Surveillance en monitoring van pathogene bacteriën in voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong, jaar 2006
Voedsel en Waren Autoriteit projectnummer: OT06C2 Thema: Veilig eten en drinken Maart 2007
1
Inleiding
Bij het ontstaan van voedselgerelateerde infecties nemen voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong, met name vlees en gevogelte, een belangrijke plaats in (7.1). Veel van de bacteriën die bij deze infecties zi jn betrokken, komen voor in het maagdarmkanaal van gezonde landbouwhuisdieren. Tijdens het slachtproces kan vervolgens besmetting plaatsvinden van het karkas en dus van het vlees. Op deze wijze komt met pathogene bacteriën besmet vlees in de handel en uiteindelijk bij de voedselbereider in de keuken. Gevallen van voedselinfectie kunnen vervolgens ontstaan bij onvoldoende verhitting van de rauwe producten, onvoldoende koeling van rauwe en bereide producten en kruisbesmetting van consumptiegereed voedsel door contact met rauwe besmette producten of besmette oppervlakken. Onderzoek van voedingsmiddelen op de aanwezigheid van pathogene micro-organismen is een essentieel onderdeel van de risicobepaling in relatie tot voedselpathogenen, met name waar het gaat om de identificatie van bedreigingen (“hazard identification”) en bepaling van de blootstelling van de consument (“exposure assessment”). Onderzoek naar de prevalentie van pathogenen in voedingsmiddelen kan plaatsvinden door uitvoering van surveillance- en monitoringprogramma’s in het kader van het voedselveiligheidsbeleid. Door de European Food Safety Authority (EFSA) wordt onder “Monitoring” verstaan: “System of collecting, analysing and disseminating data on the occurrence of zoonoses, zoonotic agents and antimicrobial resistance related thereto” (Directive 2003/99/EC), dus vooral het verzamelen van prevalentiegegevens. Onder “Surveillance” wordt verstaan: “extension of monitoring for the purpose of active control”; naast bepalen van de prevalentie worden dus ook maatregelen genomen. Vanuit de EU worden steeds vaker surveillance- en monitoringprogramma’s voorgesteld of opgelegd aan de lidstaten, waarbij door de EFSA gedetailleerde protocollen voor bemonstering en onderzoek worden opgesteld. Voorbeelden hiervan zijn de baselinestudie “Salmonella in leghennen” (2004/2005), de baselinestudie “Salmonella in vleeskuikens” (2005/2006) en de momenteel lopende baselinestudies “Salmonella bij vleesvarkens” en “Salmonella bij kalkoenen”. Geharmoniseerde monitoringprogramma’s, waarbij de methodieken voor bemonstering en onderzoek zijn gestandaardiseerd, maken een goede vergelijking van de prevalentiecijfers in de verschillende lidstaten mogelijk. In dit rapport worden de resultaten beschreven van onderzoek naar de p revalentie van verschillende pathogene bacteriën in kipproducten, rauw vlees, filet americain en garnalen afkomstig uit de detailhandel.
2
Doel van het project
Bepalen van de prevalentie van pathogene bacteriën in voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong. De volgende deelprojecten werden uitgevoerd: 2.1 Monitoring pathogenen in kipproducten 2.2 Monitoring pathogenen in biologische kip 2.3 Monitoring pathogenen in rauw vlees 2.4 Survey pathogenen in filet americain 2.5 Survey pathogenen in garnalen
3
Werkwijze
Monstername deelproject: 2.1 hele kip, poot(delen), borst(delen), overige delen (vleugels, gehakt, soepstukken, kipnekjes, etc.). Monsters van supermarkten, slagers, poeliers en marktpoeliers (volgens schema, evenredig over het jaar verdeeld). 2.2 kip(producten) afkomstig van “biologische” productiebedrijven; als 2.1. 2.3 rundvlees (rundergehakt, tartaar, runderworst, soepvlees, poulet); kalfsvlees (kalfsgehakt, poulet); varkensvlees (varkensgehakt, verse worst, poulet, nasivlees); lams-/schapenvlees (gehakt, lapjes, worst). Monsters uit detailhandel. 2.4 filet americain afkomstig uit detailhandel (supermarkten, slager). 2.5 garnalen, afkomstig uit de detailhandel, met name supermarkten, viswinkels, marktkramen, etc. 3.1
2
Microbiologisch onderzoek Uitvoering volgens standaardmethoden van de VWA. Parameters: 2.1 Salmonella, Campylobacter (detectie in 25 g + semi-kwantitatief) 2.2 Salmonella, Campylobacter (detectie in 25 g + semi-kwantitatief) 2.3 Salmonella, Campylobacter, E. coli O157 , L. monocytogenes 2.4 Salmonella, Campylobacter, E. coli O157, L. monocytogenes, Staphylococcus aureus 2.5 Salmonella, L. monocytogenes, Staphylococcus aureus, Vibrio spp. 3.2
4
Resultaten
Monstername en uitgevoerde analyses Tabel 1 geeft een overzicht van de aantallen geplande monsters en de gerealiseerde monstername. De beoogde monsteraantallen voor biologische kipproducten bleven sterk achter, vanwege het beperkte aantal verkoopplaatsen van deze producten. Voor kipproducten van “reguliere” teelt werd door capaciteitsproblemen ca. 10% minder onderzocht dan gepland. Er werd geen onderscheid gemaakt tussen producten van binnenlandse en buitenlandse herkomst. Zoals uit de diverse tabellen met resultaten blijkt, werd een klein deel van de monsters niet op alle voorgeschreven parameters onderzocht. 4.1
Resultaten monsteronderzoek per deelproject 4.2.1 Monitoring pathogenen in kipproducten In tabel 2 is het besmettingspercentage van kipproducten voor Salmonella en Campylobacter weergegeven. De tabellen 3 en 4 geven de besmettingspercentages per kipdeel en bedrijfstype aan. In tabel 5 en figuur 1 is het verloop van deze besmettingspercentages over de afgelopen 11 jaar te zien. In 2004 is naast de tot dan toe gebruikte Campylobacter-isolatiemethode tevens de nieuwe ISO-methode voor Campylobacter toegepast; in tabel 5 en figuur 1 zijn voor het jaar 2004 dan ook twee waarden voor het Campylobacter-besmettingspercentage ingevuld. In 2005 is definitief overgestapt op ISO 10272:2005 (Campy-Bolton). In figuren 2 en 3 wordt de besmetting van kipproducten met resp. Campylobacter en Salmonella in de loop van het jaar weergegeven. Tabel 9 geeft de resultaten van zowel het kwalitatieve als het semi-kwantitatieve onderzoek (aantoonbaarheidsgrens 10 kve/ml). 4.2
Surveillance pathogenen in biologische kip In tabel 6 is het besmettingspercentage van kipproducten van biologische teelt voor Salmonella en Campylobacter weergegeven. In tabel 7 zijn deze besmettingspercentages voor de jaren 2003 -2006 vermeld, waarbij een vergelijking is gemaakt met de besmetting van kipproducten van “reguliere” teelt. 4.2.2
Monitoring pathogenen in rauw vlees Tabellen 10 t/m 13 geven een overzicht van de resultaten van het onderzoek van rundvlees, varkensvlees, lamsvlees en kalfsvlees op de aanwezigheid van de pathogene bacteriën Salmonella, Campylobacter, Escherichia coli O157 en Listeria monocytogenes. Tabellen 14 en 15 laten de besmettingspercentages voor genoemde pathogenen in rundvlees en varkensvlees bepaald in de jaren 2002 t/m 2006 zien. De hoeveelheden onderzochte monsters in deze jaren waren van dezelfde orde van grootte. 4.2.3
Surveillance pathogenen in filet americain Tabel 16 geeft een overzicht van de resultaten van het onderzoek van filet americain op de aanwezigheid van diverse pathogenen. 4.2.4
Surveillance pathogenen in garnalen Tabel 17 geeft een overzicht van de resultaten van het pathogenenonderzoek in garnalen. In tabel 18 zijn de resultaten van het Listeria-onderzoek per type garnalen opgesplitst. 4.2.5
3
5
Discussie
Monitoring pathogenen in kipproducten Het percentage monsters van kipproducten besmet met Salmonella bedroeg 8,4% en ligt daarmee op het niveau van de afgelopen 3 jaar. Uit figuur 3 blijkt geen duidelijke piek in het besmettingspercentage gezien over het jaar. Het hoge besmettingspercentage in de maand december kan buiten beschouwing worden gelaten gezien het lage aantal monsters. Van de onderzochte kipdelen bleken borstdelen relatief het meest besmet met Salmonella (tabel 3). Tussen de verschillende bedrijfstypen was geen duidelijk verschil in Salmonella-besmettingspercentage van de onderzochte producten te constateren (tabel 4). Veruit het meest geïsoleerde serotype was S. Paratyphi B variatie Java (39,1%), gevolgd door S. Infantis (14,8%) en S. Virchow (10,4%). S. Enteritidis (7,0%) en S. Typhimurium (2,6%) werden relatief weinig geïsoleerd (tabel 8). De lage prevalentie van S. Enteritidis en S. Typhimurium in kipproducten (0,8%) is in overeenstemming met de prevalentie zoals die recent in een baseline study in de primaire fase is gevonden, waarbij 1% van de koppels positief bleek voor deze serotypen. 5.1
De Campylobacterbesmetting bij onderzoek van 25 ml spoelvloeistof van 25 g van de onderzochte kipproducten bedroeg 14,2%, een duidelijke daling t.o.v. het besmettingspercentage gevonden in 2005 (22,1%). Uit figuur 2 blijkt dat besmetting in de maanden september/oktober het hoogst was. Van de onderzochte kipdelen bleken poot(delen) relatief het meest besmet met Campylobacter (tabel 3). Met betrekking tot de verschillende bedrijfstypen werd het hoogste Campylobacter-besmettingspercentage gevonden in monsters afkomstig van marktpoeliers (tabel 4). In 30 (2,2%) van 1368 monsters die semi-kwantitatief (0,1 ml spoelvloeistof direct uitgespateld op het telmedium; aantoonbaarheidsgrens 10 kve/ml) werden onderzocht zijn aantallen campylobacters ≥100 per ml spoelvloeistof gevonden (tabel 9). Overigens is uit tabel 9 eveneens af te lezen, dat 68 (5,0%) van 1368 monsters een telresultaat (≥ 10 kve/ml spoelvloeistof) gaven, terwijl het resultaat van de detectiemethode de afwezigheid in 25 ml spoelvloeistof aangaf. Het is b ekend dat m.b.v. de detectiemethode vals-negatieve resultaten worden gevonden, veroorzaakt door overgroei van aanwezige campylobacters door storende flora. Parallel uitvoeren van kwalitatieve en kwantitatieve methoden is dus sterk aan te bevelen. Op basis van Nederlandse en buitenlandse gegevens wordt geschat dat kippenvlees verantwoordelijk is voor 20-40% van alle gevallen van gastro-enteritis veroorzaakt door Campylobacter (7.7). Goed beschreven uitbraken van campylobacteriosis veroorzaakt door besmet kippenvlees zijn echter in Nederland nog niet gepubliceerd, met uitzondering van enkele gevallen van ca. 25 jaar geleden (7.87.9). Recent werd de eerste Deense uitbraak van Campylobacter-infectie gerelateerd aan kip beschreven. Transmissie vond vermoedelijk plaats door kruisbesmetting van rauwe kip naar salade (7.10). Surveillance studies voor kipproducten bemonsterd in de detailhandel uitgevoerd in diverse Europese landen in 2005 laten besmettingspercentages voor Campylobacter variërend van 2,2-66,4% zien (7.2). Door een vrij grote variatie in bemonstering (aantallen en soorten) en toegepaste analysemethoden is een goede vergelijking tussen de resultaten van de diverse lidstaten momenteel niet mogelijk. Zo is bijvoorbeeld uit figuur 1 af te lezen dat een verandering in de detectiemethode voor Campylobacter in 2004 resulteerde in een significante stijging van de prevalentie in kippenvlees. Surveillance pathogenen in “biologische” kipproducten Kipproducten afkomstig van “biologische” productiebedrijven bleken in vergelijking met regulier geproduceerde kipproducten meer besmet met Campylobacter (29,8% vs. 14,2%) en minder besmet met Salmonella (4,0% vs. 8,4%). Deze voor 2006 gevonden resultaten verschillen niet essentieel van die gevonden in 2003-2005 (tabel 7). De hogere Campylobacterbesmetting is mogelijk te verklaren door de grotere blootstelling van “biologische” vleeskuikens aan Campylobacterbronnen (vogels, knaagdieren, insecten, etc.) op boerderijniveau en door de hogere slachtleeftijd. Bij toename van de leeftijd van slachtkuikens nemen door de verdere ontwikkeling van de darmflora de groeimogelijkheden van Campylobacter toe en die van Salmonella af. 5.2
4
Monitoring pathogenen in rauw vlees Roodvlees (rund, varken, lam, kalf) is incidenteel besmet met Salmonella, Campylobacter, E. coli O157 en L. monocytogenes (tabel 10 t/m 15). Salmonella werd in rund- en varkensvlees aangetroffen in resp. 1,5% en 3,1 % van de onderzochte monsters. Met name bij varkensvlees is de afgelopen 20 jaar door verbeterde slachthygiëne de besmetting met Salmonella duidelijk afgenomen (7.3). Isolatiepercentages van Salmonella in varkensvlees in de detailhandel (jaar 2005) in andere Europese landen liggen in het algemeen ook lager dan 5% (7.2). Door de verschillen in bemonstering (stukken vlees, gehakt, etc.) zijn vergelijkingen echter vrij onbetrouwbaar. Een geharmoniseerd monitoringprogramma in de EUlanden is in voorbereiding. Het isolatiepercentage van Campylobacter was het hoogst (13,6%) bij lamsvlees. Ook in eerder onderzoek werd bij schapen- en lamsvlees vaker Campylobacter gevonden dan bij overige soorten roodvlees (7.4). Isolatiepercentages van Campylobacter in vlees bemonsterd in de detailhandel (jaar 2005) in andere Europese landen variëren van 00,5% voor varkensvlees en 2,1% of lager voor rundvlees (7.2) E. coli O157 werd in een tweetal monsters rundvlees aangetroffen, maar niet in varkens-, kalfs- of lamsvlees. L. monocytogenes werd in 1,4% van de monsters rundvlees gevonden; in 0,7% van de monsters in aantallen ≥ 100 kve/g, met een maximum van 6900 kve/g. In 2,0% van de monsters lamsvlees werd L. monocytogenes gevonden in aantallen < 100 kve/g. In varkens- en kalfsvlees werd geen L. monocytogenes aangetroffen. 5.3
Surveillance pathogenen in filet americain Salmonella werd in 0,7% en Campylobacter in 0,3% van de onderzochte monsters filet americain aangetroffen, terwijl de aanwezigheid van E. coli O157 in 1 (0,1%) van 954 monsters werd aangetoond (tabel 16). De aanwezigheid van deze pathogenen in een consumptiegereed product als filet americain vormt een direct risico voor de volksgezondheid. In 2003 werden 2 gevallen van E. coli O157-infectie in Midden-Nederland gemeld, waarbij een relatie met de consumptie van gehakt en filet americain werd aangetoond. Uit epidemiologisch onderzoek en typering van isolaten uit patiënten en rauw vlees bleek dat de bron van deze infecties zeer waarschijnlijk een besmette partij rundvleessnippers was (7.5). In 2005 vond de eerste landelijke uitbraak van E. coli O157-infectie plaats. Uit onderzoek bleek een puntbesmetting van filet américain de meest waarschijnlijke oorzaak van de ziektegevallen (7.6). S. aureus en L. monocytogenes werden in een klein deel van de monsters aangetroffen in aantallen van meer dan 1000 resp. 10 kve/g. De hoogste gevonden aantallen waren 14.000 kve/g voor S. aureus en 45 kve/g voor L. monocytogenes. 5.4
Surveillance pathogenen in garnalen De aanwezigheid van Salmonella werd in twee van de onderzochte monsters garnalen aangetoond. L. monocytogenes werd regelmatig in lage aantallen (tot maximaal 45 kve/g) aangetroffen. Het percentage S. aureuspositieve garnalen was vrij laag (1,4%) (tabel 17 en 18); het hoogste gevonden aantal S. aureus bedroeg 26.000 kve/g. De geïsoleerde Vibrio’s bleken niet van een pathogeen type te zijn. Pathogene bacteriën kunnen in garnalen aanwezig zijn door besmetting via koelwater en door onhygiënische behandeling tijdens bewerkingen, zoals pellen en verpakken. Gekookte garnalen zijn een kwetsbaar product, omdat een te hoge bewaartemperatuur of te lang bewaren kan leiden tot vermeerdering van aanwezige pathogenen tot ziekmakende aantallen. 5.5
6
Conclusies
-
Bij kipproducten is de afgelopen jaren een duidelijke daling van de Campylobacterbesmetting te constateren. De Salmonellabesmetting lijkt zich de laatste jaren op een niveau van 5 -10% te stabiliseren. De serotypen S. Enteritidis en S. Typhimurium, waarop de EU-doelstelling voor vleeskuikens zich richt, werden in relatief geringe aantallen (0,8%) gevonden. Kipproducten afkomstig van “biologische” produc tiebedrijven bleken in vergelijking met regulier geproduceerde kipproducten meer besmet met Campylobacter en minder met Salmonella. Roodvlees (rund, varken, lam, kalf) bleek incidenteel besmet met Salmonella, Campylobacter, E. coli O157 en L. monocytogenes. In filet americain en garnalen werden incidenteel pathogene bacteriën aangetroffen.
-
5
7
Referenties
7.1
Doorduyn Y, Broek MJM van den, Duynhoven YTHP van. Registratie voedselinfecties en –vergiftigingen bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Voedsel en Waren Autoriteit, 2005. RIVM, Bilthoven, 2006. Rapport no. 330010004/2006. European Food Safety Authority. 2006. The Community Summary Report on Trends and Sources of Zoonoses, Zoonotic Agents, Antimicrobial Resistance and Foodborne Outbreaks in the European Union in 2005. Boer, E. de. 2000. Surveillance en monitoring van pathogene micro-organismen in voedingsmiddelen. De Ware(n)-Chemicus 30, 143-150. Heuvelink, A.E., Wit, B. en Boer, E. de. 2001. Onderzoek van schapen- en lamsvlees op pathogenen. De Ware(n)-Chemicus 31, 163-172. Heuvelink AE, Oord G van der, Duynhoven YTHP van. Soepballetjes brengen de zaak aan het rollen. Infectieziekten Bulletin 2004;15(2):45-6. Doorduyn Y, Jager CM de, Zwaluw WK van der, Friesema IHM, Heuvelink AE, Boer E de, Wannet WJB, Duynhoven YTHP van. Filet américain oorzaak van eerste landelijke uitbraak van Shigatoxine-producerende Escherichia coli-infecties. Infectieziekten Bulletin 2006;17(8):288-92. Havelaar AH, Nauta MJ, Mangen MJJ, Koeijer A de, Bogaardt MJ, Evers EG, Jacobs-Reitsma WF, Pelt W van, Wagenaar JA, Wit GA de, Zee H van der. Kosten en baten van Campylobacter bestrijding in Nederland. RIVM, Bilthoven, 2005. Rapport no. 250911008/2005. Holl H, Boer E de, Stigter, HH. Campylobacter-enterocolitis na consumptie van kip. Ned. T. Geneesk. 1982;126 (21):949-951. Brouwer R, Mertens MJ, Siem TH, Katchaki J. An explosive outbreak of Campylobacter enteritis in soldiers. Antonie van Leeuwenhoek 1979;45(3):517-9. Mazick A, Ethelberg S, Nielsen EM, Molbak K, Lisby M. An outbreak of Campylobacter jejuni associated with consumption of chicken, Copenhagen, 2005. Eurosurveillance 11(5):137-9.
7.2
7.3 7.4 7.5 7.6
7.7
7.8 7.9 7.10
6
Tabel 1 . Monstername – planning versus realisatie Deelproject 2.1 Kipproducten 2.2 2.3 2.4 2.5
Gepland Gerealiseerd 1556 1410
Biologische kip Rauw vlees Filet americain Garnalen
260 1499 1000 1000
(%) 90,6%
175 1503 996 954
67,3% 100,3% 99,6% 95,4%
Tabel 2 . Pathogene micro-organismen in kipproducten (N=1410) Aantal onderzocht 1365 1302
Salmonella spp. Campylobacter spp.
Aantal positief 115 185
Percentage (%) 8,4% 14,2%
Tabel 3 . Pathogene micro-organismen in kipproducten per kipdeel Productgroep
Aantal (N) 186 470 580 129 1365
Hele kip Poot, -delen Borst, -delen Overige delen Totaal
Aantal (N) 179 453 545 125 1302
Salmonella (% positief) 5,9% 5,1% 11,9% 8,5% 8,4%
Tabel 4 . Pathogene micro-organismen in kipproducten per bedrijfstype Bedrijfscategorie
Salmonella (% positief) 7,0% 8,4% 10,2% 8,2% 8,4%
Aantal (N) 128 1090 98 49 1365
Slager Supermarkt Poelier Marktpoelier Totaal
Aantal (N) 121 1048 95 38 1302
Campylobacter (% positief) 9,5% 19,0% 11,4% 16,0% 14,2%
Campylobacter (% positief) 16,5% 12,7% 20,0% 34,2% 14,2%
Tabel 5 . Besmetting (%) met Salmonella en Campylobacter van kipproducten (1996 - 2006) S.Enteritidis Salmonella spp. Campylobacter spp. Campy-Bolton
1996 12,1 32,6 36,2 NB
1997 8,8 29,1 31,8 NB
1998 NB 20,2 26,9 NB
1999 4,8 17,6 23,5 NB
2000 1,4 21 30,5 NB
2001 1,4 16,3 32,5 NB
2002 0,3 13,4 31,3 NB
2003 0,6 11,2 25,9 NB
2004 0,4 7,4 17,6 29,3
2005 0,7 9,4 NB 22,1
2006 0,7 8,4 NB 14,2
NB: Niet bepaald
Tabel 6 . Pathogene micro-organismen in biologisch kipvlees (N=175) Salmonella spp. Campylobacter spp.
Aantal onderzocht 174 171
Aantal positief 7 51
Percentage (%) 4,0% 29,8%
7
Tabel 7 . Besmetting (%) met Salmonella en Campylobacter van kip van biologische teelt en "reguliere" teelt (2003 2006)
Regulier Biologisch
2003 11,2 3,4
Salmonella spp. 2004 2005 7,4 9,4 2,1 1,9
2006 8,4 4,0
Tabel 8 . Salmonella spp. serotypen per diersoort Serotypering
Totaal Kip
S. Paratyphi B variatie Java 50 S. T yphimurium 21 S. Infantis 17 S. Virchow 15 S. Enteritidis 11 S. Hadar 7 S. Indiana 6 geen typering beschikbaar 5 S. spp enterica 4 S. Derby 4 S. Saintpaul 3 S. Agona 2 S. Corvallis 2 S. Anatum 2 S. Stanley 2 S. Dublin 2 S. Livingstone 2 S. Bredeney 1 S. Azteca 1 S. Chester 1 S. Heidelberg 1 S. Bovismorbificans 1 S. Ohio 1 S. Mbandaka 1 S. Montevideo 1 S. Vinohrady 1 Totaal 159
2003 25,9 36,3
Campylobacter spp. 2004 2005 2006 29,3 22,1 14,2 43,9 33,3 29,8
Rauw vlees
Regulier Biologisch Rund 45 2 3 5 17 12 2 8 2 6 1 4 1 4 1 1 2 3 2 2 2 2 1 1 1 1
Filet americain
Varken
Kalf
7
2
Garnalen
4 1
3 2
1 1 1
1 1
1
1 115
1 7
1 13
13
2
7
2
8
Tabel 9 . Semi-kwantitatieve bepaling van Campylobacter in kipproducten (regulier en biologisch)* Afwezig (AF) of Aanwezig (AW) in de kwalitatieve detectie Telling/ml AF AW spoelvloeistof = 0< 1*101 1101 178 = 1*10 1 < 5*101 36 12 = 5*10 1 < 1*102 9 2 2 2 = 1*10 < 5*10 13 5 2 3 = 5*10 < 1*10 4 2 3 = 1*10 6 Totaal 1169 199 * Niet alle monsters (tabel 2 + tabel 6) zijn met beide methoden onderzocht.
Totaal 1279 48 11 18 6 6 1368
Tabel 10. Pathogene micro-organismen in rundvlees (N=882) Salmonella spp. Campylobacter spp. Escherichia coli O157 Listeria monocytogenes (≥ 10 kve/g)
Aantal onderzocht 873 791 793 837
Aantal positief 13 2 2 12
Tabel 11. Pathogene micro-organismen in varkensvlees (N=425) Salmonella spp. Campylobacter spp. Escherichia coli O157 Listeria monocytogenes (≥ 10 kve/g)
Aantal onderzocht 422 397 397 410
Tabel 12. Pathogene micro-organismen in lamsvlees (N=49) Salmonella spp. Campylobacter spp. Escherichia coli O157 Listeria monocytogenes (≥ 10 kve/g)
Aantal onderzocht 49 44 44 49
Tabel 13. Pathogene micro-organismen in kalfsvlees (N=85) Salmonella spp. Campylobacter spp. Escherichia coli O157 Listeria monocytogenes (≥ 10 kve/g)
Aantal onderzocht 85 80 84 83
Percentage (%) 1,5% 0,3% 0,3% 1,4%
Aantal positief 13 1 0 0
Percentage (%) 3,1% 0,3% 0,0% 0,0%
Aantal positief 0 6 0 1
Percentage (%) 0,0% 13,6% 0,0% 2,0%
Aantal positief 2 2 0 0
Percentage (%) 2,4% 2,5% 0,0% 0,0%
9
Tabel 14. Pathogene micro-organismen (% positief) in rundvlees (2002 - 2006) Salmonella spp. Campylobacter spp. Escherichia coli O157 Listeria monocytogenes (≥ 10 kve/g)
2002 3,0 0,2 0,0 1,7
2003 0,6 0,2 0,0 0,3
2004 1,4 0,4 0,2 1,1
2005 1,4 0,9 0,0 0,8
2006 1,5 0,3 0,3 1,4
Tabel 15. Pathogene micro-organismen (% positief) in varkensvlees (2002 - 2006) Salmonella spp. Campylobacter spp. Escherichia coli O157 Listeria monocytogenes (≥ 10 kve/g)
2002 10,5 2,2 0,0 0,0
2003 4,9 0,0 0,0 0,0
2004 1,5 1,0 0,0 0,0
Tabel 16. Pathogene micro-organismen in filet americain (N=996) Salmonella spp. Campylobacter spp. Escherichia coli O157 Listeria monocytogenes (≥10/g) Staphylococcus aureus (≥1000/g)
Aantal onderzocht 983 924 954 951 943
Tabel 17. Pathogene micro-organismen in garnalen (N=954) Salmonella spp.* Vibrio spp. Listeria monocytogenes (aan/afw) Listeria monocytogenes (=10/g) Staphylococcus aureus (=1000/g) * Salmonella Chester en Azteca
Aantal onderzocht 936 911 900 928 915
2005 2,0 0,0 0,5 0,5
2006 3,1 0,3 0,0 0,0
Aantal positief 7 3 1 5 4
Percentage (%) 0,7% 0,3% 0,1% 0,5% 0,4%
Aantal positief 2 5 51 2 13
Percentage (%) 0,2% 0,5% 5,7% 0,2% 1,4%
Aantal positief 9 17 5 22 53
Percentage (%) 5,2% 5,9% 13% 4,9% 5,6%
Tabel 18. Listeria monocytogenes in typen garnalen (N=954) geen nadere typering hollandse garnalen noorse garnalen tropische garnalen Totaal
Aantal onderzocht 174 289 39 445 947
10
Figuur 1. Besmetting (%) met Salmonella en Campylobacter van kip (1996 - 2006)
S.Enteritidis (1998 NB)
40%
Salmonella spp. Campylobacter spp.(tm 2004) Campy-Bolton (vanaf 2004)
30%
20%
10%
0% 1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Figuur 2. Campylobacter spp. (% positief) in kip per maand
30%
26,2%
19,5%
20%
27,6%
19,0% 16,4% 14,0%
11,5%
10,2%
15,4%
10,8%
8,3%
10%
6,7%
88
144
156
165
194
174
79
73
61
98
57
13
0% December
November
Oktober
September
Augustus
Juli
Juni
Mei
April
Maart
Februari
Januari
12
Figuur 3. Salmonella spp. (% positief) in kip per maand
38,5% 12,9% 12,1% 11,5% 10,0% 10%
8,8%
8,1%
8,0%
7,2%
6,6%
4,7% 2,8%
99
139
156
176
201
191
83
74
61
102
70
13
0%
December
November
Oktober
September
Augustus
Juli
Juni
Mei
April
Maart
Februari
Januari
13