1
Introductie Dit is een voorbeeld van een Statistische Sociale Kaart zoals het ITS die maakt. Uit de volgende hoofdstukken treft u tabellen en grafieken: • demografie; • sociale zaken en werkgelegenheid; • zorg en welzijn; • onderwijs; • wonen. U vindt hier een beperkte hoeveelheid informatie. Deze versie is uitsluitend bedoeld om u een indruk te geven hoe een sociale kaart van het ITS eruit zou kunnen zien. Natuurlijk kunnen we de kaart voor u op maat maken met alleen die gegevens die voor u relevant zijn. Bij deze sociale kaart is een begrippenlijst opgenomen. Hier treft u een toelichting op de begrippen die in de tabellen en de tekst worden gehanteerd. De begrippenlijst staat achterin dit document.
2
Demografie
2.1
Bevolkingsopbouw
Tabel 2.1 – Bevolking naar leeftijd en geslacht op 1 januari 2011, als percentage van het totaal (bron: CBS) Gemeente X
Nederland
mannen
vrouwen
mannen
vrouwen
Jonger dan 10 jaar
5,5
5,0
5,9
5,6
10 tot 20 jaar
6,9
6,2
6,2
5,9
20 tot 30 jaar
3,5
2,7
6,2
6,1
30 tot 40 jaar
4,2
4,6
6,4
6,4
40 tot 50 jaar
8,5
8,6
7,9
7,7
50 tot 60 jaar
7,9
8,1
6,9
6,8
60 tot 70 jaar
7,5
7,6
5,7
5,7
70 tot 80 jaar
4,2
5,0
3,1
3,7
80 tot 90 jaar
1,6
2,2
1,2
2,2
90 jaar of ouder
0,1
0,2
0,1
0,4
Absoluut aantal
3.966
3.981
8.243.482
8.412.317
Leesvoorbeeld tabel 2.1: mannen van 90 jaar of ouder maken in Gemeente X 0,1 procent uit van de totale bevolking. In totaal heeft deze gemeente 3.966 + 3.981 = 7.947 inwoners.
Statistische Sociale Kaart
1
Figuur 2.1 – Bevolkingspiramide van gemeente X, in vergelijking met de bevolkingspiramide van heel Nederland (bron: CBS) mannen
vrouwen 90 of ouder 80 tot 90 70 tot 80 60 tot 70 50 tot 60 40 tot 50 30 tot 40 20 tot 30 10 tot 20
uw gemeente Nederland
< 10
De gegevens uit de tabel 2.1 worden grafisch weergegeven in een zogeheten bevolkingspiramide (figuur 2.1); hierin zijn de leeftijdscategorieën telkens weergegeven met staven: links het percentage mannen, rechts het percentage vrouwen. Hoe langer een staaf, des te groter het percentage. De donkerblauwe staven zijn de percentages voor de hele Nederlandse bevolking, de lichtblauwe voor gemeente X. Uit de grafiek is af te leiden dat gemeente X naar verhouding jonger is dan de Nederlandse bevolking als geheel: de lichtblauwe staven zijn in het jongste segment vrijwel overal langer. 2.2
Ouderen en alleenstaanden
Tabel 2.2 – Ouderen en alleenstaanden per regio (2010, in procenten; bron: CBS)
eenpersoonshuishoudens (ten opzichte van het totaal aantal huishoudens) alleenstaande 65 plussers
Gemeente X
Provincie
Nederland
27,6
33,7
36,1
5,1
5,6
5
Leesvoorbeeld tabel 2.2: 27,6 procent van de huishoudens in Gemeente X bestaat uit eenpersoonshuishoudens. Dat is onder het provinciaal en onder het landelijk gemiddelde. In deze gemeente komen dus naar verhouding minder eenpersoonshuishoudens voor. Van de gehele bevolking is 5,1 procent alleenstaande 65 plusser.
De eerste rij van de tabel is in figuur 2.2 weergegeven.
Statistische Sociale Kaart
2
Figuur 2.2 – Percentage eenpersoonshuishoudens in gemeente X, provincie en Nederland (bron: CBS)
eenpersoonshuishoudens 40 35 30 25 20 15
34
36
Provincie
Nederland
28
10 5 0 Gemeente X
Leesvoorbeeld figuur 2.2: 27,6 procent van de huishoudens van Gemeente X bestaat uit eenpersoonshuishoudens. Dat ligt onder het provinciaal en landelijk gemiddelde. De trendmatige ontwikkeling van het percentage eenpersoonshuishoudens en alleenstaande 65 plussers is in figuur 2.3 weergegeven.
Figuur 2.3 – Ouderen en alleenstaanden in Gemeente X, 2001-2010 (in procenten; bron: CBS) 30,0 25,0 20,0 15,0 10,0 5,0 0,0
’01
’02
’03
’04
’05
’06
’07
’08
’09
’10
eenpersoonshuishoudens
23,9 24,5 24,2 24,7 25,4 26,3 26,2 26,7 27,9 27,6
alleenstaande 65 plussers
4,6
4,6
4,6
4,6
4,7
4,8
4,8
3,9
4,9
5,0
Leesvoorbeeld voor figuur 2.3: het percentage eenpersoonshuishoudens groeit vanaf 2001; het percentage alleenstaande 65 plussers blijft min of meer gelijk.
Statistische Sociale Kaart
3
3
Sociale Zaken en werkgelegenheid
3.1
Inkomen
Tabel 3.1 – Inkomen naar regio, 2008, in gemiddeld besteedbaar inkomen (× 1.000 euro) en procenten (bron: CBS) Gemeente X
Provincie
Nederland
inkomen alle inwoners in duizend euro
16,4
14,1
14,7
inkomen personen met inkomen in duizend euro
22,1
18,7
20,3
percentage personen met inkomen
72
74
72
percentage personen onder lage inkomensgrens
4,5
6,7
6,4
percentage personen met inkomen tot 101 procent van het sociaal minimum
3,6
5
4,8
Leesvoorbeeld tabel 3.1: In 2008 had 72 procent van alle inwoners van Gemeente X inkomen. Het gemiddeld besteedbaar inkomen van deze personen was 22.100 euro per jaar. Zie de begrippenlijst voor de uitleg van termen als besteedbaar inkomen, lage inkomensgrens en sociaal minimum.
3.2
Banen
Tabel 3.2 – Banen van werknemers in gemeente, in vergelijking met Nederland (in procenten; bron: CBS) Totaal
Gemeente X
Nederland
100
100
Horeca
22
4
Verhuur van en handel in onroerend goed
21
19
Reparatie van consumentenartikelen
13
16
Industrie (geen aardolie-, cokes-)
10
10
Gezondheids- en welzijnszorg
7
16
Financiële instellingen
7
4
Milieudienstverlening, cultuur
3
4
Openbaar bestuur, overheidsdiensten
0
7
Onderwijs
0
7
Vervoer, opslag en communicatie
0
6
Bouwnijverheid
0
5
Landbouw, bosbouw, visserij
0
1
Winning van delfstoffen
0
0
Productie en distributie
0
0
Leesvoorbeeld tabel 3.2: Van de werknemers in Gemeente X werkte in 2009 22 procent in de horeca; voor Nederland als totaal was dat vier procent.
Statistische Sociale Kaart
4
Horeca is voor Gemeente X de belangrijkste beroepssector, direct gevolgd door verhuur van en handel in onroerend goed. 3.3
Uitkeringen
Tabel 3.3 – Uitkeringen naar regio (januari 2010, in absolute aantallen en procenten; bron: CBS) Gemeente X
Provincie
Nederland
Totaal aantal personen met een uitkering
530
121.590
1.467.280
Personen tot 65 jaar met een uitkering
520
119.540
1.413.120
10
2.050
42.920
8
13
11
10
16
13
0
1
2
Absolute aantallen
Personen vanaf 65 jaar met een uitkering
als percentage van de bevolking Totaal aantal personen met een uitkering Personen tot 65 jaar met een uitkering Personen vanaf 65 jaar met een uitkering
Leesvoorbeeld tabel 3.3: In januari 2010 waren er in Gemeente X 520 inwoners tot 65 jaar met een uitkering. Ten opzichte van het totale aantal inwoners is dit 10 procent. Dus 10 procent van alle inwoners van Gemeente X tot 65 jaar, heeft een uitkering.
Figuur 3.1 – Bijstandsuitkeringen in Gemeente X en in Nederland (2001-2011, in procenten t.o.v. totale bevolking; bron: Nationale Atlas Volksgezondheid) 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0
’01 ’02 ’03 ’04 ’05 ’06 ’07 ’08 ’09 ’10 ’11 % Gemeente X 1,4 1,2 1,1 1,2 1,2 1,2 1,1 1 1 1 1,1 % Nederland
Statistische Sociale Kaart
3,3 3,2 3,2 3,3 3,3 3,2
3
2,7 2,6 2,8 2,8
5
De trendmatige ontwikkeling laat zien dat het percentage bijstandsgerechtigden in Nederland daalt (bovenste lijn), maar in gemeente X juist iets stijgt (onderste lijn). De percentages zijn berekend op de totale bevolking.
Tabel 3.4 – WW-uitkeringen en Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen Gemeente X (19982011, in absolute aantallen*; bron: CBS) Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen gem X, absolute aantallen WW-uitkeringen gem X, absolute aantallen
’01
’02
’03
’04
’05
’06
’07
’08
’09
’10
’11
450
450
450
460
470
410
380
360
330
360
-
90
80
100
130
150
140
120
100
80
120
130
* Steeds is het eerste kwartaal van het jaar genomen.
Figuur 3.2 – Ontwikkeling percentage WW-uitkeringen van Gemeente en Nederland* (bron: CBS) gemeente
Nederland
3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 ’01
’02
’03
’04
’05
’06
’07
’08
’09
’10
’11
* Steeds in het eerste kwartaal van het jaar gemeten; ten opzichte van de bevolking tussen 15 en 65 jaar.
Statistische Sociale Kaart
6
3.4
Schulden
Tabel 3.5 – Schulden en moeite met rondkomen inkomen naar regio (in procenten; bron: GGD Monitors) Doelgroep
Meetmoment
Onderwerp
Jongeren van 13-17 jaar
2008
% Heeft schulden
gem X
GGD Regio
11
11
Ouders van 2010 0-12 jarige kinderen
% Heeft moeite met het rondkomen met het inkomen
2
3
Volwassenen 19-65 jaar
% Heeft risicovolle/ problematische schulden
5
9
15
20
2007
% Enige/grote moeite met rondkomen van het inkomen
Leesvoorbeeld tabel 3.5: In 2008 had 11 procent van de jongeren tussen de 13 en 17 jaar schulden. Voor de gehele GGD regio is dit percentage gelijk.
4
Zorg en welzijn
4.1
Mantelzorg/vrijwilligerswerk
Tabel 4.1 – Mantelzorg en vrijwilligerswerk, naar regio (2007, in procenten; bron: GGD Monitors) Groep
Onderwerp
gem X
GGD Regio
19-65 jaar
Heeft afgelopen 12 maanden mantelzorg gegeven
17
15
(Tamelijk) zwaar belast door de mantelzorg /overbelast*
3
1
Heeft afgelopen 12 maanden mantelzorg ontvangen
2
2
29
30
Doet vrijwilligerswerk
* percentage ten opzichte van de mensen die afgelopen jaar mantelzorg hebben gegeven. Leesvoorbeeld tabel 4.1: In Gemeente X gaf 17 procent van de inwoners tussen de 19 en 65 het afgelopen jaar mantelzorg. Van deze mantelzorgers voelde 3 procent zich (tamelijk) zwaar belast door de gegeven hulp.
Statistische Sociale Kaart
7
5
Onderwijs
5.1
Achterstandsleerlingen
Tabel 5.1 – Achterstandsleerlingen en voortijdige schoolverlaters naar regio (2008, in procenten; bron: Verweij-Jonker Instituut, Kinderen in Tel) Gemeente X
Provincie
Nederland
Achterstandsleerlingen
7,9
14,7
16,0
Voortijdige schoolverlaters
2,7
3,8
3,9
Leesvoorbeeld tabel 5.1: Van de leerlingen op de basisschool uit Gemeente X was in 2008 7,9 procent achterstandsleerlingen. Een achterstandsleerling is een leerling uit het basisonderwijs met een gewichtsscore hoger dan 0.
Het percentage voortijdige schoolverlaters in Gemeente X was 2,7 in 2008. Zie ook begrippenlijst, achterin deze rapportage.
6
Wonen Tabel 6.1 – Woningvoorraad naar eigendom en regio (2010, absolute aantallen; bron: CBS) Gemeente X
Provincie
Nederland
Totale woningvoorraad
3.373
502.728
7.172.436
Aantal eigen woningen
2.516
297.793
3.969.883
840
201.111
3.148.461
in bezit van woningcorporatie
561
142.265
2.288.370
in bezit van overige verhuurders
279
58.846
86.0091
17
3.824
54.092
Totaal huurwoning
Eigendom onbekend
Figuur 2.1 laat de gegevens uit de voorgaande tabel zien, maar nu in percentages. In Gemeente X zijn bovengemiddeld veel eigen woningen.
Statistische Sociale Kaart
8
Figuur 6.1 – Woningvoorraad naar eigendom en regio (2010, in procenten) Aantal eigen woningen
huur (woningcorporatie)
huur (overige verhuurders)
Eigendom onbekend
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Gemeente X
6.1
Provincie
Nederland
Voorzieningen
Figuur 6.2 – Behoefte aan voorzieningen, ouders van 0-12 jarige kinderen, Gemeente X (2010, in procenten) basisschool peuterspeelzaal kinderdagverblijf buitenschoolse opvang bibliotheek contact met andere ouders park of plantsoen sportvoorzieningen voor kind contact kind met andere kinderen activiteiten voor kind grasveld of trapveldje veilige speelplek
0
5
10
15
20
25
Leesvoorbeeld figuur 6.2: Bij de ouders die aangeven dat zij iets missen in de buurt, is er de meeste behoefte aan een veilige speelplek (22 procent).
Statistische Sociale Kaart
9
7
Financiën
Tabel 2 Tabel met invoeringskosten WMO en Jeugdzorg van samenwerkende gemeentes (excl. projectkosten) gemeente inwoners
wmo2012
jeugd 2012
totaal 2012
wmo2013
jeugd 2013
totaal 2013
A-dorp
6.621
€ 37.568
€ 9.392
€ 46.960
€ 39.494
€ 41.106
€ 80.599
Ewoude
11.863
€ 48.016
€ 12.004
€ 60.020
€ 48.027
€ 49.987
€ 98.014
B-land
12.870
€ 50.565
€ 12.641
€ 63.207
€ 38.720
€ 40.301
€ 79.021
Derloo
12.909
€ 47.255
€ 11.814
€ 59.069
€ 44.479
€ 46.295
€ 90.774
G-vliet
13.058
€ 45.177
€ 11.294
€ 56.471
€ 45.177
€ 47.021
€ 92.198
C-hem
15.013
€ 50.140
€ 12.535
€ 62.674
€ 21.569
€ 22.450
€ 44.019
F-spijk
15.046
€ 50.604
€ 12.651
€ 63.255
€ 52.272
€ 54.405
€ 106.677
I-waard
15.701
€ 51.813
€ 12.953
€ 64.766
€ 56.102
€ 58.392
€ 114.494
J-schoten
18.691
€ 59.197
€ 14.799
€ 73.996
€ 36.499
€ 37.989
€ 74.488
H-broek
23.372
€ 74.792
€ 18.698
€ 93.490
€ 30.606
€ 31.855
€ 62.462
Kstad
26.503
€ 83.782
€ 20.946
€ 104.728
€ 57.174
€ 59.507
€ 116.681
Totaal
171.648
€ 598.908
€ 149.727
€ 748.635
€ 470.119
€ 489.308
€ 959.427
De gemeenten ontvangen in 2012 en 2013 een budget aan invoeringskosten als landelijke ondersteuning. In dit voorbeeld betreft het een aantal fictieve gemeentes binnen een samenwerkingsverband. In voorgaande fictieve tabel zijn de invoeringskosten voor Wmo en Jeugdzorg weergegeven. Het betreft de kosten die aan de gemeentes ten goede komen. Bovenop de uitvoeringskosten ontvangen de gemeentes ook projectkosten.
Statistische Sociale Kaart
10
8
Begrippen In dit deel vindt u een (selectie) van relevante begrippen en hun betekenis.
Allochtonen Personen van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren als percentage van het totaal aantal inwoners per 1 januari. Westerse allochtonen Allochtonen met als herkomstgroepering een van de landen in de werelddelen Europa (met uitzondering van Turkije), Noord-Amerika en Oceanië of Indonesië of Japan als percentage van het totaal aantal inwoners per 1 januari. Niet-westerse allochtonen Allochtonen met als herkomstgroepering Turkije of een van de landen in de werelddelen Afrika, Latijns-Amerika en Azië (met uitzondering van Indonesië en Japan) als percentage van het totaal aantal inwoners per 1 januari. Op grond van hun sociaal-economische en -culturele positie worden allochtonen uit Indonesië en Japan tot de westerse allochtonen gerekend. Het gaat vooral om mensen die in voormalig Nederlands Indië zijn geboren en werknemers van Japanse bedrijven met hun gezin. Besteedbaar inkomen Het bruto-inkomen verminderd met • betaalde inkomensoverdrachten; • premies inkomensverzekeringen; • premies ziektekostenverzekeringen; • belastingen op inkomen en vermogen. Lageinkomensgrens De lageinkomensgrens is een grens die voor alle jaren en voor alle huishoudens eenzelfde koopkracht vertegenwoordigt. De hoogte ervan is geënt op het bijstandsniveau van een alleenstaande in 1979. Er is sprake van een laag inkomen als het inkomen omgerekend naar een inkomen van een alleenstaande, een lagere koopkracht vertegenwoordigt dan een bedrag van 9.250 euro in prijzen van 2000. Om te bepalen of een huishouden een laag inkomen heeft, wordt het besteedbaar inkomen van een huishouden (exclusief gebonden uitkeringen zoals huursubsidie/huurtoeslag) omgerekend tot het gestandaardiseerde inkomen. Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie) herleid naar het prijspeil in 2000. Het resulterende gestandaardiseerde en gedefleerde inkomen is laag wanneer het minder is dan 9.250 euro. Deze grens komt ongeveer overeen met de koopkracht van een bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979, toen deze op zijn hoogst was.
Statistische Sociale Kaart
11
Sociaal minimum Het wettelijk bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Om te kunnen beoordelen hoe het inkomen van een huishouden zich verhoudt tot het minimum, moet aan de hand van de regelgeving worden vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen is bijvoorbeeld gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan AOW-pensioen als norm gekozen. Personen met een uitkering Het betreft uitkeringen die te maken hebben met arbeidsongeschiktheid, werkloosheid of bijstand. Het is mogelijk dat een persoon aanspraak maakt op meer dan één uitkering. Dat kunnen uitkeringen zijn van een zelfde soort (bijvoorbeeld twee WAO-uitkeringen) of twee uitkeringen van verschillend type (zoals een WW en een bijstandsuitkering). In het laatste geval wordt de persoon bij beide soorten uitkeringen meegeteld. In het eerste geval slechts één keer (bij de WAO). Zorg en Welzijn Bij alle hier gepresenteerde maten gaat het om zelfrapportage. Dat wil zeggen, personen die meedoen aan het onderzoek geven zelf een oordeel over de eigen gezondheid. Ervaren gezondheid De ervaren gezondheid hangt samen met de werkelijke gezondheid (aantoonbare gezondheidsproblemen) en is een goede voorspeller voor het gebruik van zorgvoorzieningen. De ervaren gezondheid wordt in de verschillende GGD onderzoeken steeds op een andere manier bevraagd en niet volgens de methode van het CBS. Vergelijking met landelijke cijfers (CBS, POLS onderzoek) is hierdoor niet mogelijk. • Wat vindt u, over het algemeen genomen, van de gezondheid van uw kind (GGDmonitor 0-12 jarigen)? • Wat vind je van je eigen gezondheid (GGD monitor 13-17 jarigen)? • Hoe zou u in het algemeen uw gezondheid noemen? (GGD monitor 19-65 jarigen)? De Nationale Atlas Volksgezondheid biedt een regionale vergelijking wat betreft de ervaren gezondheid. De gebruikte vraag hier is: Hoe is over het algemeen uw gezondheidstoestand? Hierbij zijn vijf antwoordcategorieën mogelijk: zeer goed; goed; gaat wel; slecht; zeer slecht. De laatste drie antwoordcategorieën worden samen genomen tot ‘minder goed ervaren gezondheid’. Psychische gezondheid Psychische gezondheid wordt in alle GGD onderzoeken gemeten met de Mental Health Inventory, bestaande uit 5 vragen (MHI-5).
Statistische Sociale Kaart
12
Psychosociale problemen Psychosociale problemen van kinderen/jongeren worden in de GGD monitors gemeten met behulp van de Strengths and Difficulties Questionnaire, bestaande uit 25 vragen. Eenzaamheid Eenzaamheid wordt in de GGD monitors gemeten met behulp van de Eenzaamheidsschaal van De Jong-Gierveld. Lichamelijke beperkingen Mensen met een lichamelijke beperking kunnen een of meer lichaamsdelen (bijvoorbeeld arm, been, hand of ogen) niet goed gebruiken. CMF Comparative Mortality Figures. CMF’s geven de gestandaardiseerde sterfte aan, waarbij gecorrigeerd is voor verschillen in leeftijd en geslacht. De sterfte in heel Nederland is gesteld op 100. Een gestandaardiseerde sterfte boven of onder de 100 duidt op respectievelijk een hogere of lagere sterfte dan in Nederland. Levensverwachting Het gemiddeld aantal nog te verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd. Klinische ziekenhuisopnamen Klinische ziekenhuisopnamen hebben geen betrekking op dagverpleging. Het gaat hier om opnamen in algemene of academische ziekenhuizen. Opnamen in categorale ziekenhuizen worden niet meegenomen. Categorale ziekenhuizen richten zich op een bepaalde categorie patiënten. Voorbeelden zijn astmacentra, kankercentra en dialysecentra. Hoofdbaan Eén persoon kan gelijktijdig meerdere werknemersbanen hebben. De hoofdbaan van een persoon is hier gedefinieerd als de baan met het hoogste loon (bruto loon sociale verzekeringen) op jaarbasis. Werknemersbanen in Nederland zijn alle arbeidsplaatsen waarin een persoon op grond van een (al dan niet formele) arbeidsovereenkomst werk verricht voor een Nederlandse vestiging van een in Nederland gevestigde onderneming of particulier huishouden en daarvoor loon ontvangt. Het gaat dus om alle banen in Nederland. Voortijdige schoolverlaters Het aantal leerlingen/deelnemers dat gedurende het jaar uitstroomt uit het bekostigd onderwijs zonder diploma op minimaal havo- of mbo-2 niveau, als percentage van het aantal leerlinge n dat op 1 oktober van het schooljaar jonger is dan 23 jaar en een geldige inschrijving aan het vo of mbo heeft.
Statistische Sociale Kaart
13
Afstand tot voorzieningen De gemiddelde afstand van alle inwoners in een gebied tot de dichtstbijzijnde voorziening, berekend over de weg. De afstand is berekend over verharde, door auto's te gebruiken wegen, dus niet over fiets- en voetpaden. Overtochten via veerboten zijn hierbij inbegrepen. Verbindingen via het buitenland worden echter niet meegenomen. Ook wordt er geen rekening gehouden met eenrichtingsverkeer en overige inrijverboden, behalve bij rijks- en provinciale wegen. Cafés en dergelijke Café, koffiehuis, coffeeshop, discotheek, seks/nachtclub en partycentrum. Restaurants Restaurant, café-restaurant en afhaal/thuisbezorging. Hotels en dergelijke Hotel en hotel-restaurant. Openbaar groen Terrein in gebruik als park of plantsoen, voor dagrecreatie, natuur of als bos. Het terrein kan zowel privaat als publiek toegankelijk zijn. Het terrein heeft een omvang van minimaal één hectare. Park of plantsoen Terrein in gebruik voor ontspanning zoals ligweiden, heesterbeplantingen en beboste delen van parken. Dagrecreatief terrein Terrein in gebruik voor dagrecreatie zoals dierentuinen, openluchtmusea en pretparken. Bos Terrein begroeid met bomen bestemd voor houtproductie en/of natuurbeheer. Verblijfsrecreatief terrein Terrein in gebruik voor een meerdaags recreatief verblijf, zoals camping, bungalowparken, jeugdherbergen en bijbehorende parkeerplaatsen. Het terrein heeft een omvang van minimaal 1 hectare.
Statistische Sociale Kaart
14
Recreatief binnenwater Binnenwater in gebruik voor recreatie, zoals recreatieplassen, water in park en plantsoen, golfterrein, jachthavens en roeibanen. Het terrein heeft een omvang van minimaal één hectare. Alleen voor jachthavens geldt een ondergrens van 0,5 hectare voor het watergedeelte. Bibliotheek Bibliotheken en hun vestigingen zoals deze zijn opgenomen in de publicatie van de Vereniging van Openbare Bibliotheken. Mobiele vestigingen zoals bibliobussen worden hierbij niet opgenomen. Museum Een museum is een permanente instelling ten dienste van de samenleving en haar ontwikkeling, toegankelijk voor publiek, niet gericht op het maken van winst, die de materiële getuigenissen van de mens en zijn omgeving verwerft, behoudt, wetenschappelijk onderzoekt, presenteert en hierover informeert voor doeleinden van studie, educatie en genoegen. Geregistreerd misdrijf Een misdrijf, door de politie vastgelegd in een proces-verbaal van aangifte of in een ambtshalve opgemaakt proces-verbaal. Misdrijven, totaal Totaalcategorie voor alle soorten misdrijven. Een misdrijf is een strafbaar feit van de zwaarste soort, als zodanig aangeduid in de strafwetten. Vermogensmisdrijven Hieronder vallen alle vormen van diefstal en inbraak. Daarnaast vallen verduistering, bedrog, valsheidmisdrijven, afpersing, bankbreuk en witwassen in deze categorie misdrijven. Vernieling en openbare orde Hieronder vallen brandstichting, alle vormen van vernieling en misdrijven tegen de openbare orde en het openbaar gezag. Voorbeelden van misdrijven tegen de openbare orde en tegen het openbaar gezag zijn opruiing, huis-, computer- en lokaalvredebreuk, deelneming aan een criminele of terroristische organisatie, openlijke geweldpleging, godslastering, discriminatie, het doen van een valse aangifte en mensensmokkel.
Statistische Sociale Kaart
15
Gewelds- en seksuele misdrijven Hieronder vallen onder andere de gevallen van eenvoudige en zware mishandeling, bedreiging en stalking, de seksuele misdrijven, de levensdelicten moord en doodslag, gijzeling en mensenhandel. Overige misdrijven WvSr Alle misdrijven, omschreven in het Wetboek van Strafrecht, niet zijnde een vermogensmisdrijf, een vernieling en openbare orde misdrijf of een gewelds- en seksueel misdrijf. Verkeersmisdrijven De Wegenverkeerswet 1994 is de basis voor de regelgeving van het wegverkeer in Nederland. In deze wet staat beschreven wat verkeersdelicten (misdrijf of overtreding) zijn. De in deze tabel gepresenteerde cijfers hebben uitsluitend betrekking op misdrijven. De meest voorkomende verkeersmisdrijven zijn rijden onder invloed en verlaten plaats ongeval. Drugsmisdrijven De Opiumwet regelt de opsporing, vervolging en berechting van handelingen die te maken hebben met (verboden) drugsbezit en drugshandel. De wet maakt onderscheid tussen misdrijven en overtredingen. Op grond van de Opiumwet geldt een verbod op het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren of aanwezig hebben van middelen die genoemd worden op de zogeheten lijst I (harddrugs) en lijst II (softdrugs). Voorbeelden van de hier bedoelde stoffen zijn cocaïne, heroïne, methadon, morfine, opium en hennep. De in deze tabel gepresenteerde cijfers hebben uitsluitend betrekking op misdrijven. (Vuur)wapenmisdrijven Misdrijf omschreven in artikel 55 Wet Wapens en Munitie. De Wet Wapens en Munitie regelt de opsporing, vervolging en berechting van handelingen die te maken hebben met (verboden) wapenbezit en wapenhandel. Misdrijven overige wetten Alle misdrijven omschreven in wetten, niet zijnde het Wetboek van Strafrecht, de Wegenverkeerswet, de Opiumwet of in de Wet Wapens en Munitie.
Statistische Sociale Kaart
16