Eengemaakte technische specificaties
STS 52 - Buitenschrijnwerk 52.0 Algemene voorschriften
Uitgave 2005 Deze voorschriften vervangen en annuleren de STS 52.0 ed. 1985
EENGEMAAKTE TECHNISCHE SPECIFICATIES
STS 52 Buitenschrijnwerk 52.0 Algemene voorschriften Uitgave 2005 Deze voorschriften vervangen en annuleren de STS 52.0 ed. 1985
Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid Kwaliteit en Innovatie Bouw WTC III – 6de verdieping Simon Bolivarlaan 30 1000 - Brussel Tel. : 02 277 81 76 – Fax : 02 277 54 44 Ondernemingsnr.: 0314.595.348 http://economie.fgov.be
2
Verantwoordelijke uitgever : Vincent Merken Directeur-generaal Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid North Gate III Koning Albert II-laan 16 1000 Brussel
Wettelijk depot: D/2008/2295/89 0560-08
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
- Eengemaakte technische specificaties STS 52 - BUITENSCHRIJNWERK 52.0 ALGEMENE VOORSCHRIFTEN SAMENSTELLING VAN DE WERKGROEP Tot de werkgroep "STS 52" behoren vertegenwoordigers van de overheid en van de bouwinstellingen voor studie en controle; ze vertegenwoordigt dus de bouwheren en laat hun eisen en ervaring tot hun recht komen. Na een systematische studie van de Belgische en Europese markten neemt de werkgroep, in overleg met de vertegenwoordigers van de industriële en professionele kringen, de uitwerking van de eengemaakte technische specificaties STS voor zijn rekening die werden voorbereid door het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB). De STS zijn het resultaat van een gemeenschappelijke aanpak, waarbij bouwheren en fabrikanten in overleg de kwalitatieve en dimensionele regels vastleggen die de basis zullen vormen van hun toekomstige overeenkomsten ten bate van elke partij, bedoeld om de kwaliteit van de producten te verhogen en de kostprijs ervan te drukken. De vertegenwoordigers van de volgende instellingen verleenden hun medewerking aan de opstelling van de STS 52.0 BUITENSCHRIJNWERK-ALGEMENE VOORSCHRIFTEN: -
Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB) Laboratorium voor Vervoertechniek (RUG) Belgisch Instituut voor Normalisatie (BIN) Controlebureau voor de veiligheid van het bouwwezen in België (SECO) Federatie der Glasnijverheid (FGI) Febelhout Agoria Federatie van de chemische nijverheid van België (Fedichem) en haar beroepssectie, Vereniging van Kunststofverwerkers (Fechiplast) Aluminium Center Belgium (ACB) Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie: Dienst Goedkeuringen en Voorschriften (DGV): die het secretariaat waarnam.
3
4
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
INHOUD 0. Algemene voorschriften................................................................................................................. 11 0.1. Inleiding .................................................................................................................................. 11 0.2. Toepassingsgebied .................................................................................................................. 11 1. Europees kader............................................................................................................................... 12 1.1. CE-conformiteitsmerk - Algemene voorschriften................................................................... 12 1.1.1. Basis van de CE-markering en wettelijk kader................................................................ 12 1.1.2. Europese technische specificaties .................................................................................... 12 1.1.3. CE-conformiteitsattestering ............................................................................................. 13 1.2. Normalisatie van vensters en vliesgevels................................................................................ 13 1.2.1. Vensters en deuren ........................................................................................................... 13 1.2.2. Vliesgevels ....................................................................................................................... 14 1.3. Structureel gelijmde glaswerkkits (SGG) ............................................................................... 14 1.4. Technische goedkeuring BUtgb.............................................................................................. 15 2. Terminologie.................................................................................................................................. 15 2.1. Algemene terminologie........................................................................................................... 15 2.2. Specifieke terminologie (zie afbeelding 1 en 2) ..................................................................... 16 2.2.1. Terminologie betreffende vensters................................................................................... 16 2.2.2. Terminologie m.b.t. vliesgevels....................................................................................... 20 2.2.3. Terminologie m.b.t. de typologie van de vliesgevels ...................................................... 21 2.2.4. Terminologie m.b.t. het hang- en sluitwerk ..................................................................... 22 2.2.5. Afspraak voor de openingsrichting van vensters en deuren ............................................ 23 2.2.6. Openingswijze van het venster ........................................................................................ 25 3. Algemene eisen .............................................................................................................................. 26 3.1. Fundamentele voorschriften betreffende buitenschrijnwerk................................................... 26 3.1.1. Mechanische sterkte en stabiliteit (ER1) ......................................................................... 26 3.1.2. Brandveiligheid (ER2) ..................................................................................................... 26 3.1.3. Hygiëne, gezondheid en bescherming van het leefmilieu (ER3)..................................... 26 3.1.4. Gebruiksveiligheid (ER4) ................................................................................................ 26 3.1.4.1. Gevolgen van de belastingen, uitgeoefend door het eigengewicht, de gebruiksbelastingen, de wind en de temperatuur .............................................................. 26 3.1.4.2. Gevolgen van de bewegingen van het gebouw......................................................... 27 3.1.4.3. Gevolgen van de temperatuur ................................................................................... 27 3.1.4.4. Veiligheid van personen............................................................................................ 27 3.1.4.5. Effecten van het water............................................................................................... 27 3.1.5. Bescherming tegen lawaaihinder (ER5) .......................................................................... 27 3.1.6. Energiebesparing en warmte-isolatie (ER6) .................................................................... 28 3.1.7. Duurzaamheid .................................................................................................................. 28 3.2. Overige verplichtingen............................................................................................................ 28 4. Prestaties ........................................................................................................................................ 29 4.1. Prestaties van de elementen .................................................................................................... 29 4.1.1. Prestaties in verband met de weerstandsprofielen ........................................................... 29 4.1.1.1. Houten profielen ....................................................................................................... 29 4.1.1.2. Metalen profielen met of zonder isolator.................................................................. 29 4.1.1.3. PVC-profielen ........................................................................................................... 29 4.1.1.4. Hybride profielen ...................................................................................................... 29 4.1.1.5. Overige profielen ...................................................................................................... 29 4.1.2. Prestaties in verband met het hang- en sluitwerk............................................................. 29 4.1.3. Prestaties van de beglazing .............................................................................................. 31 4.1.4. Prestaties van de afdichtingprofielen ............................................................................... 31 4.1.5. Prestaties van de kit.......................................................................................................... 32 4.1.6. Prestaties van de toebehoren ............................................................................................ 32
5
6
4.2. Prestaties van het buitenschrijnwerk....................................................................................... 34 4.2.0. Voorbeschouwing ............................................................................................................ 34 4.2.1. Vensters: evaluatiebasis en productbeschrijving ............................................................. 34 4.2.1.1. Luchtdoorlatendheid, waterdichtheid en sterkte tegen de wind................................ 34 4.2.1.1.1. Luchtdoorlatendheid .......................................................................................... 34 4.2.1.1.2. Weerstand tegen windbelasting ......................................................................... 36 4.2.1.1.3. Waterdichtheid ................................................................................................... 36 4.2.1.1.4. Specificatie van de lucht-, water- en windklasse in functie van de ontwerpvoorwaarden .............................................................................................. 37 4.2.1.2. Bedieningskrachten en verkeerd gebruik.................................................................. 39 4.2.1.3. Energiebesparing en thermische eigenschappen....................................................... 41 4.2.1.3.1. Thermische isolatie ............................................................................................ 41 4.2.1.3.2. Zonnetoetredingsfactor en lichtdoorlaatbaarheid............................................... 42 4.2.1.3.3. Risico op condensatie......................................................................................... 43 4.2.1.4. Akoestische prestaties ............................................................................................... 48 4.2.1.4.1. Prestaties ............................................................................................................ 48 4.2.1.4.2. Aanbevelingen in verband met de keuze van de prestaties................................ 49 4.2.1.5. Inbraakwerendheid.................................................................................................... 50 4.2.1.5.1. Prestaties ............................................................................................................ 50 4.2.1.5.2. Aanbevelingen i.v.m. de keuze van de inbraakwerendheidsklasse.................... 51 4.2.1.6. Bestandheid tegen explosies ..................................................................................... 52 4.2.1.7. Kogelwerendheid ...................................................................................................... 53 4.2.1.8. Brandveiligheid......................................................................................................... 55 4.2.1.8.1. Brandreactie ....................................................................................................... 55 4.2.1.8.2. Brandweerstand.................................................................................................. 56 4.2.1.9. Gereglementeerde stoffen ......................................................................................... 57 4.2.1.10. Schokweerstand ...................................................................................................... 57 4.2.1.10.1 Prestaties ........................................................................................................... 57 4.2.1.10.2. Specificatie van de schokweerstandsklasse ..................................................... 58 4.2.1.11. Weerstand tegen herhaald gebruik.......................................................................... 62 4.2.1.12. Gedrag tussen 2 klimaten........................................................................................ 62 4.2.2. Vliesgevels: evaluatiebasis en productbeschrijving......................................................... 63 4.2.2.1. Luchtdoorlatendheid, waterdichtheid en sterkte tegen de wind................................ 63 4.2.2.1.1. Luchtdoorlatendheid .......................................................................................... 63 4.2.2.1.2. Weerstand tegen windbelasting ......................................................................... 64 4.2.2.1.3. Waterdichtheid ................................................................................................... 64 4.2.2.1.4. Specificatie van de lucht-, water- en windklasse in functie van de ontwerpvoorwaarden .............................................................................................. 65 4.2.2.2. Bedieningskrachten en verkeerd gebruik.................................................................. 71 4.2.2.3. Energiebesparing en thermische prestaties ............................................................... 71 4.2.2.4. Akoestische prestaties ............................................................................................... 72 4.2.2.5. Inbraakwerendheid.................................................................................................... 72 4.2.2.6. Bestandheid tegen explosies ..................................................................................... 72 4.2.2.7. Kogelwerendheid ...................................................................................................... 72 4.2.2.8. Gedrag bij brand........................................................................................................ 72 4.2.2.9. Gereglementeerde stoffen ......................................................................................... 73 4.2.2.10. Schokweerstand ...................................................................................................... 73 4.2.2.10.1. Prestaties .......................................................................................................... 73 4.2.2.10.2. Specificatie van de schokweerstandsklasse ..................................................... 73 4.2.2.11. Weerstand tegen herhaald gebruik.......................................................................... 79 4.2.2.12. Gedrag tussen 2 soorten klimaten ........................................................................... 79 4.2.3. Structureel gelijmd glaswerkkit (SGG)............................................................................ 79 4.2.3.1. Prestaties van SGG.................................................................................................... 79
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
4.2.3.2. Aanvullende voorschriften betreffende de veiligheidstoebehoren............................ 80 4.2.3.3. Aanvullende voorschriften betreffende de thermische behandeling van glasproducten .................................................................................................................. 81 4.2.3.4. Verlijming ter plaatse................................................................................................ 81 5. Berekeningsnota's .......................................................................................................................... 82 5.1. Hypotheses betreffende het schrijnwerk en de elementen van het schrijnwerk ..................... 82 5.2. Hypotheses in verband met de belastingen en hun combinaties............................................. 83 5.3. Controle van de grenstoestanden ............................................................................................ 84 5.3.1. Het geval van vensters ..................................................................................................... 84 5.3.2. Het geval van Vliesgevels................................................................................................ 84 5.3.3. Het geval van vulpanelen................................................................................................. 84 5.3.4. Criteria van de grenstoestanden ....................................................................................... 84 5.4. Referentiedocumenten ............................................................................................................ 85 6. Ontwerp van het schrijnwerk ......................................................................................................... 86 6.1. Algemene voorschriften voor vensters en gevels ................................................................... 86 6.1.1. Vervanging van de componenten..................................................................................... 86 6.1.2. Verbindingen.................................................................................................................... 86 6.1.3. Haaksheid van de opengaande vleugels........................................................................... 86 6.1.4. Toelaatbare afwijkingen................................................................................................... 86 6.1.5. Dichtingen (bijkomende afdichtingsprofielen) (zie ook § 4.1.4)..................................... 86 6.1.6. Hang- en sluitwerk (zie ook § 4.1.2)................................................................................ 86 6.1.7. Condensatiewater (zie ook § 4.2.1.3.3)............................................................................ 87 6.2. Vensters................................................................................................................................... 87 6.2.1. Dimensionering van de beglazing.................................................................................... 87 6.2.2. Plaatsing van de beglazing............................................................................................... 87 6.2.3. Plaatsing van het schrijnwerk .......................................................................................... 87 6.2.3.1. Bevestiging................................................................................................................ 88 6.3. Vliesgevels .............................................................................................................................. 88 6.3.1. Instorting .......................................................................................................................... 88 6.3.2. Hygrothermisch gedrag van de vulpanelen...................................................................... 89 6.3.2.1. "Sandwichpanelen" ................................................................................................... 89 6.3.2.2 Elementen met een spouw die al dan niet wordt geventileerd met buitenlucht......... 89 6.3.3. Dimensionering en plaatsing van de beglazing................................................................ 89 6.3.4. Ruwbouw ......................................................................................................................... 90 6.3.4.1. Verbinding van de gevel met de ruwbouw ............................................................... 90 6.3.4.2. Uitzetting en zetting .................................................................................................. 91 6.3.5. Uitvoeringsplannen .......................................................................................................... 92 6.3.6. Vervanging van de onderdelen en elementen .................................................................. 92 6.3.7. Bevestiging van de gevel aan de constructie van het gebouw ......................................... 92 6.3.8. Voegen van de gevel ........................................................................................................ 92 6.3.9. Dichting tussen de vliesgevel en de ruwbouw ................................................................. 92 6.3.10. Verbindingselementen tussen de vliesgevel en de overige constructie-elementen........ 92 6.3.11. Voegen van de vliesgevel (dichting, uitzetting, zetting, enz.) ....................................... 93 7. Vrijwillig kwaliteitsmerk en certificering...................................................................................... 94 7.0. Algemene voorschriften.......................................................................................................... 94 7.1. Voorwerp van het kwaliteitsmerk ........................................................................................... 94 7.2. Vrijwillige ATG-certificering of gelijkwaardig...................................................................... 94 7.2.1. Inleiding ........................................................................................................................... 94 7.2.2. Vensters en vliesgevels .................................................................................................... 95 7.2.2.1. Vrijwillige aanvulling in het geval van een reglementaire AC 1-certificering......... 95 7.2.2.2. Vrijwillige aanvulling in het geval van een reglementaire AC 3-certificering......... 95 7.2.3. Structureel gelijmde glaswerkkit (SGG).......................................................................... 95 7.2.3.1. Reglementaire certificering in het regime van de CE-markering ............................. 95
7
8
7.2.3.2. Vrijwillige certificering............................................................................................. 95 7.3. Overgangsfase......................................................................................................................... 96 8. Meetingscode ................................................................................................................................. 97 8.1. Vensters................................................................................................................................... 97 8.1.1. Eenheidsprijs.................................................................................................................... 97 8.1.2. Opmetingscode van het venster ....................................................................................... 97 8.2. Vliesgevels en SGG-kits ......................................................................................................... 97 8.3. Specificaties in verband met de afmetingen, de vorm en het uiterlijk.................................... 98 9. Onderhoud en reiniging ................................................................................................................. 99 9.1. Onderhoud............................................................................................................................... 99 9.2. Frequentie van de reiniging..................................................................................................... 99 9.3. Bijkomende voorschriften betreffende het onderhoud van de SGG-gevels ........................... 99 9.3.1. Reinigingsproducten voor SGG ....................................................................................... 99 9.3.2. Technische controle van de SGG-gevels ......................................................................... 99 10. Monstername en keuring............................................................................................................ 100 10.1. Voorafgaande technische goedkeuring van een prototype (type-onderdeel)...................... 100 10.1.1. Goedkeuringsmodaliteiten van de producten die beantwoorden aan het bestek vóór de bestelling ..................................................................................................................... 100 10.1.2. Vrijstelling van proeven op een prototype (type-onderdeel) ....................................... 100 10.2. Aan de plaatsing voorafgaande technische keuring............................................................ 101 10.2.1. Keuringsmodaliteiten ................................................................................................... 101 10.2.1.1. Voorwaarden van de monstername....................................................................... 101 10.2.1.2. Bijkomende proeven ............................................................................................. 102 10.2.2. Vrijstelling van de technische keuring die aan de plaatsing voorafgaat ...................... 102 10.3. Proeven ter plaatse .............................................................................................................. 102 10.4. Definitieve technische keuring............................................................................................ 102 10.5. Tegenproeven...................................................................................................................... 102 Bijlage 1 - Literatuurlijst.................................................................................................................. 103 Bijlage 2 - STS 52.0 – Verloop van de proeven .............................................................................. 108 Bijlage 3 – Belastingen en criteria van de grenstoestanden op gevels............................................. 110 A.3.1. Voorafgaande definities .................................................................................................... 110 A.3.1.1. Hoofdconstructie ........................................................................................................ 110 A.3.1.2. Secundaire constructie ............................................................................................... 110 A.3.1.3. Vulpanelen ................................................................................................................. 110 A.3.1.4. De gevolgklassen (NBN EN 1990 Bijlage b - kFI)..................................................... 110 A.3.1.5. Coëfficiënt die de combinatiewaarde van een veranderlijke belasting ψ 0 bepaalt.... 111 A.3.1.6. Begeleidingscoëfficiënt van de frequente belastingen ψ 1 ........................................ 111 A.3.1.7. Coëfficiënt die de quasi blijvende waarde van een veranderlijke belasting ψ 2 bepaalt ............................................................................................................................... 111 A.3.1.8. Partiële factor voor een materiaaleigenschap γ M ....................................................... 111 A.3.1.9. Partiële factor voor veranderlijke belastingen γQ ....................................................... 111 A.3.1.10. Partiële factor voor blijvende belastingen γG ........................................................... 112 A.3.1.11. Gevel en hellingshoek .............................................................................................. 112 A.3.2. Winddruk op verticale gevels............................................................................................ 112 A.3.2.1. Gebruiksduur van de projecten en terugkeerperiode van de wind (Cprob²) .............. 112 A.3.2.2. Formule voor de berekeningsdruk van de wind......................................................... 112 A.3.2.3. Bepaling van Ce(Z). qref 50jaar ...................................................................................... 116 A.3.2.4. Bepaling van de drukcoëfficiënt cp ............................................................................ 117 A.3.3. Belasting van het eigengewicht op verticale gevels.......................................................... 117 A.3.3.1. Bepaling van de belasting door eigengewicht............................................................ 117 A.3.3.2. Formule voor de berekening van de belasting van het eigengewicht. ....................... 118 A.3.3.3. Bepaling van de rekenbelasting onder eigengewicht ................................................. 118 A.3.4. Gecombineerde belasting van de wind en het eigengewicht op hellende gevels.............. 120
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
A.3.4.1. Belasting van het eigengewicht.................................................................................. 120 A.3.4.2. Windbelasting ............................................................................................................ 120 A.3.4.3. Formule voor de berekening van de belasting van het eigengewicht en de wind...... 120 A.3.4.4. Bepaling van de rekenwaarde Fd (g,w) ...................................................................... 120 A.3.5. Bepaling van de karakteristieke breukspanning, de veiligheidscoëfficiënten van de materialen en de elasticiteitsmodulus............................................................................... 123 Bijlage 4 – Beveiliging tegen blikseminslagen en statische elektriciteit ......................................... 127 A.4.1. Beveiliging tegen blikseminslagen ................................................................................... 127 A.4.1.1. Definitie...................................................................................................................... 127 A.4.1.2. Principes voor de bescherming van gebouwen met metalen vliesgevels................... 127 A.4.1.3. Praktische aanbevelingen ........................................................................................... 128 A.4.2. Bescherming tegen statische elektriciteit .......................................................................... 128 A.4.2.1. Definitie...................................................................................................................... 128 A.4.2.2. Gevolgen .................................................................................................................... 128 A.4.2.3. Beveiligingswijzen..................................................................................................... 129 A.4.3 Beveiliging van schrijnwerk met profielen met isolator .................................................... 129 Bijlage 5 – Overzicht van de toe te lichten aspecten in het bijzonder bestek .................................. 130 Bijlage 6 – Gelijkwaardigheid van de doorbuigingsklassen en de drukken NBN EN 12210 ......... 132
9
10
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
0. Algemene voorschriften 0.1. Inleiding Sluittechnieken voor gebouwen in het algemeen en buitenschrijnwerk in het bijzonder, spelen een belangrijke rol in buitenwanden. Aan deze producten worden tegenwoordig hoge eisen gesteld. Gebouwen moeten beantwoorden aan alsmaar strengere criteria inzake energiebesparing, comfort en milieubescherming. Omdat de Europese normalisatie zo goed als rond is, leek het ons raadzaam de officiële specificaties terzake bij te werken. De Europese normen leggen immers procedures vast waarmee de prestaties van de producten kunnen bepaald worden maar ze beschrijven meestal niet de toepassingsgebieden op basis van de prestaties ervan. Om die reden leggen deze algemene voorschriften zich toe op de specifieke toepassing van de Europese normen Deze specificaties zijn als volgt samengesteld: • in hoofdstuk 3 komen de prestatie-eisen aan bod; • hoofdstuk 4 beschrijft de proefmethoden, de classificatie op basis van de prestaties en de te gebruiken klassen in functie van de ontwerpvereisten (toepassingsgebied van de prestaties); • bijlage 5 vermeldt de in het bestek toe te lichten punten. De huidige technische specificaties maken de specificaties STS 52.0:1985 ongedaan en vervangen ze. In dit document wordt soms verwezen naar normen die nog in de ontwerpfase verkeren. De laatste versie van het ontwerp van norm of van de norm is degene die in aanmerking moet worden genomen. Wanneer de voorschriften zijn opgenomen in de officiële nationale, gewestelijke of andere reglementen, zijn ze bindend (= wet). De voorschrijver maakt zijn bestek op op basis van de ontwerpvoorwaarden en de voorschriften. 0.2. Toepassingsgebied Deze voorschriften zijn bedoeld om de prestaties van het buitenschrijnwerk van het gebouw (gevels en ramen) te bepalen en te kiezen. Voor de gevels of vensters die zijn opgevat volgens de techniek van structureel gelijmd glaswerk (SGG) gelden de voorschriften voor de gevels of vensters voor alle functionele prestaties, behalve wat de hechting van de lijmkit op het metalen frame en de glasproducten aangaat, die moeten worden getoetst aan de ETAG 002 (European technical approval guideline). De met een kruis (+) aangeduide alinea's zijn diegene waaraan de architect of de voorschrijver speciale aandacht moet besteden in functie van de specifieke eisen van elk project.
11
1. Europees kader 1.1. CE-conformiteitsmerk - Algemene voorschriften 1.1.1. Basis van de CE-markering en wettelijk kader
12
De producten die in de Europese Unie worden verkocht, mogen noch de gezondheid van de burgers in gevaar brengen, noch het leefmilieu schade toebrengen. Dit principe vertaalt zich in FUNDAMENTELE VOORSCHRIFTEN voor de bouwwerken, beschreven in de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschap van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lidstaten inzake voor de bouw bestemde producten (Bouwproductenrichtlijn 89/106/CEE), d.w.z. - Mechanische sterkte en stabiliteit - Brandveiligheid - Hygiëne, gezondheid en bescherming van het leefmilieu - Gebruiksveiligheid - Geluidhinder De CE-markering, aangebracht door de fabrikant, betekent dat het betrokken product voldoet aan de Europese richtlijn 89/106/CEE en aan alle richtlijnen die op dat product van toepassing zijn. Door deze CE-markering mag het product verkocht en vrij verhandeld worden in de lidstaten van de Europese Unie. De Bouwproductenrichtlijn wordt omgezet in Belgisch recht door: - Wet van 25 maart 1996 tot uitvoering van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschap van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lidstaten inzake voor de bouw bestemde producten (Belgisch Staatsblad van 21 mei 1996). - Koninklijk Besluit van 19 augustus 1998 betreffende de voor de bouw bestemde producten (Belgisch Staatsblad van 11 september 1998). - Ministerieel besluit van 20 oktober 2000 aangaande de erkenning van instellingen voor de conformiteitsattestering voor de CE-markering van de voor de bouw bestemde producten (Belgisch staatsblad van 16 januari 2001). De uit de "Fundamentele voorschriften" voortspruitende wettelijke voorschriften zijn uiteengezet in de Europese technische specificaties, d.w.z. de geharmoniseerde Europese EN-normen (met bijlage ZA) en de Europese technische goedkeuringen (ETA). 1.1.2. Europese technische specificaties De Europese technische specificaties zijn opgesteld in opdracht van de Europese Commissie om als basis te dienen voor de CE-markering voor de producten waarop de specificaties in kwestie van toepassing zijn.. De door de Europese Commissie aan CEN of EOTA verleende mandaten beschrijven met name de conformiteitsattesteringsniveaus waaraan de producten moeten worden onderworpen. De conformiteitsattesteringsniveaus (AC) zijn certificeringstructuren die de taken van de fabrikant en de derde partijen vastleggen voor de initiële typeproeven, de controle en de eventuele certificering. Om een beter inzicht te krijgen in de structuur van de conformiteitsattestering in verband met CEmarkeringen verwijzen we naar de "Construction Products Directive" (CPD) alsmede naar de begeleidende documenten, de "Guidance Papers" (GP), opgesteld door het "Standing Comittee on Construction (SCC) en beschikbaar op het volgende elektronische adres: http://europa.eu.int/comm/enterprise/construction/internal/guidpap/guidpap.htm. De verschillende fasen van de certificering en de inhoud ervan worden normaal beschreven in de specifieke geharmoniseerde specificaties ("productnormen" of ETA) van elk producttype dat op de markt wordt gebracht. De Europese geharmoniseerde productnormen (hEN) of de Europese
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
technische goedkeuringen (ETA) zijn allebei "geharmoniseerde specificaties" overeenkomstig de "richtlijn inzake voor de bouw bestemde producten" (CPD). 1.1.3. CE-conformiteitsattestering De conformiteitsattestering met de Europese technische specificaties is gebaseerd op een controle van de fabricage in de fabriek (Factory Production Control - FPC). Dit is een intern kwaliteitssysteem dat voornamelijk is gericht op de controle van de productkwaliteit door middel van in getallen uitgedrukte procedures van het fabricageproces. Voor sommige productgroepen moet de conformiteitsattestering van de fabrikant worden gecertificeerd door een onafhankelijke instelling, die door de lidstaat is aangemeld bij de Europese Commissie. De aangemelde instellingen zijn instellingen die erkend zijn als derde partij in het conformiteitsattesteringsproces voor CE-markeringen. Ze leggen zich toe op de proeven op producten en op de controle en de certificering van het fabricageproces. De Bouwproductenrichtlijn (CPD) voorziet 6 niveaus van conformiteitsattestering (AC van 4 tot 1+), met voor elk niveau verschillende taken voor de fabrikant en voor de aangemelde instelling. De door de Europese Commissie aan CEN (voor EN's) of EOTA (voor ETA's) verleende mandaten beschrijven de niveaus van conformiteitsattestering (AC) waaraan de producten in kwestie moeten worden onderworpen. Taken
Conformiteitsattesteringsniveaus (AC) 4 3 2 2+ 1 1+
Taken van de fabrikant Initiële productproeven (ITT) X X Controle van de fabricage in de fabriek (FPC) X X X Controles op het afgewerkte product Taken van de aangemelde instellingen Initiële productproeven (ITT) X Initiële audit van de FPC X Certificering van de FPC Certificering van de afgewerkte producten X: van toepassing / - niet van toepassing
X X X
X X
X X
X X -
X X X -
X X X X
1.2. Normalisatie van vensters en vliesgevels 1.2.1. Vensters en deuren Het mandaat CPD M/101 betreffende vensters, deuren en gelijkwaardige producten omschrijft de kenmerken die vallen onder de geharmoniseerde specificaties en de conformiteitsattesteringsniveaus in functie van hun kenmerken. De productnorm prEN 14351-1 beschrijft de procedure voor het bepalen van de prestaties alsmede de verschillende fasen van de certificering voor de venters [] 1 - prEN 14351-1 - Vensters en buitendeuren voor voetgangers - Productnorm - Deel 1: Producten zonder brand- of rookwerende kenmerken De deuren, vensters en gelijkwaardige producten, gebruikt voor nooduitgangen of met het oog op de brandcompartimentering, moeten overeenkomstig de voorschriften worden onderworpen aan een conformiteitsattestering van niveau 1 (AC1). Dit houdt in dat een aangemelde derde partij wordt
13
betrokken bij de verschillende certificeringfasen (certificeringinstelling voor de monsterneming voor alle kenmerken alsmede de inspectie en het toezicht op de controle van de fabricage, beproevingslaboratorium). Alle andere prestaties, zoals de lucht-, water-, thermische, geluiddichtheid, enz. worden overeenkomstig de voorschriften onderworpen aan het conformiteitsattesteringsniveaus 3 (AC3), wat betekent dat een derde partij wordt betrokken bij de vastlegging van de kenmerken van de producten (initiële typeproeven). 1.2.2. Vliesgevels Het mandaat M/108 betreffende vliesgevels legt de conformiteitsattesteringsniveaus van de producten in kwestie vast in functie van hun prestaties. De productnorm NBN EN 13830 beschrijft de procedure voor het bepalen van de prestaties alsmede de verschillende fasen van de certificering. [] 2 - NBN EN 13830:2003 – Productnorm - Vliesgevels
14
De vliesgevels van gebouwen waarin de brandreactieklassen A1*1, A2*, B*, C* zijn vereist, moeten overeenkomstig de voorschriften worden onderworpen aan een conformiteitsattestering van niveau 1 (AC1). De vliesgevels van gebouwen waarin de brandreactieklassen A1**2, A2**, B**, C**, D, E, F zijn vereist, moeten overeenkomstig de voorschriften worden onderworpen aan een conformiteitsattestering van niveau 3 (AC3). Niveau 3 is ook vereist voor de overige kenmerken (geluid, warmte, lucht, water, wind, enz.), wat betekent dat een aangemelde derde partij wordt betrokken bij de vastlegging van de kenmerken van de producten (initiële typeproeven) en dat de fabrikant een interne controle van de fabricage moet voorzien. [] 3 - NBN EN 13501-1:2002 -Vuurindeling van bouwwaren en bouwdelen - Deel 1: Indeling berustend op uitkomsten van de proeven op de tegenwerking tegen vuur van bouwwaren [] 4 - NBN EN 13501-2:2004 -Vuurindeling van bouwwaren en bouwdelen - Deel 2: Classificatie gebruik makend van gegevens van brandweerstandsproeven, met uitsluiting van producten voor gebruik in ventilatiesystemen 1.3. Structureel gelijmde glaswerkkits (SGG) De structureel gelijmde glaswerkkits moeten het voorwerp van een ETA (European technical approval) en een CE-markering maken overeenkomstig ETAG 002 (European technical approval guideline). De ETAG 002 beschrijft de procedure voor het bepalen van de prestaties alsmede de verschillende fasen van de certificering. De structureel gelijmde glaswerkkits moeten overeenkomstig de voorschriften worden onderworpen aan het conformiteitsattesteringsniveaus 1 of 2+ in functie van veiligheidstoebehoren waarmee ze al dan niet uitgerust zijn. Dit betekent dat een aangemelde derde partij wordt betrokken bij de verschillende certificeringfasen. Voor meer informatie wordt de lezer verwezen naar de ETAG 002.
1
* Producten/materialen waarvoor een duidelijk identificeerbare fase van het productieproces leidt tot een verbetering van de brandreactieklasse (bijvoorbeeld de toevoeging van brandwerende producten of de beperking van het organisch materiaal)». 2 ** Producten/materialen die niet vallen onder (*) Opmerking 1 en 2: zie NBN EN 13830 bijlage tabel ZA 2.1
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
[] 5 - ETAG 002 - Structural sealant glazing systems 1.4. Technische goedkeuring BUtgb De technische goedkeuring BUtgb is een gunstige beoordeling van de geschiktheid voor toepassing in de bouwnijverheid van niet-traditionele systemen, materialen, onderdelen of uitrustingen en bevat een beschrijving waarmee de gebruiker het product kan identificeren. De technische goedkeuring gaat vergezeld van een certificering en kan in aanmerking komen om de prestaties van het schrijnwerk te bepalen. Zie hoofdstuk 7 voor meer details.
2. Terminologie 2.1. Algemene terminologie 1
Koper en verkoper De contractanten of hun behoorlijk gemachtigde vertegenwoordigers. In het geval van een aanneming van werken staan "koper" en "verkoper" voor respectievelijk de "opdrachtgever" en de "aannemer", waarbij de contractanten tussen de eerste koper (opdrachtgever) en de laatste verkoper (onderaannemer, fabrikant of leverancier) elk op hun beurt "koper" en "verkoper" zijn.
2
Opdrachtgever De natuurlijke of rechtspersoon die de werken gelast en betaalt, of zijn behoorlijk gemachtigde vertegenwoordiger (leidend ambtenaar, architect, enz.).
3
Bestelling Totale hoeveelheid die het voorwerp uitmaakt van een aanneming.
4
Levering Hoeveelheid materialen of voorwerpen van gelijke aard, vorm, kleur en afmetingen die afzonderlijk op de bouwplaats worden aangevoerd.
5
Partij Ter keuring aangeboden levering of deel van een levering
6
Monster Totaal van de ontnomen proefstukken voor elke controle of beproeving
7
Monsterneming Gezamenlijke groep van monsters
8
Proefstuk Voorwerp of deel van een voorwerp dat wordt beproefd.
9
Laboratorium Onder "laboratorium" wordt verstaan een laboratorium voor materialenonderzoek dat beschikt over bevoegd personeel en over de aangewezen middelen om de in deze tekst voorgeschreven proeven uit te voeren.
15
9.1 Erkend proeflaboratorium De erkenning van proeflaboratoria is een procedure, ingesteld door de ministeriële omzendbrief nr. 514-A/1 en volgende, en bedoeld om een netwerk van deskundige laboratoria op te richten voor de uitvoering van opleveringsproeven in het kader van openbare gebouwen en om een forfaitaire tarifiëring van de proeven te introduceren. De erkenning wordt op advies van de Erkenningcommissie door het ministerie uitgereikt voor één of meer categorieën of subcategorieën van proeven op basis van een onderzoek van de technische en financiële middelen, het materiaal, de deskundigheid van het personeel, de ervaring en de onpartijdigheid van het laboratorium in kwestie. De erkenning van de laboratoria valt onder de bevoegdheid van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. 9.2 Proeflaboratorium met BELTEST-accreditatie De BELTEST-accreditatie van beproevingslaboratoria is een procedure voor de attestatie van de beproevingslaboratoria, ingesteld door de wet van 20/07/1990 en haar koninklijk besluit van 22/12/1992 betreffende de accreditatie van certicificatie- en controle-instellingen alsmede beproevingslaboratoria teneinde het vertrouwen te versterken van zowel de nationale als internationale economische actoren. De BELTEST-accreditatie wordt uitgereikt door BELAC van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie op basis van de voorschriften van de internationale normen NBN EN ISO 17025 "Algemene eisen voor de competentie van beproevings- en kalibratielaboratoria" en NBN EN 45004 "Algemene criteria voor het functioneren van verschillende soorten instellingen die keuringen uitvoeren".
16
9.3 Aangemeld proeflaboratorium De aanmelding van proeflaboratoria is een procedure voor de attestering van de deskundigheid van beproevingslaboratoria, ingesteld in het kader van de wet van 25/03/1996 tot uitvoering van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21/12/1998 inzake voor de bouw bestemde producten en haar ministerieel besluit van 20/10/2000 aangaande de erkenning van instellingen voor de conformiteitsattestering voor de CE-markering van de voor de bouw bestemde producten. De aanmelding wordt uitgereikt door de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie op basis van de Europese gids voor de aanmelding van instellingen in het kader van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschap van 21/12/1998 voor de CE-markering voor bouwproducten. 10 Tint Kleur in het algemeen. Voorbeeld: groene tint. 11 Schakering Elke gradatie van een tint, van de lichtste tot de donkerste schakering. 2.2. Specifieke terminologie (zie afbeelding 1 en 2) Het buitenschrijnwerk waarvan sprake in deze STS zijn vensters en vliesgevels. 2.2.1. Terminologie betreffende vensters Opmerkingen: a. De terminologie van de begrippen (*) werd gehaald uit het ontwerp van norm EN 12519 b. De terminologie van de begrippen (**) werd gehaald uit de technische voorlichting TV 221
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
[] 6 - EN 12519 - Ramen en deuren - Terminologie [] 7 - TV 221 - Plaatsing van glas in sponningen 1. Venster: element van het gebouw dat een muuropening afsluit, de verlichting en eventueel de verluchting verzekert. (*) 2. Vast venster: venster zonder vleugel. 3. Opengaand venster: venster met een vast kader en een vleugel. 4. Dubbel opengaand venster: vast kader met 2 vleugels zonder vaste tussenstijl. 5. Samengesteld venster: venster met vaste of opengaande delen in een vast kader en gescheiden door stijlen of dwarsregels. 6. Vensterdeur: venster dat tevens de doorgang mogelijk maakt. 7. Schrijnwerkgeheel: geheel, samengesteld uit meerdere enkele of samengestelde, vaste of opengaande, tegen of boven elkaar geplaatste vensters, gescheiden door verbindingsstijlen of dwarsregels. Onderdelen 8. Vleugel of opengaande vleugel: het open- en dichtgaande deel van een venster met aanslagstijl. In sommige gevallen kan dit element voorzien zijn van een schuifmechanisme. (*) Vleugel: eventuele opengaande delen van het venster. (**) 9. Bovenlicht: deel van een venster dat al dan niet kan worden geopend. (*) Bovenlicht: doorgaans smal beglaasd element boven in het venster dat al dan niet kan worden geopend. (**) 10. Vasistas: kleine openvallende vleugel boven de bovendorpel van een venster of een deur. 11. Kast: volume waarin de bedienings-, ophangings-, rol- en schuiforganen van venstervleugels en/of de sluitingen worden ondergebracht. 12. Vast kader: vast deel rond een venster of een vensterdeur. Vast kader: vast gedeelte van het venster. (**) 13. Raam: vast of opengaande kader van het schrijnwerk. 14. Borstwering: muurdeel tussen het vloerniveau en de dorpel van een venster- of deuropening. Weerstandsprofielen 15. Tussenstijl:
Verticale stijl die een samengesteld element in de breedte verdeelt. (*) Verticaal profiel dat twee vleugels of twee vensters scheidt. (**)
16. Stijl: onderdeel dat één van de verticale zijden uitmaakt van een samengesteld product, element of onderdeel (*).
17
Verticale componenten van het kader. (**) Verticaal schrijnwerkprofiel. 17. Aanslagstijl: stijl die bij sluiting op het kader of op de stijl van de aanpalende vleugels rust, en die de sluitingsvoorzieningen bevat.(**) 18. Hangstijl (scharnierstijl): stijl van een vleugel met het hangwerk. 19. Hang- of randstijl: stijl die de ophangings- en rotatievoorzieningen bevat. (**) 20. Onderdorpel: dorpel met bijzondere vorm, onderste deel van het vaste kader en vastgezet op de vensterbank. 21. Dwarsregel: horizontaal profiel of profiel dat het element in de hoogte verdeelt. (*) 22. Verbindingsprofiel: profiel waarmee meerdere vensters met elkaar kunnen worden verbonden, zodat een schrijnwerkgeheel wordt verkregen. 23. Sponning: doorlopende inkeping, uitgevoerd langs de rand van een raamprofiel waarin de beglazing wordt geplaatst. Men onderscheidt de open sponning waarbij de beglazing wordt vastgehouden door een kitband en de gesloten sponning waarbij de beglazing door glaslatten wordt vastgezet (**) (afbeelding 1 en 2). I
18
II
I
II
3 2 1
1
1. 2. 3. 4. 5.
Afbeelding 1 - Open sponning
2
I - buiten II - binnen sponningbodem aanslag glaslat ontwateringsgroef ontwateringsgat
4 5
Afbeelding 2 - Gesloten sponning
24. Sponningbodem: deel van de sponning dat haaks op het vlak van de beglazing staat (**) (afbeeldingen 1 en 2). 25. Aanslag: deel van de sponning, dat evenwijdig loopt met de beglazing (**) (afbeeldingen 1 en 2).
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Toebehoren 26. Dichtingstrip: uit kunststof vervaardigde dichting, aangebracht in de aanslag van een vleugel om de dichtheid te verbeteren. 27. Waterlijst: oversteek op de dorpel, voorzien van een druiplijst. 28. Weerstandprofiel: verstevigingelement tussen of rond vensters die de belastingen overbrengen naar de ruwbouw. 29. Makelaar: deel in een venster met twee vleugels dat de slaglijst en de aanslag van de gekoppelde stijlen vormt; bij uitbreiding: delen die dezelfde rol vervullen en rond de draai-, tuimel- en kipelementen enz. worden aangebracht. 30. Hang- en sluitwerk: alle onderdelen van metaal en/of een synthetisch materiaal, gebruikt als elementen voor het vergaren, bevestigen, ophangen, bewegen of bedienen en sluiten van de vensters. 31. Ventilatieopening: regelbare opening in een schrijnwerkelement. 32. Kleinhout of kruishout: sierprofiel dat de beglazing onderverdeelt. (**) 33. Glaslat: profiel dat de beglazing in de sponning bevestigt via dichtingvoegen. (**) Glaslat: kleine lat die de beglazing op haar plaats houdt in de glassponning van de vensters. 9
19
9,10
22
16
16, 17 5, 6
18
12, 20 Afbeelding 3 - Voorbeeld van een venster
5,6
2.2.2. Terminologie m.b.t. vliesgevels Opmerking: De terminologie van de begrippen met een (*) werd gehaald uit het ontwerp van norm prEN 13119 "Vliesgevels - Terminologie" [] 8 - prEN 13119 - Vliesgevels - Terminologie 1. Vliesgevel (*): een vliesgevel samengesteld uit stijlen (verticale profielen ) en regels (horizontale profielen) met elkaar verbonden en in de dragende constructie van het gebouw verankerde en van vakken voorziene elementen. Deze elementen sluiten op elkaar aan en vormen een licht en ononderbroken omhulsel dat op zich of in combinatie met de constructieve elementen van het gebouw alle normale functies van een buitenwand vervult; ze dragen evenwel niet bij tot de stabiliteit van de constructie van het gebouw. 2. Volle delen: ondoorzichtige delen van de vliesgevel in tegenstelling tot doorkijkdelen die doorzichtig zijn. 3. Doorzichtige of doorschijnende delen: delen van de vliesgevel waarlangs het licht kan binnenvallen. 4. Afwerking (Bekleding): blad, vlies, film of verf, aangebracht op de binnenwand of op de buitenwand van een vliesgevelelement of van een vulpaneel, bedoeld om dit laatste zijn definitief uiterlijk of zijn duurzaamheid te geven.
20
5. Dampscherm: materiaal of folie voldoende dampwerend om de migratie van waterdamp in zones met een hoge dampdruk naar zones met een lage dampdruk te vertragen. 6. Sandwichpaneel: samengesteld vliesgevelelement of vulpaneel met een voldoende grote stijfheid. Een sandwichpaneel wordt doorgaans vervaardigd door tussen twee gevelmuren een isolatiemiddel aan te brengen (eventueel door verlijming). 7. Sandwich: zie Sandwichpaneel. 8. Vulpaneel (*): Vul- of bekledingspaneel met één of meer enkele of samengestelde elementen die in een raamwerk worden gevat. 9. Slabbe (waterbarrière): enkel of samengesteld blad of membraan, bedoeld om de indringing van regenwater tegen te gaan wanneer de buitenwand niet waterdicht is. Het wordt doorgaans meteen achter deze wand geplaatst. 10. Verstijving: constructie (doorgaans met geringe afmetingen), ingewerkt in een tegengevel. 11. Tegengevelelement: wanneer een vliesgevel in zijn dikte bestaat uit meerdere delen, vormt het deel aan de binnenzijde een tegengevelelement als het vrijstaat van de rest van de gevel, op zichzelf voldoende stabiel is en rechtstreeks aan de ruwbouw is bevestigd. De tegengevelelementen kunnen al dan niet isolerend zijn. 12. Verankering (*): bewerkt metalen element dat de gevel mechanisch verbindt met de constructie. 13. Tussenstijl (*): verticaal element van het schrijnwerkgeheel dat de aanpalende vensters, beglazing, vulpanelen en deuren scheidt en doorgaans schraagt.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
14. Dwarsregel (*): horizontaal element van het schrijnwerkgeheel dat de aanpalende vensters, beglazing, vulpanelen en deuren scheidt en doorgaans schraagt. 15. Spouw: doorlopende luchtspleet tussen twee nagenoeg evenwijdige wanden. 16. Een luchtspouw is geventileerd indien ze aan de boven- en onderzijde of aan de zijkant voorzien is van voldoende grote en oordeelkundig geplaatste openingen, waarmee ze in verbinding staat met de buitenlucht. 17. Penant: vol deel van de gevel tussen de openingen en al dan niet onderbroken door vloeren. 18. Geraamte van het gebouw: het geheel van de dragende delen van het gebouw. 19. Vliesgevelelement: wanneer een welomlijnd en identificeerbaar speciaal systeem wordt gebruikt voor slechts enkele specifieke delen van de vliesgevel (bv. borstweringen en penanten van de gevel), dan worden deze delen "vliesgevelelementen" genoemd op voorwaarde dat ze rechtstreeks aan de structuur van het gebouw worden bevestigd en ze op zich de gevel vormen op die plaats. Een vliesgevel kan dus bestaan uit bijvoorbeeld "vliesgevelelementen" en schrijnwerk. 20. Borstwering: deel van de ondoorschijnende vliesgevel tussen of onder het "doorkijkdeel". Men onderscheidt gordijnborstweringen, die vóór de muren of kolommen van de dragende constructie van het gebouw en vóór de vloeren en de ingevatte borstweringen tussen de muren, kolommen en vloeren lopen. 2.2.3. Terminologie m.b.t. de typologie van de vliesgevels Definitie van de verschillende types vliesgevel ¨(NBN EN 13830): Vliesgevel (*): een vliesgevel is een verticale buitenwand, samengesteld uit een constructie van hoofdzakelijk metaal, hout of PVC. Het principe van de vliesgevel omvat meerdere bouwtypes, zoals een constructie met stijlen en regels, een modulaire constructie en een constructie met borstweringen. Gevel met stijlen en regels: lichte dragende constructie, samengesteld uit op de bouwplaats geassembleerde componenten waarin doorzichtige of ondoorzichtige vulpanelen worden bevestigd. Modulaire gevel: gevel samengesteld uit aan elkaar bevestigde geprefabriceerde modules waarvan de hoogte overeenstemt met een of meer verdiepingen, compleet met vulpanelen. Borstweringsgevel: gevel samengesteld uit aan elkaar bevestigde geprefabriceerde borstweringsmodules waarvan de hoogte overeenstemt met een of meer verdiepingen, compleet met vulpanelen.
21
2.2.4. Terminologie m.b.t. het hang- en sluitwerk Opmerking: wat de terminologie van het hang- en sluitwerk betreft, is het ontwerp van norm nog niet afgerond (TC 33 -WI 033058). Zodra dit gebeurd is, wordt hieraan aandacht besteed in een volgende editie. 1. Wentelkruk: grendelhefboom bediend met de hand 2. Spanjolet: toestel waarmee vleugels kunnen worden vergrendeld door het gelijktijdige verschuiven van een of twee (zichtbare of verborgen) schieters 3. Pompspanjolet: spanjolet bediend door een pomp 4. Raamvastzetter met schuif: metalen staaf, bevestigd aan de vleugel, waarmee deze laatste kan worden vastgezet in alle openingsstanden 5. Raamvastzetter met pal: metalen staaf, bevestigd aan de vleugel, waarmee deze laatste kan worden vastgezet in enkele vaste openingsstanden 6. Trekker: metalen onderdeel, bevestigd op een vleugel, waarmee deze laatste kan worden gesloten met behulp van een staaf met haak
22
7. Verticale taatspot met remtrommel: draaiorgaan voor taatsvensters (met verticale as) voorzien van een regelbare rem die de stabiliteit van de vleugel verzekert in elke openingsstand 8. Knipslot: grendeltje dat de vleugel vergrendelt door middel van een veer. Het beschikt over een trekring 9. Taatspot: draaiorgaan voor taats- (verticale as) en tuimelvensters (horizontale as) zonder rem of remtrommel 10. Bedieningstoestel: mechanisme voor het bedienen van de vleugels met behulp van een stangenstel of een kabel met buitenmantel. De bediening (handvat of kruk) bevindt zich op manshoogte 11. Verborgen spanjolet: spanjolet waarvan niet enkel de schieters maar ook het volledige mechanisme verborgen is. De bedieningskruk of de pomp worden afzonderlijk beschreven 12. Handgreep met klauw: handvat met een klauw die de vleugel automatisch vergrendelt bij het sluiten en ontgrendelt bij het openen 13. Schroefvormige sluiting: met de hand bediende sluiting die door het schroefvormige opspannen in een schootplaat de twee vensters van een dubbel verticaal of horizontaal schuifvenster in hun sluitstand duwt 14. Wentelkruk met haak: wentelkruk waarbij de vleugel bij het sluiten automatisch wordt vergrendeld door de haak 15. Raamuitzetter: toestel dat de opening van sommige taats-, tuimel- en uitzetramen alsmede openvallende vensters begrenst en vastzet in hun uiterste stand
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
16. Slot met dagschieter en kruk(ken): slot met één of een paar krukken voor de bediening van de dagschieter, maar zonder nachtschieter, te bedienen met een sleutel, die dus het gebruik van de kruk(ken) overbodig kan maken. 17. Handgreep: handbedieningtoestel voor verticale en horizontale schuiframen. Bij de horizontale schuiframen kan het handvat ingewerkt en opklapbaar of wegschuifbaar zijn. 18. Grendel (zichtbaar of verborgen): platte of ronde metalen staaf waarmee een vleugel kan worden afgesloten door middel van een schuifbeweging 19. Kruk: bedieningstoestel voor een spanjolet met excentrische draaiing 20. Krukspanjolet: binnenspanjolet met excentrische bedieningskruk 21. Horizontale taatspot met remtrommel: draaiorgaan van tuimelramen (horizontale as) voorzien van een regelbaar wrijvingselement dat de stabiliteit van de vleugel verzekert in elke openingsstand 22. Binnensluiting: een in de profielen gemonteerd mechanisme dat wordt bediend met behulp van een kruk die de vergrendeling van de vleugel verzekert in de gesloten stand 23. Sluitkruk: bedieningstoestel voor binnensluiting. Binnensluiting met haar kruk 24. Taats: draaias waarrond een vleugel volledig kan draaien 25. "Balancier" slot: slot met een kruk (aan de ene zijde) die de dagschieter bedient, en een sleutelbediende nachtschieter. Deze sleutel kan echter tegelijkertijd ook de dagschieter bedienen. 2.2.5. Afspraak voor de openingsrichting van vensters en deuren De grafische voorstellingswijzen van de bedieningsrichting (volgens EN 12519) zijn de volgende (afbeelding 4): • de beweging van de vleugel naar de gebruiker toe wordt aangeduid met een doorlopende lijn • de beweging van de vleugel van de gebruiker weg wordt aangeduid met een stippellijn.
23
OPMERKING: deze afspraken verschillen van deze die tot nu toe werden gebruik. 2 1 1
2
1 of 2 positie van de waarnemer
Linkse vleugel
Rechtse vleugel
24
Afbeelding 4 - Overeengekomen openingsrichtingen
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
2.2.6. Openingswijze van het venster Men onderscheidt vaste en opengaande vensters. Deze tweede categorie omvat talrijke openingswijzen. De in België courant gebruikte openingstypes worden schematisch voorgesteld in de volgende afbeelding. VAST RAAM
DRAAIKIPRAAM
NAAR BINNEN OPENDRAAIEND RAAM
NAAR BUITEN OPENDRAAIEND RAAM
25 VERTIKAAL SYMMETRISCH WENTELRAAM
OPENVALLEND RAAM (KLAPRAAM)
VERTIKAAL ASYMME-TRISCH WENTELRAAM
TUIMELRAAM
GUILLOTINERAAM SCHUIFRAAM
AXIAAL TUIMELRAAM
Afbeelding 5 - Voorbeelden van openingswijzen
UITZETZAKRAAM
3. Algemene eisen 3.1. Fundamentele voorschriften betreffende buitenschrijnwerk 3.1.1. Mechanische sterkte en stabiliteit (ER1) Deze essentiële eis geldt enkel voor de dragende constructie van het gebouw. De mechanische sterkte van het buitenschrijnwerk wordt nagegaan in het kader van de gebruiksveiligheid (ER4). 3.1.2. Brandveiligheid (ER2) De eisen in verband met het brandreactie en de brandweerstand van buitenschrijnwerk moeten overeenstemmen met de wetten, verordeningen (federaal, gewestelijk, regionaal, gemeentelijk) en administratieve bepalingen die van toepassing zijn op het eindgebruik. Opmerking: sommige verordeningen bevatten andere eisen dan degene die betrekking hebben op de brandweerstand of het brandreactie. 3.1.3. Hygiëne, gezondheid en bescherming van het leefmilieu (ER3)
26
De producten moeten van een zodanige aard zijn dat ze, wanneer ze in passende omstandigheden worden geïnstalleerd, beantwoorden aan de essentiële eisen ER3 van de CPD en aan de nationale voorschriften, vooral wat de uitstoot van giftige gassen, gevaarlijke deeltjes en stralingen in het gebouw of in de omgeving betreft (lucht, water, bodem). De bouwwerken dienen op een zodanige manier te worden opgevat en uitgevoerd dat ze geen risico's inhouden voor de hygiëne en de gezondheid van de bewoners en hun buren. Specifiek wat het buitenschrijnwerk betreft, dienen de volgende aspecten in aanmerking te worden genomen: • de luchtdoorlatendheid • de luchtkwaliteit (emissie van verontreinigende/gevaarlijke stoffen) • het vochtgehalte • het lawaai • de schokken 3.1.4. Gebruiksveiligheid (ER4) Het buitenschrijnwerk dient stabiel te zijn onder de al dan niet gecombineerde belastingen die worden gegenereerd door het eigengewicht, de windbelasting, de temperatuur, de vochtigheid, de gebruiksbelastingen, de schokken en de bewegingen van de constructie. 3.1.4.1. Gevolgen van de belastingen, uitgeoefend door het eigengewicht, de gebruiksbelastingen, de wind en de temperatuur Rekening houdend met de aangewezen veiligheids- en combinatiecoëfficiënt(en) van de belastingen, dient het buitenschrijnwerk mechanisch bestand te zijn tegen de spanningen die worden veroorzaakt door de individuele of gecombineerde inwerking van het eigengewicht, de gebruiksbelasting, de wind, de temperatuur en de door de wind veroorzaakte trillingen. Het onderhavige document beperkt zich tot de ontwerptoestand, waarin de sneeuwbelastingen niet in aanmerking te nemen zijn. (zie hoofdstuk 5 en bijlage 3).
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
3.1.4.2. Gevolgen van de bewegingen van het gebouw De bewegingen van het gebouw kunnen het gevolg zijn van onder andere: - de bedrijfslasten (wind, temperatuur, verkeer, enz.), - de differentiële vervorming tussen de constructieve elementen van het gebouw, - de ongelijke zetting van de funderingen, - de trillingen. Tijdens het ontwerp van de gevel moet rekening worden gehouden met elke beweging van het gebouw die het gevolg is van één van de bovenstaande verschijnselen. Het is absoluut noodzakelijk bewegingsvoegen te voorzien teneinde te verhinderen dat er belastingen, die worden veroorzaakt door de bewegingen van het gebouw, worden overgebracht op het schrijnwerk. 3.1.4.3. Gevolgen van de temperatuur Extreme temperaturen mogen de elementen van het buitenschrijnwerk niet onherstelbaar beschadigen of vervormen. Om praktische redenen worden oppervlaktetemperaturen van –20 °C en 80 °C gewoonlijk beschouwd als uiterste temperatuurswaarden. 3.1.4.4. Veiligheid van personen Het buitenschrijnwerk dient de veiligheid van de personen te garanderen wanneer dit bloot staat aan incidentele schokken, veroorzaakt door een menselijk lichaam of wanneer er zich een voorval voordoet dat voortspruit uit de menselijke activiteit waarvan het risico redelijkerwijze voorzienbaar is. De volgende gevaren moeten worden voorkomen: − snijwonden door grote scherven, − uit het venster vallen of door het schrijnwerk vallen, − verwondingen/kneuzingen door toevallig contact met voornamelijk doorzichtige glazen elementen. Voor de belastingen die worden veroorzaakt door bewegende mensenmassa's tijdens manifestaties van welke aard ook, volstaan de proeven in het hoofdstuk 4 niet. Dergelijke belastingen moeten worden onderworpen aan een speciaal onderzoek, gebaseerd op berekeningen overeenkomstig de Eurocodes en/of op proeven, overeen te komen tussen de partijen. 3.1.4.5. Effecten van het water Naast de gebruikelijke waterafvoer en ventilatie van de slaglijsten en sponningen moeten de gevels op een zodanige wijze worden opgevat dat metalen elementen beschermd zijn tegen corrosie. 3.1.5. Bescherming tegen lawaaihinder (ER5) Het buitenschrijnwerk dient op een zodanige wijze te worden opgevat en uitgevoerd dat het voortgeplante buitenlawaai wordt herleid tot een niveau dat geen gevaar inhoudt voor de gezondheid van de bewoners, zodat ze in bevredigende omstandigheden kunnen slapen, rusten en werken. De geluidsprestaties van het buitenschrijnwerk hangen voornamelijk af van de beglazing en de luchtdichtheid; in voorkomend geval zou het buitenschrijnwerk moeten worden afgestemd op de specifieke eisen van het project.
27
In voorkomend geval dient de isolatie tegen onrechtstreeks luchtgeluid te worden vastgelegd voor de constructies waarin het schrijnwerk wordt ingebouwd. 3.1.6. Energiebesparing en warmte-isolatie (ER6) Het buitenschrijnwerk dient op een zodanige wijze te worden opgevat en uitgevoerd dat: de warmtedoorgangscoëfficiënt ervan moet voldoen aan de gewestelijke voorschriften voor het voorziene gebruik. de vulpanelen o mogen geen oververhitting van of een te hoog energieverbruik door de airconditioninginstallatie veroorzaken; o mogen geen visuele overlast of een te hoog energieverbruik door de verlichtingsinstallatie veroorzaken. Het concept van het buitenschrijnwerk moet rekening houden met zowel de oppervlakte(verhouding tussen de doorschijnende en de ondoorschijnende oppervlakken) als de spectrofotometrische parameters. 3.1.7. Duurzaamheid Alle gebruikte materialen moeten zodanige eigenschappen bezitten of op een zodanige wijze behandeld zijn dat er geen opvallende schade mag worden vastgesteld tijdens de verwachte levensduur in normale plaatsings- en gebruiksomstandigheden.
28
De inwerking van water, koude, hitte, zonnestralen en alle andere aspecten die een invloed hebben op de globale duurzaamheid, worden behandeld in het hoofdstuk 3 "Fundamentele voorschriften". De duurzaamheid hangt tevens af van de kwaliteit van het onderhoud (zie hoofdstuk 9). 3.2. Overige verplichtingen De bescherming van eigendommen tegen inbraak, gewapende overvallen en ontploffingen kunnen worden vermeld in het bijzondere bestek. Ze worden getoetst aan het hoofdstuk 4 van deze specificaties.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
4. Prestaties 4.1. Prestaties van de elementen 4.1.1. Prestaties in verband met de weerstandsprofielen De profielen dienen al hun prestaties te behouden wanneer ze worden blootgesteld aan klimatologische, zwaartekracht- en opgelegde belastingen. 4.1.1.1. Houten profielen Zie STS 52 addendum 1 (wordt momenteel herzien) 4.1.1.2. Metalen profielen met of zonder isolator Zie STS 52 addendum 2 (wordt momenteel herzien) 4.1.1.3. PVC-profielen Zie STS 52 addendum 3 (wordt momenteel herzien) 4.1.1.4. Hybride profielen Dit zijn hybride weerstandsprofielen, samengesteld uit meerdere met elkaar verbonden materialen. De duurzaamheid en de geschiktheid van deze speciale profielen worden onderworpen aan een technische evaluatie. 4.1.1.5. Overige profielen De duurzaamheid en de geschiktheid van deze speciale profielen worden onderworpen aan een technische evaluatie. 4.1.2. Prestaties in verband met het hang- en sluitwerk De geschiktheid van het hang- en sluitwerk dient in functie van het type vleugel te worden getoetst aan de volgende normen:
29
Tabel 1 - Normen betreffende het hang- en sluitwerk [] 9 - prEN 13126-1 - Hang- en sluitwerk - Eisen en beproevingsmethoden voor ramen en vensterdeuren - Deel 1 : Algemene eisen voor alle soorten hulpstukken [] 10 - prEN 13126-2 - Hang- en sluitwerk, beslag voor ramen en vensterdeuren - Eisen en beproevingsmethoden - Deel 2: Vergrendelingen met handgreep [] 11 - prEN 13126-3 - Hang- en sluitwerk, beslag voor ramen en vensterdeuren - Eisen en beproevingsmethoden - Deel 3: Bedieningsorganen voor spanjolet- en schuifgrendels [] 12 - prEN 13126-4 - Hang- en sluitwerk, beslag voor ramen en vensterdeuren - Eisen en beproevingsmethoden - Deel 4: Spanjoletgrendels [] 13 - prEN 13126-5 - Hang- en sluitwerk, beslag voor ramen en vensterdeuren - Eisen en beproevingsmethoden - Deel 5: Voorzieningen die de openingshoek van ramen beperken [] 14 - prEN 13126-6 - Hang- en sluitwerk, beslag voor ramen en vensterdeuren - Eisen en beproevingsmethoden - Deel 6: Scharnieren met variabele geometrie (met of zonder wrijvingsysteem) [] 15 - prEN 13126-7 - Hang- en sluitwerk - Eisen en beproevingsmethoden voor ramen en vensterdeuren - Deel 7: Vingergrendels [] 16 - prEN 13126-8 - Hang- en sluitwerk - Eisen en beproevingsmethoden voor ramen en vensterdeuren - Deel 8 : Kantel/draai, kantel- en draaimechanismen
30
[] 17 - prEN 13126-9 - Hang- en sluitwerk, beslag voor ramen en vensterdeuren - Eisen en beproevingsmethoden - Deel 9: Spilscharnieren [] 18 - prEN 13126-10 - Hang- en sluitwerk, beslag voor ramen en vensterdeuren - Eisen en beproevingsmethoden - Deel 10: Systemen met uithouders [] 19 - prEN 13126-11 - Hang- en sluitwerk, beslag voor ramen en vensterdeuren - Eisen en beproevingsmethoden - Deel 11: Omkeerscharnieren voor naar buiten draaiende klapramen [] 20 - prEN 13126-12 - Hang- en sluitwerk, beslag voor ramen en vensterdeuren - Eisen en beproevingsmethoden - Deel 12: Scharnieren voor naar buiten draaiende kantelramen [] 21 - prEN 13126-13 - Hang- en sluitwerk, beslag voor ramen en vensterdeuren - Eisen en beproevingsmethoden - Deel 13: Contragewichten voor verticale schuiframen [] 22 - prEN 13126-14 - Hang- en sluitwerk, beslag voor ramen en vensterdeuren - Eisen en beproevingsmethoden - Deel 14: Grendels voor schuiframen [] 23 - NBN EN 1935:2002 - Hang- en sluitwerk - Klepscharnieren met enkelvoudige as - Eisen en beproevingsmethoden [] 24 - NBN EN 1670:1998 - Hang- en sluitwerk - Bestandheid tegen corrosie - Eisen en beproevingsmethoden (+) 1: Hang- en sluitwerk Het bestek beschrijft de beproevingsvoorwaarden van prEN 13126, NBN EN 1935, NBN EN 1670: Wanneer prEN 13126 van toepassing is: • het type venster (van 1 tot 21) en het voor de beproeving gebruikte alternatief (van a tot f in functie van het type venster) vergelijken met bijlage B van prEN 13126-1. • de gewichtsklasse en het gewicht tussen haakjes (bv.: 3(60)) in vergelijking met tabel 1 van prEN 13126.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
• het aantal cycli tijdens de beproevingen en de overeenkomstige graad tussen haakjes (bv.: 25.000 (graad 2) in vergelijking met § 5.7 van prEN 13126-1. Wanneer NBN EN 1935:2002 van toepassing is • de gebruiksklasse in vergelijking met § 4.2 van NBN EN 1935 • het aantal cycli tijdens de beproevingen en de overeenkomstige graad tussen haakjes (bv.: 25.000 (graad 4) in vergelijking met § 4.3 van NBN EN 1935 • de gewichtsklasse en het gewicht tussen haakjes (bv. 3(60)) in vergelijking met tabel 1 van NBN EN 1935 Wanneer NBN EN 1670:1998 van toepassing is • de sterktegraad Wat de mechanische proeven betreft, blijft de controle van de prestaties van het hang- en sluitwerk in de gebruiksomstandigheden, d.w.z. op het afgewerkte venster, onverminderd gelden, ongeacht of het gelijkvormig is met de bovenstaande referentienormen. 4.1.3. Prestaties van de beglazing (+) 2: De beglazing Het bijzonder bestek beschrijft alle prestaties die van de beglazing worden verwacht. De verschillende prestaties van de beglazing worden afgewogen tegen de voorschriften van STS 38 (NBN S23-002). [] 25 - NBN S23-002:2004 (STS 38): Beglazing 4.1.4. Prestaties van de afdichtingprofielen Deze profielen doen dienst als middendichting, aanslagdichting en beglazingsdichting (NBN S23002 § 4.8). Deze profielen moeten duurzaam zijn. Het afdichtingprofiel moet chemisch verenigbaar zijn met zijn omgeving, met name met de afdichtingkit van de isolerende beglazing. Gezien de diversiteit van de materialen die ermee in contact kunnen komen en de wisselwerkingen die voortspruiten uit de fysisch-chemische eigenschappen, beperken de huidige specificaties zich tot het vestigen van de aandacht op mogelijke problemen. Profielen die volledig of gedeeltelijk uit capillair materiaal zijn vervaardigd, mogen niet aan vocht blootgesteld worden en mogen enkel dienst doen als lucht- of stofdichting
31
Profielen voor de plaatsing van de beglazing: Voor deze profielen gelden de voorschriften van NBN S23-002 (STS 38) § 4.8. Profielen tussen kader en vleugel: De contactdruk van het profiel op de aanslag bedraagt maximaal 100 N/m profiel en is van een zodanige aard dat de lucht- en/of waterdichtheid wordt verkregen zonder permanente vervorming van het profiel (druksbereik § 4.3 NBN EN 12365-1). Het gebruikstemperatuurbereik is begrepen tussen -20 °C en 80 °C voor de buitenprofielen (graad 3 volgens NBN EN 12365-1 § 4.5) en tussen 20 en 55 °C (graad 2 volgens NBN EN 12365-1 § 4.5) voor de andere. De elastische herstelling van het profiel moet in nieuwe toestand en na thermische veroudering ten minste 60 % bedragen (graad 6 volgens NBN EN 12365-1 § 4.6 en 4.7) [] 26 - NBN EN 12365-1:2003 - Hang- en sluitwerk - Afdichtingen en afdichtingsprofielen voor ramen, deuren, luiken en vliesgevels - Deel 1: Prestatie-eisen en classificatie. [] 27 - NBN EN 12365-2:2003 - Hang- en sluitwerk - Afdichtingen en afdichtingsprofielen voor ramen, deuren, luiken en vliesgevels - Deel 2: Lineaire drukkrachtbeproevingsmethoden. [] 28 - NBN EN 12365-3:2003 - Hang- en sluitwerk - Afdichtingen en afdichtingsprofielen voor ramen, deuren, luiken en vliesgevels - Deel 3: Beproevingsmethode voor de terugvering.
32
[] 29 - NBN EN 12365-4:2003 - Hang- en sluitwerk - Afdichtingen en afdichtingsprofielen voor ramen, deuren, luiken en vliesgevels - Deel 4: Terugvering na versnelde verouderingsbeproevingsmethode. De afdichtingsprofielen zijn: − hetzij gemakkelijk vervangbaar en conform met NBN EN 12365; − hetzij gedekt door een technische goedkeuring ATG 4.1.5. Prestaties van de kit De afdichtingkit wordt gebruikt voor het plaatsen van de beglazing (zie NBN S23-002 § 4.8.1) en voor het dichtstoppen van de voegen tussen de ruwbouw en het schrijnwerk of de voegen in de constructie (uitzettings-, zettings- en/of bewegingsvoegen). De kit moet worden gekozen overeenkomstig STS 56.1. [] 30 - STS 56.1: 1998 – Afdichtingkit voor gevels 4.1.6. Prestaties van de toebehoren Voor het buitenschrijnwerk worden doorgaans de volgende toebehoren gebruikt: voegbodem, steunblokje. Deze lijst is niet uitputtend. De geschiktheid van deze toebehoren en bijhorende producten is van groot belang: - voegbodem: de voegbodem moet chemisch verenigbaar zijn met zijn omgeving. Wanneer deze voegbodem van schuim is, moet dit laatste van het type met gesloten cellen zijn; - beglazingsblokje: het steunblokje moet voldoende hard zijn om de beglazing te ondersteunen zonder dat ze schade oploopt (DIDC-hardheid: 70-95); het moet bovendien duurzaam en chemisch verenigbaar met zijn omgeving zijn;
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
- Slabbe: dit zijn soepele strips van EPDM; butyl (of gelijkwaardig), bedoeld om de lucht- en waterdichtheid te verzekeren tussen het schrijnwerk of de vliesgevels en de ruwbouw. De slabbe wordt gewoonlijk achter een geventileerde ruimte geplaatst, waar ze het 2e afdichtingscherm vormt (het 1e scherm is in principe een met kit gevulde voeg of afdichtingstrip). Vermits de slabbe de dampdiffusie afremt en ze zich aan de warme zijde bevindt, dient aan de buitenkant ervan een thermische isolatie te worden voorzien. Als de slabbe niet tot de brandreactie klasse "A1" (*) behoort, moet ze op elke vloer worden onderbroken, zodat het vuur zich in geval van brand niet via deze slabbe door het gebouw kan verspreiden. Opmerking (*): NBN EN 13501-1 heeft het statuut van een geregistreerde Belgische norm. Officieel zijn er evenwel nog geen gelijkwaardigheidverbanden vastgelegd tussen de brandreactie klassen van het Koninklijk Besluit van 19.12.1997 en die van NBN EN 13501-1. In afwachting daarvan kunnen de "A1"-reacties volgens het Koninklijk Besluit van 19.12.1997 of A1 volgens NBN EN 13501-1 in aanmerking worden genomen. Opmerking in verband met het probleem van de chemische verenigbaarheid van de materialen Gezien de diversiteit van de materialen die ermee in contact kunnen komen en de wisselwerkingen die kunnen voortspruiten uit de fysieke eigenschappen, beperken de huidige specificaties zich tot het vestigen van de aandacht op mogelijke problemen.
33
4.2. Prestaties van het buitenschrijnwerk 4.2.0. Voorbeschouwing Voor het vaststellen van de prestaties moet gebruik worden gemaakt van producten die overeenstemmen met de onderstaande productbeschrijvingen. Merk op dat de systemen voor het afvoeren van het condensatiewater en de verluchtingsroosters doorgaans een negatieve invloed hebben op de prestatieniveaus van het venster aangezien zij binnen- en buitenklimaat met elkaar verbinden. Voor de aanwending verluchtingsroosters wordt verwezen naar [] 31 - NBN D 50-001:1991 - Ventilatievoorzieningen in woongebouwen 4.2.1. Vensters: evaluatiebasis en productbeschrijving De algemene prestaties van de vensters worden geëvalueerd op basis van de productnorm prEN 14351-1. Wat de reeks beproevingen aangaande lucht, water, wind, verkeerd gebruik en bedieningskrachten betreft, schrijven deze STS de volgorde van de beproevingen van de bijlage 2 voor, dit in overeenstemming met tabel E2 van bijlage E van prEN 14351-1.
34
De beschrijving van het product "venster" wordt gekenmerkt door en bevat de volgende gegevens: • een geheel van weerstandsprofielen die onderling verenigbaar zijn, hun verbindings en afdichtingstechnieken (T-dwarsprofiel en hoeken) • het of de vulpane(e)l(en) • een lucht- en waterafdichtingstechniek met meerdere aanslagen en/of midden en/of andere technieken met: o de afdichtingsprofielen (materiaal en afmetingen), o ontwaterings- en ventilatietechniek van de sponningen, aanslagen, stijlen, dwarsregels, verbindingsprofielen (doorsnede en hartafstand van de ontwaterings- en ventilatieopeningen), o aanvullende afdichtingsystemen, zoals kitvoegen (lucht- en waterafdichting van de glaslatten), o afdichting van de hoeken van de afdichtingsprofielen, o elk ander afdichtings- of afsluitingssysteem (waterlijst, slabbe, enz.) • hang- en sluitwerk van een welbepaald merk en serie • de plaatsingstechniek van de vulpanelen o het opspannen van de vulpanelen en de bijhorende toebehoren (steunblokje) o het afdichten van de vulpanelen met kit of voorgevormde strips (materiaal en afmetingen) • alle andere toebehoren: ventilatieroosters, enz. 4.2.1.1. Luchtdoorlatendheid, waterdichtheid en sterkte tegen de wind 4.2.1.1.1. Luchtdoorlatendheid De luchtdoorlatendheidsklasse van de vensters wordt bepaald op basis van de normen
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
[] 32 - NBN EN 1026:2000 - Ramen en deuren - Luchtdoorlatendheid - Beproevingsmethode. [] 33 - NBN EN 12207:2000 - Ramen en deuren - Luchtdoorlatendheid - Classificatie. Op het verzoek van de verkoper kunnen de metingen van de luchtdoorlatendheid van de samengestelde vensters afzonderlijk gebeuren op de vaste en de opengaande delen.
Luchtdoorlatendheid Debiet [m³/hm²]
Debiet [m³/hm] 100.0
80.0
20.0
40.0
10.0 Klasse 1
20.0
5.0 Klasse 2
2.5 2.0
8.0 Klasse 3
4.0
1.0 0.5
2.0 1.6 1.2 0.8
Klasse 4
0.1
0.4 10
50
100 150
200
Druk [Pa]
Afbeelding 6 – Luchtdoorlatendheidsklassen bij overdruk en onderdruk
600
35
4.2.1.1.2. Weerstand tegen windbelasting De weerstandsklasse tegen windbelasting van de vensters wordt bepaald op basis van de normen [] 34 - NBN EN 12211:2000 - Ramen en deuren - Weerstand tegen windbelasting Beproevingsmethode. [] 35 - NBN EN 12210:2000 - Ramen en deuren - Weerstand tegen windbelasting - Classificatie. Tabel 2 – Weerstandsklasse tegen windbelasting Klasse
Vervormingsproef P1
0 1 2 3 4 5 Exxx xxx = max. P1-waarde
Geen proef 400 800 1200 1600 2000 max. P1-waarde
Herhaalde druk- en onderdrukproef P2 (50 pulsaties)
Veiligheidsproef P3
Geen proef 200 400 600 800 1000
Geen proef 600 1200 1800 2400 3000
Tabel 3 – Classificatie van de normale relatieve doorbuiging
36
Klasse
A B C
Normale relatieve doorbuiging
< 1/150 < 1/200 < 1/300
De frontale relatieve doorbuiging wordt buiten de invloedszones van de verbindingen (in de praktijk mogen de meetklokken tot op 100 mm van de buitenste randen van de vensters worden opgesteld) gemeten op de meest ongunstige plaats van de elementen van de constructie (eventueel met tussenstijlen versterkte stijlen en dwarsregels). De proefstukken zijn uitgerust met de vulpanelen die in het gebouw zijn voorzien (isolerende beglazing, ondoorschijnende vulpanelen, enz.) Als de vensters en vensterdeuren met verschillende soorten vulpanelen worden gecombineerd, moeten de proeven uitgevoerd worden met de minst stijve elementen. Opmerking Vermits de inherente stijfheid van sommige types meervoudige isolerende beglazing een belangrijke weerslag kan hebben op de stijfheid van het volledige venster, dient bij afwezigheid van een berekeningsnota de in het gebouw geplaatste beglazing (zowel voor de nieuwe beglazing als bij de vervanging van oude ruiten) ten minste dezelfde stijfheid te vertonen als de beglazing die tijdens de proeven werd gebruikt. 4.2.1.1.3. Waterdichtheid De waterdichtheidsklasse van de vensters wordt bepaald op basis van de normen [] 36 - NBN EN 1027:2000 - Ramen en deuren - Waterdichtheid - Beproevingsmethode. [] 37 - NBN EN 12208:2000 - Ramen en deuren - Waterdichtheid - Classificatie.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Tabel 4 - Klasse van de waterdichtheidsproeven Proefdruk P max in Pa (*)
0
50 100 150 200 250 300 450 600 > 600
Classificatie Proefmethode A Proefmethode B
0 1A
0 1B
2A 3A 4A 5A 6A 7A 8A 9A E xxx
2B 3B 4B 5B 6B 7B -
Specificaties
Geen voorschrift 5 min lang met water besproeien Idem klasse1 + 5 min Idem klasse1 + 5 min Idem klasse1 + 5 min Idem klasse1 + 5 min Idem klasse1 + 5 min Idem klasse1 + 5 min Idem klasse1 + 5 min Idem klasse1 + 5 min
Boven de 600 Pa per trap van 150 Pa moet elke trap 5 min aangehouden worden
(*): Na 15 min nuldruk en 5 minuten bij de opeenvolgende trappen
4.2.1.1.4. Specificatie van de lucht-, water- en windklasse in functie van de ontwerpvoorwaarden (+) 3: Vensters: prestaties bij blootstelling aan lucht, water en wind Behalve indien anders bepaald in het bijzonder bestek, worden de vereiste prestatieniveaus voor lucht, water en wind bepaald met behulp van tabel 5, die rekening houdt met meerdere invloeds- en gebruiksfactoren (plaatsingshoogte van het venster vanaf het maaiveld in functie van de ligging van het gebouw). Wanneer eenvormigheid of een gelijkvormig uitzicht gewenst is, moet het bijzonder bestek het prestatieniveau dat overeenstemt met de bovenste delen van het gebouw voorschrijven voor het hele gebouw. Toegestane vervormingcriteria onder druk P1 Meting van de vervorming onder druk P1 Wat de weerstand tegen windbelasting betreft, schrijft tabel 5 hierna klasse C voor, d.w.z. een toegelaten vervorming van 1/300 onder druk P1. Berekening van de vervorming onder druk P1 Het vervormingcriterium 1/225 is niettemin toegestaan als het wordt gerechtvaardigd door een berekeningsnota onder druk P1. De weerstandsklasse tegen windbelasting (tabel 2), die overeenstemt met druk P1 waarvoor de berekende vervorming niet groter is dan 1/225, is geldig in zoverre de herhaalde druk- en onderdrukproeven P2 en de veiligheidsproeven P3 werden uitgevoerd onder drukken die overeenstemmen met die klasse. De berekeningslengte waarop het criterium 1/225 van toepassing voor de berekeningsdruk P1 is, is dezelfde als die waarbij de vervorming werd gemeten (gemeten lengte tussen de meetklokken).
37
Tabel 5 – Vensters – Lucht, water, wind – Keuze van de klassen Ruwheid v.h. terrein
Vereiste klassen
Stad IV
Bosrijk geb. III
Platteland II
Kust (i) I
0 - 10 meter vanaf het maaiveld Luchtdoorlatendheid 3) NBN EN 12207
3 1)
3 1)
3 1)
3
4A 2)
4A 2)
6A 2)
8A
C2
C2
C3
C3
3 1)
3 1)
3 1)
3 1)
4A 2)
6A 2)
8A 2)
9A
C2
C3
C3
C3
3
3
3
8A
9A
9A
C3
C3
C3
3
3
3
4
8A 2)
9A
9A
9A
C3
C3
C4
C4
3
4
4
4
Waterdichtheid 4) NBN EN 12208
9A
Exxx 5)
Exxx 5)
Exxx 5)
Weerstand tegen windbelasting NBN EN 12210
C3
C4
C4
C5
Waterdichtheid 4) NBN EN 12208 Weerstand tegen windbelasting NBN EN 12210
10 - 18 meter vanaf het maaiveld 3)
Luchtdoorlatendheid NBN EN 12207 Waterdichtheid 4) NBN EN 12208 Weerstand tegen windbelasting NBN EN 12210
18 - 25 meter vanaf het maaiveld Luchtdoorlatendheid Waterdichtheid
4)
3)
NBN EN 12207
NBN EN 12208
6A
Weerstand tegen windbelasting NBN EN 12210
38
3 1) 2)
C2
25 - 50 meter vanaf het maaiveld Luchtdoorlatendheid
3)
NBN EN 12207
Waterdichtheid 4) NBN EN 12208 Weerstand tegen windbelasting NBN EN 12210
50 - 100 meter vanaf het maaiveld Luchtdoorlatendheid 3) NBN EN 12207
> 100 meter vanaf het maaiveld Luchtdoorlatendheid NBN EN 12207 Waterdichtheid
4)
NBN EN 12208
Weerstand tegen windbelasting NBN EN 12210
5) Exxx 5) Exxx 5)
Belangrijke opmerkingen: 1. Als een lagere thermische en/of geluidsisolatie is toegestaan, mag het bijzonder bestek het luchtdoorlatendheidsniveau klasse 2 voorschrijven. 2. Voor onbeschermde venters (ii) mag het bijzonder bestek een proefdruk van 100 Pa meer dan degene die in de tabel hierboven voorschreven is.. 3. In lokalen met klimaatregeling is steeds het luchtdoorlatendheidsniveau klasse 4 vereist. Dit voorschrift spruit voort uit de aanbeveling om zoveel mogelijk vaste vensters te voorzien in gebouwen met klimaatregeling. 4. Voor vensters en vensterdeuren die beschermd zijn (iii) of zich bevinden in een dichtbebouwd stedelijk gebied (iiii) mag het bijzonder bestek het overeenkomstige waterdichtheidsniveau klasse B voorschrijven.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
5. Het bijzonder bestek geeft de maximale druk van de proef op. (i)
Kuststreek: zone die reikt tot 2000 m van de dijk of, bij gebrek aan een dijk, van de lijn van het springtij.
(ii)
Onbeschermd venster: het venster bevindt zich in hetzelfde vlak als de gevel zonder bescherming tegen afvloeiend water of met aan de bovenzijde een waterlijst < 5 cm.
(iii) Beschermd venster: het schrijnwerk wordt beschermd door een oversteek zoals L ≥ H/4 (afbeelding 7). Opmerking: het schrijnwerk ter hoogte van uitspringende hoeken dient naargelang de architectuur eveneens te worden beschermd. (iiii) Stedelijk gebied met smalle straten (< 2,50 m).
H L
Afbeelding 7 - Beschermd venster 6. De gelijkwaardigheid van de doorbuigingsklassen (A, B, C – tabel 3) en de drukken (tabel 2) is in bijlage 6 vermeld. 4.2.1.2. Bedieningskrachten en verkeerd gebruik De klassen van de bedieningskrachten en van de windverband- en statische torsiebelastingen zijn opgesteld op basis van de volgende normen: [] 38 - NBN EN 14608:2004 - Ramen - Bepaling van de weerstand tegen een verticale belasting (windverband) [] 39 - NBN EN 14609:2004 - Ramen - Bepaling van de weerstand tegen statische torsie [] 40 - NBN EN 12046-1:2003 - Bedieningskrachten - Beproevingsmethode - Deel 1: Ramen [] 41 - NBN EN 13115:2000 - Ramen - Classificatie van mechanische eigenschappen - Verticale belasting, torsie en bedieningskrachten.
39
Omdat de in de Europese normen gehanteerde klassen aanzienlijk verschillen van de klassen die doorgaans in België worden gebruikt, kan in het bijzonder bestek voor alle normale toepassingen de klasse A "STS 52" worden gekozen, waarvan hierna een overzicht volgt van de parameters. (+) 4: Vensters: bedieningskrachten Het bijzonder bestek vermeldt de bedieningskracht in functie van de onderstaande aanbevelingen: Tabel 6 – Keuze van de bedieningskracht en het bedieningskoppel - NBN EN 13115 Maximale belasting
Sluitkracht of kracht om de beweging in te zetten, maximale waarde (N)
Klasse 0
Klasse 1
Klasse 2
Klasse 3
Klasse 4
- 1)
75
50
25
10
-
10 100
5 50
2,5 25
1 10
-
5 20
2,5 10
1,5 6
1 4
Met de hand bediend hang- en sluitwerk - Maximaal koppel (Nm) - Maximale kracht (N) Met vinger bediend hang- en sluitwerk - Maximaal koppel (Nm) - Maximale kracht (N)
Toepassingen
40
1) Niet voorgeschreven.
Alle normale toepassingen waarbij de bediening van het venster de gebruiker niet voor speciale problemen stelt
Alle toepassingen die niet onder klasse 1 vallen, bijvoorbeeld een gebruiker met een lichamelijke handicap, naargelang de situatie
Aanvullende klasse STS 52.0 voor de bedieningskrachten: klasse A Het lastenboek mag de volgende klasse A voorschrijven. Het zou beperkt worden bij speciale toepassingen zoals vleugels voor onderhoud; beperkte toegang: - Maximale vergrendelings- en ontgrendelingskracht: 150 N - Maximale aanzetkracht voor de vleugel: 150 N - Maximale kracht voor het openen/sluiten van de vleugel: 150 N Opmerking: deze klasse ressorteert niet onder de Europese normen en moet als klasse 0 in dit kader beschouwd worden. Verkeerd gebruik (+) 5: Vensters: verkeerd gebruik Het bijzonder bestek vermeldt de bedieningskracht in functie van de onderstaande specificaties: Tabel 7 – Keuze van de verkeerd gebruikklassen volgens NBN EN 13115 Klasse NBN EN 13115
0 1 2 3 4
Gebruik -
beperkt gebruik, zeer sporadische bediening matig gebruik, enkel toegankelijk voor het onderhoud door deskundig personeel normaal gebruik, eengezinswoningen, kantoren intensief gebruik, scholen, openbare plaatsen
Windverband (neusbelasting) _
Statische torsie
200 N 400 N
200 N 250 N
600 N 800 N
300 N 350 N
_
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
4.2.1.3. Energiebesparing en thermische eigenschappen 4.2.1.3.1. Thermische isolatie (+) 6: Vensters: thermische isolatie Het bijzonder bestek vermeldt de warmtedoorgangscoëfficiënt van het schrijnwerk in functie van de voorschriften van de regionale verordeningen. Het kan betere prestaties voorschrijven. Opmerking: Wanneer de voorschriften opgenomen zijn in de officiële nationale, gewestelijke of andere reglementen, zijn ze bindend (= wet). De voorschrijver maakt zijn bestek op basis van de ontwerpvoorwaarden en de voorschriften. De thermische eigenschappen van de vensters kunnen vastgelegd worden door berekening of door proeven op basis van de volgende normen: [] 42 - NBN EN ISO 10077-1:2000 - Thermische eigenschappen van ramen, deuren en luiken Berekening van de warmtegeleiding - Deel 1: Vereenvoudigde methode (ISO 10077-1:2000) [] 43 - NBN EN ISO 10077-2:2003 - Thermische eigenschappen van ramen, deuren en luiken Berekening van de warmtegeleiding - Deel 2: Numerieke methode voor kozijnen (ISO 100772:2003) [] 44 - NBN EN ISO 12567-1:2000 - Thermische eigenschappen van ramen en deuren. Bepaling van de warmtekastmethode - Deel 1: Volledige ramen en deuren [] 45 - prEN ISO 12567-2: Thermische eigenschappen van ramen en deuren. Bepaling van de warmtekastmethode – Dakramen en andere uitspringende ramen. [] 46 - NBN EN 12412-2:2003 - Ramen, deuren en luiken - Bepaling van de warmteoverdrachtscoëfficiënt met de warmtekastmethode - Deel 2: Kozijnen [] 47 - NBN EN 12412-4:2003 - Thermische eigenschappen van ramen, deuren en luiken - Bepaling van de warmtedoorgangscoëfficiënt met de warmtekastmethode (hot box) - Deel 4: Behuizing van rolluiken Raadpleeg NBN B62-002 voor meer informatie over het bepalen van de thermische eigenschappen die gebaseerd zijn op de Europese normen. [] 48 - NBN B 62-002:1987 - Berekening van de warmtedoorgangscoëfficiënten van wanden van gebouwen (gedeeltelijk vervangen door NBN EN ISO 6946:1996) [] 49 - NBN B 62-002/A2:2003 - Berekening van de warmtedoorgangscoëfficiënten van wanden van gebouwen (ontwerp) [] 50 - NBN B 2001-002/A2:2003 - Berekening van de warmtedoorgangscoëfficiënten van wanden van gebouwen (+ erratum) [] 51 - NBN EN ISO 6946:1996 - Componenten en elementen van gebouwen - Warmteweerstand en warmtegeleidingscoëfficiënt - Berekeningsmethode (ISO 6946:1996) [] 52 - NBN EN ISO 6946/A1:2003 - Componenten en elementen van gebouwen Warmteweerstand en warmtegeleidingscoëfficiënt - Berekeningsmethode (ISO 6946:1996/amd. 1:2003)
41
4.2.1.3.2. Zonnetoetredingsfactor en lichtdoorlaatbaarheid 4.2.1.3.2.1. Prestaties (+) 7: Vensters: risico op onbehaaglijkheid tijdens hittegolven en visuele belemmering Het bijzonder bestek vermeldt of er een studie wordt gewijd moet aan het thermische en visuele comfort om de optimale zonnetoetredingsfactor en lichtdoorlaatbaarheidsfactor te optimiseren alsook de verantwoordelijke van de studie. De zonnetoetredingsfactor en de lichtdoorlaatbaarheid worden berekend op basis van de volgende normen: [] 53 - NBN EN 13363-1:2003 - Zonwerende voorzieningen gecombineerd met beglazing Berekening van zon- en lichtdoorlatendheid - Deel 1: Vereenvoudigde methode [] 54 - prEN ISO 13363-2: Zonwerende voorzieningen gecombineerd met beglazing - Berekening van zon- en lichtdoorlatendheid - Deel 2: Referentiemethode - NBN S23-002:2004 – Beglazing § 4.6.1 [] 55 - NBN EN 410:1998 - Glas voor gebouwen - Bepaling van de licht- en zontoetredingeigenschappen van glas Opmerking: prEN 13363-2 heeft momenteel de vorm van een werkdocument. Hij is gebaseerd op de norm:
42
[] 56 - ISO 15099:2003 - Performance thermique des fenêtres, portes et stores - Calculs détaillés. die de voorschrijver als referentie kan gebruiken. 4.2.1.3.2.2. Aanbeveling Het gebruik van grote doorzichtige of doorschijnende oppervlakken zonder speciale voorzorgsmaatregelen kan tijdens hete zomerdagen leiden tot onbehaaglijkheid ten gevolge van de opwarming van het gebouw of tot verblinding. Om een te hoog energieverbruik door de klimaatregeling of onbehaaglijkheid bij de gebruikers te vermijden wanneer de som van deze oppervlakken groter is dan 15 % van de vloeroppervlakte, is het aan te bevelen een globale balans op te stellen van het visuele en thermische comfort, rekening houdend met de volgende elementen: − het buitenklimaat en het gewenste binnenklimaat, − de thermische inertie van het gebouw, − de spectrofotometrische eigenschappen van de doorzichtige oppervlakken, − de aanwezigheid of afwezigheid van zonwering, − de omgeving, de schaduwvorming van het gebouw, − de interne energiewinst (verlichting, computerapparatuur, keukentoestellen, bezettingsdichtheid, enz.) − de oriëntatie en de hellingshoek van de oppervlakte van het omhulsel, − de ventilatie in het gebouw.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
4.2.1.3.3. Risico op condensatie 4.2.1.3.3.1. Prestaties (+) 8: Vensters: risico op condensatie: Het bijzonder bestek vermeldt in voorkomend geval of er een studie moet worden gewijd aan de condensatie, wie deze studie voor zijn rekening neemt, welke methode daarvoor moet worden toegepast en op welke gegevens men zich dient te baseren (hetzij de methode I van § 4.2.1.3.3.2, hetzij de methode II van § 4.2.1.3.3.3). 4.2.1.3.3.2. Methode I De ontwerper schrijft de thermische eigenschappen voor van alle elementen die deel uitmaken van een gebouw (profielen, beglazing, borstweringspanelen, enz.), zodat het hygrothermische gedrag van deze kan worden gesimuleerd. Voor deze simulatie wordt gebruikgemaakt van de geschikte software (met twee- of driedimensionale eindige elementen - NBN EN 13788 bijlage D). Hieruit moet blijken dat de oppervlaktetemperatuur op eender welk punt hoger is dan die van het dauwpunt dat overeenstemt met het binnenklimaat (temperatuur en R.V.) dat door de ontwerper werd bepaald, en dit voor buitenklimaatomstandigheden die eveneens zijn opgegeven voor het project. De in de wiskundige modellen in aanmerking te nemen thermische oppervlakteweerstandscoëfficiënten zijn Rsi = 0,13 m2⋅°K/W en Rse = 0,04 m2⋅°K/W 4.2.1.3.3.3. Methode II De ontwerper schrijft de minimumtemperatuurfactor voor van de componenten in functie van het binnen- en buitenklimaat zoals hierna wordt bepaald. Temperatuurfactor Opmerking: er wordt momenteel speciaal voor het buitenschrijnwerk een EN-norm opgesteld. De temperatuurfactor wordt als volgt berekend:
f R si = waarbij
− − − −
θ si − θ e θi − θe
frsi = temperatuurfactor, θsi = oppervlaktebinnentemperatuur θe =temperatuur van de buitenlucht θi =temperatuur van de binnenlucht
Binnenklimaatklasses Bij afwezigheid van precieze informatie over het binnenklimaat kan aan de hand van tabel 8 en de diagrammen van afbeelding 8 hieronder dit klimaat worden gesitueerd in functie van de bestemming van het gebouw.
43
100
Binnenklimaatklassen - jaargemiddelden: φ[%] - Θi[°C]
90 Klasse 5
80
pi=1100 Pa pi=1165 Pa pi=1370 Pa pi=1500 Pa pi=1700 Pa
φ [%]
70 60 50
Klasse 4 Klasse 3
40
Klasse 2 Klasse 1
30 20
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
Θi [°C]
44 100
Binnenklimaatklassen - gemiddelden december en januari : φ [%] - Θi [°C]
90 klasse 5
80
pi=955 Pa pi=1020 Pa pi=1225 Pa pi=1355 Pa pi=1700 Pa
φ [%]
70 60 50
Klasse 4 Klasse 3
40 30 20
Klasse 2 Klasse 1
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
Θi [°C]
Afbeelding 8: Binnenklimaatklassen (jaargemiddelden en gemiddelden voor december en januari).
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Tabel 8 – Richtwaarden voor het binnenklimaat Binnenklimaatklassen
Voorbeelden
1- Gebouw met weinig tot geen vochtproductie
Magazijn (droge goederen) Kerk, tentoonstellingsruimte, garage, werkplaats Grote woonhuizen, scholen, winkels Kantoren zonder klimaat regeling Sportzalen, polyvalente zalen Kleine woningen, flats Ziekenhuizen, opvangcentra Verbruikzalen, restaurants Feestzalen, theaters Licht geklimatiseerd gebouw Sterk geklimatiseerd gebouw Vochtige industriële gebouwen: drukkerij Zeer vochtige industriële gebouwen: papierfabriek Zwembad
2 – Goed verlucht gebouw met beperkte vochtproductie per m³ 3 – Gebouw met matige vochtproductie per m³ en matige tot toereikende ventilatie (RV = 60 %) 4 – Gebouw met grote vochtproductie (RV > 60%) 5 – Gebouw met zeer grote vochtproductie
Dampspanningsverschil voor 4 weken pi - pe [Pa]
Gemiddelde jaarlijkse dampspanning pi [Pa]
Gemiddelde dampspanning voor de manden december en januari pi [Pa]
1100 = pi < 1165
955 ≤ pi < 1020
< 159 - 10. Θe
1165 ≤ pi < 1370
1020 ≤ pi < 1225
< 436 - 22. Θe
1370 ≤ pi < 1500
1225 ≤ pi < 1355
< 713 - 22. Θe
1500 ≤ pi < 1700
1355 ≤ pi < 1700
< 1028 - 22. Θe
pi ≥ 1700
pi ≥ 1700
≥ 1028 - 22. Θe
De dampspanningen in het gebouw die de klimaatklassen beperken, zijn constant; zie tabel 8 hierboven. Wanneer het om bestaande gebouwen gaat, kan ook door het meten gedurende een korte periode (4 weken) van het gemiddelde dampdrukverschil tussen de binnenlucht en de buitenlucht de klimaatklasse van een gebouw worden bepaald (zie afbeelding 9).
pi-pe [Pa]
Binnenklimaatklassen 1400 1300 1200 1100 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100 0
Klasse 5 Klasse 4
lim klasse 1-2 lim klasse 2-3
Klasse 3
lim klasse 3-4 lim klasse 4-5 Klasse 2
Klasse 1
-10 -5
0
5
10 15 20 25 30 35 Θe [°C]
Afbeelding 9: Binnenklimaatklassen in functie van de buitentemperatuur en van het dampspanningsverschil tussen het binnen- en het buitenklimaat.
45
Merk op dat deze tabel is gebaseerd op het Belgische klimaat en niet overeenstemt met de tabel in de (informatieve) bijlage A van de NBN EN ISO 13778. Buitenklimaat Op de kaart van België hierna kan de in aanmerking te nemen buitentemperatuur worden afgeleid.
- 2°C
- 4°C - 3°C
- 4°C
- 8°C - 5°C
- 6°C
46
- 5°C
Afbeelding 10: Buitentemperatuur gebaseerd op de gemiddelden laagste dagtemperatuur voor de maanden december en januari: Θe Aanbevelingen voor de keuze van de minimumtemperatuurfactor fRsi Aan de hand van de onderstaande tabel kan men zich voor de keuze van deze factor richten naar de binnenklimaatklasse en naar de buitentemperatuur in de klimaatzones op de kaart van België in afbeelding 10. Voor elke binnenklimaatklasse werd het gemiddelde binnenklimaat als referentie genomen. Tabel 9 – Minimumtemperatuurfactoren fRsi Buiten Zones
pi gemid geb. = 987 Pa
Θe °C -2 -3 -4 -5 -6 -7 -8
Binnen - op basis van december en januari Klasse 2 Klasse 3 Klasse 4
Klasse 1 Θi °C 18
φ% 48
0,45 0,48 0,50 0,52 0,54 0,56 0,58
Θsi °C 7
pi gemid geb. = 1122 Pa Θi °C 19
φ% 51
0,50 0,53 0,55 0,57 0,58 0,60 0,61
pi gemid geb. = 1290 Pa
Θsi °C Θi °C 8,6 20
φ% 55
0,59 0,61 0,63 0,64 0,65 0,67 0,68
pi gemid geb. = 1527 Pa
Θsi °C Θi °C 11 22
φ% 58
0,65 0,67 0,68 0,69 0,70 0,71 0,72
Klasse 5 pi gemid geb. = 2185 Pa
Θsi °C Θi °C 13,7 26
φ% 65
0,75 0,76 0,77 0,77 0,78 0,79 0,79
Θsi °C 19
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
-
waarbij Θi = Gemiddelde temperatuur van de referentiebinnenlucht voor de klimaatklasse [°C] Θe = Maandgemiddelde van de minimale dagtemperaturen van de buitenlucht [°C] Θsi = Minimale binnenoppervlaktetemperatuur of dauwpunt [°C] φ = Gemiddelde relatieve vochtigheid van de binnenlucht als referentie voor de klimaatklasse [%] pi gemid geb. = Gemiddelde dampdruk in het gebouw gedurende de manden van december en januari
Belangrijke opmerkingen 1. Het feit of er zich condensatie vormt op een oppervlak hangt af van de plaatselijke en algemene ventilatie- en verwarmingsomstandigheden in het gebouw. Als door die omstandigheden het opgegeven binnenklimaat niet kan worden verzekerd, moet condensatie worden toegelaten. 2. Afgesloten ruimten Zelfs in vertrekken die over het algemeen goed worden verlucht en/of verwarmd in functie van hun bestemming, kan de gebruiker afgesloten ruimten inrichten en daarin een abnormaal vochtig klimaat creëren (bijvoorbeeld de ruimte tussen het buitenschrijnwerk en de wandbekleding, de aanwezigheid van decoratiestukken of meubilair vlakbij het buitenschrijnwerk, enz.). Het risico op condensatie in dergelijke afgesloten ruimten is abnormaal hoog. 3. Een tijdelijke condensatie die optreedt a. tijdens perioden met een hoge vochtigheidsgraad, b. in vertrekken waarin tijdelijk veel vocht wordt geproduceerd (bv. badkamer), c. in een uitzonderlijk koud klimaat, is toegestaan. Die condensatie mag echter niet aanhouden. 4. Wanneer het redelijkerwijze onmogelijk is condensatie te voorkomen (bv. onverwarmde vertrekken die in verbinding staan met vertrekken waarin veel vocht wordt geproduceerd), moet het schrijnwerk op de aangewezen plaatsen worden voorzien van opvanggootjes voor het condensatiewater en is het aan te raden dat water af te voeren om te vermijden dat het in contact komt met delen van de constructie die niet nat mogen worden. 5. Wanneer in de klimaatklassen 2, 3, 4 en 5 condensatie niet toegestaan is, doet men er goed aan de toestand grondig te onderzoeken (simulatie van het hygrothermische gedrag, bv. door eindige elementen en aanpassing van de klimaatregelingsinstallatie). 6. Door het stilleggen, het in waaktoestand plaatsen of het veranderen van de voorgeschreven regime-instelwaarden van de beheersystemen van het binnenklimaat door de gebruiker (verwarming, ventilatie, airconditioning, enz.), worden overgangsregimes gecreëerd tijdens dewelke, gedurende bepaalde perioden van het jaar, het risico op condensatie gevoelig toeneemt. Als tijdens die overgangsregimes condensatie optreedt, is dat niet te wijten aan het ontwerp van het buitenschrijnwerk of van het systeem dat het binnenklimaat regelt, maar aan het gebruik dat ervan wordt gemaakt. 7. Nieuwbouw en grootschalige renovaties Bij de aanmaak en verwerking van bouwmaterialen zoals beton, pleister en ondervloeren worden er grote hoeveelheden water aangewend. Tijdens het drogen zorgen deze materialen tijdelijk voor een abnormaal hoge vochtigheidsgraad in de gebouwen, waardoor het risico op condensatie zeer groot is. Het drogen van deze verwerkte bouwmaterialen kan in sommige gevallen en afhankelijk van de gebruiksomstandigheden van het gebouw één jaar en meer in beslag nemen. Behalve indien dit wordt gestaafd door een grondige studie (zie de hierboven beschreven methode), gebaseerd op metingen van het klimaat in het gebouw, waarvan één tijdens dit tijdelijke regime, mag de eventuele condensatie niet worden beschouwd als een fout in het ontwerp. 8. Een metalen afstandstuk dat wordt gebruikt om de isolerende beglazing hermetisch af te sluiten, kan zich opwerpen als een koudebrug. Het nadelige effect van die koudebrug wordt
47
nog versterkt wanner het middelste deel van de isolerende beglazing een hoge isolatie bezit ( lage Ug [W/m²K]) en het kader waarin deze wordt geplaatst een lage isolatie bezit (hoge Uf [W/m²K]). 9. Hoek in het schrijnwerk. De bovenstaande methoden gelden voor een oppervlakteweerstand van Rsi = 0,13 m2⋅K/W. De tijdelijke condensatie in de hoeken van het schrijnwerk (bv. de hoek die wordt gevormd door de beglazing en de glaslat), waar de thermische oppervlakteweerstand Rsi > 0,13 m2⋅K/W, is aanvaardbaar in de omstandigheden van de opmerkingen 2, 3 en 8 hierboven. 10. Bij sommige types schuiframen moet men het grotere risico op condensatie aanvaarden ter hoogte van de voorgevormde strip in het profiel tussen het vaste en het openschuivende deel. 11. Ingeval van aluminium vensters met isolator, mag deze niet worden overbrugd door middel van een niet isolerend materiaal (bv. door een vensterdorpel). 4.2.1.4. Akoestische prestaties (+) 9: Vensters: akoestische prestaties Het bijzonder bestek vermeldt in voorkomend geval de akoestische prestaties van het schrijnwerk. 4.2.1.4.1. Prestaties De akoestische prestaties van het buitenschrijnwerk kunnen worden bepaald op basis van de volgende normen:
48
[] 57 - NBN EN ISO 717-1:1997 - Geluidsleer - Bepaling van de geluidsisolatie in gebouwen en van gebouwdelen - Deel 1: Luchtgeluidisolatie (ISO 717-1:1996) [] 58 - NBN EN ISO 140-1:1998 - Geluidsleer - Bepaling van de geluidsisolatie in gebouwen en van gebouwdelen - Deel 1: Eisen voor laboratoriummeetruimten met onderdrukte zijdelingse overdracht (ISO 140-1:1997) [] 59 - NBN EN ISO 140-3:1995 – Geluidsleer - Meting van geluidwering in gebouwen en bouwdelen - Deel 3: Laboratoriummeting van luchtgeluidwering van bouwdelen (ISO 140-3:1995) [] 60 - NBN EN ISO 140-5:1998 – Geluidsleer - Meting van geluidwering in gebouwen en bouwdelen - Deel 5: Veldmeting van luchtgeluidwering van geveldelen en gevels (ISO 140-5:1998) Eengetalswaarde Rw (C; Ctr) De akoestische isolatie tegen luchtgeluid van een element wordt uitgedrukt door middel van een ééngetalsaanduiding, waarvan de berekening werd gestandaardiseerd en opgenomen in de norm NBN EN ISO 717-1. De ééngetalswaarde, die eigenlijk drie elementen bevat, wordt als volgt berekend: Rw (C; Ctr) waarbij
Rw de ééngetalswaarde, wordt de gewogen index van de geluidsverzwakking genoemd (dB); C de aanpassingsfactor voor de roze ruis (spectrum 1); Ctr de aanpassingsfactor voor het verkeerslawaai (spectrum 2).
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
De twee bovenstaande aanpassingstypes werden op een zodanige wijze gedefinieerd dat er rekening gehouden wordt met het type geluid waartegen men zich wil afschermen: het spectrum 1 (roze ruis) stemt overeen met een geluid met een overwicht aan hoge en middelhoge frequenties; het spectrum 2 (wegverkeerslawaai) stemt overeen met een overwicht aan lage en middelhoge frequenties. Om prestaties te rangschikken of eisen vast te leggen, telt men bij de ééngetalswaarde de aangewezen aanpassingsfactor op (afhankelijk van de lawaaibron). De in aanmerking te nemen waarden om de geluidsisolatie van een beglazing te beschrijven zijn, naargelang het geval, (Rw + C) of (Rw + Ctr). De onderstaande tabel bevat richtlijnen nodig bij de keuze van de aanpassingsfactor in functie van de geluidsbron. Tabel 10 – Keuze van de aanpassingsfactor om de aangewezen eengetalswaarde in functie van de geluidsbron te bepalen Geluidsbron Spelende kinderen Huishoudelijke activiteiten (gesprekken, muziek, radio, televisie) Discotheek Snel wegverkeer (> 80 km/u) Traag wegverkeer Middelmatig snel tot snel treinverkeer Traag treinverkeer Vliegverkeer (reactiemotor) op korte afstand Vliegverkeer (reactiemotor) op verre afstand Propellervliegtuigen Bedrijven die geluid met een middelhoge en hoge frequentie produceren Bedrijven die geluid met een middelhoge en lage frequentie produceren
Rw + C x x x x x x
Rw + Ctr x x x x x x
4.2.1.4.2. Aanbevelingen in verband met de keuze van de prestaties In afwachting van de herziening van deze STS, worden de minimumeisen (letter als index) en de aanbevelingen (letter als exponent) voor de geluidsisolatie van de gevels uitgedrukt in de vorm van "Belgische categorieën = V voor gevels", dit in functie van de specifieke blootstelling in de desbetreffende tabel van de [] 61 - NBN S 01-400:1977 Akoestiek - Criteria van de akoestische isolatie. Door het geluid te berekenen op basis van het meetspectrum, kan worden overgegaan tot de indexen van de diverse classificatienormen. De geluidseisen van NBN S 01-400 uit 1977 worden momenteel herwerkt en herschreven. Er zal een andere terminologie gehanteerd worden, overeenkomstig de norm NBN EN ISO 717 (1996). De door de fabrikanten van vensters opgegeven geluidsverzwakkingsindex is representatief voor de prestaties in een laboratorium van een venster van 1,23 m op 1,48 m, getest overeenkomstig norm NBN EN ISO 140-3 in een erkend laboratorium. De akoestische isolatiewaarden ter plaatse kunnen verschillen van de in het laboratorium gemeten waarden, hetgeen is toe te schrijven aan meerdere parameters, waaronder: − de daadwerkelijke afmetingen van de beglazing/venster − de plaatsingsvoorwaarden − de luchtdichtheid van het buitenschrijnwerk en de aansluiting op de ruwbouw − de geluidsomgeving (type van de geluidsbron, ligging van het gebouw ten opzichte van deze bronnen, enz.) − de geluidskwaliteit van de andere omliggende elementen van de constructie.
49
Bij de evaluatie in situ van de prestaties dient bij de keuze van het venster rekening gehouden te worden met deze parameters. Omdat het evalueren van deze parameters niet eenvoudig is, roept men best de hulp in van een specialist in akoestiek of een gespecialiseerd studiebureau. Merk op dat de geluidskwaliteit van de ventilatieroosters en rolluikkasten en de zorgvuldigheid waarmee het schrijnwerk wordt geplaatst een belangrijke invloed hebben op de akoestische prestaties van de constructie. 4.2.1.5. Inbraakwerendheid (+) 10: Vensters: inbraakwerendheid: In voorkomend geval vermeldt het bijzonder bestek de inbraakweerstand van het schrijnwerk overeenkomstig de tabellen 2, 4, 5 van NBN ENV 1627 - Ramen, deuren en luiken Inbraakwerendheid - Eisen en indeling 4.2.1.5.1. Prestaties De inbraakwerendheidsklasse van het schrijnwerk wordt bepaald op basis van de normen: [] 62 - NBN ENV 1627:1999 - Ramen, deuren en luiken - Inbraakwerendheid – Voorschriften en indeling [] 63 - NBN ENV 1628:1999 - Ramen, deuren en luiken - Inbraakwerendheid Beproevingsmethode voor de bepaling van de weerstand onder statische belasting
[] 65 - NBN ENV 1630:1999 - Ramen, deuren en luiken - Inbraakwerendheid Beproevingsmethode voor de bepaling van de weerstand tegen manuele inbraakpogingen Tabel 11 – Inbraakwerendheidsklassen: statische belastingsproef overeenkomstig ENV 1628 Verplaatsing
Drukzool
Proefbelasting
Verplaatsing
Drukzool
Belastingspunt kN mm Type kN mm Type F1 Hoek van het 3 8 1 6 8 1 vulpaneel F2 Tussen de 1,5 30 1/2 3 20 1/2 bevestigingspunten F3 Bevestigings3/6 10 1/2 6 10 1/2 punten Raadpleeg voor meer informatie de bovenstaande referentienorm
5+6
Proefbelasting
4 Drukzool
Verplaatsing
Proefbelasting
3 Drukzool
1+2 Verplaatsing
Weerstandsklasse Proefbelasting
50
[] 64 - NBN ENV 1629:1999 - Ramen, deuren en luiken - Inbraakwerendheid Beproevingsmethode voor de bepaling van de weerstand onder statische belasting
kN 10
mm 8
Type 1
kN 15
mm 8
Type 1
6
10
1/2
10
10
1/2
10
10
1/2
15
10
1/2
Tabel 12 – Inbraakwerendheidsklassen: dynamische belastingsproef overeenkomstig ENV 1629
Weerstandklasse
Gewicht van het inslagvoorwerp [kg]
Valhoogte [mm]
1 30 400 2 30 800 3 30 1200 Raadpleeg voor meer informatie de bovenstaande referentienorm ENV 1629
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Tabel 13 – Inbraakwerendheidsklasse: manuele inbraakpogingproef overeenkomstig ENV 1630 Weerstandsklasse
Gereedschapsset
Weerstandstijd [min].
1 geen manuele inbraakpoging 2 A 3 3 B 5 4 C 10 5 D 15 6 E 20 Raadpleeg voor meer informatie de bovenstaande referentienorm
Maximale totale proeftijd [min].
15 20 30 40 50
Opmerking: De norm raadt tevens de minimale klasse van de beglazing (volgens NBN EN 356) aan die in combinatie met de raamklasse (NBN ENV 1627) moet worden gebruikt om een "homogeen" inbraakwerend venster te verkrijgen. Tabel 14 – Overeenstemming tussen de klassen NBN ENV 1627 en NBN EN 356 Raamklasse NBN ENV 1627 1 2 3 4 5 6
Minimale beglazingsklasse NBN EN 356 Geen minimumeis P4A P5A P6B P7B P8B
[] 66 - NBN EN 356:2000 - Glas in gebouwen - Beveiligingsbeglazing - Beproeving en classificatie van de weerstand tegen manuele aanval 4.2.1.5.2. Aanbevelingen i.v.m. de keuze van de inbraakwerendheidsklasse Bij de keuze van de inbraakwerendheidsklasse kan men zich laten leiden door: − De evaluatie van de behoeften inzake de inbraakbeveiliging, gebaseerd op een analyse die uitgaat van de volgende objectieve of subjectieve factoren: o de geografische ligging van het gebouw, o de stedelijke integratie ervan, o de al dan niet vlotte bereikbaarheid ervan, o de aanwezigheid van extra beveiligingssystemen, o de waarde, de afmetingen, het aantal, het volume, het gewicht van de te beveiligen goederen, o de bestemming van het gebouw, o alle ander specifieke, psychologische en menselijke factoren. − De interpretatie van de klassen van de ENV 1627:
51
Tabel 15 – Klassen en daarmee overeenstemmende aanvalstypes Aanvalstypes
Klasse ENV 1627 1 2 3 4 5 6
Een gelegenheidsinbreker probeert het venster, de deur of het luik te openen door middel van lichamelijk geweld, bijvoorbeeld door ze in te trappen, door zijn schouder ertegen te zetten, door ze op te tillen of los te rukken. De gelegenheidsinbreker probeert het venster, de deur of het luik bovendien te openen met eenvoudige werktuigen, zoals een schroevendraaier, tang, wiggen De inbreker probeert zich een toegang te verschaffen door middel van 2 of meer schroevendraaiers en een koevoet. De ervaren inbreker maakt bovendien gebruik van een zaag, hamer, bijl, beitel, draagbare boormachine met accu. De ervaren inbreker maakt bovendien gebruik van elektrisch gereedschap, zoals een boormachine, een decoupeerzaag, een haakse slijpmachine met een schijf met een maximale diameter van 125 mm. De ervaren inbreker maakt bovendien gebruik van krachtig elektrisch gereedschap, zoals een boormachine, een decoupeerzaag, een haakse slijpmachine met een schijf met een maximale diameter van 230 mm.
4.2.1.6. Bestandheid tegen explosies (+) 11: Vensters: bestandheid tegen explosies In voorkomend geval vermeldt het bijzonder bestek de bestandheid tegen explosies van het schrijnwerk overeenkomstig één van de volgende normen:
52
[] 67 - NBN EN 13123-1:2001 - Ramen, deuren en luiken - Bestandheid tegen explosies - Eisen en classificatie - Deel 1: Schokbuis (shock tube) [] 68 - NBN EN 13124-1:2001 - Ramen, deuren en luiken - Bestandheid tegen explosies Beproevingsmethode - Deel 1: Schokbuis (shock tube) Tabel 16 – Kenmerken van de schokgolf Minimumwaarden: Classificatiecode
Maximale druk Pmax [bar]
EPR1 0,50 EPR2 1,00 EPR3 1,50 EPR4 2,00 Raadpleeg voor meer informatie de bovenstaande referentienorm
Specifieke positieve impuls i+ [bar-ms]
3,7 9,0 15,0 22,0
Opmerking: de NBN EN 13541 - Glas voor gebouwen - Veiligheidsglas - Beproeving en klasse-indeling van de weerstand tegen explosiedruk – stemt inzake classificatie overeen met NBN EN 13123-1. [] 69 - NBN EN 13541:2001 - Glas in gebouwen - Beveiligingsbeglazing - Beproeving en classificatie van de weerstand tegen explosiedruk [] 70 - NBN EN 13123-2:2004 - Ramen, deuren en luiken - Bestandheid tegen explosies - Eisen en classificatie - Deel 2: Veldtest
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Tabel 17 – Classificatie, gewicht van de belasting en schootsafstand Gewicht van belasting [kg]
Classificatiecode
Schootsafstand [m]
EXR1 3 5,0 EXR2 3 3,0 EXR3 12 5,5 EXR4 12 4,0 EXR5 20 4,0 Raadpleeg voor meer informatie de bovenstaande referentienorm
[] 71 - NBN EN 13124-2:2004 - Ramen, deuren en luiken - Bestandheid tegen explosies Beproevingsmethode - Deel 2: Veldtest. Tabel 18 – Classificatie, gewicht van de belasting en schootsafstand Classificatiecode
kg op m.
Maximale druk Pso[bar]
EXR1 3à5 0,75 EXR2 3à3 2,30 EXR3 12,5 à 5,5 1,70 EXR4 12 à 4 3,60 EXR5 20 à 4 6,30 Raadpleeg voor meer informatie de bovenstaande referentienorm
Impuls Iso [bar-msec]
1,05 1,65 2,25 3,00 4,20
4.2.1.7. Kogelwerendheid (+) 12: Vensters: kogelwerendheid: In voorkomend geval vermeldt het bijzonder bestek de kogelwerendheid van het schrijnwerk overeenkomstig de tabellen 1 of 2 van de [] 72 - NBN ENV 1522:1999 - Ramen, deuren en luiken - Kogelwerendheid - Eisen en classificatie
53
Tabel 19 - Classificatie en eisen i.v.m. proeven met pistolen en karabijnen Klasse
Type wapen
Kaliber
Kogel
Gewicht [g]
Type
FB1 FB2 FB3 FB4
FB5 FB6
karabijn karabijn pistool pistool
22 LR 9 mm Luger 357 Mag. 357 Mag.
L/RN FJ(1)/RN/SC FJ(1)/CB/SC FJ(1)/CB/SC
2,6 ± 0,1 8,0 ± 0,1 10,2 ± 0,1 10,2 ± 0,1
10± 0,5 5 ± 0,5 5 ± 0,5 5 ± 0,5
360 ± 10 400 ± 10 430 ± 10 430 ± 10
pistool
44 Rem. Mag. 5,56 x 45* 5,56 x 45* 7,62 x 51 7,62 x 51**
FJ(2)/FN/SC
15,6 ± 0,1
5 ± 0,5
440 ± 10
karabijn karabijn
FB7 L CB FJ FN HC1
54
Proefomstandigheden SchootsSnelheid van afstand –[ m] kogel – [m/s]
FJ(2)/PB/SCP1 4,0 ± 0,1 10 ± 0,5 950 ± 10 FJ(2)/PB/SCP1 4,0 ± 0,1 10 ± 0,5 950 ± 10 FJ(1)/PB/SC 9,5 ± 0,1 10 ± 0,5 830 ± 10 FJ(2)/PB/HC1 9,8 ± 0,1 10 ± 0,5 820 ± 10 FJ(1) = kogel met metalen mantel FJ(2) = kogel met mantel van koperlegering
karabijn lood kegelvormige kogel kogel met stalen mantel stompe cilinder-/kegelvormige kogel harde stalen kern, gewicht (3,7 ± 0,1) g hardheid meer dan 63 HCR PB puntvorm RN cilinder-ogiefvormige kogel SC zachte loden kern SCP1 zachte loden kern en stalen indringingsmassa (type SS109)
Raadpleeg voor meer informatie de bovenstaande referentienorm
Tabel 20 - Classificatie en eisen i.v.m. proeven met jachtgeweren Klasse
FSG
Wapentype
Jachtgeweer
Kaliber
12/70
Schootsomstandigheden
Munitie Type
Gewicht [g]
Schootsafstand [m]
Pastille van hard lood(3)
31 ± 0,5
10 ± 0,5
Snelheid van de kogel [m/s] 420 ± 20
Raadpleeg voor meer informatie de bovenstaande referentienorm
Opmerking: NBN EN 1063 - Glas voor gebouwen - Beveiligingsbeglazing - Beproeven en classificatie van de kogelwerendheid – stemt overeen met NBN EN 1522 inzake classificatie voor de klassen BR-FB. [] 73 - NBN EN 1063:2000 - Glas voor gebouwen - Beveiligingsbeglazing - Beproeven en classificatie van de kogelwerendheid
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
4.2.1.8. Brandveiligheid Referentiespecificaties inzake brandveiligheid: [] 74 - NBN 713-020:1968 - Beveiliging tegen brand - Gedrag bij brand bij bouwmaterialen en bouwelementen - Weerstand tegen brand van bouwelementen) (met erratum) [] 75 - NBN 713-020/A1:1982-Beveiliging tegen brand - Gedrag bij brand bij bouwmaterialen en bouwelementen - Weerstand tegen brand van bouwelementen [] 76 - NBN 713-020/A2:1985-Beveiliging tegen brand - Gedrag bij brand bij bouwmaterialen en bouwelementen - Weerstand tegen brand van bouwelementen [] 77 - NBN 713-020/A3:1994-Beveiliging tegen brand - Gedrag bij brand bij bouwmaterialen en bouwelementen - Weerstand tegen brand van bouwelementen [] 78 - NBN S 21-201:1980-Brandbeveiliging in de gebouwen - Terminologie [] 79 - NBN S 21-202/A1:1984 - Brandbeveiliging in de gebouwen - Hoge en middelhoge gebouwen - Algemene eisen (met erratum) [] 80 - NBN S 21-202:1980 - Brandbeveiliging in de gebouwen - Hoge en middelhoge gebouwen Algemene eisen (met erratum) [] 81 - NBN S 21-203:1980 - Brandbeveiliging in de gebouwen - Reactie bij brand van de materialen - Hoge en middelhoge gebouwen [] 82 - NBN S 21-204:1982 - Brandbeveiliging van de gebouwen - Schoolgebouwen - Algemene eisen en reactie bij brand [] 83 - NBN S 21-205:1992 - Brandbeveiliging van de gebouwen - Hotels- en gelijkaardige inrichtingen - Algemene eisen 4.2.1.8.1. Brandreactie (+) 13: Vensters: brandreactie: Het bijzonder bestek vermeldt de eisen betreffende het brandgedrag overeenkomstig de geldende specificaties. De eisen aangaande het brandgedrag worden beschreven in het Koninklijk Besluit van 07.07.1994 dat de "Basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing" beschrijft, gewijzigd door het K.B. 19.12.1997 en het K.B. van 04.04.2003. De eisen - hangen af van het gebruik van bouwproducten en –materialen (op gevel, dak, wandbekleding in vluchtwegen, enz.) in het gebouw en - gelden voor alle nieuwe gebouwen (eengezinshuizen, lage gebouwen van minder dan 100 m² en maximaal 2 verdiepingen, en industriële gebouwen) en - moeten worden beschouwd als minimumeisen. Andere specifieke voorschriften in functie van de bestemming van het gebouw kunnen dit Koninklijk Besluit aanvullen. Opmerking 1: het Koninklijk Besluit van 19.12.1997 wordt momenteel herzien met de bedoeling de nieuwe Europese classificatie inzake brandreactie ("Euroclasses) erin op te nemen.
55
Opmerking 2: Wanneer de voorschriften zijn opgenomen in de officiële nationale, gewestelijke of andere reglementen, zijn ze bindend (= wet). De voorschrijver maakt zijn bestek op basis van de ontwerpvoorwaarden en de voorschriften. Er bestaan daarnaast ook specifieke voorschriften in functie van de bestemming van het gebouw (ziekenhuis, rusthuis, hotels, enz.). Deze laatste kunnen andere eisen bevatten met betrekking tot de brandreactie en de brandweerstand en kunnen verschillen naargelang de gemeenschap of het gewest. Er kunnen normen worden opgelegd door ze te vermelden in het bijzonder bestek (bijvoorbeeld: NBN S21-204 Brandbeveiliging van de gebouwen – Schoolgebouwen) Opmerking 3: Er werd een nieuwe Europese brandreactieclassificatie voor bouwproducten opgesteld (Besluit van de Europese Commissie (2000/147/CE)). Die classificatie is opgenomen onder NBN EN 13501-1, die het statuut van geregistreerde Belgische norm heeft. De Bijlage 5 van het Koninklijk Besluit van 19.12.1997, gebaseerd op de Belgische brandreactieclassificatie ("Belgische" klassen A0 tot A4) werd evenwel nog niet afgestemd op die nieuwe Europese classificatie ("Euroclasses" A1, A2, B, C, D, E en F). Een werkgroep, opgericht binnen de Hoge Raad voor brand- en ontploffingsveiligheid, zou deze Bijlage 5 binnenkort bijwerken en daarin de punten van overeenkomst tussen beide classificaties voorstellen. [] 84 - NBN EN 13501-1:2002 -Vuurindeling van bouwwaren en bouwdelen - Deel 1: Indeling berustend op uitkomsten van de proeven op de tegenwerking tegen vuur van bouwwaren
56
4.2.1.8.2. Brandweerstand (+) 14: Vensters: brandweerstand: In voorkomend geval vermeldt het bijzonder bestek de eisen in verband met de brandweerstand. Op het ogenblik dat deze STS werden opgesteld, was NBN 713.20 + add. van toepassing. De eisen aangaande de brandweerstand worden beschreven in het Koninklijk Besluit van 07.07.1994 gewijzigd door het K.B. 19.12.1997 en het K.B. van 04.04.2003 (zie opmerking in verband met de brandreactie) dat de "Basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing" omschrijft, Opmerking 1: het Koninklijk Besluit van 19.12.1997 wordt momenteel herzien met de bedoeling de nieuwe Europese classificatie inzake brandweerstand erin op te nemen. De Eurocodes zouden ook worden opgenomen in het Koninklijk Besluit teneinde een rekenkundige controle mogelijk te maken. Opmerking 2: Op het ogenblik dat deze STS werden opgesteld, gold nog altijd NBN 713-020 (+ addendum) voor de proefsgewijze bepaling van de brandweerstand van de bouwelementen. Die norm zou echter na een overgangsfase worden vervangen door een reeks proefnormen (NBN EN 1363, NBN EN 1364, enz.) zodra de classificatienorm EN 13501-2 het statuut van Belgische norm heeft. Het Koninklijk Besluit van 19.12.1997 (Bijlage 1, 2, 3 en 4) wordt nu reeds herwerkt teneinde de eisen inzake brandweerstand af te stemmen op de nieuwe Europese classificatie terzake. Opmerking 3: zie opmerking 2 betreffende het brandreactie [] 85 - NBN EN 13501-2:2004 -Vuurindeling van bouwwaren en bouwdelen - Deel 2: Classificatie gebruik makend van gegevens van brandweerstandsproeven, met uitsluiting van producten voor gebruik in ventilatiesystemen
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Opmerking 4: Het is ook mogelijk de brandweerstand te berekenen aan de hand van een door de minister van Binnenlandse Zaken erkende methode. Op dit ogenblik is nog geen enkele berekeningsmethode officieel goedgekeurd. De Eurocodes die betrekking hebben op "brand", worden evenwel als referentie beschouwd en zouden binnen afzienbare tijd worden goedgekeurd. Speciaal daarvoor werd binnen de Hoge Raad een werkgroep opgericht. [] 86 - NBN EN 1363-1:1999 - Vuurweerstandsproeven - Deel 1: Algemene eisen [] 87 - NBN EN 1363-2:1999 - Vuurweerstandsproeven - Deel 2: Alternatieve en aanvullende werkwijzen [] 88 - NBN EN 1364-1:1999 - Vuurweerstandsproeven voor niet-dragende bouwdelen - Deel 1: Wanden [] 89 - NBN EN 1364-3:2003 - Vuurweerstandsproeven voor niet-dragende bouwdelen - Deel 3: Gordijnmuren - Volledige configuratie (volledige montage) [] 90 - NBN EN 357:2000 - Glas voor gebouwen - Brandwerende glazen elementen met doorzichtige of doorschijnende producten van glas - Classificatie van brandwerendheid 4.2.1.9. Gereglementeerde stoffen De fabrikant dient zich te houden aan de Richtlijn van de Raad 76/769/EEC en zijn amendementen. De website van de Europese Gemeenschap bevat een regelmatig bijgewerkte lijst. Het adres van deze website is: http://www.europa.eu.int/comm/enterprise/construction/internal/dangsub/dangmain.htm De meeste van die stoffen zijn hetzij strikt verboden (in alle lidstaten), hetzij in beperkte mate toegelaten (in sommige l²²²²²²idstaten). In dit laatste geval (beperkt gebruik) kan de eis worden uitgedrukt in aantal (voorbeeld: x mg/kg stof) of in emissie. Als dat niet het geval is, is het misschien aangewezen een Proefmethode te ontwikkelen voor de stof in kwestie (als de wetteksten of voorschriften geen welomlijnde beschrijving bevatten). (+) 15: Vensters: gereglementeerde stoffen De verkoper verstrekt een verklaring die stelt dat de stof in kwestie conform de Europese en Belgische wetgeving inzake gereglementeerde stoffen is. 4.2.1.10. Schokweerstand (+) 16: Vensters: Schokweerstand In voorkomend geval vermeldt het bijzonder bestek de schokweerstand ten opzichte van de onderstaande specificaties. 4.2.1.10.1 Prestaties De schokweerstandsklasse wordt bepaald op basis van de volgende norm: [] 91 - NBN EN 13049:2003 - Ramen - Botsing met een zacht en zwaar lichaam Beproevingsmethode, veiligheidseisen en classificatie.
57
Tabel 21 – Classificatie van de schokweerstand 1
2
Classificatie 3
Valhoogte mm 200 300 450 Raadpleeg voor meer informatie de bovenstaande referentienorm
4
700
5
950
4.2.1.10.2. Specificatie van de schokweerstandsklasse 4.2.1.10.2.1. Algemene voorschriften In dit deel worden de eisen betreffende de preventie van lichamelijke letsels beschreven. De vulpanelen en de weerstandsprofielen dienen geval per geval te worden gedimensioneerd in functie van de belastingen, materialen, afmetingen en bevestigingswijzen. Wanneer glasproducten als vulpanelen worden gebruikt, wordt het beglazingstype opgegeven in NBN S 23-002. De hoogte van de borstweringen wordt enkel in aanmerking genomen als ze verticaal zijn of naar binnen hellen en als ze zijn opgebouwd uit sterke materialen zoals metselwerk, beton of gelijkwaardig. Als de borstweringen naar binnen hellen, wordt de hoogte verticaal gemeten.
58
Het schrijnwerk dat tussen -15° en 15° helt ten opzichte van de verticale, wordt gelijkgesteld met verticale constructies. De horizontale projectie van de oversteek mag echter 50 cm niet overschrijden. Als dat het geval is, moet de constructie worden beschouwd als hellend. In de onderstaande afbeeldingen is: - he de hoogte tussen het maaiveld en het onderste niveau van het schrijnwerk, - h de hoogte van de binnenste borstwering van het niveau van de afgewerkte binnenvloer tot het onderste niveau van het schrijnwerk, - ∆ het verschil tussen het maaiveld en het niveau van de afgewerkte binnenvloer. Opmerking i.v.m. schokproeven van buitenaf: Deze proeven zijn van toepassing wanneer de aanzet van het schrijnwerk zich op minder dan 0,90 m (he) van het maaiveld bevindt. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen - de plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek, d.w.z. plaatsen waar een groot en onbepaald aantal personen zich kan ophouden, zoals: trottoirs, aangelegde wegen, speelplaatsen, ingangen van gebouwen die uitgeven op de openbare weg, terrassen, commercieel uitgebate horecaruimten, voor het publiek toegankelijke tuinen en parken, enz. - en de plaatsen die niet direct toegankelijk zijn voor het publiek, d.w.z. plaatsen waar een beperkt en geautoriseerd aantal personen zijn toegestaan, zoals terrassen, niet-commercieel uitgebate ruimten, niet voor het publiek toegankelijke tuinen en parken, interne ingangen tussen gebouwen op hetzelfde terrein, enz.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
4.2.1.10.2.2. Verticale vensters Geval 1: Verticaal gevelvenster (-15°≤ α ≤15°) met een verschil tussen de afgewerkte niveaus ≤ 0,50 m en een borstwering met een hoogte van minder dan 90 cm
∆≤0,5m – h<0,9m
l
he
h
he ∆ ≤ 0,5m.
∆ ≤ 0,5m.
Afbeelding 11 – Vensters – schokken – Geval 1 Geval 2: Verticaal gevelvenster (-15°≤α≤15°) met een verschil tussen de afgewerkte niveaus > 0,50 m en een borstwering met een hoogte van minder dan 90 cm
∆>0,5m – h<0,9m
l
he
∆ > 0,5m.
h
he ∆ > 0,5m.
Afbeelding 12 – Vensters – schokken – Geval 2 Wanneer het schrijnwerk voorzien is van opengaande delen waardoor eventueel een persoon kan vallen, moet de deur- of vensteropening worden uitgerust met een leuning die voldoet aan NBN B02-004 (in voorbereiding). Als het venster slechts over een zodanig beperkte afstand kan worden geopend dat er geen persoon doorheen kan vallen (bv. openingsbegrenzer), dan moeten de schokproeven op het geopende schrijnwerk gebeuren.
59
Geval 3: Verticaal gevelvenster (-15°≤ α ≤15°) met hoogte van borstwering h ≥ 0,90 m of h ≥ 0,80m waarbij H ≥ 1m
h≥0,9m
l
he
h
Afbeelding 13 – Vensters – schokken – Geval 3 Opmerking: de hoogte h kan worden herleid tot h ≥ 0,8m als H ≥ 1m waarbij H = h + 0,5.l. (h, 1 zie afbeelding hierboven). In dit geval zijn de eisen betreffende het glas die van NBN S23-002 § 4.4.2.2.2 geval 3. 4.2.1.10.2.3. Hellende vensters
30°
hellend
= 0,5 m.
15° 15°
α
Afbeelding 14– Venster – schokken – Geval 4
= 0,5 m.
hellend
60
Het hellende schrijnwerk in deze specificaties heeft een hellingshoek α variërend van 15°< α ≤ 30° / -15° < α ≤ -30° ten opzichte van de verticale waarvan de horizontale projectie van de oversteek > 0,50 m bedraagt. Als dat meer dan 30° is, is een speciale studie nodig. De schokweerstandsklassen zijn dezelfde als die van de verticale gevels. Voor de hellende vensters dienen de volgende bijkomende voorschriften te worden nageleefd: Specifieke voorschriften voor hellende vensters: − De sponningen van de hellende vulpanelen moeten minimaal 25 mm diep zijn. Wanneer de glaslatten het eigengewicht van het vulpaneel volledig of gedeeltelijk opvangen (de glaslatten bevinden zich aan de zijde die vooruitspringt boven de zone waarin de activiteiten plaats hebben), dan moeten ze met schroeven worden bevestigd. De schroeven moeten bestand zijn tegen de belastingscombinatie Fd (g,w) (zie bijlage 3 § A.3.4.4: Fd (g,w) = 1,0.gk + 0,92.Ce(z)qref 50jaar .cp) − Enkel vastklikken is niet toegestaan − Op het hellende structureel gelijmd glaswerk (SGG-vensters) zijn de voorschriften van § 4.2.3.2 van toepassing.
30°
α
Kantoren Plaatsen waar veel mensen samenkomen (oppervlakken van de categorieën A, B, D en E uitgezonderd)
B C
Oppervlakken die zich lenen voor de opslag van grote volumes goederen, toegangszones inbegrepen
E
5
5
3
5
5
3
3
3
5
5
3
5
3
2
5
5
2
Buiten (*) niet toegank. voor publiek
5
Buiten (*) Toegankel. vr publiek
∆ ≤ 0,5 m h<0 ,9 m
Geval 1 Buiten (*) Toegankel. vr publiek
5 5 5
5 5 5 5 5 5
Binnen
3 3 5
3 3 5 5 5 3
Binnen
3
3
3
3
3
3
5
2
2
3
5
5
5
4
4
5
3
3
5
5
5
5
5
5
5
5
5
3
3
3
3
3
3
5
2
2
Buiten (*) Buiten (*) nt Toegankel. toegank. vr vr publiek publiek
h≥0,9m
∆>0,5 m h<0,9 m Buiten (*) niet toegank. voor publiek
Geval 3
Geval 2
-
-
5
5
3
3
5
-
-
Binnen
"Buiten" (*) betekent de buitenzijde van het metselwerk dat een schok langs de buitenzijde te verwerken kan krijgen – zie § 4.2.1.10.2.1 Algemene voorschriften – toegankelijk en niet toegankelijk voor het publiek Nota (1): aanbeveling enkel wanneer in de situatie van het project, andere schokken dan deze voorzien in §3.1.4.4 zijn behoorlijk voorspelbaar (bv. Balschokken in een sportzaal, op de speelplaats)
Opslagruimten, bibliotheken inbegrepen.
D1: Detailhandelsruimten, bijvoorbeeld: magazijnen, papierhandels, winkels van kantoormaterialen, enz.
Handelsoppervlakken
D
C3: Plaatsen zonder obstakels voor het personenverkeer, bijvoorbeeld: musea, tentoonstellingszalen, enz. en ingangen van openbare en administratieve gebouwen, hotels, enz. C4: Plaatsen waar fysieke activiteiten mogelijk zijn, zoals discotheken, turnzalen, toneelzalen, enz. C5: Plaatsen waarin het er erg druk aan toe kan gaan, bijvoorbeeld: gebouwen voor openbare vergaderingen, zoals concertzalen, sportzalen met inbegrip van de tribunes, terrassen en toegangszones, enz.
C2: Plaatsen met vaste stoelen, bijvoorbeeld: kerken, theaters en bioscopen, conferentiezalen, amfitheaters, vergaderzalen, wachtzalen, enz.
C1: Plaatsen met tafels, enz, bijvoorbeeld: scholen, cafés, restaurants, feestzalen, leeszalen, receptiezalen, enz.
Vertrekken van woongebouwen en huizen; kamers en zalen van ziekenhuizen; kamers van hotels en tehuizen; keukens en toiletten.
Huishoudelijke en residentiële activiteiten Eengezinswoning en appartement
Specifieke toepassing ENV 1991-2-1
A
Categorie
Tabel 22 – Specificatie van de schokweerstandsklassen van vensters volgens NBN EN 13049
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
61
4.2.1.11. Weerstand tegen herhaald gebruik De bestandheidklasse tegen herhaald openen en sluiten wordt bepaald op basis van de normen: [] 92 - NBN EN 1191:2000 - Ramen en deuren - Bestandheid tegen herhaald openen en sluiten Beproevingsmethode. [] 93 - NBN EN 12400 Ramen en deuren: 2000 - Mechanische duurzaamheid - Eisen en classificatie. Opmerking: NBN EN 12400 geeft enkele indicaties over het gebruikstype in functie van de verkregen duurzaamheidklassen. (+) 17: Vensters: mechanische uithoudingsvermogen: In voorkomend geval vermeldt het bijzonder bestek de bestandheidklasse tegen herhaald openen en sluiten waartegen het schijnwerk bestand moet zijn in functie van de aanbevelingen in de volgende tabel: Tabel 23 – Herhaald gebruik – Aanbevelingen voor de keuze van de klassen voor vensters
62
Klasse NBN EN 12400 0
Aantal cycli
Gebruikstypes
0
-
1
5000
matig – occasioneel gebruik
2
10000
3
20000
STS 52.0 onderhoud
normaal gebruik – eengezinswoning, administratief gebouw, niet rechtstreeks toegankelijk voor het publiek intensief gebruik – rechtstreeks toegankelijk voor het publiek, scholen, gymnastiekzaal
500
Ingeval beperkte onderhoudsbediening of onderhoudsbeweging specifiek of afwijkend van de normale bediening
Omdat de Europese normen geen specifieke voorschriften voorzien voor vensters die enkel voor het onderhoud worden bediend, werd een STS 52.0-klasse ingevoerd, die kan worden opgegeven in het bijzonder bestek. 4.2.1.12. Gedrag tussen 2 klimaten (+) 18: Vensters: gedrag tussen 2 soorten omgevingslucht Wanneer het schrijnwerk heterogeen is, geplaatst wordt in een specifiek klimaat of gevoelig is voor hygrothermische vervorming, vereist het bijzonder bestek de controle van het gedrag van het schrijnwerk in een differentiële omgeving overeenkomstig de beproevingsprocedure van de norm [] 94 - NBN ENV 13420:2000 - Vensters - Gedraging tussen verschillende omgevingslucht - Proef De werkwijze wordt bepaald door het ontwerp van het schrijnwerk (zie hoofdstuk 1 en bijlage A van ENV 13420). Bijlage B beschrijft de ontwerpvoorwaarden waaraan het schrijnwerk moet voldoen om proeven te vermijden.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
4.2.2. Vliesgevels: evaluatiebasis en productbeschrijving De algemene prestaties van de vliesgevels worden bepaald op basis van de productnorm NBN EN 13830. Wat het verloop van de proeven betreft, dient in het kader van deze STS de § 5.2 van NBN EN 13830 te worden nageleefd. De beschrijving van het product "vliesgevel" wordt gekenmerkt door en bevat de volgende gegevens: • een geheel van weerstandsprofielen die onderling verenigbaar zijn, hun assemblage- en afdichtingstechnieken (stijl/regel verbinding , uitzetvoegen en kaderverbinding), • een geheel van bijhorende profielen en toebehoren, • het of de vulpane(e)l(en), • een lucht- en waterafdichtingstechniek o de voorgevormde afdichtingstrips (materiaal en afmetingen), o ontwaterings- en ventilatietechniek van de sponningen (doorsnede van en hartafstand tussen de ontwaterings- en ventilatieopeningen alsook globaal drukevenwicht in de gevel), o aanvullende afdichtingmaatregelen, zoals 2de barrière door membranen, ..... o afdichting van de hoeken van de afdichtingsprofielen, o elk ander afdichtings- of afsluitingssysteem (waterlijst, slabbe, compartimentering, enz.) • hang- en sluitwerk van een welbepaald merk en serie, • een plaatsingstechniek van de vulpanelen, bestaand uit o het opspannen van de vulpanelen en het bijhorende toebehoren (steunblokje) o het afdichten van de vulpanelen met kit of voorgevormde strips (materiaal en afmetingen) • een bewegingsopvangtechniek: uitzettingsvoeg en montagevoeg en hun afdichting. • alle andere componenten: ventilatierooster, enz. 4.2.2.1. Luchtdoorlatendheid, waterdichtheid en sterkte tegen de wind 4.2.2.1.1. Luchtdoorlatendheid De luchtdoorlatendheid van de gevel wordt bepaald overeenkomstig de normen [] 95 - NBN EN 12152: Vliesgevels - Luchtdoorlatendheid - Prestatie-eisen en classificatie en NBN EN 12207 voor de opengaande delen (zie afbeelding 6)
63
Debiet
[m³/h.m²]
Luchtdoorlatendheid
Debiet
[m³/m.h]
3,00
1,00
1,50
0,50
1,20
0,40
0,90
0,30
0,60
Kla
A3 A2 sse lasse Kla K
1 eA ss
s Kla
s
0,20
4 eA
0,30
0,10
0,15
0,05
0,09 10
50
100
150
200
300
450
0,03 600
Druk [Pa]
64
Afbeelding 15 - Luchtdoorlatendheidsklassen bij druk en onderdruk – vast deel 4.2.2.1.2. Weerstand tegen windbelasting De weerstandsklasse tegen windbelasting wordt bepaald op basis van de normen [] 96 - NBN EN 12179:2000 - Gordijnmuren - Weerstand tegen windbelasting Beproevingsmethode. [] 97 - NBN EN 13116:2001 - Gordijnmuren - Weerstand tegen windbelasting – Prestatie-eisen. 4.2.2.1.3. Waterdichtheid De waterdichtheidsklasse wordt bepaald op basis van de normen [] 98 - NBN EN 12155:2000 - Gordijnmuren - Waterdichtheid - Laboratoriumbeproeving onder statische druk [] 99 - NBN EN 12154:2000 - Vliesgevels - Waterdichtheid - Prestatie-eisen en classificatie. De waterdichtheidsgrens bepaalt het prestatieniveau volgens tabel 24:
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Tabel 24 - Waterdichtheidsklasse Proefdruk P max in Pa
Classificatie
150 300 450 600 > 600
R4 R5 R6 R7 RE xxx
4.2.2.1.4. Specificatie van de lucht-, water- en windklasse in functie van de ontwerpvoorwaarden (+) 19: Vliesgevels: prestaties bij blootstelling aan lucht, water en wind Behalve indien anders bepaald in het bijzonder bestek, worden de prestatieniveaus bij blootstelling aan lucht, water en wind bepaald aan de hand van de tabellen 25, 26 en 27, die rekening houden met verschillende invloeds- en gebruiksfactoren (plaatsingshoogte van de gevel vanaf de grond en oneffenheid van het terrein). Wanneer eenvormigheid of een gelijkvormig uitzicht gewenst is, moet het bijzonder bestek het prestatieniveau dat overeenstemt met de bovenste delen van het gebouw voorschrijven voor het hele gebouw. Wat de weerstandsproeven tegen windbelasting in de tabellen 25, 26 en 27 betreft, voorziet NBN EN 13116 proeven bij karakteristieke belasting (ook wel theoretische belasting genoemd) en proeven bij verhoogde belasting. Het bijzonder bestek vermeldt die 2 belastingen. 4.2.2.1.4.1 Bepaling van de karakteristieke (theoretische) windbelasting NBN EN 12179 De karakteristieke belasting die in aanmerking moet worden genomen voor de beproevingsprocedure NBN EN 12179 wordt berekend overeenkomstig de tabel van de bijlage 3 § A 3.2.1 – "Secundaire constructie" – Gebruiksgrenstoestand (GGT): wK=0,90Ce(Z)qref 50jaar.cp
4.2.2.1.4.1 Bepaling van de verhoogde windbelasting NBN EN 12179 De verhoogde belasting die in aanmerking moet worden genomen voor de beproevingsprocedure NBN EN 12179 wordt berekend overeenkomstig ofwel de tabel van de bijlage 3 § A 3.2.1 – "Secundaire constructie" – Bezwijkgrenstoestand (BGT) - in conformiteit met het ontwerp van bijlage (ANB) van de NBN EN 1990: wU=1,15Ce(z)qref 50jaar.cp ofwel - de voorschriften van NBN EN 13830 § 8.3: wU =1,5.wK wU = 1,35Ce(z)qref 50jaar.cp
De waarde van de verhoogde belasting moet door de partijen worden bepaald. De verhoogde belastingsproeven zijn niet facultatief.
65
Tabel 25 – Vliesgevels met enkel vaste delen – Keuze van de klassen – Lucht, water, wind Oneffenheid terrein Vereiste klasse
Stad IV
Bosgebied III
Platteland II
Kust (i) I
0 - 10 meter vanaf het maaiveld
A3 1) 3)
A3 1) 3)
A3 1) 3
A3 3)
Waterdichtheid NBN EN 12154
R4 2)
R4 2)
R5 2)
R6
Weerstand tegen windbelasting NBN EN 13116
wK: STS 52.0 § 4.2.2.1.4.1 - wU:STS 52.0 § 4.2.2.1.4.2
Luchtdoorlatendheid NBN EN 12152
10 - 18 meter vanaf het maaiveld Luchtdoorlatendheid NBN EN 12152 Waterdichtheid NBN EN 12154 Weerstand tegen windbelasting NBN EN 13116
A3 1) 3)
A3 1) 3)
A3 1) 3)
A3 1) 3)
R4 2)
R5 2)
R6 2)
R7
wK: STS 52.0 § 4.2.2.1.4.1 - wU:STS 52.0 § 4.2.2.1.4..2
18 - 25 meter vanaf het maaiveld Luchtdoorlatendheid NBN EN 12152 Waterdichtheid NBN EN 12154
66
Weerstand tegen windbelasting NBN EN 13116
A3 1) 3)
A3 3)
A3 3)
A3 3)
R5 2)
R6
R7
R7
wK: STS 52.0 § 4.2.2.1.4.1 - wU:STS 52.0 § 4.2.2.1.4..2
25 - 50 meter vanaf het maaiveld Luchtdoorlatendheid NBN EN 12152 Waterdichtheid NBN EN 12154 Weerstand tegen windbelasting NBN EN 13116
A3 3)
A3 3)
A4 3)
A4
R6
R7
R7
R7
wK: STS 52.0 § 4.2.2.1.4.1 - wU:STS 52.0 § 4.2.2.1.4..2
50 - 100 meter vanaf het maaiveld Luchtdoorlatendheid NBN EN 12152 Waterdichtheid NBN EN 12154 Weerstand tegen windbelasting NBN EN 13116
A4 3)
A4
A4
A4
R7
AExxx 4)
AExxx 4)
AExxx 4)
wK: STS 52.0 § 4.2.2.1.4.1 - wU:STS 52.0 § 4.2.2.1.4..2
> 100 meter vanaf het maaiveld Luchtdoorlatendheid NBN EN 12152 Waterdichtheid NBN EN 12154 Weerstand tegen windbelasting NBN EN 13116
4) AExxx 4)
wK: STS 52.0 § 4.2.2.1.4.1 - wU:STS 52.0 § 4.2.2.1.4..2
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Opmerkingen in verband met gevels met enkel vaste delen 1. Als een lagere thermische en/of geluidsisolatie is toegestaan, mag het bijzonder bestek het luchtdoorlatendheidsniveau klasse A2 voorschrijven. 2. Voor onbeschermde gevelelementen (ii) mag het bijzonder bestek een proefdruk van 100 Pa meer dan degene die in de tabel hierboven voorschreven is. 3. In lokalen met airconditioning is steeds het luchtdoorlatendheidsniveau klasse A4 vereist. 4. Het bijzonder bestek geeft de maximale druk van de proef op. (i)
Kuststreek: zone die reikt tot 2000 m van de dijk of, bij gebrek aan een dijk, van de lijn van het springtij.
(ii)
Onbeschermde gevel: de gevel is vlak zonder bescherming tegen afvloeiend water of uitgerust met een waterlijst < 5 cm.
67
Tabel 26 – Vliesgevels met enkel opengaande delen – Keuze van de klassen – Lucht, water, wind. Oneffenheid terrein Vereiste klasse
Stad IV
Bosgebied III
Platteland II
Kust (i) I
0 - 10 meter vanaf het maaiveld Luchtdoorlatendheid NBN EN 12207
3 1) 3)
3 1) 3)
3 1) 3
3 3)
Waterdichtheid NBN EN 12154
R4 2)
R4 2)
R5 2)
R6
Weerstand tegen windbelasting NBN EN 13116
wK: STS 52.0 § 4.2.2.1.4.1 - wU:STS 52.0 § 4.2.2.1.4..2
10 - 18 meter vanaf het maaiveld Luchtdoorlatendheid NBN EN 12207
3 1) 3)
3 1) 3)
3 1) 3)
3 1) 3)
Waterdichtheid NBN EN 12154
R4 2)
R5 2)
R6 2)
R7
Weerstand tegen windbelasting NBN EN 13116
wK: STS 52.0 § 4.2.2.1.4.1 - wU:STS 52.0 § 4.2.2.1.4..2
18 - 25 meter vanaf het maaiveld
68
Luchtdoorlatendheid NBN EN 12207
3 1) 3)
3 3)
3 3)
3 3)
Waterdichtheid NBN EN 12154
R5 2)
R6
R7
R7
Weerstand tegen windbelasting NBN EN 13116
wK: STS 52.0 § 4.2.2.1.4.1 - wU:STS 52.0 § 4.2.2.1.4..2
25 - 50 meter vanaf het maaiveld Luchtdoorlatendheid NBN EN 12207
3 3)
3 3)
3 3)
3 3)
Waterdichtheid NBN EN 12154
R6
R7
R7
R7
Weerstand tegen windbelasting NBN EN 13116
wK: STS 52.0 § 4.2.2.1.4.1 - wU:STS 52.0 § 4.2.2.1.4..2
50 - 100 meter vanaf het maaiveld
3 3) R7
Luchtdoorlatendheid NBN EN 12207 Waterdichtheid NBN EN 12154 Weerstand tegen windbelasting NBN EN 13116
4
4
4
AExxx 4)
AExxx 4)
AExxx 4)
wK: STS 52.0 § 4.2.2.1.4.1 - wU:STS 52.0 § 4.2.2.1.4..2
> 100 meter vanaf het maaiveld Luchtdoorlatendheid NBN EN 12207
4)
Waterdichtheid NBN EN 12154 Weerstand tegen windbelasting NBN EN 13116
AExxx 4)
wK: STS 52.0 § 4.2.2.1.4.1 - wU:STS 52.0 § 4.2.2.1.4..2
Opmerkingen over de vliesgevels met enkel opengaande delen 1. Als een lagere thermische en/of geluidsisolatie is toegestaan, mag het bijzonder bestek het luchtdoorlatendheidsniveau klasse 2 voorschrijven. 2. Voor onbeschermde gevelelementen (ii) mag het bijzonder bestek een proefdruk van 100 Pa meer dan degene die in de tabel hierboven voorschreven is. 3. In lokalen met airconditioning is steeds het luchtdoorlatendheidsniveau klasse 4 vereist.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
4. Het bijzonder bestek geeft de maximale druk van de proef op. (i) Kuststreek: zone die reikt tot 2000 m van de dijk of, bij gebrek aan een dijk, van de lijn van het springtij. (ii) Onbeschermde gevel: de gevel is vlak zonder bescherming tegen afvloeiend water of uitgerust met een waterlijst < 5cm. Opmerking: beschermde gevel: het schrijnwerk wordt beschermd door een oversteek zoals L ≥ H/4 in functie van de architectuur; het schrijnwerk ter hoogte van uitspringende hoeken moet eveneens worden beschermd
H L 69
Afbeelding 16 – Beschermde gevel
Tabel 27 – Vliesgevels met vaste en opengaande delen – Keuze van de klassen – Lucht, water, wind. Oneffenheid terrein
Stad IV
Vereiste klasse
Bosgebied III
Platteland II
Kust (i) I
0 - 10 meter vanaf het maaiveld Luchtdoorlatendheid
NBN EN 12152 Waterdichtheid
4)
vaste delen opengaande delen
NBN EN 12154
A3 1) 3)
A3 1) 3)
A3 1) 3
A3 3)
3 1) 3)
3 1) 3)
3 1) 3
3 3)
2)
2)
2)
R6
R4
Weerstand tegen windbelasting NBN EN 13116
R4
R5
wK: STS 52.0 § 4.2.2.1.4.1 - wU:STS 52.0 § 4.2.2.1.4..2
10 - 18 meter vanaf het maaiveld Luchtdoorlatendheid
NBN EN 12152
vaste delen opengaande delen
Waterdichtheid 4) NBN EN 12154 Weerstand tegen windbelasting NBN EN 13116
A3 1) 3)
A3 1) 3)
A3 1) 3)
A3 1) 3)
3 1) 3)
3 1) 3)
3 1) 3)
3 1) 3)
R4 2)
R5 2)
R6 2)
R7
wK: STS 52.0 § 4.2.2.1.4.1 - wU:STS 52.0 § 4.2.2.1.4..2
18 - 25 meter vanaf het maaiveld Luchtdoorlatendheid
NBN EN 12152
70
vaste delen opengaande delen
Waterdichtheid 4) NBN EN 12154 Weerstand tegen windbelasting NBN EN 13116
A3 1) 3)
A3 3)
A3 3)
A3 3)
3 1) 3)
3 3)
3 3)
3 3)
R5 2)
R6
R7
R7
wK: STS 52.0 § 4.2.2.1.4.1 - wU:STS 52.0 § 4.2.2.1.4..2
25 - 50 meter vanaf het maaiveld Luchtdoorlatendheid
NBN EN 12152
vaste delen opengaande delen
Waterdichtheid 4) NBN EN 12154 Weerstand tegen windbelasting NBN EN 13116
A3 3)
A3 3)
A4 3)
A4
3 3)
3 3)
3 3)
3 3)
R6
R7
R7
R7
wK: STS 52.0 § 4.2.2.1.4.1 - wU:STS 52.0 § 4.2.2.1.4..2
50 - 100 meter vanaf het maaiveld Luchtdoorlatendheid
NBN EN 12152 Waterdichtheid
4)
A4 3)
vaste delen opengaande delen
NBN EN 12154
Weerstand tegen windbelasting NBN EN 13116
3)
3 R7
A4
A4
A4
4
4
4
AExxx 4)
AExxx 4)
AExxx 4)
wK: STS 52.0 § 4.2.2.1.4.1 - wU:STS 52.0 § 4.2.2.1.4..2
> 100 meter vanaf het maaiveld Luchtdoorlatendheid NBN EN 12207 Waterdichtheid
4)
NBN EN 12154
Weerstand tegen windbelasting NBN EN 13116
4) Exxx 4)
wK: STS 52.0 § 4.2.2.1.4.1 - wU:STS 52.0 § 4.2.2.1.4..2
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Opmerkingen in verband met gevels met vaste en opengaande delen 1. Als een lagere thermische en/of geluidsisolatie is toegestaan, mag het bijzonder bestek het luchtdoorlatendheidsniveau klasse 2 voor de opengaande delen en A2 voor de vaste delen voorschrijven. 2. Voor onbeschermde gevelelementen (ii) mag het bijzonder bestek een proefdruk van 100 Pa meer dan degene die in de tabel hierboven voorschreven is. 3. In lokalen met airconditioning zijn steeds de luchtdoorlatendheidsniveaus klasse 4 en A4 vereist. 4. Het bijzonder bestek geeft de maximale druk van de proef op. (i) Kuststreek: zone die reikt tot 2000 m van de dijk of, bij gebrek aan een dijk, van de lijn van het springtij. (ii) Onbeschermd gevel: de gevel is vlak zonder bescherming tegen afvloeiend water of met aan de bovenzijde een waterlijst < 5 cm. 4.2.2.2. Bedieningskrachten en verkeerd gebruik Zie § 4.2.1.2 4.2.2.3. Energiebesparing en thermische prestaties Thermische isolatie (+) 20: Vliesgevels: thermische isolatie Het bijzonder bestek vermeldt de warmtedoorgangscoëfficiënt van het schrijnwerk in functie van de voorschriften van de regionale verordeningen. Het kan betere prestaties voorschrijven. Opmerking: Wanneer de voorschriften opgenomen zijn in de officiële nationale, gewestelijke of andere reglementen, zijn ze bindend (= wet). De voorschrijver maakt zijn bestek op op basis van de ontwerpvoorwaarden en de voorschriften. De thermische prestaties van het schrijnwerk kunnen worden bepaald door berekening op basis van norm prEN 13947 "Vliesgevel – Thermische prestaties – Berekening van de warmtedoorgangscoëfficiënt – Vereenvoudigde methode", of door proeven. Opmerking: Op het ogenblik dat deze specificaties werden opgesteld, had het CEN zich negatief uitgelaten over prEN 13947. Men kan zich met kennis van zaken baseren op ofwel de normatieve referenties van § 4.2.1.3 ofwel de volgende normen: [] 100 - NBN EN ISO 10211-1:1996 - Koudebruggen in gebouwen - Warmtestromen en oppervlaktetemperaturen - Deel 1: Algemene berekeningsmethoden (ISO 10211-1:1995) [] 101 - NBN EN ISO 10211-2:2001 - Koudebruggen in gebouwen - Warmtestromen en oppervlaktetemperaturen - Deel 2: Lineaire koudebruggen (ISO 10211-2:2001)
71
Zonnetoetredingsfactor en lichtdoorlaatbaarheid (+) 21: Vliesgevels: zonnetoetredingsfactor en lichtdoorlaatbaarheid Zie § 4.2.1.3 Risico op condensatie (+) 22: Vliesgevels: risico op condensatie: Zie § 4.2.1.3 Opmerking: Er wordt momenteel gewerkt aan een speciale EN-norm voor het buitenschrijnwerk. 4.2.2.4. Akoestische prestaties (+) 23: Vliesgevels: Akoestische prestaties Zie § 4.2.1.4 4.2.2.5. Inbraakwerendheid
72
(+) 24: Vliesgevels: inbraakwerendheid Zie § 4.2.1.5 4.2.2.6. Bestandheid tegen explosies (+) 25: Vliesgevels: weerstand tegen explosies Zie § 4.2.1.6 4.2.2.7. Kogelwerendheid (+) 26: Vliesgevels: kogelwerendheid Zie § 4.2.1.7 4.2.2.8. Gedrag bij brand (+) 27: Vliesgevels: gedrag bij brand Zie § 4.2.1.8
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
4.2.2.9. Gereglementeerde stoffen (+) 28: Vliesgevels: gereglementeerde stoffen Zie § 4.2.1.9 4.2.2.10. Schokweerstand (+) 29: Vliesgevels: schokweerstand In voorkomend geval vermeldt het bijzonder bestek de schokweerstand. 4.2.2.10.1. Prestaties De weerstandsklassen voor schokken van binnen- en buitenaf worden bepaald overeenkomstig de norm [] 102 – NBN EN 14019:2004: Gordijnmuren - Weerstand tegen stootbelasting - Prestatie-eisen Tabel 7 – Classificatie van de schokken Beproevingsklasse Schok van buitenaf E0 E1 E2 E3 E4 E5
Valhoogte (mm) Niet van toepassing 200 300 450 700 950
Beproevingsklasse Schok van binnenuit I0 I1 I2 I3 I4 I5
Valhoogte (mm) Niet van toepassing 200 300 450 700 950
Wanneer voor de vulpanelen wordt gebruikgemaakt van glasproducten, worden de 2 aanvaarde breuktypes voor het criterium α (zie NBN EN 12600 § 4.a of 4.b), zoals bepaald door NBN S23-002 § 4.4.2, niet beschouwd als openingen in het licht van§ 4.1.2, als breuken in het licht van NBN EN 14019 § 4.1.3, of als vervormingen in het licht van NBN EN 14019 § 4.1.5. [] 103 - NBN EN 12600:2003 - Glas voor gebouwen - Slingerproef - Stootbelastingproef en classificatie voor vlakglas Deze beproevingen zijn niet geschikt om het gedrag na te gaan van buitenschrijnwerk dat blootgesteld wordt aan door bewegende mensenmassa veroorzaakte belastingen. 4.2.2.10.2. Specificatie van de schokweerstandsklasse 4.2.2.10.2.1. Algemene voorschriften De constructie-elementen en de vulpanelen dienen geval per geval te worden gedimensioneerd in functie van de belastingen, materialen, afmetingen en bevestigingswijzen. Wanneer voor het vulpaneel glasproducten worden gebruikt, wordt het beglazingstype opgegeven in NBN S 23-002.
73
Er wordt enkel rekening gehouden met tegengevelhoogte H als de tegengevels beantwoorden aan de voorschriften van §2.2.2.11. In dit geval dient schok "4" uit NBN EN 14019 § 5 over borstweringen niet in aanmerking te worden genomen. Het schrijnwerk dat tussen -15° en 15° helt ten opzichte van de verticale, moet worden gelijkgesteld met verticale constructies. De horizontale projectie van de oversteek mag echter de 50 cm niet overschrijden. Als dat het geval is, moet de constructie worden beschouwd als hellend. In de onderstaande afbeeldingen is: - he de hoogte tussen het maaiveld en het onderste niveau van het schrijnwerk, - h de hoogte van de binnenste tegengevel tussen het niveau van de afgewerkte binnenvloer en het bovenste niveau van de tegengevel, - ∆ het verschil tussen het maaiveld en het niveau van de afgewerkte binnenvloer.
74
Opmerking i.v.m. schokproeven van buitenaf: Deze proeven zijn enkel van toepassing wanneer de aanzet van de gevel zich op minder dan 0,90 m (he) van het maaiveld bevindt. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen - de plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek, d.w.z. plaatsen waar een groot en onbepaald aantal personen zich kan ophouden, zoals: trottoirs, aangelegde wegen, speelplaatsen, ingangen van gebouwen die uitgeven op de openbare weg, terrassen, commercieel uitgebate horecaruimten, voor het publiek toegankelijke tuinen en parken, enz. - en de plaatsen die niet toegankelijk zijn voor het publiek, d.w.z. plaatsen waar een beperkt en geautoriseerd aantal personen zijn toegestaan, zoals: terrassen, niet-commercieel uitgebate ruimten, niet voor het publiek toegankelijke tuinen en parken, interne ingangen tussen gebouwen op hetzelfde terrein, enz. 4.2.2.10.2.2. Verticale vliesgevels De onderstaande schema's tonen het principe van de gevels met stijlen en regels. Het geldt echter ook voor de andere geveltypes, zie § 2.2.3.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Geval 1: Verticale gevels (-15°≤ α ≤15°) met niveauverschil ∆ ≤ 0,50 m en tegengevelhoogte h < 0,90 m
∆≤0,5m – h<0,9m
h
Tegengevel
he
h
he
∆≤0,5m.
∆≤0,5m.
Afbeelding 17 – Gevels – Schokken – Geval 1 Geval 2: Verticale gevels (-15° ≤ α ≤ 15°) met niveauverschil ∆ > 0,50 m en tegengevelhoogte h < 0,9m
∆>0,5m – h<0,9m
Tegengevel
∆ > 0,5m.
he
h ∆>0,5m.
Afbeelding 18 – Gevels – Schokken – Geval 2 Wanneer de gevels voorzien zijn van opengaande delen waardoor eventueel een persoon kan vallen, moet de deur- of vensteropening worden uitgerust met een leuning die voldoet aan NBN B02-004 (in voorbereiding). Als het venster slechts over een zodanig beperkte afstand kan worden geopend dat er geen persoon doorheen kan vallen (bv. openingsbegrenzer), dan moeten de schokproeven op het geopende schrijnwerk gebeuren.
75
Geval 3: Verticale gevels (-15° ≤ α ≤ 15°) met tegengevelhoogte h ≥ 0,9
h≥0,9m l he
h
Afbeelding 19 – Gevels – Schokken – Geval 3 Opmerking: de hoogte h kan worden herleid tot h ≥ 0,8 m als H ≥ 1m waarbij H= h+0,5.l. In dit geval gelden de eisen betreffende de beglazing volgens NBN S23-002 § 4.4.2.2.2 geval 3. 4.2.2.10.2.3. Hellende gevels
76
Het hellende schrijnwerk in deze specificaties heeft een hellingshoek α variërend van 15° < α ≤ 30° / -15° < α ≤ -30° ten opzichte van de verticale waarvan de horizontale projectie van de oversteek > 0,50 m bedraagt. Als deze hoek meer dan 30° bedraagt is, is een special studie nodig. De schokweerstandsklassen zijn dezelfde als die van de verticale gevels. Voor de hellende gevels dienen de volgende bijkomende voorschriften te worden nageleefd: Specifieke voorschriften voor hellende gevels: − De sponningen van de hellende vulpanelen moeten minimaal 25 mm diep zijn. − Wanneer de aandruklijsten het eigengewicht van het vulpaneel volledig of gedeeltelijk opvangen (de aandruklijsten bevinden zich aan de zijde die vooruitspringt boven de zone waarin de activiteiten plaats hebben), dan moeten ze steeds met schroeven worden bevestigd. De bevestiging moet bestand zijn tegen de belastingscombinatie Fd (g,w) (zie bijlage 3 § A.3.4.4: Fd (g,w) = 1,0.gk + 0,92.Ce(z)qref 50jaar .cp) − Enkel vastklikken is niet toegestaan − Op de hellende SGG-gevels zijn de voorschriften van § 4.2.3.2 van toepassing.
30°
hellend
= 0,5 m.
= 0,5 m.
hellend
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
15° 15°
α
30°
α
Afbeelding 20 – Hellende gevels
77
Kantoren Plaatsen waar veel mensen samenkomen (oppervlakken van de categorieën A, B, D en E uitgezonderd)
B C
Oppervlakken die zich lenen voor de opslag van grote volumes goederen, toegangszones inbegrepen
E
E2 E5
E5 E5
E3
E5
E5
E3
E3
E3
E5
E5
E3
E5
E3
E2
E5
E5
Buiten (*) niet toegank. voor publiek
I3
I5
I5
I5
I3
I3
I5
I3
I3
Binnen
E5
E5
E5
E5
E5
E5
E5
E5
E5
Buiten (*) Toegankel. vr publiek
E3
E3
E3
E3
E3
E3
E5
E2
E2
Buiten Toegankel. vr publiek
∆>0,5 m h<0,9 m
∆≤0,5 m h<0,9 m Buiten (*) Toegankel. vr publiek
Geval 2
Geval 1
I3
I5
I5
I5
I4
I4
I5
I3
I3
Binnen
E5
E5
E5
E5
E5
E5
E5
E5
E5
Buiten (*) Toegankel. vr publiek
E3
E3
E3
E3
E3
E3
E5
E2
E2
Buiten (*) niet toegank. voor publiek
h≥0,9 m
Geval 3
-
-
I5
I5
I3
I3
I5
-
-
Binnen
"Buiten" (*) betekent de buitenzijde van het gebouw – zie § 4.2.2.10.2.1 Algemene voorschriften – toegankelijk en niet toegankelijk voor het publiek Nota (1): aanbeveling enkel wanneer in de situatie van het project, andere schokken dan deze voorzien in §3.1.4.4 zijn behoorlijk voorspelbaar (bv. Balschokken in een sportzaal, op de speelplaats)
Opslagruimten, bibliotheken inbegrepen.
D1: Detailhandelsruimten, bijvoorbeeld: magazijnen, papierhandel, winkels van kantoormaterialen, enz.
Handelsoppervlakken
D
C3: Plaatsen zonder obstakels voor het personenverkeer, bijvoorbeeld: musea, tentoonstellingszalen, enz. en ingangen van openbare en administratieve gebouwen, hotels, enz. C4: Plaatsen waar fysieke activiteiten mogelijk zijn, zoals discotheken, turnzalen, toneelzalen, enz. C5: Plaatsen waarin het erg druk eraan toe kan gaan, bijvoorbeeld: gebouwen voor openbare vergaderingen, zoals concertzalen, sportzalen met inbegrip van de tribunes, terrassen en toegangszones, enz.
C2: Plaatsen met vaste stoelen, bijvoorbeeld: kerken, theaters en bioscopen, conferentiezalen, amfitheaters, vergaderzalen, wachtzalen, enz.
C1: Plaatsen met tafels, enz, bijvoorbeeld: scholen, cafés, restaurants, feestzalen, leeszalen, receptiezalen, enz.
Vertrekken van woongebouwen en huizen; kamers en zalen van ziekenhuizen; kamers van hotels en tehuizen; keukens en toiletten.
Huishoudelijke en residentiële activiteiten Eengezinswoning en appartement
Specifieke toepassing ENV 1991-2-1
A
Categorie
Tabel 29 – Specificatie van de schokweerstandsklassen van gevels volgens NBN EN 14019:2004
78
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
4.2.2.11. Weerstand tegen herhaald gebruik (+) 30: Vliesgevels: herhaald gebruik Zie § 4.2.1.11 4.2.2.12. Gedrag tussen 2 soorten klimaten (+) 31: Vliesgevels: gedrag tussen 2 soorten klimaten. Wanneer de gevel heterogeen is of wordt geplaatst in een specifiek klimaat, vereist het bijzonder bestek de controle van het gedrag van het schrijnwerk in een differentieel klimaat op een prototype representatief voor de vliesgevel overeenkomstig de beproevingsprocedure van de norm NBN ENV 13420 Vensters - Gedraging tussen verschillende omgevingslucht - Proef De werkwijze wordt bepaald door het ontwerp van het schrijnwerk (zie hoofdstuk 1 en bijlage A van ENV 13420). Bijlage B beschrijft de ontwerpvoorwaarden waaraan het schrijnwerk moet voldoen om proeven te vermijden. De proef wordt uitgevoerd op een representatieve overspanning of op een vliesgevelelement als het bijzonder bestek dit uitdrukkelijk voorschrijft. Als het bijzonder bestek geen representatieve overspanning voorschrijft, dient men zich in de mate van het mogelijke te houden aan de volgende voorschriften: -
voor een gevel met stijlen en regels of met borstweringen: ten minste twee modules in de breedte en twee modules in de hoogte. voor een modulaire gevel: ten minste 2 modules in de breedte en 2 modules in de hoogte. het proefelement dient ten minste één uitzettingsvoeg van elk type te bevatten.
4.2.3. Structureel gelijmd glaswerkkit (SGG) 4.2.3.1. Prestaties van SGG De lezer wordt voor de structureel gelijmde glaswerkkits verwezen naar ETAG 002 SSGS (European technical approval guideline on structural sealant glazing kits). Wat de functionele prestaties van de SGG-kits betreft - luchtdoorlatendheid, - waterdichtheid, - weerstand tegen windbelasting, - duurzaamheid van de opengaande delen (openen/sluiten-cyclus), - schokweerstand, - thermische prestaties, - akoestische prestaties, verwijst ETAG 002 naar de EN-normen over de gevels of vensters in functie van het type constructie waarin SGG-kits zijn verwerkt. Dit houdt in dat de paragrafen van hoofdstuk 4 voor het bepalen van die prestaties en voor het kiezen van de klassen die daarop betrekking hebben, van toepassing zijn op de SGG-kits. Voor de overige prestaties van de SGG-kits, d.w.z. - de aanhechting en de duurzaamheid van de SGG-lijmkit en de metalen en glazen onderlagen, - de bepaling van de prestaties van de mechanische toebehoren,
79
- de fysische en mechanische eigenschappen van de lijmkits, - de kenmerken van de metalen en glazen hechtingsonderlagen die zich lenen voor SGG's, - de identificatie en de verenigbaarheid van de samenstellende materialen, - de SGG-kit, is de ETAG 002 van toepassing 4.2.3.2. Aanvullende voorschriften betreffende de veiligheidstoebehoren De stabiliteit van de SGG-gevels hangt voornamelijk af van de oorspronkelijke kwaliteit en het behoud in de tijd van de mechanische weerstandskenmerken van de lijmkits en van hun hechtingsvermogen op de onderlagen in de veronderstelling dat alle criteria aangaande de dimensionering en de fabricage werden nageleefd. De controle van de geschiktheid van de SGG-lijmkit wordt bepaald door de Europese technische goedkeuring (ETA); de certificering van het product gebeurt in het kader van de CE-markering overeenkomstig ETAG 002 (European technical approval guideline). De tijdens de verlijming na te leven specificaties worden vermeld in de Europese technische goedkeuringen (ETA).
80
Rekening houdend met het specifieke karakter van dit type gevels, dienen de volgende bepalingen in aanmerking te worden genomen: • Meervoudige isolerende beglazingen moeten altijd worden ondersteund, ongeacht de plaatsingshoogte; dit dient als volgt te gebeuren elk blad van de beglazing dient over ten minste 0,5 x de dikte van het glas + 1 mm te worden ondersteund • Al de volledige of gedeeltelijke overhangende of boven een toegang van een gebouw geplaatste beglazingen dienen uitgerust te zijn met toebehoren die het eigengewicht van de beglazing en de windbelasting opvangen. • vanaf een hoogte van 5m ten opzichte van de grond moeten de SGG-kits worden uitgerust met toebehoren die het eigengewicht van de beglazing opvangen; de evaluatie ervan gebeurt volgens § 5.1.4.3.1 van ETAG 002 Het eigengewicht van de beglazing wordt opgevangen over een beglazingsdikte van minimaal 3mm en rekening houdend met de volgende regels: o enkel glas: 0,5 x de dikte van het glas + 1 mm o meervoudige isolerende beglazing: zie het eerste punt hierboven o gelaagd glas: de ene van de 2 ruiten van het gelaagd glas wordt ondersteund over haar volledige dikte, de andere over de helft van haar dikte. Opmerking: voor de steunblokjes gelden dezelfde regels in verband met de dikte. • vanaf een hoogte van 10m ten opzichte van de grond kunnen de SGG-kits bovendien worden uitgerust met toebehoren die windbelasting op de beglazing opvangen; de evaluatie ervan gebeurt volgens § 5.1.4.3.3 van ETAG 002. • wanneer de verlijmingen van de SGG zijn blootgesteld aan een blijvende trekbelasting, moeten de gevels worden uitgerust met toebehoren die de verschillende componenten van het eigengewicht van de vulpanelen opvangen, ongeacht de hellingshoek of de plaatsingshoogte. De toebehoren moeten bestand zijn tegen de belastingscombinatie Fd (g,w) (zie bijlage 3 § A.3.4.4: Fd (g,w) = 1,0.gk + 0,92.Ce(z)qref 50jaar .cp) • de SGG-verlijmingen zijn niet bedoeld om een blijvende hoge druk op te vangen. Wanneer de door de fabrikant van de SGG-lijm opgegeven maximale blijvende belastingdruk wordt overschreden, dient een aangepast opspanningssysteem te worden voorzien om de verschillende belastingcomponenten van het eigengewicht van het glas en de sneeuw over te dragen op het verlijmingkader.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Deze veiligheidstoebehoren mogen van eender welke vorm, type of techniek zijn. Ze mogen oorspronkelijk geplaatst zijn en een permanent karakter hebben (bv. mechanische hoekbevestigingen zoals pastilles). Ingeval de veiligheidstoebehoren niet uitdrukkelijk verplicht zijn, kunnen ze worden voorzien tijdens de studie en ontwerp van het project en worden toevertrouwd aan de onderhoudsverantwoordelijken van het gebouw, zodat men ze kan plaatsen zodra er zich problemen voordoen. 4.2.3.3. Aanvullende voorschriften betreffende de thermische behandeling van glasproducten •
Zie NBN S23-002 en in het bijzonder § 4.4.2.2.4
4.2.3.4. Verlijming ter plaatse De verlijming in situ is niet gereglementeerd. Als de omstandigheden op de bouwplaats dit opleggen, gelden dezelfde voorwaarden als voor de verlijming in de werkplaats.
81
5. Berekeningsnota's (+) 32: Berekeningsnota’s De berekeningsnota’s zijn opgemaakt en geleverd door de constructeur wanner dit in het bijzonder lastenboek voorgeschreven is. De omvang van de belastingen en de criteria van de grenstoestand die in aanmerking moeten worden genomen bij de dimensionering van het buitenschrijnwerk, zijn opgenomen in bijlage 3. 5.1. Hypotheses betreffende het schrijnwerk en de elementen van het schrijnwerk De gevels waarop deze STS 52.0 van toepassing zijn, hebben een hellingshoek van α ≤ 30° ten opzichte van de verticale.
α
30°30°
82
Afbeelding 21 – Uiterste hellingshoeken van gevels In het kader van de hierna doorgelichte belastingen is het aangeraden om bij de functionele proeven een berekeningsnota toe te voegen wanneer de weerstandsprofielen van het schrijnwerk: • 1,75 m of langer zijn tussen de bevestigingen in de constructie van het gebouw of • de totale belasting die erop wordt uitgeoefend tussen de verankeringen in de constructie van het gebouw groter is dan 800 N in een richting in de gebruiksgrenstoestand (GGT). Wanneer er sprake is van een combinatie van specifieke interventies die in aanmerking moeten worden genomen, kan een dimensionering aangewezen zijn ingeval van kortere afstanden tussen de bevestigingen of van minder zware belastingen. De in aanmerking te nemen berekeningslengten zijn de lengten tussen de aslijnen van de profielen. Wanneer de vulpanelen niet van glas zijn, mag men hun inherente stijfheid in aanmerking nemen als de fabrikant dit toestaat en als het mechanische gedrag ervan gekend is. Wanneer het schrijnwerk gekleurd is, vooral wanneer de kleur een hoog energieabsorberend vermogen heeft en het binnen- en buitenschrijnwerk van kleur verschilt, kan het nodig zijn de vervorming onder temperatuurgradiënt na te gaan (kromtrekking van de profielen ten gevolge van het temperatuurverschil tussen het binnen- en buitenoppervlak van een profiel, ook wel 'bimetaaleffect' genoemd). De controle houdt rekening met: • de kleur van het profiel en dus de energieabsorptiecoëfficiënt van het oppervlak, • de warmte-uitzettingscoëfficiënt van het materiaal van het profiel, • de vrije lengte (tussen de verankeringen in een constructie-element) van het profiel,
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
• de verwachte oppervlaktetemperaturen binnen en buiten. In sommige gevallen moet deze temperatuurbelasting worden gecombineerd met andere factoren. Deze controle dient de door deze specificaties voorgeschreven controles aan te vullen. Deze specificaties omschrijven deze controle niet. (+) 33: Vervormingen onder temperatuursgradiënt Het bijzonder bestek vermeldt of de vervormingen onder temperatuursgradiënt moeten worden gecontroleerd, wie deze controle voor zijn rekening neemt, en de controle richtlijnen. 5.2. Hypotheses in verband met de belastingen en hun combinaties De Eurocodes voorzien 2 te controleren grenstoestanden in functie van de belastingen en combinaties van belastingen. Deze STS 52.0 beperken zich tot de meest voorkomende gevallen, d.w.z. dat ze indien nodig rekening houden met de belastingen uitgeoefend door het eigengewicht en/of de wind en door de combinatie van beide. Wat de combinatie van de belastingen in de gebruiksgrenstoestand (GGT) betreft, is de frequente combinatie van toepassing. Wat de combinatie van de belastingen in de bezwijkgrenstoestand (BGT) betreft, is de karakteristieke combinatie van toepassing. Er hoeft geen rekening te worden gehouden met de sneeuwbelasting als de hellingshoek α van de constructie kleiner dan of gelijk is aan 30° ten opzichte van de verticale en ze niet beschikt over toebehoren die de sneeuw tegenhouden. Wat de veiligheidsschokken op de gevels betreft, wordt de belasting niet bepaald voor de berekeningen maar wordt ze proefondervindelijk gecontroleerd. (zie § 3.1.4.5, 4.2.1.10, 4.2.2.10) De belastingen door het duwen van personnen die zich niet in schokken maar veeleer in drukken vertalen, tijdens manifestaties van welke aard ook, moeten worden onderworpen aan een specifiek onderzoek, gebaseerd op berekeningen overeenkomstig de Eurocodes en/of op proeven, overeen te komen tussen de partijen. In voorkomend geval dienen de tijdelijke of blijvende opgelegde belastingen (Qk, qk) geval per geval in het bijzonder bestek te worden bepaald overeenkomstig de normen, Eurocodes of andere geldende documenten. De buitengewone belastingen (belastingen die bijvoorbeeld worden veroorzaakt door de inslag van een voertuig, door ontploffingen (gas e.d.)) dienen in voorkomend geval in aanmerking te worden genomen overeenkomstig de geldende voorschriften van ENV 1991-2-7 betreffende de buitengewone belastingen alsmede de combinaties van belastingen die erop betrekking hebben. Deze STS houden geen rekening met deze belastingen die, wanneer dat nodig blijkt, bovenop de door deze STS voorgeschreven rechtvaardigingen moeten worden bepaald.
83
(+) 34: Vensters en vliesgevels: bijkomende belastingen op de gevel Het bijzonder bestek vermeldt of de stabiliteit onder de inwerking van bewegende mensenmassa's, buitengewone belastingen en opgelegde belastingen moet worden gecontroleerd door middel van berekening of beproeving, wie deze controle voor zijn rekening neemt, en de controle richtlijnen. Er dient een toelichtingnota, gebaseerd op berekeningen of beproevingen van de verbindingen tussen stijl en dwarsregel, te worden opgesteld wanneer de som van de verticale belastingen op een dwarsregel hoger is dan 800 N. Wanneer er twijfel bestaat over het draagvermogen of over de verbindingstechniek, kan er eventueel een controle voor minder hoge belastingen nodig zijn. 5.3. Controle van de grenstoestanden 5.3.1. Het geval van vensters De vensterprofielen moeten alleen maar berekend worden in de gebruiksgrenstoestand (GGT) met een doorbuigingcriterium van 1/225ste. Als het buitenschrijnwerk een oppervlak groter dan 10 m² heeft, moeten de weerstandprofielen van de schrijnwerkgehelen of de samengestelde vensters (meestal de stijlen, de dwarsstijlen, de koppelingsprofielen) waarvan een vrije maat meer dan 2,00 m tussen verankeringen bedraagt, op het vlak van berekening beschouwd worden als vliesgevelstructuren (zie § 5.3.2). Zie bijlage 3 voor meer informatie .
84
5.3.2. Het geval van Vliesgevels De vliesgevelstructuren moeten in de gebruiksgrenstoestand (GGT) en in de bezwijkgrenstoestand (BGT) berekend worden. De criteria voor de gebruiksgrenstoestand voor de wind en het eigen gewicht zijn conform aan NBN EN 13830. Zie bijlage 3 voor meer informatie. 5.3.3. Het geval van vulpanelen De belastingen en de criteria waarmee rekening moet gehouden worden zijn in de volgende tabellen vermeld. De beglaasde vulpanelen zijn alleen maar in de bezwijkgrenstoestand berekend. Voor de andere vulpanelen, zie de bijzondere voorschriften voor de producten of materialen 5.3.4. Criteria van de grenstoestanden De criteria van de in bijlage 3 vermelde grenstoestanden gelden voor het merendeel van de gevallen. Voor bepaald specifiek schrijnwerk kunnen de criteria in verband met de grenstoestand evenwel worden verstrengd opdat ze zouden voldoen aan de volgende voorwaarden: Voor de dwarsregels of stijlen van de constructie waaraan vulpanelen (ruiten, panelen, kaders) zijn bevestigd, is de toegelaten doorbuiging tevens in zodanige mate beperkt dat - ze de bediening van de opengaande delen niet hinderen; - ze de vulpanelen niet beschadigen waarop de dwarsregels eventueel zijn bevestigd. Als dat het geval is, moeten de vulpanelen op een zodanige wijze worden opgevat dat ze de belastingen op een betrouwbare en duurzame wijze opvangen. De dwarsregels of de stijlen van de constructie waarop de opengaande delen (ruiten, panelen, kaders) zijn bevestigd, moeten over een zodanige stijfheid beschikken dat de normale bediening van de opengaande delen geen ongewenste dynamische neveneffecten veroorzaken (trillingen, buitensporige vervormingen).
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
5.4. Referentiedocumenten De bijlage 3 is opgesteld op basis van de onderstaande referentiedocumenten. Opmerking: sommige begrippen zijn overgenomen in de prEN die de ENV vervangen. [] 104 - NBN EN 1990:2002 – Eurocode: Grondslag voor constructief ontwerp [] 105 - NBN ENV 1991-1:2002 - Eurocode 1 - Grondslag voor ontwerp en belastingen op draagsystemen - Deel 1 Grondslag voor ontwerp samen met Belgische toepassingsrichtlijn (gehomologeerde versie + NAD) [] 106 - NBN EN 1991-1-1:2002 - Eurocode 1 - Belastingen op constructies - Deel 1-1: Algemene belastingen - Dichtheden, eigengewicht en opgelegde belastingen voor gebouwen [] 107 - NBN EN 1991-1-3:2003 - Eurocode 1 - Belastingen op constructies - Deel 1-3: Algemene belastingen - Sneeuwbelastingen [] 108 - NBN ENV 1991-2-1:2002 - Eurocode 1 - Grondslag voor ontwerp en belasting op draagsystemen - Deel 2-1: Belasting op draagsystemen - Dichtheden, eigengewicht en opgelegde belastingen samen met Belgische toepassingsrichtlijn (gehomologeerde versie + NAD) [] 109 - NBN ENV 1991-2-3:2002 - Eurocode 1 - Grondslag voor ontwerp en belasting op draagsystemen - Deel 2-3: Belasting op draagsystemen - Sneeuwbelasting samen met Belgische toepassingsrichtlijn (gehomologeerde versie + NAD) [] 110 - NBN ENV 1991-2-4:2002 - Eurocode 1 - Grondslag voor ontwerp en belasting op draagsystemen - Deel 2-4: Belasting op draagsystemen - Windbelasting samen met Belgische toepassingsrichtlijn (gehomologeerde versie + NAD) [] 111 - NBN ENV 1993-1-1:2002 - Eurocode 3: Ontwerp van stalen draagsystemen - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen samen met Belgische toepassingsrichtlijn (gehomologeerde versie + NAD) [] 112 - NBN ENV 1993-1-3:1997 - Eurocode 3: Ontwerp van stalen draagsystemen - Deel 1-3: Algemene regels - Aanvullende regels voor koudgevormde dunwandige profielen en platen [] 113 - NBN ENV 1993-1-3 NAD:2000 - Eurocode 3: Ontwerp van stalen draagsystemen - Deel 1-3: Algemene regels - Aanvullende regels voor koudgevormde dunwandige profielen en platen [] 114 - NBN ENV 1995-1-1:1995 - Eurocode 5: Ontwerp van houten draagsystemen - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen [] 115 - NBN ENV 1999-1-1:1998 - Eurocode 9: Ontwerp en berekening van aluminiumconstructies - Deel 1-1: Algemene regels - Algemene regels en regels voor gebouwen [] 116 - NBN B 03-003:2003 - Vervormingen van draagsystemen - Vervormingsgrenswaarden Gebouwen
85
6. Ontwerp van het schrijnwerk 6.1. Algemene voorschriften voor vensters en gevels 6.1.1. Vervanging van de componenten Het schrijnwerk is zodanig opgevat dat de vulpanelen (d.w.z. de volle delen, de doorzichtige of doorschijnende delen, de vaste delen en de opengaande delen), de tegengevelelementen, de borstweringen, het beslag, en de diverse dichtingen in het algemeen gemakkelijk te vervangen zijn zonder dat de belendende elementen daartoe moeten worden gedemonteerd en dat het reinigen van de buitenkant van de beglaasde en niet beglaasde delen bij normale weersomstandigheden over het gehele oppervlak kan gebeuren, hetzij van binnenuit, hetzij van buitenaf, met gebruikmaking van haaktoebehoren of van toestellen die speciaal daartoe zijn voorzien, zoals ringen, gondels, wagentjes, enz. 6.1.2. Verbindingen Alle verbindingen (hoekverbindingen, verbindingen bij samengestelde vensters, enz.) moeten voldoen aan de volgende voorschriften: - ze moeten gesloten zijn, - ze moeten zonder beschadiging of blijvende vervorming weerstaan aan de belasting van de beglazing, vermeerdert met de tijdelijke overlast ten gevolge van een verkeerd gebruik en met de invloed van de functionele belastingen.
86
6.1.3. Haaksheid van de opengaande vleugels De lengteverschillen van de diagonalen, gemeten onderin de sponningen, mogen niet meer bedragen dan 2 mm, verhoogd met 0,5 mm per aanvullende meter diagonaallengte. Het maximale verschil bedraagt 3 mm. 6.1.4. Toelaatbare afwijkingen De toegelaten afwijkingen op de breedte en de hoogte van de opengaande vleugels, gemeten onderin de beglazingssponningen, bedragen ± 1 mm, verhoogt met 0,5 mm per aanvullende meter breedte of hoogte. Met andere woorden als I max en I min de maximale en de minimale waarden van de hoogten en de breedten voorstelt, gemeten in mm, dan moet I max – I min < 2 + 0,5 (mm). 6.1.5. Dichtingen (bijkomende afdichtingsprofielen) (zie ook § 4.1.4) De dichtingen (strips) zijn gemakkelijk vervangbaar. 6.1.6. Hang- en sluitwerk (zie ook § 4.1.2) Alle hang-, sluit- en overbrengingsorganen moeten gemakkelijk kunnen werken. Het materiaal is aangepast aan hun functie en is verenigbaar met het werk en/of doeltreffend beschermd. Ze moeten gemakkelijk vervangbaar zijn.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
(+) 35: Vensters en gevels: opstelling van de sluitorganen De sluitorganen moeten zó opgesteld zijn dat ze door één enkele persoon kunnen worden bediend. Het bijzonder bestek vermeldt de aard van het materiaal en het uiterlijk ervan. 6.1.7. Condensatiewater (zie ook § 4.2.1.3.3) Indien er gevaar is voor condensatie omwille van de aard van de gebruikte materialen, worden de vensters voorzien van condensatiegootjes op alle plaatsen die noodzakelijk zijn om te beletten dat het water in contact komt met delen van de bouw die niet voorzien zijn om nat te worden. (+) 36: Vensters en gevels: speciale maatregelen Het bijzonder bestek vermeldt speciale maatregelen indien die noodzakelijk zijn, zoals de afvoer naar buiten van condensatiewater, bijvoorbeeld in het geval van lokalen met hevige of langdurige waterdampontwikkeling of bij het gebruik van vensters met enkel glas. Merk op dat afvoersystemen van condensatiewater in het algemeen een negatieve invloed hebben op de prestaties van het venster in verband met de luchtdoorlaatbaarheid en de waterdichtheid. 6.2. Vensters 6.2.1. Dimensionering van de beglazing (+) 37: Vensters: dimensionering van de beglazing Als het bijzonder bestek geen bijzondere specificaties voorziet, moet de beglazing worden gedimensioneerd overeenkomstig NBN S23-002. De in aanmerking te nemen belastingen en criteria zijn vermeld in bijlage 3 van deze specificaties. 6.2.2. Plaatsing van de beglazing (+) 38: Vensters: plaatsing van de beglazing Als het bijzonder bestek geen bijzondere specificaties voorziet, moet de beglazing worden geplaatst overeenkomstig de aanbevelingen van de TV 221 van het WTCB. TV 221:2001 - Plaatsing van glas in sponningen Voor de SGG-kits wordt de lezer verwezen naar § 4.2.3 van de onderhavige specificaties. Opmerking: TV 221 vermeldt tevens alle eisen in verband met de sponningen (omtrekspeling voor de afdichting van de beglazing, drainering, enz.) 6.2.3. Plaatsing van het schrijnwerk (+) 39: Vensters: plaatsing van het schrijnwerk Als het bijzonder bestek geen bijzondere specificaties voorziet, moeten de vensters worden geplaatst overeenkomstig de TV 188 van het WTCB. [] 117 - TV 188:1993 – Plaatsen van buitenschrijnwerk. Ingeval van aluminium vensters met thermische isolator, mag de isolatiestrip niet worden overbrugd door middel van een thermisch geleidend materiaal (bv. de vensterdorpel).
87
(+) 40: Vensters: bevestiging en aansluiting Behalve indien anders bepaald in het bijzonder bestek, gebeurt de bevestiging en de aansluiting zoals hierna wordt beschreven: 6.2.3.1. Bevestiging •
Wanneer de vensters en de vensterdeuren worden bevestigd met stalen elementen zoals doken, bouten, schroeven of eender welk ander systeem, moeten die elementen verzinkt zijn naar rato van 275 g/m². De bevestigingselementen zijn voldoende in aantal om zonder blijvende vervorming te weerstaan aan een normale winddruk volgens de NBN ENV 1991-113 en het nationaal toepassingsdocument (NAD National Application Document) dat erop betrekking heeft, en elke andere eventuele belasting. Zie hoofdstuk 5 en bijlage 3
•
Ze houden rekening met de eventuele noodzaak om een vrije thermische uitzetting mogelijk te maken.
•
Ze zijn bevestigd: - aan de stijlen van het vaste kader: op ongeveer 20 cm afstand van elke hoek en met een tussenafstand van maximaal 100 cm voor houten ramen, maximaal 75 cm voor metalen ramen, maximaal 60 cm voor vensters van PVC. - aan de bovenregel van het vaste kader en, in zoverre er geen rolluikkast of een uitwendig zonnescherm voorhanden is, op de aangewezen plaatsen om vervorming van het element te vermijden - aan de onderregel van het vaste kader op de aangewezen plaatsen om vervorming van het element te vermijden. - het venster of de vensterdeur wordt op een zodanige wijze bevestigd dat er een afdichting kan worden aangebracht tussen het schrijnwerk en de ruwbouw.
88
De fabrikant mag afwijken van deze waarden als hij door berekeningen of proeven het gekozen aantal bevestigingen kan rechtvaardigen. (+) 41: Vensters: binnenafwerking Het bijzonder bestek geeft de eventuele binnenafwerking op. 6.3. Vliesgevels 6.3.1. Instorting Het totaalontwerp van de vliesgevel dient een zodanig mechanisch stabiel systeem te vormen dat de vliesgevel niet kan instorten bij een toevallige breuk van zijn elementen. De schade die door schokken wordt toegebracht aan de vliesgevel, moet beperkt blijven tot het deel waarop de schok wordt uitgeoefend en mag niet leiden tot de instorting van de gevel. De belendende delen mogen schade oplopen mits het leven van de gebruikers er niet door in gevaar wordt gebracht. 3
Op het ogenblik dat deze specificaties werden opgesteld, werd de NBN ENV 1991-1-1 omgezet in de NBN EN 1991-1-4. De NBN EN 1991-1-4 en de nationale bijlage die erop betrekking heeft, gelden als referentiedocumenten vanaf hun verschijning.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
6.3.2. Hygrothermisch gedrag van de vulpanelen (+) 42: Vliesgevels: vulpaneel Bij de opstelling van het bijzonder bestek wordt rekening gehouden met het volgende: In het onderzoek van het risico op inwendige condensatie van de vulpanelen moet er een onderscheid worden gemaakt tussen de monolithische elementen, "sandwichelementen" genoemd, en de elementen met een spouw die al dan niet wordt geventileerd met buitenlucht. 6.3.2.1. "Sandwichpanelen" De "sandwichpanelen" moeten op een zodanige wijze ontworpen en uitgevoerd zijn dat ze luchten dampdicht zijn en geen koudebrug bevatten. Het aan de warme zijde van het isolatiemateriaal aangebrachte dampscherm neemt tegelijkertijd de lucht- en de dampafdichting voor zijn rekening, terwijl de dampdiffusieweerstand ervan ten minste gelijk moet zijn aan die van het gevelvlak. Het dampscherm moet de verbinding met dit gevelvlak verzekeren om zo de dampdiffusie via het blad van de elementen te vermijden. Bij de bepaling van de prestaties van het dampscherm wordt rekening gehouden met het binnenen buitenklimaat en met de hygrometrische eigenschappen van de verschillende componenten. Eventuele condensatievorming op de achterzijde van het gevelvlak is enkel toegestaan als die condensatie het gevelvlak niet beschadigt en als op jaarbasis geen sprake is van residuele condensatie. De hoeveelheid condensatie kan worden berekend met behulp van de Glaser-methode, overeenkomstig de richtlijnen van de norm NBN EN ISO 13788 of eventueel aan de hand van een in dit ontwerp van norm beschreven geavanceerdere berekeningswijze. 6.3.2.2 Elementen met een spouw die al dan niet wordt geventileerd met buitenlucht Als het element voorzien is van een luchtspouw tussen de thermische isolatie en het gevelvlak, kan er zich condensatie vormen aan de binnenzijde van dit laatste. De hoeveelheid condensatie is des te groter naarmate de binnenwand en de thermische isolatie lucht- en waterdampdoorlatend zijn. De hoeveelheid condensaat aan de achterzijde van het gevelvlak kan dus nog hoger oplopen ten gevolge van het "onderkoelingverschijnsel". In het onderhavige geval dient er dus een waterbestendige wand alsmede een afvoer en/of drainering van het condensaat naar buiten toe te worden voorzien. 6.3.3. Dimensionering en plaatsing van de beglazing (+) 43: Vliesgevels: dimensionering van de beglazing Als het bijzonder bestek geen bijzondere specificaties voorziet, moet de beglazing worden gedimensioneerd overeenkomstig de NBN S23-002. De in aanmerking te nemen belastingen en criteria zijn vermeld in bijlage 3 van deze specificaties. (+) 44: Vliesgevels: plaatsing van de beglazing Als het bijzonder bestek geen bijzondere specificaties voorziet voor de plaatsing van de beglazing in de vliesgevels, moet de beglazing worden geplaatst overeenkomstig TV 221 van het WTCB.
89
Opmerking: TV 221 vermeldt tevens alle eisen in verband met de sponningen (omtrekspeling voor de afdichting van de beglazing, drainering, enz.) 6.3.4. Ruwbouw 6.3.4.1. Verbinding van de gevel met de ruwbouw (+) 45: Vliesgevels: bewegingsvoeg Het bijzonder bestek vermeldt de bewegingen die de gevels moeten kunnen opvangen in functie van de vervormingen die de ruwbouw kan ondergaan bij inwerking van alle voorzienbare belastingen waaraan hij is blootgesteld, zoals: - de invloed van het eigengewicht - onder invloed van de belasting, veroorzaakt door het gewicht van de dekvloer, de vloerbedekking en het plafond - de uitgeoefende belastingen of elke andere belasting (bv. de mobiele vloerbelastingen) die vervormingen teweegbrengen in de vliesgevel. De belastingen, de combinatie van die belastingen, de ontwerpeigenschappen van de materialen en de criteria i.v.m. de grenstoestanden worden toegelicht in hoofdstuk 5 en in bijlage 3. De referentienormen zijn: Vervormingen:
90
NBN B03-003 Vervorming van draagsystemen – Vervorminggrenswaarden - Gebauwen die legt de toegelaten vervormingen vast Structuur metalen geraamte: - NBN ENV 1993-1-1:2002 - Eurocode 3: Ontwerp van stalen draagsystemen - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen samen met Belgische toepassingsrichtlijn (gehomologeerde versie + NAD) [] 118 - NBN ENV 1993-1-1/A1:1995-Eurocode 3 - Ontwerp van stalen draagsystemen Deel 1-1: Algemene regels - Algemene regels en regels voor gebouwen [] 119 - NBN ENV 1993-1-1/A2:1998-Eurocode 3 - Ontwerp van stalen draagsystemen Deel 1-1: Algemene regels - Algemene regels en regels voor gebouwen
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Betonnen constructie: [] 120 - NBN B15-002:1999 - Eurocode 2: Berekening van betonconstructies - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen [] 121 - NBN B15-003:2001 - Eurocode 2: Berekening van betonconstructies - Deel 1-3: Algemene regels - Geprefabriceerde elementen en constructies [] 122 - NBN B15-003/A1:2002 - Eurocode 2: Berekening van betonconstructies - Deel 13: Algemene regels - Geprefabriceerde elementen en constructies [] 123 - NBN B16-006:2001 Eurocode 2 - Berekening van betonconstructies - Deel 1-6: Algemene regels - Constructies in ongewapend beton [] 124 - NBN ENV 13671 - Het vervaardigen van betonconstructies - Deel 1: Algemeen gedeelte. Houten constructie: - NBN ENV 1995-1-1:1995 - Eurocode 5: Ontwerp van houten draagsystemen - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen [] 125 - NBN ENV 1995-1-2:2002 - Eurocode 5: Ontwerp van houten draagsystemen Deel 1-2: Algemene regels - Brandbeveiligend ontwerp samen met Belgische toepassingsrichtlijn [] 126 - NBN EN 336:2003 - Hout voor dragende toepassingen - Afmetingen, toelaatbare maatafwijkingen [] 127 - NBN EN 338:2003 - Hout voor dragende toepassingen - Afmetingen, toelaatbare maatafwijkingen Aluminium constructies - NBN ENV 1999-1-1:1998 - Eurocode 9: Ontwerp en berekening van aluminiumconstructies - Deel 1-1: Algemene regels [] 128 - NBN EN 515:1993 - Aluminium en aluminiumlegeringen - Gewelde produkten Aanduiding van de metallurgische toestanden [] 129 - NBN EN 755-1:1997 - Aluminium en aluminiumlegeringen - Geëxtrudeerde staven, buizen en profielen - Deel 1: Technische leveringsvoorwaarden [] 130 - NBN EN 755-2:1997 - Aluminium en aluminiumlegeringen - Geëxtrudeerde staven, buizen en profielen - Deel 2: Mechanische eigenschappen Constructies van staal en beton [] 131 - NBN ENV 1994-1-1:2002-Eurocode 4: Ontwerp van gemengd staal-beton draagsystemen - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen samen met Belgische toepassingsrichtlijn (gehomologeerde versie + NAD) 6.3.4.2. Uitzetting en zetting (+) 46: Vliesgevels: uitzetting en zetting Het bijzonder bestek vermeldt de stand en de aard van de uitzettings- en zettingsvoegen, voorzien in de ruwbouw van het gebouw alsmede de omvang van de uitzettings- en zettingsbewegingen of van alle vervormingen die het gebouw kan ondergaan.
91
6.3.5. Uitvoeringsplannen De uitvoeringsplannen dienen vóór de uitvoering ter goedkeuring aan de koper te worden voorgelegd. 6.3.6. Vervanging van de onderdelen en elementen Moeten kunnen worden vervangen zonder dat de belendende elementen daartoe dienen te worden gedemonteerd: - de vulpanelen, d.w.z. de volle delen, de doorschijnende of doorzichtige delen, de vaste delen en de opengaande delen; - de elementen van de tegen gevel en de borstweringen; - de dichtingen in het algemeen en het hang- en sluitwerk. 6.3.7. Bevestiging van de gevel aan de constructie van het gebouw (+) 47: Vliesgevels: bevestiging aan de constructie van het gebouw: Het bijzonder bestek vermeldt de mogelijkheden die de ruwbouw biedt voor de bevestigingstoebehoren van de vliesgevel of de vliesgevelelementen.
92
De belastingen die de gevel uitoefent op de ruwbouw dienen vóór het betonneren te worden meegedeeld voor een correcte dimensionering en plaatsing van de randwapening. Als dat niet gebeurt, worden de gevelverankeringen afgestemd op de voorzieningen die tijdens het betonneren worden geplaatst. Merk op dat de inplantingsassen en de toleranties op deze voorzieningen moeten worden gecoördineerd tussen de diverse betrokken partijen in een vroegtijdig stadium. 6.3.8. Voegen van de gevel (+) 48: Vliesgevels: gevelvoegen en constructievoegen Het ontwerp van de gevel voorziet bewegingsvoegen op de plaats waar die voorkomen in de constructie van het gebouw. De koper duidt de plaats aan van de uitzettings- en bewegingsvoegen die voorzien zijn in de constructie van het gebouw. Het ontwerp van de gevel houdt bij de bevestiging of de verlijming (SGG of andere) van de vulpanelen rekening met de uitzettingsmogelijkheden van de bestaande voegen in de constructie van de gevel. De vulpanelen worden op een zodanige wijze bevestigd dat ze de voegen van de constructie van de gevel niet vastklemmen. 6.3.9. Dichting tussen de vliesgevel en de ruwbouw (+) 49: Vliesgevels: dichting tussen gevel en ruwbouw Het bijzonder bestek vermeldt de materialen die, rekening houdend met hun verenigbaarheid onderling en met de materialen van de ruwbouw, vensters, vliesgevels, enz. moeten worden gebruikt. 6.3.10. Verbindingselementen tussen de vliesgevel en de overige constructie-elementen (+) 50: Vliesgevels: verbinding tussen de gevel en de overige constructie-elementen Het bijzonder bestek vermeldt de functionele eisen van de verbindingselementen tussen de vliesgevel en de overige elementen van de constructie. Deze verbindingselementen worden geleverd en geplaatst door de fabrikant van de vliesgevel.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
6.3.11. Voegen van de vliesgevel (dichting, uitzetting, zetting, enz.) De producten waaruit de voegen bestaan, zijn onderling verenigbaar en ook met de materialen die hun drager vormen. Ze worden aangebracht op perfect zuivere oppervlakken. De verticale en horizontale voegen dienen continu te zijn.
93
7. Vrijwillig kwaliteitsmerk en certificering 7.0. Algemene voorschriften Bouwprocédés, -materialen, -elementen of –uitrustingen die onder een vrijwillig kwaliteitsmerk vallen (Technische Goedkeuring met controle van de fabricage of gelijkwaardig), kunnen in aanmerking worden genomen bij deze die in deze STS worden beschreven in zoverre de door het vrijwillige kwaliteitsmerk gedekte toepassingen overeenstemmen met deze van de STS en in zoverre het kwaliteitsmerk gelijkwaardigheid van de prestaties verzekert. Deze laatste vult in dit geval de voorschriften van deze STS aan voor alles wat specifiek is voor de producten en/of systemen in kwestie. Voor het overige blijven de STS-voorschriften van toepassing. Het vrijwillige kwaliteitsmerk kan aanleiding geven tot een aantal afwijkingen overeenkomstig § 10.1.2 en 10.2.2. 7.1. Voorwerp van het kwaliteitsmerk
94
In het kader van de huidige voorschriften zijn de vrijwillige kwaliteitsmerken die betrekking hebben op: - de verklaring van de geschiktheid van een bouwproduct voor de toepassing in kwestie, of - de attestering van sommige specifieke kenmerken van een bouwproduct die al dan niet wordt gedekt door de geharmoniseerde Europese technische specificaties, toegestaan in zoverre ze: verenigbaar zijn met de Europese wetgeving, een Europese omvang aannemen, steunen op een welomlijnde technische inhoud, aanspraak maken op een belangrijke toegevoegde waarde. De technische goedkeuring ATG en de ermee verbonden certificering, alsmede deze specificaties, beantwoorden aan deze eisen omwille van hun Europese erkenning. Ook de componenten die niet zijn gedekt door een geharmoniseerde Europese specificatie van kits die onder een geharmoniseerde specificatie vallen, kunnen het voorwerp vormen van een vrijwillig kwaliteitsmerk. Dat vrijwillige getuigschrift kan gebaseerd zijn op: de specificaties van de type-bestekken, zoals deze STS, in zoverre die specificaties niet slaan op de kenmerken die al zijn gedekt door de CE-markering een technische analyse van de gelijkwaardigheid van de prestaties van het product met deze van vergelijkbare producten die worden beschreven in de normen en de type-bestekken. 7.2. Vrijwillige ATG-certificering of gelijkwaardig 7.2.1. Inleiding De vrijwillige markering kan bestaan uit een vrijwillige certificering van de kenmerken die geen deel uitmaken van de geharmoniseerde norm of die deel uitmaken van een gehamoniseerde norm met een conformiteitsattesteringsniveaus dat het in de bijlage ZA van de desbetreffende norm voorgeschreven niveau overtreft (bv. een vrijwillig conformiteitsattesteringsniveau 1+ voor reglementaire AC-niveaus van 4 tot 1). Deze attestering kan gebeuren:
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
-
in het kader van een vrijwillig BENOR- of gelijkwaardig merk voor de kenmerken die worden behandeld in een norm en waarvoor deze markering werd georganiseerd, of in het kader van een vrijwillige technische goedkeuring met ATG-certificering of gelijkwaardig voor de kenmerken waarvoor de technische goedkeuring werd georganiseerd.
Er kan geen vrijwillig kwaliteitsmerk worden geëist voor de toepassing van een CE-markering. Een vrijwillig kwaliteitsmerk kan evenwel verklaren dat de begunstigde alle taken heeft uitgevoerd die de CE-markering voorschrijft voor de opgegeven kenmerken. 7.2.2. Vensters en vliesgevels De volgende geharmoniseerde specificaties zijn van toepassing op de gevels en vensters: - prEN 14351-1 - Vensters en buitendeuren voor voetgangers - Productnorm Deel 1: Producten zonder brand- of rookwerende kenmerken - NBN EN 13830:2003 – Vliesgevels - Productnorm Deze normen schrijven 2 verschillende conformiteitsattesteringsniveaus voor, d.w.z. AC 1, AC 3 (zie hoofdstuk 1 en in het bijzonder § 1.2) 7.2.2.1. Vrijwillige aanvulling in het geval van een reglementaire AC 1-certificering De aangemelde instellingen nemen de verantwoordelijkheid voor de conformiteitsattestering van alle kenmerken van de CE-markering. Dit betekent dat geen enkele vrijwillige markering van toepassing mag zijn op de kenmerken vermeld in de bijlage Z van de geharmoniseerde norm of in de Europese Technische Goedkeuringen (ETA). Een vrijwillige certificering mag hoogstens de controle van de kenmerken van het product door een auditproef omvatten. 7.2.2.2. Vrijwillige aanvulling in het geval van een reglementaire AC 3-certificering De vrijwillige markering kan bestaan uit een vrijwillige certificering van de kenmerken uit AC 3. In dit geval neemt de certificeerder de controle van de initiële proeven en de initiële inspectie, de certificering van de interne controle van de fabricage en eventueel de auditproef voor zijn rekening, zodat de AC 3 wordt aangevuld. 7.2.3. Structureel gelijmde glaswerkkit (SGG) 7.2.3.1. Reglementaire certificering in het regime van de CE-markering De CE-markering van de SGG-kits is sinds 01.07.2003 verplicht in de landen van de Europese Unie. Dit houdt in dat de certificeringstaken moeten worden verdeeld tussen de fabrikant en aangemelde derde partij tijdens de verschillende certificeringfasen, zoals vermeld in het hoofdstuk 8 van de ETAG 002. 7.2.3.2. Vrijwillige certificering In België bestaat er geen vrijwillige certificering meer voor de SGG-kits en de SGG-lijmkits. Zolang de CE-markering niet voorgeschreven is voor de componenten van de SGG-kit, is een certificering van niveau AC 1+ van kracht in het kader van de gebruiksgeschiktheid in SGG's van de hechtingsonderlagen van gecoat glas, anodiseringen en dubbele beglazing.
95
Vermits de verlijming een delicate en cruciale bewerking is, reikt de BUtgb een goedkeuring en een certificering van de assemblagewerkplaatsen voor SGG uit. 7.3. Overgangsfase Wanneer de CE-markering wordt ingevoerd voor een welbepaalde productreeks en gebruikscategorie, worden de specificaties en de nationale markeringen aangepast, waarbij voor elk geval de draagwijdte en de eventuele complementaire elementen worden opgegeven.
96
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
8. Metingscode 8.1. Vensters 8.1.1. Eenheidsprijs Opmetingscode: stuk, volgens type en afmetingen 8.1.2. Opmetingscode van het venster (+) 51: Vensters: eenheidsprijs Indien voorzien in het bijzonder bestek en behoudens andersluidende of aanvullende bepaling, omvat de eenheidsprijs: - alle geassembleerde profielen die samen het bouwelement vormen, d.w.z. zowel de vaste als de opengaande delen, alsmede de eventuele glaslatten en dichtingen; - al het hang- en sluitwerk: hangorganen, bedienings- en sluitorganen, eventueel de schieters, stoppennen; - de beschermende behandeling/afwerking (laklaag, metallisering, fosfatering, anodische oxidatie van het metaal, houtbescherming), met inbegrip van de behandelingen die niet in de werkplaats gebeuren en ten laste vallen van de verkoper (de reiniging na de plaatsing en de eventuele bescherming vóór de verzending); - de plaatsing van het schrijnwerk, de aansluiting aan de binnen- en buitenzijde indien de contractuele documenten dit voorschrijven; - de eventuele voorgevormde voegen, de bevestigingstoebehoren; - de verluchtingsroosters en de eventuele rolluikgeleiders. Als het bestek dit uitdrukkelijk voorziet, omvat de eenheidsprijs: -
de reiniging; de levering en plaatsing van de vulpanelen (beglazing, enz.); het onderhoud en de eventuele verwijdering van de tijdelijke bescherming.
8.2. Vliesgevels en SGG-kits (+) 52: Vliesgevels en SGG: eenheidsprijs Indien voorzien in het bijzonder bestek en behoudens andersluidende of aanvullende bepaling, omvat de eenheidsprijs: - alle geassembleerde onderdelen die samen het bouwelement vormen, d.w.z. zowel de vaste als de opengaande delen; - de beschermende behandeling/afwerking (laklaag, metallisering, fosfatering, anodische oxidatie van het metaal, houtbescherming), met inbegrip van de behandelingen die niet in de werkplaats gebeuren en ten laste vallen van de verkoper (de reiniging na de plaatsing en de eventuele bescherming vóór de verzending); - de bevestigingstoebehoren; - de plaatsing van de vliesgevel of SGG-kit, de aansluitingen; - de levering en plaatsing van de verbindingselementen; - al het hang- en sluitwerk: hangorganen, bedienings- en sluitorganen; - de kitvoegen en de afdichtingstoebehoren; - de reiniging en de eventuele bescherming vóór de verzending; - het onderhoud en de eventuele verwijdering van de tijdelijke bescherming; - de eventuele zonneschermen op de vensters en/of vensterdeuren;
97
- enkel voor de vliesgevels: de levering en plaatsing van de vulpanelen (beglazing, panelen, enz.); - de reiniging, indien het bijzonder bestek dit voorschrijft; - de levering en plaatsing van de eventuele bliksemafleider voor de metalen delen van de vliesgevel, de aarding uitgezonderd. De specificaties voor de aarding zijn opgenomen in de bijlage 4. Opmerking: voor de reiniging van de SGG-kits moet worden gebruikgemaakt van de door de ETAgoedkeuring van de kit voorgeschreven schoonmaakproducten. 8.3. Specificaties in verband met de afmetingen, de vorm en het uiterlijk (+) 53: Vensters en gevels: afmetingen De afmetingen worden uitgedrukt: -
in mm zonder decimalen voor de nominale afmetingen en de doorsneden van de afgewerkte delen; in mm met decimalen voor de wanddikten van de profielen.
(+) 54: Vensters en gevels: samenstelling
98
Het bijzonder bestek vermeldt: - de kenmerken betreffende het uiterlijk van het bouwelement en zijn functie; - de samenstelling en de kenmerken van het schrijnwerk; - de zichtbare vulpanelen (beglazingen, ondoorschijnende panelen, enz.). De elementen van eenzelfde type die een levering vormen voor een welbepaalde post van de opmetingsstaat zijn identiek, rekening houdend met de fabricagetoleranties.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
9. Onderhoud en reiniging 9.1. Onderhoud Het schijnwerk wordt grosso modo als volgt onderhouden: -
regelmatige smering van de bewegende delen; reiniging van de aanslagen en van de ontwateringsopeningen of –gaten.
Opmerking: het is af te raden filmvormende producten of producten op basis van oplosmiddelen aan te brengen op de bewegende delen of voorgevormde afdichtingsstrips. Voor het onderhoud van de afwerking van de profielen wordt de lezer verwezen naar de specifieke rubrieken over het materiaal in kwestie (PVC, hout, aluminium). 9.2. Frequentie van de reiniging Hoe vaak het schrijnwerk moet worden schoongemaakt, hangt af van de graad van de vervuiling en van de esthetische kenmerken van het geheel. De frequentie van de onderhoudsbeurten hangt af van de vervuilingsfactoren. De vervuilingsfactoren van de gevel zijn (onvolledige lijst): - het verkeer (weg-, spoor-, luchtverkeer) - het kustgebied (de zouthoudende neerslag valt tot 10 km landinwaarts), stedelijke of industriële omgevingen - de wind en het topografische reliëf - het reliëf van de gevel (vlakke gevel of gevel met in- en uitspringende delen, luifels, hoeken, randen, enz.) - de zwakke blootstelling aan regen. 9.3. Bijkomende voorschriften betreffende het onderhoud van de SGG-gevels 9.3.1. Reinigingsproducten voor SGG Voor het schoonmaken van SGG-gevels zijn enkel de reinigingsproducten toegestaan die zijn vermeld in de ETA van de lijmkit of van de SGG-kit. Daarbij dienen de in de ETA beschreven gebruiksvoorwaarden (o.a. verdunning) te worden nageleefd. 9.3.2. Technische controle van de SGG-gevels Het is aan te raden op regelmatige basis het gedrag van de gevels te controleren (overeenkomstig de voorschriften voor elk specifiek geval), dit gedurende de hele levensduur van de gevel. Deze controles stoelen op de volgende principes: • 1e niveau: de bewoners, de onderhoudsfirma en/of bijvoorbeeld de gevelreinigingsfirma moeten alle afwijkingen melden aan de eigenaar, die ze doorspeelt aan de gevelbouwer. • 2e niveau: bevoegd en geschoold personeel onderwerpt alle gevels om de twee jaar aan een grondige inspectie door middel van steekproeven. Alle gevelorientaties worden gecontroleerd.
99
10. Monstername en keuring 10.1. Voorafgaande technische goedkeuring van een prototype (type-onderdeel) 10.1.1. Goedkeuringsmodaliteiten van de producten die beantwoorden aan het bestek vóór de bestelling Vooraleer wordt overgegaan tot de bestelling en vervaardiging van het schrijnwerk, gebeurt er een technische oplevering van een prototype samen met de tekeningen. De proeven op prototype zijn de prestatieproeven uit hoofdstuk 4 van de onderhavige STS: -
4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.1.5 4.1.6 4.2.1 4.2.2 4.2.3
Proeven op weerstandsprofielen Proeven op hang- en sluitwerk Proeven op beglazing Proeven op afdichtingsprofielen Proeven op afdichtingskit Proeven op toebehoren Proeven op vensters Proeven op vliesgevels Proeven op SGG-kits
De proeven op prototype zijn de functionele proeven uit hoofdstuk 4 van de onderhavige STS.
100
(+) 55: Prototypes Als er nog andere proeven op prototype vereist zijn, moeten ze gespecificeerd worden in het bijzonder bestek. Al deze proeven vallen steeds ten laste van de verkoper, wat de resultaten ook zijn. 10.1.2. Vrijstelling van proeven op een prototype (type-onderdeel) De volgende categorieën van schrijnwerk zijn toegelaten en vrijgesteld van proeven op prototype: a) het schrijnwerk dat het CE-conformiteitsmerk draagt, is toegelaten en vrijgesteld van proeven op prototype voor de prestaties vermeld op het CE-label in zoverre die prestaties beantwoorden aan de specificaties van het bijzonder bestek, dit wanneer de CE-markering van toepassing is; b) - het schrijnwerk dat een technische systeemgoedkeuring of gelijkwaardig met certificering van de profielen van de vensters of vliesgevels heeft verkregen, is vrijgesteld van proeven op prototype voor de in de technische goedkeuring beschreven kenmerken, op schrijnwerk dat inzake bouw, materialen, inrichtingen, toebehoren en afmetingen volledig identiek is met het schrijnwerk dat in de systeemgoedkeuring wordt beschreven. - het schrijnwerk dat een technische goedkeuring voor afgewerkt product of gelijkwaardig met certificering van de vensters of vliesgevels heeft verkregen, is vrijgesteld van proeven op prototype voor de in de technische goedkeuring beschreven kenmerken. c)
het schrijnwerk waarvoor de verkoper positieve proefverslagen van een erkend laboratorium kan voorleggen, in zoverre:
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
-
deze proefverslagen slaan op schrijnwerk dat inzake bouw, materialen, inrichtingen, toebehoren en afmetingen volledig identiek is, behalve als is toegestaan dat de verschillen geen gevolgen hebben voor de prestaties; deze proeven volledig werden uitgevoerd volgens de voorschriften die van kracht waren op het ogenblik dat het bijzonder bestek werd gepubliceerd.
Nota: De verkoper kan altijd naar weergegeven waarden in tabelen verwijzen in zoverre die waarden overeenstemmen met de specificaties van het bijzonder bestek. De in tabellen opgenomen waarden zijn standaardwaarden bij gebrek aan bijzondere bepalingen, opgegeven in de Belgische of Europese normen. Opmerking: proefverslagen over schrijnwerk met dezelfde opbouw met grotere afmetingen zijn over het algemeen aanvaardbaar voor kleinere afmetingen, onder gelijke omstandigheden. 10.2. Aan de plaatsing voorafgaande technische keuring 10.2.1. Keuringsmodaliteiten Van al het schrijnwerk, met inbegrip van datgene dat na de aanvaarding van het prototype wordt vervaardigd, mogen in de werkplaats monsters worden genomen met het oog op de normale controles en opleveringsproeven op het monster. Die proeven zijn dezelfde als degene die worden uitgevoerd op of voorzien zijn voor prototypes. Ze mogen in geen geval worden gelijkgesteld met tegenproeven. Deze proeven vallen ten laste van de koper als de resultaten positief zijn, en ten laste van de verkoper als de resultaten negatief zijn. 10.2.1.1. Voorwaarden van de monstername De monstername is tegensprekelijk, hetgeen betekent dat ze gebeurt in aanwezigheid van de verkoper en de koper. Indien de behoorlijk verwittigde verkoper niet aanwezig is, gaat de koper alleen over tot de monstername. Het schrijnwerk van eenzelfde type en met dezelfde afmetingen wordt gekozen in de verschillende delen van elke partij, zodat het monster uit een gemiddelde monstername bestaat. De monsternamen, die met het oog op de proeven en tegenproeven wordt samengesteld, bestaan uit 3 stukken, waarvan 1 voor de proeven en 2 voor de tegenproeven. (+) 56: Identificatie van de bestanddelen De kit, de dichtingsprofielen, de lak en de bestanddelen worden geïdentificeerd volgens de voorschriften voor deze producten of deze van het bijzonder bestek. Op al het voor proeven of tegenproeven gekozen schrijnwerk worden de markeringen van de koper en de verkoper op een onuitwisbare manier aangebracht op een plek die na de plaatsing niet zichtbaar is, zodat de monsters op eender welk ogenblik kunnen worden geïdentificeerd. Onmiddellijk na de monstername wordt het schrijnwerk door de verkoper en op zijn kosten verzonden naar een laboratorium in België of tot aan de grens. Het met de proeven gelaste laboratorium wordt gekozen door de koper. Het schrijnwerk dat voor de proeven en tegenproeven heeft gediend, wordt (na eventuele herstelling) terug bij de levering gevoegd in zoverre het niet beschadigd is en de koper ermee instemt.
101
10.2.1.2. Bijkomende proeven Ingeval er twijfel bestaat over de kwaliteit, de leveringen of de identiteit van de proefstukken, mag de koper bijkomende controles en proeven laten uitvoeren in één of meer laboratoria van zijn keuze. De omvang van deze bijkomende controles en proeven mag voor de proefstukken, de materialen of de te leveren onderdelen niet die van de normale proeven overtreffen. De kosten van deze proeven vallen volledig ten laste van de koper. 10.2.2. Vrijstelling van de technische keuring die aan de plaatsing voorafgaat Het buitenschrijnwerk dat een technische goedkeuring voor afgewerkt product of gelijkwaardig met certificering heeft verkregen, is vrijgesteld van proeven die de plaatsing voorafgaan voor de in de technische goedkeuring beschreven kenmerken. 10.3. Proeven ter plaatse Wat de vliesgevels betreft, wordt enkel in geval van betwisting overgegaan tot proeven ter plaatse; de kosten van deze proeven zijn volledig ten laste van de aanvrager en maken deel uit van een afzonderlijke opdracht.
102
Opmerking 1: Deze proeven zijn in het algemeen moeilijk uit te voeren. Opmerking 2: De nauwkeurigheid van de metingen van de luchtdoorlatendheid laat vaak te wensen over. Opmerking 3: Wat de controle van de waterdichtheid betreft, volstaat het over het algemeen de vliesgevel gedurende ten minste 30 minuten te besproeien zonder druk om ingeval van een gebrekkige afdichting bij slecht weer insijpelingen op te sporen. 10.4. Definitieve technische oplevering Deze keuring heeft tot doel na te gaan of: de levering en de plaatsing volledig werden uitgevoerd; de levering en de uitvoering overeenstemmen met de voorschriften van het bijzonder bestek. 10.5. Tegenproeven Ingeval één van beide partijen het resultaat van de proeven (op prototype of keuring) betwist, hebben beide partijen het recht tegenproeven te vragen. De tegenproeven worden in dubbel uitgevoerd. De twee tegenproeven mogen in twee verschillende laboratoria worden uitgevoerd, waarbij elke partij het laboratorium van zijn keuze aanduidt. De resultaten van de proeven en tegenproeven zijn beslissend. Twee van de drie proeven moeten een positief resultaat opleveren. Alle kosten van de proeven en tegenproeven vallen ten laste van de partij die ze heeft gevraagd.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Bijlage 1 - Literatuurlijst [] 1 - prEN 14351-1 - Vensters en buitendeuren voor voetgangers - Productnorm - Deel 1: Producten zonder brand- of rookwerende kenmerken ...........................................................13 [] 2 - NBN EN 13830:2003 – Productnorm - Vliesgevels .............................................................14 [] 3 - NBN EN 13501-1:2002 -Vuurindeling van bouwwaren en bouwdelen - Deel 1: Indeling berustend op uitkomsten van de proeven op de tegenwerking tegen vuur van bouwwaren ..14 [] 4 - NBN EN 13501-2:2004 -Vuurindeling van bouwwaren en bouwdelen - Deel 2: Classificatie gebruik makend van gegevens van brandweerstandsproeven, met uitsluiting van producten voor gebruik in ventilatiesystemen ........................................................................................14 [] 5 - ETAG 002 - Structural sealant glazing systems....................................................................15 [] 6 - EN 12519 - Ramen en deuren - Terminologie ......................................................................17 [] 7 - TV 221 - Plaatsing van glas in sponningen...........................................................................17 [] 8 - prEN 13119 - Vliesgevels - Terminologie ............................................................................20 [] 9 - prEN 13126-1 - Hang- en sluitwerk - Eisen en beproevingsmethoden voor ramen en vensterdeuren - Deel 1 : Algemene eisen voor alle soorten hulpstukken ..............................30 [] 10 - prEN 13126-2 - Hang- en sluitwerk, beslag voor ramen en vensterdeuren - Eisen en beproevingsmethoden - Deel 2: Vergrendelingen met handgreep .........................................30 [] 11 - prEN 13126-3 - Hang- en sluitwerk, beslag voor ramen en vensterdeuren - Eisen en beproevingsmethoden - Deel 3: Bedieningsorganen voor spanjolet- en schuifgrendels .......30 [] 12 - prEN 13126-4 - Hang- en sluitwerk, beslag voor ramen en vensterdeuren - Eisen en beproevingsmethoden - Deel 4: Spanjoletgrendels................................................................30 [] 13 - prEN 13126-5 - Hang- en sluitwerk, beslag voor ramen en vensterdeuren - Eisen en beproevingsmethoden - Deel 5: Voorzieningen die de openingshoek van ramen beperken .30 [] 14 - prEN 13126-6 - Hang- en sluitwerk, beslag voor ramen en vensterdeuren - Eisen en beproevingsmethoden - Deel 6: Scharnieren met variabele geometrie (met of zonder wrijvingsysteem) ....................................................................................................................30 [] 15 - prEN 13126-7 - Hang- en sluitwerk - Eisen en beproevingsmethoden voor ramen en vensterdeuren - Deel 7: Vingergrendels.................................................................................30 [] 16 - prEN 13126-8 - Hang- en sluitwerk - Eisen en beproevingsmethoden voor ramen en vensterdeuren - Deel 8 : Kantel/draai, kantel- en draaimechanismen....................................30 [] 17 - prEN 13126-9 - Hang- en sluitwerk, beslag voor ramen en vensterdeuren - Eisen en beproevingsmethoden - Deel 9: Spilscharnieren....................................................................30 [] 18 - prEN 13126-10 - Hang- en sluitwerk, beslag voor ramen en vensterdeuren - Eisen en beproevingsmethoden - Deel 10: Systemen met uithouders ..................................................30 [] 19 - prEN 13126-11 - Hang- en sluitwerk, beslag voor ramen en vensterdeuren - Eisen en beproevingsmethoden - Deel 11: Omkeerscharnieren voor naar buiten draaiende klapramen ................................................................................................................................................30 [] 20 - prEN 13126-12 - Hang- en sluitwerk, beslag voor ramen en vensterdeuren - Eisen en beproevingsmethoden - Deel 12: Scharnieren voor naar buiten draaiende kantelramen .......30 [] 21 - prEN 13126-13 - Hang- en sluitwerk, beslag voor ramen en vensterdeuren - Eisen en beproevingsmethoden - Deel 13: Contragewichten voor verticale schuiframen ...................30 [] 22 - prEN 13126-14 - Hang- en sluitwerk, beslag voor ramen en vensterdeuren - Eisen en beproevingsmethoden - Deel 14: Grendels voor schuiframen ...............................................30 [] 23 - NBN EN 1935:2002 - Hang- en sluitwerk - Klepscharnieren met enkelvoudige as - Eisen en beproevingsmethoden........................................................................................................30 [] 24 - NBN EN 1670:1998 - Hang- en sluitwerk - Bestandheid tegen corrosie - Eisen en beproevingsmethoden.............................................................................................................30 [] 25 - NBN S23-002:2004 (STS 38): Beglazing...........................................................................31 [] 26 - NBN EN 12365-1:2003 - Hang- en sluitwerk - Afdichtingen en afdichtingsprofielen voor ramen, deuren, luiken en vliesgevels - Deel 1: Prestatie-eisen en classificatie. ....................32
103
104
[] 27 - NBN EN 12365-2:2003 - Hang- en sluitwerk - Afdichtingen en afdichtingsprofielen voor ramen, deuren, luiken en vliesgevels - Deel 2: Lineaire drukkrachtbeproevingsmethoden. .32 [] 28 - NBN EN 12365-3:2003 - Hang- en sluitwerk - Afdichtingen en afdichtingsprofielen voor ramen, deuren, luiken en vliesgevels - Deel 3: Beproevingsmethode voor de terugvering...32 [] 29 - NBN EN 12365-4:2003 - Hang- en sluitwerk - Afdichtingen en afdichtingsprofielen voor ramen, deuren, luiken en vliesgevels - Deel 4: Terugvering na versnelde verouderingsbeproevingsmethode..........................................................................................32 [] 30 - STS 56.1: 1998 – Afdichtingkit voor gevels.......................................................................32 [] 31 - NBN D 50-001:1991 - Ventilatievoorzieningen in woongebouwen...................................34 [] 32 - NBN EN 1026:2000 - Ramen en deuren - Luchtdoorlatendheid - Beproevingsmethode...35 [] 33 - NBN EN 12207:2000 - Ramen en deuren - Luchtdoorlatendheid - Classificatie...............35 [] 34 - NBN EN 12211:2000 - Ramen en deuren - Weerstand tegen windbelasting Beproevingsmethode..............................................................................................................36 [] 35 - NBN EN 12210:2000 - Ramen en deuren - Weerstand tegen windbelasting - Classificatie. ................................................................................................................................................36 [] 36 - NBN EN 1027:2000 - Ramen en deuren - Waterdichtheid - Beproevingsmethode. ..........36 [] 37 - NBN EN 12208:2000 - Ramen en deuren - Waterdichtheid - Classificatie........................36 [] 38 - NBN EN 14608:2004 - Ramen - Bepaling van de weerstand tegen een verticale belasting (windverband) ........................................................................................................................39 [] 39 - NBN EN 14609:2004 - Ramen - Bepaling van de weerstand tegen statische torsie ..........39 [] 40 - NBN EN 12046-1:2003 - Bedieningskrachten - Beproevingsmethode - Deel 1: Ramen ...39 [] 41 - NBN EN 13115:2000 - Ramen - Classificatie van mechanische eigenschappen - Verticale belasting, torsie en bedieningskrachten..................................................................................39 [] 42 - NBN EN ISO 10077-1:2000 - Thermische eigenschappen van ramen, deuren en luiken Berekening van de warmtegeleiding - Deel 1: Vereenvoudigde methode (ISO 10077-1:2000) ................................................................................................................................................41 [] 43 - NBN EN ISO 10077-2:2003 - Thermische eigenschappen van ramen, deuren en luiken Berekening van de warmtegeleiding - Deel 2: Numerieke methode voor kozijnen (ISO 10077-2:2003) ........................................................................................................................41 [] 44 - NBN EN ISO 12567-1:2000 - Thermische eigenschappen van ramen en deuren. Bepaling van de warmtekastmethode - Deel 1: Volledige ramen en deuren.........................................41 [] 45 - prEN ISO 12567-2: Thermische eigenschappen van ramen en deuren. Bepaling van de warmtekastmethode – Dakramen en andere uitspringende ramen.........................................41 [] 46 - NBN EN 12412-2:2003 - Ramen, deuren en luiken - Bepaling van de warmteoverdrachtscoëfficiënt met de warmtekastmethode - Deel 2: Kozijnen ....................41 [] 47 - NBN EN 12412-4:2003 - Thermische eigenschappen van ramen, deuren en luiken Bepaling van de warmtedoorgangscoëfficiënt met de warmtekastmethode (hot box) - Deel 4: Behuizing van rolluiken .........................................................................................................41 [] 48 - NBN B 62-002:1987 - Berekening van de warmtedoorgangscoëfficiënten van wanden van gebouwen (gedeeltelijk vervangen door NBN EN ISO 6946:1996)......................................41 [] 49 - NBN B 62-002/A2:2003 - Berekening van de warmtedoorgangscoëfficiënten van wanden van gebouwen (ontwerp)........................................................................................................41 [] 50 - NBN B 2001-002/A2:2003 - Berekening van de warmtedoorgangscoëfficiënten van wanden van gebouwen (+ erratum)........................................................................................41 [] 51 - NBN EN ISO 6946:1996 - Componenten en elementen van gebouwen - Warmteweerstand en warmtegeleidingscoëfficiënt - Berekeningsmethode (ISO 6946:1996) ............................41 [] 52 - NBN EN ISO 6946/A1:2003 - Componenten en elementen van gebouwen Warmteweerstand en warmtegeleidingscoëfficiënt - Berekeningsmethode (ISO 6946:1996/amd. 1:2003) ........................................................................................................41 [] 53 - NBN EN 13363-1:2003 - Zonwerende voorzieningen gecombineerd met beglazing Berekening van zon- en lichtdoorlatendheid - Deel 1: Vereenvoudigde methode ................42 [] 54 - prEN ISO 13363-2: Zonwerende voorzieningen gecombineerd met beglazing - Berekening van zon- en lichtdoorlatendheid - Deel 2: Referentiemethode...............................................42
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
[] 55 - NBN EN 410:1998 - Glas voor gebouwen - Bepaling van de licht- en zontoetredingeigenschappen van glas ....................................................................................42 [] 56 - ISO 15099:2003 - Performance thermique des fenêtres, portes et stores - Calculs détaillés. ................................................................................................................................................42 [] 57 - NBN EN ISO 717-1:1997 - Geluidsleer - Bepaling van de geluidsisolatie in gebouwen en van gebouwdelen - Deel 1: Luchtgeluidisolatie (ISO 717-1:1996) .......................................48 [] 58 - NBN EN ISO 140-1:1998 - Geluidsleer - Bepaling van de geluidsisolatie in gebouwen en van gebouwdelen - Deel 1: Eisen voor laboratoriummeetruimten met onderdrukte zijdelingse overdracht (ISO 140-1:1997) .................................................................................................48 [] 59 - NBN EN ISO 140-3:1995 – Geluidsleer - Meting van geluidwering in gebouwen en bouwdelen - Deel 3: Laboratoriummeting van luchtgeluidwering van bouwdelen (ISO 1403:1995) ...................................................................................................................................48 [] 60 - NBN EN ISO 140-5:1998 – Geluidsleer - Meting van geluidwering in gebouwen en bouwdelen - Deel 5: Veldmeting van luchtgeluidwering van geveldelen en gevels (ISO 1405:1998) ...................................................................................................................................48 [] 61 - NBN S 01-400:1977 Akoestiek - Criteria van de akoestische isolatie. ..............................49 [] 62 - NBN ENV 1627:1999 - Ramen, deuren en luiken - Inbraakwerendheid – Voorschriften en indeling...................................................................................................................................50 [] 63 - NBN ENV 1628:1999 - Ramen, deuren en luiken - Inbraakwerendheid Beproevingsmethode voor de bepaling van de weerstand onder statische belasting.............50 [] 64 - NBN ENV 1629:1999 - Ramen, deuren en luiken - Inbraakwerendheid Beproevingsmethode voor de bepaling van de weerstand onder statische belasting.............50 [] 65 - NBN ENV 1630:1999 - Ramen, deuren en luiken - Inbraakwerendheid Beproevingsmethode voor de bepaling van de weerstand tegen manuele inbraakpogingen .50 [] 66 - NBN EN 356:2000 - Glas in gebouwen - Beveiligingsbeglazing - Beproeving en classificatie van de weerstand tegen manuele aanval.............................................................51 [] 67 - NBN EN 13123-1:2001 - Ramen, deuren en luiken - Bestandheid tegen explosies - Eisen en classificatie - Deel 1: Schokbuis (shock tube)...................................................................52 [] 68 - NBN EN 13124-1:2001 - Ramen, deuren en luiken - Bestandheid tegen explosies Beproevingsmethode - Deel 1: Schokbuis (shock tube) ........................................................52 [] 69 - NBN EN 13541:2001 - Glas in gebouwen - Beveiligingsbeglazing - Beproeving en classificatie van de weerstand tegen explosiedruk.................................................................52 [] 70 - NBN EN 13123-2:2004 - Ramen, deuren en luiken - Bestandheid tegen explosies - Eisen en classificatie - Deel 2: Veldtest...........................................................................................52 [] 71 - NBN EN 13124-2:2004 - Ramen, deuren en luiken - Bestandheid tegen explosies Beproevingsmethode - Deel 2: Veldtest.................................................................................53 [] 72 - NBN ENV 1522:1999 - Ramen, deuren en luiken - Kogelwerendheid - Eisen en classificatie .............................................................................................................................53 [] 73 - NBN EN 1063:2000 - Glas voor gebouwen - Beveiligingsbeglazing - Beproeven en classificatie van de kogelwerendheid.....................................................................................54 [] 74 - NBN 713-020:1968 - Beveiliging tegen brand - Gedrag bij brand bij bouwmaterialen en bouwelementen - Weerstand tegen brand van bouwelementen) (met erratum).....................55 [] 75 - NBN 713-020/A1:1982-Beveiliging tegen brand - Gedrag bij brand bij bouwmaterialen en bouwelementen - Weerstand tegen brand van bouwelementen .............................................55 [] 76 - NBN 713-020/A2:1985-Beveiliging tegen brand - Gedrag bij brand bij bouwmaterialen en bouwelementen - Weerstand tegen brand van bouwelementen .............................................55 [] 77 - NBN 713-020/A3:1994-Beveiliging tegen brand - Gedrag bij brand bij bouwmaterialen en bouwelementen - Weerstand tegen brand van bouwelementen .............................................55 [] 78 - NBN S 21-201:1980-Brandbeveiliging in de gebouwen - Terminologie ...........................55 [] 79 - NBN S 21-202/A1:1984 - Brandbeveiliging in de gebouwen - Hoge en middelhoge gebouwen - Algemene eisen (met erratum) ...........................................................................55 [] 80 - NBN S 21-202:1980 - Brandbeveiliging in de gebouwen - Hoge en middelhoge gebouwen - Algemene eisen (met erratum).............................................................................................55
105
106
[] 81 - NBN S 21-203:1980 - Brandbeveiliging in de gebouwen - Reactie bij brand van de materialen - Hoge en middelhoge gebouwen.........................................................................55 [] 82 - NBN S 21-204:1982 - Brandbeveiliging van de gebouwen - Schoolgebouwen - Algemene eisen en reactie bij brand........................................................................................................55 [] 83 - NBN S 21-205:1992 - Brandbeveiliging van de gebouwen - Hotels- en gelijkaardige inrichtingen - Algemene eisen................................................................................................55 [] 84 - NBN EN 13501-1:2002 -Vuurindeling van bouwwaren en bouwdelen - Deel 1: Indeling berustend op uitkomsten van de proeven op de tegenwerking tegen vuur van bouwwaren ..56 [] 85 - NBN EN 13501-2:2004 -Vuurindeling van bouwwaren en bouwdelen - Deel 2: Classificatie gebruik makend van gegevens van brandweerstandsproeven, met uitsluiting van producten voor gebruik in ventilatiesystemen .......................................................................56 [] 86 - NBN EN 1363-1:1999 - Vuurweerstandsproeven - Deel 1: Algemene eisen.....................57 [] 87 - NBN EN 1363-2:1999 - Vuurweerstandsproeven - Deel 2: Alternatieve en aanvullende werkwijzen .............................................................................................................................57 [] 88 - NBN EN 1364-1:1999 - Vuurweerstandsproeven voor niet-dragende bouwdelen - Deel 1: Wanden...................................................................................................................................57 [] 89 - NBN EN 1364-3:2003 - Vuurweerstandsproeven voor niet-dragende bouwdelen - Deel 3: Gordijnmuren - Volledige configuratie (volledige montage) ................................................57 [] 90 - NBN EN 357:2000 - Glas voor gebouwen - Brandwerende glazen elementen met doorzichtige of doorschijnende producten van glas - Classificatie van brandwerendheid ....57 [] 91 - NBN EN 13049:2003 - Ramen - Botsing met een zacht en zwaar lichaam Beproevingsmethode, veiligheidseisen en classificatie. ........................................................57 [] 92 - NBN EN 1191:2000 - Ramen en deuren - Bestandheid tegen herhaald openen en sluiten Beproevingsmethode..............................................................................................................62 [] 93 - NBN EN 12400 Ramen en deuren: 2000 - Mechanische duurzaamheid - Eisen en classificatie. ............................................................................................................................62 [] 94 - NBN ENV 13420:2000 - Vensters - Gedraging tussen verschillende omgevingslucht Proef .......................................................................................................................................62 [] 95 - NBN EN 12152: Vliesgevels - Luchtdoorlatendheid - Prestatie-eisen en classificatie ......63 [] 96 - NBN EN 12179:2000 - Gordijnmuren - Weerstand tegen windbelasting Beproevingsmethode..............................................................................................................64 [] 97 - NBN EN 13116:2001 - Gordijnmuren - Weerstand tegen windbelasting – Prestatie-eisen. ................................................................................................................................................64 [] 98 - NBN EN 12155:2000 - Gordijnmuren - Waterdichtheid - Laboratoriumbeproeving onder statische druk..........................................................................................................................64 [] 99 - NBN EN 12154:2000 - Vliesgevels - Waterdichtheid - Prestatie-eisen en classificatie.....64 [] 100 - NBN EN ISO 10211-1:1996 - Koudebruggen in gebouwen - Warmtestromen en oppervlaktetemperaturen - Deel 1: Algemene berekeningsmethoden (ISO 10211-1:1995)..71 [] 101 - NBN EN ISO 10211-2:2001 - Koudebruggen in gebouwen - Warmtestromen en oppervlaktetemperaturen - Deel 2: Lineaire koudebruggen (ISO 10211-2:2001) .................71 [] 102 – NBN EN 14019:2004: Gordijnmuren - Weerstand tegen stootbelasting - Prestatie-eisen ................................................................................................................................................73 [] 103 - NBN EN 12600:2003 - Glas voor gebouwen - Slingerproef - Stootbelastingproef en classificatie voor vlakglas ......................................................................................................73 [] 104 - NBN EN 1990:2002 – Eurocode: Grondslag voor constructief ontwerp..........................85 [] 105 - NBN ENV 1991-1:2002 - Eurocode 1 - Grondslag voor ontwerp en belastingen op draagsystemen - Deel 1 Grondslag voor ontwerp samen met Belgische toepassingsrichtlijn (gehomologeerde versie + NAD) ...........................................................................................85 [] 106 - NBN EN 1991-1-1:2002 - Eurocode 1 - Belastingen op constructies - Deel 1-1: Algemene belastingen - Dichtheden, eigengewicht en opgelegde belastingen voor gebouwen ................................................................................................................................................85 [] 107 - NBN EN 1991-1-3:2003 - Eurocode 1 - Belastingen op constructies - Deel 1-3: Algemene belastingen - Sneeuwbelastingen ..........................................................................85
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
[] 108 - NBN ENV 1991-2-1:2002 - Eurocode 1 - Grondslag voor ontwerp en belasting op draagsystemen - Deel 2-1: Belasting op draagsystemen - Dichtheden, eigengewicht en opgelegde belastingen samen met Belgische toepassingsrichtlijn (gehomologeerde versie + NAD)......................................................................................................................................85 [] 109 - NBN ENV 1991-2-3:2002 - Eurocode 1 - Grondslag voor ontwerp en belasting op draagsystemen - Deel 2-3: Belasting op draagsystemen - Sneeuwbelasting samen met Belgische toepassingsrichtlijn (gehomologeerde versie + NAD) ..........................................85 [] 110 - NBN ENV 1991-2-4:2002 - Eurocode 1 - Grondslag voor ontwerp en belasting op draagsystemen - Deel 2-4: Belasting op draagsystemen - Windbelasting samen met Belgische toepassingsrichtlijn (gehomologeerde versie + NAD) ..........................................85 [] 111 - NBN ENV 1993-1-1:2002 - Eurocode 3: Ontwerp van stalen draagsystemen - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen samen met Belgische toepassingsrichtlijn (gehomologeerde versie + NAD) ...........................................................................................85 [] 112 - NBN ENV 1993-1-3:1997 - Eurocode 3: Ontwerp van stalen draagsystemen - Deel 1-3: Algemene regels - Aanvullende regels voor koudgevormde dunwandige profielen en platen ................................................................................................................................................85 [] 113 - NBN ENV 1993-1-3 NAD:2000 - Eurocode 3: Ontwerp van stalen draagsystemen - Deel 1-3: Algemene regels - Aanvullende regels voor koudgevormde dunwandige profielen en platen ......................................................................................................................................85 [] 114 - NBN ENV 1995-1-1:1995 - Eurocode 5: Ontwerp van houten draagsystemen - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen............................................................................85 [] 115 - NBN ENV 1999-1-1:1998 - Eurocode 9: Ontwerp en berekening van aluminiumconstructies - Deel 1-1: Algemene regels - Algemene regels en regels voor gebouwen ...............................................................................................................................85 [] 116 - NBN B 03-003:2003 - Vervormingen van draagsystemen - Vervormingsgrenswaarden Gebouwen...............................................................................................................................85 [] 117 - TV 188:1993 – Plaatsen van buitenschrijnwerk. ..............................................................87 [] 118 - NBN ENV 1993-1-1/A1:1995-Eurocode 3 - Ontwerp van stalen draagsystemen - Deel 11: Algemene regels - Algemene regels en regels voor gebouwen .........................................90 [] 119 - NBN ENV 1993-1-1/A2:1998-Eurocode 3 - Ontwerp van stalen draagsystemen - Deel 11: Algemene regels - Algemene regels en regels voor gebouwen .........................................90 [] 120 - NBN B15-002:1999 - Eurocode 2: Berekening van betonconstructies - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen............................................................................91 [] 121 - NBN B15-003:2001 - Eurocode 2: Berekening van betonconstructies - Deel 1-3: Algemene regels - Geprefabriceerde elementen en constructies ...........................................91 [] 122 - NBN B15-003/A1:2002 - Eurocode 2: Berekening van betonconstructies - Deel 1-3: Algemene regels - Geprefabriceerde elementen en constructies ...........................................91 [] 123 - NBN B16-006:2001 Eurocode 2 - Berekening van betonconstructies - Deel 1-6: Algemene regels - Constructies in ongewapend beton ..........................................................91 [] 124 - NBN ENV 13671 - Het vervaardigen van betonconstructies - Deel 1: Algemeen gedeelte. ................................................................................................................................................91 [] 125 - NBN ENV 1995-1-2:2002 - Eurocode 5: Ontwerp van houten draagsystemen - Deel 1-2: Algemene regels - Brandbeveiligend ontwerp samen met Belgische toepassingsrichtlijn ....91 [] 126 - NBN EN 336:2003 - Hout voor dragende toepassingen - Afmetingen, toelaatbare maatafwijkingen .....................................................................................................................91 [] 127 - NBN EN 338:2003 - Hout voor dragende toepassingen - Afmetingen, toelaatbare maatafwijkingen .....................................................................................................................91 [] 128 - NBN EN 515:1993 - Aluminium en aluminiumlegeringen - Gewelde produkten Aanduiding van de metallurgische toestanden.......................................................................91 [] 129 - NBN EN 755-1:1997 - Aluminium en aluminiumlegeringen - Geëxtrudeerde staven, buizen en profielen - Deel 1: Technische leveringsvoorwaarden ..........................................91 [] 130 - NBN EN 755-2:1997 - Aluminium en aluminiumlegeringen - Geëxtrudeerde staven, buizen en profielen - Deel 2: Mechanische eigenschappen ...................................................91
107
108
[] 131 - NBN ENV 1994-1-1:2002-Eurocode 4: Ontwerp van gemengd staal-beton draagsystemen - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen samen met Belgische toepassingsrichtlijn (gehomologeerde versie + NAD) ...........................................................91 [] 132 - NBN EN 10142:2000 - Continu-dompelverzinkte band en plaat van laag koolstofstaal voor kouddieptrekken of zetwerk - Technische leveringsvoorwaarden...............................126 [] 133 - NBN EN 10143:1993 - Plaat en band van staal bekleed met een metaal door continu dompelen - Toleranties op afmetingen en vorm (bevat een niet-afwijkende Belgische nationale toevoeging) ...........................................................................................................126 [] 134 - NBN EN 755-1:1997 - Aluminium en aluminiumlegeringen - Geëxtrudeerde staven, buizen en profielen - Deel 1: Technische leveringsvoorwaarden ........................................126 [] 135 - NBN EN 755-2:1997 - Aluminium en aluminiumlegeringen - Geëxtrudeerde staven, buizen en profielen - Deel 2: Mechanische eigenschappen. ................................................126 [] 136 - NBN EN 10147:2000 - Continu-dompelverzinkte band en plaat van staal voor constructiedoeleinden - Technische leveringsvoorwaarden.................................................126 [] 137 - NBN EN 338:2003 - Hout voor dragende toepassingen - Sterkteklassen.......................126 [] 138 - NBN EN 572-1:1995 -Glas voor gebouwen - Basisproducten van glas: Deel 1: Definities en algemene fysische en mechanische eigenschappen.........................................................126 [] 139 - NBN EN 1863-1:2000 - Glas voor gebouwen - Thermisch versterkt natronkalkglas - Deel 1: Definitie en beschrijving. .................................................................................................126 [] 140 - NBN EN 12150-1:2000 - Glas voor gebouwen - Thermisch gehard natronkalkveiligheidsglas - Deel 1: Definitie en beschrijving. ............................................126 [] 141 - NBN S 21-202:1980 - Brandbeveiliging in de gebouwen - Hoge en middelhoge gebouwen - Algemene eisen (met erratum) .........................................................................128 [] 142 - NBN S 21-202/A1:1984 - Brandbeveiliging in de gebouwen - Hoge en middelhoge gebouwen - Algemene eisen (met erratum) .........................................................................128 [] 143 - NBN C 18-100/A1:1991 - Leidraad voor bliksemafleiderinstallaties ............................128 [] 144 - NBN C 18-100:1985 - Leidraad voor bliksemafleiderinstallaties ..................................128
Bijlage 2 - STS 52.0 – Verloop van de proeven
0
onderdruk
Luchtdoorlatendheid NBN EN 1026
Bedieningstest
overdruk
Doorbuigingsproef
P1
P1 Doorbuigingsproef
P2
450 Pa
600 Pa
Controle van de luchtdoorlatendheid NBN EN 1026
Waterdichtheid NBN EN 1027
Bedieningstest
Weerstand tegen windbelasting NBN EN 12211 – P 1 en P2
P1 +
Bedieningstest
P1 + 10%
Herhaalde overdruk/onderdruk-proef: 50 cycli
Bijlage 2 - STS 52.0 – Verloop van de proeven
Weerstand tegen wind NBN EN 12211 P3
Tijd
Mechan. proeven EN 14608 EN 14609 EN 12049-1
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
109
Bijlage 3 – Belastingen en criteria van de grenstoestanden op gevels A.3.1. Voorafgaande definities A.3.1.1. Hoofdconstructie De kolommen, balken en vloeren in een gebouw zijn structurele elementen die deel uitmaken van de hoofdconstructie van dat gebouw. Ze zijn 'structureel' voor zover ze zelf secundaire structuren ondersteunen en/of de afwezigheid ervan de globale stabiliteit van het gebouw in gevaar brengt. Ze moeten een veiligheidsniveau hebben dat aangepast en hoger is dan het veiligheidsniveau van de elementen van de secundaire constructie of van de niet-constructieve elementen. Deze hoofdconstructies, die bedoeld zijn voor woon- en kantoorgebouwen, vormen de referentieconstructie van de Eurocodes. In het kader van het schrijnwerk wordt verwezen naar de "hoofdconstructie" in zoverre de hierna vastgelegde verminderings- of vermeerderingsfactor erop van toepassing is.
110
A.3.1.2. Secundaire constructie Vliesgevels, samengestelde gehelen en vensters zijn secundaire constructies in zoverre ze over een inherente stabiliteit en weerstand beschikken. Een defect in deze secundaire constructies heeft enkel gevolgen voor de vulpanelen of voor de niet-constructieve elementen die door deze secundaire constructie worden gedragen en in geen enkel geval voor de hoofdconstructie van het gebouw. De secundaire constructies kunnen gemakkelijk los van de hoofdstructuren worden vervangen. De secundaire constructie is een begrip vastgelegd in de Belgische nationale bijlage van NBN EN 1990. A.3.1.3. Vulpanelen Dit zijn elementen waarmee een gebouw kan worden afgesloten en die op geen enkele wijze bijdragen tot de stabiliteit van de hoofdconstructie. Ze moeten evenwel op een zodanige wijze worden gedimensioneerd dat ze de belastingen via de eventuele secundaire constructie overdragen op de hoofdconstructie. A.3.1.4. De gevolgklassen (NBN EN 1990 Bijlage b - kFI) Dankzij de gevolgklassen kan rekening worden gehouden met het feit dat een mankement in de secundaire constructies of de vulpanelen niet dezelfde economische en/of menselijke gevolgen heeft als de breuk van de hoofdconstructies. Een beperktere veiligheid ten opzichte van de belastingen is aanvaardbaar. De coëfficiënt kFI drukt het verminderde veiligheidsniveau uit van de secundaire constructies en vulpanelen ten opzichte van het niveau dat geldt voor de hoofdconstructies volgens NBN EN 1990. Deze factor is opgenomen in de deelfactoren die gelden voor de belastingen γQ en γG
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Schematische voorbeeld: vliesgevel A.3.1.5. Coëfficiënt die de combinatiewaarde van een veranderlijke belasting ψ 0 bepaalt ψ 0: coëfficiënt voor de combinatiewaarde van een veranderlijke belasting. Gekozen waarde, voor zover ze op statistische basis kan worden bepaald, die ervoor zorgt dat het risico dat de door de combinatie veroorzaakte effecten worden overschreden ongeveer even groot is als die voor de karakteristieke waarde van een individuele belasting. Ze kan worden uitgedrukt als een berekende breuk van de karakteristieke waarde door gebruik te maken van de factor ψ 0 ≤ 1.
Vulpanelen Secundaire constructie
Hoofdstructuur
A.3.1.6. Begeleidingscoëfficiënt van de frequente belastingen ψ 1 ψ 1: Coëfficiënt voor de frequente waarde van een veranderlijke belasting. Berekende waarde – voor zover mogelijk – op statistische basis, die ervoor zorgt dat de totale duur dat deze waarde wordt overschreden tijdens de gebruiksduur slechts een welbepaalde kleine fractie vertegenwoordigt van de gebruiksduur of dat de frequentie van de overschrijding zich beperkt tot een welbepaalde waarde. Ze kan worden uitgedrukt als een berekende breuk van de karakteristieke waarde door gebruik te maken van de factor ψ 1 ≤ 1. A.3.1.7. Coëfficiënt die de quasi blijvende waarde van een veranderlijke belasting ψ 2 bepaalt ψ 2: Coëfficiënt voor de quasi blijvende waarde van een veranderlijke belasting. Berekende waarde die ervoor zorgt dat de totale tijd dat ze wordt overschreden, een aanzienlijke fractie vertegenwoordigt van de referentieduur. Ze kan worden uitgedrukt als een berekende breuk van de karakteristieke waarde door gebruik te maken van de factor ψ 2 ≤ 1. A.3.1.8. Partiële factor voor een materiaaleigenschap γ M γM: Partiële factor voor een materiaaleigenschap die tevens rekening houdt met onzekerheden van het rekenmodel, maatverschillen. A.3.1.9. Partiële factor voor veranderlijke belastingen γQ γQ: Partiële factor voor veranderlijke belastingen die tevens rekening houdt met modelonzekerheden en met maatverschillen. De gevolgklassecoëfficiënt kFI maakt deel uit van deze factor.
111
A.3.1.10. Partiële factor voor blijvende belastingen γG γG: Partiële factor voor blijvende belastingen die tevens rekening houdt met modelonzekerheden en met maatverschillen. De gevolgklassecoëfficiënt kFI maakt deel uit van de coëfficiënt γG. A.3.1.11. Gevel en hellingshoek Zie hoofdstuk 5 A.3.2. Winddruk op verticale gevels A.3.2.1. Gebruiksduur van de projecten en terugkeerperiode van de wind (Cprob²) De hoofdconstructies, de secundaire constructies en de vulpanelen hebben niet dezelfde levensduur en worden niet allemaal even gemakkelijk vervangen. Er werd een terugkeerperiode van 50 jaar als referentie genomen voor de elementen die onder de Eurocodes ressorteren. Deze terugkeerperiode werd aangepast voor de niet-constructieve elementen die niet onder de eurocodes vallen.
112
A.3.2.2. Formule voor de berekeningsdruk van de wind De winddruk w is het drukverschil tussen de buitendruk (indexwaarde "e") en de binnendruk (indexwaarde "i"). Strikt genomen, w = we - wi w = Ce(ze)qref 50jaar . Cprob².cpe - Ce(zi)qref 50jaar . Cprob².cpi hetzij cp = cpe - cpi Ce(zi)qref 50jaar = Ce(ze)qref 50jaar (met die laatste hypothese kan de berekening van w worden vereenvoudigd zonder dat de veiligheid in het gedrang komt; w wordt er dus hoger door).
De vereenvoudigde formule voor winddruk w ziet er dus als volgt uit w = Ce(z)qref 50jaar . Cprob².cp waarbij − w: waarde van de windbelasting cp: coëfficiënt die rekening houdt met alle lokale drukfactoren q ref 50jaar: gemiddelde dynamische referentiedruk voor een terugkeerperiode van 50 jaar − Ce(z), een blootstellingscoëfficiënt die rekening houdt met het terrein en met de hoogte − boven de grond, z, opgegeven in het artikel 8.5 van de ENV 1991-2-4. Deze coëfficiënt zet tevens de gemiddelde druk om in piekdruk, rekening houdend met de turbulentie. −
Opmerking 1: zie NBN ENV 1991-2-4 voor meer uitleg over de verschillende coëfficiënten.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Opmerking 2: De berekening van de winddruk houdt rekening met de volgende coëfficiënten: − de topografische coëfficiënt ct − de ruwheidscoëfficiënt cr − de invloed van een nabijgelegen hoog gebouw − de seizoensfactor cTEM (ingeval van een voorlopige constructie) − de richtingsfactor cDIR − de dynamische coëfficiënt cd In deze specificaties is cDIR = cr = cd = cTEM = ct = 1 Deze coëfficiënten zijn vastgelegd in ENV 1991-2-4. Als de projectomstandigheden andere coëfficiënten dan 1 voorschrijven, moeten die worden berekend en moet ermee rekening worden gehouden bij de bepaling van de druk van de wind w. Rekening houdend met de verschillende coëfficiënten voor de grenstoestanden wordt w in de gebruiksgrenstoestand (GGT):
Fd(w) = ψ 1.Ce(z)qref 50jaar . Cprob². cp
in de bezwijkgrenstoestand (BGT): waarbij − − −
Fd(w) = γQ .Ce(z)qref 50jaar Cprob².cp
Fd(w): berekeningswaarde van de windbelasting
γQ: partiële factor voor veranderlijke windbelastingen die tevens rekening houdt met modelonzekerheden en met maatverschillen ψ 1: begeleidingscoëfficiënt voor de wind
A.3.2.2.1. Berekening van F(w)
113
0,90
Fd(w) = 0,90 Ce(Z)qref 50jaar . cp
0,90
Fd(w) = 0,90Ce(Z)qref 50jaar . cp Fd(w) = 1,30Ce(Z)qref 50jaar . cp (3) Ed(w) ≤ Xk / γM (1)
-
-
− bezwijk GT (BGT)
Tabel voor de berekening van de winddruk Fd(w) op de elementen van het schrijnwerk – gevels - Domein van de Eurocodes
Opmerking (1): Ed staat voor de meest ongunstige belastingen, veroorzaakt door de windbelasting (druk of onderdruk). Opmerking (2): Een definitie van de secundaire constructies en de specifieke gevolgklasse die erop betrekking heeft is opgenomen in het Nationaal Toepassingsdocument van NBN EN 1990 Opmerking (3): De meeste verankeringen worden enkel in de bezwijkgrenstoestand berekend; het functionele geschiktheidscriterium van de bezwijkgrenstoestand moet worden afgestemd op de ontwerpsituatie. Opmerking (4): In het geval van een venster is de vervorming ≤ L/225 of ≤ 13 mm.
Ed(w) ≤ Xk / γM (1)
Vervorming: ≤ L/200 of ≤ 15 mm (4)
Fd(w) = 1,15 Ce(Z)qref 50jaar . cp
50 jaar – Cprob² = 1 1,15
50 jaar – Cprob² = 1 1,3
50 jaar - Cprob² = 1 1,5
Secundaire constructie (4)
Terugkeerperiode wind – Cprob² Partiële factor voor de wind γQ Begeleidingsfactor van de frequente belastingen ψ 1 Winddruk − gebruiks GT (GGT) Fd(w) = ψ 1 . Ce(Z)qref 50jaar Cprob² . cp − bezwijk GT (BGT) Fd(w) = γQ . Ce(Z)qref 50jaar Cprob² . cp Criteria van de grenstoestanden − gebruiks GT (GGT)
Verankering secundaire constructie
Hoofdconstructie
Parameters
Domein van norm NBN EN 1990 - ANB - Structural
114
Fd(w) = 0,57 Ce(Z)qref 50jaar. cp Fd(w)= 0,73 Ce(Z)qref 50jaar. cp Vervorming of spanning (6) Ed(w) ≤ Xk /γM (1)
Fd(w) = 0,92 Ce(Z)qref 50jaar cp Ed(w) ≤ Xk /γM (1)
-
− bezwijk GT (BGT)
Tabel voor de berekening van de winddruk Fd(w) op de elementen van het schrijnwerk – gevels - Domein buiten Eurocodes
Opmerking (1): Ed staat voor de meest ongunstige belastingen, veroorzaakt door de windbelasting. Opmerking (5): Afgezien van de factor wind, op basis waarvan de hoogte van de verlijming van hc,, kan worden gedimensioneerd, wordt bij de dimensionering van de SGG voor de afschuiving rekening gehouden met het effect van het temperatuurverschil voor de dimensionering van de dikte 'e' van de verlijming (zie ETAG 002 SGG bijlage B). Opmerking (6): Vervorming en/of spanning in functie van de specificaties van het product.
-
0,70
-
-
10 jaar – Cprob² = 0,81 0,90
25 jaar – Cprob² = 0,92 1
50 jaar - Cprob² = 1 1,5
Terugkeerperiode wind – Cprob² Partiële factor voor de wind γQ Begeleidingsfactor van de frequente belastingen ψ 1 Winddruk − gebruiks GT (GGT) Fd(w)= ψ 1 .Ce(Z)qref 50jaar Cprob².cp − bezwijk GT (BGT) Fd(w)w= γQ.Ce(Z)qref 50jaar Cprob² .cp Criteria van de grenstoestanden − gebruiks GT (GGT)
Vulpanelen
Verlijming SGG (5) of bevestiging van de vulpanelen
Parameters
Hoofdconstructie
Buiten Eurocodes
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
115
A.3.2.3. Bepaling van Ce(Z). qref 50jaar − − − −
Klasse I: kuststreek Klasse II: plattelandsgebied met vrijstaande gebouwen of bomen Klasse III: verstedelijkt, industrieel of bosgebied Klasse IV: grootsteden ce(z) qref 50 jaar (Pa)
ze (m)
116
0 2 4 5 6 7 8 9 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80 85 90 95 100
Klasse I 807 807 965 1018 1063 1101 1134 1164 1191 1239 1279 1315 1347 1376 1402 1427 1449 1470 1490 1534 1573 1607 1639 1667 1693 1718 1740 1762 1781 1800 1818 1835 1851
Klasse II 772 772 772 828 874 914 949 981 1009 1059 1103 1141 1175 1206 1234 1260 1284 1306 1327 1375 1417 1454 1488 1519 1547 1574 1598 1621 1643 1663 1683 1701 1719
Klasse III 701 701 701 701 701 701 701 735 765 819 865 906 943 977 1007 1036 1062 1087 1110 1162 1208 1250 1287 1321 1353 1382 1410 1436 1460 1483 1505 1525 1545
Klasse IV 670 670 670 670 670 670 670 670 670 670 670 670 706 740 771 799 826 851 874 927 974 1017 1055 1090 1123 1153 1181 1207 1233 1256 1279 1300 1321
Opmerking: ce(z) qref 50 jaar volgens ENV 1991-2-4 (1995) – Terugkeerperiode 50 jaar – Referentiesnelheid van de wind vref = 26.2 m/sec voor Belgïe
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
A.3.2.4. Bepaling van de drukcoëfficiënt cp De drukcoëfficiënten cp worden bepaald op basis van NBN ENV 1991-2-4 in functie van de geometrie van het gebouw. A.3.3. Belasting van het eigengewicht op verticale gevels Voorbeeld: eigengewicht op de regel in een verticale gevel A.3.3.1. Bepaling van de belasting door eigengewicht Voor de berekening van het eigengewicht kan men zich baseren op de catalogi van de fabrikanten of op de afmetingen en het gewicht van de componenten van het bouwwerk. De volgende norm komt hiervoor in aanmerking: -
NBN ENV 1991-2-1:2002 - Eurocode 1 - Grondslag voor ontwerp en belasting op draagsystemen - Deel 2-1: Belasting op draagsystemen – Soortelijk massa, eigengewicht en opgelegde belastingen samen met Belgische toepassingsrichtlijn (gehomologeerde versie + NAD) Materiaal
Staal Aluminium Hout zie NBN EN 338 sterkteklasse van hout gemidelde waarden C14 C16 C18 C22 C24 C27 C30 C35 C40 C50 D30 D40 D60 Kunststof acrylplaten polystyreenschuim of korrelpolystyreen
Volumegewicht Materiaal ρ [kg/m3] 7700 Isolatie schuimplaat 2700 glas, in de vorm van ruiten Hout, platen 350 370 380 410 420 450 460 480 500 550 640 700 840 1200 25
Multiplex ruwe multiplex (naaldbomen en berken) lagenplaten en blokplaten Spaanplaten spaanplaten cementgebonden spaanplaten Vezelplaten voor gebouwen harde vezelplaat halfharde vezelplaat isolatieplaat (vezel) Kunststof PVC
Volumegewicht ρ [kg/m3] 30-40 2500
600 400 800 1200 1000 800 400 700
117
A.3.3.2. Formule voor de berekening van de belasting van het eigengewicht. Het eigengewicht gk wordt over het algemeen bekomen door de sommering van de elementen die wegen op het te berekenen element: gk = ∑i γi Vi
γi = volumegewicht van het element i Vi = volume van het element i Deze belasting kan lokaal (puntlast) of lineair verdeeld zijn. Waarbij Fd(g) = berekeningswaarde van de belasting van het eigengewicht in de gebruiksgrenstoestand (GGT): in de bezwijkgrenstoestand (BGT):
Fd(gk) = gk Fd(gk) = gk γG
A.3.3.3. Bepaling van de rekenbelasting onder eigengewicht
118
Fd(gk) = gk (3) Fd(gk)= 1,20 gk
-
Criteria van de grenstoestanden − gebruiks GT (GGT)
− bezwijk GT (BGT)
Ed(gk) ≤ Xk /γm (1)
-
Fd(gk)= gk
Fd(gk)= gk (4)
Fd(gk)= 1,05.gk Vervorming. (5) ≤ L/500 of ≤ 3 mm Ed(gk) ≤ Xk /γm (1)
- (7)
-
Fd(gk)= gk
-
-
1,0
1,0
1,05
(2)
Vulpanelen
Verlijming SGG of bevestiging van de vulpanelen
Secundaire constructie
Buiten Eurocodes
Tabel voor de berekening van Fd(gk ) (belasting van het eigengewicht) op de elementen van het schrijnwerk - gevels
Opmerking (1): Ed staat voor de meest ongunstige spanningen, veroorzaakt door de belasting van het eigengewicht. Opmerking (2): Een definitie van de secundaire constructies en een specifieke gevolgklasse die erop betrekking heeft is opgenomen in net Nationaal Toepassingsdocument van NBN EN 1990 Opmerking (3): De meeste verankeringen worden enkel in de bezwijkgrenstoestand (BGT) berekend; het functionele geschiktheidscriterium van de bezwijkgrenstoestand (BGT) moet worden afgestemd op de ontwerpsituatie. Opmerking (4): In de overgrote meerderheid van de gevallen wordt het eigengewicht van de vulpanelen opgevangen door de toebehoren die het eigengewicht opvangen. In dat geval wordt de SGG-verlijming zodanig gedimensioneerd dat ze de gevolgen van het temperatuurverschil opvangt. Wanneer de verlijming het gewicht van de vulpanelen opvangt, dient een controle van de afschuifspanningen van de SGG-verlijmingen in de gevel de afschuifcomponent van Fd(gk) te koppelen aan de effecten van het temperatuurverschil bij de berekening van de dikte 'e' van de SGG-verlijming (ETAG 002 bijlage B). Opmerking (5): Ingeval van sterk asymmetrische profielen of een sterke excentriciteit van de belasting moet eventueel de torsie van de dorpel worden berekend. Dit criterium dient dan te worden berekend in functie van het behoud van de functionele prestaties van het bouwwerk. Opmerking (6): Bij de meeste gevelprojecten wordt de vervorming van het vulpanelen ten gevolge van zijn eigengewicht niet in aanmerking genomen.
Ed(gk ) ≤ Xk /γm (1)
(3)
1,20
Verankering secundaire constructie
1,35
Hoofdconstructie
Partiële factor voor het eigengewicht γG Waarde van de belasting van het eigengewicht. − gebruiks GT (GGT) Fd(gk)= gk − bezwijk GT (BGT) Fd(gk)= gk γG
Parameter
Domein van norm NBN EN 1990 - ANB
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
119
A.3.4. Gecombineerde belasting van de wind en het eigengewicht op hellende gevels A.3.4.1. Belasting van het eigengewicht Zie § A.3.3 in de bezwijkgrenstoestand (BGT): in de bezwijkgrenstoestand (BGT):
Fd = gk Fd= γG .gk
A.3.4.2. Windbelasting Zie § A.3.2 in de gebruiksgrenstoestand (GGT):
w = Fd(w).cp
w =ψ 1 . Ce(z).qref 50jaar . Cprob².cp in de bezwijkgrenstoestand (BGT): w= γQ .Ce(z)qref 50jaar Cprob².cp
120
A.3.4.3. Formule voor de berekening van de belasting van het eigengewicht en de wind Waarbij Fd(g,w) = berekeningswaarde van de gecombineerde belasting van het eigengewicht en de wind Wanneer de gevel van het hellende type is, moeten de door het eigengewicht en de wind uitgeoefende belastingen moeten ontbonden worden overeenkomstig de hellingshoek van de hoofdassen van het element ten opzichte van degene waarvoor de berekening wordt uitgevoerd. in de gebruiksgrenstoestand (GGT):
Fd (g,w) = gk + ψ 1.w Fd (g,w) = gk + ψ 1.Ce(z)qref 50jaar . Cprob². cp
Zie § A.3.2 voor meer uitleg over de factoren betreffende wind w. Zie § A.3.3 voor meer uitleg over de factoren betreffende het eigengewicht gk. in de bezwijkgrenstoestand (BGT): Fd (g,w) = γG gk + γQ .w Fd (g,w) = γG gk + γQ.Ce(z)qref 50jaar Cprob².cp
A.3.4.4. Bepaling van de rekenwaarde Fd (g,w)
-
γQ 1,5
-
− bezwijk GT (BGT)
Ed(g,w) ≤ Xk /γM (1)
(3)
Ed(g,w) ≤ Xk /γM (1)
Vervorming ≤ L/200 of ≤ 15 mm (6)
Fd,1 (g,w) = 1,05gk + 1,15Ce(z)qref 50ans .cp (4) Fd,2 (g,w) = 1,00gk + 1,15Ce(z)qref 50ans .cp (4)
Fd,1 (g,w) = 1,20gk + 1,30Ce(z)qref 50ans .cp (4) Fd,2 (g,w) = 1,00gk + 1,30Ce(z)qref 50ans .cp (4)
γQ 1,15
Fd (g,w) = gk + 0,9 Ce(z)qref 50jaar .cp
(2)
Fd (g,w) = gk + 0,9 Ce(z)qref 50jaar .cp
γG,inf 1
50 jaar – Cprob² = 1
γG,sup 1,05
50 jaar – Cprob² = 1
γQ 1,3 0,90
γG,inf 1
Secundaire constructie
0,90
γG,sup 1,20
Verankering secundaire constructie
Tabel voor de berekening van Fd(g,w) (belasting van het eigengewicht en de wind) van de elementen van het schrijnwerk – domein van de eurocodes - gevels
Opmerking (1): Ed staat voor de berekeningswaarde onder het effect van de meest ongunstige belastingen, veroorzaakt door het eigengewicht en de wind. Opmerking (2): Een definitie van de secundaire constructies en een specifieke gevolgklasse die erop betrekking heeft, is opgenomen in het Nationaal Toepassingsdocument van NBN EN 1990. Opmerking (3): De meeste verankeringen worden enkel in de bezwijkgrenstoestand (BGT) berekend; het functionele geschiktheidscriterium van de bezwijkgrenstoestand (BGT) moet worden afgestemd op de ontwerpsituatie. Bij sommige gevelconcepten wordt een onderscheid gemaakt tussen de verankeringen die enkel het eigengewicht opvangen en de verankeringen die enkel de windbelasting opvangen In dat geval wordt enkel de uitgeoefende belasting in overweging genomen, de andere valt weg. Opmerking (4): Als de windbelasting een gunstig effect heeft (vermindert de resultante Fd (g,w)) dan is de windactie gelijk aan 0 (γQ =0) Opmerking (6): In het geval van een venster is de vervorming ≤ L/225 of ≤ 13 mm
-
-
50 jaar – Cprob² = 1
γG 1,35
Hoofdconstructie
Waarde van de belasting van het eigengewicht en de wind − gebruiks GT (GGT) Fd (g,w) = gk + ψ 1.Ce(z)qref 50jaar Cprob². cp − bezwijk GT (BGT): de ongunstigste combinatie Fd,1 (g,w) = γG,sup .gk + γQ.Ce(z)qref 50ans Cprob².cp Fd,2 (g,w) = γG,inf .gk + γQ.Ce(z)qref 50ans Cprob².cp Criteria van de grenstoestanden − gebruiks GT (GGT)
partiële factor voor het eigengewicht en de wind - NBN EN 1990 ANB Tables A1.2 (B) Begeleidingscoëfficiënt voor de frequente belastingen ψ 1 (wind) Terugkeerperiode wind Cprob²
Parameter
Domein van norm NBN EN 1990 – ANB
121
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
121
γQ 1,0
γQ 0,9
Vervorming of spanning (7) Ed(g,w) ≤ Xk /γM (1)
Ed(g,w) ≤ Xk /γM (1)
Fd (g,w) = 1,0.gk + 0,73Ce(z)qref 50jaar .cp (4)
Fd (g,w) = 1,0.gk + 0,92.Ce(z)qref 50jaar .cp (4) -
Fd (g,w) = gk + 0,57 Ce(z)qref 50ans .cp
0,70 10 jaar – Cprob² = 0,81
γG 1,0
Vulpanelen
-
25 jaar – Cprob² = 0,92
γG 1,0
Verlijming SGG (5) of verankering van de vulpanelen
Domein buiten de Eurocodes
122
Tabel voor de berekening van Fd (g,w) (belasting van het eigengewicht en de wind) van de elementen van het schrijnwerk – domein buiten de eurocodes - gevels
Opmerking (1): Ed staat voor de berekeningswaarde onder het effect van de meest ongunstige belastingen, veroorzaakt door het eigengewicht en de wind. Opmerking (4): Als de windactie een gunstig effect heeft (vermindert de resultante Fd (g,w)) dan is de windactie gelijk aan 0 (γQ =0) Opmerking (5): Voor de SGG-verlijming: Dimensionering SGG « hc », «e » van de SGG-verlijming (zie bijlage B ETAG 002) « hc »: Trek: wanneer de SGG-verlijming is blootgesteld aan een blijvende belasting, zijn veiligheidstoebehoren verplicht en moeten ze zodanig worden gedimensioneerd dat ze alle componenten van de belastingscombinatie Fd,(g,w) kunnen opvangen. « hc »: Druk: De SGG-verlijmingen zijn bestand tegen een door de fabrikant opgegeven beperkte blijvende druk. Als de druk hoger is, dient een aangepast opspanningssysteem te worden voorzien om de drukcomponent van het eigengewicht van het glas en de wind Fd (g,w) over te dragen op het verlijmingskader. « e »: Als het schrijnwerk beschikt over toebehoren om de afschuivingcomponent van het eigengewicht op te vangen, wordt 'e' op een zodanige wijze gedimensioneerd dat de gevolgen van de temperatuurverschillen worden opgevangen. Als het schrijnwerk niet beschikt over toebehoren om de afschuivingcomponent van het eigengewicht op te vangen, wordt 'e' op een zodanige wijze gedimensioneerd dat de combinatie van de afschuifcomponent van het eigengewicht (1,0 gk) en de gevolgen van de temperatuurverschillen wordt opgevangen. Opmerking (7): Vervorming en/of spanning in functie van de specificaties van het product.
− bezwijk GT (BGT)
Criteria van de grenstoestanden − gebruiks GT (GGT)
Begeleidingscoëfficiënt voor de frequente belastingen ψ 1 (wind) Terugkeerperiode wind Waarde van de belasting van het eigengewicht en de wind − gebruiks GT (GGT) Fd (g,w) = gk + ψ 1.Ce(z)qref 50jaar Cprob². cp − bezwijk GT (BGT) Fd (g,w) = γG . gk + γQ .Ce(z)qref 50jaar Cprob².cp
partiële factor voor het eigengewicht en de wind
Parameter
122
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
A.3.5. Bepaling van de karakteristieke breukspanning, de veiligheidscoëfficiënten van de materialen en de elasticiteitsmodulus Karakteristieke sterkte van de materialen (1) Aluminium (NBN EN 755)
Domein van de eurocodes Kar. Berek. Veiligheidswaarde waarde coëfficiënten en aanpassing MPa MPa Xk Xd γM
Legering EN AW 6060 T5 - e <5mm Rp0,2 = Legering EN AW 6060 T66 - e <3mm Rp0,2 = Legering EN AW 6063 T5 - e <3mm Rp0,2 = Legering EN AW 6063 T66 - e <10mm =
120 160 130 200
E 0 = 70000
1,1 1,1 1,1 1,1
109 145 118 181
Staal (profielstaal) Xk Xd NBN EN 10143 Versteviging van de PVC-profielen Verzinkt staal DX 51D NBN EN 10025 Fe360 - 1.0037 - e≤40 mm - fy = 235 213 355 322 Fe510 - 1.0570 - e≤40 mm - fy = NBN EN 10088-2 (roestvrij) X5CrNi 8-10 - 1.4301 - e <6mm Rp0,2 = 230 209 X5CrNi 8-10 - 1.4301 - e <75mm Rp0,2 = 210 190 Hout – blijvende belastingen Massief hout, klasse C24 (NBN EN 338) Xk Xd (2) Doorbuiging 24 11,0 Axiale druk 21 9,7 Afschuiving 2,5 1,15
Moduli (MPa) en vervormingscoëfficiënt
γM 1,1 206000
1,1 1,1 γM
kmod
1,3
0,6
1,3 1,3
0,6 0,6
E 0 = 11000 k def = 0,8
Elang = 6111 MPa
1,3 0,6 15 6,9 Hout – kortstondige belastingen Massief hout, klasse C24 (NBN EN 338) E 0 = 11000 kmod γM Xk Xd k def = 0 (2) Doorbuiging 1,3 0,9 24 16,6 1,3 Axiale druk 0,9 21 14,5 1,3 Afschuiving 0,9 2,5 1,7 1,3 Axiale trek 0,9 15 10,3 Hout – combinatie van blijvende belastingen en belastingen op korte termijn Massief hout, klasse C24 (NBN EN 338) E 0 = 11000 kmod γM Xk Xd eigengewicht (2) k def = 0,8 Doorbuiging 1,3 0,9 24 16,6 wind of sneeuw Axiale druk 0,9 1,3 21 14,5 k def = 0 Ecal = X MPa (*) Afschuiving 0,9 1,3 2,5 1,7 opmerking 2.3 1,3 Axiale trek 0,9 15 10,3 Axiale trek
Opmerking 1: In deze tabel zijn enkel de materialen opgenomen die vaak worden gebruikt voor het schrijnwerk. Ingeval er andere materialen worden gebruikt, word verwezen naar de normen of naar de technische fiches van de materialen in kwestie. Opmerking 2: Wat de karakteristieken van het hout betreft, geeft NBN EN 338 een overzicht van de
123
verschillende houtklassen en hun specifieke waarden. 2.1 Blijvende belastingen: Modulus voor belasting van eigengewicht (NBN ENV 1995 -1-1 tabel 3.1.6 Blijvende belasting en gebruiksklasse 2 volgens ENV 1995-1-1 § 3.1.5 NAD (1)P1) - k def = 0,8 (tabel 4.1). Elang = E0/(1+k def) De berekeningswaarde Xd van een eigenschap van een type hout wordt berekend aan de hand van: Xd = kmod Xk/γM kmod biedt de mogelijkheid rekening te houden met het effect van de duur van de belasting en de vochtigheid in de constructie op de sterkte: ENV 1995-1-1 tabel 3.1.7: eigengewicht kmod=0,6 2.2 Kortstondige belastingen Modulus E0 voor de winddruk (ENV 1995 -1-1 tabel 3.1.6 Kortstondige belasting en gebruiksklasse 2 volgens ENV 1995-1-1 § 3.1.5 DAN (1)P1) - k def = 0 (tabel 4.1) E0 = met de kortstondige belastingen overeenstemmende momentele modulus Mechanische eigenschappen betreffende de winddruk: de berekeningswaarde Xd van een eigenschap van een type hout wordt berekend aan de hand van: Xd = kmod Xk/γM kmod biedt de mogelijkheid rekening te houden met het effect van de duur van de belasting en de vochtigheid in de constructie op de sterkte ENV 1995-1-1 tabel 3.1.7: wind kmod=0,9 2.3 Combinatie van de blijvende en de kortstondige belastingen Modulus voor de belastingen, uitgeoefend door het eigengewicht en de wind Gebruiksklasse: NBN ENV 1995 -1-1 tabel 3.1.5 ENV 1995-1-1 § 3.1.5 DAN (1)P1: gebruiksklasse 2 Duur van de belasting: NBN ENV 1995 -1-1 tabel 3.1.6: eigengewicht: blijvend – wind en sneeuw: kortstondig gk = blijvende belasting - k def = 0,8 (tabel 4.1). w = Sk kortstondige belasting volgens ENV 1995-1-1 § 3.1.6 DAN (1)P1) - k def = 0 (tabel 4.1). Volgens het principe van de ENV 1995 § 4.1 (6) geeft dat: Ecal =[(w+Sk ).E0 + g k .E 0/(1+k def)] / (w+gk+ Sk )(*)
124
De berekeningswaarde Xd van een eigenschap van een type hout wordt berekend aan de hand van: Xd = kmod Xk/γM kmod biedt de mogelijkheid rekening te houden met het effect van de duur van de belasting en de vochtigheid in de constructie op de sterkte: ENV 1995-1-1 tabel 3.1.7: Combinatie van de belasting uitgeoefend door de wind, de sneeuw en het eigengewicht kmod=0,9
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Karakteristieke sterkte van de materialen (1)
Domein buiten de eurocodes Kar. Berek. Veiligheidswaarde waarde coëfficiënten en aanpassing MPa MPal
Glas – kortstondige belastingen Glas (buigsterkte) Xk Xd,ct uitgegloeid glas (NBN EN 572-1) 45 18 halfgehard glas (NBN EN 1863-1) 70 28 gehard glas (NBN EN 12150-1) 120 48 Lijmkit SGG (3) Silicone
R u,5 ETA
τdes/ Γ∞ ETA
Moduli (MPa) en vervormingscoëfficiënt
E 0 = 70000
γM (4) 2,5 2,5 2,5
γM 6
γc
E 0: zie ETA
ETA
Opmerking 1: In deze tabel zijn enkel de materialen opgenomen die het vaakst worden gebruikt voor het schrijnwerk. Ingeval er andere materialen worden gebruikt, verwijst de auteur van het bestek naar de normen of naar de technische fiches van de materialen in kwestie. Opmerking 3: De ETAG 002 betreffende de gelijmde buitenbeglazing schrijft een veiligheidscoëfficiënt voor van γtot = γM =6; hiermee kan de τdes worden berekend vanaf Ru,5 ( Ru,5 van de ETAG 002=Xk van de eurocodes). Wanneer het eigengewicht van de vulpanelen wordt opgevangen door de SGG-verlijming, moet bovendien rekening worden gehouden met de vloeifactor γc Γ∞ = R u,5 /( γM .γc). Opmerking 4: De waarde van de veiligheidscoëfficiënt voor glas slaat enkel op de karakteristieke minimale waarde bij doorbuiging. Elke andere waarde moet worden berekend op basis van de productnorm die erop betrekking heeft.
125
[] 132 - NBN EN 10142:2000 - Continu-dompelverzinkte band en plaat van laag koolstofstaal voor kouddieptrekken of zetwerk - Technische leveringsvoorwaarden [] 133 - NBN EN 10143:1993 - Plaat en band van staal bekleed met een metaal door continu dompelen - Toleranties op afmetingen en vorm (bevat een niet-afwijkende Belgische nationale toevoeging) [] 134 - NBN EN 755-1:1997 - Aluminium en aluminiumlegeringen - Geëxtrudeerde staven, buizen en profielen - Deel 1: Technische leveringsvoorwaarden [] 135 - NBN EN 755-2:1997 - Aluminium en aluminiumlegeringen - Geëxtrudeerde staven, buizen en profielen - Deel 2: Mechanische eigenschappen. [] 136 - NBN EN 10147:2000 - Continu-dompelverzinkte band en plaat van staal voor constructiedoeleinden - Technische leveringsvoorwaarden. [] 137 - NBN EN 338:2003 - Hout voor dragende toepassingen - Sterkteklassen [] 138 - NBN EN 572-1:1995 -Glas voor gebouwen - Basisproducten van glas: Deel 1: Definities en algemene fysische en mechanische eigenschappen. [] 139 - NBN EN 1863-1:2000 - Glas voor gebouwen - Thermisch versterkt natronkalkglas - Deel 1: Definitie en beschrijving. [] 140 - NBN EN 12150-1:2000 - Glas voor gebouwen - Thermisch gehard natronkalkveiligheidsglas - Deel 1: Definitie en beschrijving.
126
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Bijlage 4 – Beveiliging tegen blikseminslagen en statische elektriciteit A.4.1. Beveiliging tegen blikseminslagen A.4.1.1. Definitie Bliksem is een natuurverschijnsel waarbij een elektrische lading wordt uitgewisseld tussen het aardoppervlak en wolkenmassa's. De elektrische stroom volgt de weg van de minste elektrische weerstand om de aarde te bereiken. In België slaat de bliksem jaarlijks ongeveer 50.000 keer in gedurende een vijftiental onweerdagen. Dergelijke blikseminslagen kunnen constructies ernstig beschadigen. Als men rekening houdt met de energie die ze genereren, kan men spreken van een reëel gevaar. Zo doodt bliksem volgens de statistieken één persoon per miljoen inwoners en per jaar en veroorzaakt hij veel branden. Voornaamste kenmerken van bliksem: - potentiaalverschil tussen wolk en aarde - gemiddelde elektrische stroom - maximale temperatuur van het bliksemkanaal - axiale druk van het bliksemkanaal - stijgsnelheid van de ontlading - benaderende duur van de ontlading
: 100 miljoen volt : 25.000 ampère : 30000 °K : 1000 atm : 100000 km/s : 10-4 - 10-3 seconde voor koude bliksem : 10-2 - 10-1 seconde voor warme bliksem
Bliksem kan velerlei uitwerkingen hebben: - thermisch (warmteontwikkeling), - elektrodynamisch (krachten), - elektromagnetisch (inductie), - elektrochemisch (galvanische ontbinding), - akoestisch (donderslagen en drukgolven), - fysiologisch (invloed op het hart en de zenuwcentra die de ademhaling regelen). A.4.1.2. Principes voor de bescherming van gebouwen met metalen vliesgevels Bliksem slaat gewoonlijk in op de hoogste punten. Er zijn evenwel uitzonderingen op die regel. Gebouwen met vliesgevels die hoger zijn dan 25 m, moeten door middel van aarding worden beschermd tegen blikseminslagen. De elektrische stroom die door het potentiaalverschil wordt gegenereerd, laat zich betrekkelijk gemakkelijk naar de aarde leiden als hij daarvoor over een zo rechtstreeks mogelijk en goed geleidend tracé beschikt. De metalen constructies worden uitwendig beschermd door een op het dak van het gebouw gemonteerd metalen bliksembeveiligingsnet, dat in verbinding staat met het geraamte van de vliesgevel en een kooi van Faraday vormt wanneer het correct geaard is.
127
De kooi van Faraday bestaat uit een aantal afgaande leidingen, die rondom de volledige omtrek van het gebouw onderling worden verbonden door middel van een bovenste opvangleiding (dak van gebouw), equipotentiele gordel op de gevel met een tussenafstand van maximaal 25 m, en een onderste bovengrondse leiding. Die laatste staat via meetkoppelingen in verbinding met het aardingsnet. Zie afbeelding A4 voor dit voorbeeld. De doorsnede van de palen en lussen moet minimaal 70 mm² of minimaal 35 mm² bedragen wanneer ze respectievelijk in aluminium of koper zijn uitgevoerd. De metalen elementen die samen de vliesgevel vormen, kunnen dienst doen als bliksemafleiderlussen en -geleiders voor zover - ze met elkaar zijn verbonden door middel van een soepele geleider met de hierboven vermelde minimale doorsnede, - ze beschermd zijn tegen corrosie, - er een zuiver contact bestaat tussen de verschillende metalen. A.4.1.3. Praktische aanbevelingen (+) 57: Beveiliging tegen blikseminslag en statische elektriciteit Het door de normen voorgeschreven beveiligingstype is verplicht voor gebouwen van 25 m of hoger. Het wordt aangeraden voor gebouwen van minder dan 25 m hoog; de reglementaire technische bepalingen zijn evenwel van toepassing wanneer de beveiliging is voorzien in het bijzonder bestek.
128
De referentienormen zijn: [] 141 - NBN S 21-202:1980 - Brandbeveiliging in de gebouwen - Hoge en middelhoge gebouwen Algemene eisen (met erratum) [] 142 - NBN S 21-202/A1:1984 - Brandbeveiliging in de gebouwen - Hoge en middelhoge gebouwen - Algemene eisen (met erratum) [] 143 - NBN C 18-100/A1:1991 - Leidraad voor bliksemafleiderinstallaties [] 144 - NBN C 18-100:1985 - Leidraad voor bliksemafleiderinstallaties A.4.2. Bescherming tegen statische elektriciteit A.4.2.1. Definitie Over dit verschijnsel is minder geweten. Metalen oppervlakken die zijn blootgesteld aan de wrijving van geïoniseerde lucht, kunnen grote ladingen statische elektriciteit opslaan wanneer ze niet zijn geaard. A.4.2.2. Gevolgen De elektrische ontladingen die deze opgehoopte statische elektriciteit veroorzaakt, hebben weliswaar een lage intensiteit, maar de spanningen die daarbij worden gegenereerd, kunnen erg hoog oplopen. Die statische elektriciteit kan aanhouden als de vliesgevel of het venster niet geaard is.
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
Statische elektriciteit kan bijvoorbeeld ervoor zorgen dat de elektronische apparatuur in de gebouwen niet naar behoren werkt. A.4.2.3. Beveiligingswijzen Het is aan te raden het metalen schrijnwerk te aarden om de ophoping van statische elektriciteit te vermijden. A.4.3 Beveiliging van schrijnwerk met profielen met isolator Bliksem slaat in en statische elektriciteit hoopt zich op aan de buitenkant van het schrijnwerk. Dit laatste is door middel van een isolatiewand, bestaand uit een zowel thermisch als elektrisch isolerend materiaal, gescheiden van de binnenste hoofdconstructie van het venster of de vliesgevel. Voor de hierboven beschreven gebouwen is het aan te raden het warmte-isolerende scherm tussen de buitenste en de binnenste delen van het metalen schrijnwerk te kortsluiten, zodat de stroom door kan en dus de aarding van het buitenste deel verzekerd is volgens de bepalingen beschreven in A.4.1.2. en A.4.1.3. Opvangsnet op het dak
Fig. A.4 d< 10m verhoogde beveiliging (gebouw H > 25m) d< 20m normale beveiliging (gebouwt = 25m) Bovenste opvangleiding
129 H
Afgaande leiding
h
d
Equipotentiele gordel d
Onderste bovengrondse leiding
M
M
aardingsnet
M
Meetkoppelingen
Bijlage 5 – Overzicht van de toe te lichten aspecten in het bijzonder bestek
130
(+) 1: Hang- en sluitwerk .................................................................................................................... 30 (+) 2: De beglazing.............................................................................................................................. 31 (+) 3: Vensters: prestaties bij blootstelling aan lucht, water en wind ................................................. 37 (+) 4: Vensters: bedieningskrachten.................................................................................................... 40 (+) 5: Vensters: verkeerd gebruik........................................................................................................ 40 (+) 6: Vensters: thermische isolatie..................................................................................................... 41 (+) 7: Vensters: risico op onbehaaglijkheid tijdens hittegolven en visuele belemmering................... 42 (+) 8: Vensters: risico op condensatie: ................................................................................................ 43 (+) 9: Vensters: akoestische prestaties ................................................................................................ 48 (+) 10: Vensters: inbraakwerendheid: ................................................................................................. 50 (+) 11: Vensters: bestandheid tegen explosies .................................................................................... 52 (+) 12: Vensters: kogelwerendheid: .................................................................................................... 53 (+) 13: Vensters: brandreactie: ............................................................................................................ 55 (+) 14: Vensters: brandweerstand: ...................................................................................................... 56 (+) 15: Vensters: gereglementeerde stoffen ........................................................................................ 57 (+) 16: Vensters: Schokweerstand....................................................................................................... 57 (+) 17: Vensters: mechanische uithoudingsvermogen: ....................................................................... 62 (+) 18: Vensters: gedrag tussen 2 soorten omgevingslucht................................................................. 62 (+) 19: Vliesgevels: prestaties bij blootstelling aan lucht, water en wind........................................... 65 (+) 20: Vliesgevels: thermische isolatie .............................................................................................. 71 (+) 21: Vliesgevels: zonnetoetredingsfactor en lichtdoorlaatbaarheid................................................ 72 (+) 22: Vliesgevels: risico op condensatie: ......................................................................................... 72 (+) 23: Vliesgevels: Akoestische prestaties......................................................................................... 72 (+) 24: Vliesgevels: inbraakwerendheid.............................................................................................. 72 (+) 25: Vliesgevels: weerstand tegen explosies .................................................................................. 72 (+) 26: Vliesgevels: kogelwerendheid................................................................................................. 72 (+) 27: Vliesgevels: gedrag bij brand .................................................................................................. 72 (+) 28: Vliesgevels: gereglementeerde stoffen.................................................................................... 73 (+) 29: Vliesgevels: schokweerstand................................................................................................... 73 (+) 30: Vliesgevels: herhaald gebruik ................................................................................................. 79 (+) 31: Vliesgevels: gedrag tussen 2 soorten klimaten........................................................................ 79 (+) 32: Berekeningsnota’s ................................................................................................................... 82 (+) 33: Vervormingen onder temperatuursgradiënt............................................................................. 83 (+) 34: Vensters en vliesgevels: bijkomende belastingen op de gevel................................................ 84 (+) 35: Vensters en gevels: opstelling van de sluitorganen................................................................. 87 (+) 36: Vensters en gevels: speciale maatregelen ............................................................................... 87 (+) 37: Vensters: dimensionering van de beglazing............................................................................ 87 (+) 38: Vensters: plaatsing van de beglazing ...................................................................................... 87 (+) 39: Vensters: plaatsing van het schrijnwerk.................................................................................. 87 (+) 40: Vensters: bevestiging en aansluiting ....................................................................................... 88 (+) 41: Vensters: binnenafwerking...................................................................................................... 88 (+) 42: Vliesgevels: vulpaneel............................................................................................................. 89 (+) 43: Vliesgevels: dimensionering van de beglazing ....................................................................... 89 (+) 44: Vliesgevels: plaatsing van de beglazing.................................................................................. 89 (+) 45: Vliesgevels: bewegingsvoeg ................................................................................................... 90
"De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België."
(+) 46: Vliesgevels: uitzetting en zetting ............................................................................................ 91 (+) 47: Vliesgevels: bevestiging aan de constructie van het gebouw: ................................................ 92 (+) 48: Vliesgevels: gevelvoegen en constructievoegen ..................................................................... 92 (+) 49: Vliesgevels: dichting tussen gevel en ruwbouw...................................................................... 92 (+) 50: Vliesgevels: verbinding tussen de gevel en de overige constructie-elementen....................... 92 (+) 51: Vensters: eenheidsprijs............................................................................................................ 97 (+) 52: Vliesgevels en SGG: eenheidsprijs ......................................................................................... 97 (+) 53: Vensters en gevels: afmetingen............................................................................................... 98 (+) 54: Vensters en gevels: samenstelling........................................................................................... 98 (+) 55: Prototypes.............................................................................................................................. 100 (+) 56: Identificatie van de bestanddelen .......................................................................................... 101 (+) 57: Beveiliging tegen blikseminslag en statische elektriciteit..................................................... 128
131
Bijlage 6 – Gelijkwaardigheid van de doorbuigingsklassen en de drukken NBN EN 2210
132
Vooruitgangstraat 50 B-1210 Brussel Ondernemingsnummer: 0314.595.348 http://economie.fgov.be