Studiewijzer 2015-2016
STUDIEWIJZER Versie: 2015-2016 | C Laatste wijziging: 14/1/2016
Evangelische Theologische Academie (ETA) - Opleiding Bachelor Theologie – - Opleiding Bijbelse Theologie - Opleiding Gemeente Werk - Opleiding Missionair Werk -
Evangelisch Pastoraal Studiecentrum (EPS) - Opleiding Pastorale Hulpverlening –
3
Studiewijzer 2015-2016
INHOUDSOPGAVE DEEL 1: ALGEMENE INFORMATIE ............................................. 6 1
Inleiding ............................................................................ 7 1.1 Welkom! ............................................................................... 7 1.2 Introductie Evangelisch College ............................................ 7 1.3 Gebruik van de Studiewijzer .................................................. 8
2
Hoe studeren? ................................................................... 9 2.1 Inleiding ................................................................................ 9 2.2 Praktische tips ....................................................................... 9 2.3 De Bijbeltalen: Hebreeuws en Grieks ................................... 11 2.4 Welke Bijbel kan ik het beste gebruiken? ............................ 11 2.5 De theologische basisbibliotheek ........................................ 13 BIJLAGE: Boeken aanschaffen ...................................................... 14
3
Schriftelijke en mondelinge opdrachten ......................... 16 3.1 Inleiding .............................................................................. 16 3.2 Leesverklaring ..................................................................... 16 3.3 Boekverslag / samenvatting ................................................ 17 3.4 Reflectieverslag ................................................................... 18 3.5 Recensie .............................................................................. 19 3.6 Exegetisch werkstuk ............................................................ 21 3.7 Artikel of essay .................................................................... 25 3.8 Onderzoek doen ................................................................. 26 3.9 Schrijven ............................................................................. 30 3.10 Richtlijnen presentatie schriftelijke opdrachten .................... 30 3.11 Documentatie ...................................................................... 38 3.12 Mondelinge opdrachten ...................................................... 47
4
Studiereglement .............................................................. 50 4.1 Bereikbaarheid en communicatie ......................................... 50 4.2 Studiebegeleiding en studieadvies ...................................... 53 4.3 Evaluaties ............................................................................ 54 4.4 Diplomering en certificering ................................................ 54 4.5 Absentie .............................................................................. 55 4.6 Fraude (plagiaat; spieken e.d.) ............................................. 55 4.7 Klachtenreglement .............................................................. 57 4.8 Geloofsbelijdenis en geloofsleven ....................................... 58 4.9 Opleidingsovereenkomst .................................................... 58 4.10 Financiële zaken .................................................................. 58
4
Studiewijzer 2015-2016
4.11 Mutaties .............................................................................. 60
DEEL 2: OPLEIDINGSINFORMATIE .......................................... 61 5
Opleiding Bachelor Theologie/ Bijbelse Theologie / Gemeente Werk ............................................................... 62 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Inleiding .............................................................................. 62 Curriculum Bachelor Theologie ............................................ 63 Curriculum Bijbelse theologie .............................................. 68 Curriculum Gemeente Werk ................................................ 68 Tentamens, opdrachten en herkansingen (deeltijdonderwijs) .............................................................. 70 5.6 Tentamens, opdrachten en herkansingen (gestructureerd afstandsonderwijs) .............................................................. 75 5.7 Opleidingsreglementen ....................................................... 78
6
Opleiding Missionair Werk ............................................. 83 6.1 Curriculum ........................................................................... 83 6.2 Tentamens, opdrachten en herkansingen ............................ 85 6.3 Opleidingsreglementen ....................................................... 88
7
Opleiding Pastorale Hulpverlening ................................. 91 7.1 Curriculum ........................................................................... 91 7.2 Tentamens, opdrachten en herkansingen ............................ 92 7.3 Opleidingsreglementen ....................................................... 95
8
Afzonderlijke vakken ...................................................... 98 8.1 Afstandsonderwijs (niet gestructureerd) .............................. 98 8.2 Reparatietraject ................................................................. 101 8.3 Reparatietraject-op-maat ................................................... 103
BIJLAGEN ..............................................................................104 Bijlage 1: Checklist werkstuk ..................................................... 105 Bijlage 2: Voorbeeld van een werkstuk ...................................... 106
5
Studiewijzer 2015-2016
DEEL 1: ALGEMENE INFORMATIE
6
Studiewijzer 2015-2016
1 INLEIDING 1.1 WELKOM! Wij heten u graag hartelijk welkom als nieuwe student. We zijn u erkentelijk dat u onze school (ETA of EPS) hebt uitgekozen voor uw studie en we hopen dat hetgeen we u aanbieden ruimschoots aan uw verwachtingen zal voldoen. Het kennismakingsmateriaal dat u nu leest, is bedoeld om u als student wegwijs te maken in de verschillende facetten van uw studie. De naam ‘Studiewijzer’ is dan ook doelbewust gekozen: - het materiaal informeert u over de aard van uw studie; - het materiaal informeert u over de inhoud en werkwijze van de studie; - het materiaal informeert u hoe op een ‘wijze’ manier te studeren. Wat betreft deze studiehandleiding vertrouwen we erop, dat u hiermee genoeg informatie krijgt aangereikt om als student goed te kunnen functioneren en zoveel mogelijk rendement uit uw studie te halen. Natuurlijk kunnen er toch nog vragen zijn, waarop we u geen antwoord hebben gegeven. In dit geval nodigen we u uit contact met ons te zoeken, telefonisch (078-6190037) of per e-mail (
[email protected]).
1.2 INTRODUCTIE EVANGELISCH COLLEGE 1.2.1 HISTORISCHE ACHTERGROND Het Evangelisch College bestaat sinds 1 september 2011 en is ontstaan uit een fusie van stichting Evangelische Theologische Academie 1984) en stichting Evangelische Bijbel Scholen (1972). Door deze krachtenbundeling is er een organisatie ontstaan die zich door middel van een veelzijdig studieaanbod inzet voor gedegen Bijbel(getrouw)onderwijs in heel Nederland. De volgende scholen maken hier onderdeel van uit: -
Evangelische Theologische Academie (ETA) Verzorgt theologisch onderwijs op HBO-niveau via deeltijd- en afstandsonderwijs.
-
Evangelisch Pastoraal Studiecentrum (EPS) Verzorgt onderwijs op HBO-niveau voor het opleiden en toerusten van pastoraal werkers.
-
Evangelische Toerusting School (ETS) Verzorgt een 4-jarige Bijbelcursus op ruim 55 cursuslocaties in Nederland.
Hoewel het om een nieuwe organisatie gaat, bestaan de aangeboden opleidingen al vele jaren.
7
Studiewijzer 2015-2016
1.2.2 EVANGELISCHE IDENTITEIT Het Evangelisch College is een interkerkelijk opleidingsinstituut dat zich situeert binnen het grote geheel van de evangelische beweging en heeft als vertrekpunt het belijden van het geloof in Jezus Christus als de Zoon van God en de daaruit voortkomende erkenning van Hem als Verlosser en als Heer van ons leven. De Bijbel, het door de Heilige Geest geïnspireerde Woord van God, vormt de basis voor ons onderwijs. Wie kiest voor een opleiding bij het Evangelisch College, kiest bewust voor een opleiding vanuit evangelische identiteit, waarbij studenten en cursisten toegerust en geïnspireerd worden tot een leven dat gericht is op het navolgen van Christus. Het Evangelisch College heeft haar evangelische identiteit nader uitgewerkt in een Identiteitsdocument, welke te raadplegen is op de website.
1.3 GEBRUIK VAN DE STUDIEWIJZER Deze Studiewijzer is geschreven voor studenten van de ETA en het EPS en bestaat uit de volgende gedeelten. Het geheel bestaat uit twee delen: een algemeen deel en een deel met opleidingsspecifieke informatie. Deel 1: Algemene informatie
In hoofdstuk 2 worden praktische tips gegeven over hoe te studeren. Welke maatregelen kunt u nemen om in de beperkte tijd die men veelal heeft voor de studie, zo optimaal mogelijk te studeren? Daarnaast wordt ingegaan op het gebruik van de Bijbel en worden enkele suggesties gedaan ten aanzien van theologische literatuur. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een bijlage waarin enkele adressen staan waar u theologische literatuur kunt verkrijgen. Het derde hoofdstuk is van bijzonder belang. Het overgrote deel geeft uitgebreid informatie over hoe uw werkstukken eruit moeten. De voorschriften voor de werkstukken zijn bindend voor de student. Bestudeer daarom dit gedeelte met extra aandacht, zodat u de opdrachten behorend bij de studie perfect kunt uitvoeren. Het hoofdstuk wordt afgesloten met enkele richtlijnen voor mondelinge opdrachten (presentaties). Hoofdstuk vier besteed aandacht aan enkele ‘huishoudelijke regels’. Wat kan de student van de school verwachten en vise versa; kortom, hoe gaan we met elkaar om?
Deel 2: Opleidingsinformatie
In deel 2 vindt u specifieke informatie over de opleidingen Bachelor Theologie, Missionair Werk en Pastorale Hulpverlening. Tevens wordt aandacht geschonken aan de modus ‘afzonderlijke vakken’, voor diegenen die niet een gehele opleiding, maar wel enkele vakken daaruit willen volgen. De Studiewijzer sluit af met een drietal bijlagen: - de checklist behorende bij de werkstukken. - een voorbeeldwerkstuk; - insteekkaartjes voor de studiemodulen, met hierbij een gebruikstoelichting.
8
Studiewijzer 2015-2016
2 HOE STUDEREN? 2.1 INLEIDING Studeren is geen gemakkelijke opgave, en al helemaal niet in deeltijd. Oorzaak hiervan is onder meer dat u er tijd, energie, concentratie, en dergelijke voor nodig hebt. Tevens ontbreekt de structuur van het reguliere schoolleven. Anders gezegd, met uw keuze voor deeltijd- of afstandsonderwijs hebt u er ook voor gekozen om binnen uw eigen leefomgeving een eigen studiestructuur te creëren. Omdat we weten dat dit niet altijd even gemakkelijk is, geven we u in dit gedeelte van de Studiewijzer enige praktische tips. Toepassing hiervan in uw eigen privéleven kan u helpen om uw studie tot een succesvolle onderneming te maken.
2.2 PRAKTISCHE TIPS Tip 1: Grenzen stellen
Over het algemeen zijn mensen in de westerse samenleving drukbezette mensen. Hieraan liggen allerlei oorzaken ten grondslag. Het betekent in de praktijk dat uw leven wordt beïnvloed door een veelheid aan externe factoren zoals post, e-mail, mobiele telefoon, fax, radio, tv, magazines, huisgenoten, buren, familie, vrienden. Veel christenen zijn daarbij ook nog eens actief in de kerkelijke gemeente. Anderen doen op deze wijze, direct of indirect, een beroep op u en op uw tijd. Op zich is hier niets mis mee, maar het gevolg is wel dat, indien u aan al deze signalen van buitenaf geen grenzen stelt, u weinig of geen tijd zult overhouden om datgene te doen wat u belangrijk vindt, namelijk: STUDEREN. Om te bereiken dat u wél gelegenheid hebt om te studeren, is het verstandig om grenzen te stellen. Dit kunt u doen door duidelijk te maken (aan anderen
en aan uzelf!)) wanneer u wél en wanneer u niet voor andere zaken dan studie beschikbaar bent. Op deze wijze creëert u tijd en gelegenheid om daadwerkelijk aan de studie te kunnen gaan. Het maken van een tijdsplanning kan hierbij goede diensten bewijzen. Tip 2: Ruimte maken
Zojuist hebben we gesproken over het zorgdragen voor tijd en gelegenheid, over het maken van ruimte in uw tijdsbesteding. In deze paragraaf geven we u het advies ook een andersoortige ruimte te maken, namelijk een eigen studieruimte; een eigen plaats waar u rustig, ongestoord kunt studeren. We hebben het dan over een plaats waar anderen niet gemakkelijk uw aandacht kunnen opeisen; waar bel, telefoon e.d. u niet hinderen, maar waar u zich volledig op uw studie kunt richten. Deze studiewerkplaats hoeft niet groot te zijn, maar wel goed verlicht onder meer omdat u veel zult moeten lezen. Probeer ook de verleiding te weerstaan gedurende het studeren regelmatig uw e-mail te checken. Als het niet mogelijk is een dergelijke ruimte in uw eigen huis te vinden, zijn er misschien andere plaaatsen waar u wél terecht kunt, bijvoorbeeld in een bibliotheek, een ruimte in uw kerkgebouw, een (zolder-)kamer bij
9
Studiewijzer 2015-2016
vrienden, kennissen, buren die weten dat u op dat moment niet voor de gezelligheid komt, maar komt om te studeren. Tip 3: Regelmaat inbouwen
Studeren vraagt tijd, tijd die er vaak niet is. Belangrijk te weten is echter, dat het bij studie niet zozeer gaat om lange perioden van studeren, maar dat het vooral gaat om regelmaat. Als u lange tijd achter elkaar studeert, zal het vermogen om de stof op te nemen afnemen. Op deze wijze studeert u niet effectief. Wanneer u echter met een duidelijke regelmaat een afgebakende periode ongestoord studeert (bijvoorbeeld anderhalf uur), dan bereikt u in die periode meer dan wanneer u onregelmatig een hele dag zit te studeren.
Tip 4: Stel doelen
In plaats van zomaar te gaan zitten en 'in het wilde weg' te gaan studeren, bevordert u een efficiënte studietijd door uzelf doelen te stellen: wat wil ik in deze twee uur doen? Zeker in het begin van uw studie zult u niet altijd even goed kunnen inschatten hoeveel tijd u waarvoor nodig hebt. Maar gedurende de studie zult u dit steeds beter kunnen, waardoor ook de voldoening zal toenemen, omdat u een gesteld doel hebt verwezenlijkt.
Tip5: Maak een planning
Zodra u weet wat u voor welk vak moet doen, kan het helpen uw werkzaamheden tot aan de tentamendatum in te plannen. Op deze wijze weet u precies wat u wanneer moet doen om alles op tijd gereed en bestudeerd te hebben. Tevens houdt u op deze wijze het overzicht en voorkomt u onnodige stress.
Tip 6: Motivatie opschrijven
Toen u het Aanmeldingsformulier naar de ETA of het EPS toestuurde, had u hiervoor een reden. U had kennelijk een beeld voor ogen waarom u wilde studeren. Vaak zijn er meerdere redenen waarom iemand besluit te gaan studeren. Verlangen naar persoonlijke geloofsopbouw, behoefte hebben aan verdieping in het geloofsleven, bepaalde taken in de kerk/gemeente beter willen uitvoeren, zijn hiervan enkele voorbeelden. We geven u het advies uw persoonlijke motivatie duidelijk op papier te zetten en dit document zodanig ergens te plaatsen dat u er steeds aan herinnerd wordt waarom u wilt studeren. Op deze wijze voorkomt u dat er allerlei andere, ongetwijfeld belangrijke zaken u spoedig van uw studie zullen gaan afhouden. En ook wanneer de studie weleens wat minder gaat dan u zou willen, is een dergelijk document een houvast om vol te houden.
Tip 7: Anderen erbij betrekken
In de voorgaande paragrafen is gesproken over tijd vrijmaken, een studieplaats creëren, regelmatig studeren, uw motivatie helder maken, etc. Door deze dingen te doen, zal er ongetwijfeld het een en ander veranderen in uw leven. Zo zult u bijvoorbeeld niet langer meer voor alles en iedereen beschikbaar zijn en zo nu en dan gaat u zich terugtrekken voor studie. Om deze reden is het goed anderen duidelijk te maken waar u mee bezig bent. Men zal - als het goed is - uw beslissing om te willen studeren ten minste respecteren en op grond hiervan u niet willen storen op het moment dat u studeert. Tevens zal men meer begrip kunnen opbrengen in geval u 'nee' zegt tegen een bepaald verzoek waar u vroeger
10
Studiewijzer 2015-2016
wellicht 'ja' tegen gezegd zou hebben. Anderen betrekken bij uw studie kan ook betekenen dat u iemand vraagt om samen met u de studie te gaan doen. Ervaring leert, dat wanneer men samen (of zelfs met meerderen) studeert, men nog meer gemotiveerd is om de studie op goede wijze ter hand te nemen. Tip 8: Biddend studeren
Bovenstaande tips zijn praktisch van aard en bedoeld om uw studie een serieuze plaats in uw leven te geven. De achtste tip is vooral geestelijk van aard. Theologie studeren is ten diepste bezig zijn met “de dingen die boven zijn” (Col.3:1). Om dit goed te kunnen doen, is de zegen van God onontbeerlijk. Vandaar dat gebed om wijsheid, om inzicht, om concentratie, om rust, van groot belang is. Breng daarom uw studie regelmatig in gebed bij de Heer, opdat u Zijn zegen bij de studie zult mogen ervaren. Ook kan elke studiesessie worden begonnen met gebed. Op deze wijze zullen ook anderen gezegend gaan worden door datgene wat u door uw studie hebt kunnen leren. Zo wordt God door uw studie geëerd. De Here
zegene uw studie-arbeid!
2.3 DE BIJBELTALEN: HEBREEUWS EN GRIEKS De studie van Hebreeuws en Grieks behoort bij de opleiding Bachelor Theologie (ETA) tot de zogenaamde inleidende vakken. Door deze talen vanaf het begin van de studie te bestuderen, kunt u er reeds gedurende de studie plezier aan beleven. Zo kunt u bijvoorbeeld bij een exegese opdracht naar de grondtekst gaan, om te bezien welke vertaling het beste aansluit bij de oorspronkelijke betekenis. Over het algemeen vindt men het bestuderen van de grondtalen van de Bijbel niet zo gemakkelijk. Er bestaat echter een gouden studieregel voor het bestuderen van deze talen die de student goed kan helpen de talen op prettige wijze meester te worden: niet te lang studeren en met grote regelmaat. Door zo de studie te doen, elke dag een beperkte tijd (bijvoorbeeld maximaal een uur), wordt de taal geleidelijk aan eigen gemaakt, zonder dat dit extra inspanning hoeft te vragen.
2.4 WELKE BIJBEL KAN IK HET BESTE GEBRUIKEN? Door elke Bijbelvertaling heen (hoe ‘vrij’ deze misschien ook is) klinkt het Woord van God. In dat opzicht hoeft de ene vertaling niet voor de ander onder te doen. Bepalend is echter de doelstelling waarvoor een bepaalde vertaling wordt aangewend. Gaat het om evangelisatie onder mensen die weinig tot niets van de Schrift weten, of richten we ons op stevige Bijbels-theologische studies? Aangezien de aangeboden opleidingen zich primair op laatstgenoemde richten, is de vraag naar hiervoor geschikte Bijbelvertalingen nodig en verantwoord. Uiteraard is elke vertaling, hoe goed ook, een vertaling, een benadering en interpretatie van de grondtekst. (Vandaar dat de ETA aandacht schenkt aan de studie van Hebreeuws en Grieks.) Hoe nuttig het kunnen raadplegen van de grondtekst ook is, in de praktijk zal door zowel de student als in het alledaagse
11
Studiewijzer 2015-2016
kerkelijk verband gebruik worden gemaakt van een Bijbelvertaling. Welke vertalingen komen hiervoor in aanmerking? Als vuistregel mag gelden dat een goede ‘studiebijbel’ zo getrouwelijk mogelijk de grondtekst weergeeft. Dit is echter een rekbaar begrip. Toch kunnen enkele vertalingen worden aangewezen die geschikt zijn voor dergelijke studiedoeleinden, te weten: -
(Herziene) Statenvertaling ((H)SV), Naardense Bijbel (NB), Nieuwe Vertaling NBG 1951 (NBG), Telos vertaling (alleen Nieuwe Testament beschikbaar), Willibrordvertaling 1995 (WV).
Het grote voordeel van de SV en de NB is dat deze (op hun eigen wijze) nauwgezet de grondtekst volgen. Nadeel van de SV is dat de voor het Nieuwe Testament gebruikte Griekse tekst aanwijsbaar van mindere kwaliteit is dan welke is gebruikt voor modernere vertalingen (ook bij de HSV wordt hierin geen wijziging aangebracht). De WV is momenteel misschien wel het beste voorbeeld van een vertaling waarin trouw aan de brontekst samen gaat met een verwoording in hedendaags Nederlands. Vertalingen die verder af staan van de grondtekst zijn: -
Nieuwe Bijbelvertaling 2002 (NBV), Groot Nieuws Bijbel 1996 (GNB), Het Boek.
Deze vertalingen hebben zeker hun waarde - vooral om de grote lijnen te ontdekken in grotere teksteenheden - maar het is niet verstandig deze te gebruiken als uitgangspunt voor (detail) studie. Daarvoor staan deze vertalingen te ver van de grondtekst af, Het Boek nog het meest (de herziene versie uit 2008 is overigens een stuk beter dan de oudere versies). Als het gaat om de kwaliteit van vertalingen kan zich de vraag aandienen welke vertaling de beste is. Hierover kunnen we kort zijn: de beste vertaling bestaat niet. Wel zijn er vele goede vertalingen en (helaas) ook enkele minder goede. Het verdient daarom aanbeveling meerdere vertalingen naast elkaar te gebruiken (zowel Nederlandse als anderstalige). Aangezien er bij het vertalen vaak keuzes moeten worden gemaakt, levert het gebruik van meerdere vertalingen naast elkaar vaak een beter inzicht in de betekenisschakeringen van bepaalde woorden. Tegelijkertijd wordt vaak snel duidelijk waar de grondtekst vertaalproblemen of onduidelijkheden oplevert: de vertalingen zullen hier duidelijk van elkaar afwijken. Tegenwoordig bestaat er uitstekende bijbelsoftware, waaronder het professionele programma Bibleworks en Logos, waarin zowel de grondteksten als een grote hoeveelheid aan Nederlandse en buitenlandse vertalingen zijn opgenomen. De aanschaf is prijzig, maar zal de studie zeker bevorderen.
12
Studiewijzer 2015-2016 In de studiemodule Bijbelstudiemethoden worden bovengenoemde vertalingen uitgebreider besproken.
2.5 DE THEOLOGISCHE BASISBIBLIOTHEEK Jaarlijks komen er vele honderden theologische boeken op de markt en het is vrijwel ondoenlijk om van dit alles op de hoogte te blijven, laat staan gelezen te hebben. Vandaar dat we de student een handreiking willen doen welke boeken ons inziens voor de studie goed bruikbaar zijn en zo goed mogelijk passen bij het (evangelisch) theologisch klimaat van het Evangelisch College. U treft deze boekenhandreiking aan op het Studentenplaza. Ook in de studiemodule Inleiding in de Theologie wordt aandacht geschonken aan basisliteratuur en wordt tevens aandacht geschonken aan het opzetten van een eigen theologische bibliotheek.
13
Studiewijzer 2015-2016
BIJLAGE: BOEKEN AANSCHAFFEN Voor het verkrijgen van boeken die gebruikt dienen te worden bij de studie kan men onder meer terecht bij plaatselijke en regionale bibliotheken, universiteitsbibliotheken (zoals in Utrecht, Amsterdam, Leiden, Groningen, Kampen), de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, of bij de bibliotheek van het Tyndale Theological Seminary in Badhoevedorp. Natuurlijk zou men ook kunnen informeren in hoeverre familieleden of (leidinggevende) gemeenteleden in bezit zijn van de desbetreffende literatuur. Wil de student zelf tot aanschaf van boeken, multimedia producten e.d. overgaan, dan kan gebruik gemaakt worden van bijvoorbeeld de volgende websites en adressen.
WEBSITES www.abebooks.com www.alibris.com www.amazon.com www.amazon.de (geen verzendkosten!) www.antiqbook.com www.bol.com www.boekwinkeltjes.nl www.bookdepository.com (geen verzendkosten!) www.christianbook.com www.eurobuch.com
BOEKHANDELS Antiquariaat Müller
Asaph BV
Boekhandel De Bron
De Fakkel
De Hoop Music & Books
Cincinnati gebouw Schiedamsedijk 132, 3134KK Vlaardingen www.mullerbook.nl Het Vergun 1-3, 6931 KC Westervoort www.asaph.eu Maandereind 13, 6711 AA Ede www.boekhandeldebron.nl De Wissel 44a, 9076 PT St. Annaparochie (Boekhandels in diverse plaatsen; zie website) www.fakkel.nl Spuiweg 75, 3311 GT Dordrecht www.dehoopshop.nl
14
Studiewijzer 2015-2016
De Schuilplaats
Den Hertog
Pelgrim Boeken en Muziek
Polare
Wever Van Wijnen
boekhandel/antiquariaat
Plantageweg 13a, 2951GN Alblasserdam www.schuilplaats.org Elzenkade 6, 3992 AC Houten (en andere plaatsen) www.hertog.nl Boekhandels in diverse plaatsen; zie website www.pelgrimonline.nl Nieuwe en tweedehandsboeken in diverse plaatsen; zie website www.polare.nl Zilverstraat 14-16, 8800 AB Franeker www.wevervanwijnen.nl
15
Studiewijzer 2015-2016
3 SCHRIFTELIJKE EN MONDELINGE OPDRACHTEN 3.1 INLEIDING Gedurende de opleiding zullen verschillende soorten schriftelijke opdrachten, oftewel werkstukken, geschreven worden, zoals een -
Boekverslag/samenvatting reflectieverslag recensie exegese artikel of essay
De praktijk leert dat niet elke student vanuit zijn/haar vooropleiding en/of ervaring voldoende vertrouwd is met het schrijven van een dergelijk werkstuk. Vooral met het hierbij soms gepaard gaande literatuuronderzoek zijn velen onbekend. Weinigen hebben vóór hun opleiding een theologische bibliotheek van binnen gezien. Nog minder studenten zijn waarschijnlijk op de hoogte van het bestaan van de vele theologische vaktijdschriften. Daar komt nog eens bij dat de student soms al vanaf het eerste jaar een exegetische opdracht moet maken, terwijl dit als vak (Hermeneutiek I) nog niet aan de orde is geweest. Dit hoofdstuk wil in deze leemte voorzien. Tevens richt dit hoofdstuk zich op de typografische verzorging (het uiterlijk van een werkstuk) en de wijze van documentatie. Vooral met de wijze van documentatie blijken veel studenten onbekend. Het gaat hier om een verantwoorde verwijzing naar de geraadpleegde literatuur. Aangezien elke student verplicht is zich aan de richtlijnen voor de typografische verzorging en documentatie te houden, vindt er op deze wijze standaardisatie plaats. Een bijkomend belang van dit hoofdstuk is het volgende. In de eindfase van de studie dient de student een projectverslag (of scriptie) te schrijven. Aan een dergelijk verslag wordt door de school de nodige eisen gesteld, mede op het gebied van de typografische verzorging en documentatie. Door de student reeds vanaf het eerste jaar vertrouwd te maken met deze richtlijnen, is het de bedoeling dat hij/zij gaandeweg hierin thuis raakt. Zo wordt voorkomen dat men bij het schrijven van het afstudeerverslag opeens overvallen wordt door allerlei onbekende richtlijnen.
3.2 LEESVERKLARING Dit betreft een schriftelijke verklaring dat de opgegeven leesstof geheel en aandachtig is gelezen, volgens de volgende format:
16
Studiewijzer 2015-2016
Hierbij verklaar ik dat ik onderstaande literatuur geheel en aandachtig heb gelezen: [literatuur] [Naam], [datum] [handtekening]
3.3 BOEKVERSLAG / SAMENVATTING
Wat is een samenvatting?
Een boekverslag is eigenlijk niet meer (maar ook niet minder) dan een goede samenvatting van het boek in kwestie. Hoe maak je een goede samenvatting? Enige richtlijnen zijn (een vrije bewerking van www.leren.nl/cursus/leren_en_studeren/actief_leren/samenvatten.html). Een samenvatting is … -
een verkorte weergave … in eigen woorden … van de hoofdzaken … van een boek.
Een samenvatting is het antwoord op de vraag: wat staat er eigenlijk? Het bevat de belangrijkste gedachten van de verschillende delen van de tekst en van de tekst als geheel. Hoe maak je een samenvatting?
Maak onderscheid tussen hoofdzaken en bijzaken. Een belangrijke vraag hierbij is: “Wat is de bedoeling van de auteur?” Als je dit begrijpt ben je beter in staat hoofdzaken van bijzaken te onderscheiden. De hoofdzaken verwerk je in de samenvatting, de bijzaken laat je weg. Durf te selecteren. Maak gebruik van de structuur in het boek (inhoudsopgave). Vaak kun je die structuur overnemen in de samenvatting. Formuleer de samenvatting in je eigen woorden. Daarmee dwing je jezelf om te lezen, te verwerken en te begrijpen. Het is veel minder nuttig teksten letterlijk over te nemen.
Verschillende stappen
1 Verken het boek. Lees de achterkant, de inhoudsopgave, het voorwoord en de inleiding. Op deze wijze krijgt men al snel een indruk van de kern of hoofdbedoeling van het boek. 2 Bepaal de structuur van het boek. Lees de inleiding en het slot. Op grond hiervan kan vaak worden bepaald welke onderwerpen in het boek van groot belang zijn. 3 Lees het boek grondig (één of enkele malen) door. Markeer de opeenvolgende denkfasen in het betoog. Een bepaalde denkfase kan één of meerdere hoofdstukken beslaan en vormt zo een afgerond blok. Vaak wordt een denkfase aan het begin van het blok, of aan het eind van het vorige blok aangekondigd (“De vraag die we nu onder de loep willen nemen…”). Probeer de kern van elke denkfase in één (of hooguit enkele) zinnen samen te vatten.
17
Studiewijzer 2015-2016
4 Vat het boek in zijn geheel in één zin samen. Een eerste concept-samenvatting kun je nu als volgt construeren: Begin met de zin die het hele artikel samenvat. 5 Schrijf daaronder de zinnen die de opeenvolgende denkfasen samenvatten. 6 Breng structuur en verbanden tussen de delen aan. 7 Schrijven is schrappen. Verwijder herhalingen en overbodige informatie. Probeer alles zo kort en kernachtig mogelijk te formuleren. 8 Lees de samenvatting nog eens na en maak er een vloeiende tekst van. De samenvatting moet uiteraard grammaticaal correct zijn en geen taal-, stijl- of spelfouten bevatten.
3.4 REFLECTIEVERSLAG Een reflectieverslag is een persoonlijke feedback op een boek, artikel of op eigen (of andermans) vaardigheden. Reflectie op een boek, artikel, film e.d.
Op het eerste gezicht lijkt een reflectie veel weg te hebben van een recensie. Maar dit is maar schijn. Een recensie beoogt vooral een kritische beoordeling, terwijl een reflectie hoofdzakelijk aandacht vraagt voor de invloed die het op jezelf heeft, voor wat het persoonlijk met je doet. De hoofdvraag is dan ook niet of het boek of artikel ‘goed’ of aanbevelenswaardig is, maar wat je er zelf van geleerd hebt, wat het met je ‘doet’ etc. De student dient dan ook bij zichzelf de volgende vragen te stellen, tijdens het lezen van het boek: - Wat spreekt me (niet) aan? - Waarom spreekt dit me (niet) aan? - Wat zet me aan het nadenken? - Wat doet dit met me? - Wat kan ik hieruit leren? - Wat herken ik? - Wat is waardevol voor mij in mijn huidige leven? - Wat is toepasbaar en kan ik mee aan de slag? Uiteraard is deze opsomming niet compleet. Soms zijn andere vragen meer van toepassing. Ook kan het voorkomen dat lang niet alle bovenstaande vragen relevant zijn. Het is belangrijk dat de antwoorden voldoende gemotiveerd zijn.
Reflectie op eigen of andermans handelen
Schrijf de reflectie aan de hand van onderstaande punten. 1. Handelen/ervaren (vooraf!) - Concreet doe ik ervaring op met: ... [geeft hier een beschrijving van de situatie waarop gereflecteerd wordt]. - Wat wilde ik leren? / Waar wilde ik op letten? - Wat zijn mijn verwachtingen? - Wat is mijn persoonlijke voorbereiding?
18
Studiewijzer 2015-2016
2. Terugblikken: Wat gebeurde er tijdens het gesprek concreet? - Ik zag…. - Ik deed…. - Ik dacht…. - Ik voelde…. - Wat ging goed? - Wat ging minder goed? 3. Bewustwording van essentiële aspecten.
(Wat is mijn kracht, wat is mijn zwakte, dus meer in algemene fundamentele zin en niet specifiek gericht op deze situatie) 4. Leerdoelen?
(waarmee wil ik persoonlijk aan de slag, wat wil ik in de komende tijd verbeteren?) 5. Uitproberen?
(hoe ga ik aan deze leerdoelen in de komende tijd werken?)
3.5 RECENSIE Opbouw/inhoud
Een recensie is een kritische bespreking van een boek of artikel. De opbouw van een recensie is als volgt: 1. Pakkende openingszin 2. Korte samenvatting van het boek of artikel 3. Gefundeerde beoordeling op grond van: a. kritische bespreking van de goede punten b. kritische bespreking van de slechte/minder goede punten 4. Slotsom; algehele beoordeling 5. Aanbeveling aan de lezer; waarom zou de lezer het boek al dan niet aanschaffen?
Een aandachtspunt bij 2 is: Een “korte samenvatting” is ook inderdaad een korte samenvatting. Zeker bij dikkere boeken is het ondoenlijk om op een half A4-tje een volledige uiteenzetting te geven van de inhoud van een boek; dat is ook niet de bedoeling. Het gaat erom op een dusdanig selectieve wijze de kerngedachte van de auteur uiteen te zetten dat diegene die het boek niet gelezen heeft toch een algemene indruk krijgt van de inhoud van het boek. Een dergelijke samenvatting kan zelfs in een paar regels worden weergegeven. De samenvatting mag in ieder geval niet meer dan ca. de helft van het geheel beslaan; het gaat immers vooral om het recenseren. Een aantal punten waar je bij een kritische bespreking (punt 3) op kunt letten zijn:
19
Studiewijzer 2015-2016
Kritische vragen
-
-
Waarom is dit boek of artikel geschreven? Algemene inhoud; levert de auteur een relevante bijdrage over het onderwerp in kwestie? Door wie is het boek of artikel geschreven? Wat is de achtergrond van de auteur? Wat is zijn gezichtspunt? Wat is de context van het boek of artikel? Zijn alle voor het onderwerp relevante vragen/argumenten aan bod gekomen, of laat de auteur (bewust) dingen weg? Of staan er misschien dingen in die helemaal niet relevant zijn en slechts functioneren als onnodige bladvulling? Argumenteert de auteur op logisch verantwoorde wijze? Volgen zijn conclusies uit zijn argumenten? Wat zijn de belangrijkste beweringen en argumenten? Zijn deze juist? Gebruikt de auteur goede voorbeelden? Of zijn die juist misleidend? Gebruikt de auteur betrouwbare bronnen? Maakt de auteur zijn pretenties waar? Of beweert hij meer dan hij kan waarmaken? Voor wie is het boek of artikel geschreven? Sluit het boek aan bij de veronderstelde doelgroep?
Wees altijd helder en duidelijk; er mag geen misverstand ontstaan over welke beweringen voor rekening komen van de auteur en welke van de recensent. En let op: als recensent moet je je beweringen kunnen onderbouwen met steekhoudende argumenten. Je kunt nooit volstaan met de vermelding dat iets goed of slecht is. Je zult dit altijd moeten beargumenteren. Het is immers niet eerlijk om een auteur zomaar ongefundeerd op te hemelen of juist af te kraken. Een korte recensie (1 tot 2) pagina’s is meestal niet onderverdeeld in aparte paragrafen met kopjes etc. Met het oog op de overzichtelijkheid kan een langere recensie beter wel worden onderverdeeld in aparte paragrafen. Een langere recensie heeft veel weg van een essay/artikel. Valkuilen
Valkuilen voor de recensent zijn: -
-
In je poging de argumentatie van de auteur te bestrijden zelf in drogredenaties vervallen. De auteur demoniseren. Je baseert je oordeel dan niet op de inhoud van het boek/artikel, maar je maakt de auteur bij voorbaat verdacht. Een karikatuur maken van het standpunt of de redenaties van de auteur en deze vervolgens bestrijden in plaats van het waarschijnlijk veel complexere en genuanceerdere standpunt van de auteur serieus onder de loep te nemen. Tendentieus schrijven, je mening teveel laten bepalen door het gevoelen van het moment.
20
Studiewijzer 2015-2016
Procedure
De procedure voor het schrijven van een recensie is: -
-
-
Typografische verzorging en documentatie
Oriënteer je op het boek/artikel. Dit doe je op dezelfde wijze als in de boekwinkel om snel te kunnen bepalen of een boek interessant is: lees de titel/ondertitel; achterkant, inhoudsopgave, evt. inleiding en conclusies. Lees het boek/artikel (zo nodig verschillende keren) kritisch door met de bovenstaande punten 2 t/m 5 steeds in het achterhoofd. Het kan handig zijn tijdens het lezen (in het boek of op een apart blad) aantekeningen te maken. Verzamel de informatie en rangschik deze onder de punten 1 t/m 5. Wees hierbij selectief, een recensie moet helder en bondig zijn. Schrijf de recensie. Vermeld (aan het begin) altijd duidelijk de gegevens van het boek dat gerecenseerd wordt: auteur, titel, evt. subtitel, uitgeverij, jaar van uitgifte, ISBN nummer, aantal bladzijden, prijs.
Aan de typografische verzorging en de documentatie van een recensie worden dezelfde eisen gesteld als in het geval van een artikel/essay of exegetisch werkstuk. Zie hiervoor § 3.10 en § 3.11.
3.6 EXEGETISCH WERKSTUK 3.6.1 INLEIDING Bij een exegetisch werkstuk gaat het erom de resultaten van een exegese van een Bijbelgedeelte gestructureerd te presenteren. Hierbij dient het volgende in acht te worden genomen. Gebruik van secundaire literatuur
Het is van belang dat bij de exegese gebruik wordt gemaakt van commentaren en andere naslagwerken waarvan het niveau in overeenstemming is met het HBO-niveau van de ETA en het EPS. Op het studentenplaza is een overzicht te vinden met aanbevolen literatuur. Het verdient aanbeveling om bij iedere stap in de exegese te proberen eerst zelf antwoorden te vinden in de Bijbel en pas daarna secundaire literatuur te raadplegen. De student kan bijvoorbeeld eerst zelf een voorstel doen voor de structuur van de perikoop. Het resultaat wordt vervolgens vergeleken met structuren zoals die in commentaren worden voorgesteld. De verschillen zijn weer aanleiding om nogmaals naar de tekst van de Bijbel te kijken.
Exegese als dynamisch proces
Hieronder wordt een exegesemethode beschreven in de vorm van een aantal op elkaar volgende stappen. In de praktijk zal echter blijken dat het vaak nodig is om terug te gaan naar één van de vorige stappen. Exegese is een dynamisch proces. Inzichten kunnen leiden tot bijstelling van eerder gemaakte beslissingen. Een beter inzicht in de literaire context kan bijvoorbeeld leiden tot een andere afbakening dan in eerste instantie was gemaakt.
21
Studiewijzer 2015-2016 De hieronder beschreven exegesemethode wijkt gedeeltelijk af van de beschreven exegesestappen in de studiemodule Hermeneutiek 1. Van studenten wordt verwacht onderstaande methode te gebruiken.
STAP 1:
Baken de perikoop af
STAP 2:
Maak een werkvertaling
3.6.2 EXEGESEMETHODE Het doel van deze stap is om de omvang van de te onderzoeken perikoop vast te stellen zodat een logische teksteenheid wordt onderzocht. Deze afbakening vindt plaats op grond van inhoudelijke en/of formele gronden. De procedure voor het maken van een werkvertaling hangt af van de mate waarin men de grondtalen beheerst. Indien men de grondtalen voldoende beheerst wordt een werkvertaling gemaakt vanuit de grondtaal. Met behulp van voetnoten worden de vertaalkeuzen gemotiveerd. Indien men de grondtalen niet voldoende beheerst, wordt een werkvertaling gemaakt door vergelijking van bestaande vertalingen. Volg daarvoor de volgende stappen: - Vergelijk verschillende bestaande vertalingen zoals bijvoorbeeld de NBG (1951), Nieuwe Bijbelvertaling, Naardense Bijbel, (Herziene) Statenvertaling. - Noteer de verschillen die invloed hebben op de betekenis van de tekst. - Stel met behulp van commentaren vast waardoor de verschillen worden veroorzaakt en wat de beste variant is.
STAP 3:
Bestudeer de historische context
Het doel van deze stap is om vast te stellen welke omstandigheden aanleiding zijn geweest tot het ontstaan van de tekst. Stel de historische context van de perikoop vast door een antwoord te zoeken op onder andere de volgende vragen: - Welke religieuze, sociale en culturele mechanismen spelen een rol? - Welke gebeurtenissen vormen de aanleiding? - Welke uitwerking heeft de perikoop? - In welke context en op welke wijze functioneerde de tekst? (Denk bijvoorbeeld aan de vraag of een psalm in de tempelcultus functioneerde). - Inleidingsvragen zoals auteurschap, datering, geadresseerden, etc. Stel vast welke invloed de antwoorden op bovenstaande vragen hebben op de uitleg van de tekst.
STAP 4:
Bestudeer de literaire context
Het doel van deze stap is om vast te stellen welke plaats de perikoop inneemt in het grotere geheel. Daarbij kunnen een aantal concentrische cirkels worden getrokken zoals de directe context (wat gaat aan de perikoop vooraf en wat volgt er op), grote teksteenheden (bijvoorbeeld de Bergrede) en het hele Bijbelboek.
22
Studiewijzer 2015-2016
-
-
Stel vast van welke grotere eenheid (of eenheden, concentrische cirkels) de perikoop onderdeel uit maakt en wat het thema van de grotere eenheid is. Stel vast welke functie de perikoop heeft binnen het geheel. Stel vast hoe de perikoop zich verhoudt tot het centrale thema van het Bijbelboek.
Nadat de literaire context is bestudeerd, kan de afbakening van de perikoop definitief worden vastgesteld. STAP 5:
Stel genre en vorm vast
Het doel van deze stap is vast te stellen tot welk literair genre de perikoop behoort en welke literaire vormen er binnen de perikoop worden gebruikt. De begrippen genre en vorm zijn niet eenduidig vastgesteld. Vaak worden ze door elkaar gebruikt. Genre wordt over het algemeen gebruikt voor grotere eenheden. Zo wordt het begrip genre toegepast op Bijbelboeken. Dat leidt bijvoorbeeld tot de genres: verhalende tekst, profetie, psalmen, wijsheidsliteratuur, evangelie, brief en Apocalyps. Vorm wordt over het algemeen gebruikt voor kleinere eenheden. Te denken valt aan droom, redevoering, geslachtsregister, gelijkenis, wetstekst, wonder, gebed, lied, etc. -
STAP 6:
Stel de opbouw van de perikoop vast
Stel vast tot welk genre de perikoop behoort. Stel vast welke vormen er in de perikoop voorkomen. (Let op: Binnen een perikoop kunnen verschillende vormen voorkomen.) Stel vast wat de consequenties zijn van het genre en de verschillende vormen voor de exegese. Hiervoor wordt verwezen naar A.S. van der Woude (red.), Bijbels Handboek. Kok: Kampen, 2004.
Het doel van deze stap is om vast te stellen hoe de perikoop is opgebouwd. - Let op herhaling, verandering van toon en inhoud, tijd en plaats, enkelvoud en meervoud, etc. - Stel vast wie er aan het woord is, de verteller of één van de personages. Welke elementen de structuur van een tekst bepalen is sterk afhankelijk van de literaire stijl van de perikoop. De belangrijkste literaire stijlen zijn verhalende, poëtische (komt hoofdzakelijk voor in het Oude Testament) en betogende tekst. - Stel bij verhalende tekst vast wat de plot van het verhaal is, uit welke scènes het verhaal bestaat, welke rol de verschillende personen spelen, wat de chronologie van het verhaal is. Voor karakteristieken van verhalende tekst wordt verwezen naar J. Fokkelman. 1995. Vertelkunst in de Bijbel. Zoetermeer : Boekencentrum.
23
Studiewijzer 2015-2016
-
-
STAP 7:
Leg de tekst uit
Stel bij poëtische tekst de strofe-overgangen vast door wendingen op te sporen. Een wending kan worden veroorzaakt door verandering van inhoud, enkelvoud / meervoud, de persoon die aan het woord is, aangesproken personen, ect. Voor karakteristieken van poëtische tekst wordt verwezen naar J. Fokkelman. 2000. Dichtkunst in de Bijbel. Zoetermeer : Meinema. Stel bij betogende tekst hoofd- en bijzinnen vast. Stel de verschillende zinsdelen (onderwerp, gezegde, lijdend en meerwerkend voorwerp, bepalingen) vast. Stel vast hoe de verschillende zinnen en zinsdelen zich tot elkaar verhouden door te letten op voegwoorden: en, of, omdat, want, etc.
Het doel van deze stap is om vers voor vers, frase voor frase, woord voor woord, een gedetailleerde uitleg te geven van de historische, literaire en theologische dimensie van de tekst. Dat wordt gedaan door een nauwkeurige analyse van: - de belangrijkste historische en culturele aspecten in de perikoop (Stel vast wat de betekenis van deze aspecten was in de tijd waarin de tekst werd geschreven); - sleutelwoorden en sleutelbegrippen in de perikoop (Maak een detailstudie van de belangrijkste woorden en begrippen aan de hand van theologische woordenboeken); - de betekenis van alle relevante frasen in de perikoop. Hierbij worden de resultaten verwerkt die reeds bij de voorafgaande stappen zijn gevonden. Bijzondere aandacht vragen de parallelle gedeelten in de synoptische evangeliën. Vergelijk de betreffende perikoop met parallelle gedeelten in andere evangeliën. Stel de eigenheid van de betreffende perikoop vast door de verschillen en de overeenkomsten vast te stellen. Ook het gebruik van het Oude in het Nieuwe Testament vraagt bijzondere aandacht. Dat kan gaan om een citaat of een toespeling. Laat eerst de geciteerde tekst van het Oude Testament voor zichzelf spreken. Bestudeer de oorspronkelijke context waarin de geciteerde tekst staat. Houd ook rekening met een mogelijke vertaalslag van de Septuagint. (De schrijvers van het Nieuwe Testament citeren geregeld uit Griekse vertalingen van het Oude Testament.) Stel vervolgens vast op welke manier het Nieuwe Testament de tekst gebruikt. Bespreek, indien van toepassing, de verschillen en eventueel hoe dit doorwerkt in de argumentatie.
STAP 8:
Bestudeer de heilshistorische context
De Bijbel vertelt het verhaal van het heilsplan van God, van schepping tot voleinding. Daarin vormen onder andere de zondeval, de roeping van Abraham, het aannemen van Israël als Gods volk en de eerste komst van Jezus Christus en zijn wederkomst belangrijke markeerpunten.
24
Studiewijzer 2015-2016
Het doel van deze stap is vast te stellen welke plaats de perikoop inneemt in Gods heilsplan. Op welke eerdere ontwikkelingen in Gods heilsplan bouwt de perikoop verder? Welke ontwikkelingen liggen nog in het verschiet? STAP 9:
Schrijf het werkstuk; indeling
De resultaten van de hierboven beschreven exegese dienen vervolgens in een leesbare vorm te worden gepresenteerd. Hieronder wordt een inhoudsopgave voorgesteld voor het werkstuk. De student dient zich te realiseren dat dit slechts een voorbeeld is. De inhoud van het specifieke werkstuk dient te worden afgestemd op de inhoud van de onderzochte perikoop. Niet elk onderdeel zal voor elke exegese van even groot belang zijn. Behandeling van bijvoorbeeld de inleidingsvragen (auteurschap, datering, geadresseerden, etc.) heeft alleen zin indien dit bijdraagt aan de uitleg van de betreffende perikoop. Tevens is het van groot belang dat de relevante(!) gevonden achtergrondinformatie wordt geïntegreerd met de eigenlijke exegese. Kortom, de verschillende onderdelen van het werkstuk moeten goed op elkaar worden afgestemd, zodat het geheel een eenheid vormt (en niet een aaneenrijging van losse onsamenhangende schakels). Voorstel inhoud exegetisch werkstuk: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Inleiding Eigen werkvertaling Historische context Literaire context Genre en vormen Opbouw van de perikoop
Bovenstaande zes onderdelen bevatten alleen relevante informatie die bijdraagt aan de eigenlijke exegese in punt 7! 7. Vers voor vers uitleg (Let op! dit deel dient minimaal 50% van het werkstuk te beslaan; tenzij anders aangegeven).
In dit onderdeel wordt de relevante info die eerder is gevonden verwerkt! 8. Conclusie/ samenvatting met daarin de heilshistorische context 9. Literatuurlijst
3.7 ARTIKEL OF ESSAY In een artikel of essay gaat het erom een bepaalde stelling te verdedigen of de bevindingen van een bepaald onderzoek te presenteren. In dit geval gaat het hier in feite om alle soorten werkstukken die niet onder de categorieën “recensie” of “exegese” vallen. Afhankelijk van de opdracht in kwestie, kan een theologisch onderzoek gepaard gaan met een kleinere of grotere literatuurstudie. Omdat in de praktijk blijkt dat veel studenten hier niet zo vertrouwd mee zijn en degenen die ooit een eindscriptie gaan schrijven hier zeker mee te maken zullen krijgen, zullen we in de volgende paragraaf uitvoeriger stilstaan bij een dergelijk onderzoek. Het is de bedoeling dat de student zo gedurende de studie meer en meer
25
Studiewijzer 2015-2016
vertrouwd raakt met een theologisch onderzoek, zodat diegenen die een eindscriptie gaan schrijven goed voorbereid zijn en niet dan pas voor het eerst met de beginselen van een dergelijk onderzoek worden geconfronteerd. Maar ook voor diegenen die geen eindscriptie gaan schrijven, kan het geen kwaad te leren hoe je op verantwoorde wijze een theologisch onderzoek kunt doen naar een bepaald onderwerp. Dit kan immers nog eens van pas komen!
3.8 ONDERZOEK DOEN 3.8.1 WAAR TE BEGINNEN? Hoe met een theologisch onderzoek wordt begonnen, is uiteraard sterk afhankelijk van de kennis, ervaring, kortom de beginsituatie van de onderzoeker in kwestie. Tevens zal het afhankelijk zijn van de specifieke opdracht in kwestie, hoe het uiteindelijke werkstuk eruit moet zien. De richtlijnen die we hier geven zijn daarom algemeen en gaan uit van de situatie dat de onderzoeker weinig of niets van het te onderzoeken onderwerp weet. Een onderzoek bestaat doorgaans uit de volgende fasen: 1. literatuurstudie; 2. zelfstandige reflectie op het onderwerp aan de hand van de literatuurstudie; 3. verwerking van alle literatuurgegevens en eigen bevindingen tot een zelfstandig doordachte studie; 4. op schrift stellen. Literatuurstudie
Een goede literatuurstudie vormt het begin van een verantwoord onderzoek. Door het bestuderen van de literatuur, krijgt men een goed overzicht van de studies die in het verleden naar een bepaald onderwerp zijn gepubliceerd; men krijgt inzicht in de discussies, de vragen, problemen, kortom het werk dat reeds door anderen is verricht. De gegevens die deze literatuurstudie oplevert vormt het vertrekpunt voor de eigen studie. Zonder de (vaak waardevolle) studies van anderen in rekening te nemen loopt men het risico een nutteloze a-historische studie te schrijven, waarin men steeds opnieuw probeert “het wiel uit te vinden”. Een belangrijke vuistregel bij het verzamelen van literatuur is: “Ga eerst op zoek naar de meest recente studies over het betreffende onderwerp en werk van daaruit terug in de tijd”. Waarom is het belangrijk om eerst de meest recente literatuur te verzamelen? De reden is dat (in een goede) studie over een bepaald onderwerp ook de oudere (relevante) studies in rekening zijn genomen. Daarnaast worden ook de vóór het moment van schrijven aanwezige recente werken verdisconteerd. Een goede recente studie geeft dus een beter (lees: meer up-to-date) inzicht in de discussies rondom een bepaald onderwerp dan oudere studies. De meest recente informatie vinden we niet in een boek, maar in een artikel. Er zit gewoonlijk enige tijd tussen het verwerken van de meest
26
Studiewijzer 2015-2016
recente informatie en het publiceren van een boek. In de tussentijd kan een groot aantal werken worden gepubliceerd dat niet meer door de auteur in rekening kan worden genomen. Artikelen worden echter veel frequenter gepubliceerd en zijn daarom (veelal) meer up-to-date dan een boek. De theologische tijdschriften vormen dan ook een belangrijk startpunt voor het onderzoek. Deze vindt men in een theologische bibliotheek. Naast de tijdschriften kunnen ook woordenboeken en encyclopedieën (mits redelijk recent) in de beginfase van een literatuurstudie een nuttige bron van informatie zijn. Artikelen in tijdschriften geven ons wel de meest recente informatie, maar gaan vaak erg gedetailleerd op bepaalde kwesties in. (Behalve als het juist gaat om een artikel dat de stand-van-zaken binnen een specifiek studiegebied bespreekt.) Het is raadzaam eerst een algemeen overzicht te krijgen van een bepaald onderwerp en de relevante discussies. Woordenboeken en encyclopedieën bieden dergelijke informatie. Aan het eind van artikelen in woordenboeken en encyclopedieën staan vaak literatuurverwijzingen die stof bieden voor verdere studie. Als er over een bepaald onderwerp standaardwerken bestaan, dan vormen deze uiteraard ook een gunstig uitgangspunt. Ook hier leiden de literatuurverwijzingen naar nieuwe literatuur, etc. totdat men een overzicht heeft van de belangrijkste literatuur.
Primaire bronnen Secundaire bronnen Tertiaire bronnen
3.8.2 SOORTEN BRONNEN Bij een onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen primaire, secundaire en tertiaire bronnen. We maken het onderscheid tussen deze soorten bronnen duidelijk aan de hand van een aantal voorbeelden. Stel we doen een studie naar het godsbeeld van Augustinus. De werken van Augustinus zelf zijn dan de primaire bronnen. De studies door anderen over het godsbeeld van Augustinus zijn secundaire bronnen. Een overzicht van Augustinus godsbeeld in een encyclopedie is een tertiaire bron, omdat in een dergelijk artikel veelal gebruik wordt gemaakt van en verwezen wordt naar secundaire bronnen (maar niet altijd, sommige artikelen in een encyclopedie zijn secundaire bronnen). Nog een voorbeeld. Stel we doen een onderzoek naar de betekenis van Gen. 1:25-26. De tekst van Gen. 1:25-26 is de primaire bron. De studies van anderen naar dit gedeelte zijn secundaire bronnen. Een aanhaling van de tekst en een bespreking van de secundaire bron(nen) in een encyclopedie of woordenboek is een tertiaire bron. Bij een onderzoek geldt de volgende vuistregel: “Vertrouw op de primaire bron(nen) en ga in discussie met de secundaire bron(nen).” Een onderzoek waar geen (relevante) primaire bronnen zijn geraadpleegd, is geen goed onderzoek (behalve als het om een literatuurstudie gaat). Hoe goed secundaire bronnen ook zijn, het blijven interpretaties van anderen.
27
Studiewijzer 2015-2016
Enkele adressen theologische faculteiten
3.8.3 NAAR DE BIBLIOTHEEK Hier volgen de adressen van de bibliotheken van enkele Nederlandse theologische faculteiten: -
Vrije Universiteit van Amsterdam, De Boelenlaan 1105, 1081 HV, Amsterdam; Universiteit Leiden, Matthias de Vrieshof 1, gebouw 1172; Universiteit Utrecht, Heidelberglaan 2, 3584 CS, Utrecht; Theologische Universiteit Kampen (Vrijgemaakt), Broederweg 15, 8261 GS, Kampen.
Vaak zijn de databases van bibliotheken aan elkaar gekoppeld. Dit betekent dat men bij de plaatselijke bibliotheek boeken uit de collectie van een andere (ook universiteits)bibliotheek kan opvragen. Koninklijke Bibliotheek (KB)
Naast bovengenoemde theologische bibliotheken, heeft ook de Koninklijke Bibliotheek Den Haag (KB) een rijk aanbod. De catalogus kan via de website www.kb.nl worden geraadpleegd en tevens bestaat de mogelijkheid een (groeiend) aantal boeken en artikelen digitaal in te zien. Wanneer voor een klein bedrag een jaarpas wordt aangevraagd, kan via de ATLA database alle gepubliceerde artikelen worden opgespoord. Studenten worden gestimuleerd lid te worden van de Koninklijke Bibliotheek (voor ETA-studenten van de opleiding Bachelor Theologie is dit lidmaatschap verplicht!). Een dergelijk lidmaatschap heeft vele voordelen. Zo heeft men via de internetverbinding thuis in principe toegang tot alle theologische artikelen. Op het Studentenplaza staat een uitgebreide notitie over dit lidmaatschap en enige richtlijnen voor het gebruik van de website van de Koninklijke Bibliotheek.
Boeken en artikelen opzoeken
Een goede bibliotheek en het doen van theologisch onderzoek gaan hand in hand. Aan de hand van een (veelal digitaal) kaartenbaksysteem kan men de gewenste literatuur traceren en in de bibliotheek opzoeken of opvragen. Vooral van belang zijn de eerder genoemde theologische tijdschriften. Hierin vindt men de meest recente informatie. Er bestaan echter vele honderden van dergelijke tijdschriften. Hoe weet je nu in welk tijdschrift relevante artikelen staan? Om hier achter te komen kan – naast het boven genoemde ATLA – dankbaar gebruik worden gemaakt van tijdschriften die een overzicht aanbieden van alle artikelen die binnen een bepaald deelgebied van de theologie zijn gepubliceerd, vaak voorzien van een korte samenvatting van elk artikel. Deze tijdschriften verschijnen meerdere keren per jaar en zijn dus erg up to date. Enige belangrijke van dergelijke tijdschriften zijn: -
Oude Testament: Old Testament Abstracts (OTA) Nieuwe Testament: New Testament Abstracts (NTA) Algemeen: Religious and Theological Abstracts (R&TA)
28
Studiewijzer 2015-2016
Men maakt het verstandigst gebruik van deze overzichten door bij het meest recente exemplaar te beginnen en zo enkele tientallen jaren (afhankelijk van de hoeveelheid informatie die wordt gevonden) terug te werken. De Old- en New Testament Abstracts zijn via de website van de KB ook digitaal te gebruiken, wat het zoeken vereenvoudigd! Literatuurlijst
Ter bevordering van de studie heeft de school een literatuurlijst samengesteld. Deze lijst kan worden gedownload op het Studentenplaza.
Afkortingen
Om praktische redenen worden namen van theologische tijdschriften vaak afgekort. Een lijst van afkortingen van veelgebruikte theologische tijdschriften (en commentaren e.d.) is aan deze handleiding toegevoegd (zie bijlage). Deze lijst is ook te vinden op de volgende website: http://www.theologyontheweb.org.uk/abbreviations.html. 3.8.4 INTERNET Het internet is ondertussen uitgegroeid tot een waardevol hulpmiddel bij theologische studies. Hieronder enkele tips.
Artikelen
Via de online diensten van de Koninklijke Bibliotheek wordt de volledige tekst van vele Journals aangeboden.
Boeken
Online boekwinkels zijn een handig instrument om na te gaan welke boeken er recentelijk over een bepaald onderwerp zijn gepubliceerd. Zie boven (Bijlage: Boeken aanschaffen) een opsomming van interessante online boekwinkels. De volgende websites biedt de tekst van boeken geheel of gedeeltelijk aan: -
Google Books | http://books.google.com Koninklijke Bibliotheek Den Haag | http://www.kb.nl www.archive.org (vooral oudere boeken)
De volgende universiteitsbibliotheken bieden online hun catalogus ter raadpleging aan: -
Library of Congress (met vele linken naar andere bibliotheken) | http://www.lcweb.loc.gov/z3950/gateway.html Universiteit Leiden | http://www.catalogus.leidenuniv.nl Vrije Universiteit van Amsterdam | http://www.ubvu.vu.nl Universiteit Utrecht | http://aleph.library.uu.nl
Ook kunt u veelal via de website van uw plaatselijke (regionale) bibliotheek landelijk zoeken naar de beschikbaarheid van boeken, zoals in universiteitsbibliotheken en deze bij uw plaatselijke bibliotheek laten bezorgen.
29
Studiewijzer 2015-2016
3.9 SCHRIJVEN Na een grondig literatuuronderzoek, en een grondige bestudering van het onderwerp, dienen de bevindingen op schrift te worden gesteld. Dit op schrift stellen mag niet te vlug gebeuren. Eerst dient men de stof goed te verwerken en een algemeen inzicht te verkrijgen in hetgeen men op papier wil zetten. Op deze wijze wordt voorkomen dat er op goed geluk geschreven gaat worden met het grote risico vast te lopen en het overzicht kwijt te raken. Er is dan veel kostbare tijd verloren. Anderzijds moet ook weer niet te lang met schrijven worden gewacht. Het voordeel van het op schrift stellen is dat op deze wijze makkelijker de eigen ideeën geëvalueerd kunnen worden. Deze kunnen dan zo nodig worden bijgewerkt. Tip: zorg ervoor altijd minimaal één digitale back-up van je werkstuk ach-
ter de hand te houden. Maak deze back-up het liefst op een externe harde schijf, op een USB-stick of online en sla regelmatig een nieuwe back-up op (vooral als je veel werk hebt verricht). Mocht er iets foutlopen (bijvoorbeeld dat je harde schijf crasht), dan is er altijd nog de back-up. Dit voorkomt een hoop onnodige stress!
3.10 RICHTLIJNEN PRESENTATIE SCHRIFTELIJKE OPDRACHTEN 3.10.1 CHECKLIST WERKSTUK Om de student te helpen zowel qua vorm als inhoud een werkstuk te maken, is er een checklist beschikbaar aan de hand waarvan eenvoudig kan worden gecontroleerd of het werkstuk aan alle vereisten voldoet (zie Studentenplaza).
Reglement Alhoewel het niet verplicht is een (ingevulde) checklist bij het werkstuk in te leveren, is deze wel leidend voor de beoordeling van de formele vereisten ervan. Indien de docent tijdens het nakijken bemerkt dat vijf of meer onderdelen van de checklist onvoldoende zijn, wordt het werkstuk niet becijferd, maar gaat het retour aan de student. De herkansingsregeling is hierbij dan van toepassing.
Hoe aanbieden?
Taalgebruik
3.10.2 ALGEMENE RICHTLIJNEN Tenzij met de docent anders afgesproken, wordt het werkstuk altijd geniet aangeboden (nietje in bovenhoek). (Dus niet in een plastic mapje, snelhechter o.i.d.!). Het taalgebruik in een theologische verhandeling is anders dan in een persoonlijk getint schrijven als een brief. Enkele eigenschappen van het gewenste taalgebruik in een werkstuk zijn de volgende. -
Sober en zakelijk. Er is geen ruimte voor bloemige en persoonlijke uitdrukkingen. Het gaat hier zuiver om de zakelijke presentatie, niet om allerlei gevoelens en gedachtes. Het is overigens niet zo dat je nooit een zin in de ik-vorm mag formuleren. Dit is acceptabel (en
30
Studiewijzer 2015-2016
komt ook in wetenschappelijke artikelen voor), zolang de argumentatie maar zakelijk blijft. Zoals: Ik vermoed dat ‘die en die’ het bij het rechte eind heeft om ‘die en die’ redenen … -
Stijlvol. Vermijd veelvuldige herhaling van dezelfde worden en formuleringen. Varieer en maak gebruik van synoniemen.
-
Duidelijk en ondubbelzinnig. Het te bespreken onderwerp kan misschien moeilijk zijn, de taal moet altijd helder en duidelijk zijn. Een werkstuk is geen cryptogram!
-
Algemeen beschaafd Nederlands. Het werkstuk dient in correct Nederlands te zijn geschreven. Een document met spelfouten is in principe onaanvaardbaar. De meeste tekstverwerkers hebben als optie een automatische spellingcontrole.
3.10.3 DE VERSCHILLENDE ONDERDELEN VAN EEN WERKSTUK Een werkstuk bestaat doorgaans uit de volgende onderdelen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Titelpagina Inhoudsopgave (bij meer dan 10 pagina’s) Inleiding Hoofdtekst Conclusie Literatuurlijst Bijlagen (indien van toepassing)
In de Studiewijzer treft u als bijlage een voorbeeldwerkstuk van een student. Dit voorbeeldwerkstuk is ook te downloaden via het Studentenplaza, waar tevens een werkstuksjabloon wordt aangetroffen.
Let op: Als bij een opdracht een maximum/minimum aantal pagina’s wordt vereist, is dit altijd exclusief de titelpagina en de literatuurlijst, tenzij anders aangegeven staat. Als een werkstuk bijvoorbeeld maximaal vijf pagina’s mag beslaan, betekent dit dus dat de student ook echt maximaal vijf pagina’s aan tekst mag besteden (inclusief noten!). De titelpagina en de literatuurlijst vormen in dit geval een zesde (feitelijk de eerste) en een zevende pagina. Titelpagina
De eerste bladzijde van het werkstuk is de titelpagina. Deze dient, in volgorde van benoeming, voorzien te zijn van de volgende gegevens: - naam van de school (voluit), - volledige titel (inclusief eventuele ondertitel)/naam opdracht, - naam vak - naam van de docent (degene die college heeft gegeven; dit hoeft niet perse degene te zijn die de module heeft geschreven!) - naam van de student (voluit, bijv.: Jan Klaassen; indien een student op grond van een elders gevolgde studie het recht heeft een titel te
31
Studiewijzer 2015-2016
-
dragen, zoals drs., ing., ir., dan is het niet gebruikelijk deze in het kader van een opdracht te vermelden), Ingeleverd op: dag, maand (voluit) en jaar, bijv.: 5 januari 2013. In te vullen door corrector: beoordeling; nagekeken op ...
N.B. Het is NIET toegestaan om een afbeelding te plaatsen op de titelpagina. In het werkstuk zijn alleen afbeeldingen toegestaan die functioneel zijn, de tekst ondersteunen (dus niet om het geheel ‘op te leuken’). Inhoudsopgave
Bij langere werkstukken (vanaf 10 pagina’s) is het handig een inhoudsopgave op te nemen, zodat de lezer in een oogopslag kan overzien wat in het werkstuk wordt aangeboden. De inhoudsopgave vermeldt de titels van de genummerde hoofdstukken, paragrafen en sub-paragrafen met de bladzijden in Arabische nummering (1, 2, 3 etc.). De Titelpagina en de Inhoudsopgave zelf wordt niet in de inhoudsopgave opgenomen. In de inleiding worden zaken besproken die direct met het onderwerp van de hoofdtekst te maken hebben. Zij leidt de lezer als het ware tot de studie in. Men komt daar zaken tegen als: -
algemene achtergronden bij het onderwerp, het belang van het onderwerp, de probleemstelling/doel, definities van enkele belangrijke begrippen, de beoogde methodiek om het doel te bereiken, de opbouw van het werkstuk.
Een goede inleiding trekt de aandacht van de lezer (blikvanger). Bij een bespreking van de opbouw van het werkstuk kan overwogen worden om heel summier iets van de uiteindelijke resultaten en conclusies te vermelden. De interesse van de lezer kan hierdoor gewekt worden. Het verdient aanbeveling om de inleiding pas te schrijven als de hoofdtekst geformuleerd is. Zo voorkomt men verschillen tussen inleiding en betoog. Een korte inleiding wordt meestal niet genummerd. Een langere inleiding wordt als een volwaardig hoofdstuk behandeld en indien nodig ook onderverdeeld in paragrafen. Het centrale gegeven in de inleiding is de probleemstelling. De probleemstelling is te beschouwen als een nauwkeurige formulering van de vraag, die men met behulp van het werkstuk wil beantwoorden. Zij is daarom onmisbaar als uitgangspunt voor het onderzoek. Ook de lezer zal de bestudering van het materiaal graag starten vanuit deze duidelijke vraag. Het is belangrijk om de probleemstelling zo nauwkeurig mogelijk te formuleren.
Voorbeelden van probleemstellingen: -
“Deze studie wil een antwoord geven op de vraag, of in het toekomstbeeld dat de Openbaring aan Johannes biedt, op de een of andere manier een bijzondere plaats wordt toegekend aan het joodse
32
Studiewijzer 2015-2016 volk of aan een deel ervan.” (H.R. van de Kamp, Israël In Openba-
ring). -
-
-
“In deze tijd van crisis en ‘doemdenken’ is de vraag naar de hoop die wij mogen koesteren een uiterst actueel thema. Over deze vraag gaat het in dit geschrift” (K. Blei, Christelijke toekomstverwachting). “How would evangelisation look if viewed from the perspective of the kingdom? We will attempt to answer this question in the pages that follow.” (M. Arias, Announcing the reign of God). “Het vertrekpunt van deze studie is de vraag of er voldoende reden is om het auteurschap van Petrus te betwijfelen dan wel te ontkennen.” (P.H.R. van Houwelingen, De tweede trompet).
Hoofdtekst
De hoofdtekst beslaat het eigenlijke werkstuk, het betoog. Dit betoog dient logisch te zijn opgebouwd. Stap voor stap wordt het onderwerp onder de loep genomen. Elk hoofdstuk, elke paragraaf, elke alinea, ja, elke zin moet weloverwogen worden gekozen en duidelijk bijdragen tot het betoog. Overtollige informatie maakt het werkstuk onnodig dik en vaak warrig: schrijven is schrappen!
Conclusie
In dit gedeelte wordt vermeld wat de hoofdbevindingen zijn, zoals deze in het betoog naar voren gekomen zijn. Let erop dat niets geconcludeerd wordt dat niet duidelijk in de hoofdtekst beargumenteerd is. In de conclusie mag dus nooit nieuwe informatie staan.
Literatuurlijst
In de literatuurlijst wordt in alfabetische volgorde (op achternaam) aangegeven welke bronnen (boeken, tijdschriften, internetsites, interviews e.d.) zijn geraadpleegd en in het werkstuk zijn verwerkt. Bij meerdere bronnen van dezelfde auteur wordt gerangschikt op jaar van publicatie (meestal van recent naar minder recent). In het geval van auteurs met dezelfde achternaam wordt gerangschikt op voorletters (bijv. Jansen, A, dan Jansen, B.) Bronnen die wel zijn geraadpleegd, maar die uiteindelijk niet worden verwerkt in het schrijven van het werkstuk worden niet in de literatuurlijst vermeld.
Bijlagen
Onder een bijlage verstaan we relevante(!) informatie die om praktische redenen (bijv. vanwege de hoeveelheid) niet in de lopende tekst kan worden opgenomen. Het kan hier gaan om tabellen, grafieken, tekeningen e.d. In de lopende tekst moet duidelijk naar de bijlage worden verwezen (bijv. “… zie hiervoor Bijlage 1…”, of “Zoals in Bijlage 1 te zien is…”). Elke bijlage krijft het opschrift “Bijlage” met bijbehorende nummering en titel, bijv.: “Bijlage 1: interview met dr. Spreektgraag”. Het dient aanbeveling zoveel mogelijk informatie in de lopende tekst op te nemen en alleen bijlagen te gebruiken als dit echt nodig is. 3.10.4 DE TYPOGRAFISCHE VERZORGING Een goede typografische verzorging van het werkstuk is erg belangrijk. Een overzichtelijke en goed gestructureerde weergave van de tekst bevordert het lezen en verhoogt de kwaliteit van het werkstuk en zijn com-
33
Studiewijzer 2015-2016
municatiewaarde. Hieronder wordt de belangrijkste richtlijnen op een rijtje gezet. Deze richtlijnen zijn ook verwerkt in het sjabloon voor werkstukken dat op het Studentenplaza beschikbaar is voor studenten. Soort papier
Het werkstuk dient geprint te worden op hagelwit papier van het genormaliseerde formaat A4 (210 x 297 mm). Het papier mag slechts aan één zijde bedrukt zijn.
Aanvullende opmerking voor studenten van het (gestructureerd) afstandsonderwijs: Aangezien bij het afstandsonderwijs alle werkstukken digitaal worden ingeleverd, is bovenstaande opmerking over ‘hagelwit papier’ niet van toepassing. Lettertype en -grootte; kleur
Het gehele werkstuk wordt geschreven in lettertype Times New Roman, lettergrootte 12. Alleen in geval van titels en voetnoten wordt van deze lettergrootte afgeweken. In principe wordt alleen een zwarte letter gebruikt.
Regelafstand Marges
De regelafstand van de hoofdtekst moet ingesteld staan op 1. De marges worden als volgt ingesteld: links 4 cm, rechts, boven en onder 3 cm.
Teksteenheden
Hoofdstuktitel en tekst worden gescheiden door twee witregels. Ook tussen een hoofdstuktitel en de voorliggende tekst komen twee witregels. Paragrafen worden van elkaar gescheiden door één lege regel (d.i. de afstand tussen einde paragraaf en titel volgende paragraaf). Tussen (sub) titel en tekst komt geen witregel.
Hoofdstuknummering; titels, subtitels
Er wordt gebruik gemaakt van de volgende indeling en lettergroottes:
1. Titel
(18pt, vet) (twee witregels)
1.1 Paragraaf (12pt, vet) (één witregel)
1.1.1Subparagraaf (10 pt, cursief) (twee witregels)
2. Titel etc. Het indelingsteken dat uit één teken bestaat, krijgt een punt aan het eind, bij de meervoudige tekens ontbreekt deze. De nummering mag doorlopen tot in de derde decimaal (1.1.1). Uitvullen
Bij gebruik van een tekstverwerkingsprogramma kan de regel worden uitgevuld, zodat ook de rechterkantlijn recht wordt. Het staat de student vrij om al dan niet van deze optie gebruik te maken.
34
Studiewijzer 2015-2016
Alinea’s
Het begin van een nieuwe alinea kan op twee verschillende manieren worden aangegeven: 1) Een nieuwe regel links tegen de kantlijn. 2) De eerste regel inspringen. Een uitzondering hierop vormt de eerste alinea van een nieuwe teksteenheid; deze wordt niet ingesprongen. De student is hier vrij te kiezen, maar wees consequent! Het is niet toegestaan om twee alinea’s te scheiden d.m.v. een witregel.
Citaten
Korte citaten worden gewoon opgenomen in de lopende tekst, voorafgegaan en gevolgd door dubbele aanhalingstekens, bijvoorbeeld: Hartman beweert “dat we de gevolgen van dit proces alleen op lange termijn kunnen waarnemen”. Een citaat binnen een citaat wordt met enkele aanhalingstekens weergegeven: Van de Geest is het hiermee eens, maar “[v]olgens de Graaf ‘slaat Karl Barth de plank hier volledig mis’”. Als een kort citaat in een eigen zin wordt opgenomen, kan het nodig zijn het citaat enigszins aan te passen. Het kan hier gaan om het veranderen van een hoofdletter in een kleine letter of het toevoegen of weglaten van een woord. Dergelijke aanpassingen worden aangegeven door vierkante haken, bijvoorbeeld: Johnson claims that “ … [t]here is enough evidence for that … [but] it is not recognised”.
Langere citaten (meer dan één lange zin) worden apart weergegeven als alinea en wel in hetzelfde lettertype en in dezelfde lettergrootte als de lopende tekst, echter zonder aanhalingstekens (ook geen cursivering of iets dergelijks). Een citaat staat 1.0 cm ingesprongen van de linker kantlijn (en bij uitvulling ook 1.0 cm van de rechter kantlijn). Normaal wordt een citaat letterlijk uit de bron overgenomen. Het kan echter het geval zijn dat uit een groter geheel slechts bepaalde informatie relevant is voor het betoog. De niet-relevante delen van het citaat kunnen dan vervangen worden door drie punten (…), bijvoorbeeld: Hoe moeilijk het schrijven van een werkstuk vooraf ook mag lijken … achteraf lijkt het meestal wel mee te vallen. Soms kan het ter verduidelijking nodig zijn een extra woord aan het citaat toe te voegen. De toevoeging wordt tussen vierkante haken geplaatst, voorzien van de eigen initialen. Hierdoor wordt voor de lezer duidelijk dat de verklarende opmerking van de schrijver van het onderhavige document afkomstig is en niet uit de geciteerde bron. Voorbeeld: Over deze kwestie [of de dagen in Genesis 1 echte dagen van 24 uur zijn, NW] bestaat tussen theologen geen enkele consensus.
35
Studiewijzer 2015-2016
Paginanummering
De pagina’s van het werkstuk dienen doorlopend genummerd te worden (Arabische cijfers: 1, 2, 3 etc.), met uitzondering van titelpagina, inhoudsopgave, en voorwoord. Deze pagina’s tellen wel mee, maar krijgen geen nummer. Plaats het paginanummer midden-onder de pagina.
Voetnoten
Voetnoten kunnen worden gebruikt om extra informatie weer te geven die wel relevant(!) is, maar het lopende betoog teveel zou doorbreken. De zin of uitspraak in het lopende betoog waar de voetnoot op slaat, wordt dan voorzien van een cijfer in superscript. Dit cijfer correspondeert met het cijfer van de voetnoot onder aan de pagina (let er dus op dat de verwijzingen in de tekst en de voetnoten op dezelfde pagina staan!). Voetnoten worden door een horizontale lijn van de lopende tekst onderscheiden. De tekst in de voetnoten wordt weergegeven met lettergrootte 10 en regelafstand 1.0. De meeste tekstverwerkers hebben een automatische voetnoot optie. Alhoewel voetnoten in academische publicaties onontbeerlijk zijn, mag de functionaliteit niet uit het oog worden verloren. Informatie in voetnoten moet bijdragen aan de ondersteuning van het betoog. Verder behoren voetnoten tot het geheel van de tekst. Dit impliceert dat als een werkstuk van bijvoorbeeld vijf pagina’s geschreven moet worden, de voetnoten bij die vijf pagina’s zijn inbegrepen. Dit geldt ook als er gebruik wordt gemaakt van eindnoten.
Afkorting Bijbelboeken
De verschillende Bijbelboeken worden als volgt afgekort. Genesis Exodus Leviticus Numeri Deuteronomium Jozua Richteren Ruth 1-2 Samuel 1-2 Koningen 1-2 Kronieken Ezra Nehemia Esther Job Psalmen Spreuken Prediker Hooglied Jesaja Jeremia Klaagliederen Ezechiël Daniël Hosea
Gen. Ex. Lev. Num. Deut. Joz. Richt. Ruth 1-2 Sam. 1-2 Kon. 1-2 Kron. Ez. Neh. Est. Job Ps. Spr. Pred. Hoogl. Jes. Jer. Klaagl. Ezech. Dan. Hos.
36
Studiewijzer 2015-2016
Joël Amos Obadja Jona Micha Nahum Habakuk Zefanja Haggai Zacharia Maleachi
Joël Am. Ob. Jona Mi. Nah. Hab. Zef. Hag. Zach. Mal.
Mattheüs Marcus Lucas Johannes Handelingen Romeinen 1-2 Corinthiërs Galaten Efeziërs Filippenzen Colossenzen 1-2 Thessalonicenzen 1-2 Timotheüs Titus Filemon Hebreeën Jacobus 1-2 Petrus 1-2-3 Johannes Judas Openbaring
Matth. Marc. Luc. Joh. Hand. Rom. 1-2 Cor. Gal. Ef. Fil. Col. 1-2 Thess. 1-2 Tim. Tit. Filem. Hebr. Jac. 1-2 Petr. 1-2-3 Joh. Jud. Openb.
Grieks en Hebreeuws
Griekse en Hebreeuwse woorden uit de Bijbel worden in de originele karakters weergegeven, niet in transcriptie. In het geval van Griekse en/of Hebreeuwse woorden die in de kerkgeschiedenis tot een technisch begrip zijn uitgegroeid (zoals het homoousios om de wezenseenheid tussen Vader en Zoon mee aan te duiden) kan hiervan worden afgeweken. Het is dan wél vereist de getranscribeerde woorden te cursiveren. Woorden uit vreemde talen, zoals Latijn en Engels worden altijd gecursiveerd, behalve wanneer het citaten betreft; dan gelden de specifieke regels voor de weergave van citaten.
Getallen
Voor de weergave van getallen geldt de volgende vuistregel: Schrijf de getallen van één t/m negenennegentig voluit en grotere getallen alleen als deze bestaan uit twee lettergrepen (bijvoorbeeld “duizend”). De overige getallen worden weergegeven met cijfers.
37
Studiewijzer 2015-2016
3.11 DOCUMENTATIE Wanneer bronverwijzing? Plagiaat verboden
3.11.1 PLAGIAAT Wie een onderzoek doet, maakt gebruik van bronnen. Het kan hier gaan om boeken, tijdschriften, interviews, internet sites, e.d. In een (wetenschappelijk) verantwoorde verhandeling dienen al de voor het schrijven van het werkstuk gebruikte bronnen gedocumenteerd te worden. In de literatuurlijst worden dus alleen die werken vermeld waarnaar daadwerkelijk in de tekst van het werkstuk verwezen wordt en niet al de bronnen die tijdens het vooronderzoek zijn ingezien. Wanneer is het nodig om naar een bron te verwijzen? In ieder geval wanneer de bron geciteerd wordt. Maar ook wanneer de bron geparafraseerd wordt, of wanneer een gedachte, een stuk informatie, stelling, argument of standpunt van de auteur wordt overgenomen. Indien in bovengenoemde gevallen een bronvermelding achterwege blijft, is er sprake van plagiaat, wat bij wet verboden is. Op de website van de Rijksuniversiteit Groningen staat een uitvoerige beschrijving van plagiaat die we in onderstaande integraal hebben overgenomen (
; bezocht: 6-2-2012). Lees dit aandachtig door, want bij elk werkstuk is dit onderwerp opnieuw actueel. (begin citaat) Wat is plagiaat? - het woordelijk overnemen van (passages uit) het werk van een ander zonder aan te geven dat het andermans woorden zijn en/of zonder vermelding van de precieze vindplaats van de passage. - het parafraseren van (passages uit) het werk van anderen, zonder daarbij aan te geven dat de gedachtegang door iemand anders is bedacht en zonder de vindplaats van de gedachtegang aan te geven. - het overnemen van ideeën uit andermans werk zonder daarbij aan te geven dat het de ideeën van iemand anders zijn. Veelgestelde vragen over plagiaat
Kan ik niet volstaan met vermelding van al mijn bronnen aan het eind van de tekst? In niet-wetenschappelijke of populair-wetenschappelijke genres (bijvoorbeeld kranten- of tijdschriftartikelen) kom je deze wijze van bronvermelding wel tegen, maar in een wetenschappelijke tekst moet je je referenties noemen waar je ze gebruikt.
Als ik het in mijn eigen woorden zeg, moet ik dan toch verwijzen naar bronnen? Ja, in wetenschappelijke teksten word je geacht om bij gebruik van andermans gedachtegoed, ook als je het samenvat of anders onder woorden brengt, je bronnen eerlijk te vermelden. Het verwijzen naar bron moet je ook beschouwen als een blijk van respect en een beloning voor andermans inspanning en prestaties.
38
Studiewijzer 2015-2016 Moet ik voor alles wat ik beweer een bron noemen? De kunst is om onderscheid te maken tussen datgene waarvoor je iemand de credits moet geven en datgene wat vanzelfsprekend is en als algemeen bekend verondersteld mag worden. Als je de begin- en de einddata van Het Twaalfjarig Bestand noemt, of beweert dat informatietechnologie een grote invloed op de hedendaagse samenleving uitoefent, hoef je daar niet een bron bij te vermelden, omdat het hier gaat om algemeen bekende of aanvaarde gegevens. In het begin zul je vaak twijfelgevallen tegenkomen; kies in dat geval de veilige route. Je kunt beter te veel dan te weinig bronnen vermelden. Met toenemende ervaring in het lezen van wetenschappelijke teksten zal het gemakkelijker worden om die keuze te maken: je zult steeds meer oog krijgen voor de manier waarop professionele wetenschappers in je vakgebied verwijzen naar bronnen.
Soms weet ik niet meer wat ik zelf bedacht heb en wat ik ergens anders heb gelezen Tegen dit probleem helpt een zorgvuldig notitiesysteem. Als je aantekeningen maakt tijdens het lezen van literatuur, geef dan aan wat je letterlijk citeert (aanhalingstekens), houd bij in welke publicatie en op welke bladzijde je de citaten hebt gevonden die je overneemt of parafraseert. In principe is plagiaat te voorkomen door zorgvuldig om te gaan met je bronnen en deze waar nodig te noemen (einde citaat). N.B: Alhoewel het in ons digitale tijdperk erg makkelijk is om tekst van internet te kopiëren, mag dit dus nooit zonder enige bronvermelding plaatsvinden!
Het constateren van plagiaat maakt het werkstuk ongeldig, wat impliceert dat (tegen betaling) een herkansing moet worden aangevraagd. Voor de volledige procedure bij plagiaat, zie § 4.6.
Algemeen
In de tekst
3.11.2 HET AUTEUR-DATUM SYSTEEM Bij de opleidingen van de ETA of het EPS hanteren we voor de documentatie het zogenoemde auteur-datum systeem. Dit systeem werkt als volgt. Bij een directe of indirecte verwijzing naar een bron, wordt in de lopende tekst verwezen naar de auteur, jaar van publicatie, en de bladzijde(n). Deze informatie wordt tussen ronde haken geplaatst en verwijst naar een literatuurlijst of bibliografie aan het eind van het document, waarin de volledige informatie van de bron wordt vermeld. Aan de hand van de gegevens in de tekst kan dus de gegevens van de gebruikte bron in de literatuurlijst worden teruggevonden. Let op: het eerste woord van de literatuurlijst (de entry) moet altijd corresponderen met hetgeen je in de lopende tekst vermeldt! Als de naam van de auteur in de zin niet genoemd wordt, dan wordt deze informatie aan het einde van de zin geplaatst, bijvoorbeeld: De begrippen “schepping”, “zondeval”, en “verlossing” worden in de Wijsbegeerte der Wetsidee uitgewerkt volgens deze theologie (Van Woudenberg 1992:27-42).
39
Studiewijzer 2015-2016
In de literatuurlijst: Woudenberg, René van. 1992. Gelovend denken: Inleiding tot een christelijke filosofie. Kampen: Kok. Als de naam van de auteur in de zin reeds genoemd is, wordt direct achter deze naam alleen het jaar van publicatie en de bladzijde(n) geplaatst, bijvoorbeeld: Polkinghorne (1991:7) benadrukt dat elke kritiek op de rationaliteit (en dus op het kritisch realisme) een uitzondering voor zichzelf moet maken, om te ontkomen aan zelfvernietiging. In de literatuurlijst: Polkinghorne, John. 1991. Reason and Reality: The Relationship Between Science and Theology. London: SPCK. Bij citaten wordt de bronverwijzing aan het eind van het citaat geplaatst, bijvoorbeeld: Berkhof zegt hierover: Niet ondanks, maar juist door zijn verandering trekt God één lijn. Juist dank zij de voortdurende verandering blijft Hij zichzelf en tegenover ons steeds dezelfde. Hij is immers zichzelf als de heilige liefde. Maar liefde kan alleen zichzelf blijven als ze voortdurend rekening houdt met haar voorwerp. Daarom vallen in de liefde veranderlijkheid en onveranderlijkheid samen. (Berkhof 1990:144) In de literatuurlijst: Berkhof, H. 1990. Christelijk geloof. Nijkerk: Callenbach. Het kan voorkomen dat een tekstgedeelte wordt geciteerd, dat in de gebruikte bron reeds een citaat is. Er is dan sprake van een directe bron en een indirecte bron. In zo’n geval moeten zowel de gegevens van de directe als de indirecte bron worden vermeld, bijvoorbeeld: The defence of freedom…that it is the presuppositon of every science, investigation and argument. The denial of freedom is a self-contradiction, the reductio ad absurdum of the arguments that lead to the denial. (Macquarrie 1982:17 in Polkinghorne 1996:13) In de literatuurlijst worden nu beide bronnen vermeld: Macquarrie, J. 1982. In Search of Humanity. London: SCM Press. Polkinghorne, John. 1996. The Faith of a Physicist. Minneapolis: Fortress Press.
40
Studiewijzer 2015-2016
In het geval er verwezen is naar verschillende werken van een auteur die in hetzelfde jaar gepubliceerd zijn, kan gebruik worden gemaakt van een extra codering om de verschillende werken te onderscheiden, bijvoorbeeld 1996a en 1996b. Zowel in de tekst als in de literatuurlijst wordt deze codering opgenomen, zodat deze correspondeert. In de literatuurlijst
De bibliografische beschrijving van een boek bestaat uit de volgende onderdelen: Auteur(s), editor(s) Jaar van publicatie Titel en ondertitel Plaats van uitgifte Uitgeverij De bibliografische beschrijving van een artikel bestaat uit de volgende onderdelen: Auteur(s), editor(s) Jaar van publicatie Titel en ondertitel Naam tijdschrift Jaargang en nummer (Engels: Volume en evt. number) Paginanummers Auteur(s), editor(s): De naam van de auteur wordt weergegeven, zoals deze op de titelpagina van het boek staat vermeld. Let op: voorvoegsels, zoals ‘Van’ en ‘Van der’, worden in de literatuurlijst achter naam en voorletters geplaatst (Steen, J.G. van der), maar in de tekst vóór de naam (Van der Steen (1990) zegt …). Eventuele titulatuur (prof. dr. drs. ir. ing.) wordt niet vermeld. In geval van meerdere auteurs worden alle namen vermeld, zij het dat alleen van de eerstgenoemde de achternaam aan de voornaam vooraf gaat. De laatstgenoemde auteur wordt voorafgegaan door de ampersand &. In principe worden alle auteurs in de literatuurlijst en lopende tekst vermeld. Bij vier of meer auteurs wordt echter in de lopende tekst alleen de eerste vermeld met daarachter de aanduiding ‘en anderen’: (e.a.). In geval van een redacteur, wordt de naam van de redacteur weergegeven met daarachter de aanduiding: (red.). In het geval dat de auteur onbekend is, wordt het werk gerangschikt op titel.
Jaar van publicatie: Het jaar van publicatie wordt nauwkeurig uit het boek overgenomen van de titelpagina of van de achterzijde van de titelpagina.
41
Studiewijzer 2015-2016
Let wel: het gaat bij het jaar van publicatie om het oorspronkelijke jaar waarin het werk in de onderhavige vorm en inhoud is gepubliceerd. Als bijvoorbeeld een boek is gepubliceerd in 1950, maar later vele herdrukken heeft gezien, waarbij de inhoud echter ongewijzigd is gebleven, wordt als belangrijkste datum 1950 aangehouden. Om de lezer toch voldoende te informeren welke druk er is gebruikt, wordt dit dan achter de oorspronkelijke datum tussen haken aangegeven, bijvoorbeeld 1950 (3e druk 1989). Als de inhoud van het boek echter is gewijzigd of herzien, wordt de datum van deze herziening aangehouden als de oorspronkelijke datum. Indien er geen jaar van uitgifte in het boek wordt vermeld, wordt dit aangegeven met de afkorting z.j. (zonder jaar), bijvoorbeeld Johnson, E. z.j. De wereld in crisis…
Titel:
De titel wordt nauwkeurig overgenomen van de titelpagina. In geval van engelstalige literatuur worden alle woorden in de titel of (a) met een hoofdletter geschreven (behalve lidwoorden, voorzetsels e.d.), of (b) met een kleine letter geschreven (behalve het eerste woord). De hoofdtitel wordt van een ondertitel of subtitel gescheiden door een dubbele punt; de subtitel begint dan met een hoofdletter. De titel (en ondertitel) wordt gecursiveerd.
De verschillende soorten bronnen worden in de literatuurlijst als volgt weergegeven. Boek Auteur. Jaar van publicatie. Titel. Plaats van uitgifte: Uitgeverij.
Voorbeeld: Geisler, Norman L. 1997. Creating God in the Image of Man?: The New “Open” view of God - Neotheism’s Dangerous Drift. Minneapolis, Minnesota: Bethany House Publishers. Een boek dat deel uitmaakt van een serie wordt als volgt weergegeven. Auteur. Jaar van publicatie. Titel. Titel deel of serie. Plaats van uitgifte: Uitgeverij.
Voorbeeld: Wentsel, B. 1981. Het Woord, de Zoon en de dienst. Dogmatiek deel 1. Kampen: Kok. In het geval het boek een vertaling is, wordt, indien bekend, de oorspronkelijke publicatie ook vermeld:
42
Studiewijzer 2015-2016 Hoffmeier, James K. 2009. De Archeologie van de Bijbel. Amsterdam: Ark Media. Vertaald door Emiel van der Wal. Oorspronkelijke uitgave: The Archaeology of the Bible (Oxford: Lion Hudson plc. 2007). Commentaar Een commentaar op een bijbelboek dat bestaat uit een enkel deel en geen deel uitmaakt van een serie wordt weergegeven als een normaal boek. Een commentaar dat deel uitmaakt van een serie wordt als volgt weergegeven. Auteur. Jaar van publicatie. Titel commentaar. Titel serie. Plaats van uitgifte: Uitgeverij.
Voorbeeld: Fee, G.D. 1995. Paul’ letter to the Philippians. The New International Commentary on the New Testament. Michigan: Grand Rapids. Artikel in tijdschrift Auteur. Jaar van publicatie. “Titel artikel”. Titel Tijdschrift. Jaargang en nummer, betreffende pagina(s).
Voorbeeld: Polkinghorne, John. 1987. “Creation and the Structure of the Physical World”. Theology Today. Vol. 44, 53-68. Artikel in verzamelbundel Auteur artikel. Jaar van publicatie. “Titel artikel”, in: Editor(s) verzamelbundel. Titel verzamelbundel. Plaats van uitgifte: Uitgeverij. Betreffende pagina’s.
Voorbeeld: Polkinghorne, John. 1997. “The Quantum World”, in: Robert J. Russell e.a. (eds.). Physics, Philosophy, and Theology: A Common Quest for Understanding. Vatican City: Vatican Observatory. 333-342. Krantenartikel Auteur artikel. Jaar van publicatie (dag en maand, eventueel jaargang). “Titel artikel”. Naam krant, eventueel naam van vaste rubriek, pagina(‘s).
Voorbeeld: Jochemsen, Henk en Ruth Seldenrijk. 2002 (juni, jaargang 29). “Solidariteit en keuzevrijheid in het toekomstig zorgstelsel”. Uitdaging: krant voor christenen met visie, 15. Interview Naam geïnterviewde, overige relevante informatie over de geïnterviewde. Jaar. Titel of onderwerp van interview. Plaats en datum van interview. Gegevens betreffende de beschikbaarheid van de tekst van het interview.
43
Studiewijzer 2015-2016 Voorbeeld: Ouweneel, Willem, theoloog en schrijver. 1998. “Genesis 1 en de natuurwetenschappen”. Interview door de auteur. Heverlee, 14 april. Schriftelijke vastlegging in het bezit van de auteur. Boek op internet Auteur. Datum van publicatie of laatste revisie. Titel. . Datum bezoek website.
Voorbeeld: Augustine, Saint. z.j. The City of God. . Artikel op internet Auteur artikel. Jaar van publicatie. “Titel artikel.” Naam tijdschrift. Jaargang en nummer, eventueel pagina(‘s). . Datum bezoek website.
Voorbeeld: Ings, Simon. 1998. “Review of ‘Belief in God in an Age of Science’ by John Polkinghorne.” New Scientist. Vol. 159, Nr. 2141. . Bezocht: 17 november 2000. Krant op internet Auteur artikel. Jaar van publicatie (dag en maand, eventueel jaargang). “Titel artikel.” Naam krant, eventueel naam van vaste rubriek, pagina(‘s) (indien van toepassing). . Datum bezoek website.
Voorbeeld: Limpt, Cokky van. 2003, 15 februari. “Jodendom/Het was toch over met Israël?”Trouw. . Bezocht: 18 februari 2003. Website Naam organisatie. Datum laatste update van de website (indien deze niet wordt gegeven: vermeld jaar van bezoek). . Datum bezoek website (alleen dag en maand als jaar van bezoek al is vermeld).
Voorbeeld: Joods Historisch Museum. 2012. . Bezocht: 14 mei. In de tekst vermeld je dan: Joods Historisch museum, 2012. Als je frequent naar deze website verwijst, is het handig deze wat langere naam af te korten tot bijvoorbeld Jhm. In de entry in de literatuurlijst vermeld je dan: Jhm, 2012 ... Wanneer de gebruikte informatie niet op de homepage staat, maar op een andere pagina, dan geef je dat aan:
44
Studiewijzer 2015-2016
Joods
Historisch Museum. 2012. “Het morgengebed”. . Bezocht: 14 mei.
Als je op deze wijze naar meerdere artikelen, items e.d. op dezelfde website wilt verwijzen, dan moet je voor elke verwijzing een nieuwe entry maken. Let er dan op dat je deze entries moet onderscheiden met een a, b, c, aanduiding. Bijvoorbeeld: Joods
Historisch Museum. 2012a. “Het morgengebed”. . Bezocht: 14 mei.
Joods Historisch Museum. 2012b. “Esterrol”. . Bezocht: 14 mei. Naar “Het morgengebed” wordt in de tekst dan verwezen met: Jhm, 2012a; Naar “Esterrol” wordt in de tekst verwezen met: Jhm, 2012b. Persoonlijke website Naam persoon. Datum laatste revisie. . Datum bezoek website.
Voorbeeld: Drees, Willem B. 2001, 17 januari. . Bezocht: 26 februari 2001. Boek en artikel op CD-ROM Boek: Auteur. Jaar van publicatie CD-ROM. Titel boek. Titel CD-Rom. Versie CDRom. Plaats van uitgifte: Uitgeverij.
Voorbeeld: McDonald, George. 1996. At the Back of the North Wind. Master Christian Library. Version 6. CD-ROM. Albany, Oregon: AGES Software. Artikel: Auteur. Jaar van publicatie CD-ROM. “Titel artikel.” Titel CD-Rom. Versie CD-Rom. Plaats van uitgifte: Uitgeverij. Het kan voorkomen dat niet alle gewenste bibliografische informatie op de CD-Rom is terug te vinden. Probeer in ieder geval zoveel mogelijk bovenstaande richtlijn te benaderen. Ook kan het nodig zijn om, in de vorm van een korte omschrijving, extra informatie toe te voegen, waar een bepaald artikel te vinden is (locatie). Internetversie Studiebijbel Artikel: Auteur. Jaar van raadpleging. “Titel artikel.” Internetversie Studiebijbel. . Plaats van uitgifte: Uitgeverij. Dag en maand van raadpleging.
45
Studiewijzer 2015-2016 Voorbeeld: Paul, M.J. 2011. “Chronologie: de datering van de schepping, de zondvloed, de aartsvaders en de uittocht uit Egypte.” Internetversie Studiebijbel. Veenendaal: Centrum voor Bijbelonderzoek. . Geraadpleegd: 8 november. In de tekst vermeld je dan: Paul, 2011 (zonder paginanummering, omdat die niet bestaat). Commentaar op een Bijbelvers: Studiebijbel. “Bijbeltekst commentaar”. Internetversie Studiebijbel. . Plaats van uitgifte: Uitgeverij. Datum van raadpleging.
Voorbeeld: Studiebijbel. “Judas :10”. Internetversie Studiebijbel. . Veenendaal: Centrum voor Bijbelonderzoek. Geraadpleegd: 14 mei 2012. In de tekst vermeld je dan: Studiebijbel, Judas :10. Digitale bron zonder paginering Naar digitale bronnen met een vaste paginering, zoals een PDF van een gedrukt boek, wordt gewoon op bovenstaande wijze verwezen. Maar er worden tegenwoordig ook digitale bronnen aangeboden zonder vaste paginering, zoals bij Mobipocket, Kindle, en ePub. Probeer in het algemeen zoveel mogelijk bibliografische informatie te verzamelen, zoals auteur, uitgever, jaar, etc. verder is het belangrijk de volgende twee richtlijnen in acht te nemen: 1) Verwijs in dergelijke gevallen niet naar pagina’s, omdat dit geen enkele zin heeft; 2) Probeer de tekst waarnaar verwezen wordt zo nauwkeurig mogelijk te lokaliseren. Dit kan bijvoorbeeld door te werken met nummers van hoofdstukken en paragrafen, of door de (de afgekorte) titel van de paragraaf weer te geven. Bijv.: H1, par. 3. Bij een digitaal commentaar zou je kunnen verwijzen naar het vers wat becommentarieerd wordt. Bijv. Joh. 1:8. Kies in ieder geval voor een zo kort mogelijke indicatie en wees hierin consistent. Geef in de literatuurlijst achter de entry tussen haken aan welke digitaal platform je hebt gebruikt. Bijv. OliveTree Bible Study App iOS.
Voorbeeld: Butlet, T.C. 2013. Joshua, World Biblical Commentary 7. Thomas Nelson, (uitvoering OliveTree Bible Study App iOS). In de tekst: Butlet, 2013:Joz. 5:8. Meerdere werken van dezelfde auteur
Indien er meerdere werken van dezelfde auteur in de literatuurlijst zijn opgenomen, is het aanbevolen niet telkens de volledige naam van de auteur te herhalen, maar dit als volgt weer te geven:
46
Studiewijzer 2015-2016 Fee, G.D. 1995. Paul’ letter to the Philippians. The New International Commentary on the New Testament. Michigan: Grand Rapids. ______ . 1999a . Philippians. The IVP New Testament Commentaries serie. Illinois: Inter Varsity Press. _______. 1999b. Paulus, de Geest en het volk van God. Apeldoorn: Novapres. _______. 2001. Exegese van het Nieuwe Testament: een praktische handleiding. Evangelicale Theologie. Zoetermeer: Boekencentrum Kom je er niet uit?
Staat een door jou gebruikt type bron er niet bij? Probeer dan aansluiting te vinden bij het voorbeeld dat er het meest op lijkt. Houd in ieder geval de volgende vuistregel voor ogen dat de verwijzing in de lopende tekst altijd moet overeenkomen met de entry in de literatuurlijst. Want als dit niet klopt, dan werkt het systeem niet meer.
Bijbelvertalingen
Het is niet gebruikelijk om gebruikte Bijbelvertalingen in de literatuurlijst op te nemen. Uiteraard is het wel noodzakelijk dat in de tekst duidelijk wordt vermeld van welke Bijbelvertaling gebruik wordt gemaakt bij een verwijzing of citaat. Bij een langer werkstuk kun je het beste in de inleiding, middels een voetnoot, aangeven dat alle Bijbelcitaten afkomstig zijn uit X vertaling, hetzij anders vermeld.
3.12 MONDELINGE OPDRACHTEN 3.12.1 HET HOUDEN VAN PRESENTATIES Indien men het verlangen heeft goed te communiceren, dan is het van belang voldoende aandacht te geven aan het mondeling presenteren van de boodschap. Hieronder volgen een aantal aandachtspunten die men bij de voorbereiding van de mondelinge boodschap in de gaten dient te houden. De aandachtspunten zijn onderverdeeld in: 1. 2. 3. 4.
Algemeen, Mondelinge expressie, Lichaamstaal, en Structuur.
3.12.2 ALGEMEEN
Uitstraling
Hoe wordt de boodschap gebracht? Let op: o Overtuigingskracht o Creativiteit o Natuurlijke presentatie o Duidelijkheid
Type spreker Er kunnen verschillende typen sprekers worden onderscheiden. Welke bent u? Wat past het best bij het onderwerp? Is combineren mogelijk? Preferentieel (spreekt over feiten, gebeurtenissen, prognoses)
47
Studiewijzer 2015-2016
Expressief (emoties, meningen, waarden en normen) Appellerend (wil een doel bereiken, overtuigen, motiveren) Relationeel (bouwt aan een relatie met de zaal)
Overige belangrijke vragen: Heeft u contact met de zaal? Is uw voordracht levendig? Heeft u een vertaalslag naar het leven van elke dag gemaakt? 3.12.3 MONDELINGE PRESENTATIE
Stemgebruik
Let op duidelijke articulatie. Spreek niet monotoon, maar breng op gepaste wijze variatie aan in toonhoogte, sterkte en snelheid van spreken.
Pauzes
Zo nu en dan een korte (adem)pauze brengt rust in het betoog en geeft de luisteraars even de gelegenheid het gezegde te overdenken of te laten bezinken.
Taalgebruik
Pas uw taalgebruik en woordkeuze (tale Kanaans) zo nodig aan aan de doelgroep en de context (formeel/informeel), maar blijf wel uzelf. Gebruik heldere formuleringen. Wees absoluut en stellig als het nodig en verantwoord is, maar durf ook relativerend of terughoudend te zijn (niet alles is even zonneklaar). Uiteraard mag de luisteraar er van uit gaan dat de spreker iets over het onderwerp te zeggen heeft, maar dat wil niet zeggen dat de spreker ‘alles weet’ of op elke vraag een antwoord moet hebben. Wees daarom niet onnodig ‘betweterig’ of stellig.
3.12.4 LICHAAMSTAAL
Algemene houding Vragen die gesteld kunnen worden zijn: Is het hele lichaam betrokken bij de presentatie? Is de houding open? Is de houding gesloten?
Gebaren (Wat doen de handen tijdens de toespraak?) Iedereen is anders; sommigen gebruiken van nature veel lichaamstaal, anderen staan met de handen stevig om het katheder. Belangrijk is om een goede indruk te krijgen van de eigen gebaren (bijv. via een video opname) en te beoordelen in hoeverre deze gebaren de presentatie ondersteunen of niet.
Gelaatsuitdrukking
Is deze in overeenstemming met wat er gezegd wordt? Vriendelijk?
48
Studiewijzer 2015-2016
Afstandelijk?
Oogcontact
Zoek oogcontact met het publiek. Wees niet teveel aan het papier gebonden (een goede voorbereiding is dus belangrijk!). Probeer niet teveel naar één punt in de zaal te kijken, maar te variëren.
3.12.5 OPBOUW
Inleiding
Schrijf een duidelijke inleiding. Een goede inleiding en een goede afsluiting (zie onder) zijn wezenlijk voor een geslaagde presentatie. Schrijf zo nodig de paar zinnen van inleiding en afsluiting volledig uit. Tijdens het betoog mag weleens naar woorden gezocht worden, maar niet tijdens inleiding en afsluiting. Maak het hoofdthema duidelijk in de inleiding.
Structuur Vragen die gesteld kunnen worden zijn: Is de structuur duidelijk? Kun je het centrale thema noemen? Zit er een voortgaande ontwikkeling in de voordracht? Zijn er hoofdpunten te onderscheiden? Zijn er goede ondersteunende voorbeelden? Staan de hoofdpunten in relatie met het hoofdthema? Zijn de overgangen duidelijk? Is de logica tussen de verschillende punten duidelijk?
Afsluiting
Is er een effectieve afsluiting? (samenvatting, conclusie, oproep, voorstel)
Samenvatting
Vat niet alleen aan het einde, maar ook zo nu en dan gedurende het betoog even kort samen wat gezegd is. Dit geeft de luisteraars even de gelegenheid ‘op adem te komen’ of weer ‘aan te haken’. Dit bevordert een effectieve overdracht.
49
Studiewijzer 2015-2016
4 STUDIEREGLEMENT Voor het goed functioneren van de school zijn ten behoeve van de studenten de volgende regels opgesteld. Elk onderdeel is zo duidelijk mogelijk weergegeven om op deze wijze mogelijke studiebarrières weg te nemen.
4.1 BEREIKBAARHEID EN COMMUNICATIE Telefonische bereikbaarheid
4.1.1 CONTACTGEGEVENS Voor vragen over de opleiding(en) en/of over uw studie kunt u telefonisch terecht bij het administratiekantoor van het Evangelisch College (078-6190037). Deze is bereikbaar op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag van 09.00-12.30 uur en van 13.00-16.30 uur. Voor specifieke vragen met betrekking tot de ETA, kunt u op bovengenoemde tijden terecht. Voor specifieke vragen met betrekking tot het EPS, kunt u telefonisch contact opnemen op maandagmiddag of vrijdag via het telefoonnummer: 078-6190037. U kunt uw vragen ook stellen via e-mail:
Algemeen | E-mailadressen:
Administratie: [email protected] Financiën: [email protected] PR & Communicatie: [email protected]
ETA | E-mailadressen:
Deeltijdonderwijs: [email protected] Afstandsonderwijs: [email protected] Gestructureerd afstandsonderwijs: [email protected] Academische zaken: [email protected] Praktijk-leergedeelte: [email protected]
EPS | E-mailadressen:
Opl. Pastorale Hulpverlening, 1e jaars: [email protected] Opl. Pastorale Hulpverlening, 2e/3e jaars: [email protected] Praktijk en stage: [email protected]
Normaliter wordt een e-mail binnen 7 werkdagen verwerkt. In de avonduren en in het weekend is het Evangelisch College niet bereikbaar anders dan via e-mail. In dergelijke gevallen zal gedurende werkdagen zo spoedig mogelijk contact met u worden opgenomen. Gedurende de reguliere schoolvakanties (onder meer herfst-, Kerst, Paasen zomervakantie, zie de website voor de data) is het administratiekantoor gesloten. Tijdens deze periodes vinden in formele zin geen activiteiten plaats. Derhalve dient u vóór de aanvang van de zomervakantieperiode eventuele resterende administratieve zaken te regelen.
50
Studiewijzer 2015-2016
Studiepas
Inlogformulier Studentenplaza
Mededelingen; roosterwijzigingen
4.1.2 STUDIEPAS, STUDENTENPLAZA EN WEBMAIL Voor alle studenten wordt een persoonlijke Studiepas aangemaakt waarop persoonsgegevens en het e-mailaccount staan vermeld. Op het Studentenplaza staat uitvoerige informatie over functie, kosten, en mogelijke stopzetting van deze studiepas. Bij de Studiepas wordt een Inlogformulier geleverd waarop de persoons, opleidings-, en inloggegevens van de student staan vermeld. Met deze gegevens wordt de student toegang verleend tot het Studentenplaza. Het Studentenplaza is de plek waar studenten alle relevantie informatie/ondersteuning wordt geboden bij de studie, waaronder: o Nieuwsberichten o Documenten (Lesroosters, werkstuk sjablonen, etc) o Opleidingsinformatie ((her)tentamens, specialisaties, etc.) o Formulieren (Mutatieformulier, evaluaties, etc.) o Toegang tot de internetversie van de Studiebijbel o Forum Per e-mail ontvangt u nieuwsberichten (bv. Roosterwijzigingen en cijfers) m.b.t. uw studie.
Het is daarom van groot belang dat u eventuele wijzigingen van uw e-mailadres aan ons doorgeeft! 4.1.3 CIJFERLIJST Naast het cijfer dat vermeld staat op het gemaakte tentamen, werkstuk en dergelijke, krijgt de student gedurende het collegejaar een digitale cijferlijst aangeleverd per e-mail. Deze cijferlijst wordt steeds direct verstuurd nadat een nieuw cijfer is toegevoegd en bevat alle tot dan toe behaalde resultaten. Op dit overzicht zijn alleen de resultaten vermeld van de vakken waarbij de student heeft voldaan aan alle onderdelen van het betreffende vak (tentamen + opdrachten). Desgewenst kan de student deze lijst zelf uitprinten. Er wordt naar gestreefd de student zo goed en zo snel mogelijk te voorzien van behaalde resultaten. De normale correctietermijn die wordt gehanteerd is zes (werk) weken. Normaliter levert de docent de resultaten in bij de administratie die de cijfers vervolgens verwerkt en de student een nieuwe cijferlijst mailt. Het kan echter voorkomen dat de docent op eigen initiatief het eindcijfer met de klas communiceert, terwijl dit door de administratie nog niet is verwerkt en derhalve nog niet op de cijferlijst staat vermeld. Dit is toegestaan, maar niet gebruikelijk. De docent verleent de student op deze wijze een bijzondere dienst. De administratie zal – nadat deze de cijferlijst van de docent heeft ontvangen – de cijfers op de gebruikelijke wijze z.s.m. verwerken. Het heeft in dit soort gevallen dan ook weinig zin om e-mails te sturen over het ‘ontbrekende cijfer’. Mocht na enkele weken het cijfer echter nog steeds niet zijn verwerkt, dan is het raadzaam hierover bij de administratie te informeren.
51
Studiewijzer 2015-2016
Alhoewel de cijferlijsten met de grootste zorgvuldigheid worden samengesteld, kan het voorkomen dat per abuis een onjuist cijfer wordt vermeld, of een cijfer niet wordt vermeld. Daarom kunnen aan de cijferlijst geen rechten worden ontleend. Tevens heeft de student de verplichting de cijferlijst zelf aandachtig te controleren. De controle-periode van een afgesloten collegejaar loopt tot uiterlijk de laatste dag van december van het lopende kalender jaar (dus ca. vier maanden tot in het volgende collegejaar). Studenten hebben de plicht onjuiste of ontbrekende cijfers binnen die periode aan de opleidingscoördinator te communiceren. Na die periode voelt de school zich niet meer verplicht ontbrekende (deel)cijfers te achterhalen.
Omdat er gebruik gemaakt wordt van gastdocenten, is het daardoor moeilijk, en soms zelfs onmogelijk om langere tijd na dato nog ontbrekende (deel)cijfers te achterhalen. Zowel de school als de student is gediend bij een spoedige controle en eventuele correctie van de cijferlijst. 4.1.4 LESLOCATIES
Alleen van toepassing voor het deeltijdonderwijs Faciliteiten, catering
In de pauzes tussen de colleges is er gelegenheid om thee, koffie en dergelijke te verkrijgen. De kosten hiervan zijn per leslocatie verschillend en dienen contant te worden voldaan. Aan het begin van het collegejaar wordt u hierover geïnformeerd.
Groepsvertegenwoordiger
Om het contact tussen studenten en de schoolleiding zo goed mogelijk te laten verlopen, is de zogenaamde groepsvertegenwoordiger in het leven geroepen. Dit houdt in dat op alle locaties, in elke groep, een student als groepsvertegenwoordiger wordt aangesteld. Deze student heeft voornamelijk tot taak a) de groep naar de schoolleiding toe te vertegenwoordigen en vice versa, b) voor de verspreiding van studiematerialen zorg te dragen en c) desgewenst bijzondere evenementen te (laten) organiseren. Het is de school er veel aan gelegen om de studie van de student zo goed mogelijk te laten verlopen. Desondanks kunnen er zich situaties voordoen dat een student onvoldoende tevreden is met de gang van zaken. De student kan dan contact zoeken met de groepsvertegenwoordiger om een en ander te bespreken, opdat samen naar een oplossing gezocht kan worden. De groepsvertegenwoordiger kan desgewenst contact zoeken met de schoolleiding ter bespreking van het probleem.
Bereikbaarheid op leslocaties
Alleen in zeer dringende gevallen kan een student tijdens de collegedagen op de locatie gebeld worden. De algemene regel is dat tijdens college-uren mobiele telefoons worden uitgezet om zo, wanneer er gebeld zou worden, het storend effect hiervan op het verloop van de colleges te voorkomen. Toch heeft de school begrip voor die situaties waarbij het gebruik van een mobiele telefoon wenselijk, noodzakelijk, of zelfs beroepsmatig voorgeschreven is. Te denken valt aan studenten die beroepsmatig vallen onder categorieën als artsen, politie, vrijwillige brandweer, beveiliging. Ook
52
Studiewijzer 2015-2016
huiselijke situaties kunnen zich voordoen waarbij directe bereikbaarheid dringend gewenst is. Om deze redenen is er geen algeheel verbod op het gebruik van mobiele telefonie. We verzoeken de student beleefd op gepaste wijze met het gebruik van mobiele telefonie om te gaan en de bovengenoemde algemene regel zoveel mogelijk te respecteren. 4.1.5 BEGELEIDING Het Evangelisch College streeft ernaar de student zo goed mogelijk te begeleiden. Gezien echter het beperkt aantal contactmomenten, dient de student vooral zélf initiatieven te nemen om de gewenste begeleiding te verkrijgen. Zo kan een student bijvoorbeeld contact zoeken met een (ervaren, ouderejaars) student voor extra toelichting voor nog niet voldoende begrepen zaken. Ook kan door de student een docent nader geraadpleegd worden over de betreffende leerstof en/of opgegeven opdrachten. Indien echter ondanks dergelijke pogingen de student toch vast dreigt te lopen met de studie, raden we aan een afspraak te maken met de opleidingscoördinator om de betreffende problemen verder door te nemen en oplossingen te zoeken.
4.2 STUDIEBEGELEIDING EN STUDIEADVIES 4.2.1 BEGELEIDING De schoolleiding is er alles aan gelegen de student tijdens de studie zo goed mogelijk te begeleiden. Voor inhoudelijk studieadvies kan contact worden gezocht met de verschillende opleidingscoördinatoren en/of de academisch coördinator (zie § 4.1 voor contactgegevens). Vanwege de aard van de opleidingen Missionair Werk (ETA) en Pastorale Hulpverlening (EPS) is er een nauw contact tussen de student en de opleidingscoördinator, waardoor deze op natuurlijke wijze de studievoortgang van studenten bijhoudt en daar waar nodig de student van advies/ondersteuning kan voorzien. Gezien de grootschaligheid (meerdere leslocaties en groepen) van de opleiding Bachelor Theologie en opleiding Gemeente Werk (ETA) is er een speciale studiebegeleider aangesteld: Marianne Visser ([email protected]). Zij monitort de studenten en kan in sommige gevallen op eigen initiatief contact opnemen met een student indien deze onvoldoende vordering lijkt te maken. Andersom is zij ook aanspreekpunt in het geval de student zélf graag zijn studievoortgang wil bespreken. 4.2.2 STUDIEADVIES Op basis van de studievoortgang kan de schoolleiding een student vrijblijvend óf bindend adviseren een andere opleiding of studiewijze te volgen. Een aantal voorbeelden zouden kunnen zijn: - Een student van het gestructureerd afstandsonderwijs kan geadviseerd worden verder te studeren op A-niveau.
53
Studiewijzer 2015-2016
-
Een student van het gestructureerd afstandsonderwijs kan geadviseerd worden de 4-jarige variant te gaan volgen. - Een student van het deeltijdonderwijs kan geadviseerd de opleiding verder te volgen als toehoorder. - Een student kan geadviseerd worden over te stappen naar de Evangelische Toerusting School (ETS). In een uiterst geval behoudt de schoolleiding zich het recht voor de student een bindend afwijzend studieadvies (BAS) te geven, waarmee de student wordt uitgesloten van deelname aan de betreffende studie(wijze). Ook wanneer na zorgvuldige afweging geconstateerd wordt dat de student ongeschikt blijkt voor het uitoefenen van het (mogelijk toekomstige) beroep kan een BAS worden verstrekt.
4.3 EVALUATIES Op het Studentenplaza is een evaluatieformulier beschikbaar waar studenten (al dan niet anoniem) vakken (vakinhoud, docenten, studiemodulen en opdrachten) kunnen evalueren. Dit evaluatieformulier is hét middel om als student te laten weten wat je van het vak vond en waar de school in kan verbeteren. De uitkomsten van evaluaties worden aandacht bekeken door de schoolleiding en gebruikt voor het verder verbeteren van het onderwijs. In sommige gevallen kan het invullen van het evaluatieformulier een (verplicht) onderdeel uitmaken van een vak.
4.4 DIPLOMERING EN CERTIFICERING 4.4.1 HET EINDGESPREK Ter afronding van de studie is het eindgesprek bedoeld. Dit geldt voor alle studenten die een diploma (wensen te) behalen. Alvorens het eindgesprek kan plaatsvinden, dient de student aan alle diplomeringsvoorwaarden te hebben voldaan. Bij een dergelijk eindgesprek zullen aanwezig zijn: de student, één of enkelen van de schoolleiding en eventueel de projectbegeleider. Dit gesprek heeft cijfermatig geen invloed op de diplomering van de student. Tijdens het eindgesprek wordt (ook) de studie-ervaring van de student besproken. 4.4.2 UITREIKING Uitreiking van diploma’s, certificaten en getuig schriften vindt gedurende het collegejaar plaats, normaliter op een zaterdag in november. De uitreiking vindt plaats in het Onderwijscentrum van het Evangelisch College in Zwijndrecht. Hierbij wordt de persoonlijke aanwezigheid van de betrokken student(en) als vanzelfsprekend beschouwd.
54
Studiewijzer 2015-2016
4.5 ABSENTIE Alleen van toepassing voor studenten van het deeltijdonderwijs De student van het deeltijdonderwijs heeft een bewuste keuze gemaakt voor het volgen van een leertraject met contacturen (colleges). Absentie van de colleges dient daarom zoveel mogelijk vermeden te worden. Er zijn echter situaties denkbaar dat een student wegens ziekte en/of andere verplichtingen een lesdag niet kan volgen. Dit is (bij uitzondering) toegestaan, mits een student niet meer dan maximaal 20% van het jaarlijkse totaal aantal college-uren mist. Bij overschrijding van dit toegestane aantal komt een student niet in aanmerking voor het diploma of certificaat. De reden hiervoor is dat de colleges deel uitmaken van de totale studiebelasting. Wanneer een student afwezig is tijdens een lesdag waarop hij een presentatie moet geven of waarop een (eenmalige) vaardigheidstraining plaatsvindt, is de docent gerechtigd de student een vervangende opdracht te geven indien er binnen het bestek van de voor het vak beschikbare colleges geen ruimte meer is voor een herkansing. Verder is het aan de opleidingscoördinator te beoordelen in hoeverre ter compensatie van gemiste studiebelastingsuren (SBU) een student aanvullende opdrachten moet maken. In elk geval mag er per vak niet meer dan 50% van de college-uren worden verzuimd. Een uitzondering hierop vormen de vakken waarvan het totaal van de colleges op één enkele lesdag worden verzorgd. Opnemen van de inhoud van colleges en verspreiding
Uit het oogpunt van privacy van zowel de student als van de docent is het niet toegestaan colleges op te nemen middels wat voor apparatuur dan ook. Bij absentie kan een student bij collega-studenten informeren wat er in het gemiste college gedoceerd is. Ter voorkoming van miscommunicatie is ook het publiekelijk verspreiden van aantekeningen van colleges (op welke wijze ook) niet toegestaan.
Gemist studiemateriaal
Indien wegens absentie een student bepaalde studiematerialen niet verkregen heeft, worden deze hem/haar niet nagezonden, maar in een volgend college uitgereikt. Indien in uitzonderlijke gevallen het opsturen van studiemateriaal toch noodzakelijk blijkt te zijn, behoudt de ETA-administratie zich het recht voor om de betreffende porto- en administratiekosten volledig voor rekening van de student te laten komen. In voorkomende gevallen zal een en ander per factuur de student in rekening worden gebracht.
4.6 FRAUDE (PLAGIAAT; SPIEKEN E.D.) Hieronder wordt aangetroffen de definitie van fraude en de daarmee gepaard gaande procedure. Definities en procedure
1. Onder fraude wordt verstaan: a. plagiaat: het geheel of gedeeltelijk overnemen van een tekst, en/of gedachte, en/of redenatie, en/of formulering van een ander en deze laten doorgaan voor eigen werk;
55
Studiewijzer 2015-2016
2.
3.
4.
5.
6.
b. b. spieken: het gebruik van enigerlei hulpmiddel (zoals spiekbrief of het werk van een ander) bij het afleggen van een tentamen/toets, terwijl dit niet is toegestaan. c. bewust gelegenheid bieden tot spieken tijdens een tentamen/toets; d. door anderen laten maken van (delen van) een studieopdracht, terwijl dit niet de bedoeling is; e. fingeren van onderzoeksresultaten of enquête- c.q. interviewantwoorden. Onder een tentamenonderdeel wordt verstaan: schriftelijk of digitaal tentamen/toets, werkstuk, presentatie, of welke vorm van tentaminering dan ook die nodig is voor het behalen van een eindcijfer voor een vak. Indien een student(e) zich schuldig maakt aan enige vorm van fraude ten aanzien van het afleggen van een tentamenonderdeel, kan de docent, surveillant, of corrector, die de onrechtmatigheid constateert hem/haar van verdere deelname aan het desbetreffende tentamenonderdeel uitsluiten. Het tentamenonderdeel wordt niet beoordeeld maar beschouwd als te zijn afgelegd. In geval van verdenking van plagiaat wordt een second opinion gevraagd bij een collega of vakgenoot. Indien de uitkomst hiervan bevestigend is, wordt de procedure gecontinueerd. Bij constatering (of verdenking) van fraude wordt de volgende procedure gevolgd: a. met de betreffende student(e) wordt, indien de situatie daarom vraagt, een gesprek gevoerd; indien dit gesprek geen informatie oplevert die de verdenking van fraude ongegrond maakt, wordt b. het tentamenonderdeel beoordeeld met het cijfer 0; het tentamenonderdeel kan (tegen betaling) worden herkanst (bij de ETA wordt hiervoor gebruik gemaakt van de tweewekenregeling; c. de (aard van de) fraude wordt gemeld bij de academisch coördinator die de onrechtmatigheid registreert; d. de student wordt schriftelijk geïnformeerd over de beslissing en over de manier waarop eventueel bezwaar kan worden gemaakt (zie Klachtenreglement). In het geval van recidive (2e x) wordt – na hoor en wederhoor – door de directie en academisch coördinator een passende maatregel genomen. Hierbij wordt rekening gehouden met de aard van de overtreding en de fase van de opleiding waarin de student zich bevindt. Het eerste studiejaar geldt als clementieperiode. Een maximale sanctie betreft uitsluiting van het betreffende tentamenonderdeel voor de periode van één jaar. In het geval van ernstige fraude en/of recidive (3e en volgende gevallen) kan – gezien de aard van de opleiding, het beroepsprofiel en het te verwachten werkveld – door de directie worden besloten de student voor een jaar, of in het uiterste geval voorgoed, verdere toegang tot de studie te ontzeggen. Dit ontslaat de student niet van nog lopende financiële verplichtingen. Per situatie zal bekeken worden in hoeverre de student eventuele certificaten of een getuigschrift kan verzilveren.
56
Studiewijzer 2015-2016
7. Indien de fraude pas achteraf wordt geconstateerd en zelfs nadat de student reeds is gecertificeerd of gediplomeerd, kan de directie, mede afhankelijk van de ernst van de onrechtmatigheid, alsnog besluiten het betreffende studieonderdeel ongeldig te verklaren en daarmee ook het betreffende certificaat of diploma. De student zal in dat geval, indien toegestaan, het betreffende studieonderdeel opnieuw (tegen betaling) moeten afleggen. Eerste studiejaar: milde benadering plagiaat
Als toelichting bij bovenstaande is het volgende van toepassing. Het eerste studiejaar wordt gezien als de instructie- en leerfase. Dat impliceert dat gedurende deze periode mild met plagiaatgevallen zal worden omgesprongen. Met name indien het onvolkomenheden betreft die te wijten zijn aan onwennigheid m.b.t. bibliografische richtlijnen, zal het werkstuk gecorrigeerd aan de student worden geretourneerd, met het verzoek de deficiënties te verhelpen en het werkstuk opnieuw in te leveren. De student krijgt hiervoor maximaal twee weken en handelt dit direct met de betrokken docent af (gratis; er hoeft hiervoor dus geen betaalde herkansing te worden aangevraagd). Indien het echter overduidelijk (ernstige) plagiaat betreft, zoals het letterlijk kopiëren van grote hoeveelheden tekst, gaat bovenstaande procedure in werking.
Vanaf tweede studiejaar
Vanaf het tweede studiejaar is, bij constatering van welke vorm van plagiaat dan ook, direct bovenstaande procedure van kracht.
4.7 KLACHTENREGLEMENT Het Evangelisch College heeft als evangelisch instituut kwaliteit van onderwijs en goede omgangsvormen hoog in het vaandel staan. Helaas is zij daarin niet volmaakt; waar mensen (samen)werken gaat weleens wat mis. Dat hoeft geen onoverkomelijkheid te zijn, zolang constructief naar een oplossing wordt gezocht. Mocht je als student tegen onduidelijkheden of vragen aanlopen (van welke aard dan ook), of ben je ontevreden over het onderwijs, de lessituatie, communicatie of omgangsvormen (van medestudent of docent), dan is het verstandig hier niet mee te blijven rondlopen, maar dit kenbaar te maken. De eerste stap is altijd het opnemen van de kwestie met de direct betrokkene of verantwoordelijke (medestudent, docent, opleidingscoördinator). In veel gevallen zal dit tot een oplossing leiden. Mocht de uitkomst hiervan echter onbevredigend zijn, kan de directie worden gevraagd hierover een (voorlopig) bindende uitspraak te doen. Op deze wijze hopen we de meeste problemen tot een goede oplossing te leiden. Voor situaties waarbij bovenstaande procedure niet tot een oplossing leidt, heeft het EC een officiële klachtenprocedure. De eerste stap tot het in werking laten treden van deze procedure is het invullen van het klachtenformulier (Studentenplaza). Voordat deze procedure gestart wordt, is het aangewezen eerst het Klachtenreglement aandachtig door te lezen, zodat duidelijk wordt wat de procedure precies inhoudt en wat wel/niet verwacht kan worden.
57
Studiewijzer 2015-2016
4.8 GELOOFSBELIJDENIS EN GELOOFSLEVEN Op het aanmeldingsformulier heeft u, middels ondertekening, ingestemd met de geloofsbelijdenis die het Evangelisch College onderschrijft. Met deze geloofsbelijdenis meent het EC in lijn te zijn met het historisch belijden van de universele kerk/gemeente, zoals onder meer verwoord in zowel de Apostolische Geloofsbelijdenis als de belijdenis van Nicea-Constantinopel. Het Bijbels geloof komt echter niet alleen tot uitdrukking in het verstandelijk belijden, maar juist temeer in de dagelijkse levenswandel. Wie Jezus als ‘Heer’ over zijn/haar leven belijdt, behoort ook overeenkomstig te wandelen. Gezien de aard van de opleiding en de te verwachten verantwoordelijke taken die de studenten in lijn van de opleiding in de toekomst zullen gaan vervullen (of reeds vervullen) in kerk, gemeente of anderszins, wordt van de studenten verwacht dat zij in hun dagelijks leven navolgers van Christus proberen te zijn; dat hun leven zoveel mogelijk de Bijbelse instructies hieromtrent weerspiegelt. Mocht tijdens de studie duidelijk blijken dat het leven van een student (structureel) in tegenstelling met bovengenoemd belijden en de Bijbelse levenswandel is, dan behoudt het Evangelisch College zich het recht voor een student (tijdelijk of permanent) de toegang tot de school te ontzeggen. Een dergelijke maatregel ontslaat de student niet van de plicht het collegegeld en de studiematerialen van het desbetreffende collegejaar volledig te betalen.
4.9 OPLEIDINGSOVEREENKOMST Middels ondertekening van het Aanmeldingsformulier hebt u zich akkoord verklaard met de Opleidingsovereenkomst, waarin de onderlinge afspraken tussen u en de school zijn vastgelegd. In onderstaande paragrafen worden bepaalde onderwerpen nog nader toegelicht.
4.10 FINANCIËLE ZAKEN Facturen
Tijdens het collegejaar zal de student verschillende facturen ontvangen. De eerste factuur betreft het collegegeld plus een voorschot voor de studiematerialen.
Deze factuur dient (evenals de overige facturen) volledig betaald te worden, ongeacht of een student de studie voortijdig wijzigt of beëindigt, ongeacht of er wel of geen colleges worden gevolgd, en ongeacht de betaalwijze (eenmalig of in termijnen). De volgende facturen betreffen: - de definitieve factuur voor de uitgereikte studiemodulen, onder aftrek van het reeds gefactureerde voorschot;
58
Studiewijzer 2015-2016
-
eventuele aanvullende facturen, met name voor overige studiematerialen, zoals in latere instantie uitgereikte schriftelijke (concept-) studiemodulen en boeken.
De schriftelijke studiemodulen worden tijdens de colleges uitgereikt en is de student of toehoorder verplicht af te nemen, tenzij deze een module reeds in bezit zou hebben via bijvoorbeeld het afstandsonderwijs.
N.B. De studiemodulen die worden uitgereikt, zijn dus niet bij het collegegeld inbegrepen! De student ontvangt de facturen in zijn persoonlijke studenten e-mailbox. Overige gewenste informatie over de facturen kunt u inwinnen bij de administratie van de school ([email protected]). Incassoregeling
Niet-betaling van de facturen
Vanwege zowel administratieve efficiëntie als vanwege kostenbesparing worden de facturen door het Evangelisch College per SEPA-incasso geind. Ons incassant-ID is: NL52ZZZ411311410000. Bij deze incasso gelden de volgende regels. - Bij eenmalige betaling vindt de afschrijving plaats rond 26 september. - Bij termijnbetaling vindt afschrijving plaats aan het einde (ongeveer de 26e dag) van de betreffende kalendermaand(en). - De automatische afschrijving van het studiemateriaal vindt plaats aan het einde van de maand waarin u de betreffende factuur ontvangt. - De student dient er zorg voor te dragen dat er voldoende tegoed staat op de opgegeven bankrekening, zodat de studiekosten geïncasseerd kunnen worden. Indien de incasso als gevolg van onvoldoende tegoed wordt geweigerd, wordt er vanwege de extra werkzaamheden en bankkosten administratiekosten in rekening gebracht. -
-
-
Indien het in een studiejaar voorkomt, dat er meer dan één incasso niet kan worden uitgevoerd, worden de administratiekosten verhoogd per extra benodigde incasso opdracht en/of per aanmaning. Indien een incasso herhaaldelijk niet kan worden geïncasseerd en/of op aanmaningen niet adequaat wordt gereageerd door de student, is het opleidingsinstituut genoodzaakt een erkend gerechtsdeurwaarder c.q. incassobureau in te schakelen. De (hoge) kosten die hieraan verbonden zijn, zijn voor rekening van de student. Tevens wordt er met terugwerkende kracht wettelijke rente berekend over het openstaande bedrag, vanaf het moment dat dit verschuldigd was. Zolang er nog betalingsverplichtingen zijn, kan de student de incassomachtiging niet intrekken.
59
Studiewijzer 2015-2016
4.11 MUTATIES Administratieve wijzigingen
In geval een student van adres verandert, studiematerialen wil bestellen, een andere wijze van betalen wenst, of andere administratieve wijzigingen wil doorgeven, verzoeken we dit per e-mail door te geven: [email protected].
Mutatieformulier
Elke verandering van studie(vorm) (bijv. een overstap van deeltijdonderwijs naar afstandsonderwijs of vice versa, inlassen van een tussenjaar, verlenging van de studie, verandering van studie, of stopzetting van de studie ...) moet jaarlijks worden aangegeven middels het Mutatieformulier dat op het Studentenplaza wordt aangetroffen en wel voor 1 juni van het lopende collegejaar. Na deze datum vindt automatisch her-inschrijving plaats en is de student opnieuw het collegegeld en de afname van studiematerialen verschuldigd.
N.B. Zolang een student niet via het mutatieformulier kenbaar maakt, dat hij/zij de studie wenst te beëindigen en geen studiemateriaal meer wenst, wordt studiemateriaal voor de student aangemaakt en is deze derhalve verplicht dit materiaal af te nemen.
60
Studiewijzer 2015-2016
DEEL 2: OPLEIDINGSINFORMATIE
61
Studiewijzer 2015-2016
5 OPLEIDING BACHELOR THEOLOGIE/ BIJBELSE THEOLOGIE / GEMEENTE WERK 5.1 INLEIDING Naast het kernprogramma van de 5-jarige opleiding Bachelor Theologie biedt de Evangelische Theologische Academie twee daarvan afgeleide trajecten aan op HBO-niveau: De 2-jarige opleiding Bijbelse Theologie De 3-jarige opleiding Gemeente Werk Het programma van de Bijbelse Theologie is bedoeld voor hen die in staat willen zijn op zelfstandige en verantwoorde wijze de Bijbel uit te kunnen leggen. Het ontstaan, de inhoud en het verstaan van de Bijbel staan hierbij centraal. De opleiding Gemeente Werk is bedoeld voor hen die zich willen toeleggen op het brede spectrum van het gemeentewerk en zich hiertoe (al dan niet beroepsmatig) willen bekwamen. De overeenkomsten en verschillen tussen de drie trajecten staan vermeld in onderstaand overzicht: Opleiding Opbouw
Bijbeltalen Praktijk Portfolio Specialisatie Keuzevakken Niveaus
Bachelor Theologie BT (2 jaar) + ST (2 jaar) + PT (1 jaar) Ja Ja Ja Ja Ja (8)
Gemeente Werk BT (2 jaar) + PT (1 jaar)
Bijbelse Theologie BT (2 jaar)
Nee Ja Nee Nee Ja (1)
Nee Nee Nee Nee Nee
Student (B-niveau) Student (A-niveau) Toehoorder
Student (B-niveau) Toehoorder
Student (B-niveau) Student (A-niveau) Toehoorder
Kadercursus De 1-jarige kadercursus is gelijk aan het vijfde jaar (Praktische Theologie) van de opleiding Bachelor Theologie en kan alleen als toehoorder worden gevolgd. Tentamens zijn optioneel af te leggen op A-niveau (aan te vragen via de Webshop).
62
Studiewijzer 2015-2016
5.2 CURRICULUM BACHELOR THEOLOGIE Op de uitgebreide website van de ETA wordt u uitvoerig geïnformeerd over het curriculum van de opleiding Bachelor Theologie, welke te volgen is via zowel het deeltijd- als het gestructureerd afstandsonderwijs. Het is daarom niet de bedoeling hier deze informatie te herhalen. Wel willen we enige belanghebbende onderdelen, zoals het portfolio, uitlichten en de opbouw en samenhang van de opleiding nader toelichten. Opbouw van de studie
Voor zowel het deeltijd- als het afstandsonderwijs geldt dat de vijfjarige opleiding Bachelor Theologie, met een totale studiebelasting van 240 European Credits (EC), als volgt is opgebouwd: Bijbelse Theologie - 2 jaar Systematische Theologie - 2 jaar Praktische Theologie - 1 jaar
Theoretische vorming
Het curriculum is modulair opgebouwd. De theoretische vorming vindt plaats middels drie blokken van onderwijs: 1. Fase 1a/b: Bijbelse Theologie, bestaande uit 12 vakken. 2. Fase 2a/b: Systematische Theologie, bestaande uit 12 vakken. 3. Fase 3: Praktische Theologie, bestaande uit 20 vakken, waarvan er 8 gedaan worden middels 'keuzevakken (zie § 5.2.1). Gedurende de opleiding worden de fasen aangevuld met: - de zogenaamde inleidingsvakken, bestaande uit 4 vakken: o Inleiding in de Bijbel, o Inleiding in de theologie, o Inleiding Hebreeuws, o Inleiding Grieks. - de verdere bestudering van de Bijbeltalen Hebreeuws en Grieks. - het portfolio (zie § 5.2.2), - het praktijk-leergedeelte (zie § 5.2.3), - de specialisatie (zie § 5.2.4).
Cyclische opbouw
Leerjaar 5: Praktische Theologie
De opleiding is zo opgebouwd dat de twee jaren van fase 1 en 2 afwisselend kunnen worden gegeven: het ene jaar worden de vakken van fase 1a en 2a verzorgd; het jaar daarop volgend de vakken van fase 1b en 2b. Voor de student die met de studie begint, houdt dit in, dat wordt begonnen met de vakken zoals vermeld bij fase 1a of zoals vermeld bij fase 1b, afhankelijk van het jaar van aanvang. Het vijfde jaar Praktische Theologie is voor alle studenten, dus ook voor de studenten van het gestructureerd afstandsonderwijs(!), een klassikaal jaar met verplichte colleges. De reden hiervoor is tweeledig: 1) Het praktische karakter van de vakken uit dit vijfde jaar vragen een actieve klassikale participatie en dito training. Juist in dit praktische jaar is contact met docent en medestudenten uitermate verrijkend. 2) De ETA heeft kwaliteit
63
Studiewijzer 2015-2016
hoog in het vaandel staan. Immers, uiteindelijk leiden we op tot gemeentewerkers, mensen die op enigerlei wijze werkzaam kunnen zijn in kerk of gemeente. Daarom willen we graag ‘weten’ wie we opleiden. Vandaar dat ook de studenten afstandsonderwijs verplicht zijn dit vijfde jaar volledig klassikaal te volgen. Themavelden
Het curriculum is zodanig opgebouwd dat door heel de opleiding heen de volgende themavelden een belangrijke rol spelen: Prediking & Onderwijs Pastoraat Leiderschap Evangelisatie
Geestelijk leven Het belangrijke thema ‘geestelijk leven’ zal behalve een op zichzelf staand thema, ook zijn geïntegreerd in de overige themavelden. Op welke wijze vormen deze themavelden de rode draad gedurende de opleiding?
Jaar 1-4: praktijk-leergedeelte (PB01 en PB02) Alle opdrachten van het praktijk-leergedeelte (PB01 en PB02) kunnen in genoemde themavelden worden ondergebracht. De afrondende evaluatie van PB01 vindt eveneens plaats door de bril van de vijf genoemde thema’s.
Jaar 1-2: portfolio In de eerste twee jaar komen de vijf thema’s terug in het portfolio. (Zie § 5.2.2 onder voor een toelichting.) Aan het einde van jaar 2 zal dit portfolio door de school worden geëvalueerd en mede op basis hiervan zal de student een geschikte specialisatie gaan kiezen. Het initiatief ligt hiervoor te allen tijde bij de student zélf.
Jaar 3-5: specialisatie (inclusief portfolio) en PB02 De specialisaties corresponderen met de themavelden Prediking & Onderwijs, Pastoraat, Leiderschap en Evangelisatie (de specialisatie De Vroege Kerk heeft een eigensoortig karakter en schenkt aandacht aan de themavelden vanuit het perspectief van de Vroege kerk). Vanaf jaar 3 gaat de student zich voortschrijdend bekwamen in een gekozen themaveld c.q. specialisatie. Het portfolio van jaar 3 en 4 is gekoppeld aan de specialisatie en biedt de student zodoende extra ruimte voor verdieping in het betreffende themaveld. (Dit varieert echter per specialisatie, zie de inleidingen van de afzonderlijke specialisaties op het Studentenplaza.) Voortbouwend op het oriënterende portfolio van jaar 1-2 zal de student zich onder het kopje van PB02 verder verdiepen in de vijf thema’s middels gerichte opdrachten. Naast de persoonlijke specialisatie zullen alle studenten zich dus tevens verder bekwamen in de overige themavelden.
64
Studiewijzer 2015-2016 Jaar 5: vier themablokken en afronding specialisatie De collegestof van het vijfde, praktische jaar is gestructureerd volgens de vier themavelden Prediking & Onderwijs, Pastoraat, Evangelisatie en Geestelijk leven (spiritualiteit). Tegelijkertijd bekwaamt de student zich verder in de specialisatie die in het vijfde jaar zal worden afgerond middels het specialisatieproject (dit is een integraal onderdeel van de specialisatie en wordt in de betreffende informatiemodule toegelicht).
Keuzevakken
(keuze qua tijd)
5.2.1 KEUZEVAKKEN In het curriculum zijn acht keuzevakken opgenomen (zie overzicht curriculum op website). Dit betreft de vakken:
Wereldreligies Apologetiek Godsdienstsociologie Kinder-,tiener-,jeugdwerk Symboliek Gemeentevorming Psychologie Nederlandse kerkgeschiedenis
Deze vakken zijn niet in het lesrooster opgenomen. De student zal de studiemodulen die behoren bij deze vakken zélf in eigen tempo op een geschikt moment moeten bestuderen. Zowel de studiemodule als het tentamen wordt aangevraagd via de Webshop.
N.B. Het woord keuze betreft alleen de keuze wanneer een vak wordt bestudeerd; álle vakken dienen gedaan te worden. 5.2.2 PORTFOLIO
N.B. Onderstaande omschrijving geldt alle studenten die vanaf het studiejaar 2008-2009 met de studie zijn begonnen. Voor studenten die eerder met hun studie zijn begonnen geldt een afwijkende omschrijving van het portfolio die is te vinden op het Studentenplaza. Wat is het portfolio?
Het portfolio is een verzameling, verslaglegging en evaluatie van (kerkelijke of aanverwante) activiteiten middels welke de student zich tijdens de opleiding bepaalde beroepsgerichte vaardigheden verwerft.
Portfolio jaar 1-2 (8 ec)
De student voert activiteiten uit die vallen binnen de volgende themagebieden: Prediking & Onderwijs, Pastoraat, Leiderschap, en Evangelisatie. Een vijfde thema ‘Geestelijk Leven’ staat niet op zichzelf, maar is gekoppeld aan de overige vier thema’s. Aan het begin van leerjaar 1 schrijft de student allereerst een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). Op basis van het POP worden gedurende leerjaar 1 & 2 activiteiten uitgevoerd die de student registreert in het Portfolio documentatie-formulier. In de vastlegging/evaluatie van elke activiteit
65
Studiewijzer 2015-2016
wordt verantwoord in hoeverre deze is gerelateerd aan de in het POP geformuleerde leerdoelen. Aan het einde van leerjaar 2 wordt het portfolio afgesloten met een evaluatie van het POP. Mede op basis van het portfolio kiest de student aan het einde van leerjaar 2 in samenspraak met de school een passende specialisatie (Prediking & Onderwijs, Pastoraat, Evangelisatie, Leiderschap of De Vroege Kerk). Portfolio jaar 3-4 (8 ec)
Dit portfolio is gekoppeld aan de gekozen specialisatie en zal derhalve worden gevuld met activiteiten die relevant zijn voor het thema van de specialisatie. De wijze waarop dit portfolio wordt ingevuld is afhankelijk van de te kiezen specialisatie. Zie t.z.t. de betreffende documentatie van de gekozen specialisatie voor nadere instructies.
Informatiedocument Portfolio
Uitgebreide informatie t.b.v. het portfolio en het POP is te vinden in een informatiedocument dat u aantreft op het Studentenplaza. 5.2.3 PRAKTIJK-LEERGEDEELTE De studie bij de ETA is niet alleen een theoretisch gebeuren; ook de praktijk heeft de aandacht. Hiervoor is onder meer het praktijk-leergedeelte (PB01 en PB02) ontwikkeld.
PB01
PB01 is met name oriënterend van aard (fase 1). Hierdoor kan er spoedig na aanvang van de studie met deze module begonnen worden.
PB02
PB02 is gericht op vaardigheidstraining (fase 2).Voorwaarde om met PB02 te beginnen is, dat men minimaal de helft van het PB01 heeft afgerond. Voor meer informatie over het praktijk-leergedeelte verwijzen we u naar het document Toelichting Praktijk-Leergedeelte dat onderdeel uitmaakt van het praktijk-werkboek PB01. 5.2.4 SPECIALISATIES Bij de tweede fase (vanaf leerjaar drie) van de opleiding Bachelor Theologie behoort een specialisatietraject waarbij u zich voortschrijdend bekwaamt in een specifiek interessegebied. De ETA biedt de volgende specialisaties: Prediking & Onderwijs Pastoraat Leiderschap Missionair Werk De Vroege Kerk Voorwaarden voor het beginnen aan specialisatie:
De student heeft het portfolio van jaar 1-2 met goed gevolg doorlopen.
66
Studiewijzer 2015-2016
Doorstroomtrajecten
De student heeft minimaal de helft van PB01 afgerond. De keuze voor de specialisatie is mede gebaseerd op de ervaringen van het portfolio en sluit zodoende aan bij de aanleg en interesse van de student. De student heeft een specialisatie aangevraagd via het Specialisatie-registratieformulier (zie het Studentenplaza). De ETA heeft de aanvraag geregistreerd en goedgekeurd.
Verdere (uitgebreide) informatie over de verschillende specialisaties en doorstroomtrajecten naar andere hogescholen en universiteiten is te vinden op het Studentenplaza. Per specialisatie is een informatiemodule voorhanden waarin het gehele traject is uitgestippeld. Zodra de student heeft beslist welke specialisatie zijn of haar voorkeur heeft, kan deze module bij de ETA worden besteld middels het specialisatieregistratieformulier op het Studentenplaza.
Coaching
De stageperiode gaat gepaard met een coachingstraject. Het doel van de coaching is het stimuleren van een bewustwording van het huidig functioneren als ‘werker in Gods Koninkrijk’. Waar liggen de (potentiële) kwaliteiten van de student en wat voor mogelijke belemmeringen zijn er om nu (of in de toekomst) op verantwoorde wijze te kunnen functioneren binnen een kerkelijke gemeente of organisatie? Hierbij wordt ook aandacht besteed aan het proces van het afronden van de ETA-opleiding en de vraag waar en op welke wijze de student de verworven kennis en vaardigheden wil gaan inzetten.
Afstudeerfase
De afstudeerfase is het afsluitende onderdeel van de specialisatie en dient door de ETA-leiding als ‘voldoende’ (5,5 of hoger) beoordeeld te worden om te kunnen afstuderen. Zowel de projectbegeleider als de schoolleiding geven een cijfermatige beoordeling. Het gemiddelde van deze twee beoordelingen vormt het eindcijfer. De afstudeerfase wordt normaliter afgerond binnen de vijf jaren van de opleiding. Indien dit niet lukt, kan de student de inschrijving gedurende maximaal drie jaren continueren (zie § 5.7.4Verlenging studieduur).
Kosten
De specialisatie is een integraal onderdeel van de opleiding (leerjaar 3 t/m 5). Naast de aanschaf van het instructiemateriaal van de gekozen specialisatie worden er tijdens de opleiding geen aparte kosten in rekening gebracht voor de begeleiding en het nakijken van opdrachten van de specialisatie. De kosten hiervoor zijn verdisconteerd in het collegegeld. Op het moment echter dat een student geen (volledig) collegegeld meer betaalt, maar nog wel bezig is met de afronding van de specialisatie, wordt er jaarlijks een continueringsbijdrage in rekening gebracht (zie hiervoor de informatie over de specialisaties op het Studentenplaza). In de afstudeerfase kan er sprake zijn van bijkomende kosten t.b.v. de begeleiding van project of scriptie (zie hiervoor het Afstudeerreglement).
67
Studiewijzer 2015-2016
5.3 CURRICULUM BIJBELSE THEOLOGIE De opleiding Bijbelse Theologie is gelijk aan de eerste twee jaar van de opleiding Bachelor Theologie, maar dan zonder het praktijk-leergedeelte, het portfolio, de keuzevakken, en de Bijbeltalen (wel facultatief te volgen). Op vergelijkbare wijze kan ook het tweejarige programma van de Systematische Theologie worden gevolgd.
5.4 CURRICULUM GEMEENTE WERK Op de uitgebreide website van de ETA wordt u uitvoerig geïnformeerd over het curriculum van de opleiding Gemeente Werk, welke te volgen is via zowel het deeltijd- als het gestructureerd afstandsonderwijs. Het is daarom niet de bedoeling hier deze informatie te herhalen. Wel willen we de opbouw en samenhang van de opleiding nader toelichten. Opbouw van de studie
Voor zowel het deeltijd- als het afstandsonderwijs geldt dat de driejarige opleiding Gemeente Werk, met een totale studiebelasting van 120 European Credits (EC), als volgt is opgebouwd: Bijbelse Theologie - 2 jaar Praktische Theologie - 1 jaar
Theoretische vorming
Het curriculum is modulair opgebouwd. De theoretische vorming vindt plaats middels twee blokken van onderwijs: 4. Fase 1a/b: Bijbelse Theologie, bestaande uit 12 vakken. 5. Fase 2: Praktische Theologie, bestaande uit 13 vakken. Gedurende de opleiding worden de fasen aangevuld met: - de zogenaamde inleidingsvakken, bestaande uit 2 vakken: o Inleiding in de Bijbel, o Inleiding in de theologie, - het praktijk-leergedeelte (zie §5.4.2)
Cyclische opbouw: Bijbelse Theologie
De Bijbelse Theologie is zo opgebouwd dat de twee jaren van fase 1 afwisselend kunnen worden gegeven: het ene jaar worden de vakken van fase 1a verzorgd; het jaar daarop volgend de vakken van fase 1b. Voor de student die met de studie begint, houdt dit in, dat wordt begonnen met de vakken zoals vermeld bij fase 1a of zoals vermeld bij fase 1b, afhankelijk van het jaar van aanvang.
Leerjaar 3: Praktische Theologie
Het derde jaar Praktische Theologie is voor alle studenten, dus ook voor de studenten van het gestructureerd afstandsonderwijs(!), een klassikaal jaar met verplichte colleges. De reden hiervoor is tweeledig: 1) Het praktische karakter van de vakken uit dit derde jaar vragen een actieve klassikale participatie en dito training. Juist in dit praktische jaar is contact
68
Studiewijzer 2015-2016
met docent en medestudenten uitermate verrijkend. 2) De ETA heeft kwaliteit hoog in het vaandel staan. Immers, uiteindelijk leiden we op tot gemeentewerkers, mensen die op enigerlei wijze werkzaam kunnen zijn in kerk of gemeente. Daarom willen we graag ‘weten’ wie we opleiden. Vandaar dat ook de studenten afstandsonderwijs verplicht zijn dit derde jaar volledig klassikaal te volgen.
Keuzevakken
(keuze qua tijd)
5.4.1 KEUZEVAKKEN Naast de verplichte vakken is er in het curriculum ruimte opgenomen voor één keuzevak. Dit betekent dat de student een keuze kan maken uit één van de volgende vakken:
Wereldreligies Apologetiek Godsdienstsociologie Kinder-,tiener-,jeugdwerk Symboliek Gemeentevorming Psychologie Nederlandse kerkgeschiedenis
Alhoewel dit vak in het curriculum is opgenomen, is het niet ingeroosterd en wordt er geen les in gegeven. Dit vak zal daarom zelfstandig moeten worden bestudeerd. Zowel de studiemodule als het tentamen wordt aangevraagd via de Webshop. 5.4.2 PRAKTIJK-LEERGEDEELTE Naast theorie is er ook de nodige aandacht voor de praktijk. Hiervoor is onder meer het praktijk-leergedeelte (PB01 en PB02) ontwikkeld. PB01
PB01 is met name oriënterend van aard.
PB02
PB02 is gericht op vaardigheidstraining. Aan het begin van de studie ontvangt de student de beide praktijk-werkboeken van PB01 en PB02. Op basis van de daarin verstrekte informatie, zal de student een eigen planning moeten maken voor het invullen van de praktijkopdrachten. Het is noodzakelijk dat minimaal de helft van PB01 op voldoende wijze is afgerond voordat aan PB02 wordt begonnen. Gedetailleerde informatie over procedure en inhoud van het praktijkleergedeelte wordt gevonden in het document Toelichting Praktijk-Leergedeelte dat onderdeel uitmaakt van het praktijk-werkboek PB01. Het staat de student vrij de praktijkopdrachten in te leveren zolang deze als volledig betalend deeltijdstudent staat ingeschreven. Alle praktijkopdrachten moeten uiterlijk aan het einde van de driejarige studie worden ingeleverd.
69
Studiewijzer 2015-2016
5.5 TENTAMENS, OPDRACHTEN EN HERKANSINGEN
(DEELTIJDONDERWIJS) 5.5.1 INLEIDING Voor studenten die studeren via het deeltijdonderwijs gelden de volgende instructies en regels met betrekking tot o.a. tentamens, verwerkingsopdrachten en herkansingen.
A of B-niveau
5.5.2 STUDEREN OP A- OF B-NIVEAU Bij de opleiding Bachelor Theologie en de Bijbelse Theologie bestaat de mogelijkheid te kiezen voor A- of B-niveau. In principe kiest u ofwel voor een studie op niveau A, ofwel voor een studie op niveau B. Het is dus niet de bedoeling, en ook niet mogelijk, per vak te kiezen voor A of B-niveau. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk later over te stappen van A naar B-niveau (of van B naar A-niveau). Neem hierover contact op met de ETA-administratie.
Gemeente Werk: alleen B-niveau
De opleiding Gemeente Werk kan vanwege het praktijkgerichte karakter alleen op B-niveau worden gevolgd.
Studeren op A-niveau:
Studeren op A-niveau houdt in dat u een ETA-studiemodule grondig bestudeert en met behulp van de bijgeleverde studievragen (meestal aan het einde van elk hoofdstuk) de leerstof zo goed mogelijk eigen maakt. Op het ingeroosterde tentamenmoment legt u tentamen af; u maakt geen verwerkingsopdrachten.
alleen tentamens
Studeren op B-niveau:
tentamens én opdrachten
Algemeen
Cijfers en deelcijfers; exegeseopdrachten
Evenals studeren op niveau A, houdt studeren op B-niveau in dat u tentamens aflegt. Daarnaast dient u een aantal opdrachten te maken (bijvoorbeeld een recensie, een werkstuk over een bepaald onderwerp of een exegese). Zo verdiept u zich extra in de leerstof en verbreedt u uw kennis op dit gebied. 5.5.3 TENTAMENS Elke onderwijseenheid (= vak) wordt afgesloten met een onderzoek naar kennis, inzicht en vaardigheden van de student aangaande die onderwijseenheid. Het omvat tevens de beoordeling van uitkomsten van dat onderzoek. Een onderzoek kan uit een aantal deelonderzoeken bestaan, zoals: (deel-)tentamens, vaardigheidstesten, verwerkingsopdrachten en praktijkopdrachten. Deze deelonderzoeken worden hieronder toegelicht. Het gewogen gemiddelde van alle deelonderzoeken per vak vormt het eindcijfer. Alleen indien het eindcijfer van een vak minimaal voldoende (≥ 5,5) is, worden de studiepunten toegekend. (Een uitzondering hiervoor geldt voor de Bijbeltalen Grieks 2 en Hebreeuws 2 (zie § 5.7.5).) Indien een eindcijfer is opgebouwd uit meer dan één deelcijfer, geldt dat maximaal één deelcijfer onvoldoende (< 5,5) mag zijn.
70
Studiewijzer 2015-2016
Voor exegeseopdrachten geldt dat hiervoor geen onvoldoende (<5,5) mag worden gescoord. Indien het cijfer toch onvoldoende is, dan zal de student dit onderdeel moeten herkansen. Indien aan bovengenoemde voorwaarden niet is voldaan, kan geen eindcijfer worden toegekend. Tentamen afleggen
De meeste vakken worden afgesloten met een schriftelijk tentamen. In sommige gevallen (met name de meer praktisch georiënteerde vakken) zal er in plaats van een schriftelijk tentamen een vaardigheidstest worden afgenomen. Voor het maken van een (geschreven) tentamen gebruikt de student het EC-schrijfblok. Dit schrijfblok wordt aan de eerstejaars, bij het begin van de studie, uitgereikt. Het schrijfmateriaal kan ook gebruikt worden voor het maken van aantekeningen e.d. Indien een student meerdere schrijfblokken wenst, kunnen deze verkregen worden via de Webshop. De schoolleiding behoudt zich het recht voor een student het afleggen van een tentamen niet toe te staan, indien hij/zij niet heeft voldaan aan de aanwezigheidsnorm van de colleges (zie § 4.5 Absentie).
Herkansing; check leerstof
Bij verhindering tot het afleggen van een tentamen op het ingeroosterde tentamenmoment (tentamen )- om welke reden dan ook -, of bij een onvoldoende resultaat, krijgt de student gelegenheid tot herkansing. Deze herkansing loopt via het afstandsonderwijs en wordt aangevraagd via de webshop (zie § 8.1.5). De kosten hiervan zijn ervan afhankelijk of de student wel/geen collegegeld betaalt. Zie de webshop voor de actuele prijzen. Op basis van het laatste collegejaar waarbij de student volledig collegegeld betaalt, kan tot uiterlijk 1 juli een herkansing worden aangevraagd. Het afleggen van het tentamen kan dan tot uiterlijk 1 oktober. In het geval de resultaten van de eerste zit pas na de zomervakantie bekend zijn, geldt dat de herkansing van het tentamen uiterlijk tot twee weken na ontvangst van het resultaat kan worden aangevraagd. Hierna vervalt de herkansingsmogelijkheid op basis van het voorgaande collegejaar. Indien nodig zal het vak via het afstandsonderwijs moeten worden afgerond (hoger tarief). De leerstof van een vak kan door de jaren heen wijzigen. Bij aanvraag van een hertentamen heeft de student zélf de verantwoordelijkheid om te controleren wat de actuele leerstof is. Hiervoor is een document beschikbaar met alle actuele informatie (zie Studentenplaza). Het is vooral van belang om te controleren of de versie van de vakomschrijving nog actueel is. Indien de versie is gewijzigd, is de oude vakomschrijving nog 1 jaar geldig. In het informatiedocument staat wanneer de oude versie afloopt. Er kan gratis een nieuwe versie van de vakomschrijving worden aangevraagd.
71
Studiewijzer 2015-2016
Reparatietraject
Verwerkingsopdrachten
Indien de student aan het eind van het lopende collegejaar geen tentamencijfer heeft behaald, wordt het tentamen als niet-uitgevoerd beschouwd. Het vak wordt in zo’n geval beschouwd als onvolledig (indien de opdracht wél is gemaakt) of niet-afgelegd (indien ook de opdracht niet is gemaakt). In het geval dat de student een (onvoldoende) tentamencijfer heeft behaald, maar niet de bijbehorende opdracht heeft gemaakt, wordt het tentamencijfer geregistreerd op de cijferlijst (als A-niveau) en het vak beschouwd als onvolledig. Indien het eindcijfer onvoldoende is (< 5,5), wordt het gehele vak als onvoldoende beschouwd. In alle genoemde gevallen wordt de student de mogelijkheid geboden het vak via het reparatietraject over te doen (zie § 8.2 Reparatietraject). 5.5.4 OPDRACHTEN Veelal zal de student naast het schriftelijk tentamen een (schriftelijke) verwerkingsopdracht moeten uitvoeren. De student kan de verwerkingsopdracht uitvoeren indien hij/zij heeft voldaan aan de aanwezigheidsnorm van de colleges (zie § 4.5 Absentie). De student is verplicht om alle bij een vak behorende opdrachten uit te voeren. Wanneer bijvoorbeeld een vak drie deelopdrachten bevat en de student slechts één opdracht niet heeft uitgevoerd, wordt toch het gehele opdrachtgedeelte (alle opdrachten samen) als niet-uitgevoerd beschouwd en derhalve het vak als onvolledig beschouwd.
Inleverinstructies
De verwerkingsopdracht dient te worden ingeleverd: - geheel overeenkomstig de richtlijnen, zoals omschreven in hoofdstuk 3 van deze Studiewijzer. Op het Studentenplaza is een voorbeeld van een werkstuk en een werkstuksjabloon beschikbaar. Tevens wordt gewerkt met een checklist (zie onder). - geniet (dus niet met mapjes of dergelijke i.v.m. mogelijke verzending naar docenten); - buiten de colleges van de betreffende docent: aan de opleidingscoordinator en wel digitaal (in een Word-bestand) (dus niet rechtstreeks aan de docent toesturen o.i.d.!) - hiervoor kunnen kosten in rekening worden gebracht - en - binnen de vastgestelde termijn, d.w.z. uiterlijk op het tentamenmoment van het betreffende vak, zoals het op het collegerooster staat aangegeven. Afspraken tussen de docent en de student(en) die niet zijn overeenkomstig de regelgeving kunnen in principe ongeldig worden verklaard. De docent is echter vrij het werkstuk tussentijds te laten inleveren. - separaat, d.w.z. wanneer er meer dan één werkstuk wordt ingeleverd, deze niet aan elkaar geniet, maar afzonderlijk van elkaar worden ingeleverd.
Checklist
Om de student te helpen zowel qua vorm als inhoud een werkstuk te maken, is er een checklist beschikbaar aan de hand waarvan eenvoudig kan worden gecontroleerd of het werkstuk aan alle vereisten voldoet (zie Studentenplaza).
72
Studiewijzer 2015-2016 Alhoewel het niet verplicht is een (ingevulde) checklist bij het werkstuk in te leveren, is deze wel leidend voor de beoordeling van de formele vereisten ervan. Indien de docent tijdens het nakijken bemerkt dat vijf of meer onderdelen van de checklist onvoldoende zijn, wordt het werkstuk niet becijferd, maar gaat het retour aan de student. De herkansingsregeling is hierbij dan van toepassing. Uitstel
Twee-weken regeling
Indien de student niet in staat is om op de vastgestelde tijd de betreffende (verwerkings)opdracht(en) in te leveren, geldt de regel dat de student nog twee weken uitstel kan aanvragen om alsnog de opdracht in te leveren (= twee-weken regeling). De student kan binnen 14 dagen de opdracht alsnog digitaal (in een Word-bestand) per e-mail inleveren bij de opleidingscoördinator. Vooraf moet hiervoor een aanvraagformulier worden ingevuld op het Studentenplaza. Pas nadat de betaling hiervoor binnen is, wordt de aanvraag in behandeling genomen. TIP:
Vanwege de drukke agenda komen studenten soms in de ongemakkelijke positie dat gekozen moet worden of de beschikbare tijd wordt geinvesteerd in het tentamen of de bijbehorende opdrachten. Aangezien de opdrachten van het deeltijdonderwijs, na verloop van de twee-weken regeling, niet meer geldig zijn is het in een dergelijk geval verstandig te kiezen voor de opdrachten. Het tentamen kan immers gedurende het gehele collegejaar worden herkanst en ook later buiten het collegejaar. Herkansing
Indien een (verwerkings)opdracht wel op tijd is ingeleverd (al dan niet gebruikmakend van de twee-weken regeling), maar becijferd wordt met een onvoldoende en/of niet-becijferd retour komt (omdat de ingeleverde opdracht op vijf of meer onderdelen van de checklist niet voldoet of in het algemeen onvoldoende voldoet aan de opdracht), geldt de volgende procedure: - De student heeft (opnieuw) de mogelijkheid om gebruik te maken van de twee-weken regeling, maar nu als herkansing van een eerder ingeleverde opdracht De datum waarop de student de opdracht retour heeft ontvangen, is hierbij het uitgangspunt. Deze herkansingsmogelijkheid via de twee-weken regeling is slechts eenmalig. - Bij inleveren wordt zowel de oorspronkelijke als de nieuwe versie van het werkstuk ingeleverd (zodat de docent kan beoordelen in hoeverre verbeteringen zijn aangebracht). - Indien het resultaat van de herkansing opnieuw niet voldoet, d.w.z. als het cijfer onvoldoende is, of het werkstuk onbecijferd retour komt (of als de student geen gebruik maakt van de herkansingsmogelijkheid via de twee-weken regeling), dan kan de opdracht niet meer worden ingeleverd en vindt de verdere procedure plaats via het reparatietraject (zie onder).
Reparatietraject
Mocht deze extra periode van twee-weken voor inleveren (of herkansen) van de opdracht niet voldoende zijn, dan kan de opdracht niet meer worden ingeleverd en wordt het vak als onvolledig beschouwd (indien het
73
Studiewijzer 2015-2016 tentamen wél is gemaakt) of als niet-afgelegd beschouwd (indien ook het tentamen niet is gemaakt). In een dergelijk geval vindt de verdere procedure plaats via het afstandsonderwijs (zie § 8.2 Reparatietraject). De opdrachten van het deeltijdonderwijs zijn dan niet meer bruikbaar.
Voor een goede organisatie van de school is het noodzakelijk dat op bovenstaande regeling geen uitzonderingen worden gemaakt. Voor de student betekent deze regeling dat er voldoende aandacht geschonken kan worden aan de opdrachten van de andere vakken, zodat deze opdrachten wél op tijd ingeleverd kunnen worden, terwijl voor de schoolorganisatie de regeling ervoor zorgt dat het vak binnen een duidelijk afgebakende periode administratief afgehandeld kan worden.
Opdrachten praktijk-leergedeelte
5.5.5 PRAKTIJKOPDRACHTEN Deze deelonderzoeken vallen onder het praktijk-leergedeelte van de opleiding Bachelor Theologie en Gemeente Werk en zijn verplicht voor studenten die een diploma wensen te behalen. Gedetailleerde informatie over procedure en inhoud van het praktijkleergedeelte wordt gevonden in het document Toelichting Praktijk-Leergedeelte dat onderdeel uitmaakt van het praktijk-werkboek PB01.
Opdrachten inleveren
De student heeft het recht de opdrachten van het praktijk-leergedeelte in te leveren zolang hij/zij als volledig betalend deeltijdstudent staat ingeschreven. Indien men geen deeltijdstudent meer is, kan het praktijk-leergedeelte via het afstandsonderwijs worden voortgezet.
Repareren via het afstandsonderwijs
Mocht een student niet langer als volledig collegegeld betalend student ingeschreven staan en toch de opdrachten van het praktijk-leergedeelte willen inleveren, dan kan dit via het afstandsonderwijs (zie onder) of een reparatietraject (zie § 8.2). De student heeft hierbij de keuze uit twee mogelijkheden (en kan zelf uitrekenen wat voor hem/haar de goedkoopste oplossing is): 1. De student betaalt het verschil tussen het bedrag van PB01 dan wel PB02 (afhankelijk wat van toepassing is) volgens het afstandsonderwijs minus het vigerende bedrag van het deeltijdonderwijs. Door deze betaling mag de student alle nog resterende opdrachten van PB01 dan wel PB02 aan de administratie toezenden ter correctie. Voor de exacte financiële gegevens van deze herkansingsmogelijkheid neemt de student contact op met de ETA-administratie. 2. De student vraagt via de Webshop een herkansing aan voor elke opdracht die hij/zij nog moet inleveren. Hierbij geeft de student aan dat het om een opdracht gaat van het praktijk-leergedeelte. Met betaling van dit bedrag heeft de student het recht de bij de aanvraag aangegeven opdracht van het praktijk-leergedeelte ter correctie in te zenden. 5.5.6 BEWAREN VAN TENTAMENUITSLAGEN EN WERKSTUKKEN De student heeft de plicht alle schriftelijk uitgereikte tentamenuitslagen en werkstukken gedurende de studie te bewaren. Indien nodig kan de student deze stukken als bewijslast overhandigen.
74
Studiewijzer 2015-2016
5.6 TENTAMENS, OPDRACHTEN EN HERKANSINGEN
(GESTRUCTUREERD AFSTANDSONDERWIJS) Vast curriculum
5.6.1 INLEIDING Wie kiest voor het gestructureerd afstandsonderwijs kiest voor een studie volgens een vastliggend curriculum en vaste tentamenmomenten. De colleges uitgezonderd, komt deze vorm van studeren volledig overeen met het klassikaal deeltijdonderwijs.
Trimester
Een collegejaar bestaat uit drie trimesters. Een trimester vormt een afgerond studieblok en wordt afgesloten met twee tentamenweken, waarin ook de eventuele hertentamens plaatsvinden.
A of B-niveau
Bij het gestructureerd afstandsonderwijs bestaat de mogelijkheid te kiezen voor A of B-niveau (uitgezonderd de opleiding Gemeente Werk; deze kan alleen op B-niveau worden gevolgd). In principe kiest u ofwel voor een studie op niveau A, ofwel voor een studie op niveau B. Het is dus niet de bedoeling, en ook niet mogelijk, per vak te kiezen voor A of B-niveau. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk later over te stappen van A naar B-niveau. Neem hierover contact op met de ETA-administratie.
Studeren op A-niveau:
Studeren op A-niveau houdt in dat u een ETA-studiemodule grondig bestudeert en met behulp van de bijgeleverde studievragen (meestal aan het einde van elk hoofdstuk) de leerstof zo goed mogelijk eigen maakt. In de tentamenweek, aan het einde van een studieblok, legt u tentamen af. U maakt geen verwerkingsopdrachten. Evenals studeren op niveau A, houdt studeren op niveau B in dat u tentamens aflegt. Daarnaast dient u een aantal opdrachten te maken (bijvoorbeeld een recensie, een werkstuk over een bepaald onderwerp of een exegese). Zo verdiept u zich extra in de leerstof en verbreedt u uw kennis op dit gebied.
alleen tentamens
Studeren op B-niveau:
tentamens én opdrachten
Algemeen
Cijfers en deelcijfers; exegeseopdrachten
5.6.2 TENTAMENS Elke onderwijseenheid (vak) wordt afgesloten met een onderzoek naar kennis, inzicht en vaardigheden van de student. Een onderzoek kan uit een aantal deelonderzoeken bestaan, zoals: (deel-)tentamens, verwerkingsopdrachten en praktijkopdrachten. Deze deelonderzoeken worden hieronder toegelicht. Het gewogen gemiddelde van alle deelonderzoeken per vak vormt het eindcijfer. Alleen indien het eindcijfer van een vak minimaal voldoende (≥ 5,5) is, wordt de studiepunten toegekend. (Een uitzondering hiervoor geldt voor de Bijbeltalen Grieks 2 en Hebreeuws 2 (zie § 5.7.5).) Indien een eindcijfer is opgebouwd uit meer dan één deelcijfer, geldt dat maximaal één deelcijfer onvoldoende (< 5,5) mag zijn. Voor exegeseopdrachten geldt dat hiervoor geen onvoldoende (<5,5) mag worden gescoord. Indien het cijfer toch onvoldoende is, dan zal de student dit onderdeel moeten herkansen.
75
Studiewijzer 2015-2016
Indien aan bovengenoemde voorwaarden niet is voldaan, kan geen eindcijfer worden toegekend. Digitaal tentamen
De meeste vakken worden afgesloten met een tentamen dat digitaal wordt afgenomen via internet (meerkeuze). Deze tentamens worden in de (her)tentamenweken door de school afgenomen op vaste data en tijdstippen. Aangezien de student vrijwillig voor deze vorm van studie heeft gekozen, kan in principe niet van deze data en tijdstippen worden afgeweken (hoge uitzonderingen daargelaten, waarbij mogelijk extra kosten in rekening worden gebracht).
Hebreeuws en Grieks
De tentaminering van de talen Hebreeuws en Grieks (indien van toepassing) wijkt enigszins af van bovenstaande. De toetsing van deze vakken bestaat uit enkele digitale deeltoetsen en een schriftelijke eindtoets. Deze schriftelijke toets wordt afgelegd op een nader door de ETA aan te wijzen locatie. Deelname aan deze toets is verplicht om voor een eindcijfer van genoemde vakken in aanmerking te komen. Slechts in geval van een residentie buiten Nederland kan hierop een uitzondering worden gemaakt.
Herkansen
Bij verhindering tot het afleggen van een tentamen op het ingeroosterde tentamenmoment - om welke reden dan ook -, of bij een onvoldoende resultaat, heeft de student de gelegenheid tot gratis herkansing en wel tijdens de volgende (her)tentamenweek. Herkansingen van het laatste trimesterblok vinden plaats tijdens de eerste (her)tentamenweek van het volgend collegejaar. De hertentamens worden ingeroosterd in de (her)tentamenweek op een vaste datum en tijdstip. De student logt hiertoe in op het Studentenplaza en maakt de betreffende toets. Een hertentamen behoeft dus niet apart te worden aangevraagd.
gratis herkansing in hertentamenweek
Reparatietraject
Indien de student aan het eind van het lopende collegejaar geen tentamencijfer heeft behaald, wordt het tentamen als niet-uitgevoerd beschouwd. Het vak wordt in zo’n geval beschouwd als onvolledig (indien de opdracht wél is gemaakt) of niet-afgelegd (indien ook de opdracht niet is gemaakt). In het geval dat de student een (onvoldoende) tentamencijfer heeft behaald, maar niet de bijbehorende opdracht heeft gemaakt, wordt het tentamencijfer geregistreerd op de cijferlijst (als A-niveau) en het vak beschouwd als onvolledig. Indien het eindcijfer onvoldoende is (< 5,5), wordt het gehele vak als onvoldoende beschouwd. In alle genoemde gevallen wordt de student de mogelijkheid geboden het vak via het reparatietraject over te doen (zie § 8.2 Reparatietraject). 5.6.3 OPDRACHTEN Veelal zal de student naast het schriftelijk tentamen een (schriftelijke) verwerkingsopdracht moeten uitvoeren. De student is verplicht om alle bij een vak behorende opdrachten uit te voeren. Wanneer bijvoorbeeld een vak twee deelopdrachten bevat en de student slechts één opdracht niet heeft uitgevoerd, wordt toch het gehele opdrachtgedeelte (alle opdrachten samen) als niet-uitgevoerd beschouwd en derhalve het vak als onvolledig beschouwd.
76
Studiewijzer 2015-2016
Inleverinstructies
De verwerkingsopdracht dient als volgt te worden ingeleverd. - Geheel overeenkomstig de richtlijnen, zoals omschreven in hoofdstuk 3 van deze Studiewijzer. Op het Studentenplaza is een voorbeeld van een werkstuk en een werkstuksjabloon beschikbaar. Tevens wordt gewerkt met een checklist (zie onder). - Indien er per blok meerdere opdrachten moeten worden gemaakt, worden deze altijd tegelijk ingestuurd. - De opdrachten dienen volgens de planning van het tentamenrooster ingeleverd te worden. - De opdrachten moeten digitaal (Word bestand) worden verstuurd naar: [email protected].
Herkansen
Indien het de student niet lukt om op de afgesproken datum de opdracht in te leveren, bestaat de mogelijkheid om tot en met de inleverdatum van het daarop volgende (her)tentamenweken de betreffende opdracht(en) in te sturen. Hierbij geldt dat de student het recht heeft tot gratis herkansing tijdens de eerstvolgende (her)tentamenweek. Herkansingen van het laatste blok van een lopend collegejaar vinden plaats tijdens de eerste (her)tentamenweek van het volgend collegejaar.
Reparatietraject
Indien de student er niet in slaagt op bovengenoemde wijze de opdrachten gratis te herkansen, bestaat de mogelijkheid tot herkansing via het reparatietraject (zie § 8.2).
Checklist
Om de student te helpen zowel qua vorm als inhoud een werkstuk te maken, is er een checklist beschikbaar aan de hand waarvan eenvoudig kan worden gecontroleerd of het werkstuk aan alle vereisten voldoet (zie Studentenplaza).
Alhoewel het niet verplicht is een (ingevulde) checklist bij het werkstuk in te leveren, is deze wel leidend voor de beoordeling van de formele vereisten ervan. Indien de docent tijdens het nakijken bemerkt dat vijf of meer onderdelen van de checklist onvoldoende zijn, wordt het werkstuk niet becijferd, maar gaat het retour aan de student. De herkansingsregeling is hierbij dan van toepassing.
Opdrachten Praktijk-leergedeelte
Inleveren
5.6.4 PRAKTIJKOPDRACHTEN Deze deelonderzoeken vallen onder het praktijk-leergedeelte van de opleiding en zijn verplicht voor studenten die het diploma van de opleiding Bachelor Theologie of Gemeente Werk wensen te behalen. Gedetailleerde informatie over procedure en inhoud van het praktijkleergedeelte wordt gevonden in het document Toelichting Praktijk-Leergedeelte dat onderdeel uitmaakt van het praktijk-werkboek PB01. Het inleveren van de praktijkopdrachten geschied bij voorkeur digitaal (mocht dit problematisch zijn, bijv. i.v.m. bepaalde bijlagen, dan kan dit per post). De student heeft het recht de opdrachten van het praktijk-leergedeelte (PB01 én PB02) in te leveren zolang hij/zij als volledig collegegeld betalend student staat ingeschreven.
77
Studiewijzer 2015-2016
Repareren via het afstandsonderwijs
Mocht een student niet langer als volledig betalend student ingeschreven staan en toch de opdrachten van het praktijk-leergedeelte willen inleveren, dan kan dit via het gewone afstandsonderwijs (zie onder) of een reparatietraject (zie § 8.2).De student heeft via het afstandsonderwijs de keuze uit twee mogelijkheden om het praktijk-leergedeelte af te ronden (en kan zelf uitrekenen wat voor hem/haar de goedkoopste oplossing is): 1. De student betaalt het verschil tussen het bedrag van PB01 dan wel PB02 (afhankelijk wat van toepassing is) volgens het afstandsonderwijs minus het vigerende bedrag van het deeltijdonderwijs. Door deze betaling mag de student alle nog resterende opdrachten van PB01 dan wel PB02 aan de administratie toezenden ter correctie. Voor de exacte financiële gegevens van deze herkansingsmogelijkheid neemt de student contact op met de ETA-administratie. 2. De student vraagt via de Webshop een herkansing aan voor elke opdracht die hij/zij nog moet inleveren. Hierbij geeft de student aan dat het om een opdracht gaat van het praktijk-leergedeelte. Met betaling van dit bedrag heeft de student het recht de bij de aanvraag aangegeven opdracht van het praktijk-leergedeelte ter correctie in te zenden. 5.6.5 BEWAREN VAN TENTAMENUITSLAGEN EN WERKSTUKKEN De student heeft de plicht alle schriftelijk uitgereikte tentamenuitslagen en werkstukken gedurende de studie te bewaren. Indien nodig kan de student deze stukken als bewijslast overhandigen.
5.7 OPLEIDINGSREGLEMENTEN 5.7.1 VRIJSTELLINGEN Indien de student op basis van eerdere (aantoonbare) studie meent voor één of meerdere vrijstellingen in aanmerking te komen van vakken uit het lopende curriculum, dan kan een verzoek tot vrijstelling worden ingediend. Een dergelijk verzoek wordt gericht tot de academisch coördinator ([email protected]), met daarin duidelijk aangegeven: 1. voor welk(e) vak(ken) een vrijstelling wordt gevraagd, 2. op basis van welke eerdere studie en in het bijzonder welke vakken of cursussen deze vrijstelling gegeven zou moeten worden, en 3. documentatie waaruit de inhoud en de studiebelasting van het eerder gevolgde vak of de cursus duidelijk wordt. Eventueel kan de coordinator verzoeken tot nadere informatie. In het algemeen geldt dat a) niet meer dan de helft van een vakgroep (BT, ST, of PT) aan vrijstellingen kan worden verleend en b) dat eerder gevolgde studie of ervaring verjaart na 10 jaar. Er dient rekening mee gehouden te worden dat een zorgvuldige en volledige verwerking van een verzoek tot vrijstelling 6 weken in beslag kan nemen.
Overgang van BT naar ST
5.7.2 OVERGANGSNORM OPLEIDING BACHELOR THEOLOGIE (A- EN B-NIVEAU) Voor toelating tot leerjaar drie (Systematische Theologie) geldt de volgende overgangsnorm:
78
Studiewijzer 2015-2016
-
-
-
Overgang van ST naar PT
De inleidende vakken Inleiding in de Bijbel, Inleiding in de Theologie, en het vak Hermeneutiek 1 moeten binnen de eerste twee jaar van de opleiding met een voldoende resultaat zijn afgesloten. Studenten die een diploma Bachelor-theologie beogen, wordt sterk geadviseerd ervoor te zorgen dat de taalmodulen Hebreeuws 1 en Grieks 1 ook binnen de eerste twee jaar van de studie worden voltooid. Op deze wijze wordt voorkomen dat er een achterstand met de taalstudie ontstaat, die achteraf lastig is in te halen. Naast de twee inleidende vakken en Hermeneutiek 1 moeten nog minimaal vijf vakken van de Bijbelse Theologie (van de twaalf) met een voldoende zijn afgesloten. Indien dit niet kan worden gerealiseerd, zal een tussenjaar (reparatiejaar) moeten worden ingelast (zie § 5.7.4 Verlenging studieduur). Degenen die wensen deel te nemen aan de taalmodulen Hebreeuws 2 en Grieks 2 dienen als ingangseis de inleidende taalmodulen Hebreeuws 1 en Grieks 1 met een voldoende te hebben afgerond.
Voor toegang tot het vijfde jaar (Praktische Theologie) geldt de volgende ingangseis: -
Minimaal de helft van het aantal vakken van de Systematische Theologie moet met een voldoende zijn afgesloten. Indien dit niet kan worden gerealiseerd, zal een tussenjaar (reparatiejaar) moeten worden ingelast (zie § 5.7.4 Verlenging studieduur).
Voor het gestructureerd afstandsonderwijs geldt nog een aanvullende ‘overgangsnorm’ voor diegenen die studeren op B-niveau: -
Overgang van BT naar PT
Indien een student aan het eind van een studiejaar minder dan de helft van het aantal ec van dat jaar heeft behaald, kan de ETA, afhankelijk van de specifieke situatie, een (bindend) studieadvies geven over te stappen van B- naar A-niveau. (Bij het bepalen van het aantal jaarlijks te behalen ec wordt rekening gehouden met het specifieke traject dat de student volgt.)
5.7.3 OVERGANGSNORM OPLEIDING GEMEENTE WERK Voor toelating tot leerjaar drie (Praktische Theologie) geldt de volgende overgangsnorm: -
-
De inleidende vakken Inleiding in de Bijbel, Inleiding in de Theologie, en het vak Hermeneutiek 1 moeten binnen de eerste twee jaar van de opleiding met een voldoende resultaat zijn afgesloten. Naast de twee inleidende vakken en Hermeneutiek1 moeten nog minimaal vijf vakken van de Bijbelse Theologie (van de twaalf) met een voldoende zijn afgesloten. Indien dit niet kan worden gerealiseerd, zal een tussenjaar (reparatiejaar) moeten worden ingelast (zie § 5.7.4 Verlenging studieduur).
79
Studiewijzer 2015-2016
Voor het gestructureerd afstandsonderwijs geldt nog een aanvullende ‘overgangsnorm’ voor diegenen die studeren op B-niveau: -
Indien een student aan het eind van een studiejaar minder dan de helft van het aantal ec van dat jaar heeft behaald, kan de ETA, afhankelijk van de specifieke situatie, een (bindend) studieadvies geven over te stappen van B- naar A-niveau. (Bij het bepalen van het aantal jaarlijks te behalen ec wordt rekening gehouden met het specifieke traject dat de student volgt.)
5.7.4 VERLENGING STUDIEDUUR Indien nodig kan de studie worden verlengd door het inlassen van een tussenjaar (reparatiejaar) of een of meerdere extra jaren na de reguliere studieperiode. In het geval nog vakken worden afgerond, vindt kostenberekening plaats volgens de vigerende tarieven van het afstandsonderwijs (zie Webshop). Indien de student (ook) enige colleges volgt, vindt voor deze colleges berekening plaats volgens het tarief “Enkele vakken” van het deeltijdonderwijs. (Wanneer door een Bachelor-student tegelijkertijd aan de specialisatie wordt gewerkt, wordt hiervoor een zogenoemde continueringsbijdrage betaald.) In geval een student studiemateriaal heeft aangeschaft via het deeltijdonderwijs en de studie voortzet via het afstandsonderwijs, dienen via de Webshop de opdrachten van het afstandsonderwijs worden aangevraagd. Zie § 8.2 voor meer informatie over het reparatietraject. 5.7.5 DIPLOMERINGSVOORWAARDEN Diploma
Opleiding Bachelor Theologie
Het diploma dat de ETA haar studenten aanbiedt, is een diploma Bachelor Theologie op HBO-niveau (overheidsonafhankelijk). Studenten die een overheidserkend diploma prefereren, kunnen dit behalen via een doorstroomtraject naar een andere hogeschool of universiteit (zie informatie over de doorstroomtrajecten op website). Om het diploma te verkrijgen dient de student van de 5-jarige opleiding Bachelor Theologie ten minste te hebben voldaan aan de onderstaande voorwaarden. De student heeft alle vakken van de opleiding (inclusief Bijbeltalen) met goed gevolg en met inachtneming van de absentieregels (alleen deeltijd; zie § 4.5 Absentie) doorlopen. Hierbij geldt dat: o alle vakken, behalve de Bijbeltalen Hebreeuws 2 en Grieks 2, met minimaal een voldoende (= 5.5) zijn afgesloten; o de Bijbeltalen Hebreeuws 2 en Grieks 2 met minimaal een 4.0 zijn afgesloten (voor de specialisaties Bijbeltalen en Prediking & Onderwijs geldt dat deze vakken met minimaal een voldoende zijn afgerond); o het gewogen gemiddelde van Hebreeuws 1 & 2 en het gewogen gemiddelde van Grieks 1 & 2 minimaal een voldoende bedraagt. De student heeft de specialisatie met een voldoende afgesloten.
80
Studiewijzer 2015-2016
De student heeft voldaan aan alle verplichtingen van het praktijkleergedeelte en heeft dit met een voldoende beoordeling afgesloten (alle opdrachten dienen voldoende te zijn). De student heeft deelgenomen aan het eindgesprek. De student heeft voldaan aan alle financiële verplichtingen jegens de ETA.
Om in aanmerking te komen voor diplomering (in november), dienen vóór 1 september alle onderdelen van het curriculum afgerond te zijn! Certificaat
Bijbelse Theologie
Voor het Certificaat van de opleiding Bijbelse Theologie dient de student tenminste te hebben voldaan aan de onderstaande voorwaarden.
Certificaat
Systematische Theologie
Certificaat
Praktische Theologie
De student heeft alle vakken van de opleiding (inclusief de Inleidende vakken Inleiding in de Bijbel en Inleiding in de Theologie, maar met uitzondering van PB01 en portfolio) met goed gevolg en met inachtneming van de absentieregels (alleen deeltijd; zie § 4.5 Absentie) doorlopen. Hierbij geldt dat: o alle vakken met minimaal een voldoende (= 5,5) zijn afgesloten; De student heeft voldaan aan alle financiële verplichtingen jegens de ETA.
Na afloop van deze tweejarige opleiding Bijbelse Theologie is het mogelijk om op gelijke wijze ook de vakken van de Systematische Theologie te volgen (= leerjaar 3 en 4 van de opleiding Bachelor Theologie). Als een student na de Bijbelse Theologie ook de vakken van de Systematische Theologie heeft gevolgd, is het mogelijk op gelijke wijze ook de vakken van de Praktische Theologie te volgen (= leerjaar 5 van de opleiding Bachelor Theologie, inclusief de keuzevakken).
Alsnog diploma Bachelor Theologie?
Indien een student naast de vakken van de Bijbelse- Systematische- en Praktische Theologie ook het praktijk-leergedeelte, portfolio, Bijbeltalen en specialisatietraject afrondt, kan uiteindelijk het diploma van de opleiding Bachelor Theologie worden behaald.
Certificaat A-niveau
Voor het Certificaat van de opleiding Bijbelse Theologie op A-niveau dient de student tenminste te hebben voldaan aan de onderstaande voorwaarden.
Bijbelse Theologie
De student heeft alle vakken van de opleiding (inclusief de twee Inleidende vakken, exclusief de talen en exclusief praktijkleergedeelte en portfolio) met goed gevolg doorlopen. Hierbij geldt dat: o alle vakken (tentamens) met minimaal een voldoende (= 5,5) zijn afgesloten. De student heeft voldaan aan alle financiële verplichtingen jegens de ETA.
81
Studiewijzer 2015-2016 Na afloop van deze tweejarige opleiding Bijbelse Theologie op A-niveau is het mogelijk om op gelijke wijze ook de vakken van de Systematische Theologie en de Praktische Theologie te volgen. Diploma
Opleiding Gemeente Werk
Het diploma dat de ETA haar studenten aanbiedt, is een diploma Gemeente Werk op HBO-niveau (overheidsonafhankelijk). Studenten die een overheidserkend diploma prefereren, kunnen dit behalen via een doorstroomtraject naar een andere hogeschool of universiteit (zie informatie over de doorstroomtrajecten op website).
Diploma Gemeente Werk Om het diploma te verkrijgen dient de student van de 3-jarige opleiding Gemeente Werk ten minste te hebben voldaan aan de onderstaande voorwaarden. De student heeft alle vakken van de opleiding met goed gevolg en met inachtneming van de absentieregels (alleen deeltijd; zie § 4.5 Absentie) doorlopen. Hierbij geldt dat: o alle vakken met minimaal een voldoende (= 5.5) zijn afgesloten; De student heeft voldaan aan alle verplichtingen van het praktijkleergedeelte en heeft dit met een voldoende beoordeling afgesloten (alle opdrachten dienen voldoende te zijn). De student heeft deelgenomen aan het eindgesprek. De student heeft voldaan aan alle financiële verplichtingen jegens de ETA.
Om in aanmerking te komen voor diplomering (in november), dienen vóór 1 september alle onderdelen van het curriculum afgerond te zijn! Certificaat
Bijbeltalen
Indien een traject is gevolgd waarbij de Bijbeltalen niet verplicht zijn, maar deze wél facultatief zijn gevolgd, kan van de met een voldoende (> 5,5) afgesloten taalmodulen één gezamenlijk certificaat worden verstrekt. Om voor dit certificaat van een Bijbeltaal in aanmerking te komen, dient de student tenminste te hebben voldaan aan de onderstaande voorwaarden.
Getuigschrift
Voor deeltijd geldt: de student heeft de colleges met goed gevolg en met inachtneming van de absentieregels (alleen deeltijd; zie § 4.5 Absentie) doorlopen. Verder geldt dat: o per Bijbeltaal, per vak, het gemiddelde resultaat van alle toetsen minimaal voldoende is. De student heeft voldaan aan alle financiële verplichtingen jegens de ETA.
Indien een student niet een volledige opleiding heeft afgerond, maar wel een schriftelijke vastlegging wenst te ontvangen van de behaalde studieresultaten, kan middels het Mutatieformulier op het Studentenplaza een getuigschrift aanvragen. Bij het deeltijdonderwijs geldt de voorwaarde dat minimaal 50% van de lessen zijn gevolgd.
82
Studiewijzer 2015-2016
6 OPLEIDING MISSIONAIR WERK 6.1 CURRICULUM 6.1.1 INLEIDING Op de uitgebreide website van de ETA wordt u uitvoerig geïnformeerd over het curriculum van de driejarige opleiding Missionair Werk. Hieronder volgt een kort overzicht van de belanghebbende onderdelen en wordt de opbouw en samenhang van de opleiding nader toegelicht. Opbouw van de studie
De opleiding Missionair Werk is een deeltijdopleiding van drie jaar en bedraagt in het totaal 120 European Credits (EC’s, één EC staat voor 28 studie-uren). Tijdens 12 collegedagen worden de vakken kort ingeleid waarna de student thuis de stof verder bestudeert en de bijbehorende opdrachten maakt. De drie studiejaren van de opleiding bestaan uit een - bijbels theologisch gedeelte - praktisch theologisch gedeelte - praktijk/stage Het is een modulair systeem, dit houdt in dat ieder vak een afgebakend geheel is en als zodanig ook dient afgesloten te worden. De Bijbels- en systematisch theologische vakken worden afwisselend met de praktisch theologische vakken aangeboden. De studiejaren worden cyclisch aangeboden. Dit wil zeggen dat er jaarlijks één leerjaar wordt aangeboden voor zowel bestaande als nieuwe studenten. De studie is zodanig opgebouwd dat dit geen probleem is.
Introductieweekend
De opleiding Missionair Werk wordt (onder voorbehoud van voldoende deelnemers) jaarlijks begin september aangevangen met een studieweekend (vrijdag en zaterdag) voor nieuwe studenten. In dit introductie/studieweekend wordt de benodigde basis gelegd voor de opleiding, bestaande uit de volgende onderdelen: - Kennismaking en uitleg over de opleiding - Colleges: Inleiding Missionair Werk - Colleges: Bijbelstudiemethoden - Workshop: Exegeses maken - Workshop: Studievaardigheden Deelname aan dit weekend is verplicht voor iedereen die zich inschrijft als student of toehoorder voor de opleiding Missionair Werk.
Opbouw collegedagen
De collegedagen zijn op zaterdag en volgen nagenoeg eenzelfde patroon: - Tentamen - Inspiratiemoment - Discipelschap - Colleges (eerste vak), drie lesuren
83
Studiewijzer 2015-2016
- Colleges (tweede vak), drie lesuren De praktijk en stage momenten vallen buiten deze twaalf zaterdagen en kunnen flexibel worden ingevuld. Jaarlijkse studiedag
Ieder jaar wordt er een (extra) studiedag georganiseerd waarin één van de vakken wordt uitgediept. Deze studiedag is verplicht voor studenten van de opleiding Missionair Werk, maar is ook open voor overige ETAstudenten en andere geïnteresseerden. Deze dag volgt niet het vaste patroon van een collegedag en is bij uitstek geschikt om belangstellenden mee te nemen. 6.1.2 INSPIRATIE EN DISCIPELSCHAP De Inspiratiemomenten en het blok Discipelschap maken een belangrijk onderdeel uit van de opleiding. Hoewel er geen cijfer/beoordeling wordt toegekend, is aanwezigheid en participatie verplicht om in aanmerking te komen voor het diploma Missionair Werk (zie § 4.5 Absentie).
Inspiratiemomenten
Tijdens deze uren wordt de student geïnformeerd over allerlei bedieningen en organisaties over de gehele breedte van het Missionair Werk. Dit gebeurt door gastsprekers verbonden aan Missionaire of zendingsorganisaties. Op deze wijze wordt de student geïnformeerd over het missionaire werkveld en gestimuleerd te ontdekken welke (werk)plek bij hem/haar zou passen.
Discipelschap
Het blok Discipelschap is een praktisch uur. De nadruk ligt hierbij op persoonlijke en geestelijke groei. Ook wordt er tijd regelmatig tijd genomen om in kleine groepen ervaringen uit te delen en voor elkaar te bidden.
Praktijkopdrachten
Stage
6.1.3 PRAKTIJK & STAGE Het praktijk-gedeelte is gekoppeld aan een aantal praktijkgerichte vakken en is bedoeld om studenten toe te rusten in het verwerven van: - inzicht in verschillende aspecten van missionair werk en het functioneren van een missionair werker; - kennis van missionaire onderwerpen; - vaardigheden in het uitvoeren van een aantal uiteenlopende werkzaamheden als missionair werker. Een student ontvangt aan het begin van elk leerjaar een vakomschrijving met instructies over de uit te voeren praktijkopdrachten. Het stage-gedeelte is erop gericht om onder bekwame, professionele begeleiding vaardigheden op te doen om als (beginnend) beroepsbeoefenaar zelfstandig te kunnen functioneren aan het einde van het derde leerjaar. Het stage-gedeelte van het eerste leerjaar is bedoeld om de student vooral ‘meekijkend’ kennis te laten maken met missionair werk. De stageperiode loopt van maart t/m september, zodat de student de opgedane kennis kan verwerken/integreren in de stageperiode. De stageperiode kan verdeeld worden over deze gehele periode, of (binnen deze periode) plaatsvinden in een aangesloten periode van circa twee weken.
84
Studiewijzer 2015-2016
In het tweede en derde jaar is het uitoefenen van taken en het leiding geven binnen het missionair werk onderdeel van het proces. Het combineren van de stage-uren van leerjaar 2 en 3 is eventueel mogelijk. Zodoende kan een student voor langere tijd deelnemen aan een missionair project. Ook een zendingsstage behoort hiermee tot de mogelijkheden. De stageplek wordt in samenspraak met de opleidingscoördinator vastgesteld. Participerende organisaties
De ETA streeft er naar zoveel mogelijk samen te werken met christelijke (missionaire) organisaties om deze opleiding vorm en inhoud te geven, en de student in contact te brengen met het brede spectrum van wat er in christelijk Nederland gaande is op het gebied van missionair werk. Zo hebben ook diverse organisaties aan de ETA kenbaar gemaakt stageplekken te willen bieden aan studenten van de opleiding Missionair Werk. Zie de website voor de actuele lijst van participerende organisaties.
6.2 TENTAMENS, OPDRACHTEN EN HERKANSINGEN 6.2.1 INLEIDING Voor studenten gelden de volgende onderstaande instructies en regels met betrekking tot o.a. tentamens, verwerkingsopdrachten en herkansingen.
Algemeen
Tentamen afleggen
6.2.2 TENTAMENS Elke onderwijseenheid (vak) wordt afgesloten met een onderzoek naar kennis, inzicht en vaardigheden van de student aangaande die onderwijseenheid. Het omvat tevens de beoordeling van uitkomsten van dat onderzoek. Een onderzoek kan uit een aantal deelonderzoeken bestaan, zoals: (deel-)tentamens, vaardigheidstesten, verwerkingsopdrachten en praktijkopdrachten. Deze deelonderzoeken worden hieronder toegelicht. Het gewogen gemiddelde van alle deelonderzoeken per vak vormt het eindcijfer. Een eindcijfer moet minimaal voldoende (=5.5) zijn. De meeste vakken worden afgesloten met een schriftelijk tentamen. In sommige gevallen (met name de meer praktisch georiënteerde vakken) zal er in plaats van een schriftelijk tentamen een opdracht of vaardigheidstest worden afgenomen. Voor het maken van een (geschreven) tentamen gebruikt de student het EC-schrijfblok. Dit schrijfblok wordt aan de eerstejaars, bij het begin van de studie, uitgereikt. Het schrijfmateriaal kan ook gebruikt worden voor het maken van aantekeningen e.d. Indien een student meerdere schrijfblokken wenst, kunnen deze verkregen worden via de Webshop. De schoolleiding behoudt zich het recht voor een student het afleggen van een tentamen niet toe te staan, indien hij/zij niet heeft voldaan aan de aanwezigheidsnorm van de colleges (zie § 4.5 Absentie).
85
Studiewijzer 2015-2016
Herkansing; check leerstof
Bij verhindering tot het afleggen van een tentamen op het ingeroosterde tentamenmoment (tentamen )- om welke reden dan ook -, of bij een onvoldoende resultaat, krijgt de student gelegenheid tot herkansing. Deze herkansing loopt via het afstandsonderwijs en wordt aangevraagd via de webshop (zie § 8.1.5). De kosten hiervan zijn ervan afhankelijk of de student wel/geen collegegeld betaalt. Zie de webshop voor de actuele prijzen. Op basis van het laatste collegejaar waarbij de student volledig collegegeld betaalt, kan tot uiterlijk 1 juli een herkansing worden aangevraagd. Het afleggen van het tentamen kan dan tot uiterlijk 1 oktober. In het geval de resultaten van de eerste zit pas na de zomervakantie bekend zijn, geldt dat de herkansing van het tentamen uiterlijk tot twee weken na ontvangst van het resultaat kan worden aangevraagd. Hierna vervalt de herkansingsmogelijkheid op basis van het voorgaande collegejaar. Indien nodig zal het vak via het afstandsonderwijs moeten worden afgerond (hoger tarief). De leerstof van een vak kan door de jaren heen wijzigen. Bij aanvraag van een hertentamen heeft de student zélf de verantwoordelijkheid om te controleren wat de actuele leerstof is. Hiermee wordt voorkomen dat de verkeerde leerstof wordt voorbereid.
Reparatietraject
Indien de student aan het eind van het lopende collegejaar geen tentamencijfer heeft behaald, wordt het tentamen als niet-uitgevoerd beschouwd. Het vak wordt in zo’n geval beschouwd als onvolledig (indien de opdracht wél is gemaakt) of niet-afgelegd (indien ook de opdracht niet is gemaakt). In het geval dat de student een (onvoldoende) tentamencijfer heeft behaald, maar niet de bijbehorende opdracht heeft gemaakt, wordt het tentamencijfer geregistreerd op de cijferlijst (als A-niveau) en het vak beschouwd als onvolledig. Indien het eindcijfer onvoldoende is (< 5,5), wordt het gehele vak als onvoldoende beschouwd. In alle genoemde gevallen wordt de student de mogelijkheid geboden het vak via het reparatietraject over te doen (zie § 8.2 Reparatietraject).
Reparatietraject Verwerkingsopdrachten
6.2.3 OPDRACHTEN Veelal zal de student naast het schriftelijk tentamen een (schriftelijke) verwerkingsopdracht moeten uitvoeren. De student kan de verwerkingsopdracht uitvoeren indien hij/zij heeft voldaan aan de aanwezigheidsnorm van de colleges (zie § 4.5 Absentie). De student is verplicht om alle bij een vak behorende opdrachten uit te voeren. Wanneer bijvoorbeeld een vak drie deelopdrachten bevat en de student slechts één opdracht niet heeft uitgevoerd, wordt toch het gehele opdrachtgedeelte (alle opdrachten samen) als niet-uitgevoerd beschouwd en derhalve het vak als onvolledig beschouwd.
Inleverinstructies
De verwerkingsopdracht dient te worden ingeleverd:
86
Studiewijzer 2015-2016
-
-
-
-
-
geheel overeenkomstig de richtlijnen, zoals omschreven in hoofdstuk 3 van deze Studiewijzer. Op het Studentenplaza is een voorbeeld van een werkstuk en een werkstuksjabloon beschikbaar. Tevens wordt gewerkt met een checklist (zie onder). geniet (dus niet met mapjes of dergelijke i.v.m. mogelijke verzending naar docenten). Indien het werkstuk digitaal aangeleverd dient te worden, dan middels e-mail met het werkstuk als een Word-bestand (.doc of .docx) toegevoegd als bijlage. buiten de colleges van de betreffende docent: aan de opleidingscoördinator en wel digitaal (in een Word-bestand) (dus niet rechtstreeks aan de docent toesturen o.i.d.!) - hiervoor kunnen kosten in rekening worden gebracht - en binnen de vastgestelde termijn, d.w.z. uiterlijk op het tentamenmoment van het betreffende vak, zoals het op het collegerooster staat aangegeven. Afspraken tussen de docent en de student(en) die niet zijn overeenkomstig de regelgeving kunnen in principe ongeldig worden verklaard. De docent is echter vrij het werkstuk tussentijds te laten inleveren. separaat, d.w.z. wanneer er meer dan één werkstuk wordt ingeleverd, deze niet aan elkaar geniet, maar afzonderlijk van elkaar worden ingeleverd.
Checklist
Om de student te helpen zowel qua vorm als inhoud een werkstuk te maken, is er een checklist beschikbaar aan de hand waarvan eenvoudig kan worden gecontroleerd of het werkstuk aan alle vereisten voldoet (zie Studentenplaza).
Herkansing
Gedurende het collegejaar is het mogelijk om de verwerkingsopdrachten behorende bij een vak alsnog in te leveren. De uiterste datum behorende bij het collegejaar is de eerste dag van het komende collegejaar (het is dus mogelijk de opdrachten in te leveren tot uiterlijk de start-collegedag in september). Deze opdrachten dienen digitaal, in een Word-bestand, ingeleverd te worden bij de opleidingscoördinator. Vooraf moet hiervoor een aanvraagformulier worden ingevuld op het Studentenplaza. Pas nadat de betaling binnen is, wordt de opdracht in behandeling genomen.
Reparatietraject
Mocht deze extra periode voor het inleveren van de opdracht niet voldoende zijn, dan kan de opdracht niet meer worden ingeleverd en wordt het vak als onvolledig beschouwd (indien het tentamen wél is gemaakt) of als niet-afgelegd beschouwd (indien ook het tentamen niet is gemaakt). In een dergelijk geval vindt de verdere procedure plaats via het afstandsonderwijs (zie § 8.2 Reparatietraject). De opdrachten van het deeltijdonderwijs zijn dan niet meer bruikbaar.
Voor een goede organisatie van de school is het noodzakelijk dat op bovenstaande regeling geen uitzonderingen worden gemaakt. Voor de student betekent deze regeling dat er voldoende aandacht geschonken kan worden aan de opdrachten van de andere vakken, zodat deze opdrach-
87
Studiewijzer 2015-2016 ten wél op tijd ingeleverd kunnen worden, terwijl voor de schoolorganisatie de regeling ervoor zorgt dat het vak binnen een duidelijk afgebakende periode administratief afgehandeld kan worden. 6.2.4 PRAKTIJK EN STAGE De praktijkopdrachten en het stage verslag dienen op het daarvoor aangewezen moment ingeleverd worden (tenzij hierover andere afspraken zijn gemaakt met de praktijk- en stagecoördinator). Wanneer dit niet lukt, dan vervalt de student in de herkansingsregeling (zie bovenstaande paragraaf). 6.2.5 BEWAREN VAN TENTAMENUITSLAGEN EN WERKSTUKKEN De student heeft de plicht alle schriftelijk uitgereikte tentamenuitslagen en werkstukken gedurende de studie te bewaren. Indien nodig kan de student deze stukken als bewijslast overhandigen.
6.3 OPLEIDINGSREGLEMENTEN 6.3.1 VRIJSTELLINGEN Indien de student op basis van eerdere (aantoonbare) studie meent voor één of meerdere vrijstellingen in aanmerking te komen van vakken uit het lopende curriculum, dan kan een verzoek tot vrijstelling worden ingediend. Een dergelijk verzoek wordt gericht tot de opleidingscoördinator ([email protected]), met daarin duidelijk aangegeven: 1. voor welk(e) vak(ken) een vrijstelling wordt gevraagd, 2. op basis van welke eerdere studie en in het bijzonder welke vakken of cursussen deze vrijstelling gegeven zou moeten worden, en 3. documentatie waaruit de inhoud en de studiebelasting van het eerder gevolgde vak of de cursus duidelijk wordt. Eventueel kan de coördinator verzoeken tot nadere informatie. In het algemeen geldt dat a) niet meer dan de helft van een vakgroep (BT, ST, of PT) aan vrijstellingen kan worden verleend en b) dat eerder gevolgde studie of ervaring verjaart na 10 jaar. Er dient rekening mee gehouden te worden dat een zorgvuldige en volledige verwerking van een verzoek tot vrijstelling 6 weken in beslag kan nemen. 6.3.2 OVERGANGSNORM Vanwege de cyclische opzet van de opleiding zijn er geen voorwaarden verbonden aan de overgang naar een volgend leerjaar. 6.3.3 VERLENGING STUDIEDUUR Indien een student niet alle vakken niet met een voldoende afrondt, wordt er studievertraging opgelopen. Deze vertraging kan na afloop van het 3-jarige programma worden ingelopen. Er zijn hiervoor twee mogelijkheden:
1. Zelfstandig herkansen In dit traject dient de student via de Webshop te bestellen:
88
Studiewijzer 2015-2016
o
Vakomschrijving(en) Voor elk vak dat herkanst dient te worden, moet de student een nieuwe vakomschrijving aanvragen via de Webshop op het Studentenplaza van de opleiding Missionair Werk: 'Aanvraag opdracht afstandsonderwijs (MW)'. In deze vakomschrijving staat welke opdrachten gemaakt moeten worden. De vakomschrijvingen die zijn ontvangen in de les zijn niet meer geldig. Werkstukken die niet overeenkomen met de nieuwe vakomschrijving worden derhalve niet geaccepteerd.
o
Hertentamen
Voor elk vak dat herkanst dient te worden, moet de student een hertentamen aanvragen via de Webshop: 'Aanvraag hertentamen afstandsonderwijs (MW)'. Bij de bestelling dient opgegeven te worden of het een tentamen en/of opdracht(en) betreft en kan (indien van toepassing) een tentamendata en tentamenlocatie worden aangegeven. Op deze wijze herkanst de student zelfstandig in eigen tempo alle vakken die niet zijn gehaald in het reguliere programma. Zie § 8.2 voor meer informatie over het reparatietraject. 2. Reparatietraject-op-maat Het reparatietraject voorziet in een op-maat-gemaakt studieprogramma met vooraf vastgelegde tentamendata. Aan het begin van het collegejaar stelt de student deze tentamendata vast met de opleidingscoördinator middels het inschrijfformulier 'Reparatietrajectop-maat' welke te vinden is op het Studentenplaza. Het tussentijds wijzigen van de tentamen- of opdrachtdata is toegestaan. De nieuwe data moet echter wel vallen in het huidige lopende collegejaar. De kosten (met 25% korting t.o.v. de prijzen in de Webshop) worden vooraf middels een factuur in rekening gebracht. Indien de student (ook) enige colleges volgt, vindt voor deze colleges berekening plaats volgens het tarief “Enkele vakken” van het deeltijdonderwijs. 6.3.4 DIPLOMERING Om het diploma Missionair Werk te verkrijgen, dient de student te hebben voldaan aan de onderstaande voorwaarden: De student heeft alle vakken van de opleiding met goed gevolg en met inachtneming van de absentieregels (zie § 4.5 Absentie) doorlopen. Hierbij geldt dat alle vakken met minimaal een voldoende (= 5.5) zijn afgesloten. De student heeft het praktijk- en stage-gedeelte met een voldoende beoordeling afgesloten. De student heeft deelgenomen aan het eindgesprek. De student heeft voldaan aan alle financiële verplichtingen jegens de ETA.
89
Studiewijzer 2015-2016 Om in aanmerking te komen voor diplomering (in januari),dienen vóór 1 september alle onderdelen van het curriculum afgerond te zijn! Getuigschrift
Indien een student niet een volledige opleiding heeft afgerond, maar wel een schriftelijke vastlegging wenst te ontvangen van de behaalde studieresultaten, kan middels het Mutatieformulier op het Studentenplaza een getuigschrift aanvragen. Hierbij geldt de voorwaarde dat mininaal 50% van de lessen zijn gevolgd.
90
Studiewijzer 2015-2016
7 OPLEIDING PASTORALE HULPVERLENING 7.1 CURRICULUM 7.1.1 INLEIDING Op de uitgebreide website van het EPS wordt u uitvoerig geïnformeerd over het curriculum van de driejarige opleiding Pastorale Hulpverlening. Op deze plek geven we een kort overzicht van het geheel. Opbouw van de studie
De opleiding Pastorale Hulpverlening is een driejarige opleiding met een totale studiebelasting van 100 European Credits (EC); 1 EC = 28 uur. De drie studiejaren van de opleiding bestaan uit een - bijbels theologisch gedeelte - praktisch theologisch gedeelte - praktijk/stage Het is een modulair systeem, dit houdt in dat ieder vak een afgebakend geheel is en als zodanig ook dient afgesloten te worden. Het eerste jaar is een min of meer inleidend jaar waarin de basisvakken behandeld worden. Het tweede en derde jaar bouwen hierop verder. Het tweede en derde studiejaar worden cyclisch aangeboden. Dat wil zeggen dat het mogelijk is dat u na het eerste jaar instroomt in het derde jaar en daarna het tweede jaar. De studie is zodanig opgebouwd dat dit geen probleem is. 7.1.2 PRAKTIJKDAG Ieder collegejaar vindt er een praktijkdag plaats. Dit is een dag waarop de studenten hun (gespreks- en pastorale) vaardigheden kunnen tonen door middel van rollenspelen. Voor de voortzetting van de studie is het noodzakelijk dat deze dag als minimaal ‘voldoende’ wordt afgesloten. 7.1.3 PRAKTIJK-LEERGEDEELTE Het praktijk-leergedeelte bestaat uit de stage en de praktijkopdrachten, deze maken een belangrijk onderdeel uit van de opleiding.
Praktijk-leergedeelte
Het praktijk-leergedeelte is gericht op het verwerven van: - inzicht in verschillende aspecten van pastoraal werk en het functioneren van een pastoraal hulpverlener; - kennis van pastorale onderwerpen; - vaardigheden in het uitvoeren van een aantal uiteenlopende werkzaamheden als pastoraal hulpverlener.
91
Studiewijzer 2015-2016
Stage
Het stage-gedeelte is erop gericht om onder bekwame, professionele begeleiding (gespreks)vaardigheden op te doen om als (beginnend) beroepsbeoefenaar zelfstandig te kunnen functioneren aan het einde van het derde leerjaar. Voor meer informatie over de praktijk & stage verwijzen we u naar de informatiemap ‘Praktijk en stage’ behorende bij de Opleiding Pastorale Hulpverlening”. Deze map wordt uitgedeeld aan het begin van de studie. Het is mogelijk dat er in de loop van de studie nieuwe versies van deze map komen, deze zullen op het EPS-studentenplaza geplaatst worden. De student is zelf verantwoordelijk hier kennis van te nemen.
7.2 TENTAMENS, OPDRACHTEN EN HERKANSINGEN 7.2.1 INLEIDING Voor studenten gelden de volgende onderstaande instructies en regels met betrekking tot o.a. tentamens, verwerkingsopdrachten en herkansingen.
Algemeen
Tentamen afleggen
7.2.2 TENTAMENS Elke onderwijseenheid (vak) wordt afgesloten met een onderzoek naar kennis, inzicht en vaardigheden van de student aangaande die onderwijseenheid. Het omvat tevens de beoordeling van uitkomsten van dat onderzoek. Een onderzoek kan uit een aantal deelonderzoeken bestaan, zoals: (deel-)tentamens, vaardigheidstesten, verwerkingsopdrachten en praktijkopdrachten. Deze deelonderzoeken worden hieronder toegelicht. Het gewogen gemiddelde van alle deelonderzoeken per vak vormt het eindcijfer. Een eindcijfer moet minimaal voldoende (=5.5) zijn. De meeste vakken worden afgesloten met een schriftelijk tentamen. In sommige gevallen (met name de meer praktisch georiënteerde vakken) zal er in plaats van een schriftelijk tentamen een vaardigheidstest worden afgenomen. Voor het maken van een (geschreven) tentamen gebruikt de student het EC-schrijfblok. Dit schrijfblok wordt aan de eerstejaars, bij het begin van de studie, uitgereikt. Het schrijfmateriaal kan ook gebruikt worden voor het maken van aantekeningen e.d. Indien een student meerdere schrijfblokken wenst, kunnen deze verkregen worden via de Webshop. De schoolleiding behoudt zich het recht voor een student het afleggen van een tentamen niet toe te staan, indien hij/zij niet heeft voldaan aan de aanwezigheidsnorm van de colleges (zie § 4.5 Absentie).
Herkansing
binnen lopend collegejaar
Bij verhindering tot het afleggen van een tentamen op het ingeroosterde tentamenmoment (tentamen )- om welke reden dan ook -, of bij een onvoldoende resultaat, krijgt de student gelegenheid tot herkansing. De aanvraag van een herkansing geldt alleen voor vakken die het lopende collegejaar op het rooster staan. Een herkansing van een toets van het
92
Studiewijzer 2015-2016 huidige collegejaar kan tot uiterlijk 1 juli worden aangevraagd via het Studentenplaza. Het afleggen van het tentamen kan tot uiterlijk 1 oktober. In het geval de resultaten pas na de zomervakantie bekend zijn, geldt de regel dat de herkansing van het tentamen uiterlijk tot twee weken na ontvangst van het resultaat kan worden aangevraagd. Hierna vervalt de herkansingsmogelijkheid en zal het vak via het afstandsonderwijs moeten worden afgerond. Herkansing
buiten lopend collegejaar
Reparatietraject
Verwerkingsopdrachten
Herkansingen van vakken uit voorgaande jaren gaan via het afstandsonderwijs en worden aangevraagd via de Webshop. Alhoewel de mogelijkheid tot herkansing ongelimiteerd is, zijn de kosten hoger indien de herkansing buiten het collegejaar wordt benut waarin het betreffende vak werd aangeboden. Tevens zijn de kosten ervan afhankelijk of de student wel/geen collegegeld betaalt. Zie de Webshop voor de actuele prijzen. Indien de student aan het eind van het lopende collegejaar geen tentamencijfer heeft behaald, wordt het tentamen als niet-uitgevoerd beschouwd. Het vak wordt in zo’n geval beschouwd als onvolledig (indien de opdracht wél is gemaakt) of niet-afgelegd (indien ook de opdracht niet is gemaakt). In het geval dat de student een (onvoldoende) tentamencijfer heeft behaald, maar niet de bijbehorende opdracht heeft gemaakt, wordt het tentamencijfer geregistreerd op de cijferlijst (als A-niveau) en het vak beschouwd als onvolledig. Indien het eindcijfer onvoldoende is (< 5,5), wordt het gehele vak als onvoldoende beschouwd. In alle genoemde gevallen wordt de student de mogelijkheid geboden het vak via het reparatietraject over te doen (zie § 8.2 Reparatietraject). 7.2.3 OPDRACHTEN Veelal zal de student naast het schriftelijk tentamen een (schriftelijke) verwerkingsopdracht moeten uitvoeren. De student kan de verwerkingsopdracht uitvoeren indien hij/zij heeft voldaan aan de aanwezigheidsnorm van de colleges (zie § 4.5 Absentie). De student is verplicht om alle bij een vak behorende opdrachten uit te voeren. Wanneer bijvoorbeeld een vak drie deelopdrachten bevat en de student slechts één opdracht niet heeft uitgevoerd, wordt toch het gehele opdrachtgedeelte (alle opdrachten samen) als niet-uitgevoerd beschouwd en derhalve het vak als onvolledig beschouwd.
Inleverinstructies
De verwerkingsopdracht dient te worden ingeleverd: - geheel overeenkomstig de richtlijnen, zoals omschreven in hoofdstuk 3 van deze Studiewijzer. Op het Studentenplaza is een voorbeeld van een werkstuk en een werkstuksjabloon beschikbaar. Tevens wordt gewerkt met een checklist (zie onder). - geniet (dus niet met mapjes of dergelijke i.v.m. mogelijke verzending naar docenten); - buiten de colleges van de betreffende docent: aan de opleidingscoordinator en wel digitaal (in een Word-bestand) (dus niet rechtstreeks aan de docent toesturen o.i.d.!);
93
Studiewijzer 2015-2016
-
-
binnen de vastgestelde termijn, d.w.z. uiterlijk op het tentamenmoment van het betreffende vak, zoals het op het collegerooster staat aangegeven. Afspraken tussen de docent en de student(en) die niet zijn overeenkomstig de regelgeving kunnen in principe ongeldig worden verklaard. De docent is echter vrij het werkstuk tussentijds te laten inleveren. separaat, d.w.z. wanneer er meer dan één werkstuk wordt ingeleverd, deze niet aan elkaar geniet, maar afzonderlijk van elkaar worden ingeleverd.
Checklist
Om de student te helpen zowel qua vorm als inhoud een werkstuk te maken, is er een checklist beschikbaar aan de hand waarvan eenvoudig kan worden gecontroleerd of het werkstuk aan alle vereisten voldoet (zie Studentenplaza).
Herkansing
Gedurende het collegejaar is het mogelijk om de verwerkingsopdrachten, behorende bij een vak alsnog in te leveren. De laatste dag van een collegejaar valt samen met de eerste lesdag van het komende collegejaar (opdrachten kunnen dus ten laatste worden ingeleverd op de eerste lesdag van het volgende collegejaar in september). Deze opdrachten dienen schriftelijk ingeleverd te worden; hetzij op de collegedag overhandigd te worden aan een medewerker van het EPS, hetzij opgestuurd te worden in een voldoende gefrankeerde enveloppe naar het kantoor van het Evangelisch College. De kosten hiervoor worden door de administratie aan de student gefactureerd.
Reparatietraject
Mocht deze extra periode voor het inleveren van de opdracht niet voldoende zijn, dan kan de opdracht niet meer worden ingeleverd en wordt het vak als onvolledig beschouwd (indien het tentamen wél is gemaakt) of als niet-afgelegd beschouwd (indien ook het tentamen niet is gemaakt). In een dergelijk geval vindt de verdere procedure plaats via het afstandsonderwijs (zie § 8.2 Reparatietraject). De opdrachten van het deeltijdonderwijs zijn dan niet meer bruikbaar. Voor een goede organisatie van de school is het noodzakelijk dat op bovenstaande regeling geen uitzonderingen worden gemaakt. Voor de student betekent deze regeling dat er voldoende aandacht geschonken kan worden aan de opdrachten van de andere vakken, zodat deze opdrachten wél op tijd ingeleverd kunnen worden, terwijl voor de schoolorganisatie de regeling ervoor zorgt dat het vak binnen een duidelijk afgebakende periode administratief afgehandeld kan worden.
Praktijkopdrachten
7.2.4 PRAKTIJKOPDRACHTEN Het is van belang dat de praktijkopdrachten op het daarvoor aangewezen moment ingeleverd worden. Dit moment is bedoeld om ondermeer deze opdracht met elkaar te bespreken. Wanneer er studenten zijn die de opdrachten niet gemaakt blijken te hebben, kunnen zij niet bij de nabespreking aanwezig zijn. Wanneer praktijkopdrachten niet op het daarvoor bestemde moment ingeleverd worden, dan vervalt de student in de herkansingsregeling.
94
Studiewijzer 2015-2016
Praktijkdag
Wanneer een praktijkopdracht als onvoldoende beoordeeld wordt, dient deze overgemaakt te worden. Het EPS houdt zich het recht voor om hiervoor een andere opdracht te overhandigen. Ieder collegejaar is de student verplicht om mee te doen met de praktijkdag. Een voldoende beoordeling van de getoonde kennis en vaardigheden is noodzakelijk om door te kunnen stromen naar een volgend jaar. De mogelijkheid van herkansingen gerelateerd aan deze dag worden beschreven in de module Praktijk en stage. 7.2.5 BEWAREN VAN TENTAMENUITSLAGEN EN WERKSTUKKEN De student heeft de plicht alle schriftelijk uitgereikte tentamenuitslagen en werkstukken gedurende de studie te bewaren. Indien nodig kan de student deze stukken als bewijslast overhandigen.
7.3 OPLEIDINGSREGLEMENTEN 7.3.1 VRIJSTELLINGEN Indien de student op basis van eerdere (aantoonbare) studie meent voor één of meerdere vrijstellingen in aanmerking te komen van vakken uit het lopende curriculum, dan kan een verzoek tot vrijstelling worden ingediend. Een dergelijk verzoek wordt gericht tot de academisch coördinator ([email protected]), met daarin duidelijk aangegeven: 1. voor welk(e) vak(ken) een vrijstelling wordt gevraagd, 2. op basis van welke eerdere studie en in het bijzonder welke vakken of cursussen deze vrijstelling gegeven zou moeten worden, en 3. documentatie waaruit de inhoud en de studiebelasting van het eerder gevolgde vak of de cursus duidelijk wordt. Eventueel kan de coordinator verzoeken tot nadere informatie. In het algemeen geldt dat a) niet meer dan de helft van een vakgroep (BT, ST, of PT) aan vrijstellingen kan worden verleend en b) dat eerder gevolgde studie of ervaring verjaart na 10 jaar. Er dient rekening mee gehouden te worden dat een zorgvuldige en volledige verwerking van een verzoek tot vrijstelling 6 weken in beslag kan nemen. 7.3.2 OVERGANGSNORM Voor doorstroming naar een volgend leerjaar is het noodzakelijk dat de praktijkdag met minimaal een voldoende is afgesloten. Hierin blijkt concreet de bekwaamheden en vorderingen in de pastorale praktijk en de toepassing van de theoretische kennis. Wanneer blijkt dat de student minder dan de helft van de te behalen EC’s gehaald heeft, dan zijn er de volgende mogelijkheden: 1. De student kan er voor kiezen om het betreffende jaar in totaliteit over te doen. 2. De student kan er voor kiezen om door te gaan naar het volgende jaar en de studie te verlengen met een reparatietraject. 3. De student kan er voor kiezen om als toehoorder verder te gaan. 4. (De student kan er voor kiezen de studie te beëindigen).
95
Studiewijzer 2015-2016
7.3.3 VERLENGING STUDIEDUUR Indien een student niet alle vakken niet met een voldoende afrondt, wordt er studievertraging opgelopen. Deze vertraging kan na afloop van het 3-jarige programma worden ingelopen. Er zijn hiervoor twee mogelijkheden:
1. Zelfstandig herkansen In dit traject dient de student via de Webshop op het Studentenplaza te bestellen: o Vakomschrijving(en) Voor elk vak dat herkanst dient te worden, moet de student een nieuwe vakomschrijving aanvragen via de Webshop: 'Aanvraag opdracht afstandsonderwijs (EPS)'. In deze vakomschrijving staat welke opdrachten gemaakt moeten worden. De vakomschrijvingen die zijn ontvangen in de les zijn niet meer geldig. Werkstukken die niet overeenkomen met de nieuwe vakomschrijving worden derhalve niet geaccepteerd. o Hertentamen Voor elk vak dat herkanst dient te worden, moet de student een hertentamen aanvragen via de Webshop: 'Aanvraag hertentamen afstandsonderwijs (EPS)'. Bij de bestelling dient opgegeven te worden of het een tentamen en.of opdracht(en) betreft en kan (indien van toepassing) een tentamendata en tentamenlocatie worden aangegeven. Op deze wijze herkanst de student zelfstandig in eigen tempo alle vakken die niet zijn gehaald in het reguliere programma.
2. Reparatietraject-op-maat Het reparatietraject voorziet in een op-maat-gemaakt studieprogramma met vooraf vastgelegde tentamendata. Aan het begin van het collegejaar stelt de student deze tentamendata vast met de opleidingscoördinator middels het inschrijfformulier 'Reparatietrajectop-maat' welke te vinden is op het Studentenplaza. Het tussentijds wijzigen van de tentamen- of opdrachtdata is toegestaan. De nieuwe data moet echter wel vallen in het huidige lopende collegejaar. De kosten (met 25% korting t.o.v. de prijzen in de Webshop) worden vooraf middels een factuur in rekening gebracht. Indien de student (ook) enige colleges volgt, vindt voor deze colleges berekening plaats volgens het tarief “Enkele vakken” van het deeltijdonderwijs. 7.3.4 DIPLOMERING Om het diploma te verkrijgen dient de student van de Opleiding Pastorale Hulpverlening tenminste te hebben voldaan aan de onderstaande voorwaarden.
De student heeft alle vakken van de opleiding met goed gevolg en met inachtneming van de absentieregels doorlopen (zie § 4.5 Absentie). Hierbij geldt dat:
96
Studiewijzer 2015-2016
alle vakken met minimaal een voldoende zijn afgesloten; De student heeft de stages met een voldoende beoordeling afgesloten. De student heeft alle praktijkdagen met een voldoende beoordeling afgesloten. De student heeft voldaan aan alle verplichtingen van het praktijkleergedeelte en heeft dit met een voldoende beoordeling afgesloten (alle opdrachten dienen voldoende te zijn). De student heeft deelgenomen aan het eindgesprek. De student heeft voldaan aan alle financiële verplichtingen jegens het EPS. o
Om in aanmerking te komen voor diplomering (in januari),dienen vóór 1 september alle onderdelen van het curriculum afgerond te zijn!
97
Studiewijzer 2015-2016
8 AFZONDERLIJKE VAKKEN 8.1 AFSTANDSONDERWIJS (NIET GESTRUCTUREERD) 8.1.1 INLEIDING In dit gedeelte worden enkele belanghebbende facetten van het afstandsonderwijs uitgelicht. Voor overige informatie wordt verwezen naar de uitgebreide website.
Modulen bestellen
Zelfstandig studeren
Studeren op A-niveau: alleen tentamens
8.1.2 VRIJBLIJVEND STUDEREN De eerste studiemogelijkheid is dat u de studiemodule(n) van de ETA alleen leest om geïnformeerd te worden over een bepaald onderwerp. U bestudeert het studiemateriaal louter ontspannend, hetzij voor persoonlijke opbouw, hetzij om ook anderen van dienst te zijn. U kunt op deze wijze zoveel modulen van de ETA bestellen en bestuderen als u zelf wilt, zonder verdere verplichtingen. Het bestellen van meer studiemodulen is eenvoudig te regelen. Op de ETA-website gaat u naar onze Webshop en daar kunt u de gewenste studiemodulen bestellen (zowel digitaal als ook schriftelijk). 8.1.3 ZELFSTANDIG STUDEREN OP A-NIVEAU Indien u kiest voor het ongestructureerd afstandsonderwijs, kiest u voor een flexibele wijze van studeren in eigen tempo. U bepaalt zelf hoeveel modulen u per jaar bestudeert en wanneer u tentamen doet. Deze wijze van studeren is speciaal bedoeld voor hen die niet de doelstelling hebben een certificaat of diploma te behalen, maar zich in de beschikbare vrije tijd in bepaalde vakken willen verdiepen. Voor degenen die wél een certificaat of diploma wensen te behalen is het gestructureerd afstandsonderwijs de beste weg. Studeren op A-niveau houdt in, dat u een ETA-studiemodule grondig bestudeert en met behulp van de bijgeleverde studievragen (meestal aan het einde van elk hoofdstuk) probeert de leerstof u zo goed mogelijk eigen te maken. Hierna vraagt u een tentamen bij de ETA aan en (in uw eigen woonomgeving of op het kantoor van het Evangelisch College) doet u tentamen over de betreffende leerstof (in enkele gevallen wordt er geen tentamen afgenomen, maar dient er een verwerkingsopdracht te worden gemaakt). Na een voldoende beoordeling (indien nodig is er een mogelijkheid voor herkansing) gaat u verder met een andere module die u bij de ETA via de Webshop kunt bestellen. 8.1.4 VOORDELEN Enkele voordelen van het (ongestructureerd) afstandsonderwijs op A-niveau: -
Door u te richten op een tentamen bent u intensiever met de leerstof bezig en zo houdt u het bestudeerde langer vast.
98
Studiewijzer 2015-2016
-
-
-
Webshop
Door het toewerken naar een tentamen bevordert u de discipline in uw studie. De studie is minder vrijblijvend en u wordt gestimuleerd om de studie daadwerkelijk ter hand te nemen op weg naar het tentamen. Door het afleggen van een tentamen wordt duidelijk of u het studiemateriaal voldoende begrepen hebt en beheerst. Door tentamen te doen heeft u ook de mogelijkheid om nog eventuele vragen te stellen die tijdens de studie van de module bij u zijn opgekomen. Door op niveau A te studeren kunt u in aanmerking komen voor een Getuigschrift.
8.1.5 TENTAMENS AANVRAGEN U vraagt een tentamen aan via de Webshop (Tentamens / Afstandsonderwijs). Via internet gaat u naar www.eta.nl en op de website van de ETA vindt u de Webshop. In de shop kiest u “Tentamens / Afstandsonderwijs” en u bestelt daar het door u gewenste tentamen. Bij het bestellen geeft u aan dat u een tentamen op A-niveau wenst. Na het invullen van uw persoonlijke gegevens kunt u kiezen uit twee mogelijkheden. 1. U wilt tentamen doen op het ETA-kantoor. Dit is alleen mogelijk op dinsdag- en donderdagochtenden. U kunt zelf aangeven op welke moment u het tentamen wenst af te leggen (behalve in schoolvakanties). Het adres van het ETA-kantoor is: Anjerstraat 79, 3333 GC te Zwijndrecht. U ontvangt per e-mail een automatische bevestiging van uw tentamenaanvraag. Later ontvangt u via e-mail nadere informatie over het tentamen. 2. U wilt tentamen doen in uw eigen woonomgeving. Om tentamen te doen in uw eigen woonomgeving dient u een tentamenbegeleider te hebben. Dit wil zeggen, u vraagt aan een leidinggevende in uw kerk/gemeente om zich beschikbaar te willen stellen als tentamenbegeleider. Dit houdt in dat deze persoon aanwezig is op het moment dat u het tentamen aflegt. (De tentamenbegeleider mag geen familielid of ETA-student zijn; de ETA behoudt zich het recht voor om over de tentamenbegeleiding informatie in te winnen bij de tentamenbegeleider, hetzij vooraf, tijdens of na het tentamen). Op de dag en het tijdstip van het tentamen dat u met de tentamenbegeleider bent overeengekomen, legt u onder toezicht van de tentamenbegeleider via de computer het tentamen af. Indien u deze keuze van tentaminering bij de aanvraag aangeeft en invult op welke datum u uw tentamen wenst af te leggen, dan krijgt u van de ETA, na ontvangst van uw bestelling, per e-mail een automatische bevestiging van uw tentamenaanvraag. Hierna krijgt u per
99
Studiewijzer 2015-2016
e-mail een tweede bevestiging en tegelijkertijd wordt ook de tentamenbegeleider op de hoogte gebracht van het tentamen met nadere instructies.
Via internet
Via tekstverwerker (digitaal document)
8.1.6 TENTAMENS AFLEGGEN De ETA is druk bezig voor alle modulen een digitale meerkeuzetoets (Wintoets) te ontwikkelen die via internet kan worden afgenomen. Na aanvraag zet de ETA-administratie de toets voor u klaar op internet en brengt u hiervan op de hoogte via e-mail. Op het door u aangegeven tijdstip zal de toets beschikbaar zijn en door u via internet gemaakt worden. Op dit tijdstip kan de student inloggen met zijn inlogcodes op het ETA Studentenplaza. Onder de link naar het Studentenplaza verschijnt er dan een link naar ‘Digitaal toetsen’. Indien de toets nog niet beschikbaar is als digitale toets, zal de ETA aan uw begeleider de toets via e-mail digitaal aanleveren als een Word-bestand. (U wordt tijdig geïnformeerd of u een Wintoets of een toets via de tekstverwerker krijgt aangeboden.) Op het toetsmoment maakt de begeleider op de computer dit document voor u beschikbaar (deze krijgt hiervoor instructies van de ETA over hoe en wat). De toets kan nu via de tekstverwerker gemaakt worden, opgeslagen worden en door uw tentamenbegeleider naar de ETA via e-mail verstuurd worden.
Let op: Het is aan de student niet toegestaan deze toets te bewaren! Bijbeltalen
Taaltoetsen worden schriftelijk per post naar de tentamenbegeleider gestuurd. 8.1.7 VEEL GESTELDE VRAGEN OVER DE TENTAMENS
Mag ik tussentijds een tentamen- of opdrachtdata wijzigen?
Ja, dit is toegestaan (uiterlijk 14 dagen van te voren doorgeven). De nieuwe datum moet echter wel vallen in het huidige lopende collegejaar.
Wat voor soort tentamen kan ik verwachten?
De aard van het tentamen hangt nauw samen met het type vak waarvoor u tentamen doet. Zo zal bijvoorbeeld een tentamen uit de Bijbelse Theologie weer anders zijn dan een tentamen uit de Systematische Theologie, en een tentamen uit de Systematische Theologie verschilt weer van een tentamen van een module uit de Praktische Theologie. In elk geval zult u op de verschillende tentamens diverse soorten vragen aantreffen, waarvan de meeste gesloten meerkeuzevragen (één feitelijk antwoord) zullen zijn. Belangrijk te weten is, dat de vragen hoofdzakelijk over de inhoud van de module gaan; met andere woorden, kent u de inhoud van de module goed, dan zal het tentamen u doorgaans weinig moeilijkheden opleveren.
Hoe weet ik wat het resultaat is van het tentamen?
Na afloop van de digitale toets krijgt de student zijn (voorlopige) cijfer in beeld. Zodra dit cijfer door de ETA is gecontroleerd (en eventuele open
100
Studiewijzer 2015-2016
vragen zijn nagekeken), krijgt de student per e-mail een bevestiging waarbij het definitieve cijfer wordt bekendgemaakt. Het tentamen via een Word-bestand en de door u gemaakte opdrachten worden door een corrector nagekeken en beoordeeld. Deze beoordeling wordt doorgegeven aan de ETA-administratie. Hierna stuurt de ETA-administratie u per e-mail de uitslag van het tentamen en worden de opdrachten retour gestuurd. U ontvangt tevens de Cijferlijst, waarop u een overzicht aantreft van alle resultaten van de door u afgelegde vakken, aangevuld met het resultaat van het laatste vak. Een nieuwe cijferlijst vervangt alle vorige exemplaren. Het is daarom van belang de meest recente cijferlijst goed te bewaren. Wat gebeurt er bij een onvoldoende resultaat?
Mocht het cijfer van een vak, ongeacht de reden, onvoldoende zijn, dan krijgt u een herkansingsmogelijkheid. Hiertoe kunt via de Webshop een hertentamen aanvragen. Indien een opdracht niet goed zou zijn, dan krijgt u hierover van de ETAadministratie per e-mail bericht, met nadere instructies hoe te herkansen. 8.1.8 VRAGEN STELLEN? Het afstandsonderwijs van de ETA is geen correspondentieonderwijs. Dit betekent in het algemeen, dat u geen vragen over de inhoud van de module kunt stellen. Alleen in geval een student niet meer verder zou kunnen met zijn studie vanwege onduidelijkheden in de tekst, kan de student een beroep doen op de ETA voor nadere toelichting.
8.2 REPARATIETRAJECT We spreken van een reparatietraject wanneer een student niet-afgeronde vakken van een opleiding (die via het deeltijd- of gestructureerd afstandsonderwijs zijn gevolgd) zelfstandig via een individueel traject via het afstandsonderwijs alsnog afrondt. Wanneer een student tijdens de studie een vak noch op de reguliere wijze, noch middels de herkansingsregeling heeft kunnen afronden, zal het vak geheel of gedeeltelijk moeten worden overgedaan. Dit is het geval, indien: -
het eindcijfer onvoldoende is (het gewogen gemiddelde van tentamen en opdracht(en) is lager dan 5.5); het vak als onvolledig wordt beschouwd; het vak als niet-afgelegd wordt beschouwd.
1. Zowel het tentamen als de opdracht zijn niet afgerond De student heeft dan de mogelijkheid via het afstandsonderwijs het gehele vak te herkansen. De procedure is hiervoor als volgt: o De student bestelt via de Webshop de opdrachten van het afstandsonderwijs (de oorspronkelijk ontvangen opdracht tijdens de opleiding is dus niet meer geldig!)
101
Studiewijzer 2015-2016
Via de Webshop kan te zijner tijd een tentamen worden aangevraagd (hertentamen ‘toets en opdracht’). Dit geeft de student recht (op een zelf te kiezen datum) tentamen af te leggen en de verwerkingsopdracht(en) in te leveren. Naast het afronden van het vak via het afstandsonderwijs, is het tevens mogelijk het vak opnieuw te volgen wanneer deze via het deeltijdonderwijs wordt aangeboden. o
2. Het tentamen is afgerond (met een voldoende); de opdracht niet Het voldoende tentamencijfer hoeft niet te worden herkanst en mag blijven staan. De procedure is als volgt: o De student bestelt via de Webshop de opdrachten van het afstandsonderwijs (de oorspronkelijk ontvangen opdracht tijdens de opleiding is dus niet meer geldig!) o Via de Webshop kan te zijner tijd een tentamen worden aangevraagd (hertentamen ‘opdracht’). Dit geeft de student recht (op een zelf te kiezen datum) de verwerkingsopdracht(en) in te leveren. 3. Het tentamen is niet afgerond; de opdracht is wel voldoende Het voldoende cijfer van de opdracht kan blijven staan. De student heeft de mogelijkheid via de Webshop een hertentamen af te leggen en op deze wijze het vak af te ronden. Hiertoe wordt via de Webshop een hertentamen aangevraagd (hertentamen ‘toets’).
Vaardigheidstest Indien het cijfer van een vak geheel of gedeeltelijk wordt bepaald door een vaardigheidstest, zal per individueel geval worden beoordeeld op welke wijze het vak het beste kan worden afgerond. Tentamenbegeleider
Wanneer als onderdeel van een van de boven besproken mogelijkheden wordt besloten een tentamen via het afstandsonderwijs af te leggen, zal dit tentamen in de eigen thuissituatie worden afgelegd. De gehele procedure hieromtrent staat gedetailleerd beschreven in de begeleidende emails die na aanvraag van een tentamen worden verstuurd. Het is belangrijk om te weten dat een dergelijke vorm van tentaminering vraagt dat er een begeleider tijdens het tentamen aanwezig is. Deze begeleider wordt door de student zelf geregeld. Vaak is dit een verantwoordelijke in kerk of gemeente, maar in principe kan dit iedereen zijn, behalve een familielid of een medestudent.
Kosten
De kosten voor hertentamens zijn ervan afhankelijk of de student wel/geen collegegeld betaalt. Zie de Webshop voor de actuele prijzen.
Welk cijfer geldt?
Bij herkansing van tentamen of opdracht geldt altijd het hoogste cijfer (dus niet perse het laatste herkanste resultaat). Concreet: indien een tentamen waarvoor een 5.0 is gescoord wordt herkanst en deze herkansing wordt beoordeeld met een 4.0, dan geldt de 5.0.
102
Studiewijzer 2015-2016
8.3 REPARATIETRAJECT-OP-MAAT Om studenten in het reparatietraject beter te kunnen ondersteunen, biedt de ETA ook een ‘reparatietraject op maat’ aan. De ervaring is dat het voor veel studenten lastig is om gedisciplineerd een reparatietraject te volgen en tijdig de vakken af te ronden. Het reparatietraject-op-maat voorziet in een vooraf opgesteld studieprogramma met vooraf vastgelegde tentamendata. Behalve dat dit ‘reparatietraject op maat’ de student zal helpen om op gestructureerde wijze de vakken af te ronden, biedt de school ter stimulans ook nog een financieel voordeel aan middels een kortingspercentage van 25% (t.o.v. de prijzen in de Webshop). Informatie over het reparatietraject-op-maat en een aanvraagformulier is te vinden op het Studentenplaza.
TOT SLOT De schoolleiding behoudt zich het recht voor in bijzondere gevallen af te wijken van hetgeen in de Studiewijzer vermeld staat.
103
Studiewijzer 2015-2016
BIJLAGEN
104
BIJLAGE 1: CHECKLIST WERKSTUK (zie § 3.10 en 3.11 uit de Studiewijzer) Naam student: Naam vak: In te vullen door docent
d
Algemeen Indien schriftelijk ingeleverd: Werkstuk is geniet (geen mapje, snelhechter) Indien digitaal ingeleverd: Werkstuk is opgestuurd als Word-bestand Werkstuk voldoet aan de voorgeschreven omvang Correcte format (marges, regelafstand, lettertype, lettergrootte, alinea’s e.d.) Inhoudelijk conform opdrachtomschrijving
2
Titelpagina
1 a b c
a b c d e f g h 3 a b c 4 a b c 5 a b c d e f 6 a b c
Inleiding De inleiding in het geheel is helder Doel/probleemstelling is helder Opbouw van het werkstuk wordt kort weergegeven Hoofdtekst Het betoog is logisch opgebouwd Hoofdstukken, paragrafen zijn voorzien van passende titels Hoofdstukken, paragrafen zijn correct genummerd Bijlagen zijn genummerd Bijlagen hebben een passende titel Er wordt correct naar bijlagen verwezen Taalgebruik Spelling en grammatica zijn correct Stijl is sober en zakelijk Formulering is helder en ondubbelzinnig
Literatuurlijst
a b 9 a b c d e
Alle onderdelen (inclusief bijlagen) zijn vermeld Paginaverwijzing is correct Inhoudsopgave is overzichtelijk
c
b
nvt
Inhoudsopgave (van toepassing voor werkstukken vanaf 10 pagina’s)
8
a
v
Naam school Titel, subtitel; naam opdracht Naam vak Naam docent Naam student Datum ingeleverd In te vullen door corrector: beoordeling; datum nagekeken Geen afbeelding
Conclusie Conclusie volgt op heldere wijze uit de bevindingen, argumenten uit de hoofdtekst Conclusie bevat geen nieuwe informatie Conclusie is kort en bondig
7
o
Literatuurlijst is opgesteld volgens de richtlijnen Literatuurlijst is volledig (alle gebruikte bronnen) Bronnen In de hoofdtekst wordt op correcte wijze naar bronnen verwezen Alle in de literatuurlijst genoemde bronnen zijn terug te vinden in de hoofdtekst Bronnen zijn relevant Bronnen hebben voldoende (academisch) gewicht Werkstuk bevat geen plagiaat
105
BIJLAGE 2: VOORBEELD VAN EEN WERKSTUK
106
Evangelische Theologische Academie
Een kritische evaluatie van de kernpunten van Berkhofs christologie
Vak:
Christologie/Soteriologie
Docent:
drs.ing. Nathan Witkamp
Naam student:
Jan-Willem de Reus
Ingeleverd op:
Juni 2004
────────────── In te vullen door corrector
────────────────
Beoordeling:
…….…
Nagekeken op:
…….…
Inhoudsopgave
1.
Inleiding ......................................................................................................... 3 1.1. Hendrikus Berkhof ............................................................................... 3 1.2. Probleemstelling ................................................................................... 3
2.
Berkhofs christologie van beneden ............................................................. 4 2.1. De hermeneutiek bij Berkhof ............................................................... 4 2.2. Geen homoousios ................................................................................. 4 2.3. Geen Triniteit ....................................................................................... 5 2.4. Geen genadeverbond ............................................................................ 6 2.5. Geen zondeval en geen verlossing ....................................................... 6
3.
Conclusie........................................................................................................ 7
Literatuurlijst ........................................................................................................ 8
2
1. Inleiding 1.1
Hendrikus Berkhof Hendrikus Berkhof werd in 1914 geboren in Appeltern, studeerde theologie in Leiden en Amsterdam en werd in 1938 predikant in Lemele. Daar promoveerde hij op een proefschrift over Eusebius van Caesarea. Na de oorlog werd hij in 1950 de eerste rector van het pas opgerichte Hervormd Seminarium in Driebergen. Van 1945 tot 1960 was hij tevens verbonden aan de opleiding van Kerk en Wereld. In 1960 werd hij hoogleraar te Leiden. Berkof heeft een grote rol gespeeld in de Wereldraad van Kerken. Hij stond tevens aan de basis van vele publicaties van de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk. Eind 1995 overleed prof. Dr. H. Berkof. (Van den Brink 1996:571).
De bekendste boeken van zijn hand zijn: Christus, de zin der geschiedenis (1958), de leer van de Heilige Geest (1964) en Christelijk Geloof (1973). In deze studie gaan we ons bezig houden met de kernpunten van Berkhofs christologie zoals deze beschreven staan in zijn Christelijk Geloof (CG). 1.2 Probleemstelling Berkhof (1985:288v) richt zijn aandacht voor Jezus voornamelijk op zijn menszijn, waardoor we spreken van een lage christologie. “Jezus is het trekpunt geworden van de antropologie en wordt afgeschilderd als de ideale door God bedoelde mens” (Berkhof 1985:307). Berkhof belijdt in zijn CG Jezus niet als de wezensgelijke Zoon van God de Vader, maar als “de voleindigde verbondsmens, de Nieuwe Mens, de eschatologische mens.”(Berkhof 1985:284) We zouden met Van de Beek (1998:211) kunnen zeggen, dat bij Berkhof de idealistische tendensen van de westerse cultuur in de christologie duidelijk tot expressie komen. We dienen volgens Van de Beek Berkhof dan ook te verstaan tegen de periode van voor en na de Tweede Wereldoorlog en de wederopbouw: Het ging om een nieuw Europa dat socialer en rechtvaardiger was dan voorheen en dat de idealen van ware menselijkheid en redelijkheid conform de Verlichting zou uitvoeren. Het ware ideaal van de Verlichting; vrijheid, gelijkheid en broederschap, moest in de geest van Christus gestalte krijgen (Van de Beek 1998:214v). Dat Berkhofs lage christologie niet zonder gevolgen is voor de gangbare opvattingen binnen de orthodoxie, moge duidelijk zijn. Hij gaat in zijn CG rechtstreeks in tegen het klassieke belijden van de oecumene en de vroege concilies: Nicea 325 en Chalcedon 451. Berkhofs christologische visie heeft uiteindelijk enorme gevolgen voor het juiste zicht op God en de mens. Als Jezus Christus uiteindelijk niet meer was dan een mens, weliswaar de ultieme door God vervulde mens, zijn we dan nog wel door God zelf verlost?
3
2. Berkhofs christologie van beneden 2.1 De hermeneutiek bij Berkhof1 Alvorens stil te staan bij de christologie van Berkhof, is het belangrijk na te gaan hoe Berkhof tegen de Schrift aan kijkt. Zijn Schriftgebruik is (mede) bepalend voor het juist verstaan van zijn christologie. Berkhof is zonder meer enorm beïnvloed door de ervaringsconceptie van Rudolf Bultmann. Bultmann maakte een onderscheid tussen de verpakking (de tekst van de Schrift; de mythen; de verhalen) en de blijvende boodschap van verlossing (het kerygma). Openbaring is dan een vermenging van Gods spreken tot ons en van de ervaringen (interpretaties; theologieën) van de hoorders en vertolkers van deze boodschap (Wentsel 1995:599). Blijkens de gevarieerde wijzen waarop in het NT getuigenis gegeven wordt van Christus en het heil, lopen volgens Berkhof openbaring en ervaring door elkaar heen. Berkhof is daarom van mening dat theologen dan ook de vrijheid en bevoegdheid mogen ontlenen om hun eigen heilservaringen op eigen wijze te verwoorden vanuit eigentijdse contexten, zij het in oriëntatie op en met terugkoppeling naar geleidende woorden in de Bijbel (Wentsel 1995:599v). Concreet betekent dat bij Berkhof: eerst verwijst de Schrift ons met gezag naar de openbaring, vervolgens beoordelen wij op gezag van wat wij van de openbaring hebben verstaan, de getuigenissen van de bijbel en daarna groeit er dan een wisselwerking tussen beide (Berkhof 1985:91). Berkhof hanteert uiteindelijk een subjectief ervaringsapriori om de gegevens van het NT te selecteren. Hij neemt dan ook zijn vertrekpunt in een benadering van beneden. Berkhof meent dat dat ook niet anders kan, want na de Verlichting is Jezus moeilijk anders te benaderen dan als een historisch figuur. Ons modern historisch bewustzijn laat ons geen andere keus. Maar ook de mensen uit Jezus’ eigen tijd begonnen Hem te interpreteren vanuit hun ervaringswereld (Berkhof 1985:266v). 2.2 Geen homoousios In Nicea heeft de kerk beleden dat Jezus Christus, de Verlosser, de Zoon van God, één van wezen is met de Vader (homoousios). ‘Chalcedon’ probeerde de vraag te beantwoorden hoe we het geheimenis van de vleeswording van het Woord hebben te verstaan. De kerk als zodanig heeft dit geheim in der tijd niet verklaard, ze hebben het 1
Berkhof 1985: § 7 t/m § 18, p. 41-108; § 32-35, p. 265-305; §38, p. 326-333
4
met de vier negatieve uitspraken (onvermengd, onveranderd, ongedeeld, ongescheiden) een dubbele rij bakens aangebracht om een vaargeul aan te wijzen en te waarschuwen tegen de gevaren van links en rechts. Het ging hun om de existentiële belijdenis dat wij mensen door God zelf verlost worden (Van den Brink 1996:293). Berkhof staat lijnrecht tegenover dit belijden, hij vindt dat het geen recht doet aan de menselijke persoon van Jezus. Berkof spreekt dan over Jezus niet als zijnde een goddelijke Persoon, maar in de zin van het aardse; Jezus als een bijzonder en uniek mens die helemaal van God doortrokken is. Met deze christologie van beneden nemen we definitief afscheid van Chalcedon. Berkhof herinterpreteert het belijden van toen ingrijpend voor de mens van vandaag. “Tegelijkertijd worstelt hij er mee om maximaal recht te doen aan het feit van Gods heilbrengend komen in Jezus” (Van den Brink 1996:287 e.v). Toch is bij Berkhof Jezus Christus de Zoon van God, zelfs de eniggeboren Zoon. Berkhof vat dit allereerst als een heilshistorisch begrip op: “Jezus is mens, de voleindigde verbondsmens, de Nieuwe Mens, de eschatologische mens” (Berkhof 1985:284). Hoe vol deze mens Jezus ook van God is, Hij is niet God zelf! 2.3 Geen Triniteit Wat zijn de gevolgen van het feit dat Berkhof Jezus ziet als de uiteindelijk nieuwe voltooide eschatologische verbondsmens? Volgens de opvatting van Berkhof is Jezus in die zin Zoon van God, dat hij het nieuwe trouwe Israël is in wie Gods verbond vervuld wordt (zie ook §2.4). Zijn preëxistentie als de eeuwige, voor-tijdelijke Zoon, wordt daarmee ontkend. De teksten die gewoonlijk aangevoerd worden om dit te staven, worden dan geïnterpreteerd als slaande op het plan of initiatief van God (Joh. 1:1-4; 10:30; Kol 1:15-20; Fil. 2:6) (Wentsel 1981:321-322). De ontologische Triniteit wijst Berkhof dus in zijn geheel af. Het samengaan van de drie Personen ziet hij als de samenvattende beschrijving van het verbonds-gebeuren. De Vader, de Zoon en de Heilige Geest hebben voor de gelovige elk hun eigen functie in het verkeer van God met de mens. Zij vormen samen niet één wezen in de eeuwigheid, maar één geschiedenis in de tijd (Berkhof 1985:349). De drieënige God, aldus Berkhof, “omvat niet drie personen: Hijzelf is persoon en Hij ontmoet ons in de Zoon en in diens Geest” (Berkhof 1985:129). Van een eigen zelfstandig bestaan van de Persoon van de Geest is bij Berkhof dus ook geen sprake meer, maar alleen van een werkzaam worden van God in een persoonlijke ontmoeting. Bij Berkhof is de Heilige Geest de goddelijke band tussen God en mens. (Wentsel 1995:887). De aseïtas of het eigen-zijn van God en zijn soevereiniteit komen bij Berkhof volgens Wentsel op deze wijze niet tot hun recht. Er is eerder sprake van modalisme, dynamisch Monoarchianisme en unitarisme. De triniteit als wezens-gemeenschap valt totaal weg. Berkhof (1985:129) betrekt de liefde Gods namelijk direct op ons bondgenoot-zijn van God (zie 2.4) en spreekt ten onrechte 5
niet van liefde van de Vader tot de Zoon van eeuwigheid. We stellen tegenover Berkhof dat de Triniteit veel meer is dan een gebeuren in de tijd zoals hij dat voorstelt. Openbaring en wezen hangen zeker innig samen, maar vallen uiteindelijk niet samen (Wentsel 1987:413). 2.4 Geen genadeverbond Als het gaat om de Gereformeerde orthodoxe theologie aangaande het verbond, nuanceert Berkhof de formule over het verbond enigszins, door te stellen dat het “eenzijdig van oorsprong, maar tweezijdig van strekking” is (Berkhof 1985:245). Het initiatief ligt helemaal bij God, maar vervolgens worden wij er helemaal in betrokken. Volgens Wentsel (1987:248) heeft Berkhof de bijbelse verbondsleer willen aanpassen aan de maat van de eigentijdse mens. God wordt in Jezus de Bondgenoot van ieder mens, terwijl in de Schriften het genadeverbond met Abraham wordt gesloten, en in hem ook alle gelovigen. Heeft God de mens nodig als ‘Bondgenoot’ om uiteindelijk tot zichzelf te komen, zoals Berkhof beweert? God en mens zijn bij Berkhof dan wel geen gelijkwaardige partners, maar God geeft de mens als verantwoordelijk wezen wel ruimte en beperkt Zijn macht door de schepping van de mens (zie ook §2.5). Berkhof ziet het volk Israël als partner van God en als model voor de kerk en al de volken. Als Israël in ontrouw faalt, zendt God Jezus als de volmaakte verbondspartner. Israël blijft naast de kerk als teken van Gods oordeel en verbondstrouw (Wentsel 1982:154). Voor Berkhof is Israël uiteindelijk een mislukte proeftuin. Met Van de Beek (2002:359) wijzen we dit standpunt af, want van meet af aan was duidelijk dat Israël de wet niet zou volbrengen (Joz. 24:19). De Thora dient dan ook niet om de kansen van Israël te schetsen in het vervullen van de wet, maar de wet dient tot kennis der zonde (Rom. 3:20; 7:7-24). Berkhof heeft uiteindelijk het wezenstriniteit omgezet in een heilshistorische, maar juist op de wezens-historische komt het aan: ”zoals God in de Gekruisigde is, zo is Hij helemaal”(Wentsel 1987:248). 2.5 Geen zondeval en geen verlossing Het is opvallend dat er bij Berkhof (1985:136) geen sprake meer is van de duivel (demonologie) en de zondeval. Berkhof (1985:211-213) rekent satan niet eens tot de eigenlijke inhoud van het christelijke belijden. Hij spreekt slechts over satan als een ‘voorstelling’ en plaatst hem op één lijn met andere voorstellingen als slavernij, de machten, enz.. Berkhof ziet niet als hoofddoel van Jezus’ komst zijn strijd tegen en zijn verbreken van de werken van satan (Matth. 4:1-11; 1 Joh. 3:8, enz.). Het moge duidelijk zijn dat het hermeneutisch uitgangspunt van Berkhof hier mede bepalend is (zie ook §2.1). Strijd, lijden en dood behoren niet tot de gevolgen van de zonde maar tot de voorlopigheid en de onvoltooidheid van de schepping. Berkhof (1985:215-216) spreekt dan ook liever van een schepping-in-ontwikkeling en over God als de Weerloze overmacht. De volgorde schepping-val-verlossing kent Berkhof niet, wel net als Barth een christocentrische schepping: “Gods eerste en dominerende gedachte bij zijn scheppingsplan was Jezus de Zoon” (Berkhof 1985:290). Het is eveneens van belang op te merken dat Berkhof in de zondeleer ook de evolutieleer heeft verwerkt. Zijn invulling hiervan heeft namelijk grote gevolgen voor
6
de soteriologie (de verlossingsleer). Berkhof (1985:188) verwerpt het onderscheid tussen de staat der rechtheid en de staat van de zondeval als twee achtereenvolgende fasen in de geschiedenis van de mens. “Zonde is een met de vrijheid geschapen mogelijkheid” (Berkhof 1985:207). De evolutie wordt in de verlossing opgenomen: Jezus voltooit in zijn offer de nieuwe humaniteit. Berkhof verwerpt dan ook de verkondiging dat Jezus in onze plaats aan het kruis is gestorven (Berkhof 1985:§33§35).
3. Conclusie Berkhofs christologische visie heeft enorme gevolgen voor het juiste zicht op God en de mens. In §1.2 vroegen we ons af indien “Jezus Christus uiteindelijk niet meer was dan een mens, weliswaar de ultieme door God vervulde mens, zijn we dan nog wel door God zelf verlost?” Het antwoord van Berkhof is ontkennend. En dat kan ook bijna niet anders. Berkhof heeft namelijk een totaal andere kijk op het wezen van God. Het is zeer te betreuren dat Berkhof het drieënig bestaan van God in wezensmatige zin prijs heeft gegeven, evenals de incarnatie van God, de Zoon. Berkhof beweegt zich uiteindelijk in de gedachtetrant van Arius, voor wie Jezus eveneens het hoogst denkbare schepsel was. Jezus’ menselijke ik is tot in de laatste uithoeken doordrongen van het Ik van God. Maar bij Berkhof is en blijft Jezus een mens en niet de Logos. Berkhof heeft uiteindelijk een (te) hoge prijs betaald voor zijn hermeneutiek
7
Literatuurlijst Beek, A. van den. 1998. Jezus Kurios: de christologie als hart van de theologie. (Spreken over God 1.1). Kampen: Kok. ______. 2002. De kring om de Messias: Israël als volk van de lijdende Heer. (Spreken over God 1.2). Zoetermeer: Boekencentrum. Berkhof, H. 1985 (7e druk 1993). Christelijk geloof: een inleiding tot de geloofsleer. Nijkerk: Callenbach. Brink, G. van den (ed.). 1996. Gegrond geloof: kernpunten uit de geloofsleer: in bijbels, historisch en belijdend perspectief. Zoetermeer: Boekencentrum. Haan, M.J. de. z.j. Christologie. (Module Systematische Theologie: ST02/A/1). Zwijndrecht: St. E.T.A.. McGrath, A.E. 1997. Christelijke theologie: een introductie. Kampen: Kok. ______. 2000. 2000 jaar christendom: een introductie. Kampen: Kok. Wentsel, B. 1981. Het Woord, de Zoon en de dienst. (Dogmatiek deel 1). Kampen: Kok. ______. 1982. De openbaring, het verbond en de aprioris. (Dogmatiek deel 2). Kampen: Kok. ______. 1987. God en mens verzoend: Godsleer, mensleer en zondeleer. (Dogmatiek deel 3a). Kampen: Kok. ______. 1991. God en mens verzoend:incarnatie, verzoening, koninkrijk van God. (Dogmatiek deel 3b). Kampen: Kok. ______. 1995. De Heilige Geest, de kerk en de laatste dingen: de persoon en het werk van de Heilige Geest. (Dogmatiek 4a) Kampen: Kok. ______. 1998. De Heilige Geest, de kerk en de laatste dingen: de kerk als het saamhorige volk Gods. (Dogmatiek deel 4b) Kampen: Kok. ______. 1998. De Heilige Geest, de kerk en de laatste dingen: de genademiddelen, het gemenebest en het eschaton. (Dogmatiek 4c). Kampen: Kok.
8