Titel Auteur Genre Subgenre Taal Oorspronkelijke taal Duur minuten Duur algemeen Figuranten Korte inhoud
Spelers
Rats Mario Galicia Jeugdtoneel Nederlands Nederlands 75 Avondvullend Nee Rond 1900 probeert een groep dakloze straatkinderen te overleven in Brussel. Op het plein van Manneke Pis halen ze hun trukendoos boven om bij de rijke mensen zoveel mogelijk geld af te troggelen. Jammer genoeg mogen ze hun verworven winst niet zelf houden. Die verdwijnt in de zakken van JeanJacques, een ongure man die de kinderen bescherming biedt in ruil voor de opbrengst van het bedelen. Gelukkig kunnen ze nog rekenen op de goede bedoelingen van zuster Adelberta, een naïeve non met het hart op de juiste plaats. Ondanks hun uitzichtloze situatie proberen de kinderen er toch nog het beste van te maken. Maar als ze heel eerlijk zijn, weten ze goed genoeg dat hun leven allesbehalve rooskleurig is. Wanneer Josée, de oudste van de groep, een rijke jongen leert kennen, verbergt ze haar armoede. Ondertussen wordt de bende al een tijd gevolgd door een rare vrouw. -J 1 -M 5 -D 1 -H 1 -S 9 +S 10
1
Jongerenkomedie door Mario Galicia
2
KORTE INHOUD Rond 1900 probeert een groep dakloze straatkinderen te overleven in Brussel. Op het plein van Manneke Pis halen ze hun trukendoos boven om bij de rijke mensen zoveel mogelijk geld af te troggelen. Jammer genoeg mogen ze hun verworven winst niet zelf houden. Die verdwijnt in de zakken van Jean-Jacques, een ongure man die de kinderen bescherming biedt in ruil voor de opbrengst van het bedelen. Gelukkig kunnen ze nog rekenen op de goede bedoelingen van zuster Adelberta, een naïeve non met het hart op de juiste plaats. Ondanks hun uitzichtloze situatie proberen de kinderen er toch nog het beste van te maken. Maar als ze heel eerlijk zijn, weten ze goed genoeg dat hun leven allesbehalve rooskleurig is. Wanneer Josée, de oudste van de groep, een rijke jongen leert kennen, verbergt ze haar armoede. Ondertussen wordt de bende al een tijd gevolgd door een rare vrouw.
GENRE “Rats” is een tragikomedie waarbij het komische toch wel de overhand krijgt. Alle personages krijgen te maken met vooroordelen tegenover mensen die ze niet kennen. Wanneer ze elkaar beter leren kennen, stijgt het wederzijds begrip. Deze moraal wordt niet belerend overgebracht maar zit verweven in een onderhoudend geheel. Doorheen het verhaal maken we kennis met de moeder van Josée, ook al is dit niet geweten. Na verloop kan het publiek dit wel vermoeden, maar ze zal pas zekerheid krijgen tegen het einde van het stuk.
PERSONAGES Josée Als oudste van de groep zwerfkinderen voelt zij zich verantwoordelijk voor de rest. Ze fungeert als surrogaatmoeder. Als kind is ze ’s nachts moeten vluchten toen het huis in brand stond. “Gelukkig” werd ze snel opgevangen door Jean-Jacques. Ook al is hij een bullebak, Josée heeft toch veel respect voor hem omdat hij er voor haar was toen ze hulpeloos alleen door de straten dwaalde. Jean-Jacques houdt vol dat haar moeder in de brand is gebleven. Het enige wat Josée nog heeft als herinnering aan haar moeder is een hangertje met twee foto’s in: eentje van haar moeder en eentje van haar eigen als kind. Karaktereigenschappen zachtmoedig, vriendelijk, verantwoordelijk, gevoelig, romantisch
Thérèsa Op Josée na, de oudste en meest volwassen van de groep. Zij doet zich dom en schattig voor om de mannen rond haar vinger te kunnen draaien, maar in werkelijkheid weet ze goed genoeg hoe de wereld in elkaar zit. Ze kijkt op naar Josée. Karaktereigenschappen rechtuit, kritisch, nuchter 3
Juliette Zij doet zich voor als kreupele om te kunnen bedelen, maar in werkelijkheid kan ze rennen als de beste. Hierdoor durft ze haar gedacht al eens zeggen tegen Jean-Jacques omdat ze goed genoeg weet dat hij haar toch niet kan inhalen als ze begint te lopen. Zij heeft de meeste bedenkingen bij de verzinsels van Jean-Jacques en gelooft de griezelige verhalen van het klooster niet helemaal. Karaktereigenschappen rebels, vinnig, avontuurlijk, impulsief, ad rem
Roza Niet alleen is ze vrij naïef, ze heeft ook nog eens last van het syndroom van La Tourette. Te onpas slaakt ze regelmatig een rare kreet en/of trekt ze een raar gezicht. Vooral in stresssituaties steekt het syndroom de kop op. Uit onwetendheid heeft ze weinig begrip voor het gestotter van Charlotte. Karaktereigenschappen dom, naïef, flapuit, bekrompen, snel afgeleid, zenuwachtig
Charlotte Schuchter en verlegen wordt zij als nieuwkomer door Jean-Jacques in de groep gesmeten. Ze weet nog altijd niet goed wat haar is overkomen. Ze heeft last van geheugenverlies. Achteraf zal blijken dat ze ontvoerd is door Jean-Jacques en dat haar geheugenverlies te wijten is aan de klap die ze van Jean-Jacques op haar hoofd heeft gekregen. Ze stottert, behalve als ze praat tegen haar ratje. Deze rat is haar steun en toeverlaat en “woont” in haar trui. Karaktereigenschappen schuchter, verlegen, zwijgzaam, angstig, volgzaam
Non Zuster Adelberta is nog niet zo lang geleden in het klooster getreden. Ze staat nog niet zo sterk in haar schoenen als de meeste nonnen. Haar hart zit wel op de juiste plaats, maar ze weet nog niet goed hoe ze problemen moet aanpakken. Ze wil de kinderen heel graag helpen, en tot op zekere hoogte lukt dit ook. Alleen krijgt ze de kinderen maar niet overtuigd om mee te gaan naar het weeshuis. Karaktereigenschappen goedhartig, vriendelijk, belerend, onervaren, wereldvreemd
4
Jean-Jacques Deze bullebak zoekt hulpeloze kinderen om te onderdrukken. Hij heeft de kinderen in hun macht doordat hij hen leugens wijsmaakt en hen bedreigd. Zelf doet hij amper iets en laat de kinderen bedelen zodat hij dat zelf niet moet doen. In ruil zorgt hij zogezegd voor bescherming, maar veel stelt dit niet voor. De kinderen zijn vooral bang van hem en durven er niet tegenin gaan. Karaktereigenschappen opvliegend, gewetenloos, leugenachtig, gewelddadig
Louis Als zoon van een rijke autohandelaar heeft hij alles wat hij zich maar wensen kan. Zijn geld is zijn persoonlijkheid. Hij is het rijkeluisleven gewend en kijkt neer op arme, bedelende mensen. Hierin heeft hij geen eigen mening gevormd, maar volgt hij de mening van zijn vader. Uit onwetendheid behandelt hij arme mensen zonder respect. Hij is wel zo leep om dit te verdoezelen wanneer hij z’n oog laat vallen op Josée. Karaktereigenschappen onbeschoft, leep, onwetend, naïef, egoïstisch, bekrompen, uit de hoogte
Moeder Jaren geleden is ze haar dochter Josée kwijtgeraakt doordat hun huis in brand stond. Josée is half slaapdronken op straat gesukkeld en verdwaald geraakt. Zijzelf heeft enkele maanden in coma gelegen. Nadat haar brandwonden genezen waren en ze ontslagen werd uit het ziekenhuis, is ze onafgebroken blijven zoeken naar haar dochter. Ze is er altijd van overtuigd geweest dat Josée nog leeft. Karaktereigenschappen volhardend, koppig maar vriendelijk, goedhartig, verward, obsessief, zet haar dochter op de eerste plaats, wanhoop nabij Figurant Rijke man die twee keren even in beeld komt.
DECOR
5
Het podium is opgesplitst in 2 decors: links is een vuilnisbelt met enkele grote vuilnisemmers (groot genoeg want er moet iemand in kunnen) en een kartonnen doos, rechts is het Brussels plein met Manneke Pis.
RATS Vóór het stuk begint gaat Roza al in een vuilnisbak zitten zonder dat het publiek haar ziet. Juliette, Thérèsa en Charlotte liggen in de zaal te slapen onder karton of versleten doeken. Sommigen bedelen bij het publiek. Als het stuk begint, komt moeder op via zaal. Ze kijkt al zoekend in het publiek. Uiteindelijk geraakt ze op het podium en zoekt in stilte verder in de vuilnisbakken. Josée komt op bij Manneke Pis, speelt op haar gitaar en zingt een lied. Moeder komt langzaam dichter naar Josée en bekijkt Josée aandachtig in de hoop haar dochter te herkennen. Josée zingt verder, maar kijkt argwanend naar deze vreemde vrouw. Josée
(zingt) Mijn leven is een feest We mogen alles doen Niks is verplicht (Louis en figurant komen op en gaan tot bij Josée) Ben nooit naar school geweest Ik ga geen tijd verdoen In een saai gesticht (Louis en figurant kijken naar Josée, Josée richt zicht tot hen) Welkom in ons paradijs (steekt haar hand uit naar de twee mannen in de hoop geld te krijgen, de twee mannen kijken haar met veel afschuw aan en vertrekken) (gesproken) Och wat maak ik mezelf toch wijs! (zingt) We zitten in de rats Al zolang, al veel te lang We zitten in de rats Waar is hier de nooduitgang En hoe ik ook probeer Hoe ik droom en fantaseer In het echt is er geen uitweg meer (ze wandelt naar de vuilnisbakken, zingt) Ik stink een beetje voos We leven in het slijk en ik bedel voor geld Mijn woning is een doos (schopt tegen de doos) In onze “villawijk” op de vuilnisbelt (Roza komt uit een vuilnisbak en zingt mee) Wat een hel dit aards bestaan God, wat heb ik u ooit misdaan? (Thérèsa, Juliette en Charlotte komen op via de zaal en zingen ook mee) We zitten in de rats 6
Al zolang, al veel te lang We zitten in de rats Waar is hier de nooduitgang En hoe ik ook probeer Hoe ik droom en fantaseer In het echt is er geen uitweg meer In het echt is er geen uitweg meer In het echt is er geen uitweg meer (Louis en figurant komen elk aan een andere kant van het podium staan, de zwerfkinderen (=Josée, Thérèsa, Roza, Juliette en Charlotte) lopen heen en weer tussen de twee mannen) zwerfkinderen Louis/figurant zwerfkinderen
RATS! Eikes! (lopen naar Figurant en bedelen samen:) Alstublieft!
zwerfkinderen Louis/figurant zwerfkinderen
RATS! Eikes! (lopen naar Louis en bedelen samen:) S’il vous plaît!
zwerfkinderen Louis/figurant zwerfkinderen
RATS! Eikes! (lopen naar het publiek en bedelen samen:) Bitte!
zwerfkinderen
RATS!
Licht uit. Iedereen gaat af. Juliette en Thérèsa komen op bij Manneke Pis. Juliette lijkt kreupel en zit nu op een plank met wielen. Haar handen zijn met vodden omwonden omdat haar handen openliggen van zichzelf telkens verder te duwen met haar handen. Thérèsa is een lieflijk, verlegen, charmant en schattig dutske. Ze hebben drie bekers of blikken bij, een balletje en een glazen pot met muntstukken in. Juliette
(rijdt zichzelf op) Dames en heren, waag hier uw kans. (ze schuift met de bekers) Waar zit het balletje? Waar zit het balletje? (kijkt in publiek) Weet u het meneer?
Thérèsa (kijkt naar meneer in publiek) Ooh, meneer, u ziet er zo slim uit. Gokje wagen? Juliette
Proberen, riskeren, dames en heren.
Thérèsa Het kost echt niet veel hoor, meneer. 1 klein Frankske maar. Juliette
Dat is maar een half brood.
Thérèsa En als u wint, meneer? Oh, als u wint... Juliette
Dan wint u de volle pot.
Thérèsa DE VOLLE POT, dames en heren. En hoeveel zit er al in de pot, Juliette? Juliette
15 Frank! En misschien is dat subiet wel voor u. Of voor u? Wie niet waagt, niet wint! 7
Thérèsa Het is poepsimpel. Zeker voor iemand zoals u. Echt niet proberen? (gaat naar man in publiek) Allé, kom. Toe, hé? Thérèsa sleurt man mee op het podium. Juliette
We hebben een kandidaat, dames en heren! (geeft applaus)
Thérèsa (geeft applaus) Oh, dat gij dat durft, meneer. (toont een muntstuk dat ze zogezegd van de man heeft gekregen en steekt het in de pot) Juliette
Let nu heel goed op, dit kan u rijk maken.
Thérèsa Zou dat niet tof zijn. Juliette
Ik steek het balletje in de middelste beker (doet dit en zet de beker ondersteboven tussen de twee andere bekers). Je weet nog waar het balletje zit? Waar zit het balletje?
Man wijst middelste beker aan Thérèsa Oh, (trekt aan de man zodat die zich omdraait) ik voel dat gij gaat winnen, zo slim. Juliette pakt snel het balletje weg als de man niet aan het kijken is omdat Thérèsa hem afleidt Juliette
Concentreer u nu heel goed. (schuift de bekers langzaam door elkaar) Kan je nog volgen?
Thérèsa Nog even en je bent rijk, meneer. Juliette
Ben je nog altijd goed aan het opletten? (schuift de bekers steeds sneller door elkaar) Voilà!
Thérèsa En meneer? Klaar om uw winst te tellen? Juliette en Thérèsa
Waar zit uw balletje?
Man wijst een beker aan Juliette
(pakt beker op, er zit niks onder) Ooh, helaas!
Thérèsa Oh, hoe jammer. Da’s nu echt wel spijtig, ik dacht zo dat gij ging winnen. Een volgende keer misschien? Dames en heren, geef hem nog een groot applaus. (begeleidt man terug naar het publiek, daarna terug tegen Juliette, lachend) Wat een idioot. Juliette
’t Gaat goed vandaag.
Thérèsa Mannen! Zo simpel! Doen we er nog één? Juliette
Wie wil er nog proberen? ’t Is niet moeilijk.
Thérèsa (kijkt in publiek) U misschien, meneer? U ziet er zo slim uit. 8
Moeder komt op, ze maakt een verdwaasde indruk en gaat naar Juliette en Thérèsa. Juliette
(kijkt naar de lucht) Oei, Thérèsa, het is al donker aan het worden.
Thérèsa Merde. We gaan te laat komen (begint haastig alles bijeen te rapen). Ooh, JeanJacques gaat kwaad zijn. Juliette
Jean-Jacques? Puh!
Thérèsa Jaja, doe maar stoer (wil aflopen, maar botst bijna tegen moeder, vol afschuw loopt ze in een boog rond moeder). Juliette
(rijdt tot bij Thérèsa) Nondedekke, met al die kasseien geraak ik niet vooruit. Och, foert (staat recht en pakt rijplank op).
Josée
(op, op vuilnisbelt) Juliette? Thérèsa? Roza? Waar zijn jullie?
Roza
(komt uit vuilnisemmer) Joehoe (trekt grimas).
Josée
Zijn Juliette en Thérèsa nog niet hier?
Roza
‘k Zou ’t niet weten, (grimas) ik zat in de voorraadkamer.
Josée
(al zoekend) Thérèsa? Juliette? Geen spellekes spelen, kom maar tevoorschijn.
Roza
Die weten toch dat ze hier moeten zijn voor ’t donker is?
Josée
Dat ze zich wat voortmaken. Seffes schiet Jean-Jacques weer uit zijn krammen.
Roza
LELIJK WIJF! (schrikt van haar eigen Tourette-syndroom en houdt dan de handen voor de mond)
Josée
(schrikt) Ik kan dat maar niet gewoon geraken.
Roza
Ik kan daar niet aan doen (grimas), dat weete toch?
Josée
Als we ooit eens genoeg geld hebben, dan zullen we met u eens naar meneer doktoor gaan.
Non
(komt op de vuilnisbelt gekropen, ze heeft een tas of zak mee) Dominus vobiscum. (= De Heer zij met u)
Josée
Dag zuster Adelberta.
Roza
Alles goe, zus?
Non
Met mij wel, lief kind, (raakt kin van Roza aan) maar mijn hart doet zeer als ik zie dat jullie nog altijd vertoeven in deze mensonterende sfeer.
Josée
(rolt met ogen) Ja, zuster Adelberta. 9
Non
Waarom komen jullie niet mee naar het klooster? De zusters van het weeshuis zullen jullie met open armen ontvangen.
Josée
Zuster Adelberta, we hebben het daar al over gehad.
Roza
Er gaan te veel verhalen rond over kinderen die verdwijnen.
Non
Er wordt zoveel verteld. “Gij zult niet liegen”, maar helaas is de geest soms zwak.
Roza
(tegen Josée) Wat?
Josée
(tegen Roza) Weet ik veel. (tegen non) Wij leven liever hier, dan dat we niet leven.
Non
Groot gelijk, mijn kind. Het leven moet je eren. Het is een geschenk van God.
Josée en Roza kijken bedenkelijk naar elkaar en rondom hen. Roza
Schoon geschenk.
Non
Maar ik geef jullie zieltjes niet op. Ooit schept God de dag waarop wij voor jullie mogen zorgen. Tot die dag blijf ik bidden voor jullie.
Josée
Allé, merci dan.
Non
(met het vingertje) Maar jullie moeten zelf ook zorg dragen voor je ziel. Hebben jullie je les geleerd?
Josée
(stiekem tegen Roza) Oh, nee.
Non
(terwijl ze een kruisteken maakt) In nomine patris, filii et spiritus sancti, amen. (= In naam van de vader, de zoon en de heilige geest) (gebaart met 1 hand dat Josée en Roza dit moeten nazeggen)
Josée en Roza
(twijfelend, hakkelend, ongeïnteresseerd, Roza trekt grimassen, ze zeggen iets dat erop lijkt) In nomine pati titi spirit sancti.. AMEN!
Non bidt, Josée en Roza prevelen wat mee, “Alleluja” zeggen ze luidkeels na. Non
Ostende nobis, Domine, misericordiam tuam, alleluja (= Toon ons, heer, uw barmhartigheid, alleluja).
Josée en Roza
ALLELUJA!
Non
(reageert verontwaardigd, en gaat dan verder) Et salutare tuum da nobis... (=en schenk ons uw heil)
Roza
LELIJK WIJF!
Non
(schrikt en is verontwaardigd, kijkt naar de hemel met gespreide armen) Heer, sta me bij.
Josée en Roza
(kijken twijfelend naar elkaar en zeggen dan) Amen! 10
Non
(even verontwaardigd, dan:) Ik heb een verrassing mee voor jullie (graait in haar tas).
Josée en Roza zijn benieuwd en hopen op eten. Non
(haalt bijbel boven) Kijk eens hier, mijn waarde zusters.
Josée
Wa-wa is dat?
Non
Voeding voor je ziel. Lees elke dag enkele bladzijden van het nieuwe testament en je zal elke nieuwe dag als herboren beleven.
Roza
Maar ik kan niet lezen.
Non
Niet lezen? (maakt kruisteken) Sancta Madonna. (krijgt ingeving) Josée zal u wel voorlezen. Mag ik daar op rekenen, Josée?
Roza
(wil in de zak van non kijken) Hebt ge nog iets bij?
Non
(trekt zak naar zich) Geduld is een schone deugd, mijn kind. (pakt brood) Alstublieft.
Roza
Dat trekt er al beter op (ritst het brood uit de handen van non).
Non
(weet zich geen houding aan te nemen) Ga jij dat brood broederlijk delen?
Roza
(met mond vol) Geen probleem. Ik heb toch alleen maar zusters.
Josée
Allé, Roza!
Non
En voor u heb ik nog iets extra meegebracht (rommelt in zak). Kijk eens wat ik bij spullenhulp heb gevonden (geeft kleed).
Josée
Oh, schoon, dank u, zuster. (raakt kleed aan) Zo zacht, (ruikt) en proper.
Non
Ik moet helaas alweer huiswaarts keren. Hoor! De plicht roept (houdt hand aan een oor).
Roza
LELIJK WIJF!
Non
(schrikt) Arm kind, zit jij nu nog altijd met die kwade geest? Enkele wisselbaden in ons hospitaal kunnen wonderen verrichten.
Josée
Merci voor het aanbod, maar Roza is voor de rest helemaal in orde.
Roza trekt grimas. Non
Ik zal haar gedenken in mijn gebeden. Dominus vobiscum (wacht op een antwoord dat er niet komt) DOMINUS VOBISCUM.
Josée
Ah ja, et cum ..
Roza
Et cum 11
Non
(zegt voor) Spiritu ..
Josée en Roza
Spiritu ...
Non
Tuo.
Roza
LELIJK WIJF!
Non
(kijkt naar hemel, slaat een kruisteken en gaat af)
Josée
Stopt eens met dat eten. Straks hebben we niks meer voor de rest.
Jean
(op, hij sleurt Charlotte mee) Waar is de rest?
Josée houdt snel kleed achter haar rug, Roza stopt het brood weg. Josée
(houdt kleed achter haar rug) Ah, meester Jean-Jacques, de rest? Weten we niet. De rest zal zo wel komen.
Roza
Ja, die-die weten toch dat ze hier moeten zijn?
Jean
Blijkbaar niet want ze zijn niet hier.
Juliette en Thérèsa komen aangelopen. Thérèsa Zijn we nog op tijd (ziet Jean-Jacques en remt af). Jean
(tegen Juliette) Hebde gij heel dat stuk gelopen?
Juliette
Ja, we waren wat aan de late kant en we zagen dat de zon al ...
Jean
(onderbreekt heel snel) Zijde gij nu helemaal stoem?
Juliette
Ik kon toch niet anders?
Jean
Heeft iemand jullie gezien?
Thérèsa Ik denk het niet. Jean
GIJ “DENKT” HET NIET? Die rijke tisten zijn wel debiel maar niet helemaal achterlijk. (tegen Juliette) Denkte gij dat die morgen nog geloven dat gij kreupel zijt? Hé?
Josée
(wil Juliette helpen) Maar, meester, die rijke mensen kijken ons toch niet aan in ons gezicht.
Jean
MOEIT U NIET! Let gij beter op wat de anderen uitsteken.
Josée
Ja, meester.
12
Jean
En ’t gaat er niet gemakkelijker op worden, want dat hier heb ik gevonden op straat. (gooit Charlotte in de groep). Het heet Charlotte, dacht ik. En kom nu maar op met jullie buit (houdt z’n hoed klaar).
Één voor één gooien ze hun geld in de hoed. Juliette als laatste en dik tegen haar zin. Jean
(tegen Juliette) Is dat al?
Josée
Maar dat valt toch goed mee?
Jean
ZWIJGEN GIJ!
Juliette
Wij doen ons best, hé zeg!
Jean
UW BEST IS NIET GOED GENOEG! Misschien moet ik u echt kreupel slagen, misschien hebben de mensen niet genoeg medelijden met u (zwaait met knuppel).
Thérèsa (komt voor Juliette staan, doet flauw) Geef haar nog een kans. Alstublieft, meester. Jean
(snuift) Wat ruik ik hier?
Juliette
Ge staat op een vuilnisbelt. Dat kan van alles zijn.
Thérèsa snoert Juliette de mond. Jean
Ik ruik brood. Wie heeft hier brood? (gaat iedereen af en ruikt bij iedereen, bij Josée merkt ‘m het kleed op) Wat is dit?
Josée
Da-dat heb ik gevonden op straat.
Jean
Een proper, schoon kleed, zomaar op straat? Voor wat ziede gij mij aan?
Juliette
Dat wilde niet weten.
Thérèsa snoert Juliette de mond. Jean
(naar Juliette) Wat was dat?
Thérèsa Nikske, (herpakt zich en doet flauw) dat was helemaal niks, meester. Jean
Ben ik niet altijd goed voor jullie geweest? Ik breng eten. Ik zorg voor bescherming. DUS IK VERWACHT WEL EEN BEETJE MEER RESPECT.
Roza
LELIJK WIJF! (slaat handen voor haar mond en laat daarbij het brood vallen)
Jean
Een brood! Een kleed! Wat gebeurt hier allemaal? (ziet bijbel liggen, raapt het op en zwaait er mee) IS DIE NON HIER WEER GEWEEST?
(Allemaal tegenlijk:) Roza Thérèsa Juliette Josée
Ja, maar heel efkes. (flauw) Zuster Adelberta? Was de zuster hier? Nee, ik heb dat kleed gevonden. 13
Jean
LIEGT NIE!! (iedereen schuilt achter Josée) Als ik die non hier ooit tegenkom (zwaait met knuppel) ...
Josée
Maar zuster Adelberta heeft het echt wel goed voor met ons.
Jean
EEN NON HEEFT HET NOOIT GOED VOOR! Hebde uzelf al eens goed bekeken? Waarom zou die iets met jullie inzitten?
Roza
Zuster Adelberta geeft ons toch eten?
Jean
IK GEEF JULLIE TOCH AL ETEN? OF WAT IS DIT DAN MISSCHIEN? (laat een brood zien)
Juliette
Ja, amaai, daardoor dat ik zo vetgemest ben.
Jean
WILLEN JULLIE DIK ZIJN? Is het dat wat gijlle wilt? Denkte nu echt dat de mensen nog ene rotte stuiver zouden geven als gijlle daar vet en vadsig over de kasseien rolt? Die non wilt jullie allemaal in de val lokken.
Josée
Nee, zuster Adelberta is anders.
Jean
Natuurlijk. Da’s zeker da. Die pinguïn wilt ulle echt niet wegsteken in het weeshuis.
Josée
Maar die bedoelt dat goed.
Jean
(vliegt uit) GE WEET DAT GE HET DAAR NIET OVERLEEFT! Geen enkel kind komt daar levend naar buiten.
Juliette
Dat zegde gij, gij zegt zoveel.
Thérèsa snoert Juliette de mond. Jean
DURFDE GIJ AAN MIJ TWIJFELEN?
Thérèsa Neenee, dat durft ze niet, meester. Jean
(stroopt z’n mouwen op, Juliette loopt weg, Jean loopt achterna) KOM HIER! Da’k u een les in nederigheid kan geven. BLIJF STAAN! (Juliette kan ontkomen via de zaal, Jean puft uit en roept na:) GA MAAR LOPEN, IK WEET U TOCH TE VINDEN!
Roza
LELIJK WIJF!
Jean
(wijst met knuppel naar Roza) En laat die zottin voor één keer haar stomme smoel houden.
Josée en Thérèsa Ja, meester. Jean
Eigenlijk verdienen jullie dit niet (gooit brood naar de kinderen).
Josée, Thérèsa, Roza
Dank u, meester. 14
Jean
En morgen meer buit, of anders (zwaait met knuppel) ...
Josée
We zullen ons best doen.
Jean
UW BEST IS NIET GOED GENOEG (gaat kwaad af).
Josée, Thérèsa en Roza eten van het brood. Josée kijkt naar Charlotte die wat verderop zit. Josée
Charlotte? Wil je ook een stuk brood?
Roza
Ssst! Dan hebben wij meer.
Thérèsa (terwijl ze heel boertig eet) Roza, alstublieft! Uw manieren! Josée
(gaat naar Charlotte en geeft een stuk brood) Zijde wat geschrokken?
Juliette
(komt voorzichtig op) Is ‘m weg.
Thérèsa Hier sè, onze heldin. Roza
(lachend) Voor een kreupele kunde gij wel hard lopen.
Josée
(tegen Charlotte) Jean-Jacques is gene simpele, maar hij beschermt ons wel.
Juliette
Ik heb toch geen goesting om mij nog lang te laten doen door dat manneke.
Roza
(lachend) Dat hebben we gezien.
Josée
Wilde bij ons komen zitten? (Charlotte gaat mee met Josée naar de anderen)
Thérèsa (tegen Charlotte) En wat is uw specialiteit? Charlotte reageert verlegen en kijkt vragend naar Roza. Roza
Hoe gaat gij bedelen?
Juliette
Thérèsa en ik bedotten de mensen.
Thérèsa (vanuit de hoogte) Ik draai die mannen rond mijn vinger. Josée
En ik zing liedjes. Ik en mijn gitaar.
Roza
Waarom de mensen aan mij geld geven, dat weet ik eigenlijk niet (grimas).
Juliette
(over Charlotte) “Dat” reageert niet echt!
Thérèsa Die is doofstom, dan heeft ze direct een specialiteit. Roza
(roept in de oren van Charlotte+gebaren) ZIJDE GIJ DOOF? DAT IS GOE! DAT BRENGT VEEL OP!
Josée
En ’t is origineel, dat hebben we hier nog niet. 15
Charlotte (stottert) I-ik be-be-ben niet st-stom. Roza
(lacht Charlotte uit) Whaah, belachelijk (grimas).
Josée
Roza!
Thérèsa Stotteren is ook goed. Juliette
Dat is minstens even zielig.
Josée
Vanwaar kom je eigenlijk?
Charlotte (stotterend) Ik weet het niet. Thérèsa Hoe? Ge weet het niet. Charlotte (stotterend) Ik weet niks meer. Juliette
Niks?
Charlotte (stotterend) Alleen dat Jean-Jacques mij meenam. Josée
(uitleggend aan de rest) Geheugenverlies.
Roza
Al een geluk.
Josée
Roza!
Roza
Als die haar levensverhaal had moeten vertellen, dan had dat hier nog lang kunnen duren.
Thérèsa ’t Komt toch altijd op het zelfde neer. We worden geboren als wees en daar is JeanJacques. Einde. Juliette
Behalve voor Josée dan. Die heeft haar moeder nog gekend.
Thérèsa Ja, wauw! Groot verschil: Josée is bij mama, mama dood. Daar is Jean-Jacques. Einde. Josée
Het enige wat ik nog heb, is dit hangertje met haar foto in.
Juliette
Och, Dat vergeeld stuk vod weer (zucht).
Josée
(laat foto aan Charlotte zien) Kijk, Charlotte, dit is mijn moeder en dat ben ik. lijk ik niet op haar?
Thérèsa en Juliette zitten er verveeld bij, ze hebben dit verhaal al dikwijls moeten aanhoren. Roza wil wel naar foto zien en probeert tevergeefs over de schoiuder van Josée mee te kijken. Charlotte (kijkt naar foto maar ziet de gelijkenis niet, stottert) Euh, ja, misschien. 16
Thérèsa Zegt gewoon “ja”, dat doen wij ook altijd. Roza
“Gewoon”? Zo gewoon zal zij dat niet kunnen zeggen (grimas).
Josée
(mijmerend) Als mama nog zou leven, hoe gelukkig zou ik dan niet zijn?
Thérèsa Jaja, steekt dat hangertje maar rap terug weg. Ge hebt chance dat Jean-Jacques dat nog niet ontdekt heeft of ge waart het allang kwijt. Juliette
En wat doen we hiermee (heeft bijbel vast)?
Roza
Josée moet daar uit voorlezen.
Ze schieten allemaal heel luid in de lach. Thérèsa Die non heeft toch gevoel voor humor. Juliette heeft bijbel in brand gestoken. Roza
Oh, maar dat is een goed idee, Juliette.
Thérèsa En zo ne dikke boek, dat kan wel nen tijd fikken. Ze gaan rond het vuurtje zitten om zich te warmen. Josée
(warmt zich) Dat doet deugd, hé Charlotte.
Charlotte (stotterend) I-is er - is er no-nog.. Roza
Zeg het maar, zenne.
Charlotte (stotterend) Is er nog brood? Josée
(geeft een korst) Oei, nog een klein korstje.
Charlotte wil korst eten, maar bedenkt zich. Charlotte (zonder stotteren) Maar kijk toch niet zo. Roza
Euh, wat?
Charlotte (zonder stotteren) Ik mag toch ook iets hebben? Juliette
Alles in orde?
Charlotte (zonder stotteren) Allé, een klein stukje dan. Roza gebaart naar de anderen dat Charlotte zot is, trekt dan een grimas. Charlotte breekt een stuk van haar korst af en geeft die aan haar rat die ergens in haar kleren zit. Thérèsa (mysterie werkt op haar zenuwen) Allé, wat is dat nu weeral? 17
Josée
(kijkt naar rat) Oh, maar gij hebt een ratje bij u?
Charlotte (stotterend) Dat is mijn vriendje, Ciske. Iedereen reageert ontroert, behalve Roza. Roza
Eikes! (grimas)
Josée
(al geeuwend) Het wordt stilaan tijd dat we eens gaan slapen.
Thérèsa, Roza en Juliette morren. Josée
We moeten morgen toch vroeg beginnen? Anders krijgen we nooit genoeg bij elkaar gebedeld.
Juliette
Ik zal morgen de late wel doen.
Josée
En dan ’s avonds weer te laat komen? We gaan nu allemaal slapen.
Charlotte stottert iets. Roza
Oei, er komt weer geluid uit.
Charlotte (stotterend) Waar moet ik slapen? Josée
(geeft kartonnen doos) Hier sè, meiske, uw eigen slaapkamer.
Roza kruipt in haar vuilnisemmer, Thérèsa en Juliette kruipen onder een deken. Josée
Slaapwel, iedereen.
Thérèsa, Roza en Juliette
Slaapwel, Josée.
Charlotte (zonder stotteren) Slaapwel, Ciske. Josée
(kijkt naar foto) Slaapwel, mama.
Licht dimt op de vuilnisbelt, op het plein is er nog nachtlicht. Moeder strompelt daar wat rond. Ze kijkt rond, gaat dan bij Manneke Pis zitten en begint te huilen en gaat dan slapen. MUZIEK Licht gaat uit. Iedereen af behalve moeder. De volgende dag: licht gaat aan. Louis
(op, heeft z’n wandelstok mee, tegen moeder) Hebde gij hier heel de nacht gelegen? Papaa heeft niet graag dat jullie soort hier op onze stoep logeert. Allé, vort! (duwt met stok tegen moeder, moeder blijft zitten). Moet papaa de politie er bij halen?
Moeder
(staat recht) Kan jij me helpen?
Louis
(met afschuw) Ga weg! Ga weg! Ga alstublieft weg! Sjoe, sjoe! 18
Moeder
Alstublieft... (gaat met haar hand in haar zak om foto te nemen)
Louis
(duwt moeder weg met stok) Papaa moet niet hebben van profiteurs. Bol het af!
Louis duwt Moeder weg met stok. Ze gaan samen af. De kinderen komen verspreid op het podium bedelen. Juliette komt van de ene kant aangereden tot aan de andere kant van het podium waar Thérèsa staat. Juliette amuseert zich. Thérèsa (tegen Juliette) Zielig zijn! Juliette
(herpakt zich en trekt een meelijwekkend gezicht).
Roza
Alstublieft. Geld voor een brood (tourette-kreet).
Charlotte (stotterend) Alstublieft. Juliette
Proberen, riskeren, dames en heren.
Thérèsa Oh, meneer, u ziet er zo slim uit. Louis komt op bij Charlotte en Roza Charlotte (stotterend) Meneer, alstublieft, een st-st-st-st... Louis
? Stotteraar?
Charlotte Nee, een st-st-st... Louis
Stank?
Juliette
Waar zit het balletje? Wie heeft hier goede ogen?
Thérèsa Het is echt poepsimpel. (tegen iemand buiten beeld) Oh, meneer, u misschien? Charlotte Nee, st-st-st... Louis
Stront?
Juliette
We hebben een kandidaat, dames en heren!
Thérèsa (geeft applaus) Oh, dat gij dat durft, meneer. Charlotte Nee, st-st-st.. Louis
Jawel, gij zijt stront!
Juliette
(begint te rijden om uiteindelijk buiten beeld te zijn) Doe geen moeite, meneer, wij komen wel naar u.
Thérèsa Oh, meneer, ik vind u zo stoer. (duwt tegen kar van Juliette) Allé, Juliette, laat de mensen zo niet wachten (herpakt zich en lacht naar man, af). 19
Roza
Een stuiver, meneer, ze bedoelt een stuiver.
Louis
Een stuiver? Zijde gijlle zot? Gaat eens werken voor uw geld. Allé, vort, bol het af!
Louis jaagt Roza en Charlotte weg, Josée komt op Louis
Al dat vies volk tegenwoordig. (ziet Josée) Ohw, dat trekt er al meer op (trekt z’n kleren recht en gaat naar Josée).
Josée heeft het nieuwe kleed aan. Ze zoekt een plek om te gaan zitten en om een lied te spelen. Louis pakt een briefje geld. Louis
Wil u mij verexcuseren, jongedame, maar ik denk dat u iets hebt laten vallen.
Josée
(heeft niet direct door dat het tegen haar is) Euh, wat?
Louis
Ik geloof dat dit van u is (zwaait met het briefje geld).
Josée
(wil het graag aannemen, maar bedenkt zich dan) Eh, was ’t maar waar, maar zoveel geld heb ik niet.
Louis
(bekijkt het briefje) Oh, warempel, je hebt gelijk, het is van mij.
Josée
Is heel dat briefje volledig van u? Uw ouders moeten wel heel rijk zijn.
Louis
(snuivend) Dat mag je wel zeggen. Vorige zondag heb ik nog een ballontochtje gemaakt met papaa.
Josée
(onder de indruk) Is dat niet gevaarlijk?
Louis
Natuurlijk wel! Zo’n avontuur is niet voor iedereen weggelegd.
Josée
Dat is ook niet door iedereen te betalen.
Louis
Uw papaa zit zeker niet in de automobielindustrie? Ik dacht het al. Uw ouders geven de voorkeur aan de muzische kunsten.
Josée
(begrijpt het eerst niet goed) ? Ah, mijn gitaar.
Louis
En? Wie is uw privé-muziekleraar?
Josée
Leraar? Ik weet niet, ik doe zomaar iets.
Louis
(lacht haar uit) Muziek kan je toch niet maken op het gevoel?
Josée
Ik doe niet anders.
Louis
Dat kàn toch niet!
Josée
Maar jawel. Zal ik het eens tonen? (stemt gitaar) 20
Louis
Pff, nu ben ik eens curieus.
Josée speelt een integer nummer, Louis geraakt onder de indruk. Moeder komt dichterbij. Louis
Formidabel. (geeft applausje) En dat zonder muziekles? Ik geloof u niet.
Josée
(verlegen) Vonde ’t echt goed?
Moeder
(tegen Josée, ze komt heel dichtbij) Mag ik u iets vragen?
Josée schrikt en zoekt bescherming bij Louis. Louis
Geen paniek. Ik ken mijn wereld. Hier sè, madammeke (geeft moeder het briefje geld, moeder weet er zich geen raad mee).
Josée
(verlegen) Dat is wel heel vrijgevig van u.
Louis
Zeg maar Louis. En u bent...?
Josée
.. Josée.
Louis
Enchantée Josée! (Josée giechelt) Kom je hier dikwijls? Ik heb u nog nooit gezien.
Josée
Dat komt omdat ik normaal gezien ginder zit en (kijkt naar kleed).. euh, nee, ik kom hier niet zo vaak.
Thérèsa, Juliette, Charlotte en Roza komen opgelopen. Juliette
Politie! Maak dat ge weg komt! (rent af)
Roza
(sleept Charlotte mee) Rapper, seffes worden we opgepakt.
Thérèsa (tegen Josée) Blijf hier niet staan, haast u! (wil Josée meesleuren) Louis
(tegen Thérèsa) Wil jij mijn kennis eens met rust laten, rapalje!
Thérèsa Wat? Josée
(tegen Thérèsa) Laat maar.
Louis en Thérèsa Zoals ge wilt. (Louis kijkt een verbaasd naar Thérèsa, Thérèsa rent af). Louis
(verontwaardigd) Als mijn papaa z’n goesting krijgt, dan rijdt binnenkort iedereen in een automobiel. Gedaan met de koetsen en de paarden.
Josée
Iedereen? Wat een absurd idee. (kijkt rond om te zien of de politie nog niet arriveert)
Louis
En dan is er hier geen plaats meer voor dat schorem volk. Overal zullen automobielen rijden.
Josée
(schichtig om zich heen kijkend) Is dat niet een beetje overdreven? 21
Louis
Geen plaats meer voor voetgangers. Waarom zoude ook nog iets te voet doen? Ge hebt dan een automobiel.
Josée
Euh, Louis? Ik moet eigenlijk ook toevallig naar huis.
Louis
(pakt haar hand vast) Zal ik u begeleiden?
Josée
Neenee, dat is niet nodig? Euh, dada (probeert “rijke” groet te doen, loopt af).
Louis
(roept haar na) Kom je morgen ook naar hier? (diepe zucht, ziet dan moeder) Heej, vrouwmens. Zijde hier weer?
Moeder
Kan jij mij echt niet helpen? (heeft het geld nog altijd in haar handen)
Louis
En dat (rits het geld uit haar handen) is van mij. Vuile dief! (af)
Moeder
Maar, ik wou alleen maar ... Wil niemand mij dan helpen? (af)
Juliette komt aan op de vuilnisbelt en vlucht een vuilbak in. Charlotte en Roza op. Charlotte (stottert) We-we ziijn hi-hi-hier... Roza
Ja, natuurlijk zijn we hier (grimas). Waar moeten we anders zijn?
Charlotte (stottert) .. eerst? Roza
.. (roept alsof ze tegen een dove praat) Ja! Zeg het maar, zè. Eerst wat?
Charlotte (stottert) Nee, we zijn hier .. Roza
(wordt ambetant) Ja, dat weet ik.
Charlotte (stottert) ..eerst. Roza
Gij zijt een rare, wiste da? LELIJK WIJF!
Juliette komt plots uit de vuilbak piepen. Juliette
Is de kust veilig?
Charlotte (schrikt, dan tegen rat, niet stotterend) ’t Is nikske, Ciske, het is goed volk. Juliette
Ah, Roza, ik dacht al dat ik u had gehoord.
Roza
Herkende gij mij zo rap? LELIJK WIJF!
Thérèsa (komt opgelopen) Hebben jullie dat gezien? Josée stond daar met nen rijke tist aan te pappen. Juliette
Da ze dieje dan maar goed in ’t zak zet, want ik heb niks.
Roza
Ja, ik ook nie. Ik had amper tijd om zielig te zijn. 22
Thérèsa Merde! Ik heb ook gene rotte centiem. Charlotte Ka-ka.. Roza
(verbaasd) Wa?
Charlotte Ka-ka.. Roza
(verontwaardigd) Zot én vies!
Charlotte .. ka-ka-kan dat kwaad? Thérèsa Gij wilt de Jean echt niet meemaken als wij niks verdiend hebben. Josée komt op, ze zucht verliefd. Ze loopt met haar hoofd in de wolken. Thérèsa Ah, eindelijk. Charlotte (tegen rat) Josée zal wel iet hebben voor Jean-Jacques. Juliette
Iets gekregen van dieje rijke ket?
Josée
(hoort de rest niet, gaat zitten en begint een lied te zingen)
Thérèsa, Roza, Juliette en Charlotte zijn verbaasd. Roza
Maar is iedereen hier nu zot? LELIJK WIJF!
Josée
(heeft ineens door dat het tegen haar is) Oh, hebben jullie dat ook dat alles er ineens zo ... poëtisch uitziet?
Juliette
(gooit net een bananenschil uit haar vuilnisemmer) Wat?
Thérèsa Josée! Zeg dat het niet waar is. Gij zijt toch niet verliefd? Roza, Juliette en Charlotte lachen met Josée Roza en Juliette Josée
Joséeke is verlie-hiefd, Joséeke is verlie-hiefd. (Charlotte stottert mee)
Maar nee? Hoe komde er bij (diepe zucht+ze zingt een liefdeslied).
Thérèsa Josée! Ge maakt u belachelijk! Ik schaam mij in uw plaats. Juliette
(plagerig) En wie is uwe prins?
Roza
In welke vuilbak woont ‘m?
Charlotte Wa-wa-wanneer... Josée
Louis woont niet in een vuilbak. 23
Roza en Juliette herhalen “Louis” op een plagerige toon. Charlotte Ko-komt ‘m.. Thérèsa “Louis” is een rijkeluisjoeng. Charlotte .. na-naar hier? Josée
(paniek) Naar hier? Dieje mag hier nooit komen. Dieje mag niet weten hoe ik woon.
Thérèsa Voilà, het begint al. Juliette
Ge moogt uw eigen niet zijn, maar voor de rest is ’t een perfecte liefde.
Josée
Louis komt uit een heel andere wereld, daar begrijpen ze ons niet zo goed. Maar dat wil toch niet zeggen dat hij daarom slecht is.
Roza
Allemaal zever.
Josée
Hij heeft nog grof geld gegeven aan die rare madam.
Juliette
Die vieze die al nen tijd op ons terrein bij Manneke Pis rondhangt?
Josée
Ik mocht voor hem zingen en hij vond m’n liedje mooi.
Thérèsa Jaja, en hoeveel heeft ‘m er voor gegeven? Josée
(geambeteerd) Niks.
(Allemaal tegelijk:) Thérèsa Ziede wel, ze zijn allemaal hetzelfde. Dikke profiteurs. Juliette Wat heb ik u gezegd? En gij laat u zo gemakkelijk doen, of wa? Roza Ge wilt ons weer niet geloven, maar dieje Louis is niet te vertrouwen. Charlotte (stottert) Dat komt niet goed. Josée
Alstublieft zeg. Zal ’t gaan?
Juliette
Ge hebt weer eens goed met u laten doen!
Thérèsa Dan hebde eens touch bij ne rijke kwiet en dan kunde ’m nog niks afluizen. Jean
(op) Wie heeft er hier luizen?
Iedereen gaat schuilen achter Josée Josée, Thérèsa, Juliette en Roza Jean
Wij, meester.
Waarom zitten jullie thuis?
Charlotte (tegen rat) Sst, ’t komt allemaal goed.
24
Jean
Hebben jullie al genoeg verdiend vandaag, dat gijlle nu al op ulle lui gat kunt gaan zitten?
Josée
Eh, nee, maar ...
Jean
LAAT EENS ZIEN HOEVEEL GE AL HEBT! (gaat met hoed rond)
Thérèsa Merde! We zijn gejost. Julliette Dan hebben we niks, en zelfs dat pakt ‘m van ons af. Jean kijkt boos naar Juliette. Thérèsa snoert Juliettes mond en lacht bekrompen naar Jean. Niemand gooit iets in de hoed, behalve Roza, zij gooit een knop. Jean
Wat is dat? (bestudeert knop)
Roza
Dat is ne knop, ik had die hier gevonden.
Jean
DENKTE GIJ DAT GIJ MET MIJ DE ZOT KUNT HOUDEN?
Jean loopt achter Roza aan, Roza duikt in de vuilnisemmer. Jean
(bonkt met knuppel op vuilnisemmer) Ik laat mij hier niet belachelijk maken!
Charlotte (tegen rat, duidelijk onder de indruk) Hij zal wel weggaan, het zal niet zo lang meer duren. Hij zal wel weggaan. Josée
Alstublieft, meester.
Thérèsa Ge weet toch dat die niet beter weet. Jean
Zij misschien niet, (tegen Josée) maar gij toch wel? Hoe loopte gij er nu bij?
Josée
(bekijkt haar eigen kleedje) Euh, dees?
Jean
Da kleed van die non! Zijde gij zo naar ’t stad gegaan?
Juliette
Gade dat kleed ook afpakken? Ge zoudt er schoon mee staan!
Jean
(vliegt naar Juliette) MET DAT KLEED ZIET ZE ER UIT ALS EEN RIJKELUISTRUT! (tegen Josée) Niet moeilijk dat ge niks hebt verdiend.
Josée
Maar meester, we hebben vandaag gewoon geen tijd gehad.
Thérèsa We waren nog maar net begonnen aan onze ochtendshift of de politie was al daar. Juliette
En waar waarde gij, hé, “meester”? Schone bescherming, amaai.
Jean
DURFDE GIJ AAN MIJ TWIJFELEN? (stroopt z’n mouwen op, Juliette loopt weg, Jean loopt achterna) KOM HIER! HIER, ZEG IK. BLIJF STAAN! (Juliette kan ontkomen via de zaal, Jean roept na:) GA MAAR LOPEN, IK WEET U TOCH TE VINDEN! 25
Roza komt kijken vanuit de vuilnisemmer Charlotte (tegen rat) ’t Is nikske. Het is seffes allemaal voorbij. Seffes is alles voorbij. Jean
Zijde gij tegen uw hand (of schouder) aan het spreken?
Charlotte (stottert) Euh, nee, tegen Ciske (laat rat zien). Jean
LEERT KLAPPEN!
Roza
LELIJK WIJF! (slaat handen voor de mond en duikt terug in de vuilnisemmer)
Jean
(bonkt weer tegen de vuilnisemmer) Gijlle maakt mij nog allemaal zot.
Josée
Neenee, meester. We zullen morgen beter ons best doen.
Jean
UW BEST IS NIET GOED GENOEG! (bonkt nog één keer tegen vuilnisemmer)
Thérèsa Geef ons nog één kans. Jean
Zonder mij zijn jullie nergens. (scheurt kleed van Josée) Voilà! Da’s beter. En vanaf nu is ’t speelkwartier afgelopen. Geen gezever meer! Ik wil grof geld zien.
Josée gaat beteuterd zitten. Thérèsa Ja, meester, maar dat gaat allemaal niet vanzelf. Jean
Oh, jawel. Vanaf morgen geen spellekes meer.
Roza komt weer piepen. Josée
Wat moeten we dan doen, meester?
Jean
PIKKEN!
Roza
LELIJK WIJF!
Jean
(vliegt naar de vuilnisemmer en bonkt er tegen, Roza duikt weg) ZOTINNEN MOETEN HUNNE STOEMME SMOEL DICHT HOUDEN!
Josée
Maar, meester, we kunnen toch niet zomaar beginnen stelen?
Jean
Niet moeilijk doen. Die rijke tisten hebben genoeg.
Thérèsa Maar als de politie ons dan betrapt, ... Jean
ZORGT DAN DAT GE NIET BETRAPT WORDT!
Josée
Maar, meester..
Jean
IS DAT BEGREPEN? 26
Thérèsa en Josée (onderdanig) Ja, meester. Jean
(laat brood zien) Dees hebben jullie vandaag echt niet verdiend.
Jean reikt brood naar Josée en Thérèsa, Roza komt weer piepen. Roza watertandt. Josée
(wil brood aannemen) Dank u, meester.
Jean trekt het brood terug en bijt er zelf in. Hij begint te lachen en al etend gaat hij af. Thérèsa Ooit gaat dieje vent toch eens te ver gaan. Roza
(komt helemaal besmeurd piepen, vol afgrijzen) Zie mij nu. Ik ben vies van m’n eigen (kijkt naar beneden) Oh, een appel (raapt half opgegeten verbruinde appel op en eet er van).
Josée
Heel mijn kleed naar de knoppen. Zo kan ik morgen Louis toch niet onder ogen komen?
Thérèsa Kom toch uit de wolken, alstublieft! Roza
Joséeke is verlie-hiefd, Joséeke is verlie-hiefd. (Charlotte stottert mee)
Non
(op) Dominus vobiscum.
Josée, Roza en Thérèsa
Dag zuster Adelberta.
Non
Wie is hier verliefd?
Roza
(wijst naar Josée) Joséeke is verlie-hiefd (Tourette-kreet).
Non
Oh, heilige maagd Maria (maakt een kruisteken). Zeg dat het niet waar is, mijn kind. Verzet u tegen de vleselijke lusten.
Josée
Da’s allemaal goe. (tegen de rest) Ik begrijp er toch niks van.
Thérèsa Och, zuster, ge moet geen schrik hebben. Het kan toch niks worden. Josée
Wat?
Thérèsa Zo’n rijke snul, die moet toch niks hebben van sukkels als wij. Josée
Louis is anders.
Thérèsa (met veel ongeloof) Jaja. Non
De geest overstijgt aardse bezittingen.
Roza
Dus dan is het toch goed dat ze iets vleselijks gaan doen?
Non
Ah, nee, wacht, ja. Euh, ik weet het niet meer. 27
Josée
(geïrriteerd) Kunnen we er over ophouden, ja?
Non
En wie is dit lieve kind? (gaat naar Charlotte) Hoe heet jij?
Charlotte (verlegen+stottert) Charlotte, mevrouw. Non
Zeg maar zuster Adelberta.
Charlotte (stottert nog erger dan anders) Zuster Adelberta. Non
(weet zich geen houding te geven) Zeg misschien toch maar mevrouw. (tegen de rest) Da’s korter.
Josée
Jean-Jacques heeft Charlotte hier gisteren gedropt.
Non
(tegen Charlotte) Je doet me aan iemand denken. Heb ik u al eens eerder gezien?
Charlotte (verlegen+stotterend) Nee. Roza
(in Charlotte haar oor) Maar misschien wel, maar wete dat niet meer. (heel luid in haar oor) LELIJK WIJF! (Charlotte trekt zich weg).
Josée
Het arm schaap heeft geheugenverlies.
Non
En vertel eens, lief kind. Heeft Josée u al uit de bijbel voorgelezen?
Charlotte knipt verlegen “nee”, de rest reageert ongemakkelijk. Thérèsa Eh, nee, daar hebben we nog geen tijd voor gehad. Non
Dan is het misschien nu de ideale moment. (kijkt in het rond) Waar is ‘m?
Josée
Euh, wie?
Non
De bijbel, natuurlijk.
Thérèsa Euh, in het nachtkastje? Non
(ziet verbrandde restanten van de bijbel en schrikt) JEZUS CHRISTUS! HEILIGE MARIA! VADER JOZEF! (maakt kruisteken, pakt restanten op) WAT IS HIER GEBEURD!
Iedereen praat door elkaar, op het einde roept Roza “LELIJK WIJF”. Non
Dit is verschrikkelijk. Dit is zo belangrijk voor jullie ziel. Maar niet getreurd. Ik breng jullie eerdaags wel een nieuwe bijbel.
Josée
(ongemakkelijk) Dank u, zuster Adelberta.
Juliette
(op) Is Jean-Jacques weg? 28
Thérèsa Ja, hij is weg, “heldin”. Non
(tegen Juliette) Arm kind, ik zie de angst nog in uw ogen.
Juliette
Schrik? Ikke? Ha, ik ben gaan lopen omdat ik ‘m geen zeer wou doen.
Thérèsa Pff, ja, vooral! Non
Waarom geven jullie mij en mijn medezusters geen kans? Laat ons toch voor jullie zorgen?
Josée
Zuster, niet opnieuw, hé!
Non
Ik zal blijven bidden tot jullie tot inkeer zijn gekomen. (grijpt in zak en haalt een homp brood boven)
Roza wil het brood pakken. Non
(trekt brood terug) Eerst danken we God voor deze rijkelijke spijzen.
Thérèsa “Rijkelijk”. Non
(terwijl ze een kruisteken maakt) In nomine patris, filii et spiritus sancti, amen.
Iedereen zegt gebed stuntelig mee. Enkel “Alleluja” komt er heel enthousiast uit. Non
Ostende nobis, Domine, misericordiam tuam, alleluja (= Toon ons, heer, uw barmhartigheid, alleluja).
Roza pakt het brood en bijt erin, de rest vliegt ook op het brood. Ze kibbelen. Non
(probeert gebed af te maken) Et salutare tuum da nobis... (geeft het op) Heer, sta me bij.
Josée
We zijn uitgehongerd, zuster.
Juliette
We zullen de heer wel danken als onze honger weg is.
Thérèsa Roza, sloeker! Josée pakt brood van Roza af. Iedereen is bijna aan het vechten. Non
Lieve kinderen, ik ga nu heen. Dominus vobiscum (wacht op een antwoord dat er niet komt) DOMINUS VOBISCUM. (kijkt naar hemel, slaat een kruisteken en gaat af)
Josée
NEE, ROZA! We gaan dit eerlijk verdelen (verdeelt brood).
Roza
Maar als ik nu meer honger heb dan jullie?
Charlotte (als ze haar stuk brood heeft gekregen, tegen rat, niet stotterend) Kijk eens Ciske. Als wij dit nu ook eens eerlijk zouden verdelen? Jij de helft en ik de helft. (geeft een stuk aan de rat) Eet smakelijk, Ciske (wil stuk brood in haar mond stoppen). 29
Roza
LELIJK WIJF!
Charlotte gooit van ’t verschieten haar brood weg, ze gaat er naar op zoek. Thérèsa Moeten wij nu morgen echt beginnen pikken? Josée
Ik weet het niet, maar we moeten toch iets doen, anders is Jean-Jacques weer niet te genieten.
Thérèsa Och, dieje vent, hé! (doet alsof ze zijn nek omwringt) Juliette
Dat manneke werkt al nen tijd op mijn zenuwen.
Josée
Doe nu maar gewoon wat ‘m vraagt.
Juliette
En het klooster?
Josée
Dat vertrouw ik niet.
Thérèsa Omdat Jean-Jacques daar van alle rare dingen over verteld? Josée
(geïrriteerd) Ik wil dat risico toch niet nemen.
Charlotte Ah, daar ligt m’n brood (kruipt naar het brood). Ciske, nee! Kom terug! Dat is van mij! Maar allé... (rat eet brood op) Juliette
(tegen Josée) Gade gij morgen nog naar dieje rijke kwiet?
Roza
Joséeke is verlie-hie..
Thérèsa geeft Roza een duw omdat ze het kinderachtig gedoe beu is. Josée
Louis? Ik kan ‘m zo (verwijzend naar haar kleed) toch niet onder de ogen komen?
Thérèsa Wacht efkes (ze scheurt nog meer van het kleed zodat het een mini-rok-versie wordt). Ziet eens? Het is zelfs beter nu. Roza
Wow, sexy!
Josée
Da’s toch veel te kort? Ik voel me zo bloot.
Thérèsa Da’s geen rok meer, da’s een “mini”-rok. Juliette
Pff (lachend) Mini-rok. Hoe verzint ge ’t?
Josée
Maar zie nu, ge kunt mijn billen bijna zien.
Charlotte (stotterend) ’t Valt .. Roza
Oei, we zijn weer vertrokken. 30
Charlotte (stotterend) ... wel mee. Roza
Doe dan toch zo (gebaart met hand “uitmuntend” door haar duim omhoog te steken), gaat dat niet rapper?
Thérèsa Roza! ’t Is allang goe! Josée
(naar Charlotte) Heb jij wel genoeg gegeten? Ik heb nog een stuk brood als je wilt (reikt Charlotte het brood aan).
Charlotte (pakt het brood verlegen aan en stottert) Merci. Roza
LELIJK WIJF!
Charlotte (gooit het brood weer weg van het verschieten en zucht moedeloos) Licht uit MUZIEK Charlotte, Roza, Juliette, Thérèsa en Josée gaan slapen. Nachtlicht gaat aan. Moeder verschijnt en inspecteert de kinderen alsof ze naar iemand op zoek is. Roza
(snurkt terwijl ze LELIJK WIJF roept)
Thérèsa (wordt wakker) Ooh, Roza, stop met snurken (gooit iets naar Roza). Roza
Hé, wat?
Thérèsa (ziet moeder en begint te gillen) Iedereen wordt één voor één wakker en gilt mee. Moeder
Ik wil jullie echt niks doen, ik wil alleen (gaat dichter naar Josée)...
Josée begint weer te gillen en iedereen gilt mee. Moeder duikt verschrikt achteruit. Josée
Ga weg, ga alstublieft weg.
Thérèsa Gaat ergens anders spoken. Roza
LELIJK WIJF! LELIJK WIJF!
Moeder
Maar, maar (wil weer dichterbij komen) ...
Iedereen gilt weer. Moeder druipt dan maar af. Thérèsa Was me dat verschieten. Charlotte (tegen rat, niet stotterend) ’t Is nikske. Alleen een verdwaalde madam. Josée
Die kwam ineens zo dichtbij. 31
Roza
Alles in orde?
Josée
Wat moet dat mens van ons?
Juliette
En waar is Jean-Jacques nu? Waar betalen we hem nog voor?
Thérèsa Ik wil het mij nu niet aantrekken, ik ga terug slapen. Slaapwel. Iedereen zegt twijfelend “slaapwel”, Charlotte zegt dit al stotterend en ze eindigt veel later dan de rest. Iedereen gaat terug slapen. Enkel Josée blijft nog rechtop zitten om te bekomen. Ze kalmeert en grijpt naar haar hangertje. Josée
(terwijl ze naar de foto kijkt) Slaapwel, mama (gaat slapen).
Licht uit Roza
(snurkt terwijl ze LELIJK WIJF roept)
MUZIEK PAUZE
Roza, Juliette en Charlotte komen op op het plein. Figurant staat te wachten op iets. Hij kijkt regelmatig op z’n zakhorloge. De drie staan te bedisselen wie als eerste gaat stelen. Uiteindelijk raapt Juliette drie strootjes op. Één voor één trekken ze een strootje bij Juliette. Roza trekt het kortste. Ze protesteert even, maar de rest duwt haar in de richting van de rijke man. Net op het moment dat ze de geldbeugel uit zijn achterzak wil nemen, roept ze “LELIJK WIJF”. Ze slaat haar hand voor haar mond. De man grijpt naar z’n achterbroekzak en kijkt verschrikt om. Roza wijst naar iemand in het publiek. Man
(tegen publiek) Waarde gij dat? Wat dachten wij te doen?
Roza steelt ondertussen de geldbeugel. De rest staat zonder geluid aan te moedigen. Man
Past op, hé man! Ik houd u in het oog. (keert zich naar Roza) Merci, meiske. Dat verdient wel een kleine beloning (grijpt naar z’n achterbroekzak en ontdekt dat z’n geld weg is).
Roza
LELIJK WIJF!
De rest panikeert ook en samen slaan ze op de vlucht. De man loopt hen mee achterna tot ze af zijn. Josée en Thérèsa komen op op het plein. 32
Thérèsa En gij gelooft echt dat hij vandaag naar hier gaat komen? Josée
Hij riep toch zoiets in den aard naar mij?
Thérèsa (bedenkelijk) Hij riep dat? Josée
Toen ik wegliep.
Thérèsa En wat hebt gij dan gezegd? Josée
Euh, niks.
Thérèsa (ironisch) Dat wordt hier ne schone rendez-vous. Josée
Heb nu toch eens wat gevoel voor romantiek.
Thérèsa Romantiek? Hier wat staan koekeloeren als apen in de dierentuin, en voor wa? Josée
Voor een gelukkige toekomst.
Thérèsa Voor ne kwiebel dieje niet komt opdagen. Louis verschijnt. Thérèsa (herpakt zich en begint flauw te doen) Oh, Louis. Louis
(tegen Josée) Is dat een kennis van u?
Josée
Euh, ja, een beetje zo, allé.
Thérèsa (speelt haar typische spelletje) Oh, Louis, dat gij dat zo direct door hebt. Gij zijt zo slim (raakt Louis aan en wilt in zijn zakken zoeken naar geld om te stelen). Louis
Excuseert u mij?
Josée
Thérèsa, AF!
Thérèsa (verontschuldigend) Eh, beroepsmisvorming. (ongemakkelijk moment) Ik zal jullie dan maar alleen laten, zeker? Louis en Josée
GRAAG!
Thérèsa Allé, tot nog es, hé (af). Louis
(kijkt haar na) Is zij niet één van die bedelende wezen hier?
Josée
(trekt Louis meer naar zich om z’n aandacht af te leiden) Eh, nee, zij zal er hard op lijken (kijkt naar Louis, diepe zucht).
Ze kijken alle twee wat verlegen naar elkaar en ze zuchten. Louis
Mooi kleedje heb je aan. 33
Josée
(giechelt) Oh, dank u.
Louis
Van dezelfde couturier als dat van gisteren?
Josée
Euh, kweenie.
Louis
’t Is in dezelfde stijl, enkel wat korter (tilt rok van Josée wat op met z’n stok).
Josée
(trekt rok terug naar beneden, giechelt verlegen) Louis!
Louis
Mijn excuses voor mijn vrijpostig gedrag.
Josée
Oh, gij zegt dat zo schoon... Wat wilt dat zeggen?
Louis
Lieve Josée, ook al ken ik u nog maar één dag, toch hebt ge mij al helemaal in vervoering gebracht.
Josée
Oh (lacht verlegen) ... (begrijpt het weer niet) Wat?
Louis
Ik moet u iets bekennen. Ik denk de hele tijd aan u.
Josée
Dat is wederzijds, Louis. Ik keek er al heel de dag naar uit om u terug te zien.
Hun monden gaan dichter naar elkaar. Josée
(net als ze bijna kussen) Wacht! (legt wijsvinger op lippen van Louis)
Louis
(teleurgesteld en half onverstaanbaar) Waarom?
Josée
Ik ken u nog maar één dag...
Louis
Ik u toch ook?
Josée
... en toch voel ik dat ik u kan vertrouwen.
Louis
Gij kunt mij zeker vertrouwen.
Josée
Daarom wil ik u eerst ook iets bekennen. Ik wil zijn wie ik ben.
Louis
Maar als ge mij kust dan kunde toch ook zijn wie ge zijt? (wil kussen)
Josée
Ge begrijpt me niet.
Louis
Nee, da’s waar, maar dat maakt toch niet uit? (wil kussen)
Roza
LELIJK WIJF!
Charlotte (volgt Roza, stottert) Dat blijft toch raar. Roza
Pff, ge zijt zelf raar. 34
Juliette volgt op haar karretje Louis
(vliegt uit tegen Roza en Charlotte) Kunnen jullie niet ergens anders nutteloos zijn? Ge verstoort hier juist zo’n schoon moment.
Josée
(trekt hem terug aan z’n arm) Louis, laat hen. Dat wou ik u net vertellen, ...
Louis
(wrikt zich los) Maar nee, dat volk heeft het recht niet om hier rond te hangen.
Josée
Wat?
Roza
En waarom (grimas) niet?
Louis
Volgens papaa zijn jullie de parasieten van onze maatschappij. Er zijn toch weeshuizen om jullie in weg te steken?
Josée
Louis, kom, dit is niet tof meer.
Louis
Ik weet dat uw familie wel tolerant zal zijn en meeleeft met dit schoremvolk, maar ge moet toch toegeven ze geen enkel nut hebben?
Juliette
Ach zo, “meneer” voelt zich beter dan de rest?
Louis
(tegen Juliette) Jullie lopen alleen maar in de weg en verpesten het straatbeeld. Papaa is er niet mee gediend.
Josée
(kan tranen amper bedwingen) Ik dacht echt dat gij anders waart (loopt huilend weg).
Louis
Hoe? Wat heb ik verkeerd gezegd?
Roza
Ja, manneke (grimas). Gij hebt het schoon verbrod.
Louis
(gedraagt zich als een klein kind) Jullie hebben het verbrod. Alles ging goed tot jullie zich er mee gingen moeien.
Charlotte (stotterend) Dikke pech. Juliette
Nu zal ’t nog eens aan ons liggen.
Louis
(gefrustreerd, bijna jankend) Onder m’n ogen uit.
Roza en Charlotte rennen weg, Juliette rijdt af. Louis
Verdomme, hé! (weet niet waar ‘m naartoe wilt)
Thérèsa (op) Is Josée niet meer bij u? Louis
(begint te huilen als een klein kind) Neeee! (huilt uit op schouder van Thérèsa)
Thérèsa (verbaasd) Euh, goed, ik kom duidelijk op het verkeerde moment. (duwt ‘m van haar af) Wat is er gebeurd? 35
Louis
Wat is er gebeurd? Ik weet niet wat er gebeurd is. Alles ging goed en toen was ze weg. Het ging zo goehoehoe (uithuilen)...
Thérèsa Hoe “weg”? Zomaar? Zonder een reden? Louis
Jaah! Vlak nadat er drie bedelmeiskes ons hadden lastiggevallen?
Thérèsa Bedelmeiskes? Louis
Ge weet wel, van dat uitschot. Papaa zegt altijd “niksnutten”.
Thérèsa (op haar tenen getrapt) Goeiendag verder (wil weggaan). Louis
Maar wat gebeurt er toch? Waarom wil iedereen mij verlaten?
Thérèsa (zucht, komt terug) Hebde dat nu echt niet door? Louis
Neeeeeh (wil weer wenen).
Thérèsa (tegen zichzelf, richting publiek, ironisch) Josée heeft de hoofdvogel afgeschoten. Jongens, toch! Louis
(wenend) Wa?
Thérèsa Luistert es, bleetsmoel. Gedraagt u eens als een man (geeft hem een klets in het gezicht). Louis
(Louis voelt aan de zere wang, maar houdt z’n tranen in) Maar AUW.
Thérèsa En doe niet zo kleinzerig (geeft nog een klets). Hebt ge niet een klein vermoeden waarom Josée er vandoor is? Louis
Neeeh! Ik zal waarschijnlijk niks voor haar betekenen.
Thérèsa (zucht, tegen zichzelf) Jawel, (Louis trekt zich weg omdat ‘m nog een klets verwacht) ik begrijp ook niet goed waarom, maar: jawel. (tegen Louis) Hebde mij al eens goed bekeken? Louis
Ge ziet er uit als een slons. Precies ook zo’n bedeljoeng.
Thérèsa Begint ‘m te vallen, uwe centiem? Louis
(ziet ineens het licht) Ooh, gij zijt ook zo’n waardeloos schepsel!
Thérèsa (op haar tenen getrapt) Goeiendag verder (wil weggaan). Louis
Nee, wacht, ik meende dat zo niet... (denkt even na) Ik meende dat eigenlijk wel.
Thérèsa SIMPELE VENT! Gij zijt Josée echt niet waart! Louis
Zeg zoiets niet, dat kwetst. (theatraal, naar voor) Josée is de vrouw van mijn leven. 36
Thérèsa Amaai, de vrouw van uw leven nog wel. Goh goh, en hoe lang kende haar nu al, ne volledige dag? Louis
Jaaah, ik moet haar voor mij terugwinnen. Wat heb ik toch verkeerd gedaan?
Thérèsa Oh, man! Echt jong! DEBIEL! (geeft hem een klets) Waarom - en denk nu voor één keer eens een klein beetje na - waarom zou zo’n “bedeljoeng” als ik goed met haar bevriend zijn? Louis
... Ik weet nie? Josée komt uit een artistieke familie, die doen al eens raar volgens papaa.
Thérèsa (verliest haar geduld) JOSÉE HEEFT GEEN FAMILIE. JOSÉE WOONT SAMEN MET ONS OP EEN VUILNISBELT. Louis
Allé nu, waarom doet die nu zoiets?
Thérèsa (verliest nog meer haar geduld) OMDAT ZIJ OOK EEN BEDELJOENG IS (geeft klets). Louis
(staat met verstomming geslagen, denkt even na) Oei, dan heb ik Josée misschien beledigd.
Thérèsa (sarcastisch) Héhé, we zijn er. Dat was een moeilijke, hé? O-oh, dat deed zeer. Louis
(voelt aan z’n wang) Maar op een vuilnisbelt. Waarom doet die dat?
Thérèsa WIJ KIEZEN DAAR ECHT NIET ZELF VOOR! Louis
Papaa zegt nochtans ...
Thérèsa Papaa, papaa, .. en wat denkte gij zelf? Louis
Ikke? Denken? Oei. (begint te denken)
Thérèsa (pakt met handen haar gezicht vast, ze ziet het niet meer zitten) Oh, nee! (herpakt zich, wil Louis weer een klets geven) Moet ik u een beetje helpen? Louis
(met veel angst) NEE NEE! ’t Zal wel lukken. Volgens papaa heb ik wél een eigen mening. Oh, ik moet het goedmaken met Josée.
Thérèsa Bon chance! Louis
Ik zal haar zeggen dat zij anders is.
Thérèsa Anders dan wie? Louis
Anders dan dat vuil volk. (Thérèsa geeft hem weer een klets) Maar AUW!
Thérèsa GIJ HEBT GEWOON GELUK GEHAD DAT GIJ MET UW LUI GAT IN DE BOTER ZIJT GEVALLEN! 37
Louis kijkt naar z’n achterwerk en voelt of er boter aan hangt. Op de vuilnisbelt komen Charlotte en Roza op. Roza heeft ergens een boterham gevonden en is er van aan het eten. Thérèsa WAT ZOUDE GIJ ZIJN ZONDER PAPAA? Louis
(denkt weer even na, ziet dan het licht) Oh, dan woonde ik op een vuilnisbelt.
Charlotte kijkt meelijwekkend naar Roza. Roza wil eerst de boterham niet delen. Thérèsa Gefeliciteerd. Uw twee hersencellen hebben een connectie gemaakt. Louis
Merci voor deze wijze levensles. Ik kan niet wachten om het te zeggen tegen Josée.
Thérèsa steekt haar hand uit met de bedoeling dat Louis haar geld geeft. Roza geeft een stuk boterham aan Charlotte. Charlotte geeft een stukje aan haar rat. Louis
Oei, euh, wat is er?
Thérèsa Zo’n “wijze levensles” is u toch wel wat waart, geloof ik. Louis
Ah, ja, moment (pakt wat kleingeld en geeft het aan Thérèsa). En nog eens merci (af).
Thérèsa telt het geld en laat merken dat ze content is, daarna gaat ze af. Josée komt op de vuilnisbelt op. Ze gaat zitten en huilt. Ze pakt haar gitaar en speelt een mistroostig lied. Charlotte port Roza en ze wijst naar Josée. Roza haalt haar schouders op en eet rustig verder. Charlotte gaat naar Josée. Charlotte (stottert) Alles goed? Josée
Nee, niet alles goed (huilt uit bij Charlotte, Charlotte kijkt naar Roza, Roza gebaart dat ze er niks mee te maken wilt hebben).
Josée
Jean-Jacques had weer maar eens gelijk. Jean-Jacques heeft altijd gelijk. Die rijke luizen zijn allemaal verdorven.
Charlotte (stottert) Kalmeert effe. Eet een stukske. Roza? Roza
(met volle mond, verontwaardigd) Maar dat is mijne boterham.
Charlotte Allé? Roza
Ik heb die eerlijk gevonden tussen het brood voor de duiven.
Josée
Wat maakt het uit, ik krijg toch geen hap door mijn keel.
Roza
Voilà, iedereen content (eet verder).
Josée
Louis leek eerst zo’n lieve, charmante jongen, ik voel me zo slecht. Wat moet ik nu doen?
Charlotte heeft geen antwoord, ze haalt haar schouders op en kijkt naar Roza. 38
Roza
LELIJK WIJF!
Non
(op) Dominus Vobiscum. Wat een mooie, glorieuze dag.
Josée begint nog harder te huilen. Non
(naar Josée) Arm kind. Ik begrijp uw verdriet. Maar treur niet langer. Morgen zal ik u een nieuwe bijbel geven.
Charlotte (stottert) Dat is het.. Roza
... probleem niet.
Charlotte (stottert) ’t Is niks gewor... Roza
... geworden met Louis. (tegen Charlotte, fier) Ziet eens, ik begin u te verstaan, hé.
Non
(meelevend) Heb jij liefdesverdriet?
Josée
Ja, zuster.
Non
(enthousiast) God zij dank!
Josée
Zuster?
Non
Nu kan de duivel u niet meer verleiden om toe te geven aan de vleselijke lusten.
Roza
Oh, maar er zijn nog mannen genoeg over om dat te doen.
Non
Sancta Madonna (slaat kruisteken)!
Jean
(op) WAT DOET DAT ZWART SPOOK HIER (=non)?
Josée, Charlotte en Roza duiken weg achter non. Non
Vergiffenis heer, ik kom met goede bedoelingen.
Jean
DE BEDOELINGEN VAN EEN NON ZIJN NOOIT GOED!
Josée
Neem me niet kwalijk, meester, maar zuster Adelberta ...
Jean
ZUSTER BERTA WIL JULLIE VAN MIJ AFPAKKEN, ZOALS ALLE NONNEN. Is het niet waar misschien? (dreigend dichter bij non) IS HET NIET WAAR MISSCHIEN?
Non
Het weeshuis zou toch veel beter zijn voor deze arme kinderen ...
Jean
HET IS NIET OMDAT IK IETS VRAAG DAT GIJ MOET ANTWOORDEN, PREUTSE TRUT!
Charlotte (tegen rat, niet stotterend) ’t Is nikske, Ciske, ge moet niet bang zijn. 39
Non
Ik wou alleen Josée spreken vandaag...
Jean
.. om haar naar het klooster te lokken.
Non
Bwah, “lokken” heeft zo’n slechte bijklank, meneer.
Jean
GIJ HEBT ECHT NIET DOOR WANNEER GIJ MOET ZWIJGEN, hé zuster seut! “Slechte bijklank”! Ik zal u eens laten horen wat slechte bijklank is! (pakt gitaar van Josée en slaat ze stuk tegen de grond)
Josée
Nee!
Roza
LELIJK WIJF! LELIJK WIJF!
Jean
En telkens als ik merk dat gij hier geweest zijt met uw verderfelijke zaligheid, dan zullen de kinderen er voor moeten boeten.
Juliette
(komt aangereden, heeft niet direct door dat Jean-Jacques er is) De volgende keer loop ik terug, dat gaat rapper.
Jean
WATTE! Hebde nu weer niet onthouden wa’k u gezegd heb?
Juliette
Jawel, meester, maar...
Jean
Niks te maren, ik moet precies echt uw knieën over slagen (gitaar in de aanslag).
Juliette
(gilt, en grijpt naar haar knieën) Neenee, meester, ik zal braaf zijn.
Non
Vergeef het haar, heer.
Jean
Ik moet zeker kunnen zijn. Kom hier (gaat naar Juliette met knuppel).
Josée
Meester, doe het niet!
Jean-Jacques wil Juliette een slag geven, maar Juliette loopt weg. Jean
(Juliette kan ontkomen via de zaal, Jean puft uit en roept na) GA MAAR LOPEN, IK WEET U TOCH TE VINDEN!
Charlotte (niet stotterend) CISKE! Nee, blijf hier (wil naar rat kruipen).. Jean
Is die rat van u?
Charlotte (stotterend) Ja, meester. Jean
LEERT KLAPPEN (slaat met gitaar de rat dood, gooit daarna gitaar weg)
Charlotte (gilt) CISKE!!! Non
Heer, u bent een monster. Ik zal niet rusten totdat ik deze kinderen in veiligheid heb gebracht. 40
Jean
Zoude niet beter uw eigen in veiligheid brengen (dreigt met knuppel)?
Non
Maar, heer ...
Jean
HOOR IK U NOG?
Non
(druipt af) Josée, kom straks naar het klooster. Het is heel belangrijk.
Josée
Zuster Adelberta, alstublieft. U maakt het alleen maar erger.
Non
Dominus vobiscum.
Jean
(dreigt non met knuppel) Subiet nen dominus waar het geen deugd zal doen!
Non gilt, wilt vertrekken, draait zich nog even om en maakt een kruisteken in de richting van Jean-Jacques. Jean-Jacques komt dichterbij en de non zet het op een lopen. Ze loopt bijna tegen Thérèsa. Thérèsa (met geld in haar hand) Zuster? Zo gehaast? Non rent verder weg terwijl ze een kruisteken maakt. Thérèsa (komt bij de rest) Wat is hier ge.. (ziet Jean-Jacques), merde! Jean
Ah, toch iemand die overuren wilt maken. Neemt daar liever een voorbeeld aan.
Thérèsa (flauw) Oh, merci, meester. Jean
Gij merci (pakt geld af van Thérèsa). En morgen zal ik jullie eens komen inspecteren op de werkvloer. Gedaan met lanterfanten. Is dat begrepen?
Charlotte, Josée en Roza Jean
(bedeesd) Ja, meester.
IS DAT BEGREPEN?
Charlotte, Josée en Roza
(luider) Ja, meester.
Jean gaat grommelend af. De rest blijft verslagen achter. Josée pakt haar kapotte gitaar. Charlotte zit beteuterd voor zich uit te kijken. Juliette
(op) Is ‘m weg?
Josée
(terwijl ze haar gitaar bekijkt) Zo erg heb ik hem nog nooit meegemaakt.
Charlotte (snikkend) Ciske! Roza
Hij had niet eens eten mee voor ons (gaat eten zoeken in de vuilbak).
Juliette
Schone beschermer. Ferm! Ik pik het niet langer.
Thérèsa Kan iemand mij vertellen wat er gebeurd is? 41
Josée
Het was wel een beetje onze eigen schuld. Ge weet dat ‘m niet graag heeft dat we met nonnen praten.
Juliette
Ah nee, want die hebben het wel goed met ons voor.
Josée
Nee, Juliette, hij wil ons gewoon beschermen. Ge weet dat die weeshuizen niet veilig zijn.
Juliette
Dat zegt hij. Ik heb schoon genoeg van zijn verhaaltjes.
Roza
(verschijnt uit vuilnisemmer met iets eetbaars) Joepie! Toch nog iets gevonden.
Thérèsa Maar wat is er gebeurd? Josée
Het waait wel over.
Juliette
Ik ga daar niet meer op zitten wachten. Ik ga m’n kansen ergens anders wagen (wilt weggaan).
Thérèsa Waar ga je naartoe? Juliette
Naar het klooster, waar anders (gaat af via zaal).
Josée
Nee, Juliette. Blijf hier. Alstublieft.
Roza
Alleen de schimmel er een beetje afkrabben ...
Charlotte (stotterend) Ik mis Ciske. Thérèsa (verliest geduld) Kan iemand mij nu eindelijk eens vertellen wat er gebeurd is? Licht uit. MUZIEK Licht half aan op het plein. Een werkman plakt een poster tegen de muur met de foto van Charlotte en het woord “vermist” op. Charlotte, Thérèsa, Roza en Josée komen op en gaan beteuterd zitten bedelen. Licht volledig aan. Roza schuift met de drie bekers. Thérèsa assisteert Roza. Charlotte zit ergens verdrietig te zijn. Josée zit vrij centraal stil te bedelen. Roza
(zonder enthousiasme) Kom dat zien, kom dat zien. Waar zit het balletje?
Thérèsa (dik tegen haar zin) Misschien is dit wel iets voor u? Of voor u? Roza
Of voor u?
Charlotte Ciske! (snikt) Louis
(gooit geld in het schoteltje van Josée)
Josée
Dankuwel, merci. 42
Louis
Graag gedaan, .. Josée.
Josée
(kijkt op) Oh, Louis.
Louis
(verlegen) Josée.
Josée
(verlegen) Louis.
Thérèsa (kijkt naar Josée en Louis) Mannekes, ziet dat nu af! Dat wilt dan kokeneten spelen. Louis
Euh, Josée?
Josée
Ja, Louis?
Thérèsa ZEGT DAN TOCH WAT GE TE ZEGGEN HEBT! Mannen! Roza
Laat ‘m doen. (grimas) Zolang ‘m geld geeft...
Louis
Josée, ik weet niet goed hoe ik moet beginnen. Al die tijd dat we elkaar kennen..
Josée
Al twee dagen.
Louis
...kan ik alleen maar aan u denken.
Josée
Ik heb echt geen geld, Louis. Hoe kan het dan iets worden tussen ons?
Louis
(twijfelend) Geld is niet het belangrijkste?
Thérèsa (tegen Roza) Nee, maar het is wel gemakkelijk. Josée
Ineens van gedachten veranderd? Of zegde maar wat ge denkt dat ik wil dat ge zegt.
Thérèsa Oei, ne moeilijke zin. Gaat ‘m dat begrepen hebben? Het blijft ne vent. Louis
Euh, excuseer.
Thérèsa rolt eens met haar ogen. Josée
En wat gaat “papaa” zeggen? Gaat “papaa” mij zomaar aanvaarden?
Louis
Euh, ik weet niet.
Josée
En mijn vrienden?
Louis
Ah, gij wilt daar contact mee houden?
Josée
Louis, alstemblieft!
Louis
Het is ook allemaal nieuw voor mij, geef me toch een kans.
Josée
(ziet affiche van Charlotte) Wat is dat (gaat naar affiche en scheurt die van muur)? 43
Louis
Gewoon een affiche. Hoezo?
Josée
(schenkt Louis geen aandacht, ze raakt overstuur) Thérèsa, Roza, Charlotte. (ze gaat naar voor, naar de rest)
Roza
Heeft Louis weer stom gedaan?
Thérèsa (enthousiast) Zal ‘k ‘m een klets geven? Josée
(weet niet waarover Thérèsa het heeft) Eh? Nee, dat is het niet, zie (laat affiche zien).
Louis
(komt ook dichterbij) Hebben jullie nog nooit een affiche gezien?
Thérèsa Ma! (geeft Louis een klets, pakt affiche en houdt die naast Charlotte) Louis
Hé? Gij lijkt daar sprekend op.
Thérèsa Dat IS Charlotte. Leeghoofd (geeft Louis een klets). Louis
(beteuterd, voelend aan zere wang) Maar stopt daar toch eens mee.
Charlotte (stotterend) Wat staat er? Josée
(geeft affiche aan Louis, verlegen) Euh, Louis, kan jij lezen?
Louis
Natuurlijk. Gij niet?
Thérèsa LEES! (wil weer een klets geven) Louis
(leest voor) Vermist. Sinds vrijdag 16 februari 1900 is Charlotte Pierkens spoorloos verdwenen. Iedere burger die haar sindsdien nog gezien heeft, wordt verzocht de politie of haar ouders te verwittigen.
Thérèsa, Roza en Josée Haar ouders? Juliette komt op langs achter, non en moeder volgen iets later. Josée
Hoor je dat Charlotte? Jij bent geen wees.
Juliette
Gade nu eindelijk geloven dat Jean-Jacques niet te vertrouwen is?
Josée
Maar misschien weet Jean-Jacques hier niks van?
Thérèsa Charlotte heeft geheugenverlies, dus wat moest Jean-Jacques dan denken. Juliette
Ongelofelijk!
Roza
Was’t plezant in’t klooster?
Juliette
‘k Heb voor ’t eerst in een bed geslapen. 44
De rest is onder de indruk. Juliette
En ik heb warm gegeten.
Roza
(teleurgesteld) Maar ge hebt niks voor ons meegebracht.
Thérèsa En ge komt toch maar weer schoon terug naar ons. Juliette
Ja, maar ik blijf niet. Wij komen eigenlijk voor Josée.
Non
(op, samen met moeder) Dominus vobiscum!
Thérèsa Pas op! Die rare is daar! (duikt achter Josée) Charlotte (vlucht achter Josée, stottert) Ikke nie! Non
Vrees niet, kinderen!
Louis
Zuster. Waarom breng jij die vrouw naar hier?
Josée
(paniek) Die volgt ons overal.
Roza
En die heeft ons al eens goed doen verschieten.
Juliette
ZWIJGEN ALLEMAAL EN LUISTEREN.
De rest zwijgt van ’t verschieten, dit hadden ze niet verwacht van Juliette. Non
Maar eerst: dominus vobiscum (wacht op antwoord). DOMINUS VOBISCUM.
Juliette
Niet nu, zuster.
Non
Ah, eh, goed. Deze vrouw kwam enkele dagen geleden bij ons aangestrompeld.
Juliette
En het is een hele lieve vrouw.
Thérèsa Maar ’t is een rare. Non
Mevrouw is al enkele jaren op de dool.
Thérèsa Ziede’t? Een rare! Juliette
Ze was al die tijd op zoek.
Josée
Op zoek naar wat?
Roza
Naar ons eten?
Moeder
(verward, verlegen, verstrooid, dichter naar Josée) Nee.
Roza
WHAAH! Het spreekt! 45
Moeder
(heel geëmotioneerd tegen Josée) Naar u.
Josée
Naar mij?
Louis
Wat heeft Josée u misdaan?
Moeder pakt een hangertje dat identiek is aan dat van Josée. Ze opent het hangertje en laat de twee foto’s zien. Het zijn dezelfde als die dat Josée heeft. Josée begrijpt het eerst niet zo goed. Het wordt ijzig stil. Josée
(bijna snikkend) Mama?
Moeder
Josée, ik heb u zo gemist.
Josée
Mamaa!
Josée vliegt in de armen van moeder. Daarna trekken ze zich alle twee terug. Josée en moeder Eik, gij stink. ... maar gij ook. (ze pakken elkaar terug vast) Thérèsa Euh, uitleg, alstublieft! Non
Mevrouw is haar dochter al jaren kwijt nadat hun huis is afgebrand.
Moeder
Ik was in coma geraakt en pas maanden later werd ik wakker.
Josée
Jean-Jacques zei altijd dat gij in de brand zijt gebleven.
Moeder
Dat dacht iedereen ook van u. Maar ik ben blijven geloven dat jij nog leefde.
Jean
(op) Hier wordt weer niet hard gewerkt!
Niemand zegt iets, iedereen kijkt kwaad naar Jean-Jacques. Jean
Ik moet precies mijne knuppel nog eens bovenhalen.
Josée
Wist gij dat Charlotte nog ouders heeft?
Jean
DURFDE GIJ AAN MIJ TWIJFELEN?
Non
Heer, ze bedoelt dat niet...
Jean
Och gottekes, de kopvod is hier ook. KOMDE U WEER MOEIEN?
Louis
Maar meneer, waarom zo agressief?
Jean
(tegen Josée) HOORT DIEJE SNOTNEUS BIJ U?
Louis duikt van schrik weg. Josée
(verliest geduld) Wist gij dat Charlotte nog ouders heeft? 46
Jean
(weet niet goed hoe hij er moet op reageren, ontwijkt de vraag) Zijde daar nu weer met uw ambetante vragen. Ik zal er eens wat respect inkloppen (wil Josée met knuppel slaan).
Moeder
(grijpt knuppel) NEE!
Jean
(begint te koken) En wie is dees scharminkel?
Josée
Dat, Jean-Jacques, is mijn mama.
Jean heeft door dat ‘m gezien is. Louis
En ook Charlotte (laat affiche zien) heeft nog een papaa en mamaa.
Jean
Die-die snotneus moet zijne smoel houden.
Louis duikt van schrik weg. Juliette
Dieje moet juist niks!
Thérèsa Gij zit vol leugens. Roza
Én ge hebt wéér geen eten bij voor ons.
Charlotte (stottert) Waar is mama? Jean
(tegen moeder) En hoe wist gij dat Josée nog leefde?
Moeder
Een moeder geeft nooit op.
Jean
(voelt zich in het nauw gedreven, venijnig tegen moeder) Ik had nog veel harder op uwe kop moeten kloppen, net als bij Charlotte.
Iedereen reageert geschokt. Josée
WAT? BARBAAR! (ze kan zich niet meer houden en vliegt naar Jean-Jacques)
MUZIEK START Moeder
(snelt Josée ter hulp) Blijf van mijn kind!
Iedereen valt Jean-Jacques aan. Op muziek - spannende versie van “We zitten in de rats” gaat het gevecht verder. Louis pookt van in de verte met zijn stok. Koor
(=op band, gezongen) We zitten in de rats
Non
(gezongen) Heer, vergeef ons onze strijd (ontwijkt een klap of stoot)
Koor
(gezongen) We zitten in de rats
Non
(gezongen) Laat ons bidden, dat helpt altijd (begint te bidden) 47
Charlotte vliegt over de grond tot bij non. Non schrikt. Charlotte vliegt terug op Jean-Jacques. Koor
Maar hoe ik ook probeer Hoe ik smeek, oh, lieve Heer In het echt is er geen uitweg meer
Muziek laait op. Non probeert overal wat tussen te komen. Koor
We zitten in de rats
Non
Wees genadig, alsjeblief
Koor
We zitten in de rats
Non
(pakt bijbel vast en krijgt een ingeving) Heer, vergeef mij preventief
Koor
In het echt is er geen uitweg meer (X2)
Uiteindelijk staat non apart en Jean-Jacques wordt in haar richting gedwongen. Non klopt hem bewusteloos met de bijbel op zijn hoofd. Iedereen juicht en is positief verbaasd voor de non. Non geeft bewusteloze Jean-Jacques nog een natrap. Non
Kinderen, doe dit nooit na. (denkt even na) En zeg ook niks tegen Moeder-overste.
Josée
(tegen moeder) Moet ik nu niet meer buiten slapen?
Moeder
Ik woon voorlopig bij uw tante, maar jij bent daar meer dan welkom.
Thérèsa (kijkt naar Jean-Jacques die terug wakker wordt) PAS OP! Hij leeft nog! Roza
LELIJK WIJF!
Jean
Waar ben ik? Wat is er gebeurd? Wie zijn jullie? ... Wie ben ik?
Charlotte (zonder stotteren) Dat doet vies hé? Zo niks meer weten. Jean
(paniek) Wat gebeurt er met mij?
Josée, Charlotte, Roza, Thérèsa, Juliette en koor Geheugenverlies! Non
(tegen Jean-Jacques) Enkele wisselbaden zullen u deugd doen (grijpt Jean-Jacques bij de kraag en neemt ‘m mee, wilt af gaan).
Roza en Charlotte porren Thérèsa aan om non aan te spreken. Thérèsa Euh, zuster? Mogen wij nog altijd mee naar het klooster? Juliette
Geloven jullie eindelijk dat het klooster veilig is!
Non
De deur van ons klooster staat voor iedereen open. En met u (tegen Charlotte) gaan we straks al naar de politie. 48
Thérèsa, Roza, Charlotte en Josée Non
Dank u, zuster Adelberta.
Dominus vobiscum.
Thérèsa, Roza, Charlotte, Josée en Juliette Et cum Spiritu tuo. Louis
(tegen Josée) Zal ik u ooit terugzien?
Josée
Louis, onnozelaar. Natuurlijk. Morgen al. Op school.
Non
Sancta Madonna! (maakt kruisteken) Gemengde klassen! Dat dat er maar nooit van komt!
Louis
(uit de hoogte) Ik krijg trouwens toch privé-les, (herpakt zich) maar soit, ik zal u opwachten aan de schoolpoort.
Moeder
Héla, wel braaf zijn.
Josée
Och, mama (omhelst moeder).
MUZIEK START Iedereen (zingt) We zaten in de rats Die miserie is gedaan We zaten in de rats Vanaf nu zal ‘t beter gaan Ik was een bedelaar Maar mijn dromen worden waar Vanaf nu zal het veel beter gaan (X3)
EINDE
49