Een dubieuze held. Odysseus in de literaire traditie. Floris Overduin
Summary: This paper problemizes the predominantly positive portrayal of Odysseus in Homer, through whom Odysseus emerges as a hero throughout. By comparing this image to later Greek sources (the Epic Cycle, Pindar, tragedy), in which Odysseus’ depiction is preponderantly negative, I will show that, without Homer’s positive censure, Odysseus lacks most of the qualities associated nowadays with heroism. In addition I will look at some of Odysseus’ flawed character traits in Homer in order to establish a discrepancy both with traditional Iliadic warriors such as Achilles and Ajax, and with the modern concept of heroism and its moral connotations.
Wie gevraagd zou worden een beschrijving te geven van een middeleeuwse sprookjesheld zou uit kunnen komen op het traditionele beeld van de nobele ridder die in een smetteloos harnas en met gevaar voor eigen leven de draak doodt en de prinses bevrijdt. 1 Galant zal de ridder de prinses naar haar vader escorteren en haar trouwen, uiteraard pas nadat hij ― kuis als hij is ― de koning om diens dochters hand gevraagd heeft. In zo’n beschrijving komt deze ridder als held enkel positief naar voren, in een wereld waarin goed en kwaad duidelijk tegenover elkaar staan en waarin de ridder moreel gezien onvoorwaardelijk tot de goeden behoort. De ‘werkelijkheid’ van de Ilias en de Odyssee is een stuk complexer, niet omdat prinsessen, harnassen en draken daarin geen rol zouden spelen, maar omdat de homerische held niet zo eendimensionaal is als de sprookjesridder. In Homerus’ wereld zijn goed en kwaad niet absoluut en het is markant dat de Grieken voor Troje niet alleen met hun echte tegenstanders, de Trojanen, in conflict zijn, maar ook met elkaar. In de wereld van Homerus blijkt heldendom een complex van allerlei krachten te zijn: het doorstaan van beproevingen, het toebrengen en ondergaan van leed, het bewaren van eer, het winnen én behouden van roem enzovoort. Ons beeld van antiek heldendom wordt dan ook sterk bepaald door Homerus’ keuzes. Wie daarbinnen kijkt naar de presentatie van Odysseus ziet dat ook deze door Homerus sterk gekleurd is, aangezien hij vrijwel alleen positief wordt neergezet: als dappere strijder in de Ilias, als overwinnaar van de Cycloop, als bedenker van het Houten Paard, als 1
De tekst van deze bijdrage is gebaseerd op een lezing gehouden op 24 september op de VCN
Nazomerconferentie 2011 in Nunspeet, naar aanleiding van het CE Grieks 2012, waarin de Odyssee centraal staat.
1
degene die de Sirenen trotseert, als meesterlijke boogschutter, of als wreker van de vrijers. Homerus heeft op het eerste gezicht niets dan lof voor ‘zijn’ held. Het is logisch dat al deze blijken van Odysseus’ heldenstatus te vinden zijn in de Ilias en de Odyssee. Het is echter niet vanzelfsprekend dat de lezer die zich een beeld wil vormen van de heldenstatus van Odysseus zich enkel in Homerus verdiept. Door de omvang van Homerus’ epen, door de grote hoeveelheid verhalen over Odysseus die daaruit voortkomt, en door de zo dominante positie van Homerus, zou men uit het oog kunnen verliezen dat Odysseus ook in tal van andere antieke bronnen figureert. Opvallend is dat Odysseus daarin helemaal niet zo positief naar voren komt. Stelt Homerus de heldenstatus van Odysseus te rooskleurig voor? Laat hij bewust negatieve publiciteit met betrekking tot zijn held achterwege? Of heeft de traditie zich pas later geleidelijk tegen Odysseus gekeerd? Om deze vragen te beantwoorden wil ik in deze bijdrage enkele voorbeelden bekijken van Odysseus’ beeldvorming in de literatuur na Homerus, om zo een betere kijk te krijgen op de negatieve kwaliteiten van Homerus’ held. 2 Daarnaast wil ik laten zien dat ook op Odysseus’ heldenstatus in de Odyssee wel wat valt af te dingen. Deze alternatieve visie kan zo leiden tot een meer genuanceerde visie op Odysseus als klassieke held, en op de discrepantie tussen het moreel beladen moderne idee van het begrip held, en de antieke invulling hiervan. De Cypria: wat Homerus niet vertelt Een van de vroegste verhalen waarin Odysseus’ heldenstatus fel ontkracht wordt is te vinden in de Cypria, een van de zogenaamde ‘Cyclische epen’.3 Deze epen, die net als die van Homerus verhalen rondom Troje hebben bevat, zijn weliswaar niet overgeleverd ― ze hebben de concurrentie met Homerus niet overleefd ―, maar wel hebben we zeer beknopte samenvattingen uit de late oudheid door Proclus, die in zijn Chrestomathie een uitgebreide bloemlezing van nuttige Griekse literatuur samenstelde.4 Deze Chrestomathie 2
Een mooi overzicht van de ontwikkeling van de visie op Odysseus door de gehele literatuur heen wordt
gegeven door Stanford (1954). Zojuist verschenen is de studie van Montiglio (2011), die ik op het moment van schrijven nog niet in heb kunnen zien, maar die dezelfde thematiek behandelt. 3
Voor het Griekse materiaal kan men terecht in Davies (1988) en West (2003). Engelse vertalingen geven
Burgess (2001) en West (2003). Een goed overzicht van het verzamelde materiaal vindt men in Davies (1981); zie ook Griffin (1977). Goede en gedetailleerde samenvattingen van alle mythologische verhalen rondom Troje zijn te vinden in Rose (1959) en Gantz (1993). 4
De Epische Cyclus omvatte, wat de Troje-saga betreft, de epen Cypria (11 boeken), Telegonie (2 boeken),
De Val van Troje (2 boeken), de Nostoi (5 boeken), de Aethiopis (5 boeken) en de Kleine Ilias (4 boeken); sommige van deze epen werden in de oudheid ten onrechte aan Homerus toegeschreven. In deze cyclische epen hebben de bekende vertellingen gestaan over het Parisoordeel, Achilles op Scyrus, het Houten Paard, de zelfmoord van Aias, de dood van Achilles, het offer van Iphigeneia, de diefstal van het Palladium, Telephos, Protesilaos enzovoorts, verhalen die niet of nauwelijks (bijvoorbeeld in flashbacks of de liederen van Demodocus) door Homerus worden behandeld, maar die wel tot het verhalengoed en de visuele kunst
2
is vervolgens bewaard gebleven dankzij de Byzantijnse bisschop Photius. Ook in de
Bibliotheek, het mythologische handboek dat op naam staat van Apollodorus, vinden we informatie die teruggaat op de Epische Cyclus. In de samenvatting van de Cypria, volgens sommige bronnen gedicht door Stasinus van Cyprus, komen we een saillant detail tegen over Odysseus’ vertrek naar Troje.5 Vervolgens trokken ze door Griekenland om de leiders te verzamelen.
Ze ontdekten dat Odysseus veinsde dat hij krankzinnig was, omdat hij niet mee op wilde trekken, maar omdat Palamedes een vermoeden had gristen ze zijn zoon weg voor een afstraffing. 6
Hoewel Odysseus in het verleden als een soort vazal trouw gezworen heeft aan Agamemnon blijkt deze eed niet veel waard te zijn.7 Als het erop aankomt heeft Odysseus helemaal geen zin om met Agamemnon tegen Troje op te trekken. Deze weigering durft hij bovendien niet ruiterlijk, als een man, toe te geven. In plaats daarvan besluit hij te liegen over zijn geestelijke gezondheid door krankzinnigheid voor te wenden. Andere bronnen geven ons wat meer details. De laatantieke Latijnse mythograaf Hyginus (Fabula 95, Ulixes) meldt dat Odysseus met een vilten kap op zijn hoofd aan het ploegen was met een span van een os en een paard; volgens de hellenistische dichter Lycophron (Alexandra 816) ging het om een os en een ezel. Een andere bron (Servius, de grote vierde-eeuwse Vergiliuscommentator) meldt dat hij bovendien bij het ploegen zeezout zaaide, een dubbele dwaasheid die dan ook snel doorzien werd. Een van Agamemnons gezanten, de Griekse prins Palamedes, neemt de proef op de som door het zwaard op de keel van Telemachus te zetten, of (in de versie van Hyginus) door de jonge Telemachus voor de ploeg te leggen. Hierop laat Odysseus zijn geveinsde krankzinnigheid snel varen om zijn
rond de Trojaanse oorlog behoorden. Veel van deze epen zijn in de late oudheid herdicht tot de
Posthomerica van Quintus van Smyrna. 5 Ik volg hier de editie van West (2003: 64-107), die de tekst uit praktisch oogpunt heeft aangevuld met details uit de mythologische Bibliotheek van Apollodorus (tussen driehoekige haken); ook Apollodorus heeft zich op de gedichten uit de Epische Cyclus gebaseerd, al vertoont zijn tekst ook de invloed van andere bronnen. 6 Mijn vertaling, behalve de passages uit Apollodorus uit de vertaling van Nagelkerken (2006). 7 Het gaat om de eed die alle vrijers van Helena (inclusief Odysseus) destijds gezworen hadden om de uitverkorene te steunen die Helena als echtgenoot zou kiezen; zie Euripides, Iphigeneia in Aulis 57-79; Hyginus, Fabula 95 (Ulixes); Apollodorus 3.132.
3
zoon te redden. Palamedes’ Salomonsoptreden heeft effect, al wordt hiermee wel de kiem gezaaid voor een diepgewortelde haat jegens Palamedes. Met betrekking tot Odysseus’ karakter blijkt hieruit dat deze ‘held’ niet alleen onbetrouwbaar is (hij wil zich niet aan zijn woord houden), maar ook leugenachtig (hij probeert het gezantschap te bedriegen), onheldhaftig (hij blijft liever thuis dan κλέος, ‘roem’, te verwerven in de oorlog), oncollegiaal (hij laat zijn mede-Grieken in de steek) en ― zo zal later blijken ― onterecht wraakzuchtig: geen eigenschappen die zijn heldenstatus lijken te bevestigen. Wat heeft Homerus met deze pijnlijke geschiedenis gedaan? De enige terloopse en omzichtige vermelding van dit verhaal staat in Odysssee 24.115-9, waar de schim van Agamemnon bij Amphimedon eufemistisch in herinnering brengt dat het slechts ‘met moeite’ (σπουδῇ) lukte om de grote Odysseus over te halen mee naar Troje te gaan. Over Odysseus’ kinderachtige optreden wordt keurig gezwegen door de grote dichter, voor wie Odysseus nu eenmaal de held moet blijven.8 Palamedes: een pijnlijke geschiedenis Odysseus gaat uiteindelijk wel mee naar Troje, maar hij is dit incident op Ithaca niet vergeten. Mikpunt van zijn wraakzucht is Palamedes, degene die Odysseus’ bedrog als eerste in de gaten kreeg en Telemachus dreigde te doden om Odysseus’ bedrog te ontmaskeren. Het lot van Palamedes is daarmee bezegeld: vroeg of laat zal Odysseus hem laten boeten voor zijn optreden. Dit zal uiteindelijk gebeuren in Troje, maar pas jaren later. Dit laatste gegeven is niet oninteressant, aangezien het illustreert dat Odysseus’ haat jaren blijft voortwoekeren. Hoe de doortrapte Odysseus te werk gaat vertelt Hyginus.9 Odysseus laat een Trojaanse krijgsgevangene in het Griekse legerkamp een brief schrijven, zogenaamd ondertekend door Priamus. In deze vervalste brief stelt ‘Priamus’ dat Palamedes in ruil voor een hoeveelheid goud aangeboden heeft de Grieken te verraden. Als zogenaamd bewijs hiervoor plant Odysseus bovendien precies de genoemde hoeveelheid goud onder het bed van Palamedes. Als Odysseus vervolgens de brief en het goud laat zien aan Agamemnon is deze overtuigd van Palamedes’ verraad; de Trojaanse krijgsgevangene heeft Odysseus buiten het kamp al heimelijk laten vermoorden. Als commandant der strijdkrachten van de Grieken besluit Agamemnon dan ook dat Palamedes terechtgesteld moet worden. Daarmee is Odysseus’ wraak een feit, zoals men
8
Deze interessante voorgeschiedenis was in de vijfde eeuw in ieder geval bekend, aangezien Sophocles er
een tragedie aan gewijd heeft: Ὀδυσσεὺς Μαινόμενος (TrGF vol. 4 Radt, fr. 462-7; TGF fr. 421-6); of het verhaal ook in Homerus’ tijd al algemeen bekend was is nauwelijks vast te stellen. Naast de al genoemde Hyginus en Lycophron komen we ook verwijzingen naar dit verhaal tegen in Vergilius (2.90-1) en Ovidius (13.56-61). 9
Hyginus, Fabula 105 (Palamedes); zie ook Apollodorus, Epitome 3.8.
4
bij Hyginus kan lezen. 10 Apollodorus geeft ons als aanvullend detail, waarschijnlijk gebaseerd op de Cypria, dat Palamedes door steniging om het leven komt. In Pausanias lezen we dat Palamedes niet gestenigd zou zijn, maar verdronken tijdens het vissen, door toedoen van Odysseus en Diomedes. 11 Wie wil weten wat de precieze inhoud van de vervalste brief is kan overigens ook terecht bij de Verdediging van Odysseus van pseudoAlcidamas, een fictieve redevoering waarin Odysseus zijn aanklacht tegen Palamedes toelicht, hoewel daarin van weer een andere toedracht sprake is. Ook in het verloop van de Palamedes-geschiedenis komt Odysseus niet als koene held naar voren, welke versie men ook volgt. Niet alleen heeft hij zich laten leiden door grotendeels onterechte gevoelens van haat en wraak jegens een mede-Griek, maar ook heeft hij daarbij Agamemnon voor zijn karretje gespannen, die immers op basis van valse informatie tot de gruwelijke dood van Palamedes heeft besloten. Ook Diomedes wordt medeplichtig gemaakt en dan is er nog de vermoorde Trojaanse krijgsgevangene wiens dood voor Odysseus slechts een klein offer is. Leugens, bedrog, vluchtgedrag en een achterbakse wraakactie op nota bene een mede-Griek: niet bepaald het toonbeeld van heldendom. Later duikt Palamedes op in een geschrift van de sofist Gorgias. Van diens hand hebben we de zogenaamde Verdediging van Palamedes, een fictieve redevoering waarin Gorgias Palamedes zelf aan het woord laat. Palamedes verdedigt zich zo tegen de aanklacht van verraad die Odysseus tegen hem ingebracht heeft. Hoewel Gorgias in dit betoog niet ingaat op de voorgeschiedenis tussen Odysseus en Palamedes op Ithaca, laat hij wel precies zien hoe we Odysseus’ aanklacht moeten interpreteren. Meteen aan het begin van zijn redevoering hamert Palamedes op de kern van het probleem: oneer (ἀτιμία). Odysseus’ oneervolle list maakt hem tot een schurk (κάκιστος ἀνήρ). In plaats van een held zien we Odysseus als een man die handelt uit jaloezie (φθόνος), kwade opzet (κακοτεχνία), en doortraptheid (πανουργία).12 Philoctetes en Aias Ook in de tragedie komt Odysseus niet erg sympathiek naar voren. Dit blijkt bijvoorbeeld uit Sophocles’ Philoctetes.13 Ook hier kan opgemerkt worden dat het gaat om een verhaal 10
Deze versie is niet in de Cypria-samenvatting van Proclus beschreven. Deze beperkt zich tot ‘Dan komt de
dood van Palamedes’ in het twaalfde hoofdstuk van zijn samenvatting; zie West (2003: 81). 11
Pausanias, 10.31.1. Weer een andere versie (Dictys Cretensis 2.15) meldt dat Odysseus en Diomedes
Palamedes een schat in een put zouden hebben getoond. Wanneer Palamedes zich in de put laat zakken begraven Odysseus en Diomedes hem levend door snel de put met stenen te vullen. 12
Gorgias, Verdediging van Palamedes 3.
13
Over de gelijknamige tragedies van Aeschylus en Euripides hebben we alleen indirecte informatie in de
beschouwing van Dio van Prusa, die de drie stukken en hun inhoud vergelijkt in zijn 52e redevoering.
5
uit de Troje-saga dat niet in detail in Homerus te vinden is, al wordt Philoctetes, in tegenstelling tot Palamedes, wel een paar keer genoemd. Wat Homerus vertelt is dat de Griekse strijder Philoctetes op weg naar Troje achtergelaten was op Lemnos, omdat hij door een gifslang gebeten was.14 Dit was gebeurd toen de Grieken aanmeerden op het eiland Chryse om daar een offer aan Apollo te brengen. De etterende wond stonk zo verschrikkelijk en de pijnkreten van Philoctetes waren zo hartverscheurend dat de Grieken besloten hem niet verder mee te nemen. Wat Homerus niet vertelt is het belangrijke gegeven dat Philoctetes in het bezit was van de boog van Heracles, een geschenk dat de halfgod hem gegeven had als dank voor zijn hulp. Deze boog was onmisbaar voor het innemen van Troje, een voorspelling die pas negen jaar later aan de Grieken bekend zou worden.15 In Sophocles’ toneelstuk zijn Odysseus en Neoptolemus aangekomen op Lemnos om daar de boog ‘op te halen’ die Philoctetes nog altijd in zijn bezit heeft. Het is nu aan Odysseus om te bedenken hoe hij te werk zal gaan: gaat hij in alle redelijkheid met Philoctetes onderhandelen, of zal hij door list en leugens Philoctetes de boog afhandig maken? Uiteraard kiest Odysseus voor het laatste: Philoctetes mag dan bij het Griekse kamp horen, eerlijkheid komt nu niet van pas en Neoptolemus wordt geïnstrueerd om eventuele principiële bezwaren op te schorten om de boog te stelen. In Odysseus’ woorden: ‘Ik weet wel, jongen, dat jij van nature niet geneigd bent om zo te spreken en listen te beramen, maar heerlijk is het om te winnen. Durf! Eerlijk tonen we ons wel weer een andere keer’.16 Odysseus’ optreden mag dan kordaat zijn, erg heldhaftig is het niet. Hij stelt de onschuldige Philoctetes voor als een schurk en laat, laf als hij is, de pijnlijke en niet ongevaarlijke confrontatie met Philoctetes liever aan de veel jongere Neoptolemus over.17 Ook ten aanzien van een andere Griekse held, Aias, is Odysseus niet brandschoon. Onderwerp van hun twist was de wapenrusting van Achilles, waarop beiden aanspraak meenden te maken. Wanneer Odysseus uiteindelijk aan het langste eind trekt kan Aias dit niet verkroppen, draait door, en slacht in zijn verblinding een kudde schapen, in de overtuiging dat het Odysseus en de zijnen zijn. Eenmaal bij zinnen stort hij zich op zijn zwaard, niet in staat om deze vernedering de rest van zijn leven te dragen onder hoongelach van zijn Griekse medestrijders. Dat Odysseus hiervoor medeverantwoordelijk wordt gehouden is een visie die men onder andere kan lezen bij Pindarus. In de zevende 14
Homerus, Ilias 2.718-25.
15
Of Philoctetes’ boog uiteindelijk een rol gespeeld heeft bij de inname van Troje komen we bij Homerus
niet te weten, aangezien deze episode buiten het plan van de dichter valt. Wel is de afloop bekend uit de
Kleine Ilias, waarin beschreven stond hoe Odysseus en Diomedes negen jaar later Philoctetes van Lemnos ophalen, waarna hij genezen wordt in het Griekse legerkamp en uiteindelijk Paris doodt. 16
Sophocles, Philocetes 79-82: ἔξοιδα, παῖ, φύσει σε μὴ πεφυκότα | τοιαῦτα φωνεῖν μηδὲ τεχνᾶσθαι κακά· |
ἀλλ’ ἡδὺ γάρ τι κτῆμα τῆς νίκης λαβεῖν, | τόλμα· δίκαιοι δ’ αὖθις ἐκφανούμεθα. 17
Zie Stanford (1954: 108).
6
en achtste Nemeïsche Ode laat hij duidelijk blijken dat zijn sympathie bij Aias ligt, die na Achilles toch de grootste strijder was. Toch denk ik dat Odysseus’ naam dankzij Homeros’ zoete verzen groter werd dan wat hij lijden moest. Op zijn leugens en zijn list met vleugels rust een waas van waardigheid. Kunst is bedrog en misleidt met fabels. Blind van hart zijn de meeste mensen. Konden zij de waarheid onderscheiden, de sterke Aias had in zijn toorn om gemiste wapens zijn hart niet met het gladde zwaard doorstoken. Na Achilles was hij de sterkste in de strijd [...]
(Nemeïsche Ode 7.20-7)18 Odysseus’ claim op Achilles’ wapenrusting (in Homerus handig toegeschreven aan een optreden van Athene) was volgens Pindarus a priori onterecht en slechts met trucs kan Odysseus zijn zin gekregen hebben, reden voor de dichter om hem een leugenaar en een bedrieger te noemen. Odysseus had zich natuurlijk terug moeten trekken uit deze strijd, erkennend dat Aias een grotere krijger was. Zijn eerzucht heeft geleid tot Aias’ dood, die Odysseus ten minste indirect te verwijten valt. Odysseus de rokkenjager Voor ik terugga naar Homerus wil ik kort nog twee voorbeelden geven van de negatieve wijze waarop Odysseus in beeld wordt gebracht. Het eerste is te vinden in een van de verhalen uit de Erotika Pathemata van de hellenistische literator Parthenius van Nicaea.19 Dit curieuze werk moet eigenlijk niet als volwaardige zelfstandige literatuur beschouwd worden, maar als een collectie van 36 beknopte samenvattingen van ongelukkige liefdesgeschiedenissen, waarvan de meeste voor ons vrij onbekend zijn, al vermeldt Parthenius voor alle verhalen (voor zover hij de auteur heeft kunnen achterhalen) wel steeds de literaire bron. Aangezien het hier veelal om bekende dichters en werken gaat, hoewel niet overgeleverd, lijkt het aannemelijk dat hij deze liefdesgeschiedenissen niet zelf bedacht heeft. Vermoedelijk heeft het werk als handboek gediend voor een andere auteur, die dit materiaal kon gebruiken als basis voor zijn gedichten.20 Het tweede verhaal in Parthenius’ collectie beschrijft Odysseus’ verblijf op het eiland Meligounis bij de god van de winden, Aeolus, zoals ook bekend uit Homerus (Odyssee 10.1-27). Ook in Parthenius’ versie onderhoudt de god van de winden Odysseus voor langere tijd als gast, iets waar hij achteraf spijt van krijgt als hij ontdekt dat Odysseus in het geheim Polymela, een van Aeolus’ dochters, verleid heeft. Na met haar samengeweest te zijn gaat Odysseus er ook nog eens gewoon van door, zonder zich iets aan te trekken van Polymela, die zich 18
Vertaling Lateur (1999).
19
Voor Parthenius en de aard van zijn werk zie het artikel van Klooster in Lampas (2009).
20
De bundel is opgedragen aan Cornelius Gallus, een tijdgenoot van Catullus, wiens naam verbonden wordt
met de vroege Latijnse liefdeselegie, al is zijn werk op enkele verzen na niet bewaard gebleven.
7
huilend vastklampt aan Odysseus’ bagage; een motief dat sterk aan Dido en Aeneas doet denken. Odysseus was als gast onthaald, maar nadat hij het aldus schaamteloos met de dochter van zijn gastheer aangelegd heeft vervloekt de god van de winden zijn gast, al is deze dan al weer onderweg, mét de beroemde zak met winden. Dit is in het kort wat Parthenius beschrijft, waarbij de tekst vermeldt dat hij zich voor de inhoud gebaseerd heeft op het gedicht Hermes van de vroeg-hellenistische dichter Philitas. Of het verhaal zelf verder teruggaat dan Philitas is niet bekend en het is dan ook niet uitgesloten dat Philitas deze geschiedenis zelf heeft bedacht. Wel interessant is dat sommige dichters het blijkbaar zeer aannemelijk hebben gevonden dat Odysseus, gezien zijn reputatie, zich aan een dergelijke schending van de gastvrijheid schuldig zou hebben gemaakt.21 Zijn reputatie als zelfzuchtige rokkenjager die linksom of rechtsom altijd wel een manier vindt om te krijgen wat hij wil, is blijkbaar sterk genoeg om geloofwaardig te zijn. Ook hier blijkt Odysseus’ reputatie als nobele held een keerzijde te hebben. Het volgende voorbeeld komt eveneens uit het werk van Parthenius en betreft de geschiedenis van Euippe, waarin Odysseus weer een negatieve rol speelt en wel als de moordenaar van zijn zoon Euryalus, een mythe die ook het onderwerp geweest is van Sophocles’ gelijknamige tragedie.22 Dit verhaal, dat zich afspeelt na de Odyssee, lijkt sterk op dat van Aeolus. Odysseus bezoekt de landstreek Epirus en verleidt daar Euippe, dochter van Tyrimmas, waarbij zij bovendien zwanger raakt en een zoon, Euryalus, baart. Wanneer de jongen groot is bezoekt hij Ithaca om zijn vader te ontmoeten, maar Penelope, die vermoedt dat het om Odysseus’ buitenechtelijke zoon gaat, verzint een list waardoor Odysseus onwetend zijn eigen zoon doodt. 23 Parthenius’ oordeel laat geen ruimte voor onduidelijkheid: ‘En zo werd Odysseus, door zijn gebrek aan zelfbeheersing en omdat hij ook anderszins een onredelijk mens was, de moordenaar van zijn zoon.’24
21
Deze reputatie gaat, wat Odysseus’ vermeende trouw jegens Penelope betreft, deels terug tot de Odyssee,
waarin zijn verblijf op Ogygia bij Calypso conflicteert met zijn streven om naar zijn vrouw terug te keren. Weliswaar weigert Odysseus halsstarrig om de hoop op een weerzien met zijn vrouw te laten varen, maar dit neemt niet weg dat hij zeven jaar lang ― met gezonde tegenzin? ― het bed van de mooie nimf deelt. Odysseus’ verblijf bij Circe van een heel jaar (Odyssee 10.467) geldt als een vergelijkbaar probleem. 22
Sophocles, TrGF vol. 4 Radt, fr. 194 (= TGF fr. 205). Helaas is alleen de titel van het stuk bewaard
gebleven. 23
Als het aantal buitenechtelijke kinderen maatgevend is voor de dubieuze echtelijke trouw van Odysseus
jegens Penelope, komt Odysseus niet erg positief uit de bus. Wanneer men de bronnen naast elkaar legt is Odysseus vader van negen kinderen bij zes verschillende vrouwen; naast Telemachus en Euryalus gaat het om Telegonus, Ardeas en Latinus (bij Circe), Polypoites (bij Callidice), Nausithoüs en Nausinoüs (bij Calypso) en Leontophonus (bij een dochter van Thoas). 24
Parthenius 2.3, καὶ Ὀδυσσεὺς μὲν διὰ τὸ μὴ ἐγκρατὴς φῦναι μηδὲ ἄλλως ἐπιεικὴς αὐτόχειρ τοῦ παιδὸς
ἐγένετο.
8
Ontrouw, list, bedrog, lafheid, zelfzucht, ondankbaarheid en misplaatste wraakzucht: deze kleine selectie van voorbeelden uit de posthomerische literatuur maakt duidelijk dat Odysseus lang niet door iedereen als een nobele held werd gezien.25 Een homerisch perspectief? In hoeverre Homerus de negatievere verhalen waarin Odysseus een rol speelde gekend heeft is moeilijk te zeggen. Een deel zal ongetwijfeld van later datum zijn, maar de verhalen over Odysseus’ latere reizen en de affaire rond Palamedes lijken redelijk oud te zijn, omdat het verhalengoed uit de Cyclische epen naar alle waarschijnlijkheid eenzelfde orale oorsprong kent als Homerus’ werk. 26 Zo moet het verhaal over Odysseus’ zoon Telegonus (in het eponieme Cyclische epos Telegonie) zeker aan hem bekend zijn geweest. Op de vraag waarom verhalen als die rondom Palamedes niet door Homerus verteld werden is een mogelijk antwoord te vinden in de Poëtica van Aristoteles: Alleen Homerus ― zoals hij ook in alle andere opzichten superieur is ― lijkt dit [het belang van eenheid van plot] goed gezien te hebben, hetzij door kennis van de wetten der dichtkunst, hetzij door natuurlijke aanleg. Want toen hij de Odyssee dichtte, maakte hij die niet tot het complete relaas van alles wat aan Odysseus overkomen was (zoals dat hij op de Parnassus gewond werd <door een jachtspeer> en dat hij, toen de vorsten der Grieken werden opgeroepen , waanzin voorwendde), van welke gebeurtenissen het niet noodzakelijk of waarschijnlijk was dat er één leidde tot een andere, maar hij heeft zijn Odyssee opgebouwd rond één handeling die een eenheid vormt in onze zin van het woord. En hetzelfde heeft hij gedaan met de Ilias. (1451a, 22-9)27
Hoewel Aristoteles gelijk heeft wanneer hij in zijn observatie een eenheid van handeling vaststelt, lijkt me dit niet de enige verklaring van Homerus’ selectiviteit. Een verhaal als dat van Odysseus’ list jegens Palamedes zou op zich goed hebben gepast binnen de vertellingen van de Ilias, iets wat ook in de oudheid al naar voren is gebracht.28 Wat een groter probleem is dan Aristoteles hier schetst is dat de opname van de Palamedesgeschiedenis Odysseus’ positie sterk zou ondermijnen. Homerus heeft gekozen voor zijn 25
Uiteraard kent de klassieke literatuur nog tal van andere passages waarin Odysseus niet bijzonder positief
wordt gepresenteerd. Te denken valt aan zijn harteloze optreden met betrekking tot Polyxena in Euripides’
Hecuba (248), waar hij letterlijk toegeeft dat zijn beloftes niets waard zijn, en aan zijn aandeel in het meedogenloze offer van Iphigeneia (Iphigineia in Aulis 1362), waarbij Odysseus enthousiast voorop loopt om het meisje weg te voeren. Zie hiervoor Stanford (1954: 102-17). 26 Zie hiervoor Burgess (2001), die overtuigend laat zien dat het verhalengoed uit de Epische Cyclus minstens zo bekend moet zijn geweest als Homerus’ selectie uit de Troje-mythologie. 27 Vertaling Van der Ben & Bremer (1986). 28 Een van de sprekers in Philostratus’ dialoog Heroicus (c. 24) beticht Homerus van het opzettelijk weglaten van Palamedes, niet (zoals Aristoteles het ziet) omdat het niet in de handeling zou passen, maar om Odysseus te sparen.
9
versie van de geschiedenis en daarin is in principe alleen plaats voor Odysseus de held. Dit wil niet zeggen dat Aristoteles ongelijk heeft, maar van enige homerische censuur ten aanzien van de protagonist van de Odyssee lijkt toch wel sprake te zijn. Deze gedachte vindt zijn duidelijkste weerslag in de Heroicus van Flavius Philostratus, een redenaar uit de Tweede Sofistiek. In dit werk krijgt deze homerische censuur bizarre vormen, wanneer een van de sprekers beweert dat Homerus en Odysseus het op een akkoordje gegooid zouden hebben: Want men zegt dat Homerus eens naar Ithaca is gezeild, omdat hij gehoord had dat de geest van Odysseus daar nog ademde en ze zeggen dat Homerus hem uit de dood opgeroepen heeft. Toen Odysseus omhoogkwam begon Homerus hem te ondervragen over de gebeurtenissen bij Troje, maar Odysseus zei steeds dat, hoewel hij al deze feiten kende en ze zich herinnerde, hij er niets over zou zeggen, tenzij Homerus er iets tegenover zou stellen: de loftrompet in zijn gedichten en vermelding van zijn wijsheid en dapperheid. Nadat Homerus hiermee ingestemd had en had gezegd dat hij in zijn gedichten zou doen wat hij kon om hem in een gunstig daglicht te stellen, vertelde Odysseus alles eerlijk en precies zoals het gebeurd was. (Heroicus 43.12-14)29
Philostratus is zonder twijfel extreem in deze do-ut-des-visie, al is het natuurlijk duidelijk dat hier geen sprake is van een serieuze suggestie, maar van een literaire polemiek waaraan ook andere Griekse auteurs in deze periode deelnemen. Het corrigeren van Homerus’ vermeende leugens is daarin een geliefd element.30 Dit wil echter niet zeggen dat de kritiek op Odysseus daarmee helemaal ongegrond zou zijn, aangezien observaties van deze auteurs grotendeels gebaseerd zijn op de gedragingen en misdragingen van Odysseus zoals die in vroegere literatuur tot uiting komen. Philostratus’ focus op Homerus’ selectiviteit met betrekking tot Odysseus is in ieder geval opvallend. Odysseus: een held? Uit bovenstaande passages blijkt dat Odysseus’ heldenkarakter bij andere auteurs een stuk twijfelachtiger uit de bus komt dan bij Homerus. Binnen de Ilias en de Odyssee lijkt zijn
29
Mijn vertaling; van de Heroicus bestaat bij mijn weten geen Nederlandse vertaling.
30
Vergelijk bijvoorbeeld de Ware Verhalen van Lucianus, en de Trojaanse Redevoering (Oratio 11) van Dio
Chrysostomus, besproken in Overduin (2011). Een vergelijkende studie naar deze trend verscheen recentelijk als monografie van Kim (2010). Ook het begin van Juvenalis’ 15e satire speelt met de ongeloofwaardigheid van Odysseus’ avonturen bij Homerus. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat de kritiek op Homerus helemaal nieuw was. Al vanaf de 6e eeuw v.Chr. werd Homerus aangepakt (Xenophanes, Plato, sofisten), met als extreem voorbeeld de denkbeelden van de sofist Zoïlus van Amphipolis (4e eeuw v.Chr.), wiens bijnaam Homeromastix (‘gesel van Homerus’) boekdelen spreekt. Hij schreef een werk (‘Tegen de poëzie van Homerus’) in 9 boeken waarin hij Homerus belachelijk gemaakt heeft door op inconsequenties en fouten te wijzen.
10
reputatie echter onaantastbaar. Toch kunnen we, met Odysseus’ negatieve typering elders in gedachten, ook in Homerus passages vinden waar Odysseus’ heldhaftige optreden vanuit minder positieve perspectieven bekeken kan worden. Een daarvan is Odyssee 4.240-51, waarin Helena aan Telemachus, die op dat moment op bezoek in Sparta is, vertelt hoe zij Odysseus in Troje heeft ontmoet. Odysseus had zichzelf vermomd als bedelaar en toegetakeld om zo des te geloofwaardiger te kunnen spioneren: Met weerzinwekkende striemen verminkte Odysseus zijn lichaam, hulde zich daarna in vodden en zo, een huisslaaf gelijkend, sloop hij de stad van de vijand, het breedgebouwd Ilios, binnen. Zo, onherkenbaar vermomd, iemand anders, een bedelaar, lijkend en in ’t geheel niet de man die hij was bij de vloot der Achaeërs, sloop hij de stad in, waar geen van het volk der Trojanen iets merkte, niemand behalve ikzelf, die hem, ondanks zijn kleren, herkende […].31 (Odyssee 4.244-51)
Odysseus die zijn leven riskeert door in het hol van de leeuw op verkenning te gaan: op het eerste gezicht een dappere daad. Vanuit het perspectief van iemand als Aias daarentegen is deze actie een held onwaardig. Volgens diens archaïsche heldenethos is het oneervol om in het geheim, als een dief in de nacht, te opereren. Een held van de oude stempel treedt zijn vijand openlijk tegemoet. Ook het feit dat Odysseus zichzelf tot drie keer toe als bedelaar vermomt (in Troje, in de hut van Eumaius en in zijn eigen paleis) en zelfs verminkt zou een ouderwetse homerische held afkeuren.32 Weliswaar levert deze werkwijze succes op, maar in Aias’ ogen staat dat niet in verhouding tot de zelfvernedering die Odysseus voor zijn actie overheeft. Een vergelijkbare opmerking kan trouwens bij de list met het paard gemaakt worden. De vondst van het Houten Paard mag dan door velen als slim beschouwd worden, in de ogen van een held als Aias is het een Griekse krijger onwaardig om zich zo te verstoppen. Het moet gezegd worden dat deze visie eerder een retorisch standpunt dient dan dat het om een zuivere afweging van het archaïsche heldenideaal gaat, maar hij roept wel interessante vragen op over het profiel van de homerische held, waar ik in de conclusie op terug zal komen. Ook op andere punten blijkt Odysseus niet zo’n dappere strijder als Achilles of Aias, de twee archetypische Ilias-krijgers. Hun ideaal is op het slagveld sterven; Odysseus wilde überhaupt niet mee naar Troje. Zij verwerven κλέος (roem) door middel van βία (fysieke kracht), terwijl Odysseus het vooral van zijn μῆτις (slimheid) moet hebben. Verder staat Odysseus bekend als uitmuntend boogschutter (blijkens de boogproef in Odyssee 21), terwijl dit wapen juist als weinig manmoedig geldt, bijvoorbeeld wanneer de laffe Paris de 31
Vertaling De Roy van Zuydewijn (1997).
32
Stanford (1954: 96-7). Voor deze starre visie, die Aias om retorische redenen in de mond wordt gelegd, zie
de korte redevoering Aias (14.5-6) van de redenaar Antisthenes (4e eeuw v.Chr.). Deze redevoering bestaat uit een tweeluik, waarbij het betoog van Aias gevolgd wordt door een scherpe repliek van Odysseus.
11
grote Achilles neerschiet. Ook de confrontatie tussen Odysseus en Socus (Ilias 11.439), waarin de verwonde Odysseus Socus een speer in de rug gooit, verdient geen schoonheidsprijs. Een roekeloze leider Ook op andere optredens van Odysseus in de Odyssee kan kritiek worden geleverd als het gaat om de evaluatie van zijn traditionele status als held. Hierbij kan men denken aan de beschrijvingen in Odyssee boek 9, waar Odysseus en zijn makkers in aanraking komen met de Cycloop. Homerus is duidelijk in zijn presentatie: de Cycloop is een barbaarse kannibaal die het verdient om flink aangepakt te worden door Odysseus en zijn mannen. Bijna alles pleit tegen een positieve evaluatie van Polyphemus. Hij is dom, lelijk en primitief. Hij kent geen samenleving en geen gezag. Hij is een herder zonder enige vorm van beschaving, die geen wijn kent en de makkers met huid en haar opeet, zonder ze ten minste te koken. Deze voorstelling door Homerus is natuurlijk niet erg eerlijk, aangezien de Cycloop maar zeer ten dele schuldig is aan deze situatie. Vanuit Polyphemus’ perspectief is Odysseus een brutale indringer, een leugenaar en een dief, die ook nog eens misbruik maakt van Polyphemus’ onnozelheid. Met betrekking tot Odysseus’ al dan niet heroïsche optreden wil ik twee momenten in het verhaal uitlichten. Allereerst de aankomst van Odysseus op het eiland van Polyphemus: in het voorafgaande beschrijft Homerus dat de mannen op geiten gejaagd hebben en zich tegoed hebben gedaan aan het overdadige vlees en de wijn de ze nog aan boord hadden (9.15265). Er is dus geen dwingende reden om tijd te verspillen met een uitstapje naar het eiland van de Cycloop, anders dan het bevredigen van Odysseus’ nieuwsgierigheid. Dat Odysseus hiermee onnodig risico neemt blijkt weliswaar pas later, hoewel Homerus duidelijk vermeldt dat Odysseus een slecht voorgevoel had (9.213-4). Dit wordt nog versterkt wanneer de makkers Odysseus enkele verzen later smeken om snel terug te keren naar het schip en weg te zeilen voordat het misgaat (9.224-7). Odysseus’ reactie (ἀλλ’ ἐγὼ οὐ πιθόμην, ― ἦ τ’ ἂν πολὺ κέρδιον ἦεν, ― ‘maar ik luisterde niet, al zou dat veel beter geweest zijn’, 9.228) laat zien hoe onverantwoordelijk zijn optreden was. Tegen beter weten in drukt hij zijn zin door, wat zijn vrienden noodlottig wordt. Men kan niet anders concluderen dan dat Odysseus, wiens nieuwsgierige roekeloosheid nauwelijks heldhaftig genoemd kan worden, gefaald heeft als leider. De afloop van de Cyclopenepisode is al even problematisch, want wanneer Odysseus eenmaal ontsnapt is kan hij het niet nalaten de arme Polyphemus een trap na te geven door een spelletje te spelen met diens onnozelheid. Ook hier neemt Odysseus onnodig veel risico, wat blijkt wanneer de Cycloop een rotsblok in zijn richting slingert dat rakelings langs het schip vliegt en een gevaarlijke deining veroorzaakt (9.480-6). Ook hier wordt Odysseus’ onverantwoordelijke eigenwijsheid de makkers bijna fataal. Nog bonter 12
maakt Odysseus het door een tweede keer hetzelfde risico te nemen, nota bene nadat zijn makkers hem uitdrukkelijk verzocht hebben niet zo eigenwijs te zijn, door nogmaals de Cycloop te tergen (9.491-501). Odysseus mag dan als winnaar uit de episode naar voren komen, zijn optreden heeft herhaaldelijk voor onaanvaardbare risico’s gezorgd. De prijs is betaald door de opgegeten makkers, die niet meer in staat zijn om Odysseus aan te klagen voor dood door nalatigheid. Odysseus: een egoïst? Een weinig heldhaftige strijder die stiekem te werk gaat, een roekeloze leider die het leven van zijn mannen nodeloos riskeert: welke negatieve eigenschappen van deze held vermeldt de Odyssee nog meer? Mijn laatste voorbeeld is klein, maar niet onbetekenend. In boek 13 staat Odysseus’ aankomst op Ithaca beschreven, nadat hij door de Phaeacen volgens afspraak naar huis is gebracht. Tijdens deze tocht is hij in slaap gevallen, een slimme truc van de verteller waarmee de problematische overgang van de fantasiewereld in Odyssee boek 5-12 naar de Griekse ‘gewone’ wereld wordt gemaskeerd. Wanneer Odysseus op Ithaca wakker wordt weet hij echter nog niet waar hij nu weer beland is. In verzen 13.209-16 spreekt hij zichzelf toe: Niet te geloven: dus helemaal niet verstandig en eerlijk waren, zo blijkt, de hoofden en leiders van ’t volk der Faiaken, die me, hun woorden ten spijt, niet naar het van verre al zichtbaar land van Ithaka, maar naar een ander land lieten brengen. Moge hen Zeus, die de smekeling hoedt en ook andere mensen goed in het oog houdt en zondaren straft, moge Zeus hen bestraffen. Maar laat ik eerst mijn schat aan bezittingen tellen en nazien of ze niets hebben geroofd en meegevoerd in hun vrachtschip.33
Odysseus beklaagt zich over het feit dat de Phaeacen hem naar een vreemd land gebracht hebben. De gastvrijheid van Alcinoüs op Scheria is snel vergeten, want niet alleen vervloekt Odysseus zijn gulle en zorgzame gastheren, ook denkt hij onmiddellijk dat ze hem wel bestolen zullen hebben; zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten.34 Deze korte passage maakt pijnlijk het wantrouwige en hebzuchtige karakter van Odysseus duidelijk. De onbaatzuchtige edelmoedigheid van de Phaeacen is onmiddellijk vergeten zodra Odysseus’ eigen gewin in het geding lijkt te komen. Wanneer hij vervolgens constateert dat er helemaal niets is gestolen neemt hij zijn ondankbare woorden over de Phaeacen niet terug.
33
Vertaling De Roy van Zuydewijn (1997).
34
Odysseus’ problematische omgang met de gastvrijheid (ξενία) blijkt ook duidelijk uit de nogal overdreven
slachting van de vrijers (Odyssee 22), die volgens de wetten van het gastrecht de bescherming van hun gastheer genoten.
13
Held: een problematisch begrip In deze bijdrage heb ik aan de hand van een aantal passages geprobeerd een alternatief beeld van Odysseus’ heldenstatus te schetsen. Het betreft hier slechts een kleine selectie; nader onderzoek zou dit beeld nog op allerlei manieren kunnen aanvullen en nuanceren.35 Uiteraard is daarmee niet alles gezegd. Tegenover veel van de hier gepresenteerde negatieve elementen kunnen gemakkelijk positieve ingebracht worden. Ook zijn deze negatieve elementen vaak ontkracht, ook al in de oudheid, door tegenargumenten van wisselende aannemelijkheid. Mijn conclusie kan dan ook niet zijn dat Homerus als bron voor Odysseus’ karakterisering onbruikbaar is, of dat de kwalificatie ‘held’ op Odysseus absoluut niet van toepassing is. Wat echter wel naar voren komt is dat het traditionele beeld van Odysseus als held in de moderne zin van het woord soms te eenzijdig is.36 Odysseus’ listigheid kan alleen onvoorwaardelijk positief beoordeeld worden in een wereld waarin enkel goed en kwaad bestaan. Vanuit andere perspectieven komt zijn karakter minder nobel naar voren. De in dit artikel geschetste presentatie van Odysseus’ heldendom is dan ook bewust zwart-wit geponeerd, om zo deze status te problematiseren. Een tweede en wellicht belangrijkere conclusie die men kan trekken uit deze beschouwing is dat het begrip ‘held’ problematisch blijft zolang niet duidelijk is wat Odysseus tot een held maakt. Cook (1999) stelt in zijn definitie van archaïsch heldendom dat lijden essentieel is, waarbij het belangrijk is dat de held zowel zelf veel leed doorstaat (denk aan het prooemium van de Odyssee), alsook zelf veel leed veroorzaakt (denk aan het afslachten van de vrijers in Odyssee boek 22).37 Interessant aan Cooks definitie van heldendom is dat morele aspecten geen rol lijken te spelen. Eerlijkheid, fatsoen en zorg voor de manschappen zijn niet nodig om een held te worden: niet nobelheid en edelmoedigheid zijn bepalend, maar het tweezijdige proces van het actieve aanrichten van lichamelijk en geestelijk leed, en het passieve ondergaan van beproevingen.38 Interessant is ook dat Cook, en voor hem bijvoorbeeld Finkelberg, een onderscheid maakt tussen de ‘oude’ held (krijgers als Achilles en Aias) en Odysseus, een nieuw soort held voor wie 35
Zie ook het verzamelde materiaal in Stanford (1954) en Montiglio (2011).
36
Ik denk hier bijvoorbeeld aan het wat eenzijdige beeld dat in het onderwijs van Odysseus als held wordt
gepresenteerd. Zie bijvoorbeeld de examenbundels voor Homerus van het CE Grieks 2012 (getiteld ‘Heimwee van een held’ en ‘Dios Odysseus. De avonturen van de held Odysseus in de epen van Homerus’) waarin Odysseus’ heldenstatus herhaaldelijk wordt onderstreept en als onproblematisch wordt gepresenteerd. 37
Cook (1999).
38
Duidelijke voorbeelden zijn de Polyphemus-episode in Odyssee boek 9 en het verhaal over het litteken
van Odysseus in boek 19, opgelopen tijdens de succesvolle jacht op een everzwijn (Cook 1999: 152-4). Ook valt te denken aan Achilles, voor wie het toegebrachte leed onder Grieken en Trojanen gepaard gaat met het passieve lijden door de dood van Patroclus.
14
μῆτις belangrijker is dan βία.39 Beide streven echter naar roem (κλέος) en voor beide geldt dat ethische normen niet of nauwelijks relevant zijn. Uiteraard is de definitie van het antieke concept ‘held’ te complex om hier uitvoerig te bespreken.40 Zo’n concept vraagt om een evaluatie van de waardering van met helden verbonden waarden bij de verschillende besproken auteurs. Bovendien zou daarvoor ook de diachrone ontwikkeling van deze waardensystemen bestudeerd moeten worden, om te zien in hoeverre en in welke mate deze waarden aan verandering onderhevig zijn. Wat wel duidelijk naar voren komt uit de besproken passages is het besef dat Homerus’ presentatie van Odysseus niet zonder meer representatief is voor het beeld dat van Odysseus bestond onder zijn publiek, een publiek dat waarschijnlijk bekend is geweest met de verhalen zoals die in de Epische Cyclus hebben gestaan. Is Odysseus, zoals hij vaak voorgesteld wordt in bijvoorbeeld de onderwijspraktijk, een held? Deze vraag kan weliswaar positief beantwoord worden, maar niet zonder rekening te houden met een dubbele vertekening: Homerus’ selectieve presentatie van Odysseus, en de afwijkende invulling van het concept ‘held’, waarbij morele criteria veel minder relevant zijn dan in onze moderne beleving, waarin een held per definitie goed en onbaatzuchtig moet zijn. In deze bijdrage is in essentie een negatieve definitie gecreërd: Odysseus is geen held zoals Achilles of Aias, die jong op het slagveld wil sterven, hij is geen moreel goede persoon en waakt niet over zijn manschappen; hij is niet loyaal of collegiaal, noch een eerlijke strijder; zijn eergevoel is niet allesbepalend, en ook zijn erewoord is weinig waard. Wat resteert is een fascinerende figuur die niet voldoet aan het ‘oude’ heldenideaal, maar ook niet aan een moderne definitie van heldendom. Wie Odysseus desalniettemin een held wil noemen zal zich af moeten vragen welke invulling hij aan dat begrip wil geven.
Universiteit Leiden, afdeling GLTC, Johan Huizingagebouw, Doelensteeg 16, kamer 118, 2300 RA Leiden. [email protected]
39
Cook (1999); Finkelberg (1995).
40
Ik ga in deze beschouwing over de rol van Odysseus in de literatuur bewust voorbij aan de oorsprong van
het concept ‘held’ zoals dat gegroeid is uit de Myceense strijderscultuur en de hiërarchie van koningen, en aan de heroëncultus, waarin helden een tussenpositie innemen tussen goden en mensen. Voor het archaïsche idee van heldendom zie bijvoorbeeld Nagy (1979), Schein (1984), en Van Wees (1992). Mijn bijdrage heeft dan ook geen wetenschappelijke inslag ten aanzien van de ontwikkeling van het begrip ‘held’ in de Griekse cultuur, maar behelst primair de literaire visie op het personage van Odysseus, het problematiseren van zijn status als literaire held, en de connotaties van ‘held’ als modern begrip.
15
Bibliografie van der Ben, N. en J.M. Bremer. 1986. Aristoteles. Poëtica, Amsterdam. Burgess, J.S. 2001. The Tradition of the Trojan War in Homer & the Epic Cycle, Baltimore & Londen. Cook, E. 1999. ‘“Active” and “Passive” Heroics in the Odyssey’, The Classical World 93.2, 149-167. Davies, M. 1981. The Greek Epic Cycle (second edition), Bristol. ________ 1988. Epicorum Graecorum Fragmenta, Göttingen. Finkelberg, M. 1995. ‘Odysseus and the Genus “Hero”’, Greece & Rome 42.1, 1-14. Griffin, J. 1977. ‘The Epic Cycle and the uniqueness of Homer’, Journal of Hellenic Studies 98, 39-53. Gantz, T. 1993. Early Greek Myth (2 vols.), Baltimore & Londen. Kim, L. 2010. Homer Between History and Fiction in Imperial Greek Literature, Cambridge. Klooster, J. 2010. ‘Parthenius’ pathologische passies’, Lampas 43.3, 19-34. Lateur, P. 1999. Pindaros. Zegezangen, Amsterdam. Montiglio, S. 2011. From villain to hero: Odysseus in ancient thought, Ann Arbor. Nagelkerken, J. 2006. Apollodorus. De Mythologische Bibliotheek, ’s-Hertogenbosch. Nauck, A. 1889. Tragicorum Graecorum Fragmenta, Lipsiae. Nagy, G. 1979 (herziene uitgave 1998). The Best of the Achaeans. Concepts of the Hero in
Archaic Greek Poetry, Baltimore. Overduin, F. 2011. ‘Wie heeft de Trojaanse Oorlog gewonnen? De Trojaanse redevoering van Dio Chrysostomus’, Hermeneus 83.5. Radt, S.L. 1977. Tragicorum Graecorum Fragmenta. Volume 4: Sophocles, Göttingen. Rose, H.J. 1959. A Handbook of Greek Mythology, New York. de Roy van Zuydewijn, H.J. 1997. Homerus. Odyssee. De Terugkeer van Odysseus, Amsterdam. Schein, S.L. 1984. The Mortal Hero: An Introduction to Homer’s Iliad, Berkeley. Stanford, W.B. 1954. The Ulysses Theme. A Study of the Adaptability of the Hero, Oxford. van Wees, H. 1992. Status Warriors: War, Violence and Society in Homer and History, Amsterdam. West, M.L. 2003. Greek Epic Fragments from the Seventh to the Fifth Centuries BC, Cambridge, MA.
16
Auteursinformatie Floris Overduin promoveerde in 2010 op een proefschrift over de didactische poëzie van Nicander van Colophon aan de Radboud Universiteit Nijmegen, waar hij van 2005 tot 2011 ook Grieks doceerde. Momenteel is hij als onderzoeker en gastdocent verbonden aan de Universiteit Leiden. Zijn interesse gaat uit naar het Griekse leerdicht, de hellenistische poëzie en de Griekse literatuur uit de keizertijd.
17