Taal en communicatie in zml VSO Bronnenboek
Speciaal Onderwijs
Taal en communicatie in zml VSO Bronnenboek
Speciaal Onderwijs
Eindredactie: Tjitse Bouwmeester Ellen Seiger Met medewerking van: Danielle Bakker Marieke Hazewinkel Bas Hesselink Wendy Kalfsvel Marielle Rottjers Danielle Wevers
Enschede, mei 2005 SO/3171.001/D/05-119
Verantwoording © 2005 Stichting leerplanontwikkeling (SLO), Enschede Alle rechten voorbehouden. Mits de bron wordt vermeld is het toegestaan om zonder voorafgaande toestemming van de uitgever deze uitgave geheel of gedeeltelijk te kopiëren dan wel op andere wijze te verveelvoudigen.
Eindredactie:
Tjitse Bouwmeester Ellen Seiger
In samenwerking met: Danielle Bakker Marieke Hazewinke Bas Hesselink Wendy Kalfsvel Marielle Rottjers Danielle Wevers
Besteladres SLO, Stichting Leerplanontwikkeling Afdeling Verkoop Postbus 2041, 7500 CA Enschede Telefoon (053) 4840 305 Internet: http://catalogus.slo.nl
Inhoud
Voorwoord
5
Inleiding
9
Leeswijzer
11
1.
Achtergronden
13
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Typering van het leergebied Taal en communicatie Kerndoelen Taal en Communicatie Tussendoelen Taal en Communicatie Leerlijnen De vormgeving van Taal en communicatie De middelen bij Taal en communicatie
13 13 14 29 30 33
2.
Onderwijsmateriaal voor VSO fase 1
37
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
Van tussendoelen naar praktijk De kerndoelen in onze onderwijspraktijk Taal en communicatie in leesniveaugroepen Via thematisch onderwijs naar (tussen)doel: Thema 'Mijn lijf' Taalonderwijs met de krant Lijst algemene middelen ICT lijst voor de VSO 1 fase
37 56 59 63 65 67 68
3.
Onderwijsmateriaal voor VSO fase 2
75
3.1 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Van tussendoelen naar praktijk De kerndoelen in onze onderwijspraktijk Het gebruik van een reguliere taalmethode in het VSO-ZML Via thematisch onderwijs naar (tussen)doelen : Thema 'Mijn Lijf' Taalonderwijs met de krant Lijst algemene middelen ICT lijst
75 89 90 94 96 98 99
Bijlage 1: Softwarematrix Kerndoelen Taal en Communicatie voor zml Bijlage 2: Uitgevers educatieve software Bijlage 3: Interessante links
101 109 111
Voorwoord
Taal en communicatie in zml VSO is één van de opbrengsten van het ontwikkelwerk voor zml dat SLO op verzoek van OCW verricht. Het ontwikkelwerk vond en vindt plaats in nauwe samenwerking met scholen voor zml en diverse deskundigen op dit gebied. Alle opbrengsten van het ontwikkelwerk voor zml hebben tot doel een impuls te geven aan de inhoudelijke kwaliteit van het onderwijs aan zml. Het betreft producten op het terrein van visieontwikkeling, doelen en inhouden en onderwijsleermiddelen. De producten kenmerken zich door vernieuwende onderwijsopvattingen en zijn zoveel mogelijk afgestemd op de ontwikkeling en ervaringswereld van zml-leerlingen. De verschillende typen producten worden hier kort toegelicht. Producten m.b.t. visieontwikkeling
'Ondersteuning: Een weg naar een nieuw perspectief' Een bundel van literatuurstudies op het gebied van: zorgverlenen, ervaringsordening, ontwikkelingsgericht onderwijs, narrativiteit, twee Russische onderwijsprogramma's, activerend onderwijs, coöperatief leren, leeromgevingen en leren leren, stramien voor een onderwijsleermiddel. Het geheel wil een theoretische verantwoording en onderbouwing zijn van vernieuwende onderwijsopvattingen. Het beargumenteert uitgangspunten en keuzen die bij de ontwikkeling van de onderwijsleermiddelen zijn gemaakt. De school kan deze studies mede gebruiken bij het overdenken en formuleren van de uitgangspunten en visie op het zml-onderwijs en/of bij het (her-)formuleren van de eigen visie en missie.
'Pedagogisch-didactische uitgangspunten' Deze publicatie geeft een beknopte beschrijving van de belangrijkste uitgangspunten die bij het ontwikkelen van onderwijsleermiddelen zml een rol spelen. Die uitgangspunten zijn: burgerschapsparadigma, ervaringsordening, ontwikkelingsgericht onderwijs, spelend leren, narrativiteit en coöperatief leren. Scholen kunnen deze publicatie gebruiken om de pedagogisch-didactische uitgangspunten van de eigen school nog eens kritisch te bezien.
'Leerstijlen' Deze publicatie omvat een uitgebreid literatuuronderzoek naar leerstijlen van zml. De publicatie kan richting geven aan het dagelijks handelen van professionals die met zeer moeilijk lerenden werken. Scholen kunnen deze publicatie mede gebruiken bij de uitwerking van hun visie op het leren van zeer moeilijk lerenden. Producten m.b.t. doelen en inhouden
Kerndoelen zml De `Kerndoelen zml` geven als onderdeel van de kerndoelen VSO een beschrijving van gewenste kwaliteiten van leerlingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden. Voor de zml-school geldt de eis dat 'zij tenminste deze kerndoelen bij haar onderwijsactiviteiten als aan het eind van het VSO te bereiken doelstellingen hanteert' (artikel 13 WEC). Kerndoelen kennen de volgende functies: • Ze vormen een gemeenschappelijk inhoudelijk kader van het zml-onderwijs. • Ze bieden mogelijkheden voor de verantwoording van het onderwijsaanbod naar overheid, inspectie, ouders en andere scholen.
⏐5
•
Via de kerndoelen kan het zml-onderwijs afgestemd worden op andere onderwijsvormen en soorten. • Kerndoelen bieden een kader voor de ontwikkeling van tussendoelen, leerlijnen en onderwijsleermiddelen. Kerndoelen zijn niet bedoeld voor direct gebruik in de onderwijspraktijk op groepsen/of individueel niveau. Daarvoor zijn nog inhoudelijke vertaalslagen nodig, bijvoorbeeld in tussendoelen.
'Tussendoelen' `Tussendoelen` zijn omschrijvingen van combinaties van leerinhouden en gewenst leergedrag, ze worden ook wel getypeerd als markeringspunten op weg naar de realisatie van kerndoelen. Tussendoelen zijn dus inhoudelijke uitwerkingen van kerndoelen en kennen de volgende functies: • Ze zijn een hulpmiddel voor leerkrachten en scholen bij het plannen, inventariseren, uitlijnen en verantwoorden van adequaat onderwijsaanbod voor zml-leerlingen. • Ze kunnen als basis en bron dienen voor het opstellen van adequate handelingsplannen voor groepen en individuele leerlingen. Ook tussendoelen kunnen niet direct gebruikt worden in de onderwijspraktijk. Tussendoelen laten zich vertalen naar leermiddelen en/of onderwijsactiviteiten. Tussendoelen hebben geen formele status. Ze zijn in nauwe samenwerking met het onderwijsveld ontwikkeld, maar scholen zijn vrij om hierin eigen keuzes te maken.
Ontwikkelingslijnen Deze ontwikkelingslijnen richten zich met name op de ontwikkeling van laagfunctionerende leerlingen. Voor de volgende gebieden zijn uitwerkingen gemaakt naar ontwikkelingslijnen, leerlingactiviteiten en docentactiviteiten: praktische redzaamheid, motorische ontwikkeling, sensomotorische ontwikkeling, sociaal/emotionele ontwikkeling en totaal communicatie. Deze publicaties bieden houvast voor het op individueel niveau plannen en realiseren van onderwijs aan laag functionerende leerlingen. Onderwijsleermiddelen
`Onderwijsleermiddelen zml` De `Onderwijsleermiddelen` bestaan uit een aantal producten, te weten: Themaboek (420 jaar), Verhalenboek (4-8 en 8-12 jaar), Activiteitenboek (4-8 en 8-12 jaar) en CD's. (liedjes CD's, een CD met activiteiten op de computer en een CD met beeldplaten). Deze producten kunnen in samenhang in de klas ingezet worden. Ze bevatten overzichten van onderwijsinhouden met daaraan gekoppelde concrete lesactiviteiten op het gebied van spel, beeldende vorming en muziek. Het is de vertaling van een breed onderwijsaanbod gericht op oriëntatie op mens en wereld met het accent op een thematische aanpak. Het beschikbare materiaal is geen lesmethode en zal dus in aanvulling op de andere onderwijsleermaterialen die binnen de school worden gebruikt, ingezet kunnen worden. Deze onderwijsleermiddelen zijn mogelijke uitwerkingen van tussendoelen in de onderwijspraktijk en geven ondersteuning aan het inrichten van het primaire proces in de zml-scholen. De onderwijsleermiddelen laten ruimte voor leerkrachten om deze aan de eigen specifieke situatie aan te passen. In aanvulling op een thematische aanpak zijn voor Taal en communicatie bronnenboeken ontwikkeld. Voorliggend bronnenboek voor SO en een voor VSO. Deze bevatten praktische uitwerkingen van de doelen en verwijzingen naar geschikte leermiddelen.
⏐6
Website zml Vrijwel alle genoemde producten worden ook digitaal gepubliceerd via de website van de SLO. www.slo.nl
⏐7
⏐8
Inleiding
Het materiaal in dit bronnenboek is samengesteld op basis van het idee dat binnen beschikbare onderwijsleermiddelen nog te weinig expliciete aandacht is en was voor het Taalonderwijs binnen het zml. In de praktijk van het zml is wel degelijk aandacht voor het taalonderwijs, zoals de aandacht voor het leren lezen en het leren schrijven en de aandacht voor het spreken, luisteren en gesprek als onderdelen van het mondelinge taalonderwijs. In de (concept) kerndoelen zml Taal en Communicatie en de tussendoelen hiervan, worden deze onderdelen expliciet onderscheiden. Binnen de themaboeken, de verhalenboeken en de activiteitenboeken is sprake van activiteiten die we rekenen tot Taalonderwijs en communicatie. Het krijgt vorm in de betekenis van: geïntegreerd taalonderwijs. Mondelinge taalvaardigheid zie je vorm krijgen in het verhalenboek. Binnen het themaboek vormen de sleutelbegrippen een specifieke leidraad voor de begripsontwikkeling en woordenschat, zonder dat ze expliciet geordend zijn onder taalactiviteiten. Binnen het activiteitenboek zijn de activiteiten geordend binnen de kaders van Spelontwikkeling, Beeldende Vorming en Muziek. Taal in de vorm van spreken, luisteren en gesprek komen daarbij als belangrijke activiteiten naar voren. Binnen alle hierboven genoemde materialen is veel geïntegreerd taalonderwijs te herkennen. In deze brochure is voor een andere ingang gekozen. We zijn uitgegaan van de (concept) kerndoelen zml van het leergebied Taal en communicatie en de daarop gebaseerde tussendoelen. Met leraren en ondersteuners uit de zml-praktijk die werken met leerlingen in de zml-schoolfase VSO1 (12 tot 16- jarigen) en VSO2 (16 tot 20 jaar) hebben we gekeken op welke wijze deze taaldoelen te herkennen zijn (zouden kunnen zijn) in de zml-onderwijspraktijk. Taaldoelen zijn veelal impliciet te herkennen binnen allerlei activiteiten en gebieden van het zml-onderwijs, omdat taal nu eenmaal een zeer belangrijke plaats heeft binnen de communicatie tussen mensen. Daarnaast zijn leraren in het zml-onderwijs ook wel expliciet bezig met taal- en communicatiedoelen. We hebben het dan niet alleen over de uren wanneer een logopedist activiteiten doet met een zml-onderwijsgroep of met individuele leerlingen maar over allerlei momenten waarbij een groepsleraar zich min of meer bewust bezig houdt met (de diverse aspecten) van de taalontwikkeling. Deze brochure speelt in op de bewuste aandacht voor taal en communicatiedoelen. Centraal in deze brochure staat de vragen: • 'Waar en hoe kan een leraar in het zml-onderwijs werken aan taal en communicatie'? en • 'Waar en hoe herken je in de zml-onderwijspraktijk de doelen van Taal en Communicatie en • Welke ideeën kunnen we leraren daarvoor aanreiken vanuit de praktijk?'
⏐9
Deze vraagstelling sluit aan bij een eerdere SLO uitgave voor het zml-onderwijs getiteld: Zo kan het in het zml. Deze brochure uit 20021 was gericht op alle leergebieden en de leergebiedoverstijgenden kerndoelen. De hier gepresenteerde uitgave is louter gericht op het onderwijs in het leergebied Taal en Communicatie en specifiek op de leeftijdsgroep VSO (12 tot 20 jaar). Deze brochure is samengesteld met leraren uit de zml-VSO praktijk op basis van de eerder genoemde vragen. Wij veronderstellen dat zml-collega's VSO (en SO) hier hun voordeel mee kunnen doen om de relatie te leggen tussen de doelen (kerndoelen/ tussendoelen) Taal en communicatie en de eigen onderwijspraktijk. Voor het SO is een vergelijkbare brochure samengesteld voor de leeftijdsgroep 4-12jarigen. Ook voor deze laatste uitgave zijn leraren werkzaam in het SO-zml betrokken bij inhoud en vormgeving.
1
Zo kan het in het zml, van doelen naar praktijk, SLO Enschede 2002
⏐ 10
Leeswijzer
Dit bronnenboek presenteert de inhoudelijke achtergronden van het leergebied Taal en Communicatie en voorziet deze met praktisch materiaal op diverse niveaus en vormen van uitwerking. In hoofdstuk 1 worden wat algemene achtergronden uitgewerkt van het zmlleergebied Taal en communicatie. Hoe kunnen we het leergebied als zodanig typeren en over welke doelen en inhouden hebben we het dan? We vermelden de kerndoelen bij dit leergebied en leggen een relatie met de bekende onderdelen die bij taal naar voren komen zoals mondelinge taalvaardigheid (spreken/ luisteren/ gesprek) en schriftelijke taalvaardigheid met de onderdelen lezen, schrijven en bevordering taalschat. In deze uitwerking leggen we ook een relatie met de door logopedisten gehanteerde taalindeling: functie-/ vorm en inhoud. In dit hoofdstuk verder een schematisch overzicht van de tussendoelen bij dit leergebied waarbij we uitgaan van 5 fasen waarop het onderwijs aan zml-leerlingen organisatorisch en inhoudelijk kan worden gestructureerd, te weten: • De voorschoolse fase • De fase SO onderbouw (so 1): De leeftijdsfase 4 tot 8 jaar. • De fase SO bovenbouw (so 2): De leeftijdsfase 8 tot 12 jaar. • De fase VSO onderbouw (vso 1): De leeftijdsfase 12 tot 16 jaar. • De fase VSO bovenbouw (vso 2): De leeftijdsfase 16 tot 20 jaar. Door de inhoud van deze fasen in perspectief te plaatsen kunnen we spreken van een geheel van leerlijnen waarbinnen het onderwijsaanbod van Taal en Communicatie zich (kan) ontwikkelen bij leerlingen. In dit hoofdstuk met achtergronden van het leergebied Taal en Communicatie geven we op hoofdlijnen weer op welke wijze zml-leerkrachten dit leergebied vorm kunnen geven en welke middelen daarbij bruikbaar zijn. Zo wordt aandacht besteed aan geïntegreerd (thematisch) taalonderwijs en aan cursorisch taalonderwijs, aan de didactische werkvormen die daarbij van belang zijn en de wijze waarop een zml-leraar dit onderwijs zou kunnen organiseren. In 2000 publiceerde SLO een overzicht van gebruikte middelen binnen het toenmalige zml-onderwijs. In de paragraaf over middelen proberen we een (beknopt) actueel overzicht te geven van middelen die in de praktijk gebruikt worden voor het leergebied Taal en Communicatie. In de hoofdstukken 2 en 3 wordt het gebruik van onderwijsleermiddelen voor Taal en Communicatie verder uitgewerkt voor. de VSO-fase (hoofdstuk2), de VSO-fase (hoofdstuk 3). De beschrijving in hoofdstuk 2 richt zich vooral op de taaldoelen die in deze VSO-fase centraal staan. De nadruk ligt op de doelen van de algemene communicatie (kerndoel 1), de doelen voor het mondelinge taalonderwijs (kerndoel 2 en 3) en de
⏐ 11
uitbreiding van de woordenschat (kerndoel 6). Daarbij hebben we rekening gehouden met de taaldoelen zoals die zijn uitgewerkt voor de KDC2-leerlingen3. Er is een matrix opgenomen met suggesties om de relevante tussendoelen van de voorschoolse fase te vertalen naar de praktijk (Van doelen naar praktijk!). Aan de andere kant weten we dat een leraar in een zml-groep meer werkt vanuit activiteiten (veelal in thema's geordend) waarbij diverse doelen op een geïntegreerde manier worden aangeboden, Vanuit diverse 'doorkijkjes' worden voorbeelden gegeven hoe een zml-leraar binnen een brede praktijk aandacht besteed aan de taaldoelen. (We noemen dit: Van praktijk naar doelen). Tenslotte wordt een lijst gegeven van middelen die praktijkmensen hanteerbaar vinden voor taalonderwijs in deze fase. Een collega van een zml-school heeft deze middelenlijst expliciet aangevuld met een lijst van te gebruiken ICT-middelen. Door reacties vanuit het zml-veld hopen we op aanvullingen en bijstellingen van deze lijsten. In hoofdstuk 3 een vergelijkbare opzet, maar omdat in deze fase alle kerndoelen aan de orde zijn is de uitwerking ook veel breder. Allereerst is een matrix opgenomen met praktijksuggesties bij ieder kern-en tussendoel. Voor leren lezen en schrijven (kerndoel 4 en 5) is een aparte uitwerking opgenomen. Binnen dit hoofdstuk hebben we verder een van de taallessen uit de brochure 'Zo kan het in het zml' opnieuw opgenomen (Clowntje Klank op bezoek). In een projectuitwerking 'Van akker tot bakker' is een lesvoorbeeld uitgewerkt hoe binnen een cluster 3 setting taaldoelen geïntegreerd aangeboden kunnen worden binnen een project/ thema. (Van praktijk naar doel) Voor leraren die 'het SLO-onderwijsleermateriaal' gebruiken zijn aanvullend taalactiviteiten binnen de thematische opzet van dit materiaal uitgewerkt. Als voorbeeld is gekozen voor het eerste thema 'Mijn lijf' met de diverse deelthema's voor 4 tot 8 jarigen. Bij ieder deelthema zijn voorbeeldmatig enkele taalactiviteiten uitgewerkt. Tenslotte is in dit hoofdstuk op basis van praktijkervaringen een lijst met 'taalmiddelen' opgenomen met een specifieke lijst van software (ICT-lijst). Tenslotte in een bijlage een handig overzicht van alle beschreven ICT-middelen.
2
De aanduiding KDC-leerlingen is niet meer correct. Bedoelde leerlingen met een diepe verstandelijke
beperking zitten immers in het zml. 3
Concept Curriculum taalontwikkeling op de site van Wec-raad, voorheen de wegbereiders.
⏐ 12
1.
Achtergronden
1.1
Typering van het leergebied Taal en communicatie
Het onderwijs in Taal en communicatie is erop gericht, dat leerlingen nu en later hun taalvaardigheden effectief kunnen en willen gebruiken in situaties waarin ze verkeren. Ze dienen zich in die situaties verstaanbaar en begrijpelijk te kunnen uitdrukken en ze moeten kunnen verstaan en begrijpen wat anderen willen meedelen. In deze zin is het onderwijs in Taal en communicatie vooral gericht op praktische en functionele communicatie en taalgebruik, waarbij het bevorderen van redzaamheid en zelfstandigheid centraal staat. De leerlingen leren op de voor hen meest geëigende manier(en) communiceren en leren zich bewegen in een omgeving waar verschillende manieren van communiceren voorkomen. Voor het leren communiceren wordt gebruik gemaakt van de meest geëigende vormen. Zoals gesproken en geschreven taal en beeldtaal waarbij gebruik gemaakt wordt van picto's, gebaren, lichaamstaal, communicatie met behulp van technologie of andere hulpmiddelen. Van belang is dat de leerlingen leren durven communiceren verbaal en non-verbaal en/ of zich op een andere manier durven uiten. En, dat ze leren gemotiveerd te zijn om aan diverse vormen van communicatie deel te nemen, en dat ze leren genieten van diverse communicatie -en taalmiddelen/ producten.
1.2
Kerndoelen Taal en Communicatie
Ten opzichte van de kerndoelen PO en SO zijn de kerndoelen Taal voor zml/MG breder door de toevoeging van communicatie. Het maakt het mogelijk om doelen op te nemen die niet specifiek taalgericht zijn maar die in zijn communicatiefunctie wel voorwaardelijk zijn voor het taalonderwijs. Het gaat dan om doelen die met name gericht zijn op laag-functionerende zml-leerlingen. Op deze wijze kunnen ook doelen voor KDC-kinderen ingebed worden binnen de leerlijnen van dit leergebied. De uitwerking hebben we bij de tussendoelen geordend onder de z.g. voorschoolse fase. Activiteiten vanuit deze fase kunnen in een gedifferentieerde groep ingebracht worden onder dit leergebied. Nadere uitwerking vanuit de KDC-doelgroep is nog zeer gewenst zoals we uit de praktijkontwikkelgroep vernamen. In de structuur van de kerndoelen zijn de kerndoelen 2 en 3 gericht op de mondelinge taalvaardigheid terwijl kerndoel 4 en 5 vallen onder de schriftelijke taalvaardigheid. Voor het onderdeel ontwikkeling taalschat is het zesde kerndoel opgenomen.
De Kerndoelen Taal en communicatie 1. 2. 3. 4. 5. 6.
De leerlingen leren communiceren met woorden, gebaren, picto's of met andere voor hen geëigende middelen. De leerlingen leren gesproken taal begrijpen en gebruiken. De leerlingen leren deelnemen aan gesprekken in verschillende communicatieve situaties. De leerlingen leren lezen voor dagelijkse toepassingen. De leerlingen leren gebruik maken van schriftelijke taalvormen. De leerlingen leren een zo ruim mogelijke woordenschat begrijpen en gebruiken.
⏐ 13
1.3
Tussendoelen Taal en Communicatie
Achtergronden tussendoelen Rekening houdend met de specifieke ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling richt de school haar onderwijsaanbod zodanig in, dat de leerling een ononderbroken ontwikkelingsproces kan doorlopen. De onderwijsbeperkingen van zml vragen van de school voortdurend inhoudelijke en didactische aanpassingen van het onderwijsleerproces. Voor het onderwijs aan zml is het van groot belang dat het leerstofaanbod samenhang en structuur vertoont. Dat geldt zowel voor het onderwijsaanbod tussen de verschillende fasen als voor het aanbod binnen en tussen leergebieden. Voor het bereiken van de (nog vast te stellen) kerndoelen ordent de school haar leerstofaanbod aan de hand van leerlijnen. Bij de totstandkoming van de leerlijnen kan de school gebruik maken van tussendoelen. Tussendoelen geven in concretere bewoordingen de markeringspunten weer op weg naar de algemener geformuleerde kerndoelen. Aan de hand van de tussendoelen komt de school tot haar leerlijnen. Overeenstemming binnen het team over de leerlijnen brengt het nemen van samenhangende beslissingen over het leerstofaanbod en de inrichting van de onderwijsactiviteiten een stap dichter bij. In het onderwijsaanbod van de school onderscheiden we de volgende fasen: voorschoolse fase
onderbouw so zml SO1
bovenbouw so zml SO 2
onderbouw vso bovenbouw vso zml VSO1 zml VSO 2
Wanneer een kind naar school gaat zal er voor 'het-meer-schoolse-leren' een bepaalde emotionele rijpheid moeten zijn. Daarnaast zal er voor 'het-leren' sprake moeten zijn van een bepaalde begripsontwikkeling. Veel kinderen zullen zich die vaardigheden eigen maken vóórdat zij naar school gaan. Voor veel zml is dat niet het geval. Dat geldt zeker als er sprake is van een verbrede instroom. Daarom is een voorschoolse fase opgenomen. Dit wil niet zeggen dat het gaat om zaken die de zml voor het-naarde-school-gaan al beheersen. Integendeel, het is de 1ste fase van het onderwijs aan zml. En bij een verbrede instroom zal dat voor menige leerling het onderwijsaanbod vormen gedurende zijn verblijf in het onderwijs. Voor de zes kerndoelen Taal en Communicatie treft u op de volgende pagina's een set 'tussendoelen'4. Deze tussendoelen zijn te gebruiken voor het plannen van het onderwijsaanbod op school-, groeps-en individueel niveau. Met name voor het maken van groepsplannen en individuele handelingsplannen zijn de tussendoelen een leidraad voor de planning. Met de tussendoelen kan b.v. een verdere specificatie worden gegeven aan de individuele handelingsplanning.
4
Mede op basis van de ervaringen vanuit de ontwikkelgroep van deze brochure, maar ook vanuit
afstemming met andere ontwikkeltrajecten voor het zml-onderwijs, lijkt een nadere aanvulling/ bijstelling van deze tussendoelen nog wenselijk. Met name de vulling en de positie van de voorschoolse fase vertoont nog een nadere afbakening alsmede die onderdelen binnen de fasering die tot nu toe nog geen vulling hebben zoals bijvoorbeelden de tussendoelen 2.5 en 6.2.
⏐ 14
De Tussendoelen Leergebied: Taal en communicatie Kerndoel: 1.
De leerlingen leren communiceren met woorden, gebaren, picto's of met andere voor hen geëigende middelen Tussendoelen:
voorschoolse fase
onderbouw so zml
bovenbouw so zml
onderbouw vso zml
bovenbouw vso zml
1.1. Ze leren initiatief nemen tot en op begrijpelijke manier reageren op taal en/of andere communicatievormen (spraak-en taalontwikkeling) Spreken verstaanbaar in enkelvoudige zinnen, uitgezonderd moeilijke medeklinkerverbanden
Spreken verstaanbaar in uitgebreide enkelvoudige zinnen, uitgezonderd moeilijke medeklinkerverbanden
Spreken in lange enkelvoudige zinnen met 5 of meer zinsdelen of samengestelde zinnen met een voldoende structuur
Juist uitspreken van alle klanken en medeklinkerverbindingen en woorden
Herkennen en imiteren van (stem) Praten in zichzelf ter begeleiding geluiden, lichaamstaal o.a. mimiek van hun spel
Gebruiken eenvoudige meervoudsvormen, verkleinwoorden en werkwoordsvormen op de juiste wijze
Imiteren en gebruiken van diverse Beginnen werkwoorden te vervoegen in tegenwoordige tijd mondbewegingen
Beginnen werkwoorden te vervoegen in verleden tijd
Spreken bijna altijd goed verstaanbaar in meestal goed lopende zinnen de gebruikte morfologie, zinsbouw en woordgebruik zijn juist, uitgezonderd sommige werkwoordsvormen
Aandacht richten op de omgeving Spreken eenvoudige woorden en zinnen duidelijk verstaanbaar uit, (personen, voorwerpen, geluiden in zinnen met 3 of meer kleine en klanken, situaties) zinsdelen (3-6 woorden) Reageren op de omgeving Beginnen met het gebruik maken (personen, voorwerpen, geluiden van ‘ik’ en klanken, situaties)
Opbouwen van zinnen
Gebruiken van de verleden tijd en toekomstige tijd 1.2. Ze leren associaties leggen tussen voorwerp, verwijzer, picto of gebaar en de betekenis ervan en deze zelf actief gebruiken Begrijpen en imiteren van communicatie op basis van verschillende communicatiesystemen o.a. in de vorm van eenvoudige signaalvoorwerpen, plaatjes, gebaren, geluiden, klanken e.d.
⏐ 15
Herkennen vaak voorkomende, eenvoudige beeldtaal: pictogrammen, signaalwoorden Herkennen van gebarentaal
Begrijpen en hanteren van veel voorkomende tekens, afbeeldingen, picto's, en gebaren
--
--
Leergebied: Taal en communicatie Kerndoel: 1.
De leerlingen leren communiceren met woorden, gebaren, picto's of met andere voor hen geëigende middelen
Imiteren en gebruiken van verschillende communicatiesystemen in de vorm van eenvoudige signaalvoorwerpen, plaatjes, gebaren, geluiden e.d. om allerlei behoeften mee te delen 1.3. Ze leren de eigen (thuis)taal, streektaal en dialect spreken als aanknopingspunt voor het leren van de Nederlandse taal. --
⏐ 16
Accepteren verschillende manieren van taalgebruik in hun omgeving: dialecten, (buitenlandse) accenten, beginnende taalleerders, voorgelezen en gesproken taal, volwassenentaal
Herkennen dat er in de groep/klas verschillende thuistalen worden gesproken Accepteren de verschillen in taalgebruik die zich in diverse situaties in en buiten de klas voordoen (thuistaal/ streektaal/ dialect) en kunnen met hulp redenen noemen voor die verschillen
Herkennen de volgende woorden: moedertaal, dialect Herkennen verschillende talen en taalvarianten: moedertaal, dialect, informeel en formeel taalgebruik, specifieke taal voor een bepaalde groep mensen (vaktaal, reclametaal, kindertaal)
Hanteren enkele kenmerken van (thuis)talen, streektalen, dialecten (bijv. klank, schrifttekens) Hanteren de betekenis van de volgende woorden en kunnen die zinvol gebruiken in gesprekken over taal en taalgebruik: moedertaal, dialect Aanvaarden dat taalvariaties gelijkwaardig zijn aan het Standaardnederlands
Leergebied: Taal en communicatie Kerndoel: 2.
De leerlingen leren gesproken taal begrijpen en gebruiken Tussendoelen:
voorschoolse fase
onderbouw so zml
bovenbouw so zml
onderbouw vso zml
bovenbouw vso zml
2.1. Ze leren een opmerking, een mededeling of een verhaal begrijpen en gebruiken en leren een verhaal vertellen en informatie geven Herkennen, imiteren en begrijpen van eenvoudige, dagelijks terugkerende woorden en zinnen Luisteren naar, en imiteren van een opmerking, een mededeling, een opdracht, een versje, een liedje, een kort verhaaltje Adequaat reageren op een opmerking of een mededeling Imiteren en hanteren van één woordzinnen in een communicatieve situatie
Begrijpen van eenduidige en korte Begrijpen samengestelde opdrachten (c.q. uitvoeren) opdrachten (c.q. uitvoeren) (Na)vertellen of naspelen van een Begrijpen van opdrachten met meervoudige begrippen verhaal zonder hulp van kunnen doe-opdrachten uitvoeren illustraties Herkennen, reageren op en begrijpen van eenvoudige verhalen
Volgen alledaagse mondelinge instructies op zoals bij hulp van huishoudelijke aard, regels voor een eenvoudig spel, uitvoeren van Vertellen over eigen ervaringen en schooltaken gebeurtenissen uit het dagelijks begrijpen samengestelde zinnen leven Toepassen van eenvoudige Voordragen van versjes en een verbanden t..a.v. middel-doel, verhaal (na)vertellen a.d.h.v. vergelijking, oorzaak-gevolg, plaatjes tijdsaanduiding toe
Begrijpen van opdrachten met meer abstracte begrippen zoals koud, warm, honger, veel-meermeest, groot-groter-grootst Uitvoeren van alledaagse mondelinge (groeps)instructies Begrijpen van complexe verbanden t.a.v. middel-doel, vergelijking, oorzaakgevolg, tijdsaanduiding Elkaar informeren over eigen ervaringen en belevenissen door met elkaar te praten
Opvolgen van mondelinge instructie Luisteren naar en reageren op verhalen met daarin meer complexe verbanden t.a.v. middeldoel, vergelijking, oorzaakgevolg, tijdsaanduiding Vertellen van een consistent verhaal met duidelijke oorzakelijke verbanden Houden van een korte (voorbereide) voordracht voor een groep/klas
Vertellen van verhalen met een samenhangende reeks van Voordragen van versjes, gedichtjes gebeurtenissen in (redelijke) en rijmpjes volgorde van tijd
2.2. Ze leren aangeven dat ze iets wel/niet begrijpen en gebruiken --
⏐ 17
Aangeven (non)verbaal of ze iets al dan niet begrijpen
Zich redden in gesprekssituaties met ongelijkwaardige interactiepartners
Zich durven uiten in gesprekssituaties met ongelijkwaardige interactiepartners en relatieve onbekenden
Zich durven uiten op een adequate wijze in gesprekssituaties met ongelijkwaardige interactiepartners en relatieve
Leergebied: Taal en communicatie Kerndoel: 2.
De leerlingen leren gesproken taal begrijpen en gebruiken Stellen van wie-, wat-, waarvragen
Vragenstellen in de vorm van waarom-en hoe-vragen
Ervaring opdoen met (functionele en gesimuleerde) communicatieve functies bij openbare instanties die van belang zijn bij sociale redzaamheid Vragenstellen in de vorm van waarvoor-en welke-vragen
2.3. --
onbekenden Vervullen (met hulp) van communicatieve functies bij openbare instanties die van belang zijn bij sociale redzaamheid
Ze leren genieten van verhalende en andere gesproken teksten Vertrouwd raken met boeken
--
Samen lekker lezen (situaties waarin geborgenheid en beleven voorop staan)
Met hulp begrijpen en met plezier -(mee)lezen (of ernaar luisteren) van verhalende, expressieve en poëtische teksten
Met plezier luisteren naar voor hun niveau bedoelde, vertelde en voorgelezen verhalen en vertelde gebeurtenissen 2.4. --
⏐ 18
Ze leren verschillen tussen tekstsoorten en taalgebruik begrijpen en gebruiken Begrijpen van, voor hun niveau bedoelde, vertelde en voorgelezen verhalen en vertelde gebeurtenissen
Praten over boeken (situaties waarin het gezamenlijk (m.b.v. gerichte vragen of visuele ondersteuning) analyseren van de inhoud van een tekst centraal staat
Ervaring opdoen met het (a.d.h.v. vragen) vertellen van de belangrijkste inhoud in eigen woorden (bij voor hun niveau bedoelde verhalende, expressieve en informatieve teksten)
Beantwoorden met hulp van (mondeling) vragen over verhalende en andere teksten
Weergeven van of hun mening over (passages uit) de tekst geven
Herkennen van verschillende luisterdoelen: genietend luisteren, kritisch luisteren, informatief luisteren Reflecteren op versch. functies van een taaluiting: amuseren, informeren, overtuigen
Leergebied: Taal en communicatie Kerndoel: 2.
De leerlingen leren gesproken taal begrijpen en gebruiken Correct weergeven van een eenvoudig verhaal
Weergeven van-, of hun mening geven over (al of niet met hulp) de belangrijkste inhoud van Vertellen in de juiste tijdsvolgorde teksten (verhalende, expressieve en in een logische volgorde van en informatieve teksten op een verhaal niveau) of over (passages uit) de tekst Ontwikkelen van inzicht in de opbouw van een verhaal, bv. onderscheid. situatieschets (hoofdpersoon, plaats en tijd van handeling) en episode (probleem en oplossing ervan) 2.5
Ze leren woordsoorten, zinsdelen en zinnen begrijpen en gebruiken
--
--
--
--
--
bovenbouw so zml
onderbouw vso zml
bovenbouw vso zml
Zich bij een gesprek voldoende aan de regels houden: (oog)contact, luisterhouding, beurtgedrag, bij het onderwerp blijven en het woord nemen
Meewerken aan een ordelijk verloop van beurtwisseling in een gesprekssituatie
Gebruik maken van taalkundig correcte uitingen in het Standaardnederlands, in situaties waarin de aandacht ligt bij de inhoud van de
Leergebied: Taal en communicatie Kerndoel: 3.
De leerlingen leren deelnemen aan gesprekken in verschillende communicatieve situaties Tussendoelen:
voorschoolse fase
onderbouw so zml
3.1. Ze leren gespreksregels hanteren --
Oog hebben voor lichaamstaal en gebarentaal in gesprekssituaties Zich bij een gesprek voldoende houden aan de regels:
⏐ 19
Deelnemen aan formele
Leergebied: Taal en communicatie Kerndoel: 3.
De leerlingen leren deelnemen aan gesprekken in verschillende communicatieve situaties (oog)contact, luisterhouding, beurtgedrag
Met hulp verbeteren van de uitingen op een wijze die recht doet aan de vormeisen van spreektaal in het standaard Nederlands
gesprekken: het woord nemen, bij het onderwerp blijven, zich tot elkaar richten, op elkaar aansluiten, elkaar niet in de rede vallen
communicatie
Aanpassen van taalgebruik bij rol/situatie van het moment
Voeren van een voldoende verstaanbaar en begrijpelijk gesprek
Produceren van direct begrijpelijke uitingen in spontane communicatieve situaties
Voeren van een redelijk verstaanbaar en begrijpelijk gesprek 3.2. Ze leren om aan te geven wanneer ze iets willen meedelen --
--
--
Zich durven uiten in gesprekssituaties met ongelijkwaardige interactiepartners en relatieve onbekenden
Zich durven uiten (op een adequate wijze) in gesprekssituaties met ongelijkwaardige interactiepartners en relatieve onbekenden
Ervaringen opdoen met (functionele en gesimuleerde) communicatieve functies bij openbare instanties die van belang zijn bij sociale redzaamheid zoals bij telefoongesprekken 3.3. Ze leren vragen stellen om verduidelijking en informatie te verkrijgen --
Non verbaal vragen stellen m.b.v. attributen (gebaren, illustraties, voorwerpen) Weten aan wie en hoe (picto’s, gebaren) je vragen kunt stellen
⏐ 20
Weten wanneer en waarover vragen gesteld kunnen worden
Beleefd verzoeken om informatie/hulp
Stellen van begrijpelijk vragen (in Onderscheiden van waarom en de context van leerstofwaarmee vragen - Stellen van eenvoudige vragen overdracht)
Onderscheid maken tussen informatieve en verduidelijkingvragen Vragen stellen via e-mail, telefoon e.d.
Leergebied: Taal en communicatie Kerndoel: 3.
De leerlingen leren deelnemen aan gesprekken in verschillende communicatieve situaties Onderscheiden van wie, wat, waar vragen -
Om uitleg vragen Vragen naar de gevoelens van een ander
3.4. Ze leren verslag uitbrengen en uitleg, informatie en aanwijzingen geven --
Vragen stellen a.d.h.v. attributen, beelden e.d. Vertellen over een ervaring, gebeurtenis Geven van een uitleg, verhaal a.d.h.v. concrete voorbeelden Waarnemend beschrijven van een voorwerp
Ervaring opdoen met het geven van gespreksbijdragen in de klas of een groepje, Begrijpen (al of niet met hulp) van programma’s verspreid met massamedia (gericht op hun eigen niveau) en in eigen woorden vertellen wat hen boeide - Verwoorden van eigen ervaringen en belevenissen verwoorden - Voorstellen om iets te ondernemen
Geven van gespreksbijdragen (al of niet met hulp) in de klas of een groepje op verstaanbare en begrijpelijke wijze,
Desgevraagd geven van gespreksbijdragen in de klas of een groepje op verstaanbare en begrijpelijke wijze
Begrijpen (al of niet met hulp) van Op begrijpelijke wijze de inhoud radio-en tv-programma’s (gericht weergeven van radio-en tvprogramma’s op hun eigen niveau) en deze in eigen woorden weergeven Kritisch beschouwen (al of niet met hulp) van eigen verhalen en Elkaar informeren over eigen bijstellen als dat nodig is ervaringen en belevenissen door met elkaar te praten
3.5. Ze leren beschikken over een woordenschat die hen in staat stelt dagelijkse situaties te begrijpen en deel te nemen aan de communicatie --
Aanduiden en benoemen van Uitvoeren van alledaagse dagelijkse dingen uit de omgeving communicatieve functies
Hanteren van aanspreekvormen voor bekenden en onbekenden
(Non)verbaal aangeven wat leerlingen willen, wat hun behoefte is
Actief participeren in alle vormen van communicatie die van belang zijn voor het leren op school
Uitvoeren in gesprekssituaties van diverse schoolse taken
Uitvoeren van enkele schoolse taken in gesprekssituaties
Deelnemen met begeleiding aan processen van besluitvorming
Aangaan van een gesprek op eenvoudig niveau
Voeren van een vlot gesprek met wederzijdse inbreng met nonverbaal communicatief gedrag
Contact zoeken d.m.v. taal (Non)verbaal aangeven wat leerlingen hebben ervaren
⏐ 21
Ervaring opdoen met het bespreken van eenvoudige problemen in paren of groepen
Leergebied: Taal en communicatie Kerndoel: 3.
De leerlingen leren deelnemen aan gesprekken in verschillende communicatieve situaties
3.6. Ze leren hun taalgebruik ondersteunen door lichaamshouding, gebaren, oogcontact, mimiek, intonatie en beweging --
Ervaringen opdoen met gebaren en gezichtsuitdrukkingen
Hanteren van non-verbale instrumenten om te communiceren met de ‘buitenwereld’
Aannemen van passende lichaamshouding
Nadrukken op taal leggen door bepaalde intonatie, oogcontact, mimiek en beweging Begrijpen en gebruiken van gebaren die bij een bepaalde uitdrukking horen
Aangeven van gemoedstoestand d.m.v. verbale en non-verbale signalen 3.7. Ze leren de lichaamstaal van anderen begrijpen --
Begrijpen van eenvoudige lichaamstaal zoals boos, vriendelijk, vrolijk, verdrietig
Herkennen aan de lichaamstaal van de ander in welke gemoedsgesteldheid deze zich bevindt
--
--
Actief participeren in gesprekken n.a.v. op hen gerichte verhalen over: de volgorde van gebeurtenissen, de motieven van personen, waardering en de moraal die in het verhaal naar voren komen, voorspellingen van wat verder in het verhaal zal gebeuren, oorzaak-gevolg relaties Op adequate wijze aannemen en doorgeven van een eenvoudige telefonische boodschap zodanig dat de essentie ervan behouden blijft
Weergeven (al of niet met hulp) in eigen woorden n.a.v. op hen gerichte verhalen en vertelde gebeurtenissen
3.8. Ze leren een gesprek of een gedeelte daarvan herhalen en samenvatten in eigen woorden --
Doorgeven van een communicatieve boodschap (van de leerkracht) Vertellen van een eenvoudig verhaal d.m.v. vragen of het doen van een mededeling
⏐ 22
Ervaringen opdoen met -n.a.v. op hen gerichte verhalen-gesprekken over: de volgorde van gebeurtenissen, de motieven van personen, waardering en de moraal die in het verhaal naar voren komen, voorspellingen van wat verder in het verhaal zal gebeuren, oorzaakgevolg relaties Aannemen van de telefoon en direct een korte mededeling doorgeven aan de juiste persoon of een eenvoudige vraag beantwoorden
Op adequate wijze aannemen en doorgeven van een eenvoudige telefonische boodschap zodanig dat die moeiteloos kan worden begrepen Samenvatten van een gesprek zodanig dat de essentie ervan duidelijk is
Leergebied Taal en communicatie Kerndoel: 4.
De leerlingen leren lezen voor dagelijkse toepassingen Tussendoelen:
voorschoolse fase
onderbouw so zml
bovenbouw so zml
onderbouw vso zml
bovenbouw vso zml
Begrijpen van opdrachten met abstracte begrippen zoals koud, warm, honger, veel-meer-meest, groot-groter-grootst
Opvolgen van meer complexe (voor)gelezen groepsinstructies
4.1 Ze leren een opmerking, een mededeling en verhaal (voorlezend en/of lezend) begrijpen en gebruiken --
Begrijpen van heldere en korte opdrachten (c.q. uitvoeren)
Begrijpen van samengestelde opdrachten (c.q. uitvoeren)
Begrijpen van opdrachten met meervoudige begrippen
Opvolgen van alledaagse mondelinge instructies
Uitvoeren van doe-opdrachten
Begrijpen van samengestelde zinnen
Begrijpen van eenvoudige taaluitingen van volwassenen en medeleerlingen
Met hulp opvolgen en op een Adequaat reageren op eenvoudige bevredigende wijze uitvoeren van (voor)gelezen groepsinstructies denkvragen en verbanden
Adequaat reageren op eenvoudige Toepassen van eenvoudige verbanden t.a.v. middel-doel, denkvragen (bijv. n.a.v. prentenvergelijking, oorzaak-gevolg, boek-en eenvoudige verhalen) tijdsaanduiding
Correct uitvoeren van alledaagse mondelinge instructies
Toepassen van complexe verbanden t.a.v. middel-doel, vergelijking, oorzaakgevolg, tijdsaanduiding
Toepassen van complexe verbanden t.a.v. middel-doel, vergelijking, oorzaakgevolg, tijdsaanduiding
4.2 Ze leren de betekenis van symbolen en van geschreven tekst begrijpen en gebruiken (aanvankelijk lezen en beschouwend lezen) Hanteren van visuele discriminatie Auditief onderscheiden van klanken in een reeks, klanken in een woord Gebruiken van de principes van auditieve discriminatie en analyse Omzetten van letters in klanken en klanken in letters Lezen van picto's in een beeldverhaal Samenvoegen van klanken tot een Benoemen van enkele letters woord
⏐ 23
Aanduiden van letters, woorden, klanken en woorden in een tekst Verklanken van alle in teksten voorkomende, bekende woorden zonder hardop te spellen Aanduiden (al of niet met hulp) van de structuur van eenvoudig
Voorlezen van eenvoudige verhalen op zodanige wijze dat luisteraars in staat zijn de verhalen te volgen Lezen van eenvoudige krantenartikelen, boeken (niveau B bibliotheek)
Leergebied Taal en communicatie Kerndoel: 4.
De leerlingen leren lezen voor dagelijkse toepassingen Spellend lezen Begrijpend lezen van eenvoudige zinnetjes Hardop lezen (met hulp) van zinnen uit een tekst op zodanige wijze dat structuur en de betekenis van de zinnen adequaat weergegeven worden
samengestelde zinnen aanduiden (bijv. ‘de jongen, die daar loopt, ken ik’)
Met hulp plannen, sturen, controleren en evalueren van eigen leesgedrag
Lezen van onbekende woorden door foneem-grafeemkoppeling Ontsleutelen van teksten met gering aantal onbekende woorden (decoderen) en hardop lezen
4.3: Ze leren lezend genieten van verhalende en andere teksten --
Raken vertrouwd met boeken
Genieten van het lezen van eenvoudige boekjes en het elkaar Gaan samen lekker lezen (situaties voorlezen waarin geborgenheid en beleven voorop staan) Samen ervaren van (voor) leessituaties waarbij de eigen taal een gedrukte taal wordt die voor iedereen toegankelijk is: eigen ervaringen verwoorden, elkaar voorlezen Ontwikkelen van inzicht in het feit dat verhalen een opbouw hebben
⏐ 24
Stillezen van teksten/ verhalen Lezend begrijpen en met plezier (mee)lezen (of ernaar luisteren) (al of niet met hulp) van verhalende, expressieve en poëtische teksten Voorspellen van de inhoud van een boek aan de hand van de omslag van een boek
Herkennen van verschillende leesdoelen: genietend lezen, kritisch lezen, informatief lezen
Leergebied: Taal en communicatie Kerndoel: 5.
De leerlingen leren gebruik maken van schriftelijke taalvormen Tussendoelen:
voorschoolse fase
onderbouw so zml
bovenbouw so zml
onderbouw vso zml
bovenbouw vso zml
Weten wat er met de volgende woorden bedoeld wordt: bladzijde, zin, hoofdletter
Gebruiken (met hulp) de functies van de volgende leestekens: punt, komma, vraagteken
Ervaringen opdoen met punt en vraagteken
Onderscheiden van paragrafen (bladzijden) in een tekst
Gebruiken de functies en noemen van de namen van de volgende leestekens: punt, komma, dubbele punt, uitroepteken, vraagteken, lettertype, puntjes
5.1 Ze leren leestekens herkennen en begrijpen --
--
Weten wat er bedoeld wordt met bladzijde, zin, hoofdletter, titel en regel 5.2 Ze leren tekstsoorten en taalgebruik herkennen en begrijpen --
Ervaringen opdoen met versjes, verhalen en liedjes Ervaring opdoen met het feit dat illustraties en tekst samen een verhaal weergeven
Herkennen van het verschil tussen Benoemen van diverse soorten teksten: zoals verhaal, gedicht, een versje, een verhaal en een toneelstuk, voordracht liedje Weergeven dat illustraties en tekst samen een verhaal vormen
Herkennen (met hulp) van diverse kenmerken van verhalende, informatieve en poëtische teksten die (voor)gelezen of beluisterd zijn
Herkennen (met hulp) van enkele kenmerken van verhalende, informatieve en poëtische teksten die (voor)gelezen of beluisterd Herkennen van het effect van zijn context en situatie op tekstsoorten
⏐ 25
Noemen van kenmerken van (voor)gelezen verhalende, informatieve, poëtische en expressieve teksten Reflecteren op verschillende functies van een taaluiting (amuseren, informeren, overtuigen) Gebruik maken van taal-denkrelaties (middel-doel, oorzaakgevolg, voegwoorden: want, omdat, toch, waarom)
Leergebied: Taal en communicatie Kerndoel: 5.
De leerlingen leren gebruik maken van schriftelijke taalvormen
5.3 Ze leren woordsoorten, zinsdelen en zinnen (voor)lezend herkennen en begrijpen --
Gebruiken meervoudsvormen eindigend op –en en –s
Hanteren in samengestelde zinnen Gebruiken van de onregelmatige vormen van de trappen van de woorden ‘en’, ‘als’, ‘maar’, vergelijking ‘want’, ‘omdat’
Adequaat gebruik maken van: verkleinwoorden, vormen van uitgebreide enkelvoudige zinnen, vormen van ontkennende zinnen, vormen van eenvoudige vragen door werkwoord en persoonsvorm om te draaien
Vraagzinnen vormen met gebruik van vraagwoorden
Ervaring opdoen met het werken en schrijven van links naar rechts
Goed vasthouden van pen/ potlood
Ontwikkelen van een handschrift
Vasthouden van pen/potlood
Ontwikkelen van een handschrift
Schrijven van eigen naam, lettervormen
Leesbaar schrijven van alle letters van het alfabet
Omgaan met het gebruik van voorzetsels Omgaan met begrippen als in, op, onder, naast, boven gebruiken twee-, soms driewoordzinnen
Gebruiken van de regelmatige vormen van de trappen van vergelijking
Herkennen van verschillende soorten zinnen (mededelend, vragend) Vraagzinnen vormen m.b.v. moeilijke vraagwoorden
Gebruiken van meervoudsvormen waarbij vormveranderingen optreden
5.4 Ze leren toepassingen van beginnende geletterdheid en schrijven
Letters schrijven in koordschrift
Onderscheid maken tussen `lezen' en 'schrijven'
Letters en cijfers schrijven in blokschrift, groot formaat
Letters in koordschrift verbinden tot een woord Schrijven van zinnen schrijven (vloeiend schrijven, Schrijven van hoofdletters
Schrijven van goed leesbare zinnen op regelpapier
⏐ 26
Ontwikkelen van een eigen handschrift
Leergebied: Taal en communicatie Kerndoel: 5.
De leerlingen leren gebruik maken van schriftelijke taalvormen
5.5 Ze leren woorden correct spellen Correct spellen van letters Spellen van 2 en drieletterwoorden,
Correct spellen van eenlettergrepige woorden (4 en 5 letterwoorden) Spellen van eenvoudige zinnen
Correct spellen van: combinaties van drie of meer klinkers correct spellen (ooi, oei) medeklinkercombinaties (spr, rst) spellen kop-en staartstukken
Correct spellen van moeilijke uitgangen, letters, meervouden, verkleinwoorden en zinsgrenzen Vinden van problemen / fouten in eigen en andermans teksten Verbeteren van teksten inhoudelijk en cosmetisch
5.6 Ze leren zinnen schrijven (stelvaardigheid) --
--
Iets schrijvend meedelen bij eigen tekeningen
Schrijven met hulp van zelfbedachte korte zinnen in begrijpelijke taalvorm
Schrijven van zelfbedachte korte zinnen in goede taalvorm (grammaticaal en spellingmatig)
Zoeken van woorden en zinnen bij Geven van schriftelijke Schrijven (met hulp) met plaatjes zoeken antwoorden op gestelde vragen in schrijfgerei/tekstverwerker van de les of in een boekje korte zelfbedachte teksten) Schrijven van woorden of korte zinnen (grammaticaal matig) bij een tekening of plaatje met schrijfgerei of tekstverwerker Ervaring opdoen met het omzetten van gesproken taal in grammaticaal correct geschreven taal
⏐ 27
Leergebied: Taal en communicatie Kerndoel: 6.
De leerlingen leren een zo ruim mogelijke woordenschat begrijpen en gebruiken Tussendoelen:
voorschoolse fase
onderbouw so zml
bovenbouw so zml
onderbouw vso zml
bovenbouw vso zml
6.1. Ze leren een woordenschat begrijpen en gebruiken voor deelname aan communicatie in dagelijkse situaties Begrijpen van dagelijks terugkerende woorden en zinnen Relaties leggen tussen woorden en objecten, afbeeldingen, gebaren en handelingen/gedrag Imiteren en adequaat gebruiken van dagelijks terugkerende woorden
Gebruiken van temporele en oorzakelijke verbanden en tegenstellingen Herkennen van de belangrijkste vormen, kleuren, grootte Beschikken over een voldoende passieve en kleine actieve woordenschat om volwaardig in het onderwijs te participeren Omschrijven a.d.h.v. voorwerpen en met hulp van concrete woorden
6.2.
Ze leren beschouwend gebruik maken van een woordenschat
--
--
⏐ 28
Afleiden (met hulp) van de woordbetekenissen door gebruik te maken van contextinformatie of woordvorm
Omschrijven met hulp in eigen woorden wat de betekenis is van alledaagse woorden die een hun bekend begrip aanduiden
Aangeven van de betekenis van bekende woorden m.b.v. synoniemen, toelichting op context, uitbeelden, enz.
Aangeven van eenvoudig samengestelde woorden (bijv. stoomboot) uit welke woorden ze bestaan
Ervaringen opdoen met het kiezen Kiezen van de woordbetekenis uit een woordenboek die in een van de woordbetekenis uit een woordenboek die in een gegeven gegeven context geëigend is context geëigend is Hanteren van de betekenis van de Ervaringen opdoen (met hulp) met volgende woorden en die zinvol de termen: betekenis, woorddeel, kunnen gebruiken in gesprekken over taal en taalgebruik: gebruiken synoniemen betekenis, woorddeel, woord, uitdrukking, spreekwoord
‘Lezen’ en begrijpen van aantal veel voorkomende standaardwoorden
--
--
--
1.4
Leerlijnen
De situaties waarin het begrip 'leerlijn' gebruikt wordt, zijn niet eenduidig. Men kan dit begrip namelijk zowel vanuit het onderwijs als vanuit de kinderen bekijken. ‘Vanuit het onderwijs’ wil zeggen vanuit het onderwijs dat scholen aan kinderen bieden. Het aanbod van scholen dus. De term 'onderwijslijn' i.p.v. leerlijn wordt in dit verband ook wel gebruikt. Het gaat om 'de lijn in het onderwijsaanbod' die de school /de leraar beoogt om het leren van leerlingen mogelijk te maken. Het gaat uit van het onderscheid tussen het onderwijzen van de leraar en het leren van de leerling. De term onderwijslijn wordt dan gehanteerd vanuit de optiek van de 'aanbiedende' leraar en de term 'leerlijn' voor de lerende leerling. In de praktijk van de discussie over leerlijnen worden beide betekenissen onder het begrip leerlijn verstaan. Temeer daar de tussendoelen geformuleerd zijn vanuit de lerende leerling: de leerlingen leren ….. Kortom, vanuit deze optiek kan het onderwijsaanbod ook beschreven worden in 'leerlijnen'. Die leerlijnen worden door scholen vertaald in onderwijsactiviteiten. We kunnen de vraag stellen welke activiteiten daadwerkelijk tot het leren van de leerlingen leiden. Ofwel, hoeveel van hetgeen de school biedt, wordt door de kinderen daadwerkelijk opgepikt. Het zal duidelijk zijn dat leraren hier wel enige, maar zeker niet alle greep op hebben. Het hangt immers van het individuele kind af of het zaken die hem worden aangeboden ook leert. Het kind is al of niet in staat van het onderwijsaanbod te profiteren. Natuurlijk is het de bedoeling beide zaken zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen: het onderwijs biedt de kinderen iets waarvan mag worden verwacht dat er effecten van zijn te bespeuren. Dat kinderen zich het aangebodene, met andere woorden, met succes eigen kunnen maken. In dit verband wordt in diverse publicaties aanvullend een onderscheid gemaakt tussen ‘een leerlijn’, waarbij het gaat om de hoofdlijnen in het leerproces, en ‘leertrajecten’, dat zijn trajecten die leerlingen doorlopen. Een ‘leerlijn’ duidt, in deze gedachte, dus op een onderwijsaanbod en een ‘leertraject’ gaat in op wat een leerling van dit aanbod weet op te pikken. Een ‘leerlijn’ is dus een door leraren en didactici ontworpen serie samenhangende activiteiten waarmee zij beogen kinderen en jongeren taal-en communicatiekennis bij te brengen ten aanzien van onderwerpen die voor de doelgroep relevant zijn. Met die samenhang wordt ook een opklimming in moeilijkheid bedoeld. Dit vraagt om een sequentie van activiteiten. In een leerlijn komen derhalve verschillende criteria tezamen. Lopen leerlijnen in het onderwijs en leertrajecten die kinderen afleggen parallel? Het is wel de bedoeling, maar geheel zeker zijn we daar nooit van. Verschillende leertrajecten van kinderen moeten passen in de in het onderwijs uitgezette leerlijn. Het doet een groot beroep op de differentiatiecapaciteit binnen het zml-onderwijs. In de groepsplanning zoekt de zml-school/ de leraar naar een zekere ‘bandbreedte’: Een voorleesverhaal dient b.v. een brandbreedte te hebben voor leerlingen met een zeer kleine woordenschat tot leerlingen met een wat ruimere woordenschat. De bandbreedte is in het onderwijs aan zeer moeilijk lerende kinderen erg breed. Dat houdt de aard van het onderwijs in. In dit werkdocument wordt de leerlijn voor kinderen en jongeren van 4 tot en met 20 jaar beschreven. Die leerlijn heeft een flinke bandbreedte, omdat de daadwerkelijke leertrajecten die kinderen in het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs doorlopen zeer verschillend kunnen zijn. In de praktijk zal de groepsleraar binnen de eigen schoolorganisatie een planning maken op basis van beschikbare activiteiten in diverse fasen, daarbij rekening houdend met de spreiding in de onderwijsgroep. De planning op schoolniveau werkt hierbij ondersteunend. Door het instellen van b.v. groepsoverstijgende niveaugroepen voor het leesonderwijs kiest de school voor
⏐ 29
organisatorische ingrepen die de spreiding m.b.t. het leesonderwijs, hanteerbaar maken. Ook andere organisatorische ingrepen op school-, groeps-en individueel niveau helpen mee om de bandbreedte binnen een zml groep hanteerbaar te maken. Denk aan het inrichten van deelgroepen met behulp van de onderwijsassistent, de logopedist en andere ondersteunende uitvoerders binnen de zml-school. Beschreven onderwijsactiviteiten die voor leerlingen in de SO1 fase bedoeld is, kunnen dus ook van betekenis zijn voor leerlingen van de bovenbouw, zelfs voor leerlingen van het VSO. Bij het maken van de eigen onderwijsplanning maakt de groepsleraar gebruik van het onderwijsaanbod vanuit de diverse fasen. Voor sommige lezers wordt dit met een schema duidelijker:
Voorfase so1 so2 vso1 vso2 Het schema laat zien dat voor leerlingen van VSO2 ook de voorgaande niveaus steeds moeten worden meegenomen. Moet je die activiteiten dan op verschillende niveaus beschrijven? Vanuit de gedachte van de onderwijsdoelen is dit niet het geval. Wat beschreven wordt voor niveau SO1, heeft veelal ook betekenis voor niveau SO2, VSO1 of VSO2. Activiteiten die tot doel hebben leerlingen te leren luisteren worden aangezet in SO1, maar kunnen terug komen op andere niveaus. En activiteiten die beogen leerlingen te leren spreken worden vooral in SO2 en VSO1 aangezet, maar zijn ook in VSO2 van belang. Maar er in de dagelijkse onderwijspraktijk stuiten we dan op een moeilijkheid. Het probleem is daarbij immers dat een activiteit voor kinderen van een jaar of 7 in SO1, een leerling van VSO2 allerminst zal motiveren. Deze leerling zal de activiteit onmiddellijk als voor hem te kinderachtig herkennen en leert er daarom niets van. Aanpassing van het materiaal is dan wenselijk: De inhoud van de les moet dan in een andere context worden geplaatst. In de uitgewerkte voorbeelden in de diverse hoofdstukken is deze problematiek nu en dan te herkennen. De leraren in de ontwikkelgroepen (SO en VSO) gaven wel aan dat deze problematiek toch veel creativiteit vereist van de leraar, vooral om de differentiatie in de eigen groep mogelijk te maken. Wenselijkheid en haalbaarheid lopen in deze niet altijd parallel.
1.5
De vormgeving van Taal en communicatie
Over het vormgeven van het onderwijs in Taal en Communicatie vallen een heleboel zinnige vragen te stellen. Bijvoorbeeld: moet je er apart tijd aan besteden (tijdens speciale lesjes) of werk je er geïntegreerd aan tijdens de hele schooldag? Hoe bied je aan alle zml leerlingen voldoende kansen tot communicatie. Tot spreken en tot leren van schriftelijke taalvaardigheid? Hoe geef je luistertaken een vorm en wat is de rol van de leerkracht tijdens spreek-en luisteractiviteiten? Hoe geef je bij zml leerlingen vorm aan de leesvaardigheid en hoe belangrijk is deze in relatie tot de hele taalontwikkeling? In deze paragraaf over de vormgeving van het onderwijs in Taal en Communicatie tippen we enkele van deze vragen aan en geven daarbij enkele suggesties hoe daarbinnen de praktijkhoofdstukken 2 t/m 4 zijn te plaatsen.
⏐ 30
Interactief taalonderwijs In het reguliere onderwijs is het moderne taalonderwijs 'interactief', en 'communicatief'. Wat geldt voor het reguliere onderwijs geldt gedeeltelijk ook voor het onderwijs in taal en communicatie voor zml-leerlingen. Taalonderwijs realiseren je door het doen (actief) en zoveel mogelijk in combinatie met anderen (dus interactief). Het taalonderwijs richt zich op interactie tussen zowel de zml leraar/ondersteuners en de leerlingen (in groep en individueel) als op de leerlingen onderling. Met name in de SO-fase en afhankelijk van het niveau van de leerling ligt het accent binnen het taalonderwijs in het zml op interactie leraarleerling. Het initiatief ligt veelal bij de leraar en die stimuleert/ lokt uit de interactie tussen de leerlingen onderling Verbale interactie tussen leerlingen onderling komt bij zml-leerlingen veelal later en moet ook expliciet gestimuleerd worden. Tijdens de specifieke lessen maar ook in thema's (Oriëntatie in mens en wereld) moet de spreek-en luistervaardigheid van de leerlingen optimaal bevorderd worden. Voorwaarden hierbij zijn: • een positief en veilig klimaat • betekenisvolle en zinvolle spreek-en luistertaken • gerichte ondersteuning van begrip (luisteren) en productie (spreken). Positief en veilig klimaat Vooral voor spreekvaardigheid is de veiligheid van de omgeving essentieel. Leerlingen zullen zich in deze ontwikkelen als ze zich niet bedreigd voelen, als hun competentiegevoel positief wordt aangesproken, en als ze het gevoel hebben dat hun bijdrage ertoe doet. De leerkracht kan tal van initiatieven ontplooien om voor alle kinderen een veilig spreek-en luisterklimaat te creëren: o.a. geïnteresseerd reageren op bijdragen van kinderen, doordacht omspringen met foutencorrecties, beveiligen van beurten, positieve feedback geven, kleine groepen creëren, bewust werken aan een luisterklimaat, etc. Betekenisvolle contexten voor zml-leerlingen Leerlingen moeten gemotiveerd worden om tot luisteren en spreken te willen komen. Bij leerlingen moet met andere woorden intrinsieke 'spreekdrang' en 'luisterhonger' gecreëerd worden. Door resoluut te kiezen voor onderwerpen die aansluiten bij de belangstellingswereld, de leefwereld en de eigen vragen van leerlingen kan die intrinsieke motivatie nagestreefd worden. Naast 'motiverend' moeten luister-en spreekactiviteiten leerlingen aanzetten om hen eigen grenzen te verleggen, en dus een bepaalde uitdaging in zich dragen. Gerichte ondersteuning Gerichte ondersteuning van begrip (luisteren) en productie (spreken) door leerkrachten of andere begeleiders, alsmede ondersteuning door medeleerlingen. In dit verband is het potentieel van het werken in meer heterogene groepen (hoogfunctionerende-en laagfunctionerende leerlingen samen) van belang. In 'krachtige' leeromgevingen voor alle zml'ers (zo mogelijk geïntegreerd!) worden bovenstaande ingrediënten samengebracht. Mondelinge taalvaardigheid niet beperken tot vak 'taal' Spreek-en luistervaardigheid mag zich hoegenaamd niet beperken tot het vak 'taal'. Prachtige werkvormen tijdens het vak taal die tot doel hebben om kinderen aan het spreken en luisteren te krijgen mogen geen schaamlapje zijn voor het gebrek aan echte interactie tijdens de andere vakken en activiteiten. Vandaar dat moet gewerkt worden aan een luister-en spreekvriendelijk klimaat tijdens alle lessen, tijdens alle anderen vakken, en buiten het eigenlijke onderwijs om.
⏐ 31
Talige doelstellingen, leergebiedoverstijgende doelstellingen en de doelen van andere vak en vormingsgebieden gaan hier hand in hand. Het taalleerpotentieel dat bijvoorbeeld in spelactiviteiten, bij beeldende vorming, bij knutselen is te vinden is zeer groot. Niets zo prachtig om leerlingen te oefenen in het begrijpen en het geven van instructies dan een les handvaardigheid. Als een leerling de instructie krijgt om bijvoorbeeld een touwtje door een stuk karton te steken, en de instructie niet begrijpt, kan de d(r)aad meteen bij het woord gevoegd worden. Communicatie en mondelinge taalvaardigheid eindigt niet in de handvaardigheidles, het eindigt niet in de klas. Spreek-en luisteronderwijs gaat de hele dag door, tot op de trappen, op de speelplaats, tot in het busje. Een luister-en spreekvriendelijk klimaat is iets waar je als schoolteam de hele dag aan werkt. Thematisch en cursorisch werken In de praktijk van het onderwijs zal een zml-school een keuze maken om het taalonderwijs te realiseren via een meer thematische werkwijze of een meer cursorische benadering. Het uitgewerkte materiaal van het SLO-project 'Onderwijsleermiddelen zml' kiest voor het accent bij het thematisch werken. Daarbinnen zijn brede doelen beoogd en niet specifiek de doelen van Taal en Communicatie. In de praktische uitwerking zie je accenten gericht op het onderwijsaanbod (de kerndoelen) van het leergebied 'Oriëntatie op mens en wereld'. In de thematische uitwerking zijn de deelonderwerpen ook vanuit dit leergebied samengesteld. In de onderwijsactiviteiten tref je uiteraard activiteiten aan die genoemd worden bij de kerndoelen Taal en communicatie. In deze is ook voor zml-onderwijs het leergebied Taal en communicatie een centraal gebied. In de praktische uitwerking van het themaboek, het verhalenboek en het activiteitenboek zijn vooralsnog de (tussen)doelen voor Taal en communicatie niet expliciet opgenomen. In deze brochure hebben we in deze exemplarisch aanvullende mogelijkheden opgenomen voor het thema 'Mijn lijf'. Het maakt duidelijk dat heel veel taaldoelen te integreren zijn binnen de thematische benadering van het materiaal (zie paragraaf 3.4. en 4.4). In de ontwikkelgroep van deze brochure werd echter duidelijk aangegeven dat bijna iedere zml-school nu en dan ook kiest voor een meercursorische insteek van het Taalonderwijs. Dit geldt t.a.v. bijna alle kerndoelen. In iedere zml-school wordt nu en dan bewust cursorisch onderwijs gegeven zoals: • het gericht oefenen van de mondelinge taalvaardigheid (de spreek-/luister– en gespreksvaardigheid) al of niet m.b.v. de logopedist • het gericht ontwikkelen van de woordenschat • het ontwikkelen van de leesvaardigheid ('Lezen moet je doen!) • het ontwikkelen van de schrijfvaardigheid. In de praktijk is een combinatie van thematisch en cursorisch onderwijs aan te bevelen voor het zml-onderwijs. Een specifieke invulling zal per school gemaakt dienen te worden. In de praktijkhoofdstukken 2 t/m 4 zijn zowel voorbeelden opgenomen van thematische insteek als een cursorische benadering. Vaak wordt verondersteld dat een doelgerichte benadering van het onderwijs vraagt om een meer cursorische insteek. Door het expliciet aanduiden van de doelen die binnen een thema worden nagestreefd, kan ook binnen een meer thematische benadering zeer doelgericht worden gewerkt.
⏐ 32
Taalonderdelen in samenhang Binnen het leergebied Taal en Communicatie zijn diverse taalonderdelen te onderscheiden. In de kerndoelen zml zijn dat b.v de onderdelen • de algemene communicatie (o.a. via gebaren, picto's, taal e.d.) • de mondelinge taalvaardigheid (met de onderdelen luisteren, spreken, gesprek) • de schriftelijke taalvaardigheid (met de onderdelen lezen en schrijven (incl. stel-en spelvaardigheid) • de taal(woorden)schat en taalbeschouwing. In het reguliere onderwijs worden deze onderdelen in methoden en werkwijzen zoveel mogelijk in samenhang aangeboden. Hetzelfde vinden wij van toepassing voor het zml–onderwijs. In de praktijkhoofdstukken 2 t/m 4 zijn b.v. in paragraaf 2.1, 3.1 en 4.1. de accenten gelegd bij de afzonderlijke doelen ('van tussendoel naar praktijk'). Hierin wordt duidelijk gemaakt aan welke onderwijsactiviteiten je kunt denken bij een bepaald kerndoel/ tussendoel. In de praktijk van het onderwijs wissel je doelen van luisteren, spreken, taalschat en schriftelijke taalvaardigheid af. In de rest van de praktijkhoofdstukken is dit ook duidelijk te herkennen. Als zodanig adviseren wij ook om de diverse praktijkvoorbeelden te gebruiken door doelgerichtheid en samenhang te combineren.
1.6
De middelen bij Taal en communicatie
Op basis van inbreng van de deelnemers van de ontwikkelgroep is deze lijst samengesteld. Het geeft een dwarsdoorsnede welke taalmiddelen de deelnemers op hen scholen gebruiken en/of zouden willen gebruiken. Waar mogelijk hebben we vanuit de SLO deze lijst aangevuld. Deze middelenlijst is een actualisering van het leergebied Taal van de publicatie 'Inventarisatie van onderwijsleermateriaal in gebruik op scholen voor zml (Enschede, december 2000, P.Timmermans). We hebben de indeling van die publicatie aangepast aan de taalgebieden die in deze brochure worden onderscheiden. • Algemene communicatie (kerndoel 1). • Mondelinge taalvaardigheid (kerndoel 2, 3 en 6). • Schriftelijke taalvaardigheid: Lezen (kerndoel 4). • Schriftelijke taalvaardigheid: Schrijven. (kerndoel 5). Aanvullend zijn middelen opgenomen die zml-scholen gebruiken voor anderstaligen. Een verdere specificatie van middelen naar de fasen treft U aan in de hoofdstukken 2 t/m 4 (resp. 2.3, 3.7 en 4.7). Voor de ICT-middelen is een aparte plaats ingeruimd binnen de hoofdstukken 2 t/m 4 (resp. 2.4, 3.8 en 4.8). In de komende periode hopen we dat deze lijst verder aangevuld en verantwoord wordt. Algemene communicatie • •
• • •
Communiceren met gebaren, het Weerklank ondersteunende gebarenboek (ISBN:90-352-1750-0). De vijfhoek pictogrammen (Stichting Vijfhoek Intersect Pictogrammen Software). Plaatjes uit het picto lezen van Trijntje de Wit. Verschillende foto’s van concrete situaties waarin het kind zich beweegt, foto’s van concreet materiaal. Picto.
⏐ 33
Mondelinge Taalvaardigheid (Spreken, luisteren, gesprek): • Het mandje (eigen methode 't Iemenschoer Hengelo) • Ik ben Bas • Bas serie • Pyramide • Verhalenboek SLO • Themaboeken SLO • Activiteitenboek SLO • Projectdozen • Fotoboeken • Praatboeken (voor speciaal onderwijs) SADOG Doetinchem • Knoop het in je oren • Zelfgemaakte lessen (bij thema's) op basis van 'Een mond vol taal' (Herderscheeschool Almelo) • Schatkist • Prentenboeken • Transparant • Luisterpakket • Idee/ Taal • Taal muzikaal • Kijk en luistermethode • Kees en Corien • Fit • Mondmotoriekdozen • Curriculum Schoolrijpheid Schriftelijke taalvaardigheid: Lezen (technisch/begrijpend/belevend) • Diverse ontwikkelingsmaterialen • Prentenboeken • Methode: Lezen moet je doen (Zeggen wat je ziet/ Lezen wat je kunt) • Methode: Zelf leren lezen • Methode: Veilig in stapjes • Stap voor stap (Oude versie van Veilig in stapjes) • Methode: Veilig leren lezen • Kijk en luistermethode • School-TV • Klankie • Leeslijn/leesweg • Toch nog leren lezen • Signaal-lezen Schriftelijke taalvaardigheid: Schrijven (technisch/spellen/ tellen) • Methode:Schrijven doe je zo! • Methode: Schrijven zonder pen • Methode: Spelling in de lift • Schrijfmotorische oefeningen • Van horen zeggen • Zin in taal • A, B, C Schrijf maar mee • Op zoek in teksten (Speurneus) • Kleuterschrijfdans naar schrijfdans
⏐ 34
Materiaal voor anderstaligen • Prentenboeken -projectdoos ('t Iemenschoer Hengelo) • Picto-systemen Dag in Beeld en Vijfhoek • NT2 programma Aanvullende middelen • Widget methode (uit Comenius project) • Expertsysteem Technisch lezen en spellen
⏐ 35
⏐ 36
2.
Onderwijsmateriaal voor VSO fase 1
Inleiding Het onderwijsmateriaal dat hier is opgenomen voor deze fase wil de groepsleraar werkend met ZML leerlingen (jong en/of laagfunctionerend) praktijkmogelijkheden aanreiken om een relatie te leggen tussen de doelen van het leergebied Taal en communicatie en de onderwijspraktijk voor zml-leerlingen. Het materiaal omvat het volgende: 2.1 Een matrix waarbij de relevante tussendoelen voor deze fase voorzien worden van praktijksuggesties. 2.2 De kerndoelen in onze onderwijspraktijk. 2.3 Taal en communicatie in leesniveaugroepen 2.4 Via thematisch onderwijs naar (tussen)doel:Thema :Mijn lijf, 2.5 Taalonderwijs met de krant 2.6. Lijst algemene middelen 2.7 Lijst ICT middelen Deze lijst kan de komende jaren worden uitgebreid op basis van inbreng van het zmlveld.
2.1
Van tussendoelen naar praktijk
Kerndoel 1: De leerlingen leren communiceren met woorden, gebaren, picto’s of met andere voor hen geëigende middelen Leergebied: Taal en communicatie
1.1 De leerling leert initiatief nemen tot en op begrijpelijke manier reageren op taal en/of andere communicatievormen (spraak-en taalontwikkeling) Tussendoelen VSO 1
Suggesties voor de praktijk
a. Spreken verstaanbaar in a1. Setting: In de dagelijkse situatie, individueel of uitgebreide enkelvoudige in de groep. zinnen, uitgezonderd moeilijke Als een leerling een incomplete zin maakt, kun medeklinkerverbanden je de zinsvorming stimuleren door een complete zin terug te geven. Bijvoorbeeld: Leerkracht 'Wat staat er op de tekening?', leerling 'Boom', leerkracht: 'Er staat een boom op de tekening.' a2. Setting: In een klein groepje of met de gehele groep. De leerkracht geeft een leerling de opdracht om iets voor de groep uit te beelden, bijvoorbeeld 'val op de grond'. De andere leerlingen krijgen de opdracht om bij hetgeen gebeurt een zin te maken. De leerlingen worden gestimuleerd volledige zinnen te maken doordat de leerkracht doorvraagt.
⏐ 37
1.1 De leerling leert initiatief nemen tot en op begrijpelijke manier reageren op taal en/of andere communicatievormen (spraak-en taalontwikkeling) Tussendoelen VSO 1
Suggesties voor de praktijk
a3.
b. Juist uitspreken van alle klanken en medeklinkerverbindingen en woorden
b1.
b2.
b3.
c. Opbouwen van zinnen
⏐ 38
c1.
Bijvoorbeeld: leerling 'vallen', leerkracht: 'wie valt?', leerling 'Patrick valt', leerkracht 'waarop valt Patrick?', leerling 'Patrick valt op de grond'. Setting:in een groepje of in een grote kring De leerkracht geeft het begin van de zin en geeft de leerlingen de opdracht om de zin af te maken. Deze oefening kan met en zonder plaat materiaal. Setting: In de dagelijkse situatie, individueel en in de groep. Als een leerling een klank niet goed uitspreekt, kan de leerkracht helpen door een reactie te geven met hetzelfde woord erin, waarbij het moeilijke klankcombinatie extra langzaam en benadrukt wordt uitgesproken. Bijvoorbeeld: Leerling: 'Morgen hoef ik niet naar sjool', Leerkracht: 'Nee, morgen hoef jij niet naar school'. Setting: In de dagelijkse situatie, individueel en in de groep. Als een leerling een klank of medeklinkerverbinding niet goed kan uitspreken, kan de leerkracht de leerling helpen door in de articulatie van de desbetreffende woorden gebruik te maken van de klankgebaren van Trijntje de Wit, en de leerling te stimuleren dit ook te doen. Setting: In kleine groepjes of individueel met leerlingen: Ga met de leerlingen om de tafel zitten en doe een memoriespelletje, waarbij je woorden gebruikt waar steeds dezelfde klank in zit. Elke keer dat een leerling een plaatje omdraait, moet hij/zij zeggen wat op het plaatje staat. Stimuleer de leerlingen de klank(combinaties) goed uit te spreken door bijvoorbeeld als ondersteuning het klankgebaar te laten maken. Een programma, waarin de plaatjes gesorteerd zijn op klank en klankpositie is het programma logo-art. Setting: In een grote kring, in een klein groepje of individueel. Lees de leerlingen een zin voor die grammaticaal incorrect is en laat ze de zin goed maken. Bijvoorbeeld: 'Het meisje eten een appel en gooien daarna
1.1 De leerling leert initiatief nemen tot en op begrijpelijke manier reageren op taal en/of andere communicatievormen (spraak-en taalontwikkeling) Tussendoelen VSO 1
Suggesties voor de praktijk het klokhuis weg'. De zinnen kunnen zelf worden bedacht of men vinden in onder andere de Praatboeken, het programma 'Een mond vol taal' en het taalprogramma 'Mondjesmaat'. c2. Setting: In een grote kring of in een klein groepje. De leerkracht geeft de leerling twee woorden. De leerling moet van die twee woorden een zin maken. c3. Setting: Individueel, in kleine groepjes en in de grote kring. In het programma Transparant zitten allerlei oefening, waarmee gewerkt kan worden aan de zinsontwikkeling. Het principe van het programma is dat leerlingen goede zinnen leren maken op basis van imitatie. Bijvoorbeeld Transparant (nummer 105): Leerkracht 'Een hamer is om te timmeren', Leerling 'Een potlood is om te schrijven'.
1.2 De leerling leert associaties leggen tussen voorwerp, verwijzer, picto of gebaar en de betekenis ervan en deze zelf actief gebruiken Tussendoelen VSO 1
Suggesties voor de praktijk
--
--
1.3 De leerling leert de eigen (thuis)taal, streektaal en dialect te spreken als aanknopingspunt voor het leren van de Nederlandse taal Tussendoelen VSO 1
Suggesties voor de praktijk
a. Herkennen de volgende woorden: moedertaal, dialect
a1. Setting: Klassikaal. De leerkracht werkt met de groep rond een bepaald thema en hangt een tekening of foto van voorwerpen die met dat thema te maken hebben op in de groep. Het Nederlandse woord van dat voorwerp wordt eronder geschreven en als er leerlingen in de groep zitten die (thuis) een andere taal spreken dan worden ook de woorden voor de voorwerpen in die taal erbij geschreven. Iedere dag waarop aan het thema wordt gewerkt, worden de plaatjes benoemd en wordt er ook aandacht geschonken aan de woorden in andere talen. a2. Setting: Klassikaal of in groepjes. Bedenk als leerkracht een aantal woorden in de streektaal. Laat de leerlingen bedenken wat dat woord in het Nederlands (in de schooltaal) betekent.
⏐ 39
1.1 De leerling leert initiatief nemen tot en op begrijpelijke manier reageren op taal en/of andere communicatievormen (spraak-en taalontwikkeling) Tussendoelen VSO 1
b. Herkennen verschillende talen en taalvarianten: moedertaal, dialect, informeel en formeel taalgebruik, specifieke taal voor een bepaalde groep mensen (vaktaal, reclametaal, kindertaal)
Suggesties voor de praktijk a3. Setting: Klassikaal of in groepjes. Bedenk als leerkracht een verhaal waarin dialectwoorden zijn gebruikt. Spreek met de leerlingen af dat ze een teken moeten geven als ze een dialectwoord horen (bijvoorbeeld neus aan wijzen, klappen, hand opsteken). b1. Setting: In de grote kring of in groepjes. Leg foto's van verschillende beroepen op een tafel. Vertel een zin die bij een bepaald beroep past. De leerlingen moeten raden wie het gezegd heeft. Bijvoorbeeld: Leerkracht: 'Ik ga je nu een spuit geven', Leerlingen: 'De dokter'. b2. Setting: Klassikaal of in groepjes. Doe met de leerlingen rollenspelletjes, waarbij ze in een bepaalde situatie iets aan iemand moeten vragen.Bijvoorbeeld: 'Je zoekt rijst in de supermarkt, maar je kan het niet vinden, vraag aan de winkeljuffrouw waar het staat'. Deze oefeningen kunnen daarna natuurlijk ook op locatie worden gedaan. Een leuk spel voor het oefenen in het assertief zijn in sociale situaties is het 'Babbelspel'. b3. Setting: Klassikaal of in groepjes. Schrijf een bepaald beroep op het bord. De leerlingen mogen zoveel mogelijk woorden bedenken die bij dat beroep horen. Als niet alle leerlingen kunnen leren kunnen er ook picto's of tekeningen worden gemaakt.
Kerndoel 2: De leerlingen leren gesproken taal begrijpen en gebruiken 2.1 De leerling leert een opmerking, een mededeling of verhaal begrijpen en gebruiken en leren een verhaal vertellen en informatie geven Tussendoelen VSO 1
Suggesties voor de praktijk
a. Begrijpen van opdrachten met a1. Setting: In de grote kring of in kleine groepjes. Laat de leerlingen zinnen afmaken, waarin een meer abstracte begrippen zoals tegenstelling zit. Bijvoorbeeld: Leerkracht: 'Een koud, warm, honger, veelbaby is niet oud, maar ……', Leerling: 'Jong'. Dit meer-meest, groot-grotersoort oefeningen staan onder andere in het grootst curriculum schoolrijpheid, onderdeel 'Mondjesmaat', maar ze kunnen natuurlijk ook zelf worden bedacht. a2. Setting: in kleine groepjes of individueel. Neem plaatjes of foto's die tegengesteld zijn aan elkaar (bijvoorbeeld pocket tegenstellingen van Color Cards). Laat de leerlingen de foto's die bij
⏐ 40
2.1 De leerling leert een opmerking, een mededeling of verhaal begrijpen en gebruiken en leren een verhaal vertellen en informatie geven Tussendoelen VSO 1
b. Uitvoeren van alledaagse mondelinge (groeps) instructies
c. Begrijpen van complexe verbanden t.a.v. middel-doel, vergelijking, oorzaak-gevolg, tijdsaanduiding
⏐ 41
Suggesties voor de praktijk elkaar horen naast elkaar leggen en laat de leerlingen daarna verwoorden wat op de plaatjes staat. Bijvoorbeeld: deze kaars is dik, deze kaars is dun. a3. Setting: in kleine groepjes. Doe met de leerling een spelletje memorie. Laat de leerlingen op het einde hun eigen memoriesetjes tellen. Leerkracht: 'Els heeft veel kaarjes, maar Jeroen heeft….', Leerling: 'meer kaartjes en Frank heeft de meeste kaartjes'. Dit kan ook met het begrip weinig. b1. Setting: in de dagelijkse situatie, klassikaal. Met name als er leerlingen in de groep zitten die verbaal niet zo sterk ontwikkeld zijn, is het raadzaam de kernwoorden van de mondelinge instructie visueel te ondersteunen door middel van het gebruik van totale communicatie (mimiek, intonatie, natuurlijke gebaren, evt. picto's, evt. foto's). De gebaren van de 'Weerklank' zijn zeer geschikt voor verstandelijk gehandicapten. b2. Setting: Klassikaal of in groepjes. De leerkracht kan het uitvoeren van mondelinge instructies met de leerlingen oefenen door de leerlingen een tekening te laten maken, waarbij ze de leerkracht moeten volgen. Bijvoorbeeld: teken aan de rechterkant van de bladzijde een boom, teken in de boom een vogeltje, teken drie bladeren onder de boom etc. b3. Setting: Klassikaal of in groepjes. De leerkracht wijst een leerling aan die voor chef mag spelen, de andere leerlingen moeten de opdrachten die de chef geeft uitvoeren. Bijvoorbeeld: ga op 1 been staan, wijs je neus aan, spring in de lucht en kwaak tegelijkertijd c1. Setting: Klassikaal of in groepjes. De leerkracht schetst voor de leerlingen een situatie uit het dagelijks leven, waarbij er een probleem is ontstaan er oplossingen moeten worden gezocht. De leerlingen discussiëren in de groep over mogelijke oplossingen. Uiteindelijk worden de beste oplossingen op een rijtje gezet. Bijvoorbeeld: Je bent op weg naar de supermarkt, maar je bent je geld vergeten. Wat kun je doen? c2. Setting: Klassikaal of in groepjes. Maak samen met de leerlingen een dagschema en bespreek welke activiteiten door de dag heen
2.1 De leerling leert een opmerking, een mededeling of verhaal begrijpen en gebruiken en leren een verhaal vertellen en informatie geven Tussendoelen VSO 1
Suggesties voor de praktijk
c3.
d. Elkaar informeren over eigen ervaringen en belevenissen door met elkaar te praten
d1.
d2.
d3.
e. Vertellen van verhalen met een samenhangende reeks van gebeurtenissen in (redelijke) volgorde van tijd
⏐ 42
e1.
worden ondernomen. Maak een onderscheid tussen ochtend, middag en avond. De activiteiten kunnen in woorden worden opgeschreven of in picto's/ tekeningen worden getekend. Eventueel kan ook gesproken worden over de tijden: wat doe je om 9 uur, hoe laat is het pauze etc.. Setting: Klassikaal of in groepjes. De leerkracht leest een verhaal voor met een lengte van één à twee A4. De leerkracht stelt daarna vragen over het verhaal. Bijvoorbeeld: Wat gebeurde er in het verhaal?, Waarom gebeurde dat? Wat was het gevolg?, Hoe kon het probleem weer worden opgelost? Setting: Klassikaal. De leerkracht verdeelt de groep in nummers 1 en nummers 2. De leerkracht zet een tijdje muziek op. In die tijd mogen de leerlingen door elkaar in de ruimte lopen. Als de muziek afgelopen is, mogen de leerlingen met nummer 1 aan de leerlingen met nummer 2 vertellen wat ze in het weekend gedaan hebben. De muziek gaat weer aan. Als de muziek uit gaat is de andere groep aan de beurt om te vertellen. Daarna wordt er een grote kring gemaakt. Alle leerlingen vertellen om de beurt wat hun medeleerling aan hun verteld heeft. Setting: Klassikaal of in groepjes. Eén leerling heeft iets meegemaakt (bijvoorbeeld: zijn/haar eigen verjaardag) en heeft daarover verteld in de groep. De anderen leerlingen krijgen de opdracht op de leerling te reageren door vragen te stellen. Setting: Klassikaal of in groepjes. De leerkracht zelf draagt een onderwerp aan voor een klassegesprek, bijvoorbeeld 'de leukste dag van het jaar'. De leerlingen moeten een beeld krijgen van de belevenissen van hun klasgenoot op dit gebied door gericht vragen te stellen. Setting: Klassikaal of in kleine groepjes. De leerkracht laat de leerlingen op video een verhalende of een informatieve film zien. Na afloop van de film wordt in een kringgesprek het verhaal naverteld. Stimuleer dat de leerlingen dit in de goede volgorde doen, bijvoorbeeld door verschillende momenten op het bord te zetten/ te tekenen en ze daarna samen in de goede volgorde te zetten.
2.1 De leerling leert een opmerking, een mededeling of verhaal begrijpen en gebruiken en leren een verhaal vertellen en informatie geven Tussendoelen VSO 1
Suggesties voor de praktijk e2. Setting: In kleine groepjes of individueel. Bespreek met de leerlingen, voordat ze een bepaalde praktische activiteit gaan doen, wat achtereenvolgens de handelingen zijn die ze moeten verrichten. Maak hierbij gebruik van picto-verhalen, die tijdens het uitvoeren van de activiteit aanwezig blijven. e3. Setting: In kleine groepjes. Pak een logische reeks bestaande uit minimaal 5 plaatjes of foto's. Leg de plaatjes van de logische reeks door elkaar op tafel. Laat de leerlingen de plaatjes bekijken. Vertel een zin en laat de leerlingen raden welk plaatje daarbij hoort. Doe dat zo voor ieder plaatje, totdat alle plaatjes in de goede volgorde liggen. Laat de leerlingen daarna het verhaal zelf vertellen.
2.2 De leerling leert aangeven dat hij iets wel/niet begrijpt en gebruikt Tussendoelen VSO 1
Suggesties voor de praktijk
a. Zich durven uiten in gesprekssituaties met ongelijkwaardige interactiepartners en relatieve onbekenden
a1. Setting: Klassikaal. Nodig iemand die iets bijzonders voor de leerling te vertellen heeft uit in de groep (bijvoorbeeld een politie-agent) en laat iedere leerling een vraag stellen. Als leerlingen dit spannend vinden, is het verstandig de vragen vooraf met de leerlingen te bespreken. a2. Setting: Individueel of in tweetallen De leerkracht laat 1 of 2 leerlingen een boodschap doorgeven aan een andere leerkracht of aan de (locatie) directeur. Doe dit aanvankelijk met als hulpmiddel een briefje. Als dit goed gaat kan over worden gegaan op het enkel verbaal doorgeven van de boodschap. a3. Setting: Klassikaal of in kleine groepjes De leerkracht kiest bepaalde onderwerpen uit voor een telefoonspel, bijvoorbeeld een bestelling doen bij de bakker. De leerkracht doet alsof hij de bakker is. Daarna kan één van de leerlingen de 'hoger geplaatste' interactiepartner zijn. b1. Setting:Klassikaal of in groepjes Lees een stuk informatieve tekst voor, waarbij de hoofdpersonen aanwezig zijn in openbare ruimtes, bijvoorbeeld een verhaal over twee jongeren die met de bus gaan, of een gezin dat naar een restaurant gaat. Bespreek daarna met de leerlingen hoe je je in de gegeven situatie dient op te stellen. De situatie kan ook nog worden na gespeeld in een rollenspel. Dit soort
b. Ervaring opdoen met (functionele en gesimuleerde) communicatieve functies bij openbare instanties die van belang zijn bij sociale redzaamheid
⏐ 43
2.2 De leerling leert aangeven dat hij iets wel/niet begrijpt en gebruikt Tussendoelen VSO 1
Suggesties voor de praktijk
b2.
b3.
c. Vragenstellen in de vorm van waarvoor-en welke-vragen
c1.
c2.
c3.
⏐ 44
oefeningen staan onder andere beschreven in het programma 'een mond vol taal'. Setting: In kleine groepjes De leerkracht gaat met een aantal leerlingen naar de stad/winkelcentrum. Laat de leerlingen zelf de boodschappen zoeken, indien nodig vragen waar iets staat en afrekenen. Bespreek met de leerlingen hoe het is gegaan en hoe het eventueel beter zou kunnen. Setting: Klassikaal of in kleine groepjes De leerkracht gaat met een aantal leerlingen of met de groep naar de bibliotheek. De leerkracht heeft opdrachten voor de leerlingen bedacht en van te voren met de leerlingen besproken. Zorg ervoor dat de vragen dusdanig moeilijk zijn dat de leerlingen de bibliothecaresse om hulp moeten vragen. Setting: Klassikaal of in kleine groepjes De leerkracht geeft aan iedere leerling een plaatje. De leerlingen mogen de plaatjes niet aan anderen laten zien en ze mogen ook niet vertellen wat voor plaatje ze hebben. Wijs een leerling aan, waarvan de anderen moeten raden wat voor plaatje hij/zij heeft door vragen te stellen. Bijvoorbeeld: Waarvoor kun je het gebruiken? Welke kleur heeft het? Van welk materiaal is het gemaakt? Setting: Klassikaal of in kleine groepjes. De leerkracht legt in het midden van de kring of op een tafel een aantal gebruiksvoorwerpen (of plaatjes/foto's van gebruiksvoorwerpen) neer. De leerkracht geeft zelf het goede voorbeeld door een vraag te stellen met het vraagwoord 'waarvoor', bijvoorbeeld 'Waarvoor gebruik je een kwast?' Daarna mag een leerling een soortgelijke vraag stellen aan een andere leerling. Deze oefening kan eventueel ook zonder plaatjes worden gedaan. Setting: Klassikaal of in groepjes In een situatie waarbij er gekozen moet worden tussen verschillende activiteiten/ materialen, kan de leerkracht één van de leerlingen de voorkeuren laten inventariseren/ turven. Bijvoorbeeld: Welke dvd wil jij zien?' Oefeningen voor vraagwoorden zijn ook te vinden in de programma's 'Transparant' en 'Transparant Supplement'.
2.3 De leerling leert aangeven dat hij iets wel/niet begrijpt en gebruikt Tussendoelen VSO 1
Suggesties voor de praktijk
Met hulp begrijpen en met plezier Setting: Klassikaal of in groepjes (mee)lezen (of ernaar luisteren) 1. De leerkracht maakt (niveau)groepjes waarin van verhalende, expressieve en wordt (voor)gelezen. Uit ieder groepje mag een poëtische teksten leerling een zelfgekozen boek van thuis meenemen. Als het boek uit is mag een andere leerling een boek meenemen. 2. De leerkracht laat de leerlingen regelmatig luisteren naar een verhaal op cd. Dit kan eventueel ook tijdens bijvoorbeeld creatieve vaardigheden. 3. De leerkracht leest een versje of een gedicht met een eenvoudig rijmschema twee keer aan de leerlingen voor. De eerste keer vertelt de leerkracht heel het gedicht en de tweede keer worden een aantal rijmwoorden weggelaten. De leerlingen mogen aanvullen.
2.4 De leerling leert genieten van verhalende en andere gesproken teksten Tussendoelen VSO 1
Suggesties voor de praktijk
a. Ervaring opdoen met het (a.d.h.v. vragen) vertellen van de belangrijkste inhoud in eigen woorden (bij voor hun niveau bedoelde verhalende, expressieve en informatieve teksten)
a1
⏐ 45
Setting: Klassikaal of in een klein groepje: De leerkracht leest een verhaal voor van ongeveer 1 à 2 A4 en stelt, nadat het verhaal helemaal voorgelezen is, een aantal globale vragen (over wie gaat het verhaal, waar speelt het verhaal zich af, wanneer speelt het zich af) en een aantal gedetailleerde vragen over het verhaal. a2. Setting: Klassikaal of in groepjes. De leerkracht vertelt een verhaal dat bij een praatplaat of een logische reeks hoort. Als het verhaal is afgelopen, stelt de leerkracht zowel vragen over het verhaal als over de praatplaat/plaatjes. Op deze manier worden leerlingen die moeite hebben met het begrijpen van het verhaal geholpen bij het verhaalbegrip en krijgen zij ook de kans mee te praten. Probeer moeilijke vragen (bijvoorbeeld oorzakelijke verbanden vanuit de auditieve input) vooral aan verbaal sterke leerlingen te stellen en makkelijkere vragen (bijvoorbeeld benoemen van iets op de plaat) vooral aan verbaal zwakke leerlingen. a3. Setting: Klassikaal of in groepjes. In het algemeen kan gezegd worden dat het bij voorlezen belangrijk is de leerlingen regelmatig aan te kijken. Dit vergroot de betrokkenheid van de leerlingen. Het verhaal moet niet te snel worden voorgelezen. Belangrijke woorden dienen extra benadrukt te worden door middel van intonatie en mimiek. Als bepaalde leerlingen
2.4 De leerling leert genieten van verhalende en andere gesproken teksten Tussendoelen VSO 1
Suggesties voor de praktijk
b. Weergeven van of hun mening b1. over (passages uit) de tekst geven
b2.
c. Correct weergeven van een eenvoudig verhaal
c1.
c2.
⏐ 46
steun hebben aan het gebruiken van ondersteunende gebaren in de communicatie, is het goed deze gebaren ook bij het voorlezen te gebruiken (zet het boek dan bijvoorbeeld op een standaard).Moeilijke woorden of grammaticaal ingewikkelde instructies kunnen best aan het niveau van de leerlingen worden aangepast, mits het verhaal boeiend blijft. De leerkracht kan, als er plaatmateriaal wordt gebruikt, bijwijzen waarover wordt verteld. Ook dit helpt leerlingen bij het verhaalbegrip. Setting: Klassikaal of in groepjes De leerkracht leest in de groep een verhaal of een boek voor en bespreekt daarna met de leerlingen wat ze van het boek vonden. Op het bord kan een lijst worden gemaakt van termen die de leerlingen bij het verhaal/boek vinden passen, bijvoorbeeld spannend, moeilijk, herkenbaar. De leerkracht kan nieuwe termen aandragen, bijvoorbeeld humoristisch, uitleggen wat het betekent en aan de leerlingen vragen of dat bij het boek past. Setting: Klassikaal of in groepjes De leerkracht gaat met de leerlingen naar de bibliotheek en laat iedere leerling een boek kiezen dat hen aanspreekt. De leerkracht geeft de leerlingen voldoende tijd om het boek te bekijken/lezen. Als de leerlingen daarmee klaar zijn mogen ze tijdens een kringgesprek vertellen welk boek ze hebben gekozen en waarom ze dat een mooi boek vonden. Wederzijds respect is daarbij belangrijk. Iedere leerling mag een eigen smaak hebben. Setting: Klassikaal of in groepjes. De leerkracht laat de leerlingen bij een voorgelezen verhaal een tekening maken. Leerlingen met een hoger niveau kunnen ook een stripverhaal maken en tekstballontjes schrijven. Na afloop vertelt iedere leerling in de groep wat hij of zij getekend heeft. Setting: Klassikaal of in groepjes. De leerkracht leest op een expressieve wijze een eenvoudig verhaal voor. Na afloop geeft de leerkracht een aantal kernwoorden die in het verhaal voorkomen en schrijft/tekent die op het bord. De leerlingen vertellen het verhaal aan de hand van die kernwoorden na in volledige enkelvoudige zinnen.
2.4 De leerling leert genieten van verhalende en andere gesproken teksten Tussendoelen VSO 1
d. Vertellen in de juiste tijdsvolgorde en in een logische volgorde van een verhaal
Suggesties voor de praktijk c3. Setting: In de grote kring. De leerkracht vertelt een zeer kort verhaal van enkele zinnen en geeft één van de leerlingen de opdracht te laten zien wat er in het verhaal gebeurde. d1. Setting: Klassikaal of in kleine groepjes. De leerkracht laat de leerlingen een aantal foto's meenemen van verschillende belangrijke momenten uit verschillende fasen in hun leven (vraag de ouders/verzorgers via het schrift/agenda eventueel om te helpen). Iedere leerling vertelt wat over zijn/haar leven en legt daarbij de foto's in de goede tijdsvolgorde. De leerkracht kan de leerling helpen door gericht vragen te stellen. Iedere leerling kan zijn levensverhaal daarna opplakken. Er wordt een beschrijvende zin gezet onder iedere foto (of kopie) door de leerkracht of als het mogelijk is door de leerling zelf (eventueel in picto's). d2. Setting: Klassikaal Hang centraal in de groep een picto-bord met daarop de weekagenda én de dagagenda. Neem klassikaal iedere week de weekagenda door en iedere dag de dagagenda. Laat de picto's door een aangewezen leerling benoemen. Wijs de leerlingen regelmatig op het picto-bord en laat ze actief nadenken over welke activiteit er aan de beurt is. Als de leerlingen een eigen agenda hebben kan er ook een dagoverzicht in de agenda worden geplakt. d3. Setting: klassikaal De leerkracht praat met de leerlingen na over een gezamenlijk beleefde gebeurtenis (bijvoorbeeld een schoolreisje, een kerstviering). Alles wat de leerlingen vertellen wordt op het bord gezet (of getekend) en daarna met hulp van de leerkracht in de goede volgorde gezet. De gebeurtenis wordt tot slot door een leerling in zijn totaliteit verteld. Het verhaal blijft nog een tijdje op het bord staan, zodat de leerlingen er steun aan hebben als ze over de gebeurtenis willen praten.
2.5 De leerling leert woordsoorten, zinsdelen en zinnen begrijpen en gebruiken Tussendoelen VSO 1
Suggesties voor de praktijk
Niet ingevuld
Niet ingevuld.
⏐ 47
Kerndoel 3: De leerlingen leren deelnemen aan gesprekken in verschillende communicatieve situaties
3.1 De leerling leert gespreksregels hanteren Tussendoelen VSO 1 zml a. Meewerken aan een ordelijk verloop van beurtwisseling in een gesprekssituatie
Suggesties voor de praktijk
a1. Setting: Klassikaal of in groepjes De leerkracht zegt een zin en geeft de leerlingen de opdracht er steeds een zin bij te bedenken. Er is telkens maar één persoon aan het woord en iedere persoon mag maar één zin maken. a2. Setting: Klassikaal of in groepjes De leerkracht geeft zelf het goede voorbeeld door de leerlingen voldoende tijd te geven, om hun verhaal te vertellen, voordat er een reactie gegeven wordt. In het groepsgesprek stuurt de leerkracht door de leerlingen te wijzen op het feit dat iedere leerling gehoord moet worden. a3. Setting: Klassikaal of in groepjes De leerkracht spreekt met de leerlingen af dat er nadat iemand is uitgepraat 3 seconden gewacht moet worden, voordat iemand anders zijn/haar hand opsteekt. Bij leerlingen van een wat lager niveau kun je ook gebruik maken van een beurtkaart. Degene die de kaart heeft mag praten, de anderen moeten luisteren. b. Deelnemen aan formele b1. Setting: in kleine groepjes gesprekken: het woord nemen, De volgende suggestie is een oefening om het tot bij het onderwerp blijven, zich elkaar gericht zijn (en elkaar aankijken) te traitot elkaar richten, op elkaar nen. De leerlingen staan in een kring. Er wordt aansluiten, elkaar niet in de een bal overgegooid. De bal mag alleen worden rede vallen overgegooid als er sprake is van oogcontact. b2. Setting: Individueel Als een leerling moeite heeft met bij een bepaald onderwerp blijven, kan het helpen om de leerling iets in de hand te geven, waardoor hij/zij er steeds aan herinnerd wordt wat het onderwerp was. Als de leerling afdwaalt kan de leerkracht naar het voorwerp wijzen. Als men een leerling wel veel te vertellen wilt geven, kunnen bijvoorbeeld ook informatieboekjes worden gebruikt. De leerling heeft dan een boek vol plaatjes en informatie, maar het gaat wel over hetzelfde onderwerp. b3. Setting: Individueel Als een leerling moeite heeft met het woord nemen, kan het helpen een leerling te laten praten via een pop (bijvoorbeeld poppenkast). Deze werkwijze moet echter nog wel aansluiten op de belevingswereld van de leerling. Veel VSO-leerlingen zullen het praten via een pop als kinderachtig ervaren.
⏐ 48
3.1 De leerling leert gespreksregels hanteren Tussendoelen VSO 1 zml
Suggesties voor de praktijk
c. Aanpassen van taalgebruik bij rol/situatie van het moment
c1. Setting: Klassikaal of in kleine groepjes De leerkracht bedenkt enkele situaties, waarbij er sprake is van onaangepast taalgebruik en vertelt hierover een kort verhaal. (Bijvoorbeeld: iemand die een grap vertelt tijdens een uitvaartdienst, of een leerling die tegen de directeur praat alsof het zijn beste vriend is). Na afloop van het verhaal wordt in de groep besproken wie zich vreemd gedroeg en waarom en hoe het eigenlijk had moet moeten gaan. c2. Setting: Klassikaal of in kleine groepjes De leerkracht bedenkt rollenspelen, waarbij de leerlingen moeten doen alsof ze iemand anders zijn in een bepaalde situatie (bijvoorbeeld een moeder die opbelt naar school, omdat haar kind ziek is). Na afloop van het rollenspelletje bespreekt de leerkracht met de leerlingen het verschil van de manier van praten tussen bijvoorbeeld een moeder en henzelf. c3. Setting: in de dagelijkse situatie klassikaal, in groepjes of individueel De leerkracht bekrachtigt het positieve gedrag van leerlingen ten opzichte van elkaar en maakt negatief gedrag bespreekbaar. d1. Setting: in de dagelijkse situatie individueel en in de groep. Geef als leerkracht zelf het goede voorbeeld door duidelijk en vooral ook langzaam te spreken. Geef de leerlingen zoveel mogelijk tijd en rust om te praten. Als een leerling slechthorend is, is het belangrijk dat de leerling je aan kan kijken en dat er niet te veel omgevingslawaai is. Zorg dat eventuele gehoorapparaten in zijn en aanstaan. Als een leerling moeite heeft met iets 'to the point' vertellen, kan de leerkracht helpen door voor een leerling de kern van het verhaal samen te vatten. De leerling leert dan meer lijn zien en de leerkracht kan controleren of hij/zij de leerling goed begrepen heeft.
d. Voeren van een redelijk verstaanbaar en begrijpelijk gesprek
3.2 De leerling leert aan te geven wanneer hij iets wil meedelen Tussendoelen VSO 1 zml
Suggesties voor de praktijk
a. Zich durven uiten in gesprekssituaties met ongelijkwaardige interactiepartners en relatieve onbekenden
Zie tussendoel 2.2.
b. Ervaringen opdoen met (functionele en gesimuleerde)
Zie tussendoel 2.2.
⏐ 49
3.2 De leerling leert aan te geven wanneer hij iets wil meedelen Tussendoelen VSO 1 zml
Suggesties voor de praktijk
communicatieve functies bij openbare instanties die van belang zijn bij sociale redzaamheid zoals bij telefoongesprekken
3.3 De leerling leert vragen stellen om verduidelijking en informatie Tussendoelen VSO 1 zml a. Beleefd verzoeken om informatie/hulp
Suggesties voor de praktijk
a1. Setting: in de dagelijkse situatie klassikaal, in kleine groepjes of individueel De leerkracht geeft de leerlingen het goede voorbeeld door zelf beleefd te zijn als hij/zij iets aan een leerling, collega of onbekende vraagt. Als een leerling iemand op een ongepaste wijze verzoekt om hulp herhaalt de leerkracht nadrukkelijk de vraag van de leerling in een beleefde vorm. De leerkracht stelt de manier waarop leerlingen met elkaar praten dagelijks ter discussie. a2. Setting: klassikaal of in kleine groepjes De leerkracht speelt met de leerling rollenspelletjes, waarbij het om informatie/hulp vragen centraal staat. De rollenspelletjes worden nabesproken. a3. Setting: Klassikaal of in groepjes De leerkracht leest een verhaal voor /vertelt een verhaal waarbij iemand hulp vraagt. Het hulpvragen gebeurt op een beleefde manier of juist niet. Bespreek met de leerlingen of de persoon het goed heeft gedaan of dat hij beter op een andere manier om informatie had kunnen verzoeken b. Stellen van begrijpelijk vragen b1. Setting: in de dagelijkse situatie individueel, in (in de context van leerstofkleine groepjes of klassikaal overdracht) Als een leerling geen duidelijke vraag stelt, kan de leerkracht de leerling helpen door door te vragen (bijvoorbeeld: welk gedeelte snap je niet? Wat heb je al wel gedaan?) Als het wel duidelijk is wat de leerling vraagt, maar de vraagzin grammaticaal incorrect is, kan de leerkracht de vraag in een correcte zin terug geven. Bijvoorbeeld: Leerling: 'Ik zoek tas', leerkracht: 'Bedoel je: Heeft u mijn tas gezien?'. De leerkracht kan ook een gedeelte van de zin geven om de leerling op weg te helpen. b2. Setting: In de grote kring. Een leerling vertelt over het weekend. De leerkracht vraagt aan de andere leerlingen of ze een vraag hebben en laat ze die ook stellen.
⏐ 50
3.3 De leerling leert vragen stellen om verduidelijking en informatie Tussendoelen VSO 1 zml
Suggesties voor de praktijk Stimuleer leerlingen om goede zinnen te vormen door door te vragen, een aanloopzin te geven en eventueel de vraag voor te zeggen (alleen als het de leerling zelfstandig niet lukt). b3. Setting: Klassikaal of in groepjes. Het stellen van vragen kan ook geoefend worden met behulp van programma's zoals Transparant. Vraagzinnen met allerlei vraagwoorden worden geoefend met behulp van imitatie. Bijvoorbeeld: Wat vindt jij het leukste om te doen? Waarom gaan we naar de bibliotheek? Hoe ga jij op vakantie? Het oefenen van vraagzinnen kan ook worden gedaan door de leerlingen een antwoord te geven. Zij moeten er dan een vraag bij bedenken. Bijvoorbeeld: Leerkracht: 'De winkel sluit om 6 uur'. Leerling: 'Hoe laat sluit de winkel?'.
3.4 De leerling leert verslag uitbrengen en uitleg, informatie en aanwijzingen geven Tussendoelen VSO 1 zml
Suggesties voor de praktijk
a. Geven van gespreksbijdragen a1. Setting: Klassikaal of in groepjes (al of niet met hulp) in de klas De leerkracht is alert op leerlingen die verlegen of een groepje op verstaanbare zijn of zich niet zo betrokken voelen en zorgt en begrijpelijke wijze, voor een gespreksbijdrage van deze leerlingen door hen eenvoudige en op hun belevingswereld aansluitende vragen te stellen. Eventueel kunnen leerlingen die echt niet durven aanvankelijk een non-verbale reactie geven. Als verbaal communiceren wel tot de mogelijkheden van de leerling behoort, moet de leerkracht de leerling wel blijven stimuleren in het gebruik van verbale communicatie. Een klein groepje of een gesprekje met enkel de leerkracht kan de drempel allicht verlagen. a2. Setting: Klassikaal of in groepjes De leerkracht bedenkt een spelletje, waarbij iedere leerling een (verbale) bijdrage moet hebben. Bijvoorbeeld: pim-pam-pet of tik-takboem. b. Begrijpen (al of niet met hulp) b1. Setting: Klassikaal of in groepjes van radio-en tv-programma's De leerkracht laat de leerlingen naar een film (gericht op hun eigen niveau) kijken die aansluit bij de belevingswereld van de en deze in eigen woorden leerlingen (bijvoorbeeld het thema van de klas). weergeven Als de film afgelopen is wordt samen met de leerlingen de inhoud op het bord geschreven. De leerkracht stelt gerichte vragen, zodat de kern naar voren komt. Stukken die niet begrepen zijn, worden toegelicht door de leerkracht. b2. Setting: Klassikaal of in groepjes De leerkracht kijkt samen met de leerlingen naar
⏐ 51
3.4 De leerling leert verslag uitbrengen en uitleg, informatie en aanwijzingen geven Tussendoelen VSO 1 zml
c. Elkaar informeren over eigen ervaringen en belevenissen door met elkaar te praten
Suggesties voor de praktijk
c.
het (jeugd)journaal. Dingen die gebeurd zijn worden opgeschreven en centraal in de groep gehangen. Het nieuws wordt ondersteund met foto's uit de krant, zodat ook leerlingen die niet zo goed kunnen lezen visuele ondersteuning krijgen en iets hebben om over te praten. zie 2.1
3.5 De leerling leert beschikken over een woordenschat die hen in staat stelt dagelijkse situaties te begrijpen en deel te nemen aan de communicatie Tussendoelen VSO 1 zml
Suggesties voor de praktijk
a. Hanteren van aanspreekvormen voor bekenden en onbekenden
a1. Setting: klassikaal of in kleine groepjes De leerkracht houdt met de leerlingen een groepsgesprek over wanneer je 'u' moet zeggen en wanneer je 'jij' mag zeggen. Ze draagt verschillende personen en situaties aan, bijvoorbeeld: wat zeggen de leerlingen tegen hun ouders, tegen de politieman, tegen iemand die ze niet kennen, tegen een vriend? a2. Setting: klassikaal of in kleine groepjes De leerkracht speelt met de leerlingen rollenspelletjes en schenkt bij het nabespreken aandacht aan de vraag of de juiste aanspreekvorm is gebruikt. b1. Setting: in de dagelijkse situatie, individueel De leerkracht stimuleert de leerling om om hulp te vragen als hij/zij iets niet begrijpt
b. Actief participeren in alle vormen van communicatie die van belang zijn voor het leren op school c. Uitvoeren van enkele schoolse taken in gesprekssituaties
3.6 De leerling leert hun taalgebruik ondersteunen door lichaamshouding, gebaren, oogcontact, mimiek, intonatie en beweging Tussendoelen VSO 1 zml
Suggesties voor de praktijk
Aannemen van passende lichaamshouding
1.
2.
⏐ 52
Setting: klassikaal (in de grote kring) of in groepjes De leerkracht oefent met de leerlingen het uitdrukken van verschillende emoties, zoals blij zijn, verbaasd zijn, boos zijn. Als hulp kan een spiegel worden gebruikt. De plaatjes uit logo-art mondmotoriek geven duidelijk verschillende emoties weer. Er kan ook worden geoefend in het trekken van gekke gezichten: één leerling doet voor de andere volgen. Setting: in tweetallen Spiegelspel. De leerkracht zet de leerlingen in tweetallen tegenover elkaar. De ene leerling krijgt de opdracht bewegingen te maken en de andere
3.6 De leerling leert hun taalgebruik ondersteunen door lichaamshouding, gebaren, oogcontact, mimiek, intonatie en beweging Tussendoelen VSO 1 zml
Suggesties voor de praktijk 3.
moet die leerling volgen. Setting: In de grote kring Eén van de leerlingen gaat op de gang en krijgt daar van de leerkracht de opdracht bij terugkomst in de klas een bepaalde houding aan te nemen (bijvoorbeeld ongeïnteresseerdheid, verliefd zijn). De andere leerlingen moeten raden welke houding wordt uitgebeeld.
3.7 De leerling leert de lichaamstaal van anderen begrijpen Tussendoelen VSO 1 zml
Suggesties voor de praktijk
--
--
3.8 De leerling leert een gesprek of een gedeelte daarvan herhalen en samenvatten in eigen woorden Tussendoelen VSO 1 zml
Suggesties voor de praktijk
a. Actief participeren in gesprekken n.a.v. op hen gerichte verhalen over: de volgorde van gebeurtenissen, de motieven van personen, waardering en de moraal die in het verhaal naar voren komen, voorspellingen van wat verder in het verhaal zal gebeuren, oorzaak-gevolg relaties
a1. Setting: Klassikaal of in kleine groepjes De leerkracht heeft extra aandacht voor leerlingen die moeite hebben met het actief participeren in een gesprek en geeft hen toch regelmatig een beurt. a2. Setting: Klassikaal of in kleine groepjes Praten over de moraal kan heel goed geoefend worden met behulp van de platen 'persoonlijke veiligheid'. Elke kaart toont duidelijk de activiteit die het gevaar kan opleveren en moedigt een gesprek rond het herkennen van de situatie en het vermijden ervan aan. Voorbeelden van onderwerpen: voorzichtig zijn met gereedschap en machines, begrijpen van de noodzaak van veiligheid en hygiëne in de keuken, verantwoordelijk gedrag in het verkeer. a3. Setting: Klassikaal of in groepjes Als hulpmiddel voor het bedenken van oplossingen voor problemen kunnen de logische reeksen van 'En ..dan…?' gebruikt worden. Op iedere plek kan er namelijk een vraagtekenkaart gelegd worden en kan er een discussie ontstaan over de mogelijke afloop van het verhaal. Anticiperen op de afloop kan natuurlijk ook door een voorgelezen verhaal niet helemaal af te maken, maar de afloop te laten bedenken door de leerlingen. b1. Setting: Klassikaal of in groepjes De leerkracht simuleert samen met de leerling een telefoongesprek. De leerling moet daarbij een boodschap doorgeven aan een andere leerling. De leerkracht controleert of het goed is gegaan, door de tweede leerling te vragen wat de
b. Op adequate wijze aannemen en doorgeven van een eenvoudige telefonische boodschap zodanig dat de essentie ervan behouden blijft
⏐ 53
3.8 De leerling leert een gesprek of een gedeelte daarvan herhalen en samenvatten in eigen woorden Tussendoelen VSO 1 zml
Suggesties voor de praktijk boodschap was. b2. Setting: in de grote kring De leerling fluistert een zin door aan een leerling en die leerling fluistert het een andere leerling in. De boodschap gaat zo heel de kring rond. Is het goed gegaan?
De Kerndoelen 4 en 5 zijn voor de VSO fase nog niet uitgewerkt (zie voor lezen 2.3). Kerndoel: 6. De leerlingen leren een zo ruim mogelijke woordenschat begrijpen en gebruiken Leergebied: Taal en communicatie
6.1 De leerling leert een woordenschat begrijpen en gebruiken voor deelname aan communicatie in dagelijkse situaties Tussendoelen VSO 1 zml
Suggesties voor de praktijk
a. Aangeven van de betekenis van bekende woorden m.b.v. synoniemen, toelichting op context, uitbeelden, enz.
a1. Setting: Klassikaal of in kleine groepjes De leerkracht deelt plaatjes uit van voorwerpen met betrekking tot bijvoorbeeld het thema, waarover op dat moment gesproken wordt in de groep. De leerlingen mogen het kaartje niet aan de andere leerlingen laten zien en ze mogen ook niet zeggen wat er op staat. De leerlingen krijgen de opdracht het plaatje dat ze hebben te omschrijven door bijvoorbeeld te zeggen waarvoor je het kan gebruiken, waar het van gemaakt is of waar je het kunt vinden. De andere leerlingen moeten raden wat het voorwerp is dat de leerling op het kaartje heeft staan. Om het makkelijker te maken kan de leerkracht voordat de kaartjes worden uitgedeeld de kaartjes alvast laten zien en laten benoemen. Bij het zoeken naar plaatjes kunnen onder anderen de praatboeken van dienst zijn. a2. Setting: Klassikaal of in groepjes De leerkracht zet een bepaald bovenschikkend woord op het bord, bijvoorbeeld vervoer, en gaat met de leerlingen een woordveld maken. Laat de leerlingen woorden noemen die met het gegeven woord te maken hebben. Als er geen nieuwe woorden meer bijkomen, kan de leerkracht een omschrijving geven van een woord en dan afwachten of de leerlingen dat woord kennen. Als de leerlingen het woord niet kennen, wordt een nieuw woord geïntroduceerd. Stimuleer de leerlingen om ook synoniemen voor een woord
⏐ 54
6.1 De leerling leert een woordenschat begrijpen en gebruiken voor deelname aan communicatie in dagelijkse situaties Tussendoelen VSO 1 zml
b. Ervaringen opdoen met het kiezen van de woordbetekenis uit een woordenboek die in een gegeven context geëigend is kunnen
c. Ervaringen opdoen (met hulp) met de termen: betekenis, woorddeel, gebruiken synoniemen
⏐ 55
Suggesties voor de praktijk te bedenken (Kennen jullie nog een ander woord voor…?). Om een juist begrip van de (nieuwe) woorden te stimuleren kunnen daarna zinnen worden gemaakt met de nieuwe woorden. Laat het woordveld nog een tijdje op het bord staan. a3. Setting: Klassikaal of in groepjes De leerkracht leest een verhaal voor, waarin een aantal minder frequent gebruikte woorden staan. Na afloop van het verhaal worden de moeilijke woorden besproken en de zinnen waar die woorden instaan nog een keer voorgelezen. Een leerling mag de zin of het stuk tekst uitleggen. b1. Setting: individueel De leerkracht geeft de leerlingen een (eenvoudige) tekst, waarbij woorden die meerdere betekenissen hebben, schuin zijn gedrukt. De leerlingen moeten deze woorden opzoeken en de betekenis van het woord in de gegeven zin opschrijven. b2. Setting: klassikaal of in groepjes Als leerlingen niet (goed) kunnen lezen, kan er ook een mondelinge oefening worden gedaan. De leerkracht geeft een woord, bijvoorbeeld 'bank' en bespreekt de verschillende betekenissen die dat woord kan hebben. Daarna mogen de leerlingen met iedere betekenis een zin maken. c1. Setting: Klassikaal of in groepjes Bij de oefeningen genoemd bij a kan de leerkracht bewust gebruik maken van de woorden synoniem en betekenis, zodat leerlingen hiermee vertrouwd raken. c2. Setting: Klassikaal of in groepjes De leerkracht laat de leerlingen samengestelde zelfstandige naamwoorden bedenken, door het begin van een woord te geven. Bijvoorbeeld: bedenk zoveel mogelijk woorden die beginnen met het woord school (schoolbord, schoolplein, schoolbus) of huis (huissleutel, huiswerk, huisnummer). c3. Setting: Klassikaal of in groepjes De leerkracht geeft de leerlingen samengestelde zelfstandige naamwoorden en laat hen de woorden auditief analyseren in lettergrepen (hakken). Daarna bespreekt de leerkracht welke (korte) woorden er verborgen zitten in het langere woord.
6.2 De leerling leert beschouwend gebruik maken van een woordenschat Tussendoelen VSO 1 zml
Suggesties voor de praktijk
Niet ingevuld
Niet ingevuld.
2.2
De kerndoelen in onze onderwijspraktijk
Algemene situatieschets Op onze VSO-school werken ongeveer 40 mensen, waaronder groepsleerkrachten, klassenassistenten en ondersteuners (zowel fulltime als parttime). Ongeveer 150 leerlingen zijn verdeeld over 13 groepen: 6 onderbouwgroepen en 7 bovenbouwgroepen. De groepen zijn over het algemeen op leeftijd ingedeeld en vertonen (soms grote) niveauverschillen. We richten ons onderwijsaanbod op wonen, werken en vrije tijd. In grote lijnen kunnen veel vakken worden onderverdeeld in theorie en praktijk. Theorievakken worden, m.u.v. niveaulezen (zie punt 2), meestal in/met de eigen groep (al dan niet individueel) gegeven: taal (m.n. schriftelijk), rekenen, wereldoriëntatie (o.a. actua), sociale vaardigheden, creatieve vakken en keuze, naast groepsactiviteiten als gym, zwemmen, dagopening en dagafsluiting. Een aantal leerlingen krijgen individuele begeleiding op het gebied van ASS, logopedie of anderstaligheid. Daarnaast hebben we nog een noemer praktijk: naast de verplichte praktijkvakken huishoudkunde, bakken/koken en algemene technieken worden o.a de volgende vakken wisselend aangeboden in de onderbouw: expressie, tuin, computer, persoonlijke verzorging, koken, stadse vaardigheden en kantoorvaardigheden. Praktijk wordt in de onderbouw door de eigen leerkracht of een (vaste) klassenassistent of vakleerkracht gegeven in praktijkgroepen (halve groep) voor een periode van een aantal weken. In de bovenbouw worden theoriemomenten steeds schaarser en komt de nadruk te liggen op de praktijkvakken die hier groepsoverstijgend ingedeeld zijn, soms naar interesse. Een aanvulling op de onderbouw: gezelschapsspelen, drama, muziek, creatief en sociale vaardigheden / weerbaarheidstraining. Praktijkvakken kunnen wisselen per periode. Op vrijdagochtend staat schoolbreed VTV op het rooster, dat wil zeggen vrijetijdsvakken. Leerlingen worden naar interesse voor een periode van een aantal weken groepsoverstijgend ingedeeld. Dit kan bijvoorbeeld zijn constructie, computer, recreatieve sport of engels. Op vrijdagmiddag sluiten we de week af met sport, spel, video en salon met een aansluitende bar en disco. Tenslotte komt arbeidstoeleiding erbij in de bovenbouw. Deze bestaat uit praktijk op locatie, arbeid en stage. Praktijk op locatie: op buitenschoolse werkplek worden vaardigheden geoefend onder leiding van een personeelslid. Arbeid: naast het leren en oefenen van productiewerk wordt specifiek aandacht geschonken aan de (werk)houding. Na een arbeidsinteressetest oriënteren leerlingen zich maatschappelijk in periodes van ongeveer een half jaar middels een huishoudstage of andere stage. Daarna worden de interne, maar vooral externe stages voor veel leerlingen belangrijker, vaak als arbeidsoriëntatie, soms als plaatsingsstage. Dit alles wordt verwerkt in een algemeen dag-en weekrooster én in een individueel rooster voor de leerling dat de leerling inplakt of schrijft in zijn/haar eigen agenda in picto’s (volgens de methode Weerklank) of in woorden.
⏐ 56
De kerndoelen in de VSO 1 praktijk De kerndoelen Taal en Communicatie
Die zie je op school in de afdeling VSO 1 o.a. op de volgende manier:
Kerndoel 1 De leerlingen leren communiceren met woorden, gebaren, picto’s of met andere voor hen geëigende middelen
Logopedie: Niet of slecht sprekenden worden veelal wekelijks individueel of in tweetallen ondersteund door een logopedist. Er wordt aangesloten bij actuele gebeurtenissen die, gekoppeld aan bepaalde klanken of woorden, in een pictoverhaal worden gezet. De logopedist tekent zelf. Deze individuele pictoboekjes worden in de groep (en thuis) geoefend. Daarnaast worden groepsleerkrachten én leerlingen ondersteund in hun gebarentaal middels thematische kaarten waarop uitgebeeld staat hoe je een bepaald gebaar maakt gekoppeld aan de picto en het woord, bijvoorbeeld een serie over de herfst of kerst. Dag-of weekopening: Voor de meeste leerlingen is dit een bewust moment van initiatief nemen om te spreken of reageren op anderen. Vooral het verstaanbaar spreken is hierbij belangrijk. Soms kan de groepsleerkracht gericht ondersteunen wanneer er een communicatieschriftje gebruikt wordt door school en thuis. Instructiemomenten: Hier wordt vaak een beroep gedaan op het begrijpen van taal. Om dit te ondersteunen worden zowel tijdens theorie als praktijk vaak de volgende stappen gedaan: voordoen – samendoen – nadoen. Ook kan dit worden ondersteund met plaatjes, zoals die in de methode Praktische Vaardigheden (uitg. Edudesk) staat. Groepsactiviteiten zoals dagopening, dagafsluiting, sociale vaardigheden en actua: Hierbij staat het gericht begrijpen van informatie en het vertellen van een verhaal centraal. Kantoorvaardigheden: Hier komen o.a. gesprekstechnieken aan bod, zoals die bij het telefoneren gebruikt worden. Als hulpmiddel wordt hier een deel uit de methode ‘Stel je voor’ gebruikt. Niveaulezen: In de AVI-groepen wordt niet alleen technisch gelezen, maar wordt ook bewust aandacht besteed aan de inhoud, het begrijpende lezen. Vaak leest de leerkracht een (deel van) de tekst nogmaals, zodat leerlingen naast het meelezen ook kunnen luisteren naar het verhaal. Dit bevordert het plezier in lezen. Het navertellen van een verhaal wordt stap voor stap gestuurd door gerichte vragen of aan de hand van plaatjes / illustraties. Kringgesprekken: Hier vallen de niveauverschillen vaak enorm op. De leerkracht stuurt het gesprek soms zo dat leerlingen met een relatief hoog niveau de vragen m.b.t. het verhaal van andere leerlingen kunnen beantwoorden. Weekopening: Hier kan iedere week een andere (wat hoger niveau) leerling ‘voorzitten’: aan de hand van een beurtenlijst geeft hij/zij iemand de beurt om te vertellen over eigen belevenissen en stelt hij/zij vragen om meer te weten te komen over het verhaal. Er wordt standaard geëindigd met ‘Heeft iemand nog een vraag?’ Dagafsluiting: Een mooi moment om een ‘complimentenronde’
Kerndoel 2 De leerlingen leren gesproken taal begrijpen en gebruiken
Kerndoel 3 De leerlingen leren deelnemen aan gesprekken in verschillende communicatieve situaties
⏐ 57
De kerndoelen Taal en Communicatie
Kerndoel 4 De leerlingen leren lezen voor dagelijkse toepassingen
Kerndoel 5 De leerlingen leren gebruik maken van schriftelijke taalvormen
⏐ 58
Die zie je op school in de afdeling VSO 1 o.a. op de volgende manier: te doen, op een positieve manier ook nog eens bewust met taal omgaan. Bij iedere leerling mogen leerlingen die iets positiefs willen vertellen de vinger opsteken, de eerste mag dan één of twee leerlingen aanwijzen van wie hij/zij een complimentje wil ontvangen. Centraal staat hier het begeleiden in ‘Hoe vertel ik iets?’ en ‘Hoe ontvang ik iets? Actua (actualiteiten bespreken): Dit gaat voornamelijk om informatie en mening: een laag niveau leerling neemt soms een plaatje mee uit de krant of een stukje tekst dat heel summier wordt toegelicht in enkele woorden. Een midden niveau leerling vertelt iets, maar hierbij ontbreekt vaak de samenhang, uitleg is dan de volgende stap. Een hoog niveau leerling leest soms een stuk voor uit een artikel, licht toe of geeft soms zelfs zijn/haar mening. Hulp vragen: Dit is voor een deel van onze leerlingen erg lastig. Een enkele leerling gebruikt een hulpblokje om op die manier de aandacht te trekken van de leerkracht om vervolgens wel (summier) aan te kunnen geven wat er is. Drama en sociale vaardigheden: Tijdens deze vakken oefenen de leerlingen naast taal ook andere vormen van communicatie te gebruiken, bijvoorbeeld gezichtsuitdrukkingen en bepaalde bewegingen. Wereldoriënterende vakken: Bij deze vakken worden de leerlingen regelmatig geconfronteerd met lezen. De schriftelijke verwerking wordt voor het midden en hoog niveau eerst klassikaal uitgelegd, wanneer leerlingen goed kunnen lezen maken zij vervolgens een werkblad vrij zelfstandig, een ander deel van de leerlingen heeft duidelijk sturende hulp nodig en blijven bij de leerkracht zitten, zij maken de opdracht samen; de mondelinge antwoorden worden op het bord gezet en kunnen eventueel worden nageschreven. Praktische vaardigheden: Hier worden vaardigheden regelmatig ondersteund met plaatjes, zoals die in de methode Praktische vaardigheden (uitg. Edudesk) staan. Onder elk plaatje staat beknopt de handeling beschreven, zodat het voor meerdere niveaus toepasbaar is. Niveaulezen: In iedere groep wordt het weer anders gedaan, zie punt 2. Schrift: Wij sluiten aan bij wat er op het SO is aangeboden: zij bieden één schrift aan, de leesletters zijn mede de schrijfletters. Sommige leerlingen willen graag ook aan elkaar kunnen schrijven en krijgen dan echte schrijfles volgens de schrijfmethode ‘Handschrift’. Spellen en stellen: Leerlingen werken (onder de noemer taal) individueel in methodes als spelling in de lift, zelfstandig spellen of veilig in stapjes. Wanneer leerlingen begrijpelijke zinnen kunnen schrijven wordt er gelet op de punt en eventueel op de hoofdletter. Informatieverwerking: Het hogere niveau krijgt teksten met schriftelijke vragen, zoals bijvoorbeeld in de junior
De kerndoelen Taal en Communicatie
Kerndoel 6 De leerlingen leren een zo ruim mogelijke woordenschat begrijpen en gebruiken
2.3
Die zie je op school in de afdeling VSO 1 o.a. op de volgende manier: informatieboekjes. Wanneer een leerling zelf een onderwerp mag kiezen presteert hij/zij vaak beter. Dit komt bij ieder vak en onderdeel aan de orde. Soms wordt een nieuw of moeilijk woord uitgelegd, soms wordt het (beeld-) woordenboek gebruikt. Taal: De werkboekjes Woordenschat van Stenvert zijn specifiek gericht op nieuwe woorden. Deze worden niet alleen voor de anderstaligen gebruikt, maar ook voor leerlingen die veel visuele ondersteuning en herhaling nodig hebben, die globaal lezen of blijven hangen in het spellende lezen.
Taal en communicatie in leesniveaugroepen
Algemene situatieschets (niveau-)lezen Lezen wordt in groepsoverstijgende niveauleesgroepen één keer per week gegeven: een niet-lezersgroep, een groep pictolezers, een groep signaallezers, een groep spellende lezers en een aantal gecombineerde AVI-groepen, waarbinnen zowel het technische als het begrijpende lezen aan bod komt. De AVI-‘niveaus’ zijn grotendeels bepaald met behulp van de AVI-testen, waarbij vooral gekeken is naar welke inhoud de leerling aankan, en waarbij minder gelet is op tempo. De onderbouw en de bovenbouw is hierbij gescheiden om zo beter aan te kunnen sluiten bij de leef-en belevingswereld van de leerlingen. Daarnaast kan lezen aan bod komen tijdens taal in de eigen groep, staat lezen soms ten dienste van andere vakken en wordt lezen in praktijksituaties zoveel mogelijk praktisch toegepast, denk aan recepten lezen, boodschappenbriefjes lezen en computeractiviteiten.
Beschrijving van de praktijk en de plaats van kerndoelen van taal en communicatie in deze praktijk Hieronder vind je vier praktijkbeschrijvingen uit de verschillende niveauleesgroepen met daaraan gekoppeld een aantal kern-of tussendoelen. De niveauleesgroepen worden door één leerkracht of klassenassistent (m.n. in de lagere niveaugroepen, zoals de niet-lezers) begeleidt en bestaan uit 6 á 8 leerlingen. In anderhalf uur worden vaak meerdere onderdelen behandeld. Hier is gekozen voor de wat lagere niveaus, het hogere niveau is verderop uitgewerkt onder het kopje 'gebruik van een ‘reguliere’ taalmethode in de ZML praktijk'.
Praktijkbeschrijvingen niveauleesgroep Pictolezers Opening (15 min.): Is iedereen aanwezig? De namen van de leerlingen worden omstebeurt op het bord geschreven, wanneer je je naam herkent zeg je dat. Soms verklankt de leerkracht één of meerdere letters.
Agendalezen (30 min): Iedere leerling heeft de agenda bij zich. ‘Pak deze week eens voor je.’ Een dik elastiek helpt de leerling
⏐ 59
Hierin zijn o.a. de volgende kerndoelen verwerkt: De leerlingen leren communiceren met woorden, gebaren, picto’s of andere voor hen geëigende middelen. Æ ze leren associaties leggen tussen voorwerp, verwijzer, picto of gebaar en de betekenis ervan en deze zelf actief gebruiken. idem
Praktijkbeschrijvingen niveauleesgroep
Hierin zijn o.a. de volgende kerndoelen verwerkt:
Pictolezers de huidige week snel te vinden. De leerkracht plakt een vergroot picto (methode Weerklank of eigen aanvulling) op het bord en vraagt wie dat picto ook in zijn agenda heeft. Leerlingen zoeken en wijzen aan. ‘Wat betekent dit picto?’ Zo worden een aantal picto’s geoefend. Tenslotte wordt ‘vandaag’ bekeken. Iedere leerling ‘leest’ zijn eigen dagrooster voor, soms met wat hulp. Plaatjesspel (30 min.): Uit praatboek winter is voor iedere leerling twee maal het blad met wintervoorwerpen gekopieerd. Eén vel als oplegvel, het andere als knipvel. Sommige leerlingen knippen de plaatjes zelf uit, andere worden geholpen. De leerkracht noemt een voorwerp, de leerlingen zoeken het juiste plaatje op en leggen dit op hetzelfde plaatje op het legvel. Ondertussen loopt de leerkracht rond om te controleren. Wie kan er een zinnetje bedenken bij ieder woord? Na een voorbeeld ‘Ik doe de handschoenen aan’, komen leerlingen ook met zinnetjes. Soms is wat aansporing nodig. Wanneer alle plaatjes op het grote vel liggen worden ze nog eens herhaald: wie weet ze nog?
De leerlingen leren een zo ruim mogelijke woordenschat begrijpen en gebruiken. Æ ze leren een woordenschat begrijpen en gebruiken voor deelname aan communicatie in dagelijkse situaties.
Afsluiting (15 min.): leerlingen mogen de plaatjes gaan kleuren of leerlingen mogen een spelletje kiezen uit de kast.
Praktijkbeschrijvingen niveauleesgroep Signaallezers Opening (15 min.): Er wordt een praatje gemaakt, bijzonderheden passeren de revue en er wordt kort verteld hoe de les eruit ziet.
Signaalleesmethode van de Edudesk (25 min.): Aan de hand van de praatplaat en eventueel concrete materialen wordt het onderwerp ingeleid, bijvoorbeeld ‘de supermarkt’. Daarna gaan de leerlingen in
⏐ 60
Hierin zijn o.a. de volgende kerndoelen verwerkt: De leerlingen leren gesproken taal begrijpen en gebruiken. Æ ze leren een opmerking, een mededeling of een verhaal begrijpen en gebruiken en leren een verhaal vertellen en informatie geven. De leerlingen leren communiceren met woorden, gebaren, picto’s of met andere voor hen geëigende middelen. Æ ze leren associaties leggen tussen voorwerp, verwijzer, picto of gebaar en de
Praktijkbeschrijvingen niveauleesgroep Signaallezers hun eigen werkboek met een aantal opdrachten bezig. De leerkracht loopt langs en geeft instructies, stimuleert en biedt hulp. Wanneer een leerling klaar is kan deze de praatplaat gaan inkleuren of even iets van de keuzetafel pakken, bijvoorbeeld een woordmemorie. Wanneer (bijna) iedere leerling klaar is met zijn werk wordt alles opgeruimd. Praktisch lezen (40 min.): ‘Lezen’ (begrijpen) van een weerbericht uit de krant of van het journaal. Er wordt gestart met het weer vandaag en of iemand weet welk weer het morgen wordt. Hoe weet je dit? Diverse weerberichten worden bekeken en besproken: van twee tv-journaals en uit twee kranten. De symbolen worden op het bord getekend en besproken. De kaart van Nederland wordt opgehangen en er wordt gekeken waar de leerlingen wonen: in het oosten. Dus daar moet je op letten wanneer je het weerbericht bekijkt. Op een werkblad met het kaartje van Nederland kleuren leerlingen het gebied Twente in. In een vervolgles worden de meest voorkomende weersymbolen bekeken en uitgelegd. (Huiswerk: de volgende keer een weerbericht uit de krant meenemen.)
Hierin zijn o.a. de volgende kerndoelen verwerkt: betekenis ervan en deze zelf actief gebruiken. Idem
De leerlingen leren deelnemen aan gesprekken in verschillende communicatieve situaties. Æ ze leren verslag uitbrengen en uitleg, informatie en aanwijzingen geven.
Afsluiting (10 min.): Er wordt kort samengevat wat er en hoe dit deze les is gedaan. Leerlingen brengen zelf iets in, bijvoorbeeld wat ze leuk, makkelijk of moeilijk vonden, wat ze graag een volgende les willen leren.
Praktijkbeschrijvingen niveauleesgroep
Hierin zijn o.a. de volgende kerndoelen verwerkt:
AVI 1-2 lezers Inleiding (10 min.): Iedereen verzamelen. Zijn er bijzonderheden die de leerkracht moet weten? Dan gaan we snel beginnen. Groepslezen (65 min.): De leerkracht heeft voor iedere leerling een exemplaar van ‘Wij horen bij elkaar’ (AVI 3 boekje uit de serie zoeklicht) Een wat moeilijker boekje, maar
⏐ 61
De leerlingen leren lezen voor dagelijkse toepassingen. Æ ze leren een opmerking, een mededeling en verhaal begrijpen en gebruiken.
Praktijkbeschrijvingen niveauleesgroep AVI 1-2 lezers waardoor deze leerlingen juist geboeid zijn. Om de beurt mag een leerling een stukje lezen, betere lezers iets meer, mindere lezers iets minder. Enkele leerlingen gebruiken een bladwijzer, zoals een grote paperclip of een gekleurd vel. Eén leerling heeft moeite met het lezen van de ‘ij’. De leerkracht behandelt tussendoor een aantal ij-woorden en schrijft deze op het bord, zoals ijs, gijs, wijs, ijsje, wijsje. Na iedere bladzijde leest de leerkracht de hele bladzijde nog eens voor en stelt één of meerdere vragen om te checken of ze de tekst hebben begrepen. Eén jongen heeft moeite om zich lang te concentreren en mag na een half uurtje op de computer. Aan het eind vertellen de leerlingen het verhaal na, waarbij ze elkaar aanvullen. De leerkracht stuurt dit door vragen zoals ‘en toen?’ en ‘wat gebeurde er daarna?’.
Hierin zijn o.a. de volgende kerndoelen verwerkt: Æ ze leren de betekenis van symbolen en van geschreven tekst begrijpen en gebruiken
Æ ze leren lezend genieten van verhalende en andere teksten.
De leerlingen leren gesproken taal begrijpen en gebruiken. Æ ze leren een opmerking, een mededeling of een verhaal begrijpen en gebruiken en leren een verhaal vertellen en informatie geven. Æ ze leren genieten van verhalende en andere gesproken teksten.
De leerlingen leren lezen voor dagelijkse toepassingen. Æ ze leren de betekenis van symbolen en van geschreven tekst begrijpen en gebruiken.
Afsluiting: woordraadspel (15 min.): De leerkracht schrijft langzaam een woord op het bord. Wanneer een leerling denkt te weten wat er komt te staan steekt deze de vinger op. De meeste woorden komen uit het gelezen boek of staan dicht bij de belevingswereld van de leerlingen.
Praktijkbeschrijvingen niveauleesgroep AVI 3-4 lezers Opening (20 min.): wanneer alle leerlingen binnen zijn en bijzonderheden bekend zijn start de leerkracht de les met een kort gedicht voor te lezen uit ‘Ik wil zo graag een spook’ uit de serie versjes voor beginnende lezers (uitg. Zwijsen). Daarna krijgen de leerlingen een exemplaar van het gedicht en leest de leerkracht het gedicht nog eens voor, waarbij leerlingen zachtjes mogen meelezen. Het gedicht wordt besproken: waar gaat het over, welke woorden rijmen? Daarna mogen leerlingen die dat willen het gedicht voordragen, dus netjes en rustig lezen.
⏐ 62
Hierin zijn o.a. de volgende kerndoelen verwerkt: De leerlingen leren gebruik maken van schriftelijke taalvormen. Æ ze leren tekstsoorten en taalgebruik herkennen en begrijpen.
Praktijkbeschrijvingen niveauleesgroep AVI 3-4 lezers Groepslezen (30 min.): De leerkracht heeft voor iedere leerling een exemplaar van hetzelfde boekje, uit de serie Klipper, AVI 4. Omstebeurt leest iedere leerling een stukje hardop voor. Er wordt met name gelet op de punt. Na elk hoofdstuk stelt de leerkracht een aantal mondelinge vragen die leerlingen ook mondeling beantwoorden.
Eigen boek lezen (30 min.): leerlingen hebben onder begeleiding een AVI 3,4 of 5 boekje uit de leeskast gekozen. Dit lezen ze voor zichzelf. Na ieder hoofdstuk vertellen ze kort wat ze hebben gelezen. De leerkracht schrijft dit voor hen op in het boekschrift. Wanneer het boek uit is schrijft de leerling een boekverslag: de titel, de schrijver, het onderwerp en een korte samenvatting. De samenvatting kan (na)geschreven worden van wat er in het schrift is geschreven. (Ongeveer één keer per twee maanden houden leerlingen een boekbespreking.)
Hierin zijn o.a. de volgende kerndoelen verwerkt: De leerlingen leren lezen voor dagelijkse toepassingen. Æ ze leren de betekenis van symbolen en van geschreven tekst begrijpen en gebruiken De leerlingen leren gesproken taal begrijpen en gebruiken. Æ ze leren een opmerking, een mededeling of een verhaal begrijpen en gebruiken en leren een verhaal vertellen en informatie geven. De leerlingen leren lezen voor dagelijkse toepassingen. Æ ze leren de betekenis van symbolen en van geschreven tekst begrijpen en gebruiken Æ ze leren lezend genieten van verhalende en andere teksten. De leerlingen leren gebruik maken van schriftelijke taalvormen. Æ ze leren zinnen schrijven.
Afsluiting (5 min.): Alles wordt opgeruimd en de leerkracht geeft aan hoe de les is verlopen. Tot volgende week.
2.4
Via thematisch onderwijs naar (tussen)doel: Thema 'Mijn lijf'
De VSO afdeling waarbinnen deze ideeën worden gebruikt is er één met in totaal tien groepen. De groepen zijn onderverdeeld in vier onderbouw groepen, drie middenbouw groepen en drie bovenbouw groepen. De onder-en middenbouw werken voornamelijk in het schoolgebouw. De bovenbouwleerlingen werken op drie locaties, te weten: op school, in een woonhuis dat wordt gehuurd van de Colckhof, (woonvoorziening), en in een wijkcentrum. Op deze drie locaties proberen wij zo goed mogelijk de drie centrale thema’s binnen onze school aan bod te laten komen; wonen, werken, vrije tijd. In het wijkcentrum wordt geoefend met het arbeidsmatig werken. Dit doen we voor bedrijven, het is dus niet vrijblijvend. Het is een begeleide stage die de leerlingen voorbereid op een externe stageplaats. In het woonhuis komen voornamelijk de thema’s wonen en vrije tijd aan de orde. Op school de reguliere 'schoolse' vakken. Het streven is om in iedere groep een groepsleerkracht, een klassenassistent en een stagiaire te hebben om zo optimaal mogelijk onderwijs te kunnen geven. In de beschreven lessen is dit het geval. De leerlingen zijn in een bepaalde bouw ingedeeld op basis van kalenderleeftijd en binnen de bouw zijn ze zoveel mogelijk op hetzelfde niveau bij elkaar geplaatst. Hier en daar zijn uitschieters. In de laag-niveau groepen wordt veelal gewerkt vanuit thema’s. In de hoog-niveau groepen gebeurt dit minder. Hier wordt voornamelijk
⏐ 63
gewerkt vanuit de onderwerpen die tijdens de verschillende vakken aan de orde komen. (bijv. Wereldoriëntatie). Hieronder volgen lesideeën die opgezet zijn voor een VSO 2 groep met laag niveau en daarom ook als idee voor de VSO 1 groep is opgenomen. Bij paragraaf 3.4 is een vergelijkbare uitwerking opgenomen maar dan voor een hoog niveau (= VSO 2)
Thema Mijn lijf Deelonderwerp: Lichaamskennis Begrippen die aan de orde komen: Hoofd, gezicht, haar, rug, buik, bil, benen, voeten, armen, handen, neus, mond, lip, oog, oor. Kin, hals, nek, wimper, wenkbrauw, haren, tanden, kiezen, gebit, tong, wang, voet, enkel, kuit, knie, dijbeen, heup, ten nagels, schouder, elleboog. Pols, vinger, duim, pink, borst, borsten, navel, geslachtsdelen.
Taalactiviteiten bij het thema • • •
•
• • •
• • •
Kringgesprek naar aanleiding van een praatplaat uit het praatboek 'dit ben ik'. Brainstorm; waar denk je allemaal aan bij het lichaam? Een leerling 'omtrekken' op een rol behangpapier en daarbij met behulp van stempelkaarten (woord en beeld, te downloaden op www. Jufsanne.com) de verschillende onderdelen benoemen en het juiste kaartje op de juiste plaats op het lichaam plakken. Hierbij de functie van de genoemde onderdelen kort aan bod laten komen. Op de pc (www. Hethofderspelen.nl) oefenen met het lezen van de verschillende delen van het lichaam en het gezicht. De leerling die kan lezen doet dit aan de hand van de woorden, de leerling die niet kan lezen kan op het woord klikken en hoort dan het aan te wijzen deel van het lichaam danwel het gezicht. Gebruik praatboek en stempelkaarten. In een groepje onder begeleiding. Met de stempelkaarten: een beschrijving laten geven van het betreffende onderdeel. Memory. Leerlingen met hetzelfde niveau kunnen samen een beschrijvingsspel doen met de stempelkaarten(de ene leerling beschrijft wat hij ziet of waar het lichaamsdeel voor dient, de andere raadt waar het over gaat). Woordbingo. Voor de leerlingen die niet kunnen lezen een kaart met plaatjes. Serieel ordenen. Een collage laten maken en daarna laten vertellen waarom ze de afbeeldingen gekozen hebben.
Organisatie Starten vanuit de grote groep in de kring. Na ongeveer 25 minuten in niveaugroepjes of individueel uiteen om onder begeleiding, oppervlakkige begeleiding of zelfstandig aan het werk te gaan.
Middelen • • • • • •
Praatboek 'dit ben ik' behangpapier stempelkaarten (1 keer woord en beeld aan elkaar, 2 setjes los van elkaar, lamineren) werkbladen woordbingo (eventueel met een verhaal), pc
⏐ 64
Relatie taalactiviteit en kerndoel/tussendoel VSO 1 Taalactiviteit
Hangt samen met de volgende kern-/tussendoelen
kringgesprek
Kerndoelen 1 en 6, en de tussendoelen 2.1, 3.1 t/m 3.7
brainstorm
Kerndoelen 1 en 6, en de tussendoelen 2.1, 2.4, 3.1 t/m 3.5
leerling omtrekken
Kerndoelen 1 en 6, en de tussendoelen 3.1, 3.3
werken op de pc
Kerndoel 6 en de tussendoelen 2.1, 4.1, 4.2
gebruik praatboek
Kerndoelen 1 en 6 en de tussendoelen 2.1, 2.3, 2.4, 3.5, 3.6, 3.7, 4.1
stempelkaarten
Kerndoel 6
beschrijvingsspel
Kerndoelen 1 en 6, tussendoelen 2.1 en 2.2
woordbingo
Kerndoelen 2 en 6, tussendoelen 1.2 en 4.1
serieel ordenen
Tussendoelen 2.1, 2.4 en 3.8
collage maken
Kerndoel 6 en Tussendoelen 1.1, 1.2, 3.1, 3.3, 4.1
2.5
Taalonderwijs met de krant
Introductie van de krant De leerlingen zitten in een kring. Ik laat de krant zien en vraag aan de kinderen: • Wat is dit? (de krant) Wat kun je ermee? (lezen, er staan gebeurtenissen in uit Nederland en uit het buitenland) • Wat staat erin? (alle belangrijke dingen die die dag ervoor gebeurd zijn) • Hoe vaak komt de krant? (maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en er is ook een zondagskrant) Krijgt iedereen een krant? (lidmaatschap) • Wat valt op bij een krant – overzichtelijk, duidelijke letters, foto’s, onderwerp/ titel – hoe belangrijker – hoe groter en dikker de letters. • Hoe vind je dat deze krant eruit ziet? Welk artikel zou je het eerst gaan lezen en waarom? • Welk stuk maakt je nieuwsgierig en waarom? Welk stuk zou je niet lezen?
Bespreken van de foto’s in de krant De leerkracht laat de foto zien van het verbroederingsconcert. • Aan de kinderen wordt het volgende gevraagd: • Wat zien jullie op deze foto? Heeft een van jullie zoiets op het journaal gezien? • Waar zou het artikel dat hoort bij deze foto over gaan? • De leerkracht leest het stukje dat staat bij deze foto voor. Daarna wordt het stuk besproken. En de link met de foto wordt gemaakt. De leerkracht laat uit de kinderen komen waarom er een concert gegeven werd. En wie was Theo van Gogh? De leerkracht laat bladzijde 14 zien. Dit is een ander soort bladzijde. De leerkracht vraagt aan de kinderen wat je op deze bladzijde allemaal kunt doen. De antwoorden: ~ Stripverhaal lezen ~ horoscoop (wat is een horoscoop – een paar bespreken n.a.v. het sterrenbeeld van de kinderen) ~ het weerbericht (wat kun je hier zien? Alleen het weer van Nederland? Waarom zou het weerbericht van het buitenland hier ook op staan? – Vakantie bijv.Puzzel, Recept, Reclame.
⏐ 65
Grappige krantenberichtjes Veel kinderen denken dat er alleen maar moeilijke en ellendige artikelen in de krant staan maar dat is niet zo. De leerkracht verzamelt grappige krantenberichtjes. Voorbeelden ESSEN -Een Duitse vrouw was zo kwaad na een telefonische ruzie met haar man, dat zij gewapend met een hamer naar buiten stormde om zijn auto te vernielen. De 43-jarige inwoonster van Essen sloeg de voorruit in, vernielde de koplampen en brak de zijspiegels af. Pas toen zij uitgeraasd was, bemerkte zij dat zij niet de blauwe Ford Fiesta van haar echtgenoot onder handen had genomen, maar de blauwe Opel Corsa van haar buurman. De reparatiekosten bedragen duizend euro.
WEERT -Zwarte Piet en Sinterklaas hebben op pakjesavond in Weert een fietsendief op heterdaad betrapt. Rond 21 uur zagen ze een man die er vandoor ging met een fiets, die nota bene op slot zat. Dit vonden ze wel erg verdacht, waarop ze per auto de achtervolging in zetten. Op een gegeven moment liet de dief de fiets achter. Zwarte Piet zette de achtervolging te voet voort. De hele tijd hielden ze de politie telefonisch op de hoogte. Twee agenten die de man tegemoet liepen, konden de dief uiteindelijk aanhouden. De fietsendief mocht een nachtje in de cel blijven en Sinterklaas en Zwarte Piet legden een getuigenverklaring af op het politiebureau.
CHINA -Olifant Zhongbo is door een Chinese rechtbank vrijgesproken van doodslag. Het twintig jaar oude mannetje stampte afgelopen zomer zijn verzorger dood toen deze het hok van de olifant aan het schoonmaken was. Volgens de rechtbank was Zhongbo's gedrag te wijten aan het paarseizoen. Het dier was hierdoor al wat geïrriteerd, maar zou ten tijde van het incident ook nog een zonnesteek hebben en daardoor snel geneigd zijn tot aanvallen. Bovendien was het slachtoffer schuldig aan zijn eigen dood door alleen de kooi binnen te gaan. De dierentuin waar de olifant verbleef heeft inmiddels vier medewerkers bestraft. Daarnaast zijn bezoekers en verzorgers geadviseerd in de toekomst niet te dicht bij de dieren in de buurt te komen.
NIJMEGEN -Een 21-jarige Nijmegenaar die last had van een wesp in zijn auto is donderdagavond tegen een lichtmast gereden. De wesp was via het geopende portierraam zijn auto binnen gevlogen. De man had meer oog voor de wesp dan voor de weg toen hij hem probeerde te verjagen en verloor de controle over het stuur. Zijn auto denderde de middenberm in, raakte een lichtmast en kantelde. De bestuurder werd voor behandeling naar het ziekenhuis gebracht. Hoe de wesp het er vanaf heeft gebracht is onduidelijk.
Een leuke site voor dit soort berichten: http://www.humorcity.nl/0062.php Opsommingen van de taalactiviteiten •
belangrijke site voor gratis kranten in de klas en extra materiaal gratis te bestellen: www.krantindeklas.nl • alle foto’s worden gekopieerd neergelegd in een bakje. Een leerling pakt een foto en bedenkt hier zijn/ haar eigen gebeurtenis/ krantenartikel bij. De klassenassistent/ stagiaire tikt het verhaal dat de leerling bedenkt uit.
⏐ 66
•
De krant wordt gekopieerd zonder het echte artikel zodat het zelfverzonnen artikel hierin geplaatst kan worden, alsof het verhaal echt in de krant staat.. Een journalist in de klas. Deze man/ vrouw vertelt aan de kinderen wat het werk van een journalist inhoudt. • Op bezoek bij een drukkerij. Hoe wordt een krant gedrukt? • Zelf kranten bezorgen. Leerlingen ervaren hoe het is om kranten te bezorgen en hoe zorgvuldig je daarmee om moet gaan. Verder ervaren ze dat het ene huis wel een abonnement op de krant heeft en een ander huis niet. klassenassistent/ stagiaire speelt een spel met leerlingen. Ze leest een verhaaltje voor en de leerlingen leggen de foto neer die volgens hen bij dit verhaaltje hoort.
De relatie met de kern(tussen)doelen VSO 1 Taalactiviteiten
Hangt samen met de volgende kern/ tussendoelen
-
-
Introductie van de krant Bespreken van de foto’s in de krant Bespreking blad 14 Eigen artikel bedenken bij een foto uit de krant - Een journalist in de klas
- Op bezoek bij een drukkerij
- Zelf de krant bezorgen - Tekst/ foto spel
2.6
kerndoel kerndoel kerndoel kerndoel
- kerndoel 2.5 - kerndoel - kerndoel - kerndoel 2.5 - kerndoel - kerndoel - kerndoel - kerndoel - kerndoel - kerndoel - kerndoel
1 tussendoel 1.1 en 1.2 2. tussendoel 2.1, 2.2 en 2.4 3. alle tussendoelen 2.tussendoel 2.1, 2.3, 2.5 2 tussendoel 2.2, 2.3, 2.4, 3.(alle tussendoelen) 6 tussendoel 6.1 2 tussendoel 2.2, 2.3, 2.4, 3. (alle tussendoelen) 6 tussendoel 6.1 en 6.2 4.tussendoel 4.1en 4.2 5. tussendoel 5.1 1.tussendoel 1.2 4 tussendoel 4.1 6.tussendoel 6.2
Lijst algemene middelen
Mondelinge Taal (Spreken, luisteren, gesprek) • Methode sociale vaardigheden (o.a. Bekijk het maar, stel je voor..) • Koffer weerbaarheidstraining (mee) • Logopediemateriaal ('weerklank', diverse taalkwartetten) • Projectmaterialen • (Okee)krant • Pico piccolo-luisteroefeningen • Kijk en luistermethode de ruiter • Praatboeken / praatplaten in thema's • Programma 'een mond vol taal' • Transparant Leren lezen • Picto's van instituut 'de Weerklank' • Agendapicto's • Signaalleesmethode (Edudesk)
⏐ 67
• • • • • • • • • • •
Bij jou en bij mij Wie dit leest Veilig leren lezen / Veilig in stapjes (werkboekjes) Oude Blitskranten Okeekrant Junior informatieboekjes, diverse leesboekjes (o.a. Serie klipper en zoeklicht plus) Taalactief Stenvertblok Ik weet wat ik lees Humpie Dumpie Leeslijn Lezen moet je doen / lezen wat je kunt
Schriftelijke taal (schrijfvaardigheid/stelvaardigheid) • Taalmethoden: spelling in de lift plus, veilig in stapjes, zelfstandig spellen • Stenvertbloks • Voor een enkele leerling werkboekjes uit de methode promotie • Basis-en werkboek deel 1 van op nieuw niveau (vmbo-lwoo) • Sprint • Kopieerband taal 1 en 2 • Zelf leren lezen • Veilig leren lezen • Schrijven zonder pen • A,b,c schrijf maar mee Materiaal voor anderstaligen • Voor NT2 o.a. de praatboeken • De lessen Engels zijn gebaseerd op de methode Real English Aanvullende middelen • Leerlingvolgsysteem (InfoSys) is in ontwikkeling
2.7
ICT lijst voor de VSO 1 fase
Kerndoel: 1. De leerlingen leren communiceren met woorden, gebaren, picto's of met andere voor hen geëigende middelen Software:
DigiKidz -WerkwoordenRom 5/6, algemeen verkrijgbaar. De DigiKidz WerkwoordenRom groep 5/6 bevat acht oefeningen op drie niveaus waarmee op uitdagende en gevarieerde wijze geoefend kan worden met werkwoorden en werkwoordspelling zoals deze in groep 5 en 6 van het basisonderwijs geleerd wordt. Door de verschillende oefenvormen en de honderden zinnen wordt uitgebreid kennisgemaakt met het vervoegen van werkwoorden. SleepWerk: Je krijgt vier zinnen waar je de goede persoonsvorm bij moet zoeken. Sleep de persoonsvormen naar de goede zinnen. WerkWoordDictee: Vul de persoonsvorm in. Let op de spelling! TijdMachine: De TijdMachine verandert de tijd van werkwoorden. Stop er een rij werkwoorden in en voorspel wat er aan andere kant naar buiten komt. DetectiveSpel: Je ziet een zin, daar gebeurt iets in. Wie heeft het gedaan? WerkWoordenRace: Je krijgt 32 zinnen waarvan je de persoonsvorm moet invullen. Doe dat zo snel mogelijk!
⏐ 68
Kerndoel: 1. De leerlingen leren communiceren met woorden, gebaren, picto's of met andere voor hen geëigende middelen WerkWiel: Op een wiel staat een zin. Het wiel draait rond. Zoek de persoonsvorm in de zin, wacht tot die bovenin staat en klik op OK. EgoSpel: Stel je voor dat alle verhalen over jou zouden gaan. Dan hadden alle zinnen 'ik' als onderwerp. Wat zou de persoonsvorm dan zijn? WerkMollen: Uit de gaten in de grond komen woorden omhoog. Sommige daarvan zijn werkwoorden, andere niet. Klik alleen op de werkwoorden. Leerlingen kunnen met deze software zelfstandig aan het werk. Meer informatie: http://www.awbruna.nl/servlet/book?id=1036486844508&template=multimedia
Van Dale ABCD-ROM Junior, algemeen verkrijgbaar Van Dale ABCD-ROM Junior is een woordenboek op cd-rom. bijna 9000 trefwoorden uit de lees-en leefwereld van kinderen; korte, heldere betekenisomschrijvingen met voorbeelden, bewegende beelden, geluiden en illustraties; alle trefwoorden uitgesproken door bekende Nederlanders; eenvoudige voorbeeldzinnen; extra informatie zoals lidwoord, meervoud e.d.; gemakkelijk zoeken; vormgeving met de zee als thema; taalspelletjes. Leerlingen kunnen met deze software zelfstandig aan het werk. Meer informatie: http://www.vandale.nl/producten/15439
Kerndoel: 2. De leerlingen leren gesproken taal begrijpen en gebruiken Software:
Dagelijkse dialogen 1.12, http://www.owg.nl Aan de hand van strips over 17 alledaagse gesprekssituaties oefent de leerling luistervaardigheid en uitspraak en leert daarbij veel voorkomende zinnen (communicatieve routines) te gebruiken. Zowel receptieve als reproductieve en meer productieve werkvormen: het gesprek beluisteren en eventueel schriftelijk vragen daarover beantwoorden; de gespreksfragmenten voorlezen/naspreken, waarbij de computer de uitspraak opneemt t.b.v. controle achteraf; een 'gatentekst'-versie van het gesprek invullen; de gespreksfragmenten naspreken zonder schriftbeeld, waarbij de computer de uitspraak opneemt t.b.v. controle achteraf (hierbij kan van het voorbeeld worden afgeweken); één van de rollen van de gesprekspartners overnemen; een uitspraaktoets. Leerlingen kunnen met deze software zelfstandig aan het werk. Meer informatie: http://www.owg.nl/portaal/bestellen/winkel/index.html?target=nt2vo_lezenluisteren_1 .htm
Nederlands als tweede taal -Luistervaardigheid Beginners niveau 1 en 2, http://www.awbruna.nl Nederlands als tweede taal -Luistervaardigheid Beginners niveau 1 en 2 is een programma uit een serie met uitgebreide oefenstof bij het luisteren naar gesproken woord in het Nederlands. Met behulp van vier verschillende oefenvormen kan de leerling/cursist zich deze woorden aanleren. De cd-rom's zijn zelfstandig te gebruiken als extra oefenstof bij cursussen NT2. Elke cd-rom bevat zo'n 5000 oefenzinnen en vragen.
⏐ 69
Kerndoel: 2. De leerlingen leren gesproken taal begrijpen en gebruiken Op de cd-rom staan 4 verschillende luisteroefeningen. Ook kunnen twee onderdelen als toets gemaakt worden. Het resultaat van de toets kun je afdrukken in een rapport. De oefeningen zijn: luister goed; memory; kies de laatste zin; de goede volgorde (beginners); waar ligt de klemtoon? (gevorderden). Meer informatie: http://www.awbruna.nl/servlet/book?id=1032515127408&template=multimedia
Kerndoel: 3. De leerlingen leren deelnemen aan gesprekken in verschillende communicatieve situaties Software:
Nederlands als tweede taal -Gesprekken beginners niveau 1 en 2, http://www.awbruna.nl Nederlands als tweede taal -Gesprekken beginners niveau 1 en 2 is een programma uit een serie met oefeningen om gesprekken te leren begrijpen en zelf te gaan voeren in het Nederlands. Met behulp van vier verschillende oefenvormen kan de leerling/cursist zich deze vaardigheden aanleren. De vier werkvormen bij het programma zijn: gesprekken; memory; wat bedoel je?; wat wordt er gezegd? Leerlingen kunnen met deze software zelfstandig aan het werk. Meer informatie: http://www.awbruna.nl/servlet/book?id=1042880695226&template=multimedia
WAI-NOT, http://www.wai-not.be WAI-NOT biedt een internetspeeltuin voor kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking . Deze internetomgeving is een voor onze kinderen/jongeren afgeschermde omgeving op vlak van inhoud (in principe dus geen links naar sites buiten de WAI-NOT omgeving) en navigatie (binnen de WAINOT omgeving en niet via browserfuncties). Afhankelijk van zijn verstandelijke mogelijkheden en interesses komt het kind terecht op een niveau met louter visuele en auditieve ondersteuning (de Klikkers en de Plussers) of op een niveau met eenvoudige teksten (de Digispecials). Voor de visuele ondersteuning wordt beroep gedaan op de Beta-prenten voor communicatieondersteuning. Wil men sneller binnen het gewenste niveau komen, kan een familielid of begeleider via een inlogprocedure het kind met zijn specifiek verstandelijk niveau personaliseren. Het navigeren wordt zo eenvoudig en overzichtelijk mogelijk gehouden. Er wordt ruimte voorzien voor creatieve pagina’s (bv. kleuren, knutselen, tekenen, muziek,...), (re)creatieve pagina’s (bv. spelletjes, recepten,...), educatieve pagina’s (bv. dieren, actualiteit, school) en interactieve pagina’s (bv. gastenboek,forum). Voor de rubriek 'Actualiteit' wordt samengewerkt met de weekkrant Wablieft (de duidelijkste krant van het land). De kinderen die zijn ingelogd kunnen gebruik maken van de speciaal ontwikkelde e-mailclient. Leerlingen kunnen met deze software zelfstandig aan het werk. Meer informatie: http://www.wai-not.org
⏐ 70
Kerndoel: 4. De leerlingen leren lezen voor dagelijkse toepassingen Software:
Clusteren nieuw Netwerk, http://www.nib.nl Clusteren nieuw Netwerk is de netwerkversie van Clusteren nieuw. Het oefent met leerlingen die problemen hebben met de visuele synthese en directe woordherkenning de snelheid van het lezen van losse woorden: voor letterspellende leerlingen en leerlingen met een radende leesstrategie door middel van het aanbieden van visuele synthese oefeningen, om hen zo tot directe woordherkenning te brengen; voor lettergroepspellende leerlingen, om ook hen tot directe woordherkenning te brengen. Het programma is gebaseerd op het leesmodel van Struiksma. Het is een raamwerkprogramma, waar zelf woordenlijsten in ingevoerd kunnen worden. De meegeleverde woordenlijsten zijn ingedeeld in tien niveaus. Ieder niveau kent drie fasen met bijbehorende oefeningen: de oefenfase (Kijk en wijs); de automatiseringsfase (Flits); de verwerkingsfase (Letterdoos, Half en Memory). Leerlingen kunnen met deze software zelfstandig aan het werk. Meer informatie: http://www.nib.nl/producten/clstnet/index.html
Spellingswerk nieuw extra, http://www.nib.nl Spellingswerk nieuw extra is de netwerkversie van Spellingswerk nieuw. Het is een remediërend trainingspakket voor de (nieuwe) spelling. Het programma omvat de leerstof op het niveau van groep drie tot en met acht van de basisschool. De leerstof is opgebouwd in kleine stapjes, volgens de in het basisonderwijs gebruikelijke woorden-van-de-week-, bordrij-woorden-en woordpakket-aanpak. Het pakket heeft een sterk structurerend karakter en kan zeer goed remediërend worden ingezet. Standaard kent Spellingswerk ruim 450 oefeningen, opgebouwd vanaf mk en km-woorden tot en met oefenschermen voor de bovenbouw van het basisonderwijs. De oefeningen zijn opgebouwd uit twaalf verschillende oefenschermen. Het programma is naast iedere spellingsmethode te gebruiken. Er kunnen op eenvoudige wijze ook zelf woordenlijsten worden ingevoerd. Zo kan een op maat gemaakt spellingspakket worden opgebouwd. Verder kan worden aangeven welke aanwijzing Spellingswerk moet geven bij bepaalde spellingsfouten. Nadat een leerling is ingevoerd kan deze zelfstandig aan de slag. Veel leerlinginstellingen kunnen worden aangepast aan de individuele leerling. Zo kan het programma meer of minder streng worden gemaakt. Het programma past, afhankelijk van de resultaten, het niveau aan en houdt een uitgebreid vorderingenoverzicht bij. Dit overzicht geeft de leerkracht een nauwkeurig beeld van de vorderingen van de leerling. Verder houdt het programma een verslag bij van de gemaakte spellingsfouten. 'Spellingswerk onderhoud'. Dit deelprogramma kan bestanden repareren en bestanden 'samenpakken', dat wil zeggen dat overtollige informatie uit de bestanden wordt verwijderd. Met behulp van een zogenaamde 'wizard' krijgt de gebruiker hulp bij het invoeren van een leerling. Leerlingen kunnen met deze software zelfstandig aan het werk. Meer informatie: http://www.nib.nl/producten/swnet/index.html
⏐ 71
Kerndoel: 5. De leerlingen leren gebruik maken van schriftelijke taalvormen Software:
10 voor taal junior, algemeen verkrijgbaar 10 voor taal junior is een taalavontuur naar analogie van het bekende TVprogramma '10 voor taal'. Geheim Agent XYZ leidt de spelers rond in de geheimzinnige stad Alfabetië. Geheim agent XYZ is op zoek naar nieuwe speurneuzen voor zijn 'Geheime Taalclub'. Als kinderen een taalspel goed hebben gespeeld, dan krijgen ze van hem taalraadsels. Door deze op te lossen komen ze in klas X terecht. Als kinderen opnieuw het avontuur spelen, kunnen ze proberen om in klas Y te komen. Als ze erin slagen om klas Z te bereiken krijgen ze een beloning. De verschillende taalspellen zijn: Woordritsen: vind het ritswoord, dat aan het einde van het eerste woord past en aan het begin van het tweede woord. Bijvoorbeeld, bij ‘brom…’ en ‘…tuig’ is ‘vlieg’ het ritswoord. Kinderen moeten tien opgaven maken; Opsporen: kinderen krijgen vijf zinnen. In elke zin zit een fout, waar ze op moeten klikken. Een voorbeeld: De jongen mocht van zijn strenge ouders absoluut niet op balet;` Lettergrijpen: in beeld verschijnen vijftien lettergrepen. Hierin zitten vijf woorden verborgen, die elk uit drie lettergrepen bestaan; Uitkramen: kinderen krijgen tien opgaven met uitdrukkingen die nog niet af zijn. Vul de uitdrukking aan door te klikken op één van de drie woorden. Als er een ‘i’ verschijnt, is er uitleg over de betekenis van de uitdrukking. Een voorbeeld: ‘Zwemmen in het …’ ‘geld’, ‘verdriet’ of ‘bad’. Uitleg is ‘Heel erg rijk zijn’; Uitvissen: raad een woord door omschrijvingen op te vragen. Er zijn maximaal vijf omschrijvingen, maar als je ze allemaal gebruikt, verdien je minder punten. Voorbeeld: Het woord heeft acht letters met de omschrijvingen ‘Ze zijn klein en rond’, ‘Ze hebben prachtige kleuren’, ‘Je stopt ze in een zakje’, ‘Je doet er een spelletje mee’ en ‘Het zijn meestal kleine, glazen balletjes’; Spelspel: is het woord dat op de pannenkoek verschijnt goed of fout gespeld? Klik op het bord of op de vuilnisbak. Voorbeelden: ‘plijster’, ‘kastanje’ en ‘dolvijn’; Eindstrijd: geef zo snel mogelijk de betekenis van een moeilijk woord. Voorbeeld: ‘harmonica’ is een ‘muziekinstrument’, ‘landbouwwerktuig’ of ‘meisje’. Leerlingen kunnen met deze software zelfstandig aan het werk. Meer informatie: http://www.tvgames.nl/infotien.html
Clicker 4, http://www.edupro.nl/html/16007.htm Clicker 4 is een een tekstverwerker met spraakuitvoer op het beeldscherm. Iedere toets kan een letter, woord, tekst of plaatje bevatten. Wanneer geklikt wordt op een toets in het Clickerscherm worden tekst en plaatjes aan de ingebouwde tekstverwerker -Clicker Writer -toegevoegd. De toetsen kunnen de tekst ook uitspreken met de ingebouwde spraaksoftware. Clicker is buitengewoon geschikt voor mensen die moeite hebben met spraak-en taalontwikkeling, dan wel een verstandelijke handicap hebben. Het programma Clicker is een keyboard met spraak op het beeldscherm. Iedere toets (cel of matrix genoemd) kan een letter, woord, tekst of plaatje bevatten. Wanneer er geklikt wordt op een cel in het Clickerscherm worden tekst en plaatjes aan de ingebouwde tekstverwerker -Clicker Writer -toegevoegd. De cellen kunnen de tekst ook uitspreken met de ingebouwde spraaksoftware.
⏐ 72
Kerndoel: 5. De leerlingen leren gebruik maken van schriftelijke taalvormen 250 Plaatjes zijn er beschikbaar. Docenten kunnen nieuwe schrijfoefeningen maken. De plaatjes en woorden kunnen worden vergroot door een hoek van de cel te verslepen. De matrixen kunnen linken naar andere matrixen bevatten. . Leerlingen kunnen met deze software zelfstandig aan het werk. Meer informatie: http://www.edupro.nl/html/16007.htm
Kerndoel: 6. De leerlingen leren een zo ruim mogelijke woordenschat begrijpen en gebruiken Software:
Nederlands als tweede taal -Uitdrukkingen en woordenschat Beginners niveau 1 en 2, http://www.awbruna.nl Nederlands als tweede taal -Uitdrukkingen en woordenschat Beginners niveau 1 en 2 is gericht op het oefenen van de meest gebruikte uitdrukkingen en woorden van de Nederlandse taal. Met behulp van zes verschillende oefenvormen kan de gebruiker zich deze woorden en uitdrukkingen aanleren. In het onderdeel Vul het juiste woord in moet het ontbrekende woord in de zin aangevuld worden met één van de drie antwoordmogelijkheden. Met de oefenvorm Wat betekent deze uitdrukking? leert de gebruiker de juiste betekenis bij een uitdrukking te kiezen. In Welk woord wordt bedoeld? wordt gevraagd de juiste omschrijving bij een woord te kiezen. De oefenvormen Welk voorzetsel hoort bij deze uitdrukking?, Welk woord hoort in deze uitdrukking?, Kies de of het en Kies deze of dit, die of dat maken de cd-rom compleet. Naast de individuele oefenvormen is er ook een centrale toets opgenomen waarvan het resultaat kan worden afgedrukt. Een overzicht van de lesstof en een volg-en helpsysteem zijn ook op de cd-rom opgenomen. Leerlingen kunnen met deze software zelfstandig aan het werk. Meer informatie: http://www.awbruna.nl/servlet/book?id=991118118765&template=multimedia
Oefenen met spreekwoorden, gezegden en uitdrukkingen, http://www.karakteruitgevers.nl Oefenen met spreekwoorden, gezegden en uitdrukkingen laat de leerling oefenen met de leerstof op het niveau van groep 6 basisonderwijs en hoger. Door eerst de cd-rom's in een andere serie te doorlopen wennen de leerlingen al aan de meerkeuzevraag. Het programma heeft twee oefenniveaus. Na afloop wordt een rapportje gegeven. Meer informatie: http://www.karakteruitgevers.nl/interactive/index.html?show_details.php?id=26 8&2
⏐ 73
⏐ 74
3.
Onderwijsmateriaal voor VSO fase 2
Inleiding Het onderwijsmateriaal dat hier is opgenomen voor deze fase wil de groepsleraar werkend met ZML leerlingen (jong en/of laagfunctionerend) praktijkmogelijkheden aanreiken om een relatie te leggen tussen de doelen van het leergebied Taal en communicatie en de onderwijspraktijk voor zml-leerlingen. Het materiaal omvat het volgende: 3.1 Een matrix waarbij de relevante tussendoelen voor deze fase voorzien worden van praktijksuggesties. 3.2. De kerndoelen in onze onderwijspraktijk. 3.3. Het gebruik van een reguliere methode in het VSO-ZML 3.4. Via thematisch onderwijs naar (tussen)doelen: Thema :Mijn lijf, 3.5. Taalonderwijs met de krant 3.6. Lijst algemene middelen 3.7. Lijst ICT middelen Deze lijst kan de komende jaren worden uitgebreid op basis van inbreng van het zmlveld.
3.1
Van tussendoelen naar praktijk
Kerndoel 1: De leerlingen leren communiceren met woorden, gebaren, picto’s of met andere voor hem geëigende middelen. Leergebied: Taal en communicatie
1.1
De leerling leert initiatief nemen tot en op begrijpelijke manier reageren op taal en/of andere communicatievormen
Tussendoelen: VSO 2 ZML
Suggesties voor de praktijk
a. Spreken in lange a1. Setting: In een groepje of in een grote kring. enkelvoudige zinnen met 5 of De leerkracht geeft het begin van een zin en meer zinsdelen of geeft de leerlingen de opdracht om de zin af te samengestelde zinnen met maken.Bijvoorbeeld: Morgen vieren we feest, een voldoende structuur omdat…..Deze oefening kan met en zonder plaatmateriaal. a2. Setting: In de dagelijkse situatie, individueel of in de groep. Als een leerling een enkelvoudige zin maakt, kun je het vormen van samengestelde zinnen stimuleren door zelf een voegwoord toe te voegen. Bijvoorbeeld: Leerling: 'Even kijken, kan dit zo?', Leerkracht: 'Even kijken of dit zo kan'. a3. Setting: Individueel of in kleine groepjes Het maken van lange enkelvoudige zinnen en samengestelde zinnen kan uitstekend geoefend
⏐ 75
1.1
De leerling leert initiatief nemen tot en op begrijpelijke manier reageren op taal en/of andere communicatievormen
Tussendoelen: VSO 2 ZML
b. Spreken bijna altijd goed verstaanbaar in meestal goed lopende zinnen de gebruikte morfologie, zinsbouw en woordgebruik zijn juist, uitgezonderd sommige werkwoordsvormen
⏐ 76
Suggesties voor de praktijk worden met behulp van de programma's 'Transparant', 'Transparant supplement' en 'Transparant plus'. Bijvoorbeeld: Pak transparant 76 I voor je (nevenschikkende zin met 'maar'). De leerkracht en de leerling kiezen om de beurt een afbeelding en zeggen: 'De man/de jongen/…. wil varen/tekenen…maar de boot is weg/de punt is er af/'. b1. Setting: In de dagelijkse situatie, individueel en in de groep. Als een leerling iets niet goed uitspreekt, bijvoorbeeld een meerlettergrepig woord, kan de leerkracht helpen door een reactie te geven met hetzelfde woord erin, waarbij de weggelaten of incorrect uitgesproken lettergreep extra langzaam en benadrukt wordt uitgesproken. Bijvoorbeeld: Leerling: 'Wat hebben we nodig voor het maken van pannekoekenslag?', Leerkracht:'Voor het maken van pannenkoekenbeslag hebben we melk en meel nodig '. Voor leerlingen die extra veel moeite hebben met het uitspreken van langere woorden, kan de leerkracht ook gebruik maken van de meerlettergrepige woordenmemorie van Joke van der Zee. Van woorden van verschillende lengtes zijn er memories. Auditief analyseren in lettergrepen (hakken) helpt leerlingen in het inzicht krijgen van de structuur van woorden en is dus ook een goed hulpmiddel voor woordplanning. b2. Setting: individueel of in kleine groepjes Een leerkracht kan met leerlingen die moeite hebben met het gebruik van meervouden, heel goed in de dagelijkse situatie oefenen. Benoem in een situatie waar er van iets meer dan twee zijn meervouden: leerkracht ' Hoeveel hebben we van alles?' Leerling: '12 lepels, 15 soepkommen en twee pakken soepstengels.' b3. Setting: individueel of in kleine groepjes: De leerkracht kan meervouden (regelmatig, onregelmatig en sterk), voltooid deelwoorden en vergrotende en overtreffende trap concreet oefenen met behulp van het 'kopieerboek taalspelletjes'. Hierin staan duidelijke plaatjes die leerlingen helpen bij het leren van morfologische verschijnselen.
1.1
De leerling leert initiatief nemen tot en op begrijpelijke manier reageren op taal en/of andere communicatievormen
Tussendoelen: VSO 2 ZML
Suggesties voor de praktijk
c. Gebruiken van de verleden tijd en toekomstige tijd
c1. Setting: in kleine groepjes of in de grote kring: De leerkracht geeft de leerlingen een zin in de tegenwoordige tijd en geeft de leerlingen de opdracht dezelfde zin te beginnen met gisteren of morgen. Bijvoorbeeld: Leerkracht: 'Vandaag gaan we naar het zwembad.' Leerlingen: 'Gisteren gingen we naar het zwembad'. Probeer eerst met de regelmatige werkwoorden te oefenen en daarna met de onregelmatige en sterke werkwoorden. c2. Setting: in kleine groepjes of individueel Werkwoordstijden kunnen ook heel goed worden geoefend met behulp van het spiraalboekje 'werkwoordstijden' van de serie colorcards. Drie foto's op een rij laten verleden, heden en toekomst zien.
1.2
De leerling leert associaties leggen tussen voorwerp, verwijzer, picto of gebaar en de betekenis ervan en deze zelf actief gebruiken
Tussendoelen:VSO 2 ZML
Suggesties voor de praktijk
--
--
1.3
De leerling leert de eigen (thuis)taal, streektaal en dialect spreken als aanknopingspunt voor het leren van de Nederlandse taal
Tussendoelen: VSO 2 ZML
Suggesties voor de praktijk
a. Hanteren enkele kenmerken van (thuis)talen, streektalen, dialecten (bijv. klank, schrifttekens)
a.
b. Hanteren de betekenis van de b. volgende woorden en kunnen die zinvol gebruiken in gesprekken over taal en taalgebruik: moedertaal, dialect
⏐ 77
Setting: Klassikaal. of in groepjes De leerkracht doet met de leerling(en) een bepaalde activiteit en hangt van verschillende voorwerpen die met die activiteit te maken hebben foto's of tekeningen in de ruimte. Het Nederlandse woord van dat voorwerp wordt eronder geschreven en als er leerlingen in de groep zitten die (thuis) een andere taal spreken dan worden ook de woorden voor de voorwerpen in die taal erbij geschreven. Iedere keer dat de activiteit wordt gedaan, worden de plaatjes benoemd en wordt er ook aandacht geschonken aan de woorden in andere talen. Setting: Klassikaal of in groepjes De leerkracht houdt met de leerlingen een groepsgesprek met als thema 'De taal die thuis gesproken wordt'.De leerkracht bespreekt met de leerlingen of ze thuis een andere taal spreken dan op school of op bijvoorbeeld de stageplek. Leg de leerlingen daarbij uit wat de woorden moedertaal en dialect betekenen. Vraag naar hun ervaringen: worden ze bij gebruik van hun thuistaal soms niet begrepen of levert het juist helemaal geen problemen op, wat vinden ze van
1.3
De leerling leert de eigen (thuis)taal, streektaal en dialect spreken als aanknopingspunt voor het leren van de Nederlandse taal
Tussendoelen: VSO 2 ZML
c. Aanvaarden dat taalvariaties gelijkwaardig zijn aan het standaard-Nederlands
Suggesties voor de praktijk
c.
het gebruiken van hun thuistaal, erg prettig of niet zo belangrijk etc. Setting: Individueel, klassikaal of in groepjes De leerkracht ziet er in de dagelijkse gang van zaken op toe, dat de leerlingen elkaars taal(gebruik) accepteren. Als de leerkracht merkt dat dit niet het geval is, gaat hij/zij met de leerlingen in gesprek over hun gedrag ten opzichte van elkaar.
Kerndoel 2: De leerling leert gesproken taal begrijpen en gebruiken
2.1
De leerling leert een opmerking, een mededeling of een verhaal begrijpen en gebruiken en kan een verhaal vertellen en informatie geven
Tussendoelen: VSO 2 ZML
Suggesties voor de praktijk
a. Opvolgen van mondelinge instructies
a1. Setting: in de dagelijkse situatie, individueel, in groepjes of klassikaal. Met name als de leerling verbaal niet zo sterk ontwikkeld is, is het raadzaam de kernwoorden van de mondeling instructie visueel te ondersteunen door middel van het gebruik van totale communicatie (mimiek, intonatie, natuurlijke gebaren, evt. picto's, evt. foto's). De gebaren van de 'Weerklank' zijn zeer geschikt voor verstandelijk gehandicapten. a2. Setting: Individueel of in kleine groepjes. Voordat de leerling een bepaalde activiteit gaat doen, bijvoorbeeld afwassen, spreekt de leerkracht mondeling alle handelingen door die de leerling dient uit te voeren. Als visuele ondersteuning hierbij gebruikt de leerkracht picto-verhalen, waarop alle handelingen zijn afgebeeld. Die picto-verhalen kan de leerling raadplegen als hij/zij de activiteit uitvoert. a3. Setting: individueel In het algemeen is raadzaam een activiteit eerst voor te doen aan een leerling, vervolgens samen met de leerling de activiteit te doen en tot slot het de leerling pas alleen te laten doen. b1. Setting: Klassikaal of in kleine groepjes. De leerkracht leest de leerlingen een verhaal voor ter grootte van ongeveer 3 A4. Na afloop van het voorlezen wordt in een kringgesprek het verhaal naverteld. Stimuleer dat de leerlingen dit in de goede volgorde doen, bijvoorbeeld door verschillende momenten op het bord te zetten/ te tekenen en ze daarna samen in de goede volgorde te zetten. Door
b. Luisteren naar en reageren op verhalen met daarin meer complexe verbanden t.a.v. middel-doel, vergelijking, oorzaak-gevolg, tijdsaanduiding
⏐ 78
2.1
De leerling leert een opmerking, een mededeling of een verhaal begrijpen en gebruiken en kan een verhaal vertellen en informatie geven
Tussendoelen: VSO 2 ZML
c. Vertellen van een consistent verhaal met duidelijke oorzakelijke verbanden
⏐ 79
Suggesties voor de praktijk door te vragen (bijvoorbeeld met waardoorvragen) worden de leerlingen gestimuleerd meervoudige causale verbanden te leggen. Gebruik in hetgeen wordt opgeschreven ook voegwoorden. b2. Setting: Klassikaal, in kleine groepjes of individueel. De leerkracht maakt gebruik van de principes van de Denkstimulerende Gespreksmethodiek van Marion Blank. Deze methodiek probeert kinderen te stimuleren om na te denken en verbanden te gaan leggen, door middel van het stellen van vragen op verschillende niveaus. Doordat er sprake is van verschillende niveaus van vragen stellen, is deze methodiek geschikt voor alle leerlingen. Een activiteit die je kunt doen is bijvoorbeeld 'chocolademelk maken'. Voorbeelden van vragen daarbij zijn: Wat heb je nodig als je chocolademelk wilt maken? Waardoor gaat de melk koken? Hoe kun je de chocolademelk zoeter maken? Wat kan je gebruiken om de chocolademelk door te roeren? b3. Setting: In kleine groepjes of individueel. Pak een logische reeks bestaande uit minimaal 5 plaatjes of foto's. Het meest geschikt zijn logische reeksen met iets complexere onderwerpen, zoals 'Sociale situaties'. Leg de plaatjes van de logische reeks door elkaar op tafel. Laat de leerlingen de plaatjes bekijken en ze daarna in de goede volgorde leggen. Laat de leerlingen bij ieder plaatje een goede zin maken en laat ze vervolgens het hele verhaal vertellen. De leerkracht stimuleert het leggen van causale verbanden door op de leerlingen te reageren en hun zinnen aan elkaar te verbinden door middel van voegwoorden. c1. Setting: individueel of in kleine groepjes Voor het vertellen van een verhaal is het heel belangrijk dat de leerling voldoende rekening houdt met de voorkennis van zijn gesprekspartner. Dit oefenen kan zeer zinvol zijn voor bijvoorbeeld de werksituatie in de toekomst. De leerkracht zet een scherm op tafel. De leerling gaat aan de ene kant van het scherm zitten en de leerkracht (of een andere leerling) gaat aan de andere kant van het scherm zitten. De leerling krijgt de opdracht de weg van school naar bijvoorbeeld zijn huis te
2.1
De leerling leert een opmerking, een mededeling of een verhaal begrijpen en gebruiken en kan een verhaal vertellen en informatie geven
Tussendoelen: VSO 2 ZML
Suggesties voor de praktijk beschrijven. De leerkracht tekent wat de leerling zegt op papier. Door het resultaat (de tekening) wordt het duidelijk of de leerling voldoende informatie heeft gegeven. Het gesprek kan eventueel op een cassettebandje worden opgenomen, zodat duidelijk wordt, wanneer het mis ging. c2. Setting: klassikaal, in groepjes of individueel Als een leerling moeite heeft met het vasthouden van het onderwerp in een verhaal, kan het helpen een plaat/picto/foto op tafel te leggen van hetgeen waarover gesproken wordt. Als de leerling afdwaalt, wijst de leerkracht op de afbeelding. c3. Setting: klassikaal, in groepjes of individueel De leerkracht kan de leerling stimuleren in het leggen van causale verbanden in zijn verhaal door door te vragen. Een voorbeeld van een vraag van de leerkracht om dit te stimuleren: Waardoor gebeurde dat denk je?
d. Houden van een korte (voorbereide) voordracht voor een groep/klas
⏐ 80
d.
Setting: Klassikaal of in groepjes De leerkracht laat de leerlingen zelf een onderwerp kiezen waarover ze graag iets willen vertellen in de groep. De leerkracht gaat samen met de leerlingen naar de bibliotheek om een boek uit te kiezen dat over het gekozen onderwerp gaat. De leerling bereidt de voordracht voor door het boekje te lezen en er een korte samenvatting van te maken. De leerkracht bespreekt de samenvatting met de leerling. Leerlingen die niet kunnen lezen en schrijven kunnen worden voorgelezen en ze kunnen de inhoud tekenen. Als een leerling moeite heeft met het vertellen voor de groep kunnen ze steun hebben aan hetgeen ze opgeschreven of getekend hebben. Ook kan het bij de hand hebben van plaatmateriaal helpen. Ze kunnen dan namelijk altijd vertellen wat ze op de plaatjes zien als ze even niet meer weten wat ze wilden vertellen.
2.2
De leerling leert aangeven dat ze iets wel of niet begrijpt
Tussendoelen: VSO 2 ZML
Suggesties voor de praktijk
a. Zich durven uiten op een adequate wijze in gesprekssituaties met ongelijkwaardige interactiepartners en relatieve onbekenden
a1. Setting: in tweetallen De leerkracht gaat met een tweetal leerlingen een stagegesprek oefenen door middel van een rollenspel. De leerkracht bespreekt voordat het rollenspel begint met de leerlingen wat er gevraagd en gezegd kan worden. Nadat het rollenspel heeft plaatsgevonden, wordt het nabesproken. Op deze manier wordt de leerling voorbereid op het echte stagegesprek. a2. Setting: Klassikaal. of in groepjes Nodig iemand die iets bijzonders voor de leerling te vertellen heeft uit in de groep (bijvoorbeeld iemand die een beroep heeft waar de leerlingen interesse in hebben) en laat iedere leerling een vraag stellen. Vragen die kunnen worden gesteld kunnen van te voren besproken worden en eventueel opgeschreven. b1. Setting: Klassikaal of in groepjes Lees een stuk informatieve tekst voor, waarbij de hoofdpersonen aanwezig zijn in openbare ruimtes, bijvoorbeeld een verhaal over twee jongeren die met de bus gaan, of een gezin dat naar een restaurant gaat. Bespreek daarna met de leerlingen hoe je je in de gegeven situatie dient op te stellen. De situatie kan ook in het echte leven plaatsvinden, door met de leerlingen naar buiten te gaan. Dit soort oefeningen staan onder andere beschreven in het programma 'een mond vol taal'. b2. Setting: In kleine groepjes De leerkracht laat een aantal leerlingen naar de stad/winkelcentrum gaan (dit moeten ze natuurlijk wel al een aantal keer met begeleiding hebben gedaan). Laat de leerlingen zelf de boodschappen zoeken, indien nodig vragen waar iets staat en af
b. Vervullen (met hulp) van communicatieve functies bij openbare instanties die van belang zijn bij sociale redzaamheid
2.3
De leerling leert genieten van verhalende en andere gesproken teksten
Tussendoelen: VSO 2 ZML
Suggesties voor de praktijk
--
--
⏐ 81
2.4
De leerling leert verschillen tussen tekstsoorten en taalgebruik begrijpen en gebruiken
Tussendoelen: VSO 2 ZML
Suggesties voor de praktijk
a. Herkennen van verschillende a. luisterdoelen: genietend luisteren, kritisch luisteren, informatief luisteren
b. Reflecteren op verschillende functies van een taaluiting: amuseren, informeren, overtuigen c. Weergeven van-, of hun mening geven over (al of niet met hulp) de belangrijkste inhoud van teksten (verhalende, expressieve en informatieve teksten op niveau) of over (passages uit) de tekst
d. Ontwikkelen van inzicht in de opbouw van een verhaal, bijv. onderscheiden situatieschets (hoofdpersoon, plaats en tijd van handeling) en episode (probleem en oplossing ervan)
Setting: Klassikaal, in groepjes of individueel De leerkracht kan de leerlingen voorbereiden op de bedoeling van de tekst, door van te voren aan te geven wat er van hen verwacht wordt. Bijvoorbeeld: Let goed op wat ik jullie ga vertellen, want daarna moeten jullie wat in het verhaal staat zelf uitvoeren.
c1. Setting: Klassikaal of in groepjes De leerkracht leest in de groep een verhaal of een boek voor en bespreekt daarna met de leerlingen wat ze van het boek vonden. Op het bord kan een lijst worden gemaakt van termen die de leerlingen bij het verhaal/boek vinden passen, bijvoorbeeld spannend, moeilijk, herkenbaar. De leerkracht kan nieuwe termen aandragen, bijvoorbeeld humoristisch, uitleggen wat het betekent en aan de leerlingen vragen of dat bij het boek past. c2. Setting: Klassikaal of in groepjes De leerkracht gaat met de leerlingen naar de bibliotheek en laat iedere leerling een boek kiezen dat hen aanspreekt. De leerkracht geeft de leerlingen voldoende tijd om het boek te bekijken/lezen. Als de leerlingen daarmee klaar zijn mogen ze tijdens een kringgesprek vertellen welk boek ze hebben gekozen en waarom ze dat een mooi boek vonden. Wederzijds respect is daarbij belangrijk. Iedere leerling mag een eigen smaak hebben. d.
Setting: Klassikaal of in groepjes De leerkracht leest een verhaal voor of laat het verhaal voorlezen door één van de leerlingen. Na afloop van het verhaal worden een aantal vragen gesteld: Wie was de hoofdpersoon? Waar speelde het verhaal zich af? Wanneer speelde het verhaal? Wat gebeurde er en hoe werd het probleem opgelost? Als de leerlingen moeite hebben met het beantwoorden van de vragen kunnen er verschillende opties worden genoemd.
2.5 De leerling leert woordsoorten, zinsdelen en zinnen begrijpen en gebruiken Tussendoelen: VSO 2 ZML
Suggesties voor de praktijk
--
--
⏐ 82
Kerndoel 3: De leerlingen leren deelnemen aan gesprekken in verschillende communicatieve situaties
3.1 De leerling leert gespreksregels hanteren Tussendoelen: VSO 2 ZML
Suggesties voor de praktijk
a. Gebruik maken van taalkundig correcte uitingen in het standaard-Nederlands, in situaties waarin de aandacht ligt bij de inhoud van de communicatie
a+b+c Setting: in de dagelijkse situatie individueel en in de groep. Geef als leerkracht zelf het goede voorbeeld door duidelijk en vooral ook langzaam te spreken. Geef de leerlingen zoveel mogelijk tijd en rust om te praten. Als een leerling slechthorend is, is het belangrijk dat de leerling je aan kan kijken en dat er niet te veel omgevingslawaai is. Zorg dat eventuele gehoorapparaten in zijn en aanstaan. Als een leerling moeite heeft met iets 'to the point' vertellen, kan de leerkracht helpen door voor een leerling de kern van het verhaal samen te vatten. De leerling leert dan meer lijn zien en de leerkracht kan controleren of hij/zij de leerling goed begrepen heeft.
b. Produceren van direct begrijpelijke uitingen in spontane communicatieve situaties c. Voeren van een voldoende verstaanbaar en begrijpelijk gesprek
3.2 De leerling leert aan te geven wanneer hij iets wil meedelen Tussendoelen: VSO 2 ZML
Suggesties voor de praktijk
Zich durven uiten (op een adequate wijze) in gesprekssituaties met ongelijkwaardige interactiepartners en relatieve onbekenden
zie 2.2
3.3 De leerling leert vragen stellen om verduidelijking en informatie Tussendoelen: VSO 2 ZML a. Onderscheid maken tussen informatieve en verduidelijkingsvragen b. Vragen stellen via e-mail, telefoon e.d.
⏐ 83
Suggesties voor de praktijk
b1. Setting: individueel. De leerkracht laat de leerling een paar uur per week baliedienst draaien op school. De leerling moet daarbij onder andere de telefoon opnemen. Hoe de telefoon moet worden opgenomen, wordt van te voren geoefend. Ook geeft de leerkracht de leerling na de eerste gesprekken feedback. b2. Setting: individueel De leerkracht geeft een leerling die schriftelijk voldoende vaardig is de opdracht een e-mail te verzenden naar bijvoorbeeld een mogelijke stageplek of naar ouders om te vragen of ze op school kunnen komen helpen met een bepaalde activiteit. Dit kan natuurlijk ook fictief zijn.
3.4 De leerling leert verslag uitbrengen en uitleg, informatie en aanwijzingen geven Tussendoelen: VSO 2 ZML a. Desgevraagd geven van gespreksbijdragen in de klas of een groepje op verstaanbare en begrijpelijke wijze
Suggesties voor de praktijk
a1. Setting: Klassikaal of in groepjes De leerkracht is alert op leerlingen die verlegen zijn of zich niet zo betrokken voelen en zorgt voor een gespreksbijdrage van deze leerlingen door hen eenvoudige en op hun belevingswereld aansluitende vragen te stellen. Eventueel kunnen leerlingen die echt niet durven aanvankelijk een non-verbale reactie geven. Als verbaal communiceren wel tot de mogelijkheden van de leerling behoort, moet de leerkracht de leerling wel blijven stimuleren in het gebruik van verbale communicatie. Een klein groepje of een gesprekje met enkel de leerkracht kan de drempel allicht verlagen. b. Op begrijpelijke wijze de b1. Setting: Klassikaal of in groepjes inhoud weergeven van radioDe leerkracht kijkt samen met de leerlingen en tv-programma's naar het (jeugd)journaal. Dingen die gebeurd zijn worden opgeschreven en centraal in de groep gehangen. Het nieuws wordt ondersteund met foto's uit de krant, zodat ook leerlingen die niet zo goed kunnen lezen visuele ondersteuning krijgen en iets hebben om over te praten. b2. Setting: Klassikaal of in groepjes De leerkracht laat de leerlingen naar een film kijken die aansluit bij de belevingswereld van de leerlingen, bijvoorbeeld een film over jongeren. Als de film afgelopen is wordt samen met de leerlingen de inhoud op het bord geschreven. De leerkracht stelt gerichte vragen, zodat de kern naar voren komt. Stukken die niet begrepen zijn, worden toegelicht door de leerkracht. c. Kritisch beschouwen (al of c1. Setting: individueel niet met hulp) van eigen De leerkracht laat de leerlingen een kort verhaal verhalen en bijstellen als dat schrijven, waarin ze een gebeurtenis van het nodig is schoolkamp vertellen. De leerkracht geeft adviezen als de leerlingen daar om vragen. Als het verhaal klaar is, wordt de leerlingen gevraagd of ze tevreden zijn over hun eigen verhaal en of ze er nog iets aan willen veranderen. De verhalen worden gepubliceerd in een kampboek. c2. Setting: in groepjes De leerkracht laat leerlingen naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis (bijvoorbeeld de Kerstmarkt) een stripverhaal maken. Het leuke van een stripverhaal is dat ook leerlingen die
⏐ 84
3.4 De leerling leert verslag uitbrengen en uitleg, informatie en aanwijzingen geven Tussendoelen: VSO 2 ZML
Suggesties voor de praktijk niet kunnen schrijven er aan mee kunnen werken. Na afloop wordt het resultaat in een kringgesprek bekeken en besproken.
3.5 De leerling leert beschikken over een woordenschat die hen in staat stelt dagelijkse situaties te begrijpen en deel te nemen aan de communicatie Tussendoelen: VSO 2 ZML
Suggesties voor de praktijk
a. Voeren van een vlot gesprek met wederzijdse inbreng met non-verbaal communicatief gedrag
a1. Setting: in tweetallen De leerkracht geeft de leerlingen de opdracht om in tweetallen een gesprek te voeren over een van te voren vastgesteld onderwerp. Maak er een spelletje van, wie het eerst niets meer weet te zeggen, vraag of antwoord, verliest (non verbal communicatief gedrag wordt hier gestimuleerd doordat de leerlingen tegen elkaar opbieden). Eventueel kan het gesprek worden opgenomen en kunnen de leerlingen worden geconfronteerd met hun eigen lichaamstaal.
b. Uitvoeren in gesprekssituaties van diverse schoolse taken c. Deelnemen met begeleiding c1. Setting: Klassikaal of in kleine groepjes aan processen van De leerkracht bespreekt met een groep besluitvorming leerlingen de mogelijkheden voor een schoolreisje. Nadat de leerkracht verschillende opties heeft genoemd, mogen de leerlingen vertellen wat ze wel en niet leuk vinden en waarom. Alle leerlingen mogen daarna hun voorkeur op een papiertje schrijven/tekenen. De leerkracht inventariseert in het bijzijn van de leerlingen de meningen en de bestemming voor het schoolreisje wordt vastgesteld. c2. Setting: in een groepje Enkele leerlingen worden betrokken bij de organisatie van een evenement, zoals een fancy fair. Ze mogen met ideeën komen. Als de ideeën goed doordacht en realiseerbaar zijn worden ze geïmplementeerd.
3.6 De leerling leert hun taalgebruik ondersteunen door lichaamshouding, gebaren, oogcontact, mimiek, intonatie en beweging Tussendoelen: VSO 2 ZML
Suggesties voor de praktijk
a. Nadrukken op taal leggen door bepaalde intonatie, oogcontact, mimiek en beweging
a1. Setting: Klassikaal of in kleine groepjes De leerkracht leest een kort verhaal voor zonder gebruik te maken van intonatie en oogcontact. De leerlingen wordt om hun mening gevraagd. Hierna wordt het verhaal nog een keer voorgelezen, maar nu met veel expressie. De leerlingen moeten vertellen of zij een verschil hebben gezien en er wordt besproken hoe dat verschil kwam.
⏐ 85
3.6 De leerling leert hun taalgebruik ondersteunen door lichaamshouding, gebaren, oogcontact, mimiek, intonatie en beweging Tussendoelen: VSO 2 ZML
b. Begrijpen en gebruiken van gebaren die bij een bepaalde uitdrukking horen
Suggesties voor de praktijk a2. Setting: Klassikaal of in kleine groepjes De leerkracht geeft de leerlingen de opdracht een bepaalde boodschap uit te zenden en daarbij een bepaalde emotie te tonen. Bijvoorbeeld: 1. Vertel vriendelijk dat je medeleerling gisteren jullie afspraak is vergeten, je vindt het dus niet erg 2. Vertel boos dat je medeleerling jullie afspraak gisteren is vergeten. Na afloop wordt aan de tweede leerling gevraagd hoe hij zich voelde bij de beide boodschappen en wordt aan de overige leerlingen in de kring gevraagd of ze de emoties die ze gezien hebben kunnen omschrijven en ook kunnen aangeven, wat de kenmerken van die emotie zijn (bijvoorbeeld harde stem, gefronste wenkbrauwen) b1. Setting: Klassikaal of in groepjes De leerkracht laat de leerlingen enkele gebaren zien die horen bij een bepaalde uitdrukking (bijvoorbeeld liften, kom eens hier, geld). De leerlingen moeten raden wat het gebruikte gebaar betekent. Daarna mag een andere leerling gebaren laten zien en mogen andere leerlingen en de leerkracht raden.. b2. Setting: in de dagelijkse situatie individueel, in groepjes en klassikaal Op de meeste zml-scholen zitten wel een aantal leerlingen die communiceren door middel van het gebruik van totale communicatie, bijvoorbeeld met behulp van de gebaren van de Weerklank. Het is goed als alle leerlingen die bij zo'n leerling in de klas zitten de belangrijkste gebaren ook kennen, zodat alle leerlingen goed met elkaar kunnen communiceren.
3.7 De leerling leert de lichaamstaal van anderen begrijpen Tussendoelen: VSO 2 ZML
Suggesties voor de praktijk
--
--
3.8 De leerling leert een gesprek of een gedeelte daarvan herhalen en samenvatten in eigen woorden Tussendoelen: VSO 2 ZML a. Weergeven (al of niet met hulp) in eigen woorden n.a.v. op hen gerichte verhalen en vertelde gebeurtenissen
⏐ 86
Suggesties voor de praktijk
3.8 De leerling leert een gesprek of een gedeelte daarvan herhalen en samenvatten in eigen woorden Tussendoelen: VSO 2 ZML
Suggesties voor de praktijk
b. Op adequate wijze aannemen en doorgeven van een eenvoudige telefonische boodschap zodanig dat die moeiteloos kan worden begrepen
b1. Setting: individueel De leerkracht geeft een leerling baliedienst. Bij baliedienst hoort het opnemen van de telefoon. Als één van de collega's niet aanwezig is op school, moet de leerling de boodschap onthouden en / of opschrijven. Ook noteert de leerling standaard het telefoonnummer van degene die gebeld heeft, zodat altijd kan worden gecontroleerd of de boodschap goed doorgegeven is. c. Samenvatten van een gesprek c1. Setting: Klassikaal of in kleine groepjes zodanig dat de essentie ervan De leerkracht kijkt samen met de leerlingen duidelijk is naar een praatprogramma, waarin iemand geïnterviewd wordt over een onderwerp dat de leerlingen aanspreekt. Na afloop van het programma (of deel van het programma) maakt de leerkracht samen met de leerlingen een samenvatting van het gesprek. De leerkracht vraagt waar nodig door en in overleg met de leerlingen wordt bepaald wat echt belangrijk is. De samenvatting wordt opgeschreven en eventueel door een leerling worden uitgetypt. c2. Setting: in kleine groepjes De leerkracht geeft twee leerlingen de opdracht tien minuten te praten over wat nou een leuke vakantie is. Daarna wordt het gesprek door een leerling in een aantal zinnen samengevat. Kerndoel: 6. De leerlingen leren een zo ruim mogelijke woordenschat begrijpen en gebruiken
6.1 De leerling leert een woordenschat begrijpen en gebruiken voor deelname aan communicatie in dagelijkse situaties Tussendoelen: VSO 2 ZML
Suggesties voor de praktijk
a. Afleiden (met hulp) van de woordbetekenissen door gebruik te maken van contextinformatie of woordvorm
a1. Setting: klassikaal of in groepjes De leerkracht leest een verhaal voor. In dit verhaal staan enkele moeilijke woorden. De leerlingen hebben dezelfde tekst voor zich, zodat ze nog eens kunnen lezen wat is verteld. Nadat de zin met het moeilijke woord is voorgelezen vraagt de leerkracht naar de betekenis van het woord. Ongeacht of er een antwoord komt werkt de leerkracht stap voor stap uit hoe het kind uit de context of de woordvorm de betekenis had kunnen achterhalen.
⏐ 87
6.1 De leerling leert een woordenschat begrijpen en gebruiken voor deelname aan communicatie in dagelijkse situaties Tussendoelen: VSO 2 ZML
Suggesties voor de praktijk
b. Kiezen van de woordbetekenis uit een woordenboek die in een gegeven context geëigend is
b1. Setting: individueel De leerkracht geeft de leerlingen een tekst, waarbij woorden die meerdere betekenissen hebben, schuin zijn gedrukt. De leerlingen moeten deze woorden opzoeken en de betekenis van het woord in de gegeven zin opschrijven. b2. Setting: klassikaal of in groepjes Als leerlingen niet (goed) kunnen lezen, kan er ook een mondelinge oefening worden gedaan. De leerkracht geeft een woord, bijvoorbeeld 'bank' en bespreekt de verschillende betekenissen die dat woord kan hebben. Daarna mogen de leerlingen met iedere betekenis een zin maken. c1. Setting: klassikaal of in groepjes Bij een oefening, zoals genoemd bij (a), kan de leerkracht bewust gebruik maken van het woord betekenis, zodat leerlingen hiermee vertrouwd raken. c2. Setting: individueel of in groepjes De leerkracht geeft de leerlingen oefeningen waarbij ze de betekenis van een spreekwoord bij het goede spreekwoord moeten zetten. Dit soort oefeningen staan vaak in reguliere basisschoolmethoden, maar ook in oefenboekjes die in speelgoedzaken kunnen worden gekocht. c3. Setting: Klassikaal of in groepjes De leerkracht geeft de leerlingen samengestelde zelfstandige naamwoorden en bespreekt welke (korte) woorden er verborgen zitten in het langere woord. De leerkracht kan de leerlingen ook samengestelde zelfstandige naamwoorden laten bedenken, door het begin van een woord te geven. Bijvoorbeeld: bedenk zoveel mogelijk woorden die beginnen met het woord school (schoolbord, schoolplein, schoolbus) of huis (huissleutel, huiswerk, huisnummer).
c. Hanteren van de betekenis van de volgende woorden en kunnen die zinvol gebruiken in gesprekken over taal en taalgebruik: betekenis, woorddeel, woord, uitdrukking, spreekwoord
6.2 De leerling leert beschouwend gebruik maken van een woordenschat Tussendoelen: VSO 2 ZML
Suggesties voor de praktijk
--
--
⏐ 88
3.1
De kerndoelen in onze onderwijspraktijk
De kerndoelen Taal en communicatie
Die zie je op school in de afdeling vso 2 op de volgende manier
Kerndoel 1 De leerlingen leren communiceren met woorden, gebaren, picto’s of met andere voor hen geëigende middelen
•
•
•
Klassikale kringgesprekken of binnen de groep op niveau in een subgroepje, waar gepraat wordt over een thema, nieuws van de dag, of iets wat leeft bij de leerlingen. Tijdens de logopedielessen kan extra aandacht besteedt worden aan de uitspraak. Er wordt een verhaaltje gemaakt m.b.v. picto’s voor de niet lezers. Zodat ze alles nog een keer thuis of in de klas kunnen oefenen. De lezers krijgen hetzelfde, maar dan geschreven.
Kerndoel 2 De leerlingen leren gesproken taal begrijpen en gebruiken
•
•
•
•
•
•
Ter voorbereiding om een spreekbeurt te houden, gaan de leerlingen die het zelfstandig kunnen, individueel werken met de junior informatieboekjes. Ze lezen deze boekjes en maken de vragen. Dit zijn vragen over het verhaal Daarna houden de leerlingen er een spreekbeurt over. De andere leerlingen luisteren en mogen vragen stellen. Hetzelfde gebeurt ook in subgroepen, maar dan wordt het voorgelezen. Bij het thema worden werkjes gemaakt, als verwerkingsmateriaal. Daarna kunnen de leerlingen iets over hun gemaakte opdracht vertellen en de andere leerlingen luisteren. Leerling houdt een spreekbeurt over een eigen gekozen thema, zoeken informatie op, maken een verslag en laten dingen zien. De leerlingen die niet kan lezen, doet hetzelfde maar dan aan de hand van plaatjes over een onderwerp, waar ze al iets van afweten. Bijvoorbeeld: hun hobby. Er kan voorgelezen worden uit een boek van de leerling of een gekozen boek door de leerkracht of tekst in de klas. Dit gebeurt zowel klassikaal als in subgroepen. De leerlingen maken luisteroefeningen of doen luisterspelletjes. Bijv. een ingesproken tekst, of klassikaal iets aan elkaar door vertellen.
Kerndoel 3 De leerlingen leren deelnemen in verschillende communicatieve situaties.
•
•
Leerlingen leren met de telefoon omgaan en sommige leerlingen zijn tijdens een gedeelte van de dag receptionist(e) en nemen de telefoon op en geven de informatie door of noteren dit. Er kan gebruik gemaakt worden van de onderdelen, die met name te maken hebben met de communicatieve situaties uit de methode sociale vaardigheden; 'Bekijk het Maar, Stel je voor.'
Kerndoel 4 De leerlingen leren lezen voor dagelijkse
⏐ 89
Er kan zowel klassikaal als in subgroepen voorgelezen worden.
De kerndoelen Taal en communicatie
Die zie je op school in de afdeling vso 2 op de volgende manier
toepassingen
•
• •
•
Elke dag kan het belangrijkste uit de krant behandeld worden. Leerlingen kunnen in subgroepen uiteen gaan. Leerlingen halen de belangrijkste stukken uit de krant en plakken, die op een groot vel. Klassikaal kan er over gesproken worden, waarom, ze de tekst of het plaatje gekozen hebben. De leerlingen lezen een boek en maken er een boekverslag van of vertellen er iets over. Terwijl andere leerlingen zelfstandig lezen kan in een ander subgroepje aan de niet-lezers een verhaal voorgelezen worden. Aan het eind moeten ze de plaatjes, die bij het verhaal horen, rangorden op tijd, middel -doel, vergelijking, oorzaak -gevolg. Mini project boekjes lezen en de vragen, die erbij horen maken.
Kerndoel 5 De leerlingen leren gebruik maken van schriftelijke taalvormen
•
•
De leerlingen kunnen individueel op eigen niveau werken in hun werkboekje van 'Spelling in de lift of zelfstandig spellen'. De leerlingen kunnen individueel op eigen niveau werken in hun taalboek. Je kunt dan denken aan methodes zoals: 'op nieuw niveau mbo-lwoo, sprint, promotie, veilig in stapjes'. Er kunnen ook nog andere basisschoolmethodes gebruikt worden.
Kerndoel 6 De leerlingen leren een zo ruim mogelijke woordenschat begrijpen en gebruiken
3.2
• •
Leerlingen kunnen individueel werken met de methode 'promotie' of 'op nieuw niveau mbo-lwoo'. Leerlingen leren hun woordenschat verruimen, door te leren hoe je informatie kunt opzoeken, bijv. Internet, woordenboek, encyclopedie.
Het gebruik van een reguliere taalmethode in het VSO-ZML
Als leerkracht op een zml-school wordt je ook geconfronteerd met leerlingen, die een hoog niveau hebben. Dit zijn leerlingen, die op het gebied van lezen het niveau hebben, die een goede leerling eind groep acht ook heeft. Je praat dan over 8 of 9. Het probleem is echter, dat deze leerlingen niet op alle gebieden met betrekking tot taal goed scoren. Dit geldt ook voor andere vakken, anders zouden deze leerlingen immers niet op een zml-school zitten. Doordat deze leerlingen goed kunnen lezen en ouder zijn dan twaalf, moet je als leerkracht soms zoeken naar andere middelen. Deze leerlingen kom je op elke zmlschool wel tegen. Zulke leerlingen moet je dus iets extra’s bieden. Door met deze leerlingen in een niveaugroepje te gaan werken, kun je hun dit bieden. Dit wil zeggen dat je dit doet naast de activiteiten, die in hun klas al gedaan worden. De leerlingen werken de rest van de week in hun klas waar leerlingen zitten met verschillende niveaus. Op het moment dat je dit een keer per week doorbreekt is het ter ondersteuning van dit vak ideaal. Je hebt meer tijd om dingen uit te leggen. Je werkt dan gemiddeld met 10 leerlingen van hetzelfde niveau, maar kunnen wel verschillend van leeftijd zijn gedurende 1 ½ uur samen. Voor deze leerlingen, zou je een reguliere vmbo-methode kunnen gebruiken. Deze sluit goed aan, aan hun belevingswereld.
⏐ 90
Natuurlijk zou het mooi zijn als er een methode was, die je zo kunt gebruiken. Met enige eigen creativiteit en hier en daar een aanpassing kun je de vmbo-methode 'Op nieuw niveau' voor vmbo/lwoo goed gebruiken. Ik heb een vmbo-methode gekozen bestaande uit een basisboek, werkboek, cd-rom en videobanden en een handleiding. Het basisboek is verdeeld in zes blokken. In elk blok komen lezen, grammatica, schrijven, spreken en luisteren, spelling, woordenschat aan de orde. Ik wil aan de hand van vier voorbeeldlessen laten zien, hoe je deze methode kunt gebruiken. De lessen geven een korte spiegeling van de belangrijkste onderdelen die in een blok voorkomen. Je zou dus elk blok op dezelfde wijze kunnen toepassen. Op het eind kunnen de leerlingen een boekverslag schrijven en een boekbespreking houden. Dit kan ook een spreekbeurt zijn. Let op: de lessen die beschreven staan kunnen ook in meerdere keren gegeven worden. Afhankelijk van het werktempo en concentratieniveau van de groep stem je, je lesonderdeel af. Grammatica en spelling komen weinig aan de orde. Dit zal in de klassen afhankelijk van het niveau individueel geoefend moeten worden. Met deze methode of een andere geschikte methode. Je kunt dan bij spelling denken aan spelling in de lift en voor de grammatica een geschikte basisschoolmethode, die bij de leerling past. Het staat dus tijdens deze lessen niet centraal! In sommige lessen komen er doelen voor die belangrijker zijn dan de andere doelen. In deze lessen heb ik een onderscheid gemaakt tussen: hoofddoelen en
nevendoelen. De hoofddoelen staan dan vooral centraal. Praktische opzet van de lessencyclus (nadruk Op specifieke taalactiviteiten
Welke kern/tussendoelen van Taal en communicatie herken je hierbij? (Wat leren de leerlingen?)
Les 1 lekker lezen In de kring geeft leerkracht uitleg over de volgende dingen: leuk verhaal/ niet leuk verhaal/ onderwerp/ waar gaat het verhaal over/ wel of niet gebeurt verhaal/ titel. Afhankelijk hoe goed, de groep dit oppikt breidt je dit uit of kort je dit in. In de kring leest de leerkracht of een leerling het verhaal 'foute boel' voor. De andere leerlingen luisteren aandachtig Aan het eind van het verhaal, praat je met de leerlingen over het verhaal a.d.h.v. vragen. Je kunt dan controleren of ze je uitleg begrepen hebben. Anders nog een keer uitleggen. De leerlingen gaan aan hun tafel zitten en lezen de tekst voor zichzelf Ze maken de lees -en discussievragen, die bij de tekst horen. Samen nakijken en bespreken. Middelen: tekst 'foute boel' uit het basisboek blz. 34 t/m 37 Discussievragen uit het basisboek blz. 38 Aandachtpunten: Je kunt dit ook met
⏐ 91
Ze leren initiatief nemen tot en op begrijpelijke manier reageren op taal en/of andere communicatievormen (spraak – en taalontwikkeling) De leerlingen leren gesproken taal begrijpen en gebruiken
Ze leren vragen stellen om verduidelijking en informatie te verkrijgen
De leerlingen leren lezen voor dagelijkse toepassingen De leerlingen leren tekstsoorten en taalgebruik herkennen en begrijpen
Praktische opzet van de lessencyclus (nadruk Op specifieke taalactiviteiten
Welke kern/tussendoelen van Taal en communicatie herken je hierbij? (Wat leren de leerlingen?)
andere teksten doen. Als de discussievragen te moeilijk zijn, moet je ze aanpassen en zelf iets bedenken. Biedt verschillende teksten aan binnen verschillende lessen met verschillende onderwerpen. Er zijn er meerdere in de methode te vinden. Werk alle leesblokken stuk voor stuk af en laat leerlingen uiteindelijk aan het eind van het jaar een boekverslag maken.
Les 2 Informatief lezen In de kring vraagt de leerkracht aan de leerlingen, of ze weten, waar je allemaal informatie kunt opzoeken. Van de meest verschillende antwoorden werk je er één uit. Ik doe dit voor het woordenboek. Leg de leerlingen uit hoe een woordenboek werkt. Samen ga je een paar woorden op alfabetische volgorde zetten m.b.h.v. het woordenboek. Er wordt dus overlegd, hoe het moet. In het begin letten ze alleen maar op de eerste letter en daarna maak je het moeilijker. Leerlingen gaan uiteen en maken zelfstandig of samen meerdere rijtjes. Er mag dus overlegd worden. Klassikaal bespreek je het. Na de bespreking vraag je waar het woordenboek nog meer goed voor is. Gezamenlijk zoek je na de betekenis van een aantal woorden. Leerlingen zoeken zelfstandig moeilijke woorden op en moeten het koppelen aan het juiste plaatje. Op blz. 42, 43 van het basisboek staat hierover een opdracht. Samen bespreken Je kunt leerlingen de woorden nog laten oefenen d.m.v. een memory spel. Op het ene kaartje staat het woord en het ander kaartje staat het plaatje. Leerlingen zoeken juiste twee bij elkaar. Middelen is afhankelijk van welk
⏐ 92
Nevendoelen, die ook steeds tijdens de les voorkomen zijn: • De leerlingen leren communiceren met woorden, gebaren, picto’s of met andere voor hen geëigende middelen. • Ze leren een opmerking, een mededeling of een verhaal begrijpen en leren een verhaal vertellen en informatie geven. • De leerlingen leren deelnemen aan gesprekken in verschillende communicatieve situaties. • De leerlingen leren lezen voor dagelijkse toepassingen. Hoofddoel van deze les: • De leerlingen leren een zo ruim mogelijk woordenschat begrijpen en gebruiken.
Praktische opzet van de lessencyclus (nadruk Op specifieke taalactiviteiten
Welke kern/tussendoelen van Taal en communicatie herken je hierbij? (Wat leren de leerlingen?)
informatiebron je uitwerkt, in dit geval is dat: woordenboeken, basisboek blz. 42,43,59 t/m 61 Aandachtspunten: Je kunt meerdere lessen besteden aan informatie opzoeken. Je geeft op alle gebieden uitleg. Elk blok komen de moeilijke woorden op dezelfde wijze aanbod en zijn dus goed te gebruiken.
Les 3 Een verhaal schrijven • In de kring kijk je met de leerlingen na een videofragment uit de methode. • Aan het eind wordt het fragment besproken • Leerkracht geeft uitleg over hoofdletters en punten. • Leerlingen maken opdracht 21 blz. 52 uit hun werkboek. • Samen wordt het nagekeken. • leerkracht geeft uitleg over alinea’s • Leerkracht behandelt blz. 52 en 53 uit basisboek, waarin een stappenplan staat hoe je een verhaal kunt schrijven over televisieprogramma’s. • Leerlingen schrijven aan de hand van dit stappenplan hun verhaal. Leerlingen moeten ook op de hoofdletters en punten denken. • Verhalen worden voorgelezen en bekeken. Middelen: Methode 'op nieuw niveau' Je kunt afhankelijk van het niveau meerdere schrijfblokken gebruiken. Dit is wel zeer pittig!! De volgende blokken is echt maar voor een enkeling geschikt.
Nevendoelen, die in deze les ook steeds aan de orde komen zijn: • De leerlingen leren communiceren met woorden, gebaren, picto’s of met andere voor heb geëigende middelen. • De leerlingen leren gesproken taal begrijpen en gebruiken.
Hoofddoel van deze les is: • De leerlingen leren gebruik maken van schriftelijke toepassingen.
Les 4 Spreken en luisteren over een verhaal en erna kijken • In de kring wordt er gepraat over het verschil tussen een officieel-en een dagelijks gesprek en waarvoor ze belangrijk zijn. Basisboek blz. 54,55 • Leerlingen zetten achter een aantal zinnen de letters(a) voor een alledaags gesprek of een (O) voor een officieel gesprek. • Gezamenlijk wordt het na gekeken. • Leerkracht legt uit wat een klassengesprek en vertelt welke regels van belang zijn bij een klassen
⏐ 93
Nevendoelen die tijdens deze les ook aan de orde komen zijn: • De leerlingen leren communiceren met woorden, gebaren, picto’s of met andere voor hen geëigende middelen. • De leerlingen leren gebruik maken van schriftelijke toepassingen. Hoofddoelen van deze les zijn: • De leerlingen leren gesproken taal begrijpen en gebruiken. • De leerlingen leren deelnemen aan
Praktische opzet van de lessencyclus (nadruk Op specifieke taalactiviteiten gesprek. • Leerlingen gaan in subgroepen uit elkaar en gebruiken hun tekst uit les 3 • Ze vertellen aan elkaar hun verhaal en stellen vragen over hun verhaal. Leerlingen houden zich aan de regels • Leerkracht loopt rond en begeleidt hier en daar. • Klassikaal wordt afgesloten, door na een videofragment te kijken en erover te praten op dezelfde wijze als ze in subgroepjes geoefend hebben. Middelen: basisboek blz. 54 t/m 56.
3.3
Welke kern/tussendoelen van Taal en communicatie herken je hierbij? (Wat leren de leerlingen?) gesprekken in verschillende communicatieve situaties.
Via thematisch onderwijs naar (tussen)doelen : Thema 'Mijn Lijf'
De VSO afdeling waarbinnen deze ideeën worden gebruikt is er één met in totaal tien groepen. De groepen zijn onderverdeeld in vier onderbouw groepen, drie middenbouw groepen en drie bovenbouw groepen. De onder-en middenbouw werken voornamelijk in het schoolgebouw. De bovenbouwleerlingen werken op drie locaties, te weten: op school, in een woonhuis dat wordt gehuurd van de Colckhof, (woonvoorziening), en in een wijkcentrum. Op deze drie locaties proberen wij zo goed mogelijk de drie centrale thema’s binnen onze school aan bod te laten komen; wonen, werken, vrije tijd. In het wijkcentrum wordt geoefend met het arbeidsmatig werken. Dit doen we voor bedrijven, het is dus niet vrijblijvend. Het is een begeleide stage die de leerlingen voorbereid op een externe stageplaats. In het woonhuis komen voornamelijk de thema’s wonen en vrije tijd aan de orde. Op school de reguliere 'schoolse' vakken. Het streven is om in iedere groep een groepsleerkracht, een klassenassistent en een stagiaire te hebben om zo optimaal mogelijk onderwijs te kunnen geven. In de beschreven lessen is dit het geval. De leerlingen zijn in een bepaalde bouw ingedeeld op basis van kalenderleeftijd en binnen de bouw zijn ze zoveel mogelijk op hetzelfde niveau bij elkaar geplaatst. Hier en daar zijn uitschieters. In de laag-niveau groepen wordt veelal gewerkt vanuit thema’s. In de hoog-niveau groepen gebeurt dit minder. Hier wordt voornamelijk gewerkt vanuit de onderwerpen die tijdens de verschillende vakken aan de orde komen. (bijv. Wereldoriëntatie). Hieronder volgen lesideeën voor een VSO 2 groep met laag niveau en voor een VSO 2 groep met hoog niveau. Thema Mijn lijf Deelonderwerp: lichaamskennis. Begrippen die aan de orde komen: Functie en werking van inwendige lichaamsdelen, zoals: hart, longen, botten, spieren, maag, darmen, nieren, slagaderen, hersenen, ademhaling. Belang van lichaamskennis in termen van beweging, rust en houding. Herkennen van en omgaan met gevoelens zoals: jaloezie, onmacht, zelfkennis, zelfbeeld, zelfstandigheid, depressie, rouwverwerking.
⏐ 94
Taalactiviteiten • Kringgesprek. • Brainstorm. • Werkbladen maken waar de leerlingen zelfstandig mee aan het werk kunnen. • In de bibliotheek een boek/boeken over het onderwerp zoeken. Na het lezen kunnen ze vertellen wat ze gelezen hebben. Gesprekje met de leerkracht. • Op de pc informatie met betrekking tot het onderwerp zoeken. • Nieuws uit de natuur heeft blokken met betrekking tot dit onderwerp. Tvprogramma’s bekijken, werkbladen samen of alleen maken. • Spreekbeurt houden. • Met twee leerlingen een collage maken (overleggen over opdracht en uitvoering!). • (jeugd) encyclopedie gebruiken. • Dramales naar aanleiding van het herkennen en omgaan met gevoelens. • Woordbingo. Voor de leerlingen die kunnen lezen een kaart met woorden. Organisatie Starten vanuit de grote groep in de kring. Na ongeveer 25 minuten in niveaugroepjes of individueel uiteen om onder begeleiding, oppervlakkige begeleiding of zelfstandig aan het werk te gaan. Middelen • werkbladen • bibliotheekboeken • pc • video opname Nieuws uit de natuur, • (jeugd)encyclopedie/ woordenboek • woordbingo
Taalactiviteiten en de relatie met de doelen Taalactiviteit
Hangt samen met de volgende kerntussendoelen
Kringgesprek
Kerndoel 1, tussendoelen 2.1, 2.4, 3.1, 3.3., 3.4, 3.5, 3.6, 3.8 en 6.1
Brainstorm
Tussendoelen 1.2, 1.2, 2.1, 2.2, 3.2, 3.3, en 6.2
Werkbladen
Tussendoelen 4.1 t/ 4.3, 5.3 t/m 5.6 en 6.1
Bibliotheek
Kerndoelen 1 en 6, tussendoelen 2.1, 2.4, 2.5, 3.1, 3.4, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2
Werken op de pc
Tussendoelen 4.2 en 4.3
Nieuws uit de natuur
Werkbladen zie doelen hierboven, gesprek n.a.v. TV uitzending tussendoel 3.4
Spreekbeurt houden
Kerndoelen 4 en 6, tussendoelen 2.1 en 3.4
Collage maken
Tussendoelen 1.2, 3.3 t/m 3.5 en 6.2
(Jeugd)encyclopedie/woordenboek
Tussendoel 6.1
Dramales
Kerndoelen 1 en 3
Woordbingo
Kerndoelen 2 en 6, tussendoel 4.1
Werkstukje maken
Kerndoelen 4, 5 en 6
⏐ 95
3.4
Taalonderwijs met de krant
OPSOMMING VAN DE ACTIVITEITEN Introductie van de krant • De leerlingen zitten in een kring. Ik laat de krant zien en vraag aan de kinderen: • Wat is dit? (de krant) Wat kun je ermee? (lezen, er staan gebeurtenissen in uit Nederland en uit het buitenland) Wat staat erin? (alle belangrijke dingen die die dag ervoor gebeurd zijn) • Hoe vaak komt de krant? (maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en er is ook een zondagskrant) Krijgt iedereen een krant? (lidmaatschap) • Wat valt op bij een krant – overzichtelijk, duidelijke letters, foto’s, onderwerp/ titel – hoe belangrijker – hoe groter en dikker de letters. • Hoe vind je dat deze krant eruit ziet? Welk artikel zou je het eerst gaan lezen en waarom? • Welk stuk maakt je nieuwsgierig en waarom? Welk stuk zou je niet lezen? • Dan leest 1 leerling een artikel voor uit de metro 22 november 2004. Het eerste artikel is. Oudste man ter wereld (113) overleden De leerkracht/klassenassistent stelt vragen aan de leerling die het krantenartikel heeft voorgelezen + aan de andere leerlingen in de kring. Bijv. Waar woonde mr. Hale?, hoe oud is hij geworden?, Hoe is hij overleden? Etc etc. Dan mogen de leerlingen zelf vertellen of ze iemand kennen die bijna zo oud is/was als dhr. Hale? Hoe oud ben je zelf /zus /broer /vader / moeder etc.? Dan laat ik de foto van dhr. Balkenende uit de krant zien. Wie is dit? En wat doet hij? Daarna mag een leerling het artikel van Verdonk pakt imams aan voorlezen. We bespreken dit. Wat is een imam? Dit wordt op een eenvoudige manier uit gelegd. Ook mogen de leerlingen vertellen waar zij in geloven. Wie gelooft in God en wie in Allah etc.? Wie praat er thuis alleen Nederlands en wie misschien een andere taal? De leerlingen mogen hiervoor een woordenboek gebruiken. Wie weet wat voor weer het vandaag wordt? Wat voor weer kan het allemaal worden? (regen, zon, sneeuw etc.). Dan mag een leerling het weerbericht in de krant opzoeken. Waar wonen wij? Noorden/Oosten/Zuiden of Westen? Welke plaats staat de school? Noem nog een paar voorbeelden van plaatsen? (in de buurt) Alle leerlingen mogen vertellen waar ze wonen? (welke straat, huisnummer) Bespreken van de foto’s in de krant De leerkracht laat de foto zien van het verbroederingsconcert. Aan de kinderen wordt het volgende gevraagd: • Wat zien jullie op deze foto? • Heeft een van jullie zoiets op het journaal gezien? • Waar zou het artikel dat hoort bij deze foto over gaan? De leerkracht leest het stukje dat staat bij deze foto voor. Daarna wordt het stuk besproken. En de link met de foto wordt gemaakt. De leerkracht laat uit de kinderen komen waarom er een concert gegeven werd. En wie was Theo van Gogh? Bij een foto zelf een verhaal bedenken Alle foto’s worden gekopieerd neergelegd in een bakje. Een leerling pakt een foto en bedenkt hier zijn/ haar eigen gebeurtenis/ krantenartikel bij. De leerlingen tikken daarna het verhaal zelf uit op de computer.
⏐ 96
De krant wordt gekopieerd zonder het echte artikel zodat het zelfverzonnen artikel hierin geplaatst kan worden, alsof het verhaal echt in de krant staat.. Een nieuwsprikbord Een nieuwsprikbord is een prikbord waarop berichten hangen die kinderen en leerkrachten meenemen of zelf geschreven hebben. Het nieuws kan variëren van wereldnieuws tot nieuws uit het gezin. De berichtjes leiden tot communicatie over en weer in de groep over de inhoud en tot verdere lees-en schrijfactiviteiten. Een nieuwsprikbord ontstaat en wordt vervolgens regelmatig aangepast in communicatie over en weer met de kinderen. Opsommingen van de activiteiten • zelf een 'krant' ontwerpen • zelf kopiëren, sorteren, stukjes • schrijven/tekenen/interview (n.a.v. bezoek van een journalist)/puzzels • de buurt in – foto’s maken en stukjes over schrijven • zelf de schoolkrant bezorgen in de buurt • bezoek aan een drukkerij, dit verslag komt ook in de krant.
De relatie taalactiviteiten en de (taal)doelen VSO 2 Taalactiviteiten
Hangt samen met de volgende kern/ tussendoelen
- introductie van de krant - de foto’s in de krant bespreken
-
kerndoel 1 tussendoel 1.en 1.2 kerndoel 2. tussendoel 2.1, 2.2en 2.4 kerndoel 3. alle tussendoelen kerndoel 1. tussendoel 1.1 en 1.2 kerndoel 2. tussendoel 2.1, 2.3en 2.5 Kerndoel 5.* tussendoel 5.4, 5.5. 5.6
-
kerndoel kerndoel kerndoel kerndoel kerndoel kerndoel kerndoel kerndoel kerndoel kerndoel kerndoel kerndoel kerndoel 5.5. 5.6 kerndoel kerndoel kerndoel kerndoel kerndoel kerndoel 5.5. 5.6 kerndoel
- een nieuwsprikbord - eigen artikel bedenken bij een foto uit de krant - zelf een krant ontwerpen – zelf kopiëren, sorteren - zelf een krant ontwerpen – schrijven, tekenen, puzzels
- zelf een krant ontwerpen - interview
- zelf een krant ontwerpen - de buurt in - foto’s maken en verhaaltjes erbij schrijven
-
⏐ 97
1. tussendoel 1.1, 1.2en 1.3 3. alle tussendoelen 6. tussendoel 6.1, 6.2 1. tussendoel 1.1, 1.2 en 1.3 2. tussendoel 2.1, 2.2, 2.3 3. alle tussendoelen 4. tussendoel 4.1, 4.2 en 4.3 6. tussendoel 6.1en 6.2 1. tussendoel 1.1, 1.2, 1.3 2. tussendoel 2.1 t/m 2.5 3. alle tussendoelen 4. tussendoelen 4.1, 4.2en 4.3 5. tussendoel 5.1, 5.2, 5.4, 6. tussendoel 6.1en 6.2 1. tussendoel 1.1, 1.2 en 1.3 2. tussendoel 2.1 t/m 2.5 3. alle tussendoelen 4 tussendoel 4.1 t/m 4.3 5. tussendoel 5.1, 5.2, 5.4, 6. tussendoel 6.1 en 6.2
Taalactiviteiten
Hangt samen met de volgende kern/ tussendoelen
- de krant bezorgen in de buurt
-
- bezoek aan een drukkerij
3.5
kerndoel kerndoel kerndoel kerndoel kerndoel kerndoel kerndoel
3. alle tussendoelen 6. tussendoel 6.1 en 6.2 2. tussendoel 2.1 t/m 2.5 3. alle tussendoelen 4. tussendoel 4.1 t/m 4.3 5. tussendoel 5.1 t/m 5.6 6. tussendoel 6.1 en 6.2
Lijst algemene middelen
Mondelinge Taal (Spreken, luisteren, gesprek) • Methode sociale vaardigheden (o.a. Bekijk het maar, stel je voor..) • Koffer weerbaarheidstraining (mee) • Logopediemateriaal ('weerklank', diverse taalkwartetten) • Projectmaterialen • (Okee)krant • Pico piccolo-luisteroefeningen • Kijk en luistermethode de ruiter • Praatboeken / praatplaten in thema's • Programma 'een mond vol taal' • Transparant Leren lezen • Picto's van instituut 'de Weerklank' • Agendapicto's • Signaalleesmethode (Edudesk) • Bij jou en bij mij, • Wie dit leest • Veilig leren lezen / Veilig in stapjes (werkboekjes) • oude Blitskranten • Okeekrant • Junior informatieboekjes, diverse leesboekjes (o.a. serie klipper en zoeklicht plus) • Taalactief • Stenvertblok • Ik weet wat ik lees • Humpie Dumpie • leeslijn Lezen moet je doen / lezen wat je kunt Schriftelijke taal (schrijfvaardigheid/stelvaardigheid) • Taalmethoden: spelling in de lift plus, veilig in stapjes, zelfstandig spellen • Stenvertbloks • Voor een enkele leerling werkboekjes uit de methode promotie • Basis-en werkboek deel 1 van op nieuw niveau (vmbo-lwoo) • Sprint • Kopieerband taal 1 en 2 • Zelf leren lezen • Veilig leren lezen • Schrijven zonder pen • A, B, C schrijf maar mee
⏐ 98
Materiaal voor anderstaligen • Voor NT2 o.a. de praatboeken • De lessen Engels zijn gebaseerd op de methode Real English Aanvullende middelen • Leerlingvolgsysteem (InfoSys) is in ontwikkeling
3.6
ICT lijst
Kerndoel: 1. De leerlingen leren communiceren met woorden, gebaren, picto's of met andere voor hen geëigende middelen Software:
DigiKidz -WerkwoordenRom 7 / 8, algemeen verkrijgbaar DigiKidz -WerkwoordenRom 7 / 8 maakt onderdeel uit van de educatieve software-serie DigiKidz. De DigiKidz WerkwoordenRom groep 7/8 bevat acht oefeningen op drie niveaus waarmee op uitdagende en gevarieerde wijze geoefend kan worden met werkwoorden en werkwoordspelling zoals deze in groep 7 en 8 van het basisonderwijs geleerd wordt. Door de verschillende oefenvormen en de honderden zinnen wordt uitgebreid kennisgemaakt met het vervoegen van werkwoorden. SleepWerk: Je krijgt vier zinnen waar je de goede persoonsvorm bij moet zoeken. Sleep de persoonsvormen naar de goede zinnen. WerkWoordDictee: Vul de persoonsvorm in. Let op de spelling! TijdMachine: De TijdMachine verandert de tijd van werkwoorden. Stop er een rij werkwoorden in en voorspel wat er aan andere kant naar buiten komt. DetectiveSpel: Je ziet een zin, daar gebeurt iets in. Wie heeft het gedaan? WerkWoordenRace: Je krijgt 32 zinnen waarvan je de persoonsvorm moet invullen. Doe dat zo snel mogelijk! WerkWiel: Op een wiel staat een zin. Het wiel draait rond. Zoek de persoonsvorm in de zin, wacht tot die bovenin staat en klik op OK. EgoSpel: Stel je voor dat alle verhalen over jou zouden gaan. Dan hadden alle zinnen 'ik' als onderwerp. Wat zou de persoonsvorm dan zijn? WerkMollen: Uit de gaten in de grond komen woorden omhoog. Sommige daarvan zijn werkwoorden, andere niet. Klik alleen op de werkwoorden. Leerlingen kunnen met deze software zelfstandig aan het werk. Meer informatie: http://www.digikidz.nl/titels/titelpags/werkwoord78/werkwoord78.htm
Kerndoel: 2. De leerlingen leren gesproken taal begrijpen en gebruiken Software:
Nederlands als tweede taal -Luistervaardigheid Gevorderden niveau 3 en 4, http://www.awbruna.nl De cd-rom's Luistervaaardigheid zijn ontwikkeld als uitgebreide oefenstof bij het luisteren naar gesproken woord in het Nederlands. Op elke cd-rom staan 4 verschillende luisteroefeningen. Ook kunnen twee onderdelen als toets gemaakt worden. Het resultaat van de toets kun je afdrukken in een rapport.
⏐ 99
Kerndoel: 2. De leerlingen leren gesproken taal begrijpen en gebruiken De oefeningen zijn: luister goed, memory, kies de laatste zin, de goede volgorde (beginners) en waar ligt de klemtoon? (gevorderden) Leerlingen kunnen met deze software zelfstandig aan het werk. Meer informatie: http://www.nederlandsalstweedetaal.nl/cd-roms-nt2.htm Kerndoel: 3. De leerlingen leren deelnemen aan gesprekken in verschillende communicatieve situaties. Software:
Nederlands als tweede taal -Gesprekken beginners niveau 3 en 4, http://www.awbruna.nl De cd-rom's Gesprekken zijn ontwikkeld om gesprekken te leren begrijpen en zelf te gaan voeren in het Nederlands. Op elke cd-rom staan 4 gevarieerde oefeningen. Ook kan er een toets gemaakt worden. Het resultaat van de toets kun je afdrukken in een rapport. De oefeningen zijn: gesprekken, memory, wat bedoel je? en wat wordt er gezegd? Leerlingen kunnen met deze software zelfstandig aan het werk. Meer informatie: http://www.nederlandsalstweedetaal.nl/cd-roms-nt2.htm
Ook Jij, http://www.ookjij.nl De website www.ookjij.nl richt zich op verstandelijk gehandicapte jongeren die niet of amper kunnen lezen en schrijven. De aanleiding voor het maken van deze website is dat deze jongeren tot nu toe weinig op het internet konden beginnen. Voor het surfen op internet, het bekijken van websites en het versturen van email is het namelijk noodzakelijk dat de gebruiker kan lezen. Ook sluit het huidige aanbod van sites doorgaans niet aan bij de interesses van deze jongeren. Internet en e-mail bieden veel mogelijkheden op het gebied van informatieuitwisseling en communicatie. Daarnaast wordt computer en internet gebruik steeds belangrijker in deze maatschappij. Om de aansluiting niet te missen, werd het hoog tijd dat er een site gemaakt werd waarop ook deze jongeren kunnen internetten en e-mail versturen. De website moet aansluiten bij de interesses en computervaardigheden van deze groep. Leerlingen kunnen met deze software zelfstandig aan het werk. Meer informatie: http://www.ookjij.org Kerndoel: 4. De leerlingen leren lezen voor dagelijkse toepassingen Software:
Alfabeter Lezen, http://www.edupro.nl Alfabeter Lezen is een multimediaal oefenprogramma voor autochtone Nederlanders om op een plezierige manier beter te leren lezen. Het programma maakt gebruik van alledaagse teksten, herkenbare afbeeldingen, leuke filmpjes en vooral veel mondelinge instructie en feedback. Het programma is opgedeeld in 2 niveaus. Elk niveau heeft 5 modules met elk een eigen thema. De modules zijn opgedeeld in 10 blokken, elk over een ander onderwerp. Met het beheerprogramma voor de docent kunnen de resultaten van de cursisten worden bijgehouden Leerlingen kunnen met deze software zelfstandig aan het werk. Meer informatie: www.alfabeter.nl
⏐ 100
10 voor taal junior
E Lp
101 oefeningen
E
2.1
Abracadabra
Ke
2.1,3
Abrakadabra
E
2.1
Adiboo -Lezen gr. 2 / 3e kleuterklas
T
Adiboo -Lezen gr. 3 / 1e ljr.
T Ke Al, E Vi Br, E W
Bas de Beer -Noorderlicht
E
Bas gaat digi-taal 1 schoolversie
A
Kerndoel 6
Kerndoel 5 5.5
1000 woorden
⏐ 101
Kerndoel 4
I
100 opdrachten
Alfabet Alfabeter Alfapret Junior Avontuurlijke leeshoek Babbelbij
Kerndoel 3
Kerndoel 2
Kerndoel 1
VSO2 fase
VSO1 fase
SO2 fase
SO1 fase
Voorschoolse fase
Uitgever
Softwarepakket
Opmerkingen
Bijlage 1: Softwarematrix Kerndoelen Taal en Communicatie voor zml
2.1 Aanr.
1.2
3.5
6.1 5.2
3.8
1.2
6.1 3.8 3.5
Aanr. Aanr.
2.3
4.2 4.1,2 4.2 4.3
6.1,2 4.1
Aanr.
6.1,2
4.2
2.2
L
4.2
Bonker en het grote rijmgeheim
K
4.2
Clicker 4
E
Club Onwijs -Molen
Z Z
Clusteren nieuw netwerk
N
Dagelijkse dialogen
O
Kerndoel 6
4.1,2,3
Berenschuur
Club Onwijs -Piratenschip
Kerndoel 5
Kerndoel 4
Kerndoel 3
Kerndoel 2
Kerndoel 1
VSO2 fase
VSO1 fase
SO2 fase
Aanr.
SO1 fase
Opmerkingen
Beestenbende op de Letterboerderij
Voorschoolse fase
Uitgever Z
Softwarepakket
Aanr.
6.1 5.2,5 5.4,5
4.2 5.5 Aanr.
4.2 2.1,4,5
3.4,5,8
De Boerderij van Piet Precies
K
De Letterdoos
Zz
DigiKidz -LeesRom 3/4 Digikidz -Letters en klankenRom 1/2 DigiKidz -SpellingRom 5/6
Br Br Br
Lesb. Lesb. Lesb.
DigiKidz -SpellingRom 7/8
Br
Lesb.
DigiKidz -WerkwoordenRom 5/6
Br
Lesb.
1.1
5.3
Digikidz -WerkwoordenRom 7/8
Br
Lesb.
1.1
5.3
DigiKidz -WoordenRom 1/2
Br
Lesb.
6.1
DigiKidz -WoordenRom 3/4
Br
Lesb.
6.1
Digitale taalkist
N
Aanr.
Doelezen
Z
Aanr.
Filiokus
E
Flits nieuw extra
N
Flitsend leren lezen en spellen
Vi
⏐ 102
3,5
4,2
6,1 5.4
4.1 4.2 5.5 5.5
3.3
5.5,6 4.1
1.2 Aanr.
4.2
5.5
4.2
5.5
Hemstim
Ko
Hoorzeg 1
G
Hopla -Boe, loeit de koe
L
2.1
3.3
Hopla -Kom maar Binnen
L
2.1
3.3
4.2
Hussel
O
Ik hou van taal
K
3.5
4.2
Interactief verhalenboek
E
Kijk en luister
E
Kijk klik luister -eten
G
Aanr.
4.1,2
Kijk klik luister -wonen
G
Aanr.
4.1,2
Kijkje hier, kijkje daar
G
Kinder ABC
S
Kerndoel 6
Z
Kerndoel 5
Grote maan roos vis spel
Kerndoel 4
Br
Kerndoel 3
Geluidenboek
Kerndoel 2
W
Kerndoel 1
Kp
Geheim van het pretpark
VSO2 fase
Gebarenblik
VSO1 fase
NZelf.
SO2 fase
Zz
SO1 fase
Opmerkingen
Voorschoolse fase
Uitgever Flitsend lezen
Softwarepakket
4.2 1.2 4.1,2
Aanr.
2.1,4
3.6 4.2 4.2
Aanr.
5.5
3.4,8 6.1
6.1
2.1 1.1
6.1,2 4.2
Kinderlingo
I
5.5
6.1
Kinderpraat
T
5.5
6.1
Klankie
St
Klikraak -Het jaartje rond 1
B
Klikraak -Het jaartje rond 2
B
Klikraak -Mijn leesdoos
B
⏐ 103
4.2
5.4,5
4.1,2
5.5
Kerndoel 4
Kerndoel 5
Kerndoel 6
Kerndoel 3
Kerndoel 2
6.1
Lang zullen ze lezen!
B
4.2
Leer meer -Lezen 1
Z
4.2
Leer meer -Lezen 2
Z
4.2
Leer meer -Spelling
Z
Leer meer -Woordenschat
Z
Leerlijn -Spelling
K
Leerlijn -Werkwoordspelling
K
Lees je wijzer
Be
VSO2 fase
5.2
VSO1 fase
4.1,2,3
SO2 fase
Le
SO1 fase
E
Kurzweil 3000
Uitgever Koekeloere
Klikraak -Taal tweede leerjaar
Kerndoel 1
Voorschoolse fase
Opmerkingen
Softwarepakket
B
5.5 6.2 5.5 1.1
5.5 3.8
4.3
Leesladder
Z
4.1,2
Leessleutel -Letterpret
M
4.2
Leeswijzer -Nederlands
E
4.1,2
Lexi
Ok
4.2
Lexio
C
4.2
Ed Sa T So Mu
4.2 4.3 4.2
Lezen en spellen universeel Mambo en Co -In de klas Mia 1 -Oma Mimi's medicijn Mijn eerste interactieve woordenboek Muiswerk -Woorden
2.3 1.3 1.3
3.5 3.6
6.1 5.3,5
5.2
Musti en de computer
E
2.3
4.3
Musti in de dierentuin
E
2.3
4.3
⏐ 104
5.5
6.1,2 6.1,2
E E Va Va Va
2.1
3.2,3.5 3.2,3.5 3.8
Ned. als 2e taal -Luist. gevorderden
Va
2.1
3.8
Ned. als 2e taal -Spell. beginners
Va
5.5
Ned. als 2e taal -Spell. gevorderden
Va
5.5
Ned. als 2e taal -Uitdr. beginners Ned. als 2e taal -Uitdr. gevorderden Ned. als 2e taal -Werkw. beginners Ned. als 2e taal -Werkw. gevorderden Nijntje leert lezen
Va Va Va Va Br
Nijntje Serie
Br
Nouns & Sounds
E
Oefenen met Spelling
Z
Oefenen met spreekwoorden
K
Okki in de dierentuin
M
4.2,3
Okki op het schateiland
M
4.2,3
Ook Jij
Oj
Op Maat -Letters
Om
Op nieuw niveau
Tm
⏐ 105
E
Kerndoel 6
Kerndoel 5
Musti leert goochelen Musti naar de kermis Ned. als 2e taal -Gespr. beginners Ned. als 2e taal -Gespr. gevorderden Ned. als 2e taal -Luist. beginners
Pictolezen (Zeggen wat je ziet)
2.3 2.3
Kerndoel 4
Kerndoel 3
Kerndoel 2
Kerndoel 1
VSO2 fase
VSO1 fase
SO2 fase
SO1 fase
Voorschoolse fase
Opmerkingen
Uitgever
Softwarepakket
4.3 4.3
1.3 1.3 1.1 1.1
6.1 6.1 5.5 5.5 4.2 2.1,3
4.3
1.1 5.5 1.3
Web
6.1
2.1,4
3.3
6.1 5.5
3.2,5 Aanr.
1.2
5.5 4.2
Kerndoel 5
Kerndoel 6
Kerndoel 4
Kerndoel 3
Kerndoel 2
Kerndoel 1
VSO2 fase
VSO1 fase
SO2 fase
SO1 fase
Voorschoolse fase
Opmerkingen
Uitgever
Softwarepakket
3.5
4.2
5.5
6.1
3.5
4.2
5.5
6.1
Praatleesboek -Familie Molenschot
E
4.2
Praatleesboek -Roze Ballon
E
4.2
Praatleesboek -Tover-oma
E
4.2
pVoice
Pv
Robbie Konijn -Groep 3
Mi
Aanr.
Robbie Konijn -Groep 4
Mi
Aanr.
Robbie Konijn Dreumes
Mi
2.1
Robbie Konijn Kleuter
Mi
2.1
1.1
3.5
4.2
Salto en Sofia -Lachkasteel
L
Lesb.
3.8
4.1
6.1
Salto en Sofia -Robotwedstrijd
L
Lesb.
3.8
4.1
6.1
Salto en Sofie -Nijlpaardenfeest
L
Lesb.
3.8
4.1
6.1
Schateiland -Een wereld van woorden
Be
Duur
Schatkist -Lezen
Z
1.1
Schrijven met symbolen 2000 -Widgit
E
1.2
Sesamstraat -Op reis met Grover
Mi
Speels spellen 1
G
4.2
5.5
Speels Spellen 2
G
4.2
5.5
Speels spellen 3
G
4.2
5.5
Spelen met woorden -Nieuwe stijl
O
Spellingswerk Nieuw Extra
N
Spreekwoorden 1 en 2
E
Steffie
Sf
Web
SwitchIt! Maker
E
Aanr.
⏐ 106
3.5
6.1 4.2
3.5
5.5,6
3.5,7
5.2
6.1
5.5 Aanr.
4.2 1.3
3.5 3.3
1.1,2
5.5
2.1,3
6.1,2 5.6
Kerndoel 5
Toetstrainer -Spelling 7/8
K
Toetstrainer -Spellingtrainer 6
K
1.1
Toetstrainer -Spreekwoorden
K
1.3
Toetstrainer -Woordkeus 7/8
K
Van Dale -ABCD-rom basis
Vd
1.3
3.5
Van Dale -ABCD-rom junior Van Dale -Groot Woordenboek der Nederlandse Taal Van Dale -Pocket woordenboek NL BAO
Vd
1.3
3.5
4.2
5.5
4.2
5.5
Van Dale -Woordenboek NT2
Vd
4.2
5.5
Verder spelen met maan roos vis
Z
3.3
6.1,2
5.5 5.5 3.5
Vd 3.5
6.1,2 5.2
6.1
4.2
5.5
6.1,2
4.2
5.5
6.1,2
Vos en Haas -Het ij van Uil
L
5.5 Aanr.
2.1
5.3
Wn
Werkwoordenboek
Me
Winnie de Poeh -Honingboom
Mi
Woeste Willem
Ke
6.1
4.2
L
Wai Not
6.1
4.2
Me G
⏐ 107
1.2
Vd
Voor Op Achter
Kerndoel 6
Kerndoel 4 4.2
Vos en Haas -Het plan van Haas
Kerndoel 3
Vi
Visueel dictee 2004
Kerndoel 2
Toch nog leren lezen 1,2,3
VSO2 fase
5.2,5,6
VSO1 fase
4.2
SO2 fase
Es
Kp
SO1 fase
M
Taalwijzer
Uitgever Taal actief -Woordenschat
Symbols for Windows
Kerndoel 1
Voorschoolse fase
Opmerkingen
Softwarepakket
4.2 Web
3.3,8
6.1,2
1.1
5.5 3.5 2.3
6.1 4.3
WoordenBLAD
Am
WoordenSTART
Am
WoordenTOTAAL
Am
Woordpakket toets en spel
Vi
Wroet
Wr
Zoeklicht Interactief
⏐ 108
Z
1.3
3.5 3.5
Kerndoel 6
Kerndoel 5
Kerndoel 4
Kerndoel 3
Kerndoel 2
Kerndoel 1
VSO2 fase
VSO1 fase
SO2 fase
Aanr.
SO1 fase
Opmerkingen
Woorden vangen
Voorschoolse fase
Uitgever Z
Softwarepakket
6.1,2 4.2
5.5
6.1 6.1,2
3.5 Web
4.2
5.5
4.2
5.5
4.2
5.1
3.5
6.1 6,1
Bijlage 2: Uitgevers educatieve software Afk. A Al Am B Be Br C E Ed Es Fl G I J K Ke Ko Kp Ku L Le Lp M Me Mi
⏐ 109
Uitgever Agteres Alfabeter Ambrasoft Uitgeverij de Boeck Bekadidact A.W. Bruna Classe Software Stichting Edupro Eduforce Escape Educatieve Software Filmfabriek Graviant IDG Interactive TV Games Stichting Jeugd en Vrede Karakter Uitgevers Keec Komefa RDG Kompagne KU Leuven Lannoo Lexima LPC-IT Groep Malmberg Mentorsoft Mindscape
URL http://www.agteres.nl/ http://www.alfabeter.nl/ http://ambrasoft.nl/ http://www.uitgeverijdeboeck.be/educatief/ http://www.bekadidact.nl/ http://www.awbruna.nl/servlet/page?template=multimedia http://www.classe.nl/ http://www.edupro.nl/ http://www.eduforce.nl/ http://www.escapesoftware.nl/ http://www.filmfabriek.com/ http://www.graviant.nl/educatieve-uitgaven/nieuw/Software_ie.htm http://www.tvgames.nl/ http://www.jeugdenvrede.be/ http://www.karakteruitgevers.nl/interactive/ Geen website! Pampuslaan 45, Weesp, 0294-492992 http://www.komefa.nl http://www.kompagne.nl http://www.med.kuleuven.ac.be/neupsy/cvi/LLindex.htm http://www.lannoo.com/ http://www.kurzweil3000.nl/ http://www.lpcit-groep.nl/ http://www.malmberg.nl/ http://www.mentorsoft.nl/ http://www.mindscape.nl/
Afk. Mu N O Oj Ok
Uitgever Muiswerk Educatief NIB OWG Ook Jij Okido
Om
Op Maat
Pv S Sa Sf St T Tm V Va Vd Vi W Wn Wr Z Zz
pVoice Software Schoolbox Standaard Uitgeverij Steffie Station 2 Station Transposia Thieme Meulenhof Van In Van Dorp Educatief Van Dale Visiria Wolters Noordhof Wai Not Wroet Zwijsen Zie Zo Educatief
⏐ 110
URL http://www.muiswerk.nl/ http://www.nib.nl/ http://www.owg.nl/ http://www.ookjij.nl http://www.okido-software.com/ http://www.ict-edu.nl/content/nederlands/icte/ middenframe_VMT_Op_Maat_main.html http://www.pvoice.org/ http://www.schoolbox.nl/ http://www.standaarduitgeverij.be/ http://www.steffie.nl http://www.stationtostation.nl/ http://www.transposia.com/ http://www.thiememeulenhoff.nl/ http://www.vanin.be/ http://www.vdep.com/ http://www.vandale.nl/ http://home.tiscali.nl/~t201498/ http://www.wolters.nl/ http://www.wai-not.be http://www.wroet.nl http://www.zwijsen.nl/ http://www.zze.nl/
Bijlage 3: Interessante links Website Kindersoftware Annemarie Walker Programma Matrix Software in zicht HandiCheck Xidis
⏐ 111
URL http://www.annemariewalker.nl/ http://www.programmamatrix.nl http://www.softwareinzicht.nl/ http://www.handicheck.net/ http://www.lkc-xidis.nl/