gesprek zijn met medewerkers over hun functioneren in relatie tot de visie en missie van de school; Weten aan welke randvoorwaarden gewerkt moet worden en welke faciliteiten daarvoor nodig zijn; In gesprek met medewerkers dit benoemen en afspraken maken m.b.t. de persoonlijke ontwikkeling.
2
Ontwikkelscan 1.0, december 2013
Talentenscan De Talentenscan is een hulpmiddel voor de leidinggevende om zijn professioneel handelen te versterken bij het verbinden van ontwikkelingen in de school en het functioneren van de medewerkers. Dit instrument kenmerkt zich door de veelzijdigheid en flexibiliteit in de toepasbaarheid ervan. Het is de gebruiker die bepaalt op welke manier het instrument wordt ingezet. De Talenten biedt vele mogelijkheden in het gebruik. De opzet maakt dat het instrument op verschillende manieren ingezet kan worden, aansluitend bij de behoefte / wensen / doelen van de school of de gehele organisatie. Afhankelijk van het doel waarvoor het instrument gebruikt wordt, kan de gebruiker ook geheel naar eigen inzicht selecties maken en observatielijsten samenstellen. Dit is bijvoorbeeld handig om bepaalde ontwikkelingen snel in kaart te brengen of om aan te sluiten bij thema’s die in de school centraal staan in het kader van de school- of teamontwikkeling. Korte klassenbezoeken lenen zich bij uitstek om een selectie van indicatoren uit een of meerdere competenties te meten. Meerdere klassenbezoeken over het hele schooljaar verspreid nodigen uit om met deellijsten te werken. Er zijn drie hoofddoelen te onderscheiden in het gebruik van de scan: Meten van de onderwijskwaliteit binnen de school. Het instructiegedrag van alle leerkrachten wordt gemeten met behulp van het profiel ‘Ervaren leerkracht’. De resultaten worden teruggekoppeld naar iedere individuele leerkracht en naar het gehele team. Op basis daarvan kan een ontwikkel- en/of begeleidingsplan opgesteld worden. In kaart brengen van de competenties van een leerkracht. In overleg met de leerkracht wordt vastgesteld of er gekozen wordt voor het profiel ‘Startende leerkracht’, ‘Ervaren leerkracht’ of ‘Excellente leerkracht’. De resultaten worden besproken door de leidinggevende besproken met de leerkracht in een ontwikkelgesprek en vervolgens in een POP gezet. In het kader van loopbaanontwikkeling. Samen met de leerkracht worden de kwaliteiten en talenten in kaart gebracht, waarbij de leidinggevende met de leerkracht in gesprek gaat over de opties van loopbaanperspectief. Dat kan liggen in het perspectief van groei naar een hoger niveau binnen de functie (bijvoorbeeld van ervaren naar excellent), het ontwikkelen van een specialisme (rekenspecialist) of doorgroei naar een andere functie (bijvoorbeeld leerkracht LB of middenkader). De Talentenscan bevat op dit moment de uitwerking van de competenties die van belang zijn voor de werkzaamheden in de klas. Dit betreft de volgende competenties: Interpersoonlijk competent; Pedagogisch competent; Didactisch & vakinhoudelijk competent; Organisatorisch competent. In het kader van de competentieontwikkeling van de standaard leerkrachtfunctie zijn dit de competenties die het meest centraal staan in het professioneel handelen. In het kader van functioneren en beoordelen is het interessant om ook de overige drie competenties te beoordelen. Deze zijn op dit moment nog in ontwikkeling en komen in een volgende versie ter beschikking.
Ontwikkelscan 1.0, december 2013
3
Om met leraren in gesprek te kunnen over hun functioneren is informatie nodig. Deels is deze bekend op basis van gevoerde gesprekken, observaties tijdens de teamvergaderingen en de uitvoering van schooltaken. Daarnaast is er input uit allerlei andere bronnen als leerlingen, collega’s en niet te vergeten ouders. Voor een echt goed gesprek is dit echter absoluut onvoldoende. Elke leidinggevende moet weten wat er in de klas gebeurd. Voelen en proeven hoe de sfeer is, ervaren hoe de leraar met de leerlingen omgaat, horen wat de leraar zegt en op welke manier, enz. Om een goed inhoudelijk gesprek te kunnen voeren, moet de leidinggevende goed geïnformeerd zijn. En dat kan alleen maar door zelf regelmatig alle groepen te bezoeken en op verschillende momenten daar aanwezig te zijn. Een goed hulpmiddel daarbij zijn de zgn. competentieprofielen. Kijkwijzers die richting geven aan gewenst waarneembaar gedrag van de leraar. Op basis van deze informatie kan de leidinggevende in gesprek met de leraar ook echt inhoudelijk het gesprek aan voeren en samen tot afspraken komen m.b.t. ontwikkelpunten waar de leraar op kan focussen. De volgende competenties zijn hiervoor van betekenis: Interpersoonlijk competent Pedagogisch competent Vakinhoudelijk & vakdidactisch competent Organisatorisch competent De overige competenties zijn eveneens in kijkwijzers beschikbaar. Samen met bovenstaande 4 competenties dekken deze het hele pallet van de wettelijk vastgelegde SBL-competenties en de inhoud ervan kan dienen als informatie voor het voeren van bijvoorbeeld functionerings- of beoordelingsgesprekken. De competenties zijn uitgewerkt in lijn met de opzet van de SBL-competenties: een omschrijving van wat de competentie inhoudt, welke bekwaamheidseisen van toepassing zijn en welke indicatoren er gemeten worden. Elke competenties bestaat uit 3 niveaus: de startbekwame, de ervaren en de excellente leerkracht. Bij elke competentie wordt voor elk niveau aangegeven wat dit vraagt van het gedrag en de houding van een leraar. Startbekwame leraar Leraren die hun opleiding hebben afgerond en starten met hun eerste baan in het onderwijs noemen we startbekwame leraren. Het voldoen daarmee aan de startkwalificaties die de opleiding als eindresultaat heeft gesteld. Deze nog onervaren leraren zijn de eerste periode van hun loopbaan vooral gericht op zichzelf: hoe zorg ik ervoor dat mijn klassenmanagement op orde is, hoe zorg ik voor orde in de groep, hoe zorg ik ervoor dat de leerlingen mij accepteren, enz. Didactisch hebben deze leraren vaak meer dan voldoende kennis en vaardigheden in huis. Daar staat tegenover dat dit op het terrein van het analyseren van toetsen en het opstellen van groeps- en handelingsplannen niet het geval is. In de kijkwijzer van de startbekwame leraar ligt het accent daarom op deze aspecten. Iedere startbekwame leraar dient aan het basisprofiel te voldoen. Ervaren leraar Een leraar die door ervaring het basisniveau ontstijgt, groeit naar de rol van ervaren leerkracht. Daarbij is niet het aantal dienstjaren bepalend, maar de mate waarin deze leraar het vak in de vingers krijgt. Deze leraren zijn vooral gericht op de leerling: wat heb jij nodig, hoe kan ik jou helpen, hoe kan ik blokkades wegnemen, enz. en op leerlingen onder elkaar: hoe zorg ik ervoor dat leerlingen leren van elkaar en hoe leer ik ze samenwerken en eigen verantwoordelijkheid nemen. De focus op leren wordt breder door de focus op de ontwikkeling van het totale kind. Voor iedere leraar geldt dat het beheersen van het niveau van ervaren leraar een eis is. 4
Ontwikkelscan 1.0, december 2013
Excellente leraar Is het niveau van ervaren leraar verplicht om te bereiken, dat van excellent niveau is een keuze. In de profielen zijn die gedragingen opgenomen die maken dat dit inderdaad de beste leraren zijn, die niet alleen ervaren zijn, maar daar ook nog een schepje bovenop doen. Deze leraren richten zich naast hun eigen groep op de leer-, leef- en ontwikkelprocessen in de school. Ook richten zij zich op een collega’s, die ze met raad en daad bijstaan en graag willen ondersteunen en begeleiden.
Ontwikkelscan 1.0, december 2013
5
Voorbeeld Competentieprofiel Interpersoonlijk functioneren Omschrijving: De leraar zorgt voor een prettig leef- en werkklimaat in zijn groep. Een leraar die interpersoonlijk competent is, geeft op een goede manier leiding. Zo'n leraar schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand. Zo'n leraar bevordert de zelfstandigheid van de leerlingen en zoekt in zijn interactie met hen een goede balans tussen: leiden en begeleiden sturen en volgen confronteren en verzoenen corrigeren en stimuleren Bekwaamheidseisen: De leraar onderschrijft zijn interpersoonlijke verantwoordelijkheid. Hij is zich bewust van zijn eigen houding en gedrag én van de invloed daarvan op de leerlingen. Hij heeft voldoende kennis en vaardigheid op het gebied van groepsprocessen en communicatie om een goede samenwerking met en van de leerlingen tot stand te brengen. Indicatoren met gedragscomponenten: Resultaat: De leraar: Is zich bewust van zijn eigen gedrag en houding en de invloed daarvan op de groep; Creëert een omgeving, waarin ieder kind gestimuleerd wordt om zich te ontwikkelen, ongeacht capaciteiten of achtergrond. De kinderen: Voelen zich veilig en gehoord; Leren om met elkaar samen te werken; Communiceren op een open en constructieve wijze met elkaar. Resultaat: Gedrag en houding De startbekwame leraar: De leraar: Is zich bewust van het effect van zijn eigen houding en gedrag op de groep en vervult richting de leerlingen een voorbeeldrol; Stimuleert een respectvolle omgang binnen de groep en grijpt indien nodig in; Past zijn kennis over de diverse achtergronden van de leerlingen effectief toe en stimuleert hun zelfvertrouwen. De ervaren leraar: De leraar: Is een bindende factor binnen de groep en stimuleert de totstandkoming van een dialoog; Integreert kennis van diversiteit in het eigen handelen; Signaleert het ontstaan van spanningen in de groep en grijpt tijdig in; Stimuleert en daagt de leerlingen uit tot samenwerking. De excellente leraar: De leraar: Stimuleert schoolbreed een dialoog, samenwerking en onderling respect; Maakt hierbij gebruik van relevante (landelijke) kennis en inzichten; Deelt deze informatie actief met collega’s; Biedt waar nodig ondersteuning aan collega’s; Draagt bij aan een veilig en open leerklimaat voor leerlingen en collega’s.
6
Ontwikkelscan 1.0, december 2013
Interpersoonlijk competent Profiel startbekwame leerkracht Resultaat: De leraar: Is zich bewust van zijn eigen gedrag en houding en de invloed daarvan op de groep; Creëert een omgeving, waarin ieder kind gestimuleerd wordt om zich te ontwikkelen, ongeacht capaciteiten of achtergrond. De kinderen: Voelen zich veilig en gehoord; Leren om met elkaar samen te werken; Communiceren op een open en constructieve wijze met elkaar. Indicatoren: 1. Zorgt voor veiligheid en een ontspannen sfeer
2. Zet passende pedagogische interventies in
3. Toont en bevordert respect
4. Bevordert het zelfvertrouwen
5. Bevordert de samenwerking tussen leerlingen
Ontwikkelscan 1.0, december 2013
Gedrag en houding De leraar: Is zich bewust van het effect van zijn eigen houding en gedrag op de groep en vervult richting de leerlingen een voorbeeldrol; Stimuleert een respectvolle omgang binnen de groep en grijpt indien nodig in; Past zijn kennis over de diverse achtergronden van de leerlingen effectief toe en stimuleert hun zelfvertrouwen.
Observeerbaar gedrag: Hanteert duidelijke en functionele leefregels in de groep Houdt rekening met achtergrond en eigenheid van leerlingen (taal, cultureel, sociaaleconomisch en etnisch) Bespreekt in de groep verschillende achtergronden en omgangsvormen Bevordert het onderlinge begrip en respect middels dialoog Spreekt leerlingen aan op ongewenst gedrag Accepteert dat leerlingen fouten maken Zorgt dat leerlingen zich op hun gemak voelen Communiceert met leerlingen passend bij hun achtergrond en ontwikkeling Reageert adequaat als een leerling onjuist bejegend wordt Stuurt op gewenst gedrag Legt uit waarom hij zo handelt Spreekt leerlingen op een positieve manier aan Laat leerlingen uitspreken Luistert naar wat leerlingen te zeggen hebben Vermijdt rolbevestigende opmerkingen Is voorbeeld / rolmodel van respectvolle omgang met elkaar Laat merken bijdragen van leerlingen waardevol te vinden Stimuleert passende inbreng van alle leerlingen in de groep Koppelt vragen en opmerkingen op een positieve manier terug Geeft complimenten en corrigeert op een passende manier Stimuleert het oplossend vermogen bij leerlingen Stimuleert dat leerlingen interesse tonen in elkaar Geeft leerlingen de ruimte om elkaar te helpen
7
Interpersoonlijk competent Profiel ervaren leerkracht Resultaat: De leraar: Is zich bewust van zijn eigen gedrag en houding en de invloed daarvan op de groep; Creëert een omgeving, waarin ieder kind gestimuleerd wordt om zich te ontwikkelen, ongeacht capaciteiten of achtergrond. De kinderen: Voelen zich veilig en gehoord; Leren om met elkaar samen te werken; Communiceren op een open en constructieve wijze met elkaar. Indicatoren: 1. Zorgt voor veiligheid en een ontspannen sfeer
2. Zet passende pedagogische interventies in
3. Toont en bevordert respect
4. Bevordert het zelfvertrouwen
5. Bevordert de samenwerking tussen leerlingen
6. Leert leerlingen doelmatig samen te werken
8
Gedrag en houding De leraar: Is een bindende factor binnen de groep en stimuleert de totstandkoming van een dialoog; Integreert kennis van diversiteit in het eigen handelen; Signaleert het ontstaan van spanningen in de groep en grijpt tijdig in; Stimuleert en daagt de leerlingen uit tot samenwerking.
Observeerbaar gedrag: Hanteert duidelijke en functionele leefregels in de groep Houdt rekening met achtergrond en eigenheid van leerlingen (taal, cultureel, sociaaleconomisch en etnisch) Bespreekt in de groep verschillende achtergronden en omgangsvormen Bevordert het onderlinge begrip en respect middels dialoog Spreekt leerlingen aan op ongewenst gedrag Accepteert dat leerlingen fouten maken Zorgt dat leerlingen zich op hun gemak voelen Communiceert met leerlingen passend bij hun achtergrond en ontwikkeling Reageert adequaat als een leerling onjuist bejegend wordt Stuurt op gewenst gedrag Legt uit waarom hij zo handelt Spreekt leerlingen op een positieve manier aan Laat leerlingen uitspreken Luistert naar wat leerlingen te zeggen hebben Vermijdt rolbevestigende opmerkingen Is voorbeeld / rolmodel van respectvolle omgang met elkaar Laat merken bijdragen van leerlingen waardevol te vinden Stimuleert passende inbreng van alle leerlingen in de groep Koppelt vragen en opmerkingen op een positieve manier terug Geeft complimenten en corrigeert op een passende manier Stimuleert het oplossend vermogen bij leerlingen Stimuleert dat leerlingen interesse tonen in elkaar Geeft leerlingen de ruimte om elkaar te helpen Geeft groepsopdrachten waarin alle leerlingen een taak hebben Bevordert het zelf oplossen van ruzies of misverstanden Stimuleert leerlingen om binnen gestelde kaders een opdracht uit te voeren Laat leerlingen functioneel samenwerken gericht op proces en doel Stelt eisen aan de kwaliteit van samenwerking en communiceert deze eisen naar de leerlingen
Ontwikkelscan 1.0, december 2013
7. Geeft feedback op de kwaliteit van de samenwerking
8. Biedt structuur aan doelmatig samenwerken
Ontwikkelscan 1.0, december 2013
Geeft feedback op de mate van samenwerking Geeft feedback op de individuele invulling van taken en rollen bij de samenwerking Geeft feedback op de meerwaarde van samenwerking voor het resultaat Schept een omgeving waarin structureel samenwerken mogelijk is Besteedt structureel aandacht aan samenwerkend leren Werkt systematisch aan doelen die het structureel samenwerken bevorderen
9
Interpersoonlijk competent Profiel excellente leerkracht Resultaat: De leraar: Is zich bewust van zijn eigen gedrag en houding en de invloed daarvan op de groep; Creëert een omgeving, waarin ieder kind gestimuleerd wordt om zich te ontwikkelen, ongeacht capaciteiten of achtergrond. De kinderen: Voelen zich veilig en gehoord; Leren om met elkaar samen te werken; Communiceren op een open en constructieve wijze met elkaar. Indicatoren: 1. Zorgt voor veiligheid en een ontspannen sfeer
2. Zet passende pedagogische interventies in
3. Toont en bevordert respect
4. Bevordert het zelfvertrouwen
5. Bevordert de samenwerking tussen leerlingen
6. Leert leerlingen doelmatig samen te werken
10
Gedrag en houding De leraar: Stimuleert schoolbreed een dialoog, samenwerking en onderling respect; Maakt hierbij gebruik van relevante (landelijke) kennis en inzichten; Deelt deze informatie actief met collega’s; Biedt waar nodig ondersteuning aan collega’s; Draagt bij aan een veilig en open leerklimaat voor leerlingen en collega’s.
Observeerbaar gedrag: Hanteert duidelijke en functionele leefregels in de groep Houdt rekening met achtergrond en eigenheid van leerlingen (taal, cultureel, sociaaleconomisch en etnisch) Bespreekt in de groep verschillende achtergronden en omgangsvormen Bevordert het onderlinge begrip en respect middels dialoog Spreekt leerlingen aan op ongewenst gedrag Accepteert dat leerlingen fouten maken Zorgt dat leerlingen zich op hun gemak voelen Communiceert met leerlingen passend bij hun achtergrond en ontwikkeling Reageert adequaat als een leerling onjuist bejegend wordt Stuurt op gewenst gedrag Legt uit waarom hij zo handelt Spreekt leerlingen op een positieve manier aan; Laat leerlingen uitspreken Luistert naar wat leerlingen te zeggen hebben Vermijdt rolbevestigende opmerkingen Is voorbeeld / rolmodel van respectvolle omgang met elkaar Laat merken bijdragen van leerlingen waardevol te vinden Stimuleert passende inbreng van alle leerlingen in de groep Koppelt vragen en opmerkingen op een positieve manier terug Geeft complimenten en corrigeert op een passende manier Stimuleert het oplossend vermogen bij leerlingen Stimuleert dat leerlingen interesse tonen in elkaar Geeft leerlingen de ruimte om elkaar te helpen Geeft groepsopdrachten waarin alle leerlingen een taak hebben Bevordert het zelf oplossen van ruzies of misverstanden Stimuleert leerlingen om binnen gestelde kaders een opdracht uit te voeren Laat leerlingen functioneel samenwerken gericht op proces en doel Stelt eisen aan de kwaliteit van samenwerking en communiceert deze eisen naar de leerlingen
Ontwikkelscan 1.0, december 2013
7. Geeft feedback op de kwaliteit van de samenwerking
8. Biedt structuur aan doelmatig samenwerken
9. Levert expliciet een bijdrage aan de schoolontwikkeling
Ontwikkelscan 1.0, december 2013
Geeft feedback op de mate van samenwerking Geeft feedback op de individuele invulling van taken en rollen bij de samenwerking Geeft feedback op de meerwaarde van samenwerking voor het resultaat Schept een omgeving waarin structureel samenwerken mogelijk is Besteedt structureel aandacht aan samenwerkend leren Werkt systematisch aan doelen die het structureel samenwerken bevorderen Signaleert tijdig gespannen situaties in de groep of tussen leerlingen en reageert daar adequaat op Biedt collega's hulp om lastige groepssituaties op te lossen Verzamelt informatie over verschillende achtergronden en daarin geldende omgangsvormen Beschrijft de omgangsvormen binnen de groep / school Is voorbeeld / rolmodel van respectvolle omgang met elkaar binnen het team Bespreekt in het team communicatievormen en -stijlen en werkvormen t.b.v. de begeleiding van leerlingen en het versterken van de samenwerking
11
Profiel Startbekwame leerkracht
Interpersoonlijk competent Resultaat: 1. Zorgt voor veiligheid en een ontspannen sfeer:
Gedrag en houding:
Hanteert duidelijke en functionele leefregels in de groep
< O
BASIS O
> O
Houdt rekening met achtergrond en eigenheid van leerlingen (taal, cultureel, sociaaleconomisch en etnisch)
O
O
O
O O < O O O
O O BASIS O O O
O O > O O O
O
O
O
O O O < O O O O O < O O O O O < O O
O O O BASIS O O O O O BASIS O O O O O BASIS O O
O O O > O O O O O > O O O O O > O O
Bespreekt in de groep verschillende achtergronden en omgangsvormen Bevordert het onderlinge begrip en respect middels dialoog
2. Zet passende pedagogische interventies in: Spreekt leerlingen aan op ongewenst gedrag Accepteert dat leerlingen fouten maken Zorgt dat leerlingen zich op hun gemak voelen Communiceert met leerlingen passend bij hun achtergrond en ontwikkeling Reageert adequaat als een leerling onjuist bejegend wordt Stuurt op gewenst gedrag Legt uit waarom hij zo handelt
3. Toont en bevordert respect: Spreekt leerlingen op een positieve manier aan Laat leerlingen uitspreken Luistert naar wat leerlingen te zeggen hebben Vermijdt rolbevestigende opmerkingen Is voorbeeld / rolmodel van respectvolle omgang met elkaar
4. Bevordert het zelfvertrouwen: Laat merken bijdragen van leerlingen waardevol te vinden Stimuleert passende inbreng van alle leerlingen in de groep Koppelt vragen en opmerkingen op een positieve manier terug Geeft complimenten en corrigeert op een passende manier Stimuleert het oplossend vermogen bij leerlingen
5. Bevordert de samenwerking tussen leerlingen: Stimuleert dat leerlingen interesse tonen in elkaar Geeft leerlingen de ruimte om elkaar te helpen
Opmerking:
Naar aanleiding van de nieuwe CAO PO: Op dit moment is het nog niet duidelijk waar het onderscheid tussen start- en vakbekwaam zit. De PO-Raad is bezig met het ontwikkelen en vaststellen van profielen. Vooruitlopend op de definitieve versie is de dynamiek tussen start- en vakbekwaam al in de profielen verwerkt. Zwart Startbekwaam Rood Vakbekwaam Elke leerkracht dient zich te ontwikkelen naar ervaren niveau. Doorgroeien naar excellent niveau is keuze.
12
Ontwikkelscan 1.0, december 2013
Profiel Ervaren leerkracht
Interpersoonlijk competent Resultaat: 1. Zorgt voor veiligheid en een ontspannen sfeer:
Gedrag en houding:
Hanteert duidelijke en functionele leefregels in de groep
< O
BASIS O
> O
Houdt rekening met achtergrond en eigenheid van leerlingen (taal, cultureel, sociaaleconomisch en etnisch)
O
O
O
O O < O O O
O O BASIS O O O
O O > O O O
O
O
O
6. Leert leerlingen doelmatig samen te werken:
O O O < O O O O O < O O O O O < O O O O <
O O O BASIS O O O O O BASIS O O O O O BASIS O O O O BASIS
O O O > O O O O O > O O O O O > O O O O >
Stimuleert leerlingen om binnen gestelde kaders een opdracht uit te voeren
O
O
O
Laat leerlingen functioneel samenwerken gericht op proces en doel
O
O
O
Stelt eisen aan de kwaliteit van samenwerking en communiceert deze eisen naar de leerlingen
O
O
O
Geeft feedback op de mate van samenwerking
< O
BASIS O
> O
Geeft feedback op de individuele invulling van taken en rollen bij de samenwerking
O
O
O
Geeft feedback op de meerwaarde van samenwerking voor het resultaat
O
O
O
Bespreekt in de groep verschillende achtergronden en omgangsvormen Bevordert het onderlinge begrip en respect middels dialoog
2. Zet passende pedagogische interventies in: Spreekt leerlingen aan op ongewenst gedrag Accepteert dat leerlingen fouten maken Zorgt dat leerlingen zich op hun gemak voelen Communiceert met leerlingen passend bij hun achtergrond en ontwikkeling Reageert adequaat als een leerling onjuist bejegend wordt Stuurt op gewenst gedrag Legt uit waarom hij zo handelt
3. Toont en bevordert respect: Spreekt leerlingen op een positieve manier aan Laat leerlingen uitspreken Luistert naar wat leerlingen te zeggen hebben Vermijdt rolbevestigende opmerkingen Is voorbeeld / rolmodel van respectvolle omgang met elkaar
4. Bevordert het zelfvertrouwen: Laat merken bijdragen van leerlingen waardevol te vinden Stimuleert passende inbreng van alle leerlingen in de groep Koppelt vragen en opmerkingen op een positieve manier terug Geeft complimenten en corrigeert op een passende manier Stimuleert het oplossend vermogen bij leerlingen
5. Bevordert de samenwerking tussen leerlingen: Stimuleert dat leerlingen interesse tonen in elkaar Geeft leerlingen de ruimte om elkaar te helpen Geeft groepsopdrachten waarin alle leerlingen een taak hebben Bevordert het zelf oplossen van ruzies of misverstanden
7. Geeft feedback op de kwaliteit van de samenwerking
Ontwikkelscan 1.0, december 2013
Opmerking:
13
Profiel Excellente leerkracht
Interpersoonlijk competent Resultaat: 1. Zorgt voor veiligheid en een ontspannen sfeer:
Gedrag en houding:
Hanteert duidelijke en functionele leefregels in de groep
< O
BASIS O
> O
Houdt rekening met achtergrond en eigenheid van leerlingen (taal, cultureel, sociaaleconomisch en etnisch)
O
O
O
O O < O O O
O O BASIS O O O
O O > O O O
O
O
O
6. Leert leerlingen doelmatig samen te werken:
O O O < O O O O O < O O O O O < O O O O <
O O O BASIS O O O O O BASIS O O O O O BASIS O O O O BASIS
O O O > O O O O O > O O O O O > O O O O >
Stimuleert leerlingen om binnen gestelde kaders een opdracht uit te voeren
O
O
O
Laat leerlingen functioneel samenwerken gericht op proces en doel
O
O
O
Stelt eisen aan de kwaliteit van samenwerking en communiceert deze eisen naar de leerlingen
O
O
O
Geeft feedback op de mate van samenwerking
< O
BASIS O
> O
Geeft feedback op de individuele invulling van taken en rollen bij de samenwerking
O
O
O
Geeft feedback op de meerwaarde van samenwerking voor het resultaat
O
O
O
Bespreekt in de groep verschillende achtergronden en omgangsvormen Bevordert het onderlinge begrip en respect middels dialoog
2. Zet passende pedagogische interventies in: Spreekt leerlingen aan op ongewenst gedrag Accepteert dat leerlingen fouten maken Zorgt dat leerlingen zich op hun gemak voelen Communiceert met leerlingen passend bij hun achtergrond en ontwikkeling Reageert adequaat als een leerling onjuist bejegend wordt Stuurt op gewenst gedrag Legt uit waarom hij zo handelt
3. Toont en bevordert respect: Spreekt leerlingen op een positieve manier aan Laat leerlingen uitspreken Luistert naar wat leerlingen te zeggen hebben Vermijdt rolbevestigende opmerkingen Is voorbeeld / rolmodel van respectvolle omgang met elkaar
4. Bevordert het zelfvertrouwen: Laat merken bijdragen van leerlingen waardevol te vinden Stimuleert passende inbreng van alle leerlingen in de groep Koppelt vragen en opmerkingen op een positieve manier terug Geeft complimenten en corrigeert op een passende manier Stimuleert het oplossend vermogen bij leerlingen
5. Bevordert de samenwerking tussen leerlingen: Stimuleert dat leerlingen interesse tonen in elkaar Geeft leerlingen de ruimte om elkaar te helpen Geeft groepsopdrachten waarin alle leerlingen een taak hebben Bevordert het zelf oplossen van ruzies of misverstanden
7. Geeft feedback op de kwaliteit van de samenwerking
14
Opmerking:
Ontwikkelscan 1.0, december 2013
Indicator 1 t/m 7 zijn gelijk aan ervaren niveau. Wel functioneert de leerkracht hier boven gemiddeld op meerdere onderdelen. Daarnaast zijn indicator 8 en 9 toegevoegd. Deze maken het verschil naar excellent niveau: Resultaat: 8. Biedt structuur aan doelmatig samenwerken
Gedrag en houding:
Besteedt structureel aandacht aan samenwerkend leren
< O O
BASIS O O
> O O
Werkt systematisch aan doelen die het structureel samenwerken bevorderen
O
O
O
9. Levert expliciet een bijdrage aan de schoolontwikkeling
<
BASIS
>
Signaleert tijdig gespannen situaties in de groep of tussen leerlingen en reageert daar adequaat op
O
O
O
Biedt collega's hulp om lastige groepssituaties op te lossen
O
O
O
Verzamelt informatie over verschillende achtergronden en daarin geldende omgangsvormen
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
Schept een omgeving waarin structureel samenwerken mogelijk is
Beschrijft de omgangsvormen binnen de groep / school Is voorbeeld / rolmodel van respectvolle omgang met elkaar binnen het team Bespreekt in het team communicatievormen en -stijlen en werkvormen t.b.v. de begeleiding van leerlingen en het versterken van de samenwerking
Ontwikkelscan 1.0, december 2013
Opmerking:
15