Structuurvisie Maastricht 2030 Ruimte voor ontmoeting
Structuurvisie Maastricht 2030 Ruimte voor ontmoeting
Voorwoord Maastricht heeft een grote aantrekkingskracht op mensen. Hier wordt gewoond, gewerkt bij de vele bedrijven, geluierd in de parken, genoten in de theaters, gestudeerd op de scholen, gekiend in de buurthuizen, gezwommen in de zwembaden. De stad kent een grote diversiteit aan voorzieningen én ontmoetingen tussen mensen. Daarnaast biedt Maastricht een historische uitstraling, bijzondere architectuur en een hoge kwaliteit van de inrichting van de openbare ruimte. En ook de bijzondere structuren in de wijken en het groene landschap dat de stad omringt, spreken tot de verbeelding. Zo’n stad trekt bewoners en bezoekers aan. Want een stad wordt gemaakt voor en door de mensen die er in leven. Uiteindelijk is dat wat een stad aantrekkelijk maakt: de ontmoetingen tussen mensen. ‘Ruimte voor ontmoeting’ is dan ook het centrale thema van de Structuurvisie Maastricht 2030, die ik u namens het gemeentebestuur aanbied. Deze structuurvisie is tot stand gekomen via een uitgebreid participatieproces en kent daarom een breed maatschappelijk en politiek draagvlak. Deze structuurvisie markeert de overgang naar een nieuwe periode in de stadsontwikkeling. Aan de groei is een eind gekomen. Het aantal inwoners van de stad stabiliseert; aan nieuwe grootschalige woonwijken, kantoorlocaties en bedrijventerreinen is geen behoefte meer. In het verleden werd van bovenaf bepaald waar mensen behoefte aan hadden in plaats de werkelijke behoeften op het gebied van wonen, werken en recreëren centraal te stellen. Anno nu is er grote behoefte aan flexibiliteit, herbestemming van bestaande gebouwen en tijdelijke functies op een plek. Ook willen inwoners meer betrokkenheid bij ontwikkelingen in hun directe leefomgeving. Kortom, er is grote behoefte aan het bieden van ruimte aan initiatieven. Daarbij is een andere werkwijze noodzakelijk en dit vraagt ook om nieuwe instrumenten. Maastricht is niet bang voor deze nieuwe periode. Sterker nog, wij grijpen de kansen die dit biedt juist met beide handen aan. In de Structuurvisie 2030 maakt Maastricht heldere keuzes. Maastricht gaat voor een versterking van de internationale positionering, zorgt voor een robuuste en duurzame bereikbaarheid, investeert in groen en landschap en vergroting van de stedelijkheid en ontmoeting. Vervolgens kiest de gemeente Maastricht ook voor een duidelijke rol. De gemeente heeft de taak om te zorgen voor een solide raamwerk: de infrastructuur (weg en spoor), het landschap (groen en water) en de voorzieningenstructuur (in zowel de buurten als de binnenstad). Binnen dit raamwerk faciliteert de gemeente ontwikkelingen van onderop. Daarnaast gaat de gemeente Maastricht actief aan de slag door nieuwe instrumenten (ruimtelijke en financieel) te ontdekken in het Maastricht-LAB. Dit doen we samen met alle partijen die de stad vormgeven. Al met al maakt de stad duidelijke keuzes voor het stedelijke raamwerk op de langere termijn. Ik nodig partijen uit initiatieven aan te dragen voor versterking en invulling van dit raamwerk om op die manier samen te werken aan de ontwikkeling van de stad. Maastricht is al ruim 2000 jaar in transformatie en zal dat ook altijd blijven. En dat is maar goed ook. Maastricht, juli 2012 Gerdo van Grootheest Wethouder Ruimtelijke Ordening, Natuur en Sport
Inhoudsopgave
1 Inleiding 2 Ruimtelijke thema’s Thema 1 Versterken internationale positionering: ‘Dansen tussen de schalen’ Thema 2 Robuuste en duurzame berekbaarheid: ‘Keuzemogelijkheid’ Thema 3 Investeren in groen en landschap: ‘Versterken en verbinden’ Thema 4 Het versterken van het stedelijk weefsel: ‘Stedelijkheid en ontmoeting’
7
3 Totaalbeeld
20
4 Realisatiestrategie
23
5 Transformatie
30
6 Investeringsagenda
36
7 Gebiedsbeschrijvingen Binnenstad Stedelijk gebied Subcentra Stadsrandgebieden
40 41 46 49 56
Colofon
64
12 12 14 16 18
Ontmoetingsplek in het Stadspark
1. Inleiding
In Maastricht ontmoeten mensen elkaar in de openbare ruimte. Of het nu in de parken, op pleinen of terrassen is; deze ontmoetingen verrijken het sociale leven en kleuren de culturele omgeving, zowel in de binnenstad als in de woonbuurten. Dit maakt dat Maastricht een stad is waar het fijn is om te wonen, die veel bezoekers trekt en waar bedrijven zich graag vestigen. Het centrale thema voor deze structuurvisie is daarom ‘Ruimte voor Ontmoeting’. Om ook in de toekomst aantrekkelijk te blijven als ontmoetingsplek moet Maastricht zich blijven ontwikkelen.
Ontmoetingsplek bij het Bassin
Deze structuurvisie geeft hieraan richting door de ruimtelijke thema’s voor de komende jaren te benoemen. Samen met de economische en sociale visie vormt deze structuurvisie het hart van het gemeentelijk strategisch beleid. Korte terugblik Eerdere structuurvisies hadden een aantal onderwerpen gemeen. Allereerst stond de transformatie van de stad via grote projecten centraal. Dit is kenmerkend voor de wijze van stadsontwikkeling in de afgelopen decennia. Ten tweede was er over een lange periode sprake van groei. Door de behoefte aan meer woningen, bedrijven en kantoren was ruimtedruk een steeds terugkerend thema. Desondanks heeft Maastricht ook in die jaren een consequent ruimtelijk beleid gevoerd door de stad
‘Niet in de afzondering zullen we ons zelf ontdekken, maar onderweg, in de stad, in de menigte, als ding onder de dingen, als mens onder de mensen’. (Jean-Paul Sartre)
Structuurvisie 2030 | 1. Inleiding
Maastricht is een stad met een hoge kwaliteit van leven. Die de monumentale uitstraling koppelt aan jeugdige flair. Dankzij de historische binnenstad met zijn levendige pleinen, de Europese ligging, de internationale sfeer, de bruisende studentenpopulatie, het culturele aanbod en de herkenbaar eigen identiteit is Maastricht een stad die ruimte biedt voor spannende ontmoetingen. Waar de mensen die er wonen, werken en verblijven tot volle ontplooiing komen. Zichtbaar creatief, innoverend, sociaal en ondernemend. Een stad als betrouwbare partner waar iedereen meetelt en meedoet.
7
Structuurvisie 2030 | 1. Inleiding
van binnenuit te vernieuwen. Stadsdelen zijn met gevoel en respect voor de bestaande kwaliteiten en de historische context verbouwd. Hierdoor is het compacte en historische karakter van de stad, evenals de schoonheid van het omliggende landschap, behouden. De ontwikkeling van Maastricht als een compacte stad in een weids landschap is een goed voorbeeld van een duurzaam ruimtegebruik.
8
Huidige situatie en ambitie Bereikbaarheid en mobiliteit zijn momenteel thema’s van levensbelang voor Maastricht. Daartoe zijn inmiddels grote projecten in voorbereiding of reeds in uitvoering. Het komende decennium wordt voor een bedrag van ruim 1 miljard euro geïnvesteerd in de infrastructuur. Dit is essentieel om als stad aantrekkelijk te blijven als vestigingsplaats voor bedrijven en inwoners, maar eveneens voor bezoekers vanuit de gehele (eu)regio. Ook het omliggend landschap wordt verder versterkt. In het kader van de Grensmaas is een natuurgebied in wording onder de naam Rivierpark Maasvallei. De ruimtelijke ambitie voor de komende jaren is in de eerste plaats uitvoeren wat we van plan waren. Maar daarnaast kijken we alvast verder vooruit.
Grote werken: Ondertunneling van de A2
Ontwikkelingen en opgave Er breekt in de stadsontwikkeling een nieuwe periode aan. De verwachting is dat de groei van het aantal inwoners van de stad beperkt is. Daarbij zal het aantal kinderen met zo’n 20% afnemen en het aantal ouderen in dezelfde mate toenemen. Ook wordt een groei van het aantal studenten verwacht. Deze veranderingen brengen met zich mee dat het accent in de stadsontwikkeling verschuift van grootschalige gebiedsontwikkeling naar meer geleidelijke transformatie van het bestaande stedelijk gebied. De veranderingen in de bevolkingssamenstelling hebben ook gevolgen voor de voorzieningen in stad en regio. De huidige fijnmazige spreiding van voorzieningen zal verdwijnen. De noodzaak neemt toe via gericht beleid de kwaliteit en bereikbaarheid van de voorzieningen te waarborgen. Dit betekent ook afstemming op regionaal niveau tussen gemeenten. Van belang is dat de stad zich op een zo duurzaam mogelijke wijze ontwikkelt. Duurzaamheid niet als apart thema, maar als rode draad door alle beleidsthema’s. Twee thema’s zijn relevant voor de structuurvisie: energie en klimaat. De trend is dat traditionele bronnen voor energie (fossiele brandstoffen) schaarser en daardoor duurder worden.
Basisschool Binnenstad
Structuurvisie 2030 | 1. Inleiding
Aandacht voor voorzieningen in buurten en wijken
9
Ruimte voor groen bij herstructurering
Nadruk op duurzame vervoerswijzen
Dit heeft als gevolg dat de vraag naar meer duurzame vervoersvormen en de behoefte tot auto-onafhankelijkheid zullen toenemen. Een nauwe afstemming tussen de ruimtelijke ordening en het mobiliteitsbeleid moet zorg dragen voor een toekomstbestendige bereikbaarheid.
men. Hierdoor is er meer ruimte in de stad nodig voor de opvang en afvoer van water (zowel regenwater als hoogwater van de Maas) en groen.
Maastricht zal ook moeten anticiperen op de veranderingen in het klimaat. In de zomer zal het steeds warmer worden en krijgen we vaker te maken met lange perioden van droogte en hevige stortbuien. In de winter valt er meer sneeuw en wordt het steeds natter met als gevolg dat de Maas vaker zal overstro-
Ook de behoefte van de burger verandert. De wens naar meer keuzevrijheid en diversiteit neemt toe. Burgers willen meer invloed op hun leven, dus bijvoorbeeld ook op de fysieke vormgeving van hun woning. In de toekomstige stadsontwikkeling zullen het dagelijkse leven van de inwoners en de verschillende leefpatronen en behoeften centraal staan. Door de mobilisering van de samenleving kan (en wil) men zich over grotere afstanden verplaatsen.
Structuurvisie 2030 | 1. Inleiding
De dagelijkse leefomgeving is niet meer vanzelfsprekend de eigen wijk, stad of zelfs regio. Maastricht zal zich nog meer op haar (eu)regionale en (inter)nationale omgeving moeten richten om via afstemming en samenwerking de kansen voor de stad te benutten.
10
Ruimtelijke thema’s Als antwoord op bovenstaande ontwikkelingen en om de aantrekkelijkheid van de stad voor (bestaande en nieuwe) inwoners, ondernemingen en haar bezoekers te verbeteren gaat Maastricht gericht werken aan: • versterking van haar positionering als internationale stad ten behoeve van de economische vitaliteit en innovatie van de stad en regio; • investeren in een robuuste en duurzame bereikbaarheid om het vestigingsklimaat voor inwoners, bezoekers en ondernemingen te verbeteren; • het landschap versterken en verbinden met de stad zodat het nog meer bijdraagt aan de unieke woonkwaliteit en de toeristische aantrekkingskracht en • het bestaande stedelijk gebied zorgvuldig en geleidelijk transformeren, waarbij wordt gekomen tot een robuust netwerk van maatschappelijke voorzieningen en aantrekkelijke ontmoetingsplekken en openbare ruimten. Realisatie De wijze waarop Maastricht aan deze ruimtelijke thema’s gaat werken zal verschillen ten opzichte van de afgelopen periode. Door de onzekerheid over de toekomstige behoefte van de stad en de financiële mogelijkheden, zal het accent komen te liggen op een geleidelijke transformatie van het bestaande. Toch is er behoefte aan een visie op de toekomst. Deze visie betreft in hoofdzaak het raamwerk van infrastructuur, landschap, openbare ruimtes en ontmoetingsplekken. Binnen dit raamwerk spelen thema’s als herbestemming, flexibiliteit en tijdelijk gebruik een meer voorname rol. Hierbij zal het dagelijks leven van de mensen in de stad en de verschillende leefpatronen centraal staan. Er zal naar verwachting ook een nieuw instrumentarium nodig zijn. Maastricht wil hiervoor graag als proeftuin dienen.
Structuurvisie 2030 | 2. Ruimtelijke thema’s
Ruimte voor foto
11
Transformatie bestaand stedelijk gebied
2. Ruimtelijke thema’s
Structuurvisie 2030 | 2. Ruimtelijke thema’s
Thema 1. Versterken internationale positionering: ‘Dansen tussen de schalen’ Maastricht is een stad met een internationale ligging en uitstraling. Ze wordt vaak gezien als een stukje buitenland in Nederland. Binnen ZuidLimburg vervult Maastricht een belangrijke rol als centrumstad. De gunstige internationale ligging enerzijds en de regionale centrumfunctie anderzijds bieden Maastricht diverse kansen. Zowel op economisch als sociaal gebied is regionale en internationale samenwerking bovendien steeds belangrijker. Maastricht gaat zich de komende periode daarom nog meer op haar omgeving richten. Positionering en samenwerking op verschillende schaalniveaus en met verschillende partners is hierbij cruciaal. Dit betekent dat Maastricht als het ware moet dansen tussen de schalen.
12
Versterken euregionale en internationale positionering
Voor het behoud van de huidige werkgelegenheid en het aantrekken van nieuwe banen en inwoners is het belangrijk dat Maastricht zich samen met de regio profileert als aantrekkelijk woon-, werk- en leefgebied. Een regio met een vrijwel compleet voorzieningenniveau, waarbinnen Maastricht als centrumstad een belangrijke rol vervult. Het is daarom belangrijk een nauwe samenwerking tot stand te brengen met Sittard-Geleen, Heerlen, de provincie, de heuvellandgemeenten en de belangrijkste bedrijven en maatschappelijke partners. Met name op het gebied van economie, wonen, zorg en onderwijs. De agenda voor deze samenwerking is inmiddels vastgelegd in het Kompas voor samenwerking in Zuid-Limburg. Speerpunten in deze strategische uitvoeringsagenda zijn maximale ontwikkeling van de Health Campus Maastricht en de Chemelot Campus in Sittard-Geleen, het ontwikkelen van een structuur- en woonvisie voor geheel Zuid-Limburg,
Maar samenwerking binnen de regio Zuid-Limburg alleen is niet voldoende. Een duidelijke positionering in het euregionale netwerk is net zo belangrijk voor de gewenste innovatie en economische weerbaarheid. Het internationale karakter en de Europese ligging vormen de kracht van Maastricht. De ambitie Culturele Hoofdstad van Europa 2018 te worden is een belangrijke hefboom om dit te versterken. Door gezamenlijk te werken aan mentale en fysieke verbindingen en tegelijkertijd de culturele diversiteit te koesteren, zet Maastricht zichzelf en de Euregio Maas-Rijn internationaal op de kaart. Ook bij andere ontwikkelingen in de euregio, zoals de campusontwikkeling van de RWTH in Aken, de wereldtentoonstelling in Luik en de nieuwe binnenhaven in Luik is samenwerking van belang. Hiervoor zijn goede verbindingen binnen de euregio en aansluiting op het Europese HSL-netwerk van wezenlijk belang. Evenals goede verbindingen met de (internationale) luchthavens in de nabijheid.
Niet alleen voor kenniswerkers, maar ook voor de flankerende sectoren. Er worden meer banen op alle niveaus gecreëerd, zowel vanuit de bestaande bedrijvigheid als door startende bedrijven. Burgers kunnen hiervan profiteren doordat er meer banen op bereikbare afstand van Maastricht komen te liggen. Het werken over de grens wordt ondanks alle inspanningen nog belemmerd door barrières op het gebied van taal, cultuur en verschil in fiscale en administratieve wetgeving. Om als Maastricht te kunnen profiteren van de economische groei in Zuid-Oost-Nederland zijn daarom op kortere termijn snelle verbindingen met Eindhoven van essentieel belang. Dit vergroot niet alleen het aantal banen op bereisbare afstand, maar zorgt er ook voor dat economische groei (meer banen en inwoners) in Maastricht zelf toeneemt.
Structuurvisie 2030 | 2. Ruimtelijke thema’s
versterking van het toeristisch aanbod en herschikking van primair onderwijs. In het nieuwe samenwerkingmodel concentreert Sittard-Geleen zich op de industriële cluster en sport; Heerlen richt zich op zorg en dienstverlening; Maastricht op kennis, cultuur en bestuur.
13
Innovatie is een fundamentele factor voor de groei van de economie op lange termijn. Daarvoor is het noodzakelijk dat er voldoende kritische massa (kennisinstituten, bedrijven en innovatiekracht) aanwezig is. De ELAt-regio (ELAt staat voor Eindhoven, Aken, Leuven triangle) beschikt over die kritische massa zoals de RWTH Aken, KU Leuven, Universiteit Hasselt, Universiteit Maastricht en de TU Eindhoven. Maar ook met verschillende technologische topinstituten en bedrijven. Zuid-Limburg cq. Maastricht kan hier door haar centrale ligging in de ELAt-regio optimaal van profiteren. Aanhaken bij het vooruitgangsconcept Brainport 2020 werkt daarbij als katalysator. Door de ontwikkeling van de Health Campus Maastricht en de Chemelot Campus Sittard-Geleen versterkt Zuid-Limburg zijn positie binnen deze innovatieve topregio. Deze positionering in het hart van de ELAt-regio heeft een positief effect op de werkgelegenheid. Versterken internationale positionering
Structuurvisie 2030 | 2. Ruimtelijke thema’s
14
Robuuste en duurzame ontsluitng en bereikbaarheid: ‘Keuzemogelijkheid’
Goede bereikbaarheid is een onontbeerlijke pijler onder de economische structuur van de stad. Wil Maastricht zich doorontwikkelen als aantrekkelijke vestigingsplaats, dan is het noodzakelijk de bereikbaarheid van de stad en de economische centra per auto, maar vooral ook met het openbaar vervoer en het langzaam verkeer, te optimaliseren. Maastricht ligt gunstig aan de belangrijke (inter) nationale verkeersader A2/E25. De huidige hoofdontsluiting van de stad wordt gekenmerkt door een ring rond de binnenstad. Vanwege de ondertunneling van de A2 en de omlegging van de westelijke aanlanding van de Noorderbrug verandert dit. Er ontstaat een structuur, waarin de A2 de ruggengraat vormt en de Noorderbrug en J.F. Kennedybrug de belangrijkste ‘ribben’ zijn. Opgave voor de komende jaren is om deze grote projecten te realiseren en de bereikbaarheid gedurende de werkzaamheden te waarborgen. Beide projecten zijn volgens planning gereed voor 2018; dit in verband met de ambitie om culturele hoofdstad van Europa te worden. Door het verleggen en opwaarderen van de Noorderbrug verbetert de ontsluiting van het westelijk deel van Maastricht, dat door de druk van het Maaskruisend verkeer de afgelopen periode kwetsbaar was in haar bereikbaarheid. Het betekent dat verkeersaantrekkende functies, in tegenstelling tot het beleid van de laatste jaren, ook in Maastricht-West kunnen landen. Er is echter wel een verschil tussen beide ‘ribben’ qua intensiteit. Het tracé over de Noorderbrug heeft een grotere verkeerscapaciteit en in het noordwesten is ook de bediening met het openbaar vervoer beter dan in het zuidwesten. Daarom zal bij meer grootschalige en verkeersaantrekkende ontwikkelingen in het westen van Maastricht het accent liggen rondom het Noorderbrugtracé. Deze structuur faciliteert de verwachte groei van het autoverkeer en waarborgt de (auto)bereikbaarheid van de stad in de komende decennia. Het voordeel daarvan is dat de singels rond de binnenstad worden ontlast en er een vrij groot stedelijk gebied ontstaat. In dit gebied ontstaat daardoor meer ruimte voor de doorstroming van het stedelijk openbaar vervoer.
Maar ook voor het realiseren van een fijnmazig en comfortabel fietsnetwerk. Nieuwe parkeervoorzieningen gericht op de binnenstad zullen met name aan de randen van de binnenstad worden gesitueerd; goed ontsloten vanaf de ‘ribben’. Zo ontstaat de mogelijkheid niet alleen de bereikbaarheid te verbeteren, maar ook een impuls te geven aan de leefbaarheid van de binnenstad. Naast locaties voor Park&Walk aan de rand van de binnenstad zullen aan de rand van de stad Park&Ride-voorzieningen worden ingericht. Maastricht wil in de stad en regio een duurzaam mobiliteitsbeleid voeren waarin inwoners, werkers en bezoekers keuzemogelijkheden hebben in hoe men zich kan verplaatsen. Dat betekent dat naast een robuuste stedelijke en regionale structuur voor de auto, ook een robuuste structuur voor het openbaar vervoer en de fiets belangrijk is. Verkeersaantrekkende functies moeten zoveel mogelijk gerealiseerd worden op multimodaal bereikbare plekken. Op deze wijze wordt tegemoet gekomen aan de wens een meer duurzaam reisgedrag te stimuleren. Bovendien wordt tegelijk ingespeeld op de groeiende behoefte aan individuele keuzevrijheid. Voor (eu)regionaal openbaar vervoer is het de ambitie om de bestaande verbindingen te behouden en daarnaast te zorgen voor een betere benutting van het bestaande spoornetwerk, met name richting Aken en Luik. Dat kan door het realiseren van extra halteplaatsen en het zorgen voor meer frequent rijdende treinen. Het (eu)regionale netwerk van spoorlijnen wordt uitgebreid met de tramverbinding HasseltMaastricht. De ambitie is ‘spoorboekloos’ reizen binnen de euregio. Op internationaal niveau is de aansluiting op het Europese HSL-netwerk belangrijk; nationaal de verbinding met de Randstad via Eindhoven. Voor het stedelijk openbaar vervoer is er de ambitie om de huidige kernkwaliteit vast te houden. Dat wil zeggen concentratie op zogenaamde OV-assen. Wel dienen de verkeersaantrekkende functies die nu slecht per openbaar vervoer bereikbaar zijn extra aandacht te krijgen. Het NS-station neemt in dit geheel als openbaar vervoerknooppunt een speciale plaats in en wordt als belangrijkste entreeplek van de stad verder ontwikkeld door het inpassen van de tram en het vergroten van het aantal P&R plaatsen. De autobereikbaarheid van het station is hierbij aandachtspunt.
Structuurvisie 2030 | 2. Ruimtelijke thema’s
Thema 2. Robuuste en duurzame bereikbaarheid en ontsluiting: ‘Keuzemogelijkheid’
15
Structuurvisie 2030 | 2. Ruimtelijke thema’s
16
Investeren in Groen en Landschap: ‘versterken en verbinden’
Maastricht ligt aan de uitlopers van drie grote landschappelijke gebieden in Europa, namelijk de Ardennen, de Eifel en de Kempen. De nabijheid van deze gebieden draagt bij aan de aantrekkelijkheid van Maastricht. Daarnaast wordt de stad in de directe omgeving omringd door een aantal buitengebieden met hoge landschappelijke en ecologische waarden: St. Pietersberg/Jekerdal/Cannerberg (1) in het zuiden, het Rivierpark Maasvallei (2) in het noorden en het Terraspark (3) als uitloper van het Heuvelland in het oosten. Deze gebieden staan met elkaar in verbinding via drie groene zones, namelijk de Landgoederenzone(4), Dousberg/Zouwdal (5) en Grensgebied Maastricht-Eijsden (6). Ze vormen samen een groene ring rondom de stad. Dit landschappelijk raamwerk is niet alleen belangrijk als recreatief ontmoetingsgebied, het vergroot ook de toeristische attractiviteit van Maastricht. Door verschillen in bodem, reliëf, waterhuishouding en geschiedenis hebben al deze gebieden en zones hun eigen karakteristiek. Maastricht wil de groene ring rondom de stad verder versterken en compleet maken, met ontwikkelingen die passen bij de eigen karakteristiek van de gebieden. Doel is om deze natuurlijke gordel verder uit te bouwen als de recreatieve uitloopgebieden van de stad. Hiervoor zijn makkelijke overgangen vanuit de bebouwing naar het groen gewenst, zoals een doorgaande fietsstructuur. Prioriteiten de komende periode zijn het versterken en ontwikkelen van het Rivierpark Maasvallei als natuurgebied, de Landgoederenzone als tuin van voor onze gasten (cultuur, rust, wellness, recreatie, culinair) en het winterbed van de Maas tussen Maastricht en Eijsden als waterrecreatiegebied(7). De ENCI-groeve zal worden ontwikkeld als natuurgebied(8) . In al deze gebieden liggen tevens potenties op toeristisch vlak en ze kunnen zich daarmee ontwikkelen als locaties voor ontmoeting. Om de unieke groene ligging meer te betrekken bij het woonklimaat, wil Maastricht de komende periode het landschap meer de stad in trekken. Dit gebeurt door het creëren van groene longen in de bebouwing, zoals de zone langs de Kanjel (9), groene wiggen in de westelijke woonwijken (13) en de Geusselt (14). Aan de westzijde eindigen deze groene longen in de
parkengordel van Maastricht, waaronder het nieuwe Frontenpark (10) met de steilrand en het gebied van de voormalige Tapijnkazerne (11). Omdat deze groengebieden zich in de vestinggordel bevinden, worden hierdoor ook de vestingwerken beter zichtbaar en toegankelijk voor het publiek. Aan de oostzijde zorgt de Groene Loper (16) voor een verbinding met de Geusselt en Landgoederenzone. Randwijck krijgt een centraal gelegen parkzone (15). Deze parkgebieden zijn nieuwe plekken voor ontmoeting en beweging, die bijdragen aan het versterken van de sociale cohesie en de gezondheid. Door de lagere ruimtedruk ontstaat in de woonbuurten meer plek voor water en groen. Vooral in de buurten met weinig tuinen en openbaar groen zullen de komende jaren groene plekken worden toegevoegd. Dit is goed voor de woonkwaliteit en een aantrekkelijk vestigingsklimaat . Het draagt tevens bij aan het realiseren van een duurzame klimaatbestendige stad, want door klimaatverandering is de verwachting dat in de toekomst meer zware regenbuien, vaker hoogwater van de Maas en meer hetere periodes zullen plaatsvinden. Door meer ruimte voor water en groen te creëren kan de stad zich hieraan aanpassen en zo de overlast minimaliseren. Ook de Maas is onderdeel van het landschappelijk raamwerk en heeft een bijzondere betekenis voor Maastricht. Door de rivier heeft de stad zich kunnen ontwikkelen en is de identiteit in aanzienlijke mate bepaald. De afgelopen jaren is de oriëntatie op het water versterkt, door onder andere het ondertunnelen van de Maasboulevard en ontwikkeling van het Bassin, maar Maastricht wil zich als “waterstad” verder ontwikkelen. Met name op de oostelijke oever liggen kansen. Het streven is om vanaf het Griendpark tot aan de sluis in het Julianakanaal een openbare groene oever te realiseren. (12) Aan de zuidzijde kan het recreatief gebruik van het water versterkt worden door de oevers van de Pietersplas beter toegankelijk te maken voor waterrecreatie.(7) Als gevolg van de klimaatverandering moeten we rekening houden met frequent hogere waterafvoeren. Het voorkomen van overstromingen is een grote opgave voor de stad. Samen met Rijkswaterstaat zal worden onderzocht welke maatregelen noodzakelijk zijn om de stad hiertegen te beschermen. De mogelijkheden om het huidige winterbed te verdiepen en te verbreden maakt deel uit van het onderzoek. Dit in combinatie met de opgave om de relatie van de Maas en de stad te versterken.
Structuurvisie 2030 | 2. Ruimtelijke thema’s
Thema 3. Investeren in groen en landschap: ‘Versterken en verbinden’
17
Structuurvisie 2030 | 2. Ruimtelijke thema’s
18
Versterken stedelijk weefsel: ‘stedelijkheid en ontmoeting’
Maastricht is een stad met een grote diversiteit aan inwoners, rijke sociale verbanden en levendige publieke ruimten. Met zijn winkelaanbod, horeca, cultuur en evenementen trekt de stad vele bezoekers vanuit binnen- en buitenland. Dit alles zorgt voor een unieke stedelijke sfeer, die in sterke mate bijdraagt aan het kwaliteiten van Maastricht als kennisstad en bezoekstad. Maar door de geleidelijke veranderingen in de samenleving zijn de traditionele sociale contacten in buurten en wijken steeds minder vanzelfsprekend. Maastricht wil daarom ook buiten de binnenstad de mogelijkheden voor nieuwe ontmoetingen creëren. Dit is belangrijk om enerzijds de huidige samenhang vast te houden, anderzijds om de stad aantrekkelijk te maken voor nieuwe inwoners. De belangrijkste kans om de stedelijkheid en de ontmoeting te versterken is de komst van de A2-tunnel en de verlegde Noorderbrug. Hierdoor ontstaat een groot aaneengesloten stedelijk gebied en worden barrières tussen de woonwijken weggenomen, met uitzondering van het spoorwegemplacement. Dit centraalstedelijke gebied wordt begrensd door Brusselsepoort in het westen, Belvédère in het noorden, Geusselt in het oosten en Randwyck in het zuiden. Ontmoetingen kunnen met name plaatsvinden langs veilige en aantrekkelijke routes met gemengd verkeer die de buitenwijken met de binnenstad verbinden. Deze routes kunnen zich ontwikkelen tot levendige publieke ruimten met een aangenaam verblijfsklimaat. (Tijdelijke) initiatieven, bijvoorbeeld in voormalige winkelpanden kunnen bijdragen aan de levendigheid. Maastricht wil binnen het centraal stedelijk gebied daarom investeren in fijnmazige verbindingen, met name oost-west gericht. Evenals in uitnodigende publieke ruimten, pleinen en parken. In dit gebied liggen mogelijkheden voor het creëren van een uniek stedelijk woon- en werkmilieu. Door herstructurering verbetert de woonkwaliteit voor de huidige bewoners, maar er ontstaan ook kansen voor het aantrekken van nieuwe bewoners die nabij de binnenstad willen wonen. In de transformatie van dit gebied is naast de belangrijke rol voor zakelijke partners ook een rol voor particulieren weggelegd. Daarbij heeft elk gebied een bepaalde mate van
vrijheid en experimenteerruimte om initiatieven te faciliteren. De historische en hoogwaardige binnenstad, waar ontmoeting in de meest intensieve vorm plaatsvindt, behoudt hierin een bijzondere plek. Het stadscentrum wordt uitgebouwd als een bruisende, internationale, toeristische en culturele locatie met een (hoog)stedelijk woonmilieu. Maar Maastricht is meer. Aan de randen van het centraalstedelijk gebied zijn langs de ring van hoofdwegen centrumgebieden ontstaan. Randwyck is daarvan de belangrijkste. Maar ook in de Geusselt en Brusselsepoort/St. Annadal bevinden zich concentraties van voorzieningen en werkgelegenheid. Deze subcentra hebben vaak een monofunctioneel karakter en zijn ‘s avonds uitgestorven. Het streven is om deze gebieden verder te ontwikkelen als levendige ontmoetingsplekken met een aantrekkelijke menging aan functies. Ook Belvédère (cultuur, stedelijk wonen, grootschalige detailhandel) en op termijn CentrumOost (tussen Centraal Station en de A2) zullen zich als nieuwe subcentra gaan ontwikkelen. Gestreefd wordt naar een menging van bij elkaar passende en elkaar versterkende functies, die zorgen voor een specifieke sfeer. Dit is goed voor de differentiatie in de stad en biedt een grotere keuzemogelijkheid. Deze gebieden moeten wat betreft routering en oriëntatie beter verbonden worden met hun omgeving. Maastricht wil ook in de woonwijken buiten het centraal stedelijke gebied de rijke sociale contacten, die zo kenmerkend zijn voor de eigen identiteit, behouden. Voorzieningen spelen hierbij een belangrijke rol. De huidige voorzieningenstructuur staat echter onder druk. Niet alle bestaande voorzieningen kunnen behouden blijven. Er wordt gestreefd naar een solide structuur van ontmoetingsplekken in wijken. In deze plekken, die evenwichtig zijn verdeeld over de stad, worden voorzieningen geclusterd. Clustering in centra zorgt voor toename van de kwaliteit, een evenwichtige spreiding van de centra garandeert de bereikbaarheid. De nieuwe structuur ondersteunt de sociale contacten tussen de bewoners en sluit aan bij de veranderende leefpatronen van de individuele burger. Deze herschikking betekent een grote opgave voor Maastricht en partners de komende jaren. Maar biedt wel zicht op een duurzaam voorzieningenaanbod, aantrekkelijk voor zowel ouderen, gezinnen, studenten en jongeren.
Structuurvisie 2030 | 2. Ruimtelijke thema’s
Thema 4. Het versterken van het stedelijk weefsel: ‘Stedelijkheid en ontmoeting’
19
20
Totaalbeeld
Structuurvisie 2030 | 3. Totaalbeeld
3. Totaalbeeld gebied. Waardoor ruimte ontstaat voor de realisatie van prettige stedelijke woonmilieus. Die zijn noodzakelijk voor Maastricht als woonstad, maar ook als kennisstad. Door de kwaliteitsverbetering van de binnenstad worden de potenties op het gebied van cultuur en kennis vergroot. De landschappelijke structuur leidt tot een waardevermeerdering van de te realiseren woonmilieus in de stadsrandgebieden. Het vergroot tevens de waarde van de stad op toeristisch-recreatief gebied. Samen met het ruimte bieden voor ontmoeting en een goed, bereikbaar en gedifferentieerd voorzieningenniveau, ontwikkelt Maastricht zich zo tot een aanlokkelijke vestigingsplaats en een fijne stad om te wonen, werken en verblijven voor ouderen, gezinnen, studenten en jongeren.
Structuurvisie 2030 | 3. Totaalbeeld
De geschetste duurzame ontwikkeling op het gebied van internationale positionering, bereikbaarheid, landschap en stedelijkheid vormen samen het plan voor Maastricht 2030. Ze zijn als totaalbeeld weergegeven op de plankaart van deze structuurvisie. Dit beeld geeft tevens aan welke noodzakelijke voorwaarden gecreëerd moeten worden voor de realisatie van de ambities uit de Stadsvisie 2030. De sterkere internationale positionering en innovatiekracht van Zuid-Limburg verhoogt zowel het aantal banen in de stad als het aantal bereikbare banen vanuit de stad. En wel op alle niveaus. De nieuwe hoofdinfrastructuur faciliteert de groeiende behoefte aan mobiliteit; een essentiële voorwaarde die bestaande en nieuwe bedrijven stellen aan het vestigingsklimaat. Deze structuur creëert bovendien een betere leefkwaliteit in het centraal stedelijk
21
Structuurvisie 2030 | 3. Totaalbeeld
Duurzame ontwikkeling
22
Maastricht heeft in het verleden consequent een duurzaam beleid gevoerd door te werken via ruimtelijke principes. Dit is een succesvolle manier gebleken om de kwaliteit en identiteit bij de vernieuwingsopgave van de stad te waarborgen. Voor het realiseren van het totaalbeeld van de structuurvisie wil Maastricht het werken via beleidsprincipes voortzetten. Met als ambitie om Maastricht richting 2030 te ontwikkelen tot klimaatneutrale stad. Duurzaamheid is de rode draad voor alle beleidsthema’s in deze structuurvisie. De belangrijkste nieuwe
opgaven vanuit duurzaamheid liggen op het gebied van (hoog)water en groen in relatie tot de klimaatveranderingen; evenals op een samenspel tussen ruimtelijke ordening en mobiliteitsbeleid. Duurzaamheid is een combinatie van People, Planet en Profit. Door bij ruimtelijke ontwikkelingen met alle drie de aspecten rekening te houden, ontstaan duurzame afwegingen. In het schema hieronder staan de duurzaamheidprincipes van het Rijk. Bij elk principe is de relatie aangegeven met de verschillende uitgangspunten en kernbegrippen van deze structuurvisie.
Duurzaamheidsprincipes
Gerelateerde principes ruimtelijk beleid
Zorgvuldig ruimte gebruik
Compacte stad in weids landschap Vernieuwen van binnenuit Kwaliteit als opgave
Keuzevrijheid
Multimodale bereikbaarheid Vergroten diversiteit gebieden Flexibiliteit bij invulling
Toekomstbestendigheid
Ruimte voor water en groen Robuuste infrastructurele netwerken
Benutting aanwezige gebiedskenmerken
Respect voor cultureel erfgoed Uitgaan van intrinsieke waarden Ondergrond meenemen als afwegingskader
Gezonde omgeving voor mens en natuur
Landschappelijke versterking en verbinding Gebiedsgericht milieubeleid
Hoogwaardige samenleving
Stimuleren van ontmoeting
Schepelruwe: ruimte voor wateropvang
Zoals gezegd zal de manier waarop Maastricht haar ruimtelijk beleid gaat uitvoeren veranderen. Door de grotere onzekerheid over de programmatische behoefte van de stad en de meer beperkte financiële mogelijkheden zal het accent van de stadsontwikkeling verschuiven van grootschalige gebiedsontwikkeling naar een meer geleidelijke transformatie van het bestaande stedelijk gebied. Hierbij komt het dagelijks leven van de mensen in de stad en de verschillende leefpatronen centraal te staan. Doel is om de stedelijke structuur zodanig vorm te geven dat deze de mogelijkheid biedt aan inwoners, en investeerders om binnen die structuur initiatieven te ontplooien en zo de stad tot bloei te brengen. Naar verwachting zal ook een nieuw instrumentarium nodig zijn. Maastricht wil hiervoor als proeftuin dienen. Herbestemming, flexibiliteit en tijdelijk gebruik Meer kleinschalige en flexibele stadsontwikkeling en de nadruk op herbestemmen biedt kansen om in te spelen op het dagelijks leven van bewoners en gebruikers met een groeiende behoeften aan meer vrijheid, invloed en diversiteit. Herbestemming, flexibiliteit en tijdelijk gebruik gaan een meer voorname rol spelen in het gemeentelijk beleid; mede om een antwoord te geven op dreigende leegstand. Maastricht wil initiatieven van inwoners, bestaande en nieuwe ondernemers en partners zoveel mogelijk faciliteren en ruimte bieden voor starters, tijdelijke functies, experimenten en broedplaatsen. Dit binnen de programmatische kaders die gelden voor bijvoorbeeld woningbouw en kantoren.
Gashouder in Bosscherveld
Bosscherveld wordt aangewezen als gebied waar kan worden geëxperimenteerd. Speciale aandacht vraagt de herbestemming van het industriële erfgoed in dit gebied. Maar ook elders, zoals bijvoorbeeld in de aanloopstraten van de binnenstad, zal de nodige flexibiliteit gaan gelden bij de invulling van leegstaande panden. Nieuwe bouwinitiatieven zullen worden beoordeeld op de toegevoegde waarde voor de stad, gerelateerd aan de bestaande voorraad en de eventuele leegstand die zich daarin voordoet. Maastricht neemt initiatief om samen met marktpartijen en andere betrokken overheden te komen tot een gezamenlijke aanpak van de leegstand van met name kantoorgebouwen. In zijn algemeenheid geldt dat leegstand kan worden bestreden door flexibel te zijn bij een nieuwe invulling. Maar de lagere programmadruk geldt voor meerdere functies en
Structuurvisie 2030 | 4. Realisatiestrategie
4. Realisatiestrategie
23
naar een samenwerking en gedeelde verantwoordelijkheid met partners. Naast een initiërende rol heeft de gemeente ook een regisserende rol om er voor te zorgen dat met initiatieven wordt bijgedragen aan het verhogen van
Structuurvisie 2030 | 4. Realisatiestrategie
dat zorgt voor beperkingen bij de herbestemming. Hiervoor bestaan geen pasklare antwoorden. De uitdaging is een balans te vinden tussen het bieden van flexibiliteit en experimenteerruimte en het versterken van de kwaliteiten en profielen van de verschillende gebieden / locaties en de stad als geheel.
24
Herbestemming Ridderbrouwerij
Actieve en regisserende rol gemeente De gemeente heeft in het ruimtelijk beleid en de stadsontwikkeling verschillende rollen. Voor het realiseren van de robuuste structuur van publieke ruimten is het nodig dat Maastricht een initiërende en actieve rol aanneemt en actief de samenwerking opzoekt met de betrokken partners. Dat geldt ook voor het herschikken van maatschappelijk vastgoed, het versterken van de verblijfskwaliteit van de openbare ruimte en het realiseren van meer groen en water in en rond de stad. Naast het reguliere publiekrechtelijk instrumentarium blijft het privaatrechtelijk grond- en vastgoedbeleid een onmisbaar sturingsinstrument. Dit geldt des te meer gezien de focus op binnenstedelijke uitdagingen en herbestemming. In de toekomst zal vaker worden gezocht
de kwaliteit van een gebied en de stad als geheel. De komende jaren zal de gemeente de rol van regisseur met name gebruiken bij het versterken en uitbouwen van de verschillende profielen van gebieden in de stad. Dit is belangrijk omdat de stad van de toekomst behoefte heeft aan een grotere diversiteit aan woon-, werk- en verblijfsmilieus. Het gaat om een zekere menging van bij elkaar passende en elkaar versterkende functies, die per gebied zorgen voor een bepaalde sfeer. Samen met partners en initiatiefnemers zal worden gezocht naar een verdeling van programma’s en functies over de stad zodat deze passen bij de verschillende profielen en aansluiten bij de duurzame beleidsprincipes van deze structuurvisie.
Voor een duurzame ontwikkeling van de stad zal Maastricht de volgende principes hanteren bij de locatiekeuze van stedelijke functies. Het gaat om principes, waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken. Algemeen Stedelijke functies worden in principe gerealiseerd binnen het bestaand stedelijk gebied. Herbestemming van een bestaand gebouw heeft de voorkeur boven nieuwbouw. Dit mits de functie past in het profiel/de bestemming van het gebied en mits het gebouw geschikt of geschikt te maken is voor de functie. Wonen Als een plek wordt gezocht voor de realisatie van een bepaald type woningen, moet zoveel mogelijk aangesloten worden bij het bijbehorende woonmilieu. Specifieke woningen voor ouderen en woonzorgcomplexen zullen worden gerealiseerd nabij voorzieningencentra. Er wordt geen beleid gevoerd voor de spreiding of concentratie van studentenhuisvesting. Werken aan huis is in principe overal mogelijk, mits het pand in hoofdzaak de woonfunctie blijft behouden en er geen hinderlijke werkzaamheden plaatsvinden. Kantoren Kantoren moeten zoveel mogelijk multimodaal bereikbaar zijn. Dit geldt met name voor de meer grootschalige kantoren die een regionale functie hebben. Meer kleinschalige kantoren kunnen ook in en rond de binnenstad worden gevestigd. Bedrijven Bedrijven moeten goed bereikbaar zijn vanaf de hoofdinfrastructuur. Dit geldt met name voor de meer grootschalige bedrijven die een regionale functie hebben. Vestiging is aan de orde op de bestaande of in ontwikkeling zijnde bedrijventerreinen; passend bij de ter plaatse aanwezige segmentering en milieuruimte. Detailhandel Reguliere detailhandel en aanverwante dienstverlening moet zich vestigen bij de bestaande winkelcentra gekoppeld aan de ontmoetingsplekken. Horeca Het hotelbeleid is er op gericht het aanbod te verbreden met nieuwe concepten. Het accent voor deze functies ligt in en rond de binnenstad, eventueel aangevuld met de A2-zone. Voor horeca zijn concentratiegebieden binnen de binnenstad aangewezen. Daarbuiten is vestiging van nieuwe functies
niet mogelijk in de kernwinkelstraten en in de rest van de binnenstad slechts onder voorwaarden. In de woongebieden is vestiging alleen mogelijk als het een voorziening voor die wijk is. Culturele functies Podiumkunsten bevinden zich bij voorkeur in de binnenstad. Andere culturele functies kunnen ook elders plaatsvinden, waarbij voor creatieve broedplaatsen leegstaande panden worden gebruikt. Culturele functies, die met name op wijk- en buurtniveau een rol vervullen, worden bij voorkeur gevestigd nabij de ontmoetingsplekken. Onderwijs Voor het Hoger Onderwijs is vestiging met name gewenst in en rond de binnenstad en in Randwyck. Voor (Beroeps) onderwijs met een sterke regionale functie is de multimodale bereikbaarheid van belang. Bij het Voortgezet Onderwijs is spreiding over beide oevers van de stad belangrijk. Het Primair Onderwijs is gebaat bij een evenwichtige spreiding, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de ontmoetingsplekken. Sport en recreatie Buitensportaccommodaties worden gespreid over de stad en geconcentreerd via de multifunctionele kwaliteits- en basissportparken. Binnensport zal plaatsvinden op de bestaande locaties en op de nog te realiseren locatie in Randwyck; nieuwe locaties indien mogelijk nabij voortgezet of hoger onderwijs. Zorg en gezondheidsfuncties Verpleeghuizen zijn over het algemeen grootschalige werk- en bezoeklocaties, waarvan multimodale bereikbaarheid belangrijk is. Maatschappelijke opvang moet verspreid plaatsvinden in principe in en rond de binnenstad of in een subcentrum. Bij de regionale gezondheidszorg ligt het accent op de oostzijde van de stad (Randwyck en omgeving Vijverdal). Gezondheidscentra die op wijkniveau functioneren kunnen terecht bij de ontmoetingsplekken. Jeugd en welzijn Uitgegaan wordt van een beperkt aantal grote gemeenschapshuizen, evenwichtig verspreid over de stad, aangevuld met een aantal kleinere voorzieningen verspreid over wijken, gesitueerd nabij ontmoetingsplekken. Ook wijkinformatiepunten en Centra voor Jeugd & Gezin zouden daar moeten landen. Hetzelfde geldt voor kinderopvang/ peuterspeelzaal; waarbij koppeling met primair onderwijs wenselijk is.
Structuurvisie 2030 | 4. Realisatiestrategie
Principes voor locatiekeuze
25
Structuurvisie 2030 | 4. Realisatiestrategie
Prioritering
Participatie
Een gemeentelijke sturing op programma’s is belangrijk om (ongewenste) concurrentie tussen gebieden te voorkomen. Daarom heeft de gemeente bij de stedelijke programmering in 2010 gekozen voor acht brandpunten voor stadsontwikkeling. Dit zijn de A2, Belvédère, Noorderbrug, Geusselt, Randwijck, Herstructurering, Centrum en Beatrixhaven. Deze brandpunten vormen het kader voor de programmatische ontwikkeling van de stad tot 2020. Het actieve gemeentelijke grond- en vastgoedbeleid wordt hierop gefocust.
Voor alle agendapunten, plannen en projecten zal de stad de samenwerking zoeken met betrokken partijen. Belangrijke partners zijn andere overheden, de grote werkgevers in stad en regio, beleggers/ontwikkelaars, maatschappelijke partners en de woningbouwverenigingen. Daarnaast gaat het om allerlei belangenorganisaties op het gebied van wonen, werken, verkeer, natuur, etcetera. En natuurlijk de mensen zelf die in de stad wonen, werken en verblijven. Omdat dit zulke belangrijke partijen voor de gemeente zijn in de uitwerking en uitvoering, is een breed maatschappelijk draagvlak voor het te voeren beleid onontbeerlijk. Daarom is bij de totstandkoming van deze structuurvisie een uitgebreid participatieproces gevolgd waarbij allerlei geledingen uit de samenleving zijn betrokken. De signalen die hierbij zijn afgegeven zijn meegenomen bij het opstellen van deze visie en het kiezen voor de ruimtelijke speerpunten. Deze samenwerking en participatie wil Maastricht graag voortzetten bij de realisatie van het plan. Dat betekent dat de gemeente open staat voor initiatieven en ideeën die bijdragen aan de aantrekkelijkheid van de stad.
26
Brandpunten
Van al deze plannen is een aantal cruciaal voor de transformatie van de stad. Zo zijn de ondertunneling van de A2, de verlegging van de Noorderbrug en de herstructurering van het stedelijk gebied randvoorwaardelijk voor de bereikbaarheid van de stad en voor het creëren van het stedelijk woonmilieu dat van groot belang is voor Maastricht woonstad. De transformatie van Randwijck is van groot belang voor de internationale positie van Maastricht en kennisstad. De ontwikkeling van Belvédère is cruciaal voor Maastricht cultuurstad, evenals de ambitie om Maastricht Culturele Hoofdstad van Europa 2018 te worden.
Structuurvisie 2030 | 4. Realisatiestrategie
Frontenpark: planvorming in samenwerking met partijen
MaastrichtLAB
27
Structuurvisie 2030 | 4. Realisatiestrategie
Ruimtelijk streefbeeld
28
In deze structuurvisie wordt het ruimtelijk beleid geschetst dat er mede voor moet zorgen dat de stad aantrekkelijk blijft voor haar huidige en nieuwe bewoners, ondernemers, werkers en bezoekers. En er wordt beschreven welke projecten worden uitgevoerd, voorbereid en geagendeerd. Om aan te geven welke gevolgen dit heeft voor Maastricht wordt een beeld gegeven van hoe Maastricht er uit zal gaan zien en welke veranderingen concreet aan de orde zijn. Daartoe wordt hierna het ruimtelijk streefbeeld 2030 geschetst. De belangrijkste ruimtelijke veranderingen tot 2030 zijn: 1. De ontwikkeling van een samenhangend centraal stedelijk gebied dat zich uitstrekt van Blauwdorp in het westen, het gebied rond de A2 in het oosten, Randwijck in het zuiden en Belvedere in het noorden. 2. Het versterken van Maastricht Vestingstad door de aanleg van het Frontenpark en door het Tapijngebied onderdeel te maken van het Stadspark. 3. Het versterken van Maastricht Waterstad door de oostelijke Maasoever vanaf het Griendpark naar het noorden toe te vergroenen en aan de zuidzijde het water meer toegankelijk te maken voor de recreant.
Hierna wordt het beeld geschetst van de veranderingen in het centraalstedelijk gebied. Door het verdwijnen van de barrière van de A2 en het opschuiven van de landing van de Noorderbrug ontstaat een samenhangend stedelijk gebied dat begrensd wordt door Brusselsepoort (1) in het westen, Belvédère in het noorden (2), de Geusselt in het oosten (3) en Randwijck in het zuiden (4). De enige grote fysieke barrière in dit gebied is het spoorwegemplacement. Als gevolg van deze ingrepen neemt in dit gebied het autoverkeer af en is er veel plaats voor fietsers, voetgangers en openbaar vervoer. De hoofdstructuur wordt gevormd door een bundel van “verkeerslichtvrije” doorgaande routes vanaf de Rechtbank (6) en Mariaberg (11), via de binnenstad en een nieuwe traverse over of onder de sporen (5) naar het hart van Wittevrouwenveld en Geusselt.(3) De singels aan de westzijde krijgen een tegenhanger aan de oostzijde: De Groene Loper (7), die kruisingsvrij verbonden is met de Geusselt en Randwijck. De binnenstad wordt uitgebreid met het Frontenpark(8) aan de noordzijde en het Tapijngebied (9) aan de zuidzijde, dat deels openbaar wordt en onderdeel van het Stadspark. De subcentra worden voor langzaam verkeer goed verbonden met het centraal stedelijk gebied. Het Stadion en Zwembad (3) zijn via de Groene Loper veilig bereikbaar, Bosscherveld (2) en het gebied rond Bassin zijn via het Frontenpark met elkaar verbonden, Brusselsepoort krijgt een verbeterde fietsverbinding via de Bilserbaan. De wens is om de Avenue Ceramique als stedelijke boulevard naar het zuiden door te trekken tot aan de kruising met de Randwijcksingel. Het gebied Randwijck Noord (4) krijgt een duidelijke oriëntatie op het Gouvernement. Hier komt voor langzaam verkeer de hoofdentree van het gebied Randwijck. (4) Het gebied tussen MECC en Ziekenhuis wordt vormgegeven als een ontmoetingsruimte en krijgt meer verblijfskwaliteit. Tenslotte ontwikkelt de oostelijke Maasoever zich op termijn verder tot een groene oever die de stad met het landschap verbindt(10).
Ruimtelijk streefbeeld
Centraal stedelijk gebied: streefbeeld openbare ruimtes 2030
30
Stand 2012
Structuurvisie 2030 | 5. Transformatie
5. Transformatie De realisatie van dit totaalbeeld zal stapsgewijs plaatsvinden. In dit hoofdstuk is deze geleidelijke transformatie zichtbaar gemaakt door het beeld van Maastricht op 3 verschillende tijdstippen te schetsen. Allereerst een beeld van de huidige situatie (2012), daarna het beeld in het jaar waarin Maastricht in samenwerking met haar Euregionale partners culturele hoofdstad van Europa wil worden (2018) en ten slotte een blik op de langere termijn (2030). Maastricht 2012
Structuurvisie 2030 | 5. Transformatie
In 2012 zijn onderstaande projecten in uitvoering of volop in voorbereiding. Waarbij opgemerkt dat in 2012 alvast het Bidbook voor de kandidatuur van Maastricht Culturele Hoofdstad van Europa 2018 wordt vastgesteld. 1. Geusseltpark wordt getransformeerd door te investeren in openbaar groen, sport, leisure en onderwijs. Hierdoor ontstaat een hoogwaardig woon- en werkgebied. 2. Herstructurering van Malberg is in uitvoering.
31
3. Grensmaasproject (Rivierpark Maasvallei) is in uitvoering. 4. A2-ondertunneling Fysieke maatregelen voor werkzaamheden worden gerealiseerd.
Maquette Geusseltpark
A2 in vogelvlucht
32
Stand 2018
Structuurvisie 2030 | 5. Transformatie
Maastricht 2018
2. Herschikking maatschappelijk vastgoed Volop in gang, waarbij voorzieningen zoveel mogelijk worden gekoppeld aan bestaande ontmoetingsplekken in wijken. Een nieuw centrum komt tussen Limmel en Nazareth, op de Hoolhoeslocatie 3. A2 Maastricht Is ondertunneld en de Groene Loper is gerealiseerd. Dit biedt kansen voor vernieuwing van het oostelijk stadsdeel , in eerste instantie direct rond de Groene Loper. 4. Randwyck-Noord. Door ondertunneling van de A2 verbetert de bereikbaarheid van Randwyck. Dit versterkt het vestigingsklimaat. In het gebied worden initiatieven gebundeld om de Maastricht Health Campus te realiseren en tevens een centrale ontmoetingsplek te creëren. 5. Omlegging aanlanding Noorderbrug en gebiedsontwikkeling Belvédère Hierdoor ontstaat de kans om het Frontenpark te ontwikkelen als parkgebied. In de omgeving Bassin zorgt een culturele impuls in het
A2 met groene loper
industrieel erfgoed voor transformatie van het gebied. In Bosscherveld komt rondom de detailhandel een grote diversiteit aan economische functies. Het Frontenpark vormt de schakel tussen deze gebieden 6. Tram Hasselt-Maastricht Door de aanleg van de tram krijgt de omgeving Boschstraat en Bassin een impuls, evenals de Maasboulevard. Herinrichting van de stationsomgeving verhoogt de kwaliteit van de stadsentree vanaf het station. 7. Brusselsepoort Vernieuwing winkelcentrum Brusselsepoort en aanpak groene wiggen geeft impuls voor vernieuwing woonwijken in West. 8. Tapijnkazerne De vergroting van het stasdspark verhoogt de aantrekkelijkheid van de zuidelijke binnenstad. 9. Beatrixhaven Aanpak van de ontsluiting, versterking van de multimodaliteit en herstructurering. 10.Blauwe Loper Realisering Blauwe Loper, een directe verbinding vanuit Mariaberg met de binnenstad, geeft impuls aan vernieuwing in Blauwdorp en Mariaberg 11.Herstructurering Pottenberg, Caberg, Malpertuis en Nazareth
Tram Hasselt-Maastricht
Structuurvisie 2030 | 5. Transformatie
1. Maastricht Culturele Hoofdstad 2018 Door de ondertunneling van de A2, de aanpak van het Noorderbrugtracé, de komst van de tram en de herstructurering van de omgeving van het Bassin als cultureel kwartier zijn belangrijke voorwaarden vervuld voor Culturele Hoofdstad 2018.
33
34
Stand 2030
Structuurvisie 2030 | 5. Transformatie
Maastricht 2030 1. Landgoederenzone Realisatie recreatief netwerk. 2. ENCI-groeve Transformatie tot natuurhistorisch gebied.
Structuurvisie 2030 | 5. Transformatie
3. Zuidelijk Maasdal Versterken van landschappelijke en recreatieve waarde, met als thema waterrecreatie. 4. Maasoever Noord-Oost Het doorzetten van de groene Maasoever en tegelijk aanpakken van de hoogwaterproblematiek geeft kansen voor de ontwikkeling van een nieuw woongebied met uitzicht op Rivierpark Maasvallei. 5. Randwyck-Noord Wordt ruimtelijk verbonden met de Maas en Ceramique en krijgt hierdoor ook een betere verbinding met de binnenstad.
35
6. Stationsentree Oost Een nieuwe passerelle en verbeterde stationsentree vanaf de oostzijde geeft een extra impuls aan de vernieuwing van het oostelijk stadsdeel. 7. De herstructurering in Oost en West krijgt verder gestalte
Transformatie stationsomgeving met aandacht voor de Oostzijde
Transformatie Enci
Structuurvisie 2030 | 6. Investeringsagenda
Investeringsagenda tot 2020
36
Project
Gedekte publieke investeringen (gemeente, rijk, provincie, corporaties)
Geraamde private investeringen
A2
750 miljoen
circa 250 miljoen
Noorderbrug
125 miljoen
Tram
45 miljoen
Station (inpassing tram en fietsenstalling)
20 miljoen
Belvédère (gebiedsontwikkeling incl. DECL, Timmerfabriek, GDV/PDV, wonen)
150 miljoen
circa 500 miljoen
Geusselt (UWC, sportvelden en hal, park, zwembad, landgoederenzone)
60 miljoen
circa 60 miljoen
Beatrixhaven (incl. P+R en station)
35 miljoen
Herstructurering (Noord-Oost en West)
100 miljoen
Totaal
1,3 miljard
circa 810 miljoen
6. Investeringsagenda
In de tabel (pagina 36) zijn de geraamde investeringen tot 2020 weergegeven. Het gemeentelijk aandeel in de publieke investering is aanzienlijk. Maar via een succesvolle aanpak is een nog veel groter bedrag aan subsidies verkregen van onder andere het Rijk en de provincie Limburg. In het bijzonder voor projecten die voor het economisch en sociaal functioneren de stad buitengewoon belangrijk zijn. Het succesvol uitvoeren van deze projecten betekent een grote uitdaging voor de stad. Van het resultaat zullen bewoners, werkers en bezoekers echter flink profiteren. Want het gaat om fysieke projecten die in feite ook investeringen zijn in het sociale en economische klimaat. Kortom, het zal banen en welvaart voor alle Maastrichtenaren opleveren. In deze structuurvisie worden ook thema’s geagendeerd, waarvoor de benodigde investeringen nog niet zijn vastgesteld en waarvoor nog dekking moet worden gezocht.
Frontenpark
Het gaat hierbij onder andere om verdere versterking van de woonkwaliteit en leefbaarheid door het creëren van aantrekkelijke ontmoetingsplekken in wijken via een transformatie en herschikking van het maatschappelijk vastgoed en het vergroenen van de stad. Onderdeel daarvan is de herschikking van de maatschappelijke voorzieningen, waaronder onderwijs, sport en gemeenschapshuizen. Als eigenaar van het maatschappelijk vastgoed dient de gemeente de investeringen te dragen die benodigd zijn voor deze herschikking. Maar ook voor projecten zoals bijvoorbeeld Randwyck, Frontenpark, Tapijnkazerne, Stationstraverse zijn gemeentelijke investeringen nodig. Dit soms in aanvulling op private investeringen van betrokken private partijen en andere overheden. Besluitvorming daarover zal plaatsvinden in het kader van de integrale investeringsagenda en de begrotingscyclus van de gemeente Maastricht.
Structuurvisie 2030 | 6. Investeringsagenda
De ambities van Maastricht zijn hoog. Zoals gezegd bedraagt alleen al de investering in infrastructuur tot 2020 meer dan een miljard euro. Naast de grote infrastructurele projecten wordt ook binnen de andere brandpunten, zoals de herstructurering, flink geïnvesteerd. Behalve publieke gelden (gemeente, provincie, rijk, corporaties) vindt er ook voor bijna een miljard euro aan private investeringen plaats. Dit zijn investeringen deels van de bestaande ondernemers in Maastricht, maar ook substantiële bedragen van nieuwe ontwikkelaars en ondernemers. Het geeft aan dat investeerders en ontwikkelaars een groot vertrouwen hebben in Maastricht.
37
38
Bassin en omgeving
Structuurvisie 2030 | 6. Investeringsagenda
7. Gebiedsbeschrijvingen
1. Binnenstad Thema: Forum Maastricht De binnenstad heeft meerdere functies. Het is de ontmoetingsplek voor alle Maastrichtenaren, het winkelend publiek, de bezoekers van de horeca etc. Het is de belangrijkste plek voor publieke evenementen en ook het gebied waar zich een groot deel van het culturele leven afspeelt. In die zin is de binnenstad het ‘Forum’ van de stad. In de binnenstad ontstaan verschillende sferen. Ten noorden van het kernwinkelgebied ontwikkelt zich een dynamisch gebied rond het Bassin met zijn 19e eeuws karakter en grootschalige gebouwen. Goed ontsloten vanaf de Noorderbrug en door de tram, die dwars door het gebied loopt. De zuidelijke binnenstad behoudt haar ‘dromerige’ middeleeuwse ka-
Tapijnkazerne
rakter. De sfeer wordt bepaald door de aanwezigheid van de universiteit en andere onderwijsinstellingen. De binnenstad wordt uitgebreid met het Frontenpark aan de noordzijde en aan de zuidzijde, waar het gebied van de Tapijnkazerne deels openbaar wordt en onderdeel van het Stadspark. De stad wordt zo meer met haar vesting verbonden. De kwaliteit van de openbare ruimte wordt verbeterd. Onder andere door het aantal parkeerplaatsen op straat/maaiveld waar mogelijk te verminderen en het bezoekersparkeren meer vanuit de rand van de (binnen)stad te organiseren (Park&Walk/ Park&Ride). Belangrijk uitgangspunt voor bouwinitiatieven is de bijdrage aan (de levendigheid van) het binnenstedelijk woon-, werk- en verblijfsmilieu en de kwaliteit van de openbare ruimte. Wonen boven winkels speelt daar een belangrijke rol in.
Structuurvisie 2030 | 7. Gebiedsbeschrijvingen
Het ruimtelijk plan voor Maastricht 2030 zal stapsgewijs en per (deel)project worden gerealiseerd. Daarbij zal soms gewacht moeten worden totdat zich kansen voordoen om een gebied te vernieuwen. Belangrijk is de ruimtelijke samenhang daarbij niet uit het oog te verliezen. In dit hoofdstuk is daarom de inzet op hoofdlijnen geschetst, met name bij het ontwerp van de publieke ruimte Ook staat beschreven wat het functieprofiel of bindend thema van het gebied is.
39
1.1 Belvédère, Bassin en Frontenpark
Structuurvisie 2030 | 7. Gebiedsbeschrijvingen
Thema: Dynamisch gebied met publiekstrekkers
40
De terreinen van en rond de voormalige fabrieken van de Sphinx aan de Boschstraat zullen in het kader van het project Belvédère worden herontwikkeld. Het Bassin als het culturele hart van het gebied. De realisatie van het cultuurcluster in de voormalige Timmerfabriek en de mogelijke concentratie van het kunstvakonderwijs (Quartier des Arts) zullen hieraan een belangrijke impuls geven. De Hoge en Lage Fronten worden als onderdeel van de historische vestingwerken met elkaar verbonden. Dit gebied wordt ingericht als een nieuw Frontenpark dat direct verbonden is met de binnenstad. Het vormt een belangrijke schakel in het ‘kralensnoer’ tussen de concentratie van perifere detailhandel (PDV) in Bosscherveld en de grootschalige detailhandel (GDV) op het Sphinxterrein en de binnenstad. Hier ligt ook het zoekgebied voor een nieuw evenemententerrein en Park&Walk-voorzieningen. Met de situering van deze voorzieningen moet rekening worden gehouden met de unieke natuurwaarden van het gebied.
Schets Belvédère/Bassin/Frontenpark door Palmbout Urban Landscapes
Structuurvisie 2030 | 7. Gebiedsbeschrijvingen
41 Impressie ‘Tapijnpark’
1.2 Tapijnkazerne
Thema: Openbare groene Campus Het gebied van de voormalige Tapijnkazerne wordt grotendeels openbaar park. Dit completeert de parkengordel aan de zuidzijde van de binnenstad vanaf de Maasoever tot aan het Jekerdal. Gestreefd wordt naar een goede verbinding voor voetgangers en fietsers ter hoogte van de Prins Bisschopsingel. De monumentale gebouwen krijgen een nieuwe bestemming, bijvoorbeeld met functies die gerelateerd zijn aan de Universiteit Maastricht en culturele functies. Onderzocht wordt of hier ook een (ondergrondse) parkeervoorziening kan worden gecreëerd ten behoeve van de functies in dat deel van de binnenstad.
1.3 Maasoevers
Thema westelijke oever: Levendige stedelijke kade. De westelijke Maasoever wordt verder ontwikkeld als een stedelijke kade. Het is de bedoeling dat het gebied van de Wilhelminabrug tot aan de sluis bij het Bassin in het verlengde van de lage kade wordt heringericht als een doorlopende promenade langs het water. In de gebouwen bevindt zich een levendige “plint”met entrees en horeca. De halte van de tram krijgt op de hoge kade een prominente plek.
Thema oostelijke Maasoever: Groene parkachtige oever De oostelijke Maasoever heeft een meer groen karakter. Nu loopt deze dood aan de noordpunt van het Griendpark. De wens is om in samenhang met de noodzakelijke verbreding van het winterbed van de Maas vanaf het Griendpark naar het Noorden toe een doorlopende groene oever te realiseren tot aan de sluis van het Julianakanaal.
Impressie van een groene Maasoever vanaf Griendpark naar de Grensmaas, in smanehang met meer ruimte voor de rivier.
Thema: Entree van de stad Het Centraal Station wordt ontwikkeld als het belangrijkste OV-knooppunt. De eerste stap daarin is het realiseren van een nieuw bus- en tramstation. Daarnaast wordt ruimte gezocht voor een structurele verruiming van het aantal fietsenstallingen en de Park&Ride-voorziening. Belangrijk aandachtspunt daarbij is de auto-bereikbaarheid van het station. De
inzet is verder de attractiviteit van de Stationsstraat voor voetgangers te verhogen. De opgave voor de langere termijn is om het monumentale Stationsgebouw tot een schakel tussen binnenstad en het oostelijk stadsdeel te maken. Daarvoor is een openbare bij voorkeur ‘befietsbare’ passerelle gewenst. Op langere termijn ligt aan de oostzijde, waar de passerelle uitmondt, de opgave om een tweede stationsplein te maken.
Structuurvisie 2030 | 7. Gebiedsbeschrijvingen
1.4 Stationsomgeving
43
Impressie stationsomgeving en entree oostzijde via ondergrondse traverse
2. Stedelijk gebied Thema: Wonen in de luwte van de binnenstad Tussen de binnenstad en de subcentra bevindt zich het stedelijk gebied. Grofweg omvat dit de gebieden Wyckerpoort en Wittevrouwenveld aan de oostzijde en Blauwdorp en Brusselse Poort aan de westzijde. De kwaliteit is hier: ‘Wonen in de luwte van de binnenstad’. Menging met niet-woonfuncties vindt met name plaats in de lokale centra of langs historische routes. De vernieuwing van deze buurten verloopt geleidelijk en is behalve van sloop en nieuwbouw ook afhankelijk van verkoop van corporatiewoningen. De
Stedelijk gebied
doelgroep bestaat, behalve uit de bestaande bewoners, uit starters en mensen van buiten de buurt of de stad die gericht zijn op de stedelijkheid van deze omgeving. Hoewel er onderscheid blijft bestaan tussen de buurten zullen deze toch, meer dan nu, onderdeel worden van het centrale stedelijke gebied. Daarbij spelen de verbindingen voor voetgangers en fietsers naar de binnenstad en de subcentra een grote rol. Uitgangspunt bij de vernieuwing is dat er in dit gebied meer ruimte wordt gecreëerd voor parkeren, water en groen. De sfeer is stedelijk: voortuinen ontbreken vaak, maar er zijn brede stoepen en er is ruimte voor straatbomen en plantsoenen.
2.1 Maastricht-Oost
Thema: de Groene Loper
Structuurvisie 2030 | 7. Gebiedsbeschrijvingen
In het oostelijk deel verandert de huidige A2 in een laan met stadswoningen, gemengd met woon-werkwoningen of kleinschalige kantoren. Deze laan (de Groene Loper) heeft naar het noorden toe een directe verbinding met de Geusselt (park met zwembad en
sportcomplex) en de Landgoederenzone. De inzet is de Groene Loper naar het zuiden toe door te trekken naar Randwyck-Noord met ziekenhuis, universiteit en MECC. De Groene Loper krijgt vanuit het centrale deel rond de Lourdeskerk goede verbindingen voor voetgangers en fietsers met het Centraal Station en binnenstad.
45
Groene loper
2.2 Maastricht-West
Structuurvisie 2030 | 7. Gebiedsbeschrijvingen
Thema: de Bauwe Loper Ook in Blauwdorp/Mariaberg wordt gestreefd naar vernieuwing van delen van de woningvoorraad. Net als in Maastricht-Oost wordt een betere en veilige route naar de binnenstad gezien als katalysator voor deze vernieuwing. Deze verbinding wordt de Blauwe Loper genoemd en loopt in het verlengde van de Calvariestraat door in de wijk. Buurtvoorzieningen worden hieraan zoveel mogelijk gekoppeld.
46
Blauwe Loper
De huidige subcentra zijn Randwyck-Noord, Geusselt en Brusselsepoort/St.Annadal. Belvédère (omgeving Bassin en het zuidelijk deel van Bosscherveld) en Centrum Oost (tussen Centraal Station en de A2) zullen zich op termijn ook als subcentra gaan ontwikkelen. Deze subcentra zijn onderling zeer verschillend en hebben een andere positie in de stad. RandwyckNoord is het belangrijkste subcentrum vanwege de internationale aantrekkingskracht en belangrijke economische positie. De Geusselt en Brusselsepoort/ St. Annadal, evenals de toekomstige subcentra Bel-
védère en Centrum-Oost hebben een meer regionale aantrekkingskracht. Voor alle subcentra geldt echter dat deze een andere stedelijkheid dan de binnenstad kennen. De slenterende toerist ontbreekt hier veelal. De bezoekers zijn gericht op de hoofdfunctie van het gebied, zoals sport, winkels of werk. De opgave is om het huidige, vaak monofunctionele karakter van de subcentra te doorbreken, ze levendig en aantrekkelijk maken en door oriëntatie en routering beter te verbinden met de rest van de stad. Uiteraard behouden zij elk hun eigen signatuur en hoofdthema.
Structuurvisie 2030 | 7. Gebiedsbeschrijvingen
3. Subcentra
47
Randwyck-Noord, een van de subcentra
3.1 Randwyck-Noord
Structuurvisie 2030 | 7. Gebiedsbeschrijvingen
Thema: Kennisstad Het hoofdthema in dit gebied is kennis: internationale diensten, hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek, gezondheidszorg, congressen en beurzen. Het gebied is de kraamkamer van de Maastricht Health Campus. Daarnaast is Randwyck-Noord de grootste kantorenlocatie van Maastricht. Na de ondertunneling van de A2 is de ontsluiting per auto en per openbaar vervoer goed. De opgave is om de programma’s in het gebied te versterken, een solide synergie van de diverse onderdelen tot stand te brengen en ook hier interessante ontmoetingsplekken te creëren. Zwaartepunt in de ontwikkeling zijn de gebieden parallel aan de A2 en de J.F.Kenndysingel, met als scharnierpunt het gebied tussen het treinstation, de zuidelijke ingang van het MECC en de noordelijke entree van het ziekenhuis. Hier moet het centrale plein van Randwyck komen; een duidelijk begrensde ruimte waarop zoveel mogelijk entrees
48
Randwyck
van de omliggende gebouwen georiënteerd zijn. Er is voldoende ruimte voor levendige functies en de 24-uurseconomie wordt er voelbaar. Goede verbindingen met de rest van de stad zijn doorslaggevend voor het succes van dit thema. Gestudeerd wordt op een betere ontsluiting en oriëntatie. Met name een waarneembare relatie met de Maas en de binnenstad ontbreekt. Een nieuw park tussen het voormalige gebouw van Dagblad De Limburger en de nieuwe vestiging van Mercedes vormt een belangrijke stap in het realiseren van deze relatie. Dit park is gericht naar het Gouvernement. De westelijke toegang van het MECC zou een prominentere rol moeten krijgen en zich eveneens kunnen oriënteren op dit nieuwe park. De Limburglaan zou tenslotte een karakter moeten krijgen vergelijkbaar met de Avenue Ceramique. Aan weerszijden van het J.F. Kennedytracé liggen over het algemeen ventwegen, met daaraan gebouwen die hun adres en dus ook hun voorkant hebben aan de ventweg. Dat beeld van aaneengesloten bebouwing en op de weg gerichte architectuur is het beeld van het J.F.Kennedytracé, ook bij het Europaplein.
Structuurvisie 2030 | 7. Gebiedsbeschrijvingen
Impressie Randwyck-Noord, relatie met Gouvernement en Maas
49
Impressie Randwyck-Noord, vanuit het zuiden, met centrale ontmoetingsruimte
3.2 Belvédère/Bosscherveld
Structuurvisie 2030 | 7. Gebiedsbeschrijvingen
Thema: Dynamisch gebied met publiekstrekkers Het gebied Bosscherveld is momenteel een bedrijventerrein. Door het verleggen van de aanlanding van de Noorderbrug zal dit terrein veel beter ontsloten worden. Het zuidelijk deel van Bosscherveld is aangewezen als nieuwe locatie voor perifere detailhandel, waaronder bouwmarkten. Hierdoor ontstaat er ten noorden van het nieuwe tracé van de Noorderbrug een subcentrum. Dit moet samen met de ontwikkeling van het Sphinxterrein in de binnenstad een kralensnoer van sferen en programma’s gaan vormen op beloopbare afstand van elkaar. De verwachting is dat Bosscherveld door deze aanpak geleidelijk gaat veranderen. Dat zal extra worden gestimuleerd door in dit gebied zoveel mogelijk vrijheid en experimenteerruimte te bieden. Hierdoor kunnen zich een grotere diversiteit aan bedrijven en andere kleinschalige vormen van werkgelegenheid in Belvédère vestigen.
50
Verlegde Noorderbrug, PDV-locatie en tram
Ook mengvormen van wonen en werken kunnen er een plek krijgen. De regionale bereikbaarheid per auto en openbaar vervoer (vanwege de tram HasseltMaastricht) is goed. Het wordt een zeer gemengd, kleurrijk en divers gebied. Een extra dimensie vormt het bindende thema ‘duurzaamheid’. Aan de noordzijde van Bosscherveld komt namelijk de duurzame energiecentrale Limburg (DECL), waar duurzame energie wordt geproduceerd. Vanaf het knooppunt Geusselt op de oostelijke Maasoever tot aan de toekomstige aansluiting op de nieuwe Bosscherlaan in Bosscherveld op de westelijke Maasoever komt het tracé van de Noorderbrug als een soort ‘brug over de stad’ te liggen. Er is geen directe aansluiting op de gebouwen langs de weg, die bij voorkeur in een groene setting op enige afstand van de weg staan. Voorkomen moet worden dat de gebouwen met hun ‘achterkant’ naar de weg staan. Aandachtspunt is de continuïteit en de kwaliteit van de kruisende noord-zuidroutes.
Structuurvisie 2030 | 7. Gebiedsbeschrijvingen
51
Brusselse Poort, voorkant naar West
3.3 Brusselse Poort / Sint Annadal
Thema: Hart van West Dit gebied, met de rechtbank, het winkelcentrum Brusselse Poort, de onderwijslocaties, zorgfuncties, de Belastingdienst en de beide moskeeën is een belangrijke locatie op het gebied van onderwijs, werken en winkelen en functioneert als het hart van het westelijk stadsdeel. De rechtbank oriënteert zich op de St. Annalaan en de binnenstad. Het winkel centrum Brusselsepoort zal zich meer dan nu gaan oriënteren op de woonbuurten in West.
De groene wiggen worden doorgezet tot aan het winkelcentrum. Ook de wig tussen Caberg en Malpertuis wordt als park via de Lucassingel verlengd. Wat nu de achterkant van het winkelcentrum is, wordt de voorkant. Er komt een entreeplein aan de zijde van Pottenberg. In deze omgeving zijn vormen van onderwijs, zorg en (zorggerelateerde) woningbouw denkbaar. Hier ontstaat een volwaardig stadsdeelcentrum en een centrale ontmoetingsplek voor geheel West.
3.4 Centrum-Oost
Structuurvisie 2030 | 7. Gebiedsbeschrijvingen
Thema: Levendige verbinding tussen Oost en West Het gebied tussen station en de toekomstige Groene Loper ontwikkelt zich tot een levendig gebied met een mix van wonen en regionale functies, zoals dienstverlening, onderwijs of stationsgerichte vergaderfaciliteiten. Dit gebied vormt ook de inleiding op een nieuwe traverse over of onder de sporen, waardoor een directe openbare verbinding met de binnenstad wordt gelegd. Aan de zijde van het Lourdesplein gaat het gebied over in het nieuwe winkelcentrum aan de Voltastraat.
52
Centrum Oost, omgeving Lourdesplein
3.5 Geusselt
Thema: Beweegpark Het Geusseltpark, dat momenteel een anonieme restruimte is tussen de achterkant van het voetbalstadion en de sportvelden, maakt een metamorfose door. De belangrijkste opgave is om van het park een levendige publieke ruimte te maken. Dat wordt bereikt op twee manieren: meer publieke functies en een betere routering. Met de komst van het zwembad wordt centraal in het park een publiekstrekker gecreëerd, die tot ver in de avond en in de weekenden voor levendigheid zorgt. De nieuwe dynamiek wordt verder versterkt door de komst van het United World College Maastricht (UWCM). Ook de woningen zorgen voor meer gebruikers van het park, evenals voor sociale controle en een gevoel van veiligheid. De drager van deze vernieuwing is de Groene Loper, die vanuit de stad komend onder de Terblijterweg door centraal in het Geusseltpark uitkomt. Daar buigt de Groene Loper af en vormt naar het noorden toe een verbinding met de Landgoederenzone. Vanaf het centrale punt komt er ook een prominente wandel- en fietsroute door het park, die langs de Ambyvijver naar de oostzijde van de stad voert. Rondom het stadion is ruimte voor de gemeentelijke sporthal en programma’s op het gebied van sport, leisure, horeca, wellness, onderwijs en wonen. Nieuwe functies zijn bij voorkeur aanvullend op het hoofdthema van dit gebied: Sport. Daarnaast is de Geusselt ook een werklocatie. Als er (veel) vraag blijkt te zijn naar kantoren is de omgeving van de Geusselt een goede zichtlocatie langs de A2. Maar er moet dan wel gezocht worden naar mogelijkheden om de regionale ontsluiting met het openbaar vervoer te verbeteren.
Masterplan Geusseltpark (Feddes - Olthof ) met Groene Loper
4. Stadsrandgebieden
Structuurvisie 2030 | 7. Gebiedsbeschrijvingen
Thema: Wonen in het groen Dit zijn de woon- en werkgebieden buiten het centraal stedelijk gebied. De kwaliteit daarvan wordt bepaald door de nabijheid van het landschap. Het wonen vindt overwegend plaats in grondgebonden woningen, waarvan de tuin ook het groene karakter van de buurt mee bepaalt. Uitzondering daarop vormen de oude dorpskernen en linten, waar vaak een meer compacte bouw met een agrarisch karakter aanwezig is. De opgave is om landschap en stad met elkaar te verweven, door duidelijke randen te
54
Stadsrandgebieden Noord
maken en in sommige gevallen het landschap via groene longen de stad in te laten dringen. Sommige woongebieden zullen nauwelijks veranderen, andere zullen via kleinschalige herstructurering worden verdund, waarbij meer ruimte komt voor water, groen en parkeren. Het aandeel gestapelde bouw zal waarschijnlijk afnemen. Niet iedere buurt zal zijn voorzieningen kunnen behouden. Er worden plekken aangewezen waar de voorzieningen worden gebundeld. Deze centra ontwikkelen zich tot goede en veilig toegankelijke levendige ontmoetingsplaatsen.
Thema: Wonen langs groene wiggen Het landschap wordt gevormd door het Zouwdal en het grensgebied met België, waarin de Dousberg ligt. Het Zouwdal wordt gedomineerd door de Belgische industrie en de grootschalige windturbines. Er vindt een uitbreiding plaats van bedrijventerrein Lanakerveld op Nederlands grondgebied. Door dit een robuuste groene rand te geven, wordt die aanblik verzacht. Maar de kracht van het Zouwdal ligt in zijn lengterichting: het zicht op de Grensmaas. Aan de randen van het Zouwdal komen nieuwe fietsen wandelpaden, die moeten gaan aansluiten op de nieuwe fietsverbinding over de Maas bij de stuw van Borgharen. Gestreefd wordt naar een groene verbinding met de Via Regia. De Dousberg heeft het karakter van een publiek toegankelijk groengebied met een golfterrein, sportfaciliteiten en ondersteunende verblijfsrecreatie.
in de groenstructuur en krijgt als buurtpark een functie voor de wijk Brusselse Poort. Malberg wordt getransformeerd tot een wijk met meer grondgebonden woningen. In het kader van de herstructurering wordt tevens aan de rand van Malberg een aantal nieuwe groene wiggen gerealiseerd, die vanaf het Zouwdal het gebied inlopen.
Het landschap dringt in West via drie groene wiggen(Klokbekerstraat, Via Regia, Wide Lanken) diep tot in de stad door. Het is de uitdaging om deze groengebieden meer verblijfskwaliteit te geven en ook elk een duidelijke identiteit. Het groengebied langs de Lucassingel wordt een verbindende schakel
Caberg, Malpertuis, Pottenberg, Belfort en Mariaberg vormen samen een ring van cultuurhistorisch interessante parochiewijken. Ze liggen rondom de groene wiggen en gaan zich richten op het hart van West: het winkelcentrum Brusselse Poort. De centra van Caberg en Belfort worden als ontmoetingsplek versterkt. De wijken kenmerken zich door ruime groene openbare gebieden, die als een soort “groene vloer”samen de entourage vormen voor middelhoge appartementenbouw. Bij de herstructurering is deze stedenbouwkundige opzet met de groene wiggen en de ritmische bomenrijen, alsmede de afwisseling tussen de markante middelhoogbouw en de laagbouwgebieden, uitgangspunt. Bij eventuele sloop/ nieuwbouw wordt nadrukkelijk verwezen naar de architectonische stijlkenmerken van het gebied. In Oud Caberg, Daalhof en Hazendans zijn geen grote structuurveranderingen aan de orde.
Inrichtingsplan wijkpark Caberg
Zouwdal
Structuurvisie 2030 | 7. Gebiedsbeschrijvingen
4.1 West
55
4.2 Noord
Structuurvisie 2030 | 7. Gebiedsbeschrijvingen
Thema: Zicht op het water
56
Het winterbed van de Maas ten noorden van Maastricht ontwikkelt zich via de uitvoering van de plannen voor het Rivierpark Maasvallei tot een nat natuurgebied. In dit gebied liggen de kernen Borgharen en Itteren, die via kaden zijn beschermd tegen hoogwater. Gestreefd wordt naar betere fietsverbindingen vanuit dit gebied naar de rest van de stad. Enerzijds van Borgharen naar Boschpoort; anderzijds via de sluis van Limmel.
spannen en groen woongebied ontstaan, georiënteerd op de Maas. Op het zuidelijk deel, aansluitend aan de Noorderbrug zijn functies denkbaar in de sfeer van lichte bedrijvigheid, garages, groothandel etc. De buurt Limmel krijgt hiermee ook een relatie met de Maasoever. Het is de bedoeling dat deze Maasoever een groene inrichting krijgt met een fietsverbinding richting Borgharen en Grensmaas.
Op de oostelijk Maasoever wordt gestreefd naar de herontwikkeling van het terrein Trega/Zinkwit. Op het noordelijk deel hiervan kan op termijn een ont-
Aan de noordzijde van Maastricht ligt de Beatrixhaven. Dit bedrijventerrein krijgt een directe ontsluiting vanaf de A2 en de A79. Het gebied is met name bedoeld voor de bedrijven in de zwaardere milieucategorieën en bedrijven die baat hebben bij aan- en/of afvoer via water en spoor. Een revitaliseringtraject is ingezet. Dat moet zorgen voor ruimtewinst voor vestiging van (nieuwe) zware bedrijvigheid. Het traject bestaat uit herstructurering van bedrijfskavels, het versterken van de multi-modale bereikbaarheid (water, spoor, weg) en kwaliteitsverbetering. In het zuiden wordt het bedrijventerrein afgescheiden van Limmel via de Kanjelzone. Hierin is de rioolwaterzuivering gelegen. Het is de bedoeling deze groene zone te versterken.
Grensmaas
Beatrixhaven
Op de westelijke Maasoever wordt een vernieuwde Bosscherlaan de nieuwe invalsweg vanuit België. Die komt te liggen in het eerder beschreven gebied Bosscherveld Hierdoor neemt de leefkwaliteit van de woonwijk Boschpoort enorm toe. Het raamwerk van water (Zuid Willemsvaart, Lage Fronten, Bassin) en groen (Steilrand, Hoge en Lage Fronten, Fort Willem) wordt verder gecompleteerd.
Vaeshartelt
4.3 Noordoost
Thema: Wonen nabij de landgoederen Het landschap wordt met name gevormd door de Landgoederenzone en het Geusseltpark. Deze worden over de A2 via de Groene Loper met elkaar verbonden. De Groene Loper sluit via een onderdoorgang bij het nieuwe treinstation MaastrichtNoord aan op het verlengde van de Beukenlaan, die naar Vaeshartelt leidt. Het landschap wordt hier gekenmerkt door de aanwezigheid van
Lightrail halte Maastricht-Noord
landgoederen, monumentale bomenrijen en waterlopen. De landbouw zal steeds meer het karakter krijgen van stadslandbouw, die zich richt op streekeigen producten. De opgave is nieuwe concepten te vinden voor de landgoederen, maar ook om de toegankelijkheid van het totale gebied te verbeteren. Dat kan door het realiseren van verbindingen voor het langzaam verkeer om zo de toeristisch-recreatieve waarde te vergroten.
Structuurvisie 2030 | 7. Gebiedsbeschrijvingen
58 Centrumplan Limmel-Nazareth
Limmel en Nazareth worden beter met elkaar verbonden door een ruime onderdoorgang onder de spoorlijnen. Hier, op de zogenaamde Hoolhoeslocatie komt ook het nieuwe centrum met winkels en kindcentrum. De hoogspanningslijnen gaan ondergronds. Het centrum richt zich op de Balijeweg als verbindende schakel tussen de twee buurten. De bebouwingsrand van Nazareth blijft georiënteerd op het Geusseltpark. In Nazareth-Noord vindt een herstructurering plaats met als inzet verdunning van de bebouwing. Zo wordt er ruimte gemaakt voor parkeren op eigen terrein en voor groen in de openbare ruimte. Amby wordt aan de noordoostzijde afgebouwd via de woningbouw op Hagerhof en Ambyerveld.
Spoorwegonderdoorgang Balijeweg
4.4 Oost
In het oosten wordt het landschap gedomineerd door het Terraspark, dat vanaf het Heuvelland tot aan de stadsrand (Oude Molenweg) loopt. Uitgangspunt blijft de relatieve openheid van het middenterras, met als contrast de beboste hellingen naar het hoogterras. Het beleid is er op gericht de kwaliteit van dit gebied te behouden en - eventueel met behulp van particuliere initiatieven - het ecologische en recreatieve netwerk te verbeteren. Het is mogelijk dat plaatselijk waterbuffers worden aangelegd om de afvoer vanuit de grubben en droogdalen (tijdelijk) op te vangen. Binnen de stad zijn in Heer, Scharn, Eyldergaard en De Heeg geen grote structuurveranderingen aan de orde.
Structuurvisie 2030 | 7. Gebiedsbeschrijvingen
Thema: Wonen aan het terraspark
59
Uitzicht vanaf het terraspark over de stad
Structuurvisie 2030 | 7. Gebiedsbeschrijvingen
60 Stadsrandgebieden Zuid
4.6 Zuidoost
Thema: Wonen langs de Maasoever Het zuidelijke Maasdal heeft een sterk recreatief karakter. Het loopt vanaf Maastricht door tot aan het dagstrand in Oost-Maarland. De opgave is om in dit gebied, met campings, jachthavens en natuur, meer samenhang te creëren. Waarbij ook de beleving vanaf de provinciale weg wordt versterkt door middel van doorzichten naar de Maas. Samen met de gemeente Eijsden-Margraten zal een landschappelijke visie worden opgesteld voor het overgangsgebied Maastricht-Eijsden.
Een specifieke ontwerpopgave is het groengebied tussen de Molensingel en Heugem, dat uitmondt in het sportpark. Het moet gekoppeld aan het groen in Randwyck-Noord één samenhangend groengebied worden. Het bedrijventerrein Randwyck-Zuid behoudt zijn functie. Het bedrijventerrein Maastricht-Eijsden is bouwrijp en dient ter opvang van de behoefte aan bedrijventerreinen in de komende jaren. In tegenstelling tot de Beatrixhaven krijgt het terrein een groene uitstraling door bomen en hagen.
61
Zuidelijk Maasdal: recreatief karakter Structuurvisie 2030 | 7. Gebiedsbeschrijvingen
4.5 Zuidwest
Structuurvisie 2030 | 7. Gebiedsbeschrijvingen
Thema: Wonen langs de dalranden Het landschap wordt gevormd door de St. Pietersberg, Jekerdal en Cannerberg. Met name de St. Pietersberg is - naast het uitloopgebied van St. Pieter een recreatief-toeristische trekpleister. Fasegewijs zal de ENCI (Eerste Nederlandse Cement Industrie) haar activiteiten hier verminderen en zal de groeve worden ingericht als natuurterrein. Conform het transformatieplan zal het huidige fabrieksterrein deels een bedrijfsmatige functie houden, deels zal een natuuren cultuurhistorische ontwikkeling plaatsvinden. Het gebied heeft vanwege de geologische situatie de potentie uit te groeien tot een belangrijke toeristische trekpleister. In St. Pieter, Jekerdal, Biesland, Campagne en Wolder zijn geen grote structuurveranderingen aan de orde.
62
Jekerpark
Structuurvisie 2030 | 8. Tot slot
64
Colofon Uitgave
Gemeente Maastricht
Auteurs
Tima van der Linden, Onno de Jong, Jake Wiersma, Math Wijnands
Kaartproductie Jake Wiersma, Herman Peeters, Eliane Janssen Fotografie
Onno de Jong, Paul Rutten, Richard Hanssen
Vormgeving
Annemarie Mans
Druk
Andidruk
D
e Structuurvisie Maastricht 2030 bestaat uit twee delen. In dit eerste deel worden op hoofdlijnen de ambities voor het ruimtelijk beleid beschreven. Het tweede deel van de structuurvisie is te vinden op www. maastricht.nl. Dat deel bevat de nadere uitwerking van de sectorale beleidsopgaven per thema en geeft zo inzicht in de totale ‘beleidsboom’ die ten grondslag ligt aan het ruimtelijk beleid. Deze structuurvisie is tot stand gekomen via een uitgebreid participatieproces. De gemeente Maastricht bedankt iedereen die aan dat proces heeft deelgenomen en zo een bijdrage heeft geleverd aan deze structuurvisie. Maastricht, juli 2012
Structuurvisie Maastricht 2030 Ruimte voor ontmoeting
Deel II
29 mei 2012
pagina 2
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Inhoudsopgave
1
INLEIDING ........................................................................................................................................... 4
2
DE NETWERKEN ................................................................................................................................... 6 2.1 2.2 2.3
3
FUNCTIES EN VOORZIENINGEN .......................................................................................................... 44 3.1 3.2 3.3
4
ARCHITECTUUR ......................................................................................................................................... 92 CULTUREEL ERFGOED ................................................................................................................................. 96
MILIEU EN ONDERGROND ............................................................................................................... 105 5.1 5.2 5.3
6
WONEN .................................................................................................................................................. 44 ECONOMIE ............................................................................................................................................... 53 MAATSCHAPPELIJKE VOORZIENINGEN ............................................................................................................ 72
ARCHITECTUUR EN CULTUREEL ERFGOED........................................................................................... 92 4.1 4.2
5
MOBILITEIT ................................................................................................................................................ 6 GROEN, NATUUR EN LANDSCHAP .................................................................................................................. 22 WATER.................................................................................................................................................... 34
INLEIDING .............................................................................................................................................. 105 MILIEU .................................................................................................................................................. 105 ONDERGROND ........................................................................................................................................ 115
PRINCIPES ....................................................................................................................................... 124 6.1 6.2 6.3
PRINCIPES VOOR LOCATIEKEUZE VAN STEDELIJKE FUNCTIES ............................................................................... 124 STEDELIJKE NETWERKEN ........................................................................................................................... 126 ONTWERP EN INRICHTINGSOPGAVEN ........................................................................................................... 126
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 3
1
Inleiding
De Structuurvisie Maastricht 2030 bestaat uit twee delen. Het eerste deel bevat de kern van de ruimtelijke ambities van Maastricht tot 2030 en de uitvoeringsstrategie. Deze nota bevat het tweede deel. Hierin zijn de achterliggende beleidsterreinen per sector beschreven en wordt ingegaan op hoe deze samenhangen met het totale ruimtelijk beleid. Deze nota geeft zo inzicht in de totale ‘beleidsboom’ die ten grondslag ligt aan de structuurvisie. Belangrijkste uitgangspunten Deel I In deel I worden de ruimtelijke ambities beschreven aan de hand van vier ruimtelijke thema’s. 1. Het versterken van de internationale positionering van Maastricht. Maastricht wil zich meer op haar omgeving richten. Dit is belangrijk omdat Maastricht het aantal banen in Maastricht en het aantal bereikbare banen vanuit Maastricht wil vergroten. Behoud en optimaal faciliteren van de bestaande werkgelegenheid in Maastricht is hiervoor randvoorwaardelijk. Voor versterking van de internationale positionering heeft Maastricht belangrijke troeven in handen, namelijk de internationale uitstraling en ligging van Maastricht in de Euregio en de hoge ‘quality of life’. Behoud en het versterken van deze kwaliteiten met Maastricht Culturele Hoofdstad van Europa 2018 hiervoor als hefboom is daarom een belangrijke ambitie. Voor economische groei op de lange termijn en toename van het aantal (bereikbare) banen is aansluiting bij kennisintensieve agglomeraties echter noodzakelijk. Brainport 2020 is hiervoor de belangrijkste hefboom. 2. Het realiseren van een robuuste bereikbaarheid en ontsluiting van de stad door in eerste instantie de twee grote infrastructurele projecten goed uit te voeren, daarnaast het parkeren meer vanaf te randen van de binnenstad te organiseren en keuzemogelijkheden te bieden in vervoer, door betere ov‐verbindingen en fietsroutes. 3. Het versterken en verbinden van het landschap. De omringende landschappen worden met elkaar en met de stad verbonden en het groen wordt via groene longen meer de stad ingetrokken, eindigend in nieuwe stadsparken. Daarnaast wordt in woonwijken extra ruimte voor water, groen en parkeren gerealiseerd, mogelijk gemaakt door de lagere ruimtedruk en verdunning van de woningvoorraad. 4. Het vergroenen van de stad en de robuuste ontsluiting creëren de juiste randvoorwaarden voor een aantrekkelijke stad, maar deze moet meer verbonden worden met het leven van de mensen in die stad. Ontmoeting op verschillende plekken en tussen verschillende mensen is daarvoor belangrijk, daarom wil Maastricht meer ruimte voor ontmoeting creëren door te investeren in (grotendeels) bestaande ontmoetingsplekken en aantrekkelijke routes. Dat geldt voor het centrale stedelijke gebied en de binnenstad, maar ook voor de omliggende subcentra die meer onderdeel van de stad moeten worden en de ontmoetingsplekken in woonwijken waar voorzieningen geclusterd worden. Kernbegrippen voor realisatie van deze visie zijn flexibiliteit, herbestemmen en prioriteren. Flexibiliteit wordt geboden door geen blauwdrukplanning te maken, maar te zorgen voor een robuust raamwerk van infrastructuur, groen, water en ontmoetingsplekkenen. Daarbinnen is meer ruimte voor initiatieven van inwoners en ondernemers, en kan worden aangesloten bij hun behoeftes. De uitdaging daarbij is om de balans tussen flexibiliteit en sturen op kwaliteit te vinden. Herbestemmen van bestaand stedelijk gebied, leegstaande panden maar met name ook monumentale panden wordt een steeds belangrijkere en structurele uitdaging bij die invulling. Kansen hierbij liggen op het vlak van tijdelijke functies, broedplaatsen en starters. Prioriteren en kiezen is nodig om de projecten met een groot belang voor de stad voorrang te geven en concurrentie tussen gebieden te voorkomen. pagina 4
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Deel II Dit deel van de structuurvisie is deel II en bevat een uitwerking van de ambitie van deel I en de sectorale beleidsopgaven . Hier komt aan de orde hoe deze bijdragen aan het realiseren van de vier ruimtelijke thema’s. De beschrijving begint bij de verschillende netwerken in de stad op het gebied van infrastructuur, groen en water. In deze hoofdstukken wordt beschreven welke ontwikkelingen in deze netwerken aan de orde zijn en hoe deze bijdragen aan het realiseren van een robuuste en duurzame bereikbaarheid en het versterken en verbinden van groen en landschap. Daarna wordt de overstap gemaakt naar de functionele en programmatische inrichting van de stad op het gebied van wonen, economie en maatschappelijke voorzieningen. In deze hoofdstukken wordt beschreven wat de verwachte en gewenste ontwikkelingen zijn voor de verschillende functies en op welke wijze dit gevolgen heeft voor enerzijds de internationale positionering van Maastricht en anderzijds het stimuleren van ontmoetingen op verschillende niveaus. Vervolgens wordt ingegaan op architectuur en cultureel erfgoed. Tenslotte worden het milieu en de ondergrond behandeld. De kansen (o.a. energie, duurzaamheid) en beperkingen (o.a. luchtkwaliteit, bodemverontreiniging) die deze hebben voor de ruimtelijke ontwikkelingen van Maastricht worden weergegeven. Relatie met bestaand beleid Naast de uitwerking van de ambities uit deel I heeft deel II van de structuurvisie ook tot doel om het aantal sectorale beleidsnota’s terug te brengen. Dit heeft als gevolg dat sommige beleidsdoelstellingen in deze structuurvisie al eerder zijn vastgelegd in vigerende beleidsdocumenten, maar dat andere beleidsdoelstellingen voor het eerst benoemd worden en via deze structuurvisie worden vastgelegd. Door te verwijzen naar de relevante vigerende beleidsdocumenten wordt de zogenaamde ‘beleidsboom’ inzichtelijk gemaakt. Bij het opstellen van deze structuurvisie zijn ook de structuurvisies en plannen van de omliggende gemeenten en provincie geraadpleegd. Bij publicatie van de structuurvisie op de website van de gemeente worden links naar deze plannen toegevoegd. Principes De beschrijving per sector geeft een goed inzicht wat er aan de hand is op de verschillende beleidsvelden. Nadeel is dat er minder gemakkelijk een compleet beeld te vormen is van wat er belangrijk is als er voor een functie een plek in de stad wordt gezocht of waarmee rekening moet worden gehouden als een gebied wordt getransformeerd. Daarom worden de principes die daarbij gelden in het laatste hoofdstuk samengevat. Deze principes zijn overigens niet bedoeld als keurslijf. Zij vormen een eerste afwegingskader, waarvan – als daarvoor goede redenen zijn – gemotiveerd kan worden afgeweken. Uitvoeringsprogramma Per sector is een uitvoeringsagenda opgenomen. Hierin staan de belangrijkste projecten en programma’s benoemd die moeten zorgen voor realisatie van de ambities. Voor een aantal zaken kan dit heel concreet worden weergegeven, zelfs inclusief de financiële middelen en uitvoeringsplanning. De genoemde financiële middelen zijn in dat geval al gedekt. Voor andere zaken is deze structuurvisie echter pas de eerste stap in het benoemen van de ambitie. Dit geldt bijvoorbeeld voor de herschikking van maatschappelijke voorzieningen en voor het vergroenen van de stad. Hiervoor zijn geen concrete projecten en bijbehorende financiële middelen benoemd. Dit zal in een later stadium in samenwerking met de betrokken partijen en partners via verschillende uitwerkingsplannen en projecten worden gedaan. De hoogte van de benodigde financiële middelen is daarbij ook sterk afhankelijk van de te volgen strategie en fasering. Wel is duidelijk dat deze opgaven niet kostenneutraal kunnen worden uitgevoerd. Hiervoor zal het nodig zijn om ofwel op een andere manier om te gaan met de beschikbare budgetten, ofwel te zoeken naar aanvullende financieringsbronnen. Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 5
2
De netwerken
2.1 Mobiliteit Inleiding Maastricht is een centrumstad en vervult voor de gehele regio een voorname rol op het gebied van wonen, werken en voorzieningen. Een robuuste, duurzame bereikbaarheid en ontsluiting van de stad is belangrijk voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor inwoners en ondernemers en is daarom één van de vier hoofdthema’s van het ruimtelijk beleid. Daarnaast is dit een essentiële randvoorwaarde om Maastricht enerzijds beter internationaal te positioneren en daarmee de werkgelegenheid te vergroten en anderzijds om het verblijfsklimaat in het centrale stedelijk gebied van Maastricht te verbeteren: twee andere hoofdthema’s in deze structuurvisie. Trends en ontwikkelingen De behoefte en mogelijkheden om ons te verplaatsen zijn de afgelopen decennia sterk toegenomen. De auto speelt daarin een belangrijke rol. De toegenomen mobiliteit is maatschappelijk en economisch gezien een groot goed, maar zorgt in een compacte stad als Maastricht ook voor een aantal problemen. Maastricht heeft een gunstige internationale ligging, maar dit brengt met zich mee dat (door het ontbreken van optimale grensoverschrijdende ov‐ verbindingen) het autogebruik in Maastricht hoger is dan gemiddeld. De aanwezige infrastructuur is niet berekend op de huidige en toekomstige hoeveelheid autoverkeer. Het gevolg daarvan is dat de bereikbaarheid van in economisch opzicht belangrijke stadsdelen en de leefbaarheid langs drukke wegen onder druk staan. Een andere belangrijke ontwikkeling in relatie tot de mobiliteit is de toenemende schaarste van fossiele brandstoffen en de opkomst van meer duurzame vormen van energie. Dit heeft twee gevolgen. De mogelijkheden om ons op een duurzame manier te verplaatsen zullen toenemen, waardoor mobiliteit minder verstoring met zich meebrengt. Daarnaast moet er rekening mee worden gehouden dat de prijs om ons te verplaatsen aanzienlijk zal stijgen. Dit kan niet alleen van grote invloed zijn op ons verplaatsingsgedrag, maar ook op de aantrekkelijkheid van gebieden als vestigingsplaats om er te wonen of te werken. Meer dan in het landelijk gebied zullen voorzieningen in de stad (op kortere afstand en beter bereikbaar) aanwezig blijven. En in de stad hebben mensen in principe meer keuzemogelijkheden hoe zij zich verplaatsen en vormen openbaar vervoer en fiets alternatieven voor de auto Maastricht is een compacte stad met een hoogwaardig voorzieningenaanbod. Door haar compactheid te behouden, ervoor te zorgen dat voorzieningen bereikbaar blijven en de keuzemogelijkheden op het gebied van mobiliteit in de stad zoveel mogelijk te vergroten, wil de stad werken aan een duurzame bereikbaarheid. Keuzemogelijkheid als middel In het mobiliteitsbeleid staat centraal: het bieden van keuzemogelijkheid aan haar inwoners, werkers en bezoekers voor de manier waarop men zich kan verplaatsen. Oftewel: zorgen voor een goede multimodale bereikbaarheid van werk en voorzieningen. Dit vraagt om een samenhangend beleid ten aanzien van ruimtelijke ordening en mobiliteit. De ontwikkeling van functies in stad en regio moet afgestemd zijn op de netwerken van auto, openbaar vervoer en langzaam verkeer en de knooppunten waar deze netwerken samenvallen. De genoemde stedelijke en regionale netwerken moeten zodanig worden ontwikkeld dat deze de multimodale bereikbaarheid van de belangrijkste centra en intensieve functies bevorderen. Multimodale bereikbaarheid speelt zowel op het niveau van Zuid‐Limburg (en de Euregio) als op het niveau van de stad. Maastricht gaat binnen de stad een gericht beleid voeren dat functies die veel verkeer aantrekken, zich vestigen op locaties die zo goed pagina 6
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
mogelijk multimodaal bereikbaar zijn. Maastricht pleit er voor dat een dergelijk beleid ook in andere delen van de regio wordt gevoerd. Hierna wordt allereerst ingegaan op de bijdrage die de verschillende modaliteiten (auto, openbaar vervoer, fiets) en het parkeren kunnen leveren aan multimodale bereikbaarheid. Daarna wordt beschreven welk bereikbaarheidsconcept van de stad dit oplevert en op welke wijze multimodale bereikbaarheid als beleidsprincipe zal worden toegepast. Auto Maastricht is kwetsbaar in haar bereikbaarheid. Het huidige netwerk van wegen bestaat uit de A2/N2 in combinatie met een ring rond de binnenstad en aangevuld met een aantal radialen die de omliggende steden en kernen verbinden met de stad. De historische singelstructuur rond de binnenstad (Frontensingel, Statensingel, Hertogsingel en Prins Bisschopsingel) en de Annalaan worden in de huidige situatie al (te) zwaar belast, wat een bedreiging is voor de bereikbaarheid en leefbaarheid van belangrijke delen van de stad. De verwachting is dat autobezit en autogebruik nog verder zullen toenemen. Dit heeft te maken met allerlei factoren die nauwelijks op lokaal niveau te beïnvloeden zijn (schaalvergroting, rijbewijsbezit, bevolkingssamenstelling, huishoudgrootte, welvaartsontwikkeling, emancipatie & arbeidsparticipatie en dergelijke). Voor het Maaskruisend verkeer wordt verwacht dat het verkeer nog zal toenemen van ongeveer 100.000 nu tot 120.000 à 125.000 motorvoertuigen per etmaal rond 2030. Dit ondanks het gegeven dat Maastricht nauwelijks nog zal groeien qua inwoneraantal en aantal arbeidsplaatsen en dat regionaal sprake is van demografische krimp. Hoofdverkeersstructuur De opgave is een hoofdstructuur voor de auto te ontwikkelen met voldoende capaciteit om de bereikbaarheid van de stad te waarborgen. Een structuur die zo weinig mogelijk hinder oplevert voor het stedelijk weefsel. Om dit te bewerkstelligen zullen de komende periode twee grote infrastructurele projecten uitgevoerd worden. ‐ De ondertunneling van de A2, via het project A2 Maastricht (zie www.a2maastricht.nl), heeft als doel om met name de doorstroming van het langeafstandsverkeer door de stad te verbeteren en de bijbehorende hinder (lucht, geluid en onveiligheid) terug te dringen. Daarnaast biedt de ondertunneling ook boven de grond kansen om de kwaliteit van de openbare ruimte en het woonmilieu te verbeteren. ‐ Het tweede grote project is de verbetering en gedeeltelijke omlegging van het Noorderbrugtracé conform het Ruimtelijk Mobiliteitspakket Maastricht‐Noord (zie Beslisdocument RMP, november 2010). Gezien de hierboven genoemde verwachte toename van het aantal verkeersbewegingen op de beide Maasbruggen is het aanpakken van het Maaskruisend verkeer een noodzakelijke opgave om de bereikbaarheid van de stad te blijven garanderen. Het verbeteren en gedeeltelijk verleggen van de brug, samen met het ongelijkvloers maken van de kruising met de Willem Alexanderweg moet ertoe leiden dat de verbeterde doorstroming die ondertunneling van de A2 als gevolg heeft ook binnen de stad wordt voortgezet. Als gevolg van beide projecten zal de hoofdstructuur voor de auto veranderen van een ringstructuur rond de binnenstad tot een structuur waarin de A2 de ruggengraat vormt en de Noorderbrug en de J.F.Kennedybrug de belangrijkste ribben. Het voordeel daarvan is dat de singels rond de binnenstad worden ontlast en er een vrij groot gebied ontstaat in en rond de binnenstad waar het autoverkeer geen hoofdrol opeist en ruimte ontstaat voor het openbaar vervoer en het langzaam verkeer. Het verkeer tussen de ribben kan gebruik maken van meerdere Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 7
verbindingswegen. Deze verbindingswegen zijn met name bedoeld voor het lokale verkeer en functioneren zodoende op een lager niveau in het autonetwerk. Beide ribben zijn niet gelijkwaardig. Het tracé over de Noorderbrug speelt een belangrijkere rol in de regionale bereikbaarheid dan het tracé over de J.F.Kennedybrug en in het noorden is ook de bediening met het openbaar vervoer beter. Daarom zal bij meer grootschalige ontwikkelingen in Maastricht‐West het accent liggen rond het nieuwe Noorderbrugtracé.
De hoofdverkeersstructuur van Maastricht verandert van een ringstructuur rond de binnenstad naar een structuur waarin de A2 de ruggengraat vormt en de Noorderbrug en de J.F. Kennedybrug de belangrijkste ribben zijn. Verkeersmanagement Het is belangrijk dat deze hoofdverkeersstructuur optimaal wordt benut. Dit om zoveel mogelijk autoverkeer af te wikkelen, maar ook om er voor te zorgen dat de soms onvermijdelijke files zo weinig mogelijk hinder opleveren voor de leefbaarheid, het langzaam verkeer en het openbaar vervoer. Het beleid voor de benutting van de hoofdstructuur is vastgelegd in het Beleidsplan Verkeersmanagement (1998). Verkeersregelinstallaties (VRI’s) hebben een belangrijke rol in het verkeersmanagement. Maar ook instrumenten zoals het parkeerverwijssysteem (PRIS), de selectieve toegankelijkheid in bepaalde gebieden van de stad (bijvoorbeeld de binnenstad) en de voorrangsregeling van de bus bij VRI’s (KAR) behoren hiertoe. Voor zover noodzakelijk wordt er met doseerlichten aan de rand van de stad voor gezorgd dat het verkeer op de singelstructuur vlot kan doorrijden. Dit betekent een snellere doorstroming in de stad, waardoor de kwaliteit van de leefomgeving verbetert en de totale reistijd wordt verkort. In de Nota Verkeerslichten wordt uitgelegd wanneer en hoe verkeerslichten worden ingezet voor verkeersmanagement. En in het plan Aanpak Topdruktedagen Maastricht is te lezen hoe wordt omgegaan met het verkeer tijdens extra drukke dagen. Mobiliteitsmanagement Voor beïnvloeding van het verplaatsingsgedrag is een actieprogramma op het gebied van mobiliteitsmanagement ontwikkeld. Zie www.maastrichtbereikbaar.nl. Via dit actieprogramma wordt de reiziger geprikkeld in plaats van de auto alternatieven te gebruiken zoals openbaar vervoer en fiets, gebruik te maken van Park&Ride‐voorzieningen of te gaan telewerken. Ook een gezamenlijke pakketdienst voor de binnenstadondernemers (stadsdistributie) hoort hierbij. Voor pagina 8
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
en tijdens de uitvoering van de grote infrastructurele werken tot 2020 (zoals de ondertunneling van de A2, de verbetering van het Noorderbrugtracé en de aanleg van de tramverbinding Hasselt ‐ Maastricht) moet dit er voor zorgen dat Maastricht goed bereikbaar blijft. De verwachting is dat het actieprogramma in het kader van het mobiliteitsmanagement zo succesvol is, dat er blijvend (ook na 2020) sprake is van een ander reisgedrag. Openbaar vervoer Om de ambitie van keuzevrijheid en multimodale bereikbaarheid te realiseren is een robuust en goed functionerend ov‐netwerk op verschillende schaalniveaus is belangrijk. Internationaal openbaar vervoer Op (inter)nationaal niveau is het voor Maastricht belangrijk om goede ov‐verbindingen te hebben met de omliggende economische kerngebieden zoals Randstad/Brainport, Vlaamse Ruit en Ruhrgebied, met de (internationale) luchthavens en een aansluiting te hebben op het Europese HSL‐netwerk. Dit is van groot belang voor de internationale uitstraling en positionering van de stad op het gebied van internationale congressen, evenementen en het (zakelijk) verblijfstoerisme. Maar ook kan op deze wijze het aantal banen in de stad en het aantal bereikbare banen vanuit de stad vergroot worden. In het huidige treinnetwerk is de belangrijkste spoorverbinding van Maastricht de intercity met de Randstad via Eindhoven. Het is voor Maastricht erg belangrijk om deze verbinding te behouden en te verbeteren. Daarnaast is een goede aansluiting op het Europese HSL‐netwerk van groot belang.
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 9
(Eu)regionaal openbaar vervoer Het gebied waarin men woont, werkt en recreëert (daily urban system) wordt groter. Dit gebeurt meer en meer op het niveau van Zuid‐Limburg of zelfs de grotere (Eu)regio. Om de gewenste multimodale bereikbaarheid te bereiken, is steeds meer behoefte aan regionale (grensoverschrijdende) ov‐verbindingen van hoge kwaliteit (direct en frequent). In de huidige situatie zijn de meeste verbindingen binnen de (Eu)regio busdiensten en wordt de potentie van het huidige spoornet in Zuid‐Limburg en binnen de Euregio onvoldoende benut. Daarnaast is er een aantal belangrijke plaatsen, zoals Chemelot (inclusief DSM) en het vliegveld, die slecht met het openbaar vervoer te bereiken zijn. Maastricht wil inzetten op een betere benutting en zo mogelijk uitbreiding van het bestaande spoornet. Doel is uiteindelijk te komen tot zodanig frequente verbindingen (1 maal per 10 minuten) binnen de regio, maar ook richting Aken, Hasselt en Luik dat spoorboekloos reizen binnen de euregio mogelijk is. Het initiatief vanuit België om een tramverbinding tot stand te brengen tussen Hasselt en Maastricht past binnen deze inzet (Zie Beslisdocument Stadstracé Tram Vlaanderen – Maastricht, mei 2011). In principe zal deze verbinding in Maastricht verlopen via de Maasboulevard en de Wilhelminabrug naar het Centraal Station van Maastricht. In een latere fase zou de tram vanaf station Maastricht verder kunnen doorrijden naar Randwyck (ziekenhuis, universiteit, health campus). Waar geen (frequente) spoorverbinding aanwezig is, worden (grensoverschrijdende) busdiensten ingezet om het spoornet aan te vullen. Lokaal openbaar vervoer Ook binnen de stad is een goed functionerend openbaar vervoer belangrijk. Mede gezien de vergrijzing zal het belang van een robuust stadsnet en goede busverbindingen naar voorzieningen in de toekomst nog belangrijker worden. Het huidige stadsnet van Maastricht wordt gekenmerkt door een radiale opzet, waarin het station het centrale overstappunt vormt. De hoofdas van het busvervoer loopt vanaf de Brusselse Poort in Maastricht‐West via de binnenstad en het Centraal Station naar het AZM en UM in Maastricht‐Oost (Randwyck). Dit systeem functioneert goed. In vergelijking met andere steden van dezelfde grootte heeft de bus in Maastricht een relatief groot aandeel in alle verplaatsingen. Gezien de ambitie om verkeersaantrekkende functies multimodaal bereikbaar te maken, kan geconstateerd worden dat het huidige netwerk een aantal gebieden niet optimaal bedient. Voorbeelden zijn het gebied rond de Geusselt en de omgeving van de Universiteit Maastricht in het zuidwestelijke deel van de binnenstad. Maastricht heeft geen formele bevoegdheden op het gebied van het openbaar vervoer. Het rijk en de provincie Limburg zijn de concessieverleners van het (Nederlandse) trein‐ en bussysteem. In 2016 loopt de huidige concessie van het streekvervoer af. Maastricht wil bij de nieuwe concessie inzetten op: - handhaving van de basiskwaliteit van het huidige stedelijk busnetwerk, waarin busroutes worden geconcentreerd op openbaar vervoer‐assen, - een betere bediening van plekken met functies die veel verkeer aantrekken, maar die nu niet goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer en - schone en duurzame bussen. Het Centraal Station is het belangrijkste knooppunt in het openbaarvervoernetwerk van Maastricht. Hier vinden veel overstappen plaats tussen de trein, bus, auto, fiets en taxi. De ambitie is stapsgewijs te komen tot een overzichtelijke stationsomgeving met een kwalitatieve verblijfsruimte. De eerste stap hierin wordt ingegeven door de tramverbinding Hasselt – Maastricht. Om voor de tram een (eind)halte bij het centraal station te maken, moet het huidige busstation worden aangepast en moet een meer structurele oplossing worden gevonden voor het pagina 10
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
stallen van fietsen. Daarnaast is de ambitie om de P&R capaciteit bij het station te verhogen. In eerste instantie aan de westzijde, maar op termijn wellicht ook aan de oostzijde Fiets Maastricht is een compacte stad. De belangrijkste werkgebieden en voorzieningen liggen op fietsafstand van de meeste woongebieden. Hoe kleiner de afstand, hoe groter het fietsgebruik. Dit is niet alleen duurzaam, maar ook goed voor de gezondheid en draagt bij aan een leefbare stad. Maastricht heeft de ideale omstandigheden voor een hoog fietsgebruik. Uit onderzoek blijkt ook dat in Maastricht voor veel verplaatsingen de fiets sneller is dan de auto. Desondanks is het fietsgebruik in Maastricht lager dan in steden als Groningen of Zwolle: 33% van alle verplaatsingen tot 7,5 kilometer vindt plaats per fiets. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het reliëf in de stad. Het aandeel van de fiets is de laatste jaren wel gegroeid. Door de komst van de elektrische fiets wordt de afstand waarbinnen de fiets een aantrekkelijk alternatief is voor de auto, groter. En zullen hoogteverschillen minder een belemmering zijn. De verwachting is dat het fietsbezit en het gebruik van de fiets verder zullen toenemen. Een comfortabel, aantrekkelijk, veilig, samenhangend en fijnmazig netwerk van routes is essentieel voor de fietser. In principe moet overal fietsen mogelijk zijn, met uitzondering van de zeer drukke wegen (waaraan geen bestemmingen liggen) en het voetgangersgebied. In het Fietsplan Maastricht (2009) is het netwerk van de fiets gedefinieerd. Visie op netwerk Door de opbouw van de stad en de ligging van de belangrijkste bestemmingen wordt het hoofdnetwerk voor de fiets gekenmerkt door routes tussen de wijken in de periferie van de stad en de binnenstad. Als aanvulling daarop hebben de routes over de beide Maasbruggen ten noorden en ten zuiden van de binnenstad een belangrijke functie: het tracé van de Noorderbrug en de route via de J.F. Kennedybrug. De aantrekkelijkheid van het fietsnetwerk wordt groter doordat de barrière van de N2 komt te vervallen. Na ondertunneling van de A2 is het spoorwegemplacement nog een barrière, vandaar de ambitie om deze via het project station en spoorkruising te verminderen. Daarnaast is het doel om straten in de binnenstad, zoals de Brusselsestraat en de Grote Gracht, zodanig in te richten dat fietsen in beide richtingen mogelijk wordt. Verder blijft er behoefte aan een fietsverbinding over de Maas bij Borgharen en is het noodzakelijk dat de route via de J.F. Kennedybrug aantrekkelijker (en vooral veiliger) wordt voor de fiets. Een aantrekkelijk en wervend fietsnetwerk kent snelle, conflictvrije routes. De wens is om door het hart van de stad tussen de oostelijke en westelijke Maasoever een verkeerslichtvrije route te realiseren van de Rechtbank tot aan de Geusselt. Verder is de wens het regionale fietsnetwerk te verbeteren (snelle verbindingen) in samenhang met de groenstructuur. Scooters en brommers behoren net als de fiets tot het langzaam verkeer, maar deze vervoersmiddelen belasten het milieu (met uitzondering van de elektrische scooter) en dragen niet bij aan de doelstelling om inwoners meer te laten bewegen. Daarom wordt het gebruik van deze vervoersmiddelen niet gestimuleerd. Wel wordt het stallen hiervan in de binnenstad gefaciliteerd. Maastricht kiest ervoor geen fietsen in het kernwinkelgebied toe te laten. Daarom is een groeiend aantal en aantrekkelijke stallingsmogelijkheden ingericht. Het beleid voor het stallen van fietsen is vastgelegd in de Fietsenstallingsnota binnenstad Maastricht (2005). Verkeersveiligheid Fietser (en voetgangers) zijn kwetsbaar in het verkeer, maar verkeersveiligheid geldt natuurlijk voor alle verkeersdeelnemers. De verschillen in snelheid binnen het langzaam verkeer nemen toe, wat (het gevoel van) onveiligheid kan vergroten. Om de verkeersveiligheid te vergroten wordt de Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 11
inrichting van de weg afgestemd op de functie in het netwerk volgens de principes van duurzaam veilig. In het Beleidsplan Verkeersveiligheid (1998) is zowel beleid gericht op de infrastructuur (verkeerslichten, rotondes, 30‐km‐maatregelen en dergelijke) als op de weggebruiker (voorlichting, educatie, verkeerstoezicht) vastgelegd. In het Plan van Aanpak Duurzaam Veilig (1999) is dit beleid verder uitgewerkt in concrete maatregelen. De meest (verkeers)onveilige plekken in Maastricht zijn een aantal kruispunten op en rond de hoofdinfrastructuur; de N2, het Noorderbrugtracé en de route over de J.F. Kennedybrug. Via de geplande aanpassingen (in het kader van de projecten A2 Maastricht en Noorderbrug) zal de verkeersveiligheid van een aantal punten worden verbeterd. Daarnaast ligt er een opgave om de situatie van fietsers op het tracé van de J.F. Kennedybrug te verbeteren.
pagina 12
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Kaart Fietsstructuur Stad en Regio
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 13
Parkeren De toename van het autobezit en autogebruik de afgelopen decennia heeft als gevolg dat het parkeren een steeds belangrijker onderdeel is geworden van het mobiliteitsbeleid. Doel van het parkeerbeleid is om er enerzijds voor te zorgen dat er voldoende parkeervoorzieningen beschikbaar zijn (of komen). Anderzijds om het gebruik van de beschikbare (openbare) parkeervoorzieningen te reguleren zodat parkeeroverlast wordt geminimaliseerd, de kwaliteit van de openbare ruimte gewaarborgd blijft en de bereikbaarheid van bedrijven, instellingen en ondernemers wordt gefaciliteerd. In de Beleidsnota Parkeren (2007) is het parkeerbeleid van Maastricht vastgesteld. In grote lijnen behelst het parkeerbeleid de indeling van de stad in zones. Iedere zone heeft een eigen regime. Zone A heeft de grootste parkeerdruk. Omwille van de ruimtelijke kwaliteit is parkeren in de A‐zone op straat duurder dan in garages en op terreinen. Zone B betreft een ring om het centrum. Hier is het parkeerbeleid er op gericht dat de overlast veroorzaakt door centrumbezoekers wordt beperkt voor omwonenden en bedrijven. In de C‐zone is de parkeerdruk het laagst en is alleen op bepaalde plekken sprake van parkeerregulering in de vorm van betaald parkeren of een blauwe zone. Gezien de voorspelling dat het autobezit en gebruik voorlopig nog zal blijven toenemen, verdient het parkeerbeleid voor bezoekers van de binnenstad en het parkeren in woonbuurten nadere aandacht.
Kaart parkeerzones
Parkeren binnenstad Parkeren in het centrum is essentieel voor het functioneren van de binnenstad. Maastricht heeft de beschikking over een goed parkeerproduct, zowel kwalitatief als kwantitatief. Op 18 februari 2003 is de Herijking Parkeerbalans voor het centrum vastgesteld. Centraal daarin staat het realiseren van een parkeerconcept voor de binnenstad, dat de bereikbaarheid van de belangrijkste economische en sociale ontmoetingsplekken waarborgt en de binnenstad niet al te zwaar belast. Concreet betekent dit dat er gestuurd wordt op maximaal 7.300 parkeerplaatsen voor de bezoekers van de binnenstad binnen de singels en minimaal 800 parkeerplaatsen aan de stadsranden door middel van Park&Walk‐ en Park&Ride‐voorzieningen. Aangezien parkeren in de binnenstad belangrijk is voor de bereikbaarheid van de belangrijke economische en sociale functies, wordt het aantal parkeerplaatsen in (het hart van) de binnenstad gelijk gehouden. Wel zal binnen het centrum een fasegewijze verschuiving plaatsvinden van bovengronds naar ondergronds parkeren om zo de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren. Vanwege de hoge parkeerdruk in het centrum is parkeren op afstand een belangrijk thema. In de Implementatie nota P+R (2008) is dit principe uitgewerkt. In dit kader wordt P&R Maastricht‐Noord gerealiseerd nabij de nieuwe lightrail‐halte. Daarnaast wordt gezocht naar mogelijkheden voor het realiseren van P&R‐terreinen nabij andere ov‐knooppunten in Randwyck en in de regio. Verder zal op goed bereikbare plekken aan de rand van de binnenstad (op loopafstand van het kernwinkelgebied) het aantal parkeerplaatsen worden uitgebreid in de vorm van Park&Walk‐ voorzieningen.
pagina 14
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Bezoekersplaatsen in 2010 in 2030 verschil hart binnenstad 7300 7300 0 rand binnenstad / stad 1000 2500 / 3500 + 1500 / 2500 totaal 8300 9800 / 10800 Zoekgebieden voor nieuwe definitieve of tijdelijke parkeervoorzieningen gericht op de bereikbaarheid van de binnenstad via Park& Walk zijn: - Het gebied rond de Viaductweg / Franciscus Romanusweg aan de noordoostelijke zijde van de binnenstad. - Het gebied Bosscherveld nabij de westelijke aanlanding van de Noorderbrug aan de noordwestelijke zijde van de binnenstad, mogelijk in combinatie met de nieuwe PDV‐ concentratie. - Het gebied rond de Prins Bisschopsingel c.q. de Tapijnkazerne aan de zuidwestelijke zijde van de binnenstad met name ten behoeve van functies in dat deel van de binnenstad. - Het gebied Randwyck in het zuidoostelijke deel van de stad in combinatie met de ontwikkeling van het totale gebied en de verbetering van de ontsluiting van het gebied vanaf de A2. Hierbij moet ook de nodige aandacht worden gegeven aan de looproutes van deze voorzieningen naar het kernwinkelgebied. Er zal een actieprogramma worden opgesteld en uitgevoerd gericht op verbetering van de kwaliteit van de binnenstad en de bereikbaarheid daarvan. De noodzaak hiervan wordt vergroot door de ambitie van Maastricht om in 2018 Culturele Hoofdstad van Europa te worden. De functie Vrijthofgarage staat in de periode tot 2030 niet ter discussie vanwege contractuele verplichtingen. Het huidige gebruik van de garage zorgt echter voor overlast als gevolg van wachtrijen en zoekverkeer. Daarom wordt deze parkeergarage gezien als een goede locatie om te experimenteren met nieuwe parkeerproducten met een hogere dienstverlening (zoals vooraf reservering van een plek, oplaadmogelijkheden elektrische voertuigen, ruimte voor motoren en scooters en dergelijke).
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 15
Kaart parkeren binnenstad
Parkeren in woonbuurten De parkeerdruk in woonbuurten is een groeiend probleem. Niet alleen als gevolg van de overloop vanuit de binnenstad, maar ook omdat er op straat en op eigen terrein gewoonweg onvoldoende ruimte beschikbaar is om te voldoen aan de behoefte. Parkeerregulering in woonbuurten vindt in de huidige situatie met name plaats in de buurten rond de binnenstad om de overloop vanuit de binnenstad te beheersen. Over het algemeen wordt bij regulering ingezet op een eenvoudig parkeervergunningensysteem waarbij voor bezoek vaak een speciale regeling geldt. Als gevolg van het verder toenemende autobezit en autogebruik is de verwachting dat er ook in andere buurten met relatief weinig parkeerplaatsen een tekort aan parkeerplaatsen zal ontstaan. Structurele oplossing van parkeerproblemen in woonbuurten kan slechts plaatsvinden via integrale herstructurering, waarbij de gehele buurt opnieuw wordt vernieuwd en ingericht. Dit zal gebeuren op een zodanige manier dat de kwaliteit van de openbare ruimte gewaarborgd blijft. Daar waar integrale herstructurering (vooralsnog) niet aan de orde is, zal het oplossen van de parkeerproblematiek (met name vanwege het ontbreken van financieringsmogelijkheden) moeilijk zijn. Voorkomen moet worden dat de (basis)kwaliteit van de openbare ruimte in gevaar komt. Daarbij speelt niet alleen de inrichting van de openbare ruimte zelf een rol. Ook het beeld van de (semi) privéterreinen grenzend aan het openbaar gebied zijn zeer bepalend voor het stadsbeeld. pagina 16
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Parkeren ondergronds of op terreinen die niet direct zichtbaar zijn vanaf de weg geniet de voorkeur. Parkeernormen Bij het opstellen van (herstructurerings)plannen en het formuleren van randvoorwaarden bij bouwinitiatieven en het toetsen van bouwplannen worden parkeernormen gebruikt. Deze hebben als doel er voor te zorgen dat de parkeerbehoefte zoveel mogelijk op eigen terrein wordt gerealiseerd. Hierdoor kan de kwaliteit van de openbare ruimte worden geborgd. De parkeernormen zijn in 2011 vastgesteld. Indien een initiatiefnemer niet in staat is om te voldoen aan de parkeernormen, dan kan de verplichting (op eigen terrein) parkeerplaatsen te realiseren worden ‘afgekocht’. Deze middelen worden in een parkeerfonds gestort en door de gemeente gebruikt voor het realiseren van parkeervoorzieningen in (en rond) de (binnen)stad ter verbetering van de algemene bereikbaarheid. Hoofdinfrastructuur De netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en parkeren vormen samen de hoofdinfrastructuur van Maastricht. Deze robuuste structuur is afgestemd op het stedelijke en landschappelijke concept van Maastricht en zorgt voor een duurzame bereikbaarheid van de stad voor de komende decennia, omdat er zoveel mogelijk keuzevrijheid wordt geboden in de manier waarop men zich wil verplaatsen. Er ontstaat een vrij groot gebied in en rond de huidige binnenstad, waar het langzaam verkeer (voetganger en fietser) en het openbaar vervoer meer ruimte kunnen krijgen. Dit gebied wordt gekenmerkt door de stedelijkheid; hier vindt ontmoeting plaats. En hier worden ook de nieuwe woonmilieus gerealiseerd die bij deze (binnen)stedelijke sfeer passen. Het parkeersysteem schept de voorwaarden voor een kwaliteitsimpuls van de openbare ruimte in de binnenstad. Het gebied is niet per definitie helemaal autovrij of autoluw. Op inrichtingsniveau kunnen accenten worden gelegd, gericht op het vormgeven van de gewenste netwerken voor voetganger, fiets en bus. De voetganger is dominant in en rond het kernwinkelgebied. Speciale aandacht zal worden gegeven aan de (loop)routes tussen subcentra, Park&Walk‐voorzieningen en station en de binnenstad.
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 17
Kaart hoofdinfrastructuur en bereikbaarheid
pagina 18
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Beleidsuitgangspunten Multimodale bereikbaarheid is een belangrijk uitgangspunt voor de ordening van stad en regio. Zowel in de regio als in de stad hebben de afgelopen decennia ontwikkelingen plaatsgevonden op plekken die vaak wel goed met de auto bereikbaar zijn, maar die niet goed worden bediend met het openbaar vervoer. Daarbij gaat het vaak om plekken die een regionale (of zelfs bovenregionale) functie hebben en waarvan het belangrijk is dat deze multimodaal bereikbaar zijn. In de regio gaat het om locaties zoals Maastricht‐Aachen Airport (in Beek), Chemelot en Orbis (in Sittard‐Geleen), Atrium‐ziekenhuis en Arcus‐college (in Heerlen). In Maastricht zijn dat onder meer de Geusselt en het universiteitscomplex in het zuidwestelijke deel van de binnenstad. Het is een opgave te proberen dergelijke locaties toch zo goed mogelijk te bedienen met het openbaar vervoer, zeker als ter plaatse het gebruik wordt geïntensiveerd. Belangrijk is dat nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen (zowel in de stad als in de regio) plaatsvinden op locaties die wel multimodaal bereikbaar zijn. Om dit beleidsuitgangspunt hanteerbaar te maken is de mate van regionale en lokale multimodale bereikbaarheid in Maastricht in kaart gebracht (zie kaart multimodale bereikbaarheid). Deze kaart is een belangrijke basis voor het ruimtelijke ordeningsbeleid. - Voor functies die een regionaal verzorgingsgebied hebben, zoals grootschalige werklocaties in de dienstverlening (kantoren), detailhandelsvestigingen met een regionaal verzorgingsgebied en onderwijsvoorzieningen met een (boven)regionaal verzorgingsgebied is een regionale multimodale bereikbaarheid belangrijk (auto en regionaal openbaar vervoer). - Voor functies met een lokaal verzorgingsgebied, zoals allerlei soorten voorzieningen en meer kleinschalige kantoren, is een lokale multimodale bereikbaarheid (auto, fiets en lokaal openbaar vervoer) belangrijk. - Multimodale bereikbaarheid is minder belangrijk voor de bedrijventerreinen. Vanuit de logistiek van het bedrijf kan multimodaliteit belangrijk zijn voor het aanvoeren van grondstoffen en het afvoeren van producten via het spoor en/of via het water. Nieuwe parkeervoorzieningen voor de binnenstad worden bij voorkeur gesitueerd aan de rand van de binnenstad (Park&Walk) of aan de rand van (of buiten) de stad bij knooppunten van openbaar vervoer (Park&Ride).
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 19
kaart lokale en regionale multimodale bereikbaarheid pagina 20
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Uitvoeringsprogramma tot 2020 ‐ Project A2 Maastricht, uitvoering infrastructuur 2011 ‐ 2016. Financiering door het Rijk, de provincie Limburg, gemeente Meerssen en de gemeente Maastricht. Tevens Europese subsidies. ‐ Verbetering Noorderbrugtracé (RMP; Ruimtelijk Mobiliteitspakket Maastricht‐Noord); verwachte uitvoering 2014‐2017. Financiering door het Rijk, provincie Limburg en gemeente Maastricht. Tevens inbreng van private partners. Getracht wordt Europese subsidies te werven. ‐ Verbetering fietsroutenetwerk, looptijd t/m 2015. Financiering vanuit het gemeentelijke mobiliteitsfonds, netwerkanalyse Zuid‐Limburg en het nationaal samenwerkingsakkoord lucht. ‐ P&R‐voorziening en lightrail‐station Maastricht Noord (Beatrixhaven), oplevering in 2013. Er worden ook fietspaden en een fietsenstalling aangelegd. Financiering vanuit het gemeentelijk mobiliteitsfonds, netwerkanalyse Zuid‐Limburg, Provincie Limburg, het Rijk en het nationaal samenwerkingsakkoord lucht. ‐ Tram Vlaanderen ‐ Maastricht. In 2012 finale besluitvorming omtrent daadwerkelijke realisatie. Verwachte uitvoering 2014‐1016. Financiering vanuit het Rijk, de provincie Limburg en gemeente Maastricht. Tevens Europese subsidies. De realisatie van doortrekking is afhankelijk van financiële dekkingsmogelijkheden. ‐ Spoorkruising en aanpak stationsomgeving. In 2012 besluitvorming daadwerkelijke realisatie eerste fase aanpak stationsomgeving voor haltering tram en realisatie fietsenstalling. Verwachte uitvoering 2014‐2016. Financiering vanuit het Rijk, de provincie Limburg en gemeente Maastricht. Realisatie vervolgfasen afhankelijk van financiële dekking. ‐ Maastricht Culturele Hoofdstad 2018. Opstellen en uitvoeren actieprogramma gericht op bereikbaarheid en parkeren. Uitvoering 2012‐2017. Financiering is PM. ‐ Verbetering busroute vanaf CS naar oost. In 2012 besluitvorming daadwerkelijke realisatie. Financiering vanuit het Rijk, de provincie Limburg en gemeente Maastricht. ‐ Programma NSL. Diverse maatregelen ter verbetering doorstroming autoverkeer en stimuleren fietsgebruik. Gereed in 2015. Financiering vanuit het nationaal samenwerkingsakkoord lucht. ‐ Mobiliteitsmanagement, voortzetting beleid. Financiering vanuit het Rijk, de provincie Limburg, Avenue2 en het gemeentelijk mobiliteitsfonds. ‐ Programma Beter Benutten 2012‐2014. Maatregelenpakket op het gebied van het beter benutten van de bestaande infrastructuur. ‐ Format bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid. Bij nieuwe plannen zal rekening worden gehouden met mensen met een beperking en minder mobiele ouderen door te toetsen aan het format bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid. Onderzoeksprogramma tot 2020 ‐ Ontsluiting Randwyck‐Noord. Onderzoek naar nut en noodzaak van verbetering bereikbaarheid vanaf A2 en analyse van de mogelijkheden de interne ontsluitingsstructuur te verbeteren. ‐ Verkeersveiligheid J.F.Kennedysingel. Onderzoek naar herinrichtingsmogelijkheden van het tracé over de J.F.Kennedybrug ter verbetering van de verkeersveiligheid van het langzaam verkeer. ‐ Centraal Station. Onderzoek naar verbetering van het vervoersknooppunt Centraal Station en het opheffen van de barrière die het spoorwegemplacement vormt voor het langzaam verkeer. ‐ Openbaar vervoer. Onderzoek naar mogelijkheden intensieve functies in de stad beter bereikbaar te maken met het openbaar vervoer ‐ Aansluiting Europese HSL‐netwerk. Onderzoek en lobby om de Maastricht‐Brussel Express te behouden of op andere wijze aangesloten te blijven op Europese HSL‐netwerk.
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 21
2.2 Groen, natuur en Landschap Uit diverse onderzoeken en gesprekken met de inwoners van Maastricht blijkt dat een groene woonomgeving een belangrijke vestigingsfactor is en bijdraagt aan het woongenot. Groen is nodig voor informele sociale contacten, sporten en recreëren. Ook de aanwezigheid van aantrekkelijke groene en landschappelijke gebieden om de stad heen draagt bij aan een aantrekkelijke woonomgeving. Het versterken en verbinden van het landschap en het vergroenen van de stad is daarom een van de hoofdthema’s van deze structuurvisie. Maastricht heeft veel verschillende woonomgevingen, variërend van de stenige historische binnenstad tot en met groen dooraderde buitenwijken en vrij liggende dorpen aan de rand van de stad. Dit is een van de redenen dat Maastricht nu al een aantrekkelijke woonstad is, met voor elk wat wils qua woonomgeving. Doel naar de toekomst is om, met behoud van eigen karakter, van iedere wijk van Maastricht een aantrekkelijke en toekomstbestendige woonomgeving te maken. Voor een aantrekkelijke woonomgeving is de aanwezigheid van voldoende, groene openbare ruimte en recreatieplekken belangrijk. Voor een toekomstbestendige woonomgeving is het belangrijk dat deze in staat is om veranderingen op het gebied van klimaat op te vangen. Onderzoek van het KNMI wijst uit dat toenemende klimaatverandering tot gevolg heeft dat zware regenbuien en hittegolven in de toekomst vaker zullen voorkomen. Voor een toekomstbestendige woonomgeving moet daarom gewerkt worden aan het opvangen van regenwater bij zware buien (zodat het niet de woningen en tuinen instroomt) en het maken van voldoende afkoelende beplanting om tijdens hittegolven de buitentemperaturen niet te veel te laten stijgen (om gezondheidsproblemen te voorkomen). De ambities voor een aantrekkelijke en klimaatbestendige woonomgeving versterken elkaar: meer groen voor afkoeling en meer ruimte voor wateropvang is tevens meer plek om buiten te spelen, te recreëren en een fraai uitzicht vanuit de woning. Landschap Maastricht wordt omringd door een aantal grote landelijke gebieden die ieder een heel eigen karakter hebben: het Rivierpark Maasvallei in het noorden, het Heuvelland in het oosten, de Haspengouw en Kempen in het westen en de St. Pietersberg en het Jekerdal in het zuiden. (zie kaart landschappelijke eenheden) Dit maakt dat de ligging van de stad Maastricht bijzonder aantrekkelijk is en dat de mogelijkheden voor recreatie rondom de stad heel divers zijn. Hierdoor worden de inwoners van de stad verleid om deze gebieden per fiets of te voet te bezoeken en meer te bewegen, wat de gezondheid ten goede komt. De aanleg van fiets‐ en wandelpaden in deze gebieden, zodat ze onderling ook op een eenvoudige manier bezocht kunnen worden, is daarom erg belangrijk. Bijzondere aandacht is nodig voor het oversteken van spoor‐ en waterwegen (zoals de Maas en de kanalen). De aanleg van een nieuwe brug over de Maas bij Borgharen kan het fietsnetwerk rondom de stad een belangrijke impuls geven. Een (water)verbinding over de Maas in het zuidelijk Maasdal kan zorgen voor een uitbreiding van de routes aan de zuidzijde van de stad. De grote landschappelijke gebieden worden aan de noordzijde van de stad met elkaar verbonden door twee grote regionale parkgebieden. Dit zijn: Landgoederenzone/Geusselt, en Zouwdal/Albertkanaal/Dousberg.
pagina 22
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Het beleid is er op gericht om de grote landschappen en de regionale parkgebieden voor verrommeling en verstedelijking te behoeden en door groene ontwikkelingen op het gebied van landschap en natuur te versterken. In de grote landschappelijke gebieden moet verdichting door middel van bebouwing worden voorkomen. In de regionale parkgebieden zijn stedelijke functies niet uitgesloten, mits gerelateerd aan het recreatieve gebruik van het landschap, zoals camping, manege, golfbaan etc.
Kaart landschappelijke eenheden
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 23
Ook in het kader van het Limburgs Kwaliteits Menu wordt daarom zeer terughoudend omgegaan met het toestaan van bouwinitiatieven. Dit beleid wordt ook uitgedragen door de provincie Limburg, die in het Provinciaal Omgevings Plan (POL) de groene waarden van deze gebieden wil beschermen. Daartoe zijn grote delen van deze gebieden aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of als Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG). In de kaart natuurbeschemring en LKM zijn deze twee perspectieven zichtbaar, naast de aanduidingen van Rijks Natuur Monumenten, Natura 2000 gebieden en Hamsterkernleefgebieden. Er zijn nog landschappelijke gebieden rondom de stad, waar natuur en landschap nog niet vanuit beleid van hogere overheden beschermd of gestimuleerd wordt. Hier wil de gemeente Maastricht de komende decennia een versterking van de landschappelijke en natuurlijke waarden bereiken door ondersteuning van particuliere initiatieven of uitvoering van projecten op het gebied van water of landschapsherstel. Dit zijn tevens de gebieden waar, indien aan de orde, de compensatie in het kader van het Limburgs Kwaliteits Menu kan plaatsvinden, naast de lichtgroene gebieden van de POG. Deze gebieden zijn op de kaart aangegeven met een lichtbruine kleur. (zie kaart natuurbescherming en LKM)
Kaart Natuurbescherming en LKM pagina 24
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
De regionale parkgebieden dringen met “groene Longen” door tot in het stedelijk gebied. Dit zijn de Dousberg, de Groene Wiggen in West en het nieuw aan te leggen Steilrandpark in Belvedere. In het Zuidwesten wordt de groene long gevormd door de Jeker. Deze groene longen eindigen in de grote Stadsparken: Via Regiapark, Frontenpark, waarvan ook de Lage fronten deel gaan uitmaken en de Geusselt. Stadsparken Stadsparken zijn van belang voor het plezierig wonen in de stad. Dit zijn de plekken waar je in korte tijd naartoe kunt wandelen of fietsen om te ontspannen in de buitenlucht. In dit kader kan het een kans zijn, om gebieden die tijdelijk geen functie hebben, onder de regeling Tijdelijke Natuur onder te brengen. Op deze manier wordt tijdelijk het groenareaal binnen de stad vergroot en hebben de inwoners profijt van meer groen in de woonomgeving. Het is belangrijk om de grotere groene plekken en het omliggende landschap goed met elkaar te verbinden. Daarmee wordt beweging gestimuleerd en dat is goed voor de gezondheid. Er zijn in Maastricht al een aantal van deze stadsdeelparken: het historische stadspark aan de zuidkant van de binnenstad, via het Jekerpark verbonden met het Jekerdal. Dit park is ter hoogte van de Tapijnkazerne momenteel erg smal. Bij herontwikkeling van het voormalige kazerneterrein zal het stadspark op deze plek worden verbreed; het gebied wordt omgevormd tot een openbaar park, waarin (monumentale) gebouwen liggen. Aan de noordoostkant van de stad ligt het Geusseltpark, dat momenteel een transformatie doormaakt naar een ’beweegpark’ in de breedste zin van het woord. Aan de noordwestkant van de binnenstad ligt het natuurgebied de Hoge Fronten. Samen met de Lage Fronten zal binnen het plan Belvédère een deels ecologisch parkgebied ontstaan: het Frontenpark. In Zuidoost ontbreekt een park van formaat. Voorgesteld wordt in Heugem en Randwijck een samenhangend parkgebied te vormen, bestaande uit het Sportpark Heugem, de groengebieden langs de Molensingel en het voormalige Campusterrein naar de bestaande waterstructuur en eindigend bij het Hondiusdomein aan de zijde van de Maas. Maastricht Waterstad. Maastricht kan zich als “waterstad” verder ontwikkelen. Met name op de oostelijke oever liggen kansen. Het streven is om vanaf het Griendpark tot aan de sluis in het Julianakanaal een openbare groene oever te realiseren. Aan de zuidzijde kan het recreatief gebruik van het water versterkt worden door de oevers van de Pietersplas beter toegankelijk te maken voor waterrecreatie. Stadslandbouw Naast de natuurgebieden rondom de stad, zijn grote delen van het landschap rond de stad in gebruik bij de landbouw. De trend is dat deze landbouw steeds grootschaliger wordt, wat zowel de landschappelijke kwaliteit, belevingskwaliteit als ook de ecologische kwaliteiten van deze gebieden steeds meer onder druk zet. De gemeente Maastricht wil daarom de grondgebonden, kleinschalige en verbrede/multifunctionele landbouw rondom de stad, maar ook in de grote groene gebieden in de stad stimuleren. Deze stadslandbouw zorgt voor een impuls voor het landelijk gebied direct rondom de stad en heeft voordelen op de volgende gebieden: - Cultuurlandschap en historie: een renderende traditionele, grondgebonden, kleinschalige landbouw is voorwaarde voor het behoud van de eeuwenoude cultuurhistorie op het gebied van teelt, productie‐ en bereidingswijzen. Als tegenhanger van de globalisering (meer van hetzelfde), groeit de betekenis van de locale economie en streekgebonden productiewijzen. - Groen om de stad: het kleinschalig agrarisch cultuurlandschap direct buiten de stad, is een favoriet uitloopgebied bij zowel bewoners, recreanten als toeristen voor fietsen, wandelen, natuur en landschapsbeleving. Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 25
-
-
-
-
-
-
Werkgelegenheid: een lokale economie (landbouw en voedselproductie) biedt nieuwe werkgelegenheid, met name voor jonge mensen uit het lager en middelbaar beroepsonderwijs. Milieu: kortere ketens, minder voedseltransport is goed voor het milieu. Teelt met respect voor de natuur vereist minder bestrijdingsmiddelen, kunstmest en antibiotica. Dit leidt tot verbetering van de ecologische voetafdruk en minder CO2 uitstoot. Kwaliteit leefomgeving en vestigingsklimaat: de verkoop van hoeve‐ en streekproducten en de verwerking ervan in de horeca versterkt het imago van een gastvrije en Bourgondische stad en de (Eu)regio. Krimp: stadslandbouw biedt een unieke (en economisch rendabele) oplossing voor braakliggende terreinen en gebouwen, die gegeven de recessie wel eens langdurig leeg kunnen komen te staan. Kleinschalige voedselproductie in en om de stad vergt geen hoge investeringen of lange proceduretijd en zorgt voor milieuvriendelijke exploitatievormen. Gedacht kan worden aan hoogstamfruitboomgaarden en kleine wijngaarden, maar ook groentetuinen, kruiden, klein fruit‐ en bessenteelt, school‐ en recreatietuinen (die vrij gemakkelijk weer opgeheven en verplaatst kunnen worden) en zelfs visteelt in leegstaande kantoorpanden. Recreatie in en om de stad: tenslotte geeft de stadslandbouw een extra dimensie aan het stedelijk groen en de recreatie door de combinatie van voedselproductie, educatie, agrotoerisme en diverse extensieve recreatievormen als paardrijden, het houden van ezels, schapen, geiten, visvijvers. Hierdoor ontstaat er een levendig en afwisselend stadslandschap. Dit biedt een economische meerwaarde voor gemeente en burgers in de vorm van regiobranding, locale economie en werkgelegenheid. Sociale cohesie: met stadslandbouw worden burgers meer betrokken bij het groen in de stad. Uit recent onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau blijkt dat mensen het liefst direct in de woonomgeving recreëren. Zo kunnen ze van dichtbij ervaren wat er groeit en bloeit, de seizoenen beleven en ontdekken waar hun voedsel vandaan komt (voedingsleer en schooltuinen). Burgers worden op deze manier meer betrokken bij het groen in en om de stad en voelen zich meer verantwoordelijk voor hun eigen leefomgeving.
Ecologisch netwerk + waterstructuur Naast landschappelijke gebieden rondom de stad is ook het stedelijk gebied een leefomgeving voor veel soorten planten en dieren. Er zijn talloze dieren (bv. vogels) die juist afhankelijk zijn van de stad, omdat zij in tuinen leven. De biodiversiteit van het stedelijk gebied is lange tijd onderbelicht geweest. Hierdoor zijn er ecologische relaties tussen gebieden in de stad en de landschappen buiten de stad, die weinig bekend zijn. Deze relaties lopen langs lijnen (verbindingszones), zoals bijvoorbeeld de spoorlijn naar Lanaken. Het gaat hierbij om het droge netwerk (zoals bijvoorbeeld de Hoge Fronten) en het natte netwerk (zoals bijvoorbeeld de Landgoederenzone) en het cultuurhistorische netwerk, zoals het Terraspark. Voor het behoud van levenskrachtige populaties is het van essentieel belang dat de leefomgevingen van deze planten en dieren onderling door middel van een robuust ecologisch netwerk zijn verbonden. Een goed functionerend ecologisch netwerk bestaat uit een samenhangend stelsel van natuurkernen, stapstenen en verbindingen. Drie soorten ecologische netwerken Het natte netwerk bestaat uit het Maasdal/Rivierpark Maasvallei, het bekensysteem van de Kanjel, /Landgoederenzone en het beeksysteem van de Jeker/Jekerdal. Knelpunten in het natte systeem worden gevormd door de RWZI te Limmel in het Kanjelsysteem , en de Tapijkazerne in de loop van de Jeker. Het streven is om beide knelpunten op te lossen bij herstructurering van deze gebieden.
pagina 26
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Het cultuurhistorische netwerk bestaat uit twee systemen, gescheiden door de Maas. In het Westen vormt het gebied langs het Albertkanaal en het Zouwdal één grote verbindingszone met verscheidene kerngebieden daaraan gekoppeld. Knelpunt daarin wordt gevormd door de omgeving van steenfabriek Heylen en het droogdal Wolder. Bij herstructurering moet worden getracht deze knelpunten op te lossen. In het Oosten worden knelpunten gevormd door wegen en spoorlijnen, met name de A2. Het droge netwerk bestaat uit de St. Pietersberg , de Hoge fronten en de Belvedereberg in het westen en in het oosten het spooremplacemnet. De spoorlijnen fungeren in dit systeem als verbindingszones.
Kaart ecologische verbindingszones Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 27
Biodiversiteit Biodiversiteit is het aantal planten‐ en diersoorten dat voorkomt in een bepaald gebied. Er is een netwerk van soorten nodig om een uitgebalanceerde woonomgeving te krijgen. Het in stand houden of vergroten van de biodiversiteit in een wijk is eenvoudiger dan veel mensen denken. Met enige aanpassingen in de groenvoorziening kan er al veel goed gedaan worden, waardoor de wijk er niet alleen een stuk aantrekkelijker uitziet, maar ook de juiste balans in soorten planten en dieren huisvest die het wonen voor mensen in die wijken aangenamer maakt. Ook wijzen onderzoeken uit dat biodiversiteit een positieve bijdrage levert aan de gezondheid van mensen. Binnen de stadsgrenzen van Maastricht komen veel soorten planten en dieren voor, waaronder hele bijzondere. Sommige soorten zijn voor iedereen zichtbaar, zoals gierzwaluw en muurbloem. Andere zullen snel aan de aandacht ontsnappen door de verborgen levensstijl (steenmarter) of zijn onopvallend (steenbreekvaren). Uit zenderonderzoek blijkt zelfs dat de oehoe die broedt in de ENCI‐groeve in de nachtelijke uren jaagt op het Vrijthof. De ambitie van de gemeente Maastricht is om de bestaande biodiversiteit in de stad te behouden en te versterken. Om hier sturing aan te kunnen geven, heeft de gemeente in 2011 een inventarisatie uitgevoerd van de ‘stedelijke ecotopen’ (link rapport Arcadis): bijvoorbeeld de stadsmuur, naoorlogse woningbouw met pannendaken, park of bedrijventerrein. Met behulp van deze ecotopen zijn de ecologische waarden en potenties vastgelegd. Per ecotoop zijn ‐ naast de kenmerkende planten en dieren ‐ de fysieke condities omschreven waarmee de biodiversiteit kan worden vergroot. Dit geeft inzicht in de te behouden natuurwaarden (wat is er te verliezen) en potenties voor nieuwe natuurwaarden (wat is er te winnen). De kwaliteit van deze biotopen hangt mede af van het beheer van de wijk. Hierbij kunnen zowel de gemeente als de wijkbewoners en natuurvrijwilligers met kennis en ervaring een actieve rol spelen. Dit zorgt voor een langdurige betrokkenheid bij de wijken en verhoogt de kans op een langdurig kwalitatief hoge natuurwaarde van de wijk met alle positieve gevolgen van dien. Aantrekkelijke groene en klimaatbestendige woonomgeving Iedere wijk heeft een eigen mix van openbaar groen en privégroen (tuinen), en heeft daardoor een herkenbaar karakter. Dit varieert van wijken met veel openbaar groen (Belfort) tot wijken met vooral privégroen (Biesland). Er zijn grote verschillen tussen de hoeveelheden openbaar groen in de verschillende woonwijken. In de groenste wijk Belfort is 34% van de grondoppervlakte openbaar groen, terwijl in de Binnenstad slechts 0,5% van het grondoppervlakte uit openbaar groen bestaat. (zie kaart openbaar groen in woonwijken) Er zijn een aantal wijken die zowel weinig openbaar groen als privégroen hebben. Dit kan verschillende oorzaken hebben. In de Binnenstad bijvoorbeeld zijn de afgelopen eeuw door een ander gebruik van gebouwen (de ontwikkeling van een kernwinkelgebied) de binnentuinen in de bouwblokken bebouwd geraakt om meer winkeloppervlakte te maken. In andere delen van de Binnenstad buiten het kernwinkelgebied zijn binnentuinen verhard (parkeren voor bewoners en werknemers) of bebouwd (woningbouw, bijvoorbeeld Charles Voscour en Herdenkingsplein). (Voormalige) kloostertuinen zijn de schaarse uitzonderingen hierop, al zijn de meeste de afgelopen eeuwen bebouwd geraakt. Alleen van de allergrootste tuinen, zoals de ’Hof van Tilly’ en het gebied rond de Abtstraat, zijn restanten bewaard gebleven. Hierdoor is de Binnenstad erg versteend geworden. In andere wijken heeft vaak het verharden van tuinen vanwege het onderhoudsgemak en het uitbreiden van parkeerplaatsen ten koste van openbaar groen geleid tot het stenige karakter.
pagina 28
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Kaart openbaar groen in woonwijken 2011
Een aantal gevolgen van weinig groen en veel verharding en bebouwing in een woonwijk zijn : - hogere temperaturen in de zomer door veel stenen die overdag zonnewarmte opnemen en ’s nachts weer uitstralen (stedelijk hitte eiland effect), minder verdamping door gras en bomen (dat een verkoelend effect heeft) en minder schaduwwerking van grote bomen; (zie kaart oppervlaktetemperatuur) - problemen met opvang van regenwater als het hard regent; - verlaging van de aantrekkelijkheid van het woonmilieu. Voor afkoppeling van hemelwater wordt meestal een vuistregel gehanteerd van reserveren van 10% van een bouwkavel, project of wijk voor de opvang van hemelwater. Dit kunnen groene gebieden zijn die na een hevige regenbui kortdurend onder water kunnen staan. Als deze vuistregel toegepast wordt op het openbaar groen in Maastricht, is te zien dat veel wijken procentueel voldoende openbaar groen hebben om hemelwater in de toekomst te kunnen afkoppelen. Maar er zijn ook wijken waar het percentage openbaar groen minder is dan 10%. Deze wijken zouden groener moeten worden, niet alleen om hemelwater op te vangen, maar vaak ook om de kwaliteit van de woonomgeving te verbeteren of om de wijk koeler te maken tijdens hittegolven. Mogelijke maatregelen zijn: het bestaande groen, zoals groenvlakken en bomen, in bescherming te nemen; - minder openbare verharding en meer openbaar groen maken, eventueel in combinatie met een water opvangplek; - meer grote bomen in de openbare ruimte planten; - daktuinen en groene daken aanleggen; - verharding van tuinen tegengaan.
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 29
Kaart oppervlaktetemperatuur woonwijken
Aangezien iedere buurt een eigen karakteristiek heeft, zal ook bij vergroening van woonbuurten per buurt een eigen mix van maatregelen passen. In de ene wijk zal voor meer bomen gekozen worden, in een andere voor het vergroten van de openbare ruimte. Dit hangt samen met het karakter van de buurt, maar ook met de beschikbare ruimte in de toekomst. Als het aantal woningen in een wijk wordt verminderd (saldo 0 of zelfs saldo min benadering woningbouwprogrammering), kan openbaar groen vergroot worden. Dit zal vooral toegepast worden in wijken met veel corporatiebezit, aangezien hier projectmatig stadsvernieuwing kan plaatsvinden. In wijken met veel eigenwoningbezit, zal vergroting van de openbare ruimte vaak niet mogelijk zijn. Dan moet gezocht worden naar oplossingen die combineerbaar zijn met ander ruimtegebruik, zoals groene daken en het planten van bomen. In bijvoorbeeld de Binnenstad is de druk op de beschikbare ruimte zo groot, dat alleen groene daken en soms aanplant van een enkele boom voor een beter woonklimaat kunnen zorgen. In deze wijk is bescherming van bestaand groen dan ook een absolute voorwaarde. Duidelijk is dat voor een aantrekkelijke groene en klimaatbestendige woonomgeving een gecombineerde aanpak op het gebied van water en groen nodig is. Bij de planvorming zal gebruik worden gemaakt van de handreiking ‘Werken aan een hittebestendige stad’ Als voorbeeld voor deze gecombineerde aanpak op het gebied van groen, water en klimaatadaptatie kan Heer onder de kerk genoemd worden: hier kan door het maken van een regenwateropvang op het Plein Sint Petrus Banden een grote stap gezet worden in het pagina 30
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
terugdringen van de wateroverlast bij zware regenbuien. Daarnaast wordt het ook een aantrekkelijke groene ontmoetingsplek, waar kinderen in een natuurlijke omgeving kunnen spelen. Verder zal een dergelijke groene plek de temperaturen tijdens hittegolven minder sterk laten stijgen dan het huidige versteende plein. Tenslotte zal het ook bijdragen aan een aantrekkelijke woonomgeving. Deze oplossing zou ook voor de buurt Blauwdorp gekozen kunnen worden, al zal daar meer bebouwing gesloopt moeten worden om een groene plek van voldoende omvang te kunnen maken. In de toekomst zal het regenwater dat in Heer opgevangen wordt, bovengronds afgevoerd moeten worden naar de Maas, via een nieuwe buis onder de A2. Dit kan door een nieuwe openbare ruimte te maken in Randwyck, vanuit de omgeving van het station Maastricht Randwyck via het MECC en het AZM naar de bestaande vijvers in de wijk. Hierdoor ontstaat ook een aantrekkelijk verblijfsgebied, waar werknemers en bezoekers in een aantrekkelijke koele omgeving kunnen wandelen, en die bijdraagt aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor kantoren en meer ruimtelijke kwaliteit en samenhang in dit gebied. Tenslotte is er een aantal wijken, waar de verhouding tussen groen en verharding nu nog goed is, maar waar een trend te zien is van verharding van tuinen. Dit komt met name voor in wijken met kleine tuinen.. Hier kan de kwaliteit van de wijk sterk achteruit gaan als het beeld verandert van een groene tuinwijk (met hagen rond de groene voortuinen) naar een wijk met allemaal verharde voortuinen. Hier is geen makkelijke oplossing voor te bedenken: het is een modetrend om tuinen te verharden, mensen willen het onderhoud van de tuin niet meer doen. Dit zorgt wel voor problemen met regenwaterafvoer en hitte. Door een beperkte groene openbare ruimte in deze wijken, is hier vaak geen oplossing te vinden. Groen in de woonomgeving Gezien de ambitie om tot vergroening van de woonomgeving te komen is hieronder voor de verschillende woonmilieus aangegeven welke rol groen speelt in de woonwijken en welke richting dit geeft aan de transformatieopgave van groen in de woonomgeving. De verschillende gebieden zijn weergegeven op de groenmilieukaart. Stadsrandgebieden: In de stadsrandgebieden speelt het privé‐groen in de vorm van voortuinen een cruciale rol in de beleving. Daarnaast speelt het privégroen een rol in de verkoeling van de wijken en dempt het de pieken in de waaterafvoer. Bij herstructurering speelt privégroen ook een rol. Overigens geldt ook in de stadrandgebieden een streefpercentage van 10% groen dat nodig is voor waterafvoer. Aandachtspunt is de trend tot verharding van tuinen. Voorlichting kan een rol spelen om dit te voorkomen, o.a. door informatie te verstrekken over groene en onderhoudsvriendelijke manieren van tuininrichting. Heer behoort, met uitzondering van de dorpskern, ook tot de stadsrandgebieden. Hier is naar verhouding minder openbaar groen dan in de andere stadsrandgebieden. Hier ligt dus de opgave om door verdunning meer openbaar groen te realiseren, teneinde op een verantwoorde manier het rioolsysteem af te koppelen. De ring van Parochiewijken. Hier speelt openbaar groen een grote rol in de beleving, door de ruim opgezette groenstroken, de begeleiding van hoofdwegen en groene wiggen. Hier moet wel voorkomen worden dat dit groen te gemakkelijk wordt opgeofferd voor parkeren. Bij herstructurering ligt het accent op het realiseren van openbaar groen, in tegenstelling tot de stadsrandgebieden. Voortuinen spelen hier een minder belangrijke rol Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 31
Centraalstedelijk gebied. Bij herstructurering ligt de nadruk op het vergroenen van het openbaar gebied. Het gaat hier om stedelijk groen, d.w.z. plantsoenen, laanstructuren, groene middenbermen en straatbomen, waar mogelijk van de 1e orde. Binnenstad. Hier ligt de nadruk op het waar mogelijk vergroenen van binnengebieden en het verzekeren van de groeiomstandigheden van bomen van de 1e orde.
pagina 32
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Beleidsprincipes en agenda Transformatieprincipes: - Het bestaand areaal openbare groene ruimte in stand houden en waar nodig geschikt maken voor hemelwateropvang. - Bij de herstructurering van wijken meer openbaar groen maken en bomen planten om de kwaliteit van de woonomgeving te verbeteren in combinatie met het vergroten van de capaciteit van hemelwateropvang/afkoppeling en om hittestress tegen te gaan (met voorrang voor de meest versteende wijken). - Meer bosgebieden rond de stad maken waar bewoners verkoeling kunnen zoeken. - Het stimuleren van het aanleggen van daktuinen en groene daken in wijken met een hitte‐ en waterprobleem, waar te weinig beschikbare ruimte is of geen buurtplan voorzien wordt. - Het versterken van de biodiversiteit in de stad door bij ruimtelijke ontwikkelingen expliciet rekening te houden met de specifieke kenmerken van ecotopen, zoals behoud van nestgelegenheid voor gierzwaluw en huismus bij renovatiewerken en aanleg groene daken. - Het handhaven en versterken van het ecologisch netwerk, onder andere door de minimale maatvoering van stapstenen en verbindingen in het ecologisch netwerk in het stedelijk gebied te hanteren. - Aanleg van faunatunnels als oplossing van infrastructurele barrières in de ecologische verbindingen waar (gemeentelijke) wegen voor andere doeleinden worden opengebroken (werk‐met‐werk maken) en het versterken van laanstructuren voor verbindingen die gebruikt worden door vogels en vleermuizen. - Door bewustwording/communicatie met bewoners verharding van tuinen tegengaan en ongedaan maken (samen met groene partners zoals CNME en IVN). - Benutten van braakliggende terreinen die in afwachting van toekomstige ontwikkelingen tijdelijk kunnen worden omgevormd tot natuurgebied. Onderzoeks‐ en uitvoeringsagenda: - Het beleid op het gebied van openbaar groen en verharding (ook beheer) en klimaatadaptatie (hemelwateropvang en tegengaan van hittestress) in samenhang verder uitwerken. - Het in beeld brengen van de hiaten in de ecologische verbindingen, het prioriteren van de gewenste verbeteringen en de potenties op het gebied van biodiversiteit (ook: worden we adoptiegemeente voor een soort?) en het bieden van concrete handreikingen. - Vergroting van het zuidelijk stadspark ter plekke van de Tapijnkazerne. - Ontwikkeling van een noordelijk stadspark rond de Lage en Hoge Fronten binnen het Belvédère project: het Frontenpark. - Aanleg van nieuwe fietsbrug bij Borgharen i.h.k.v. het project Rivierpark Maasvallei. - Uitbreiding van het Millenniumbos op de Cannerberg. - Bestaande regeling voor aanleg groene daken omvormen en meer buurtgericht inzetten. - Inboetgelden van Beheer voor bomen op plekken inzetten waar te weinig bomen zijn in plaats van op dezelfde plek een nieuwe boom planten. Eigenaren en ontwikkelaars van gebouwen met platte daken (bedrijventerreinen) stimuleren om de mogelijkheden van groene daken te realiseren. - Bij wijk‐ en buurtontwikkelingsplannen vorm en inhoud geven aan de biodiversiteit in de bebouwde omgeving. - Ondersteuning agrarische ondernemers rondom de stad om de stadslandbouw verder vorm te geven en stimuleren stadslandbouw op braakliggende terreinen. - Ecologisch beheer wordt waar nodig en mogelijk geïmplementeerd binnen het gemeentelijke groenbeheer (mits kostenneutraal). Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 33
2.3 Water Algemeen Historisch gezien is water de basis voor Maastricht. De stad is ontstaan bij een doorwaadbare plaats in de Maas en is in de Middeleeuwen groot geworden door de waterkracht van de Jeker. Water is belangrijk voor het versterken en verbinden van het landschap, een van de hoofdthema’s van deze structuurvisie. Water is namelijk een belangrijke drager voor de natuur in en om de stad en is vaak verweven met de groenstructuur. Water nodigt uit tot recreatief gebruik als varen, zwemmen, wandelen, fietsen en sporten. Water in de stad geeft verkoeling tijdens hittegolven. Een duurzaam aantrekkelijk woonklimaat vraagt bovendien om een goede bescherming tegen wateroverlast en overstromingen. Ook voor de aantrekkelijkheid van Maastricht als woonstad is water belangrijk. Goed vormgegeven oppervlaktewater maakt de openbare ruimte aantrekkelijker om in te wonen, te werken en te verblijven. Het historische Maasfront, de watermolens en de Landgoederenzone zijn nog steeds een bezienswaardigheid en dragen in belangrijke mate bij aan de aantrekkelijkheid van Maastricht als cultuurstad en de toeristische aantrekkingskracht van Maastricht. Trends en ontwikkelingen Het waterregime in Maastricht zal, evenals in de rest van Nederland, in de toekomst waarschijnlijk wijzigen als gevolg van de verwachte klimaatverandering. Nattere winters, drogere zomers en een hogere neerslagintensiteit zullen dan leiden tot watertekorten in de zomer, extremere Maasoverstromingen in de winter en tot heviger en vaker optredende regen‐ en grondwateroverlast. Maastricht streeft naar een watersysteem dat hierop is voorbereid, wat consequenties heeft voor de inrichting van de stad. Regenwater De ambitie om wijken met weinig openbaar groen te transformeren tot gebieden met meer bomen en oppervlaktewater (zie thema Groen), biedt tevens de kans om de stad klimaatbestendiger in te richten. Zwaardere buien zullen namelijk leiden tot heviger en vaker voorkomende wateroverlast. Het is niet duurzaam en financieel onhaalbaar om die extra regen alleen met grotere rioolbuizen af te voeren. Aan de oppervlakte verzamelen, opvangen, afvoeren en infiltreren heeft meerdere voordelen. Het waterschap is verantwoordelijk voor de wateroverlast in of vanuit het landelijke gebied. Tot 2015 zal een vijftal regenwaterbuffers aan de westrand van de stad worden vergroot om aan de veiligheidsnormen te voldoen. Binnen het stedelijke gebied is de gemeente verantwoordelijk voor wateroverlastknelpunten. Om hierin inzicht te krijgen, is op basis van gedetailleerde terreinhoogtes berekend langs welke routes het regenwater afstroomt en waar het zich verzamelt (model WOLK). Deze informatie wordt gebruikt om voor risicolocaties maatregelen te nemen door het water lokaal af te leiden of op te vangen. Tegelijk heeft Maastricht het beleidsdoel om op termijn vrijwel al het regenwater af te koppelen van de riolering. Dit is verwoord in het gemeentelijke waterplan (link) en het gemeentelijke rioleringsplan (link). Afkoppelen bespaart kosten in het transport en het zuiveren van het afvalwater, omdat er minder schoon regenwater is bijgemengd. Bovendien is het goed voor de waterkwaliteit van de beken en de Maas, omdat er minder vaak afvalwater vanuit de riolering overstort. Omdat afkoppelen vanuit het oogpunt van doelmatigheid vooral gebeurt bij rioolvervanging of wegreconstructies, is het tempo laag en zal het tientallen jaren duren voordat het doel is bereikt. Maastricht maakt per project de afweging of afkoppelen doelmatig is, waarbij het einddoel om op termijn vrijwel alle gebieden af te koppelen nadrukkelijk wordt meegenomen. pagina 34
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Kaart regenwaterafvoerstructuur
pagina 35
Zowel het voorkomen van wateroverlast als het afkoppelen van regenwater van de riolering vraagt om ruimte om het regenwater te bergen, te verzamelen, te transporteren, te infiltreren dan wel af te voeren naar een beek of de Maas. Maastricht streeft naar een aaneengesloten gebiedsdekkende waterafvoerstructuur (zie kaart afwatering structuur). Regenwater van extreme buien en van (toekomstige) afkoppelprojecten kan hiermee veilig worden verwerkt. Tevens biedt deze structuur een raamwerk voor meer groen en oppervlaktewater in de stad. Bestaande beeklopen als de Jeker, de Kanjel en de Fontein en Tapgraaf en droogdalen als het Zouwdal, het Wandal en de Termaardergrub vormen de hoofdstructuur. Van daaruit gaan vertakkingen de wijken in. Waar dalen in het verleden zijn volgebouwd, worden deze structuren hersteld zodra zich kansen voordoen. Deze regenwaterstructuur ligt bij voorkeur bovengronds, waar mogelijk in de groenstructuur, anders in het straatprofiel. Ondergronds afvoeren via buizen wordt alleen toegepast bij gebrek aan ruimte. Bovengrondse regenwatervoorzieningen zijn beter te onderhouden en te controleren, bijvoorbeeld op illegale lozingen en onbedoelde aansluitingen van afvalwater. Bovendien hebben voorzieningen met een grasmat een uitstekende zuiverende werking, zodat eventuele verontreinigingen niet het grond‐ of oppervlaktewater bereiken. Tot slot kunnen zichtbare structuren bijdragen aan de beleving en bewustwording van water. Regenwatervoorzieningen lenen zich uitstekend voor meervoudig ruimtegebruik met groen en recreatie (zie thema groen) en kunnen bijdragen aan voorkoming van hitte‐eilanden in de stad (zie thema groen). Bepalend voor de mogelijkheden voor infiltratie is de bodemopbouw en ‐samenstelling en de grondwaterstand (zie thema bodem) . Naast het afkoppelen van de openbare verhardingen door de gemeente, worden ook bedrijven en particulieren door voorlichting gestimuleerd om hun daken en verhardingen af te koppelen. Dit is een langdurig proces dat vooral rendement oplevert bij grote bedrijfsgebouwen. Bij nieuwbouw is het gescheiden houden van regenwater een vanzelfsprekend uitgangspunt en vastgelegd in de rioleringsverordening (link). Hiervoor geldt een doelstelling van 100%. Om het afgekoppelde regenwater schoon te houden worden in principe geen uitlogende bouwmaterialen toegepast (zie duurzaam bouwen). Rioolwater De gemeente Maastricht heeft de wettelijke taak om afvalwater van burgers en bedrijven in te zamelen en te transporteren naar de overnamepunten van het waterschap. Van daar gaat het rioolwater naar de rioolwaterzuiveringsinstallaties in Heugem, Limmel en Bosscherveld, die het na zuivering lozen op de Maas of het Julianakanaal. Doordat met het rioolstelsel ook veel regenwater van daken en wegen wordt ingezameld, is de aanvoer tijdens hevige neerslag groter dan het stelsel kan verwerken. Dan treden riooloverstorten in werking en wordt het overtollige regenwater, vermengd met afvalwater, geloosd op beken, vijvers of de Maas. Dit geeft een plotselinge afvoer‐ toename die verstorend is voor het waterleven en brengt giftige en zuurstofverbruikende stoffen in het water. Het Europese waterbeleid (Kaderrichtlijn Water) en de uitwerking op landelijk en regionaal niveau bepalen dat gemeenten de lozingen vanuit de riolering moeten terugdringen. Voor lozing op de Maas is de zogenaamde basisinspanning voldoende. Deze wordt in 2015 gerealiseerd door afkoppelen, extra rioolwaterberging en optimalisatie van de bestaande riolering. De aanleg van rioolwaterbergingen heeft ruimtelijke consequenties. Voor lozingen op het Kanjelsysteem moet de lozing terug naar eens in de twee jaar. Het betreft een resultaatverplichting in termijnen, te weten: 2015, 2021 en 2027. Maastricht heeft de ambitie om in 2021 de doelen te hebben gerealiseerd met een combinatie van afkoppelen en de aanleg van open bergingsvoorzieningen. Voor deze groene bergingen moet ruimte worden gereserveerd (zie kaart regenwaterafvoerstructuur).
pagina 36
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Ten aanzien van de drie rioolwaterzuiveringsinstallaties geldt dat op termijn een rendements‐ verbetering nodig is om aan de waterkwaliteitsdoelstellingen te voldoen. Tegelijk wordt overwogen om de drie installaties samen te voegen. Het Waterschapsbedrijf Limburg heeft aangegeven binnen Maastricht de meest duurzame rioolwaterzuiveringsinstallatie van Europa te willen bouwen. Om optimaal gebruik te kunnen maken van duurzame energie en restwarmte van bedrijven wordt gezocht naar een locatie in de buurt van vaarwater en grote bedrijven. In het Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010‐2015 is opgenomen dat de maatregelen aan de rioolwater‐ zuiveringsinstallaties in 2027 zijn gerealiseerd. Bestaande oppervlaktewaterstructuur De bestaande oppervlaktewaterstructuur van Maastricht bestaat uit de Maas, de Maasplassen, de kanalen, de beken en droogdalen, stads‐ en kasteelvijvers en regenwaterbuffers. De Maas, het Julianakanaal, de Zuid‐Willemsvaart inclusief Verbindingskanaal, het Bassin, de Maasplassen ten zuiden van de stad en de bijbehorende stuwen, havens en havenkommen zijn grotendeels in beheer bij Rijkswaterstaat. Veel activiteiten in of langs de Rijkswateren zijn vergunningplichtig in het kader van de Waterwet om de belangen van de scheepvaart en de (hoog)waterafvoer te beschermen. Bebouwing is in grote delen van het Maasdal niet toegestaan, waardoor een open landschap met laagdynamische functies (landbouw, natuur en recreatie) in stand blijft. Het Maasdal is daarmee belangrijk voor de landschappelijke structuur van de gemeente. Voor de periode tot 2030 zal voor het Grensmaasgebied de nadruk liggen op grindwinning en daarna de ontwikkeling van riviergebonden natuur met extensief recreatief medegebruik, met de naam Rivierpark Maasvallei. In het zuidelijk Maasdal ligt de nadruk op de verdere ontwikkeling van dagrecreatie. De beeksystemen, de belangrijkste droogdalen, grubben en enkele regenwaterbuffers zijn in beheer bij Waterschap Roer en Overmaas. Bouwactiviteiten zijn binnen de beschermingszones van deze wateren vergunningplichtig in het kader van de Waterwet. Daarmee wordt ruimte voor de watervoerende en ecologische functie en voor het bijbehorende onderhoud van de watergangen vrijgehouden. Langs primaire wateren geldt een beschermingszone van vijf meter, die is vastgelegd in de waterschapslegger. Secundaire wateren, zoals stads‐ en kasteelvijvers, zijn in beheer bij de gemeente of particulieren, maar vallen wel onder de keur van het waterschap als het gaat om bijvoorbeeld dempen of aanpassen. Bij alle ontwikkelingen in de buurt van oppervlaktewater is afstemming met het waterschap nodig. (zie kaart oppervlaktewaterstructuur voor overzicht) Maastricht Waterstad Voor de periode tot 2030 staat het behouden en versterken van het watersysteem voorop, zowel in kwantiteit als kwaliteit. Maastricht streeft naar het uitbreiden van de hoeveelheid zichtbaar oppervlaktewater in de stad. Goed vormgegeven oppervlaktewater draagt bij aan de aantrekkelijkheid van de woonomgeving en de positieve beleving van de stad. De afgelopen jaren heeft Maastricht zijn oriëntatie op het water versterkt, door onder andere het ondertunnelen van de Maasboulevard en de omgeving van het Bassin. Maastricht kan zich als “waterstad” verder ontwikkelen. Met name op de oostelijke oever liggen kansen. Het streven is om vanaf het Griendpark tot aan de sluis in het Julianakanaal een openbare groene oever te realiseren. Aan de zuidzijde kan het recreatief gebruik van het water versterkt worden door de oevers van de Pietersplas beter toegankelijk te maken voor waterrecreatie. Vooral in de wijken waar nu relatief weinig openbaar groen is (zie thema groen), zullen wijkreconstructies worden aangegrepen om meer groen en water in de wijk te brengen. Dit biedt tegelijk de kans om deze wijken klimaatbestendig in te richten.
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 37
Vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water hebben de waterbeheerders en gemeenten de taak om de kwaliteit en inrichting van de wateren op een goed ecologisch niveau te brengen. Dit is een resultaatverplichting voor het jaar 2015 met uitstelmogelijkheid tot 2021 of 2027. De taak van de gemeente is het terugdringen van riooloverstorten en is beschreven onder Rioolwater. De doelstellingen en maatregelen waarvoor het waterschap verantwoordelijk is, zijn verwoord in het Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010‐2015. Concreet gaat het om de herinrichting en waterbodemsanering van het Gelei‐ en Kanjelsysteem, ontwikkeling van het Zouwdal en het opheffen van vismigratiebarrières in de Jeker. Kaart oppervlaktewaterstructuur
pagina 38
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Hoogwater Maas De huidige bedding van de Maastrichtse Maas voldoet nog niet aan de veiligheidsnormen van het rijk. De veiligheidsnorm voor Maastricht ligt op een beschermingsniveau van 1/250 (bescherming tegen een afvoer die met het huidige klimaat gemiddeld eens in de 250 jaar voorkomt, zijnde 3275 m3/s). Ter vergelijking, bij de hoogwaters van 1993 en 1995 was de maximale afvoer 3120 respectievelijk 2870 m3/s. Dat komt gemiddeld eens in de 50 jaar voor. Bij het meest recente hoogwater van januari 2011 was de piek 2270 m3/s. Dit komt gemiddeld eens in de 10 jaar voor, maar had al een aanzienlijke impact op de stad. Op dit moment wordt gewerkt aan het realiseren van het beschermingsniveau van 1/250. Hiervoor worden kades verhoogd en wordt langs de Grensmaas (Rivierpark Maasvallei) het rivierbed verruimd. Dit is uiterlijk in 2017 gereed. De werkzaamheden lopen door tot in 2024. De komende jaren zal in het kader van het Deltaprogramma worden bepaald of in Limburg een hogere norm nodig is, vergelijkbaar met de rest van Nederland. Hiertoe doet het Rijk eind 2011 een voorstel, waarna in overleg met de partners in de regio, waaronder de gemeente Maastricht, wordt bepaald wat gewenst en haalbaar is. Het gewenste beschermingsniveau en dus de norm voor Hoogwaterveiligheid zal onderwerp worden van het regioproces van het deltaprogramma rivieren. Het regioproces onder trekkerschap van de provincies zal in het najaar 2012 van start gaan. Vooruitlopend op deze discussie zijn in de pilot Meerlaagsveiligheid van de provincie Limburg, gemeente Maastricht en Rijkswaterstaat modelberekeningen uitgevoerd om de gevolgen te kunnen inschatten van een hogere Maasafvoer conform het klimaatscenario van het KNMI (dit is 4500 m3/s). Hieruit blijkt dat er kans is op aanzienlijke schade. Maastricht wil daarom in het overleg met het Rijk aansturen op een verhoging van het beschermingsniveau naar bijvoorbeeld 1/1250, zoals het Gelderse en Brabantse rivierengebied. In het kader van deze Structuurvisie heeft de gemeente een verkennende studie laten uitvoeren naar mogelijke maatregelen om dit beschermingsniveau te realiseren en de consequenties daarvan voor de ruimtelijke inrichting van de stad. Omdat de ontwikkeling van het Rivierpark Maasvallei vooral bijdraagt aan de veiligheid in het noorden van de gemeente, ligt de grootste opgave in het zuiden, te weten in de wijken Heugem, Randwijck en Sint Pieter. De maatregelen zijn, in overleg met Rijkswaterstaat, provincie en waterschap getoetst op effectiviteit en op de technische en maatschappelijke haalbaarheid. Onderstaande tabel vat de resultaten samen. Maatregel Permanente waterkeringen
toelichting kades en muren verhogen
effectiviteit * groot
Tijdelijke waterkeringen
demontabele schotten
groot
Zomerbedverdieping
bedding 3 m dieper
groot
Zomerbedverbreding Omleiding via Albertkanaal Nevengeul Borgharen‐Itteren Heugemer Overlaat Omleiding Terraspark
tot 185 m verbreden deel afvoer door België meer water door winterbed oude Maasarm herstellen geul langs Maastricht‐Oost
matig matig klein groot onbekend
Grachtenstelsel binnenstad Retentie Eijsdenerbeemden Retentie ENCI‐groeve Aanpassen Sint Servaasbrug
deel afvoer via stadssingels water bergen water bergen verbeteren doorstroming
klein klein klein matig
haalbaarheid groot, behalve bij St.Pieter en Wijck klein i.v.m. korte waarschuwingstijd matig i.v.m. fundering kades en bruggen groot, behalve Kennedybrug groot groot klein i.v.m. impact stedenbouw klein i.v.m. reliëf en infrastructuur klein i.v.m. impact stedenbouw groot groot nader onderzoek nodig
* ten aanzien van verhoging veiligheidsniveau zuidelijke deel gemeente Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 39
Kaart Hoogwaterveiligheid
pagina 40
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
De grijs gemarkeerde maatregelen zijn kansrijk vanwege de combinatie van een matige tot grote effectiviteit en een matige tot grote haalbaarheid. De overige maatregelen leveren te weinig op of hebben te grote praktische, financiële of juridisch‐planologische bezwaren. Omdat de afzonderlijke maatregelen niet leiden tot het gewenste beschermingsniveau van 1/1250 is een combinatie van maatregelen nodig. De gemeente Maastricht heeft een voorkeur voor maatregelen die leiden tot een structurele waterstandverlaging, zoals zomerbedverbreding‐ en verdieping, in combinatie met een beperkte verhoging van de waterkeringen. Waterkeringen bieden immers geen absolute veiligheid omdat er een risico op bezwijken is. Bovendien leiden hoge kades en muren tot een visuele verstoring van het stadsfront en een verminderde beleving van het water. De rivier wordt als het ware afgescheiden van de stad. Mocht besloten worden tot een verhoging van het veiligheidsniveau, dan wil Maastricht samen met Rijkswaterstaat, Waterschap Roer en Overmaas en de provincie Limburg een project starten om de beste combinatie van maatregelen uit te werken voor het realiseren van het nieuw vastgestelde beschermingsniveau. Bij voorkeur wordt dit project onder de vlag van het Deltaprogramma 2011 en het Nationaal Waterplan 2015 uitgevoerd. Dan wordt ook duidelijk welke partij de maatregelen moet uitvoeren en hoe deze worden gefinancierd. Gebaseerd op de huidige verkenning ligt de voorkeur van Maastricht tot 2050 bij verbreding en verdieping van de Maasbedding in combinatie met een aanpassing van het onder water gelegen deel van de St. Servaasbrug. Deze blijkt als een sterke flessenhals te werken die het water decimeters opstuwt. De verbreding is met name in het gebied rond de Noorderbrug zeer kansrijk en heeft als bijkomend effect dat op de Maasoever ruimte vrijkomt voor meer groen. Daardoor wordt de Grensmaas beter verbonden met het zuidelijke Maasdal en wordt de ecologische en recreatieve structuur versterkt. Aanvullend zal het wellicht ook nodig zijn om de bestaande kades op te hogen en dwarskades aan te leggen, bijvoorbeeld door het afsluiten van de onderdoorgangen in de Kennedysingel, om te zorgen dat bij een eventuele dijkdoorbraak niet de gehele dijkring volstroomt. Tegelijk wordt de calamiteitenorganisatie geoptimaliseerd door bescherming van vitale objecten, evacuatie van bewoners en bedrijven en verhogen van bewustwording van de inwoners via communicatie. Afhankelijk van de mate van klimaatverandering zijn vanaf 2050 aanvullend op bovenstaande misschien extra maatregelen nodig. Deze zullen buiten de huidige Maasbedding moeten worden gezocht in de vorm van omleidingen van het Maaswater. Een kansrijke optie is het afleiden van een deel van het Maaswater via het Albertkanaal en het kanaal Briegden‐Neerharen naar de Grensmaas. Het terugbrengen van de Heugemer Overlaat, een oude Maasarm ter plekke van de huidige A2, beschouwt Maastricht als een onhaalbare stedenbouwkundige opgave. Watertransport De Maastrichtse Maas en kanalen zijn onderdeel van het (inter)nationale hoofdvaarwegennet. In de ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en ruimte (2011) wordt scheepvaart genoemd als belangrijk alternatief voor wegvervoer. Dit past volledig in de visie van de Gemeente Maastricht om het wegtransport te beperken en de CO2‐uitstoot te verlagen (zie thema Milieu). Het Rijk zet in op capaciteitsvergroting van de hoofdvaarwegen en het verkorten van de wachttijden bij sluizen, zodat het groeiende transport van de mainports en greenports naar de economische kerngebieden en het buitenland over het water zonder kwaliteitsverlies afgewikkeld kan worden. Hiertoe worden de Maas en het Julianakanaal ten noorden van Born geschikt gemaakt voor klasse VIb‐schepen en vierlaagscontainervaart. Tussen Born en Ternaaien is klasse Vb en drielaagscontainervaart voldoende om aan de vraag te voldoen. In 2011 is radardekking ten behoeve van de verkeersregeling gerealiseerd tussen Ternaaien en Limmel. In 2017 gebeurt dit voor het traject Stein‐Beatrixhaven. De sluis in Limmel wordt in 2012 vervangen door een keersluis.
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 41
De Maas en kanalen zijn ook voor Maastricht belangrijke aders voor goederenvervoer, zeker voor de Beatrixhaven en ENCI (link Economie). De provincie Limburg beschrijft in de ‘Netwerkanalyse vaarwegen en binnenhavens’ (2008) de volgende ontwikkelingen: - Zand en grind vormen ongeveer de helft van de totale overslag in Limburg. Ondanks een afname van volume de afgelopen jaren, wordt voor de toekomst verwacht dat de hoeveelheid op het huidige niveau zal blijven. - Het totale vervoer, vooral containers, neemt toe. - Door de schaalvergroting van schepen zullen er op termijn minder schepen over de Maasroute varen. De totale overslag neemt wel toe. - Door de vergrijzing en toename van de kapitaalkracht bij ouderen zal de recreatievaart toenemen. De verwachte toename van de recreatievaart hoeft niet te betekenen dat het gebruik van de sluizen door de pleziervaart zal toenemen. Ouderen blijven veelal op korte afstand van hun ligplaats.Om zicht te hebben op de toekomstige ontwikkelingen en kansen te pakken die zich voordoen, voert de gemeente Maastricht in 2012 een verkenning uit naar de verschillende ontwikkelingen en gebruikers van de rivier, de plassen, de kanalen, de havens en de oevers. Hieruit zal blijken of er ontwikkelingen zijn die met elkaar conflicteren of dat er kansen zijn die Maastricht kan pakken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de beroepsvaart met steeds grotere schepen, de toenemende pleziervaart en het gebruik van de havens en aanlegsteigers. TRANSFORMATIEPRINCIPES ‐ Meer oppervlaktewater en openbaar groen in de stad brengen als onderdeel van wijk‐ reconstructies. Dit combineren met een aaneengesloten bovengrondse regenwaterstructuur om wateroverlast te voorkomen en op te lossen en voor het verwerken van regenwater uit toekomstige afkoppelprojecten. ‐ Belangrijke droogdalen en beekdalen vrijmaken van bebouwing zodra zich kansen voordoen. ‐ Bij weg‐ en wijkreconstructies en bij rioolvervanging inzetten op zoveel mogelijk scheiden van regenwater van het afvalwater. ‐ De waterkwaliteit van de Maas en het Kanjelbeeksysteem verbeteren door aanpak van de riooloverstorten door afkoppelen en de aanleg van groene bergingen. ‐ De bestaande oppervlaktewaterstructuur van Maas, kanalen, beek‐ en droogdalen, vijvers, plassen en regenwaterbuffers behouden en versterken door alleen watergerelateerde ontwikkelingen toe te staan en door herinrichting, bodemsanering en natuurontwikkeling. ‐ Verhoging van het beschermingsniveau tegen hoogwater van de Maas door verbreding van de Maasbedding, verdieping van de Maasbedding, inclusief aanpassing van de St. Servaasbrug en door het verhogen van de waterkeringen.
pagina 42
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Uitvoeringsparagraaf Wat Pilot Meerlaagse veiligheid dijkringen Venlo en Maastricht‐Oost. Afronding najaar 2011 Hoogwaterbeschermingsprogramma (Sluitstukkades). Waterkeringen op beschermingsniveau 1/250. Looptijd t/m 2015. Maaswerken. Rivierpark Maasvallei uitgevoerd in 2024
Rol Partners gemeente Participatie Rijk, waterschap, provincie, veiligheidsregio’s Participatie Rijk, waterschap, provincie,
Rijk en provincie
Rijk en waterschap
Rijk, provincie, Consortium Grensmaas, Natuur‐ monumenten Rijk, waterschap, provincie, veiligheidsregio’s
Rijk en provincie
Trekker Trekker
Rijk Project‐ ontwikkelaars
Stimuleringsregeling Afkoppelen Waterschap Roer en Overmaas 2007‐2012 Verbeteren waterkwaliteit via Gemeentelijk rioleringsplan 2007‐2011
Trekker
Waterschap
Trekker
Rijk en waterschap
Zorgplicht grondwaterkwaliteit via Gemeentelijk rioleringsplan 2007‐2011
Trekker
Maastricht Rioolheffing: € 6,5 miljoen tot 2017. Na 2012 ook actief afkoppelen voor maximaal € 1 miljoen/jaar € 250.000 beschikbaar Rioolheffing en € 800.000 KRW‐ synergie subsidie Rioolheffing: € 100.000/jaar
Deltaprogramma 2011. Mijlpalen: 2011 (voorstel nieuwe veiligheidsnormen in overleg met regio), 2014 (vaststellen), 2017 (juridische verankering). Maasverkenning 2011 Gemeentelijk Rioleringsplan 2007‐2011. Afkoppelen vanuit doelmatigheid vooral aansluiten bij wijkreconstructies
Participatie
Financiering
Participatie
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Onderzoeken door rijk; maatregelen uit Deltafonds
pagina 43
3 Functies en voorzieningen 3.1 Wonen Maastricht is een goede woonstad. De bewoners geven hun woning en woonomgeving al jarenlang een ruime voldoende. Om ook een goede woonstad te blijven, is versterking van het profiel nodig. De stad wil daarom de komende jaren haar aantrekkelijkheid als woonstad versterken. Deze versterking zal meer dan ooit plaatsvinden binnen bestaand stedelijk gebied. De demografische transitie leidt immers tot een (verdere) vermindering van de noodzaak tot uitbreiden van de woningvoorraad. Er komt daardoor nog meer nadruk te liggen op een efficiënt (her‐)gebruik van bestaande woningen en andere gebouwen. Het biedt daarmee letterlijk en figuurlijk meer ruimte voor goed wonen in de stad. Woningbouwprogramma Maastricht heeft momenteel ongeveer 120.000 inwoners en een woningvoorraad van ca. 59.000 woningen en wooneenheden. Hiervan bevindt 58% zich in de huursector en 42% in de koopsector. Tot 2020 wordt ‐ uitgaande van een licht positief migratieoverschot, met name als gevolg van de komst van studenten en andere kenniswerkers ‐ uitgegaan van een toename van de woningvoorraad van maximaal 1.750 woningen, ofwel 0,3% per jaar (dit aantal bestaat uit 1.250 woningen in de reguliere programmering en daarnaast een productie van 500 woningen die wordt verwacht in een aantal specifiek benoemde uitzonderingscategorieën: topsegment en studentenhuisvesting). Met dit migratieoverschot groeit het aantal huishoudens nog licht en wordt de daling van het aantal inwoners getemperd. De laatste twee jaar hebben overigens laten zien dat de feitelijke migratie ‐ in dit geval van buitenlandse studenten ‐ het sterfte‐overschot ruim heeft gecompenseerd, waardoor het inwonertal, na jarenlang te zijn gedaald, weer is gegroeid. Het totaal aantal geprogrammeerde nieuw te bouwen woningen is met 3.750 woningen hoger, maar daar staat een sloopprogramma (inclusief samenvoegen) van 2.500 woningen tegenover. Hierin zien we het grote aandeel van de herstructurering in de woningbouw terug. Via monitoring van behoefte en aanbod wordt gevolgd of de programmering tussentijds moet worden aangepast. Deze hoofdlijnen van het woonbeleid zijn vastgelegd in het raadsbesluit stedelijke programmering woningbouw 2010‐2019 van januari 2010. Voor de periode na 2020 zijn de vooruitzichten nu te onzeker om daar een programma voor te ontwikkelen. Op basis van de huidige bevolkingsprognoses is wel zeker dat er zonder een structureel positief migratieoverschot dan een overschot aan woningen zal ontstaan. In andere gemeenten die met krimp worden geconfronteerd komt de saldo 0‐benadering (soms ook saldo min) in zwang. Voor elke nieuwe woning wordt er dan (tenminste) één woning gesloopt. Toegepast op het Maastrichtse programma tot 2020: voor elke tien nieuw te bouwen woningen staan zeven woningen die worden gesloopt of samengevoegd. Ontwikkelen nieuwe woonmilieus De verhoging van de aantrekkelijkheid van het wonen wordt ingevuld door het creëren van nieuwe aantrekkelijke woonmilieus met een onderscheidend profiel. Met name via vernieuwing van binnenuit door herstructurering van bestaande woonwijken en de transformatie van verouderde bedrijfsterreinen. Maastricht zal zich daarbij richten op drie kansrijke stedelijke woonmilieus die zijn gekoppeld aan drie clusters van doelgroepen: het centrumstedelijke, het stedelijke en het groene stadsrandmilieu. In de (centrum‐)stedelijke woonmilieus ligt de nadruk op inbreiden en verdichten en in de groene stadsrandmilieus op (selectief) verdunnen. Deze drie stedelijke woonmilieus zijn complementair aan de landelijke woonmilieus in de regio.
pagina 44
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Ontwikkelingsbeeld woonmilieus 2030
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 45
De Maastrichtse woonmilieubenadering is vastgelegd in de nota Wonen in beweging uit 2003. De hierbij behorende woonmilieukaart is geactualiseerd en hiernaast weergegeven. Deze nota geeft een langetermijnvisie op de gewenste doorontwikkeling van de verschillende buurten in de stad. De nota wordt onder meer gebruikt als onderlegger voor de buurtontwikkelingsplannen voor de herstructureringsbuurten, maar ook als toetsingskader bij het beoordelen van bouwplannen elders in de stad. In de nota wordt voor alle typen woonmilieus een globale beschrijving gegeven van onder andere de beoogde doelgroepen, de gewenste woningdichtheid en opbouw van de woningvoorraad. Voor de herstructureringsbuurten is dat specifiek vertaald naar streefpercentages voor woningdichtheid, aandeel huur en aandeel gestapelde woningbouw. De drie, in het raadsbesluit stedelijke programmering woningbouw benoemde, kansrijke woonmilieus zijn feitelijk een comprimering van de zeven woonmilieus uit deze nota. In het raadsbesluit stedelijke programmering woningbouw heeft de gemeente via de zogenoemde brandpunten haar prioriteit bij de inzet van mensen, middelen en instrumenten in de stadsontwikkeling bepaald. Voor wonen is de koppeling tussen deze brandpunten en de kansrijke woonmilieus als volgt: Brandpunten Woonmilieu Woningtypen Doelgroepen Belvédère
Centrumstedelijk Stadswoningen. In huur Ouderen, jong hoogopgeleiden, en koop. Nadruk op zowel footloose als gestapeld. locatiegebonden. Kansen voor aantrekken van bovenregionale woningvraag, i.c. kenniswerkers, expats, creatieve klasse. Herstructu‐ A Stedelijk A. Stadswoningen (met A. Gezinnen met een sterke rering name betaalbare koop) stedelijke oriëntatie. Kansen voor B Groenstedelijk met nadruk op het aantrekken van bovenregionale grondgebonden. woningvraag. B. Gezinnen met stedelijke B.Grondgebonden oriëntatie. Met name kansen voor woningen met tuin (met het vasthouden van potentiële name betaalbare koop). vertrekkers, i.c. gezinnen met een Daarnaast voor ouderen middeninkomen. geschikte woningen. Randwyck n.v.t. ‐ Binnenstad Centrumstedelijk Stadswoningen met Ouderen, jong hoogopgeleiden, nadruk op gestapeld. zowel footloose als locatiegebonden. Kansen voor aantrekken van bovenregionale woningvraag, i.c. kenniswerkers, expats, creatieve klasse. A2 Stedelijk Stadswoningen met Gezinnen met een sterke stedelijke nadruk op oriëntatie. Kansen voor aantrekken grondgebonden. van bovenregionale woningvraag. Noorderbrug n.v.t. ‐ ‐ Maastricht‐ Inzet gericht op Grondgebonden Gezinnen met stedelijke oriëntatie. Valkenburg omklap naar woningen met tuin (met Met name kansen voor het (incl. stadsrandmilieu name betaalbare koop). vasthouden van potentiële Geusselt) Daarnaast voor ouderen vertrekkers, i.c. gezinnen met een geschikte woningen. middeninkomen. Beatrixhaven n.v.t. ‐ ‐ pagina 46
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Het realiseren van aantrekkelijke woonmilieus via herstructurering is een belangrijke en gedeelde ambitie van en opgave voor de gemeente, woningbouwcorporaties en andere marktpartijen. Voor de komende jaren geldt dat de haalbaarheid en het tempo van de gewenste doorontwikkeling van woonmilieus sterk wordt bepaald door de investeringsmogelijkheden van betrokken partijen. Deze staan onder sterke druk. Het is de opdracht om binnen de beperkte mogelijkheden ‐ maar met het beoogde einddoel voor ogen ‐ te komen tot realistische afspraken over de uitvoering. Met het oog op een evenwichtige spreiding van de betaalbare woningvoorraad over de stad zal de gemeente, uitgaande van de passende woonmilieubeelden, in bestemmingsplannen nadere eisen kunnen stellen aan de invulling van woningbouwprogramma’s, bijvoorbeeld ten aanzien van het aandeel sociale huurwoningen. Dit publiekrechtelijk instrument kan worden ingezet als er via de nu gebruikelijke weg van (privaatrechtelijke) overeenkomsten, waarin onder andere de woningbouwprogrammering is opgenomen, met marktpartijen niet tot overeenstemming kan worden gekomen. Het fungeert daarmee als de spreekwoordelijke ’stok achter de deur’. Voor de invulling van de herstructurering van de wijken met veel sociaal bezit blijven de (huidige) BOP’s/WOP’s, waarin gemeente en corporaties onder meer afspraken hebben gemaakt over het woningbouwprogramma, het kader. Relatie met de regio De woningmarkt is regionaal. Dat betekent dat er alleen op (stads‐)regionaal niveau sprake is van een complete woningmarkt met een breed palet aan woonmilieus. Zo heeft Maastricht met haar groot betaalbaar aanbod een opvangfunctie voor starters uit de regio. De kleinere regiogemeenten hebben een belangrijke rol bij het voorzien in de vraag naar ruim grondgebonden wonen in een dorpse of landelijke omgeving. Nationale grenzen gelden daarbij niet als een belemmering. De stadsregio Maastricht heeft ‐ in tegenstelling tot veel andere stadsregio’s ‐ een redelijk evenwichtige verdeling van de sociale huurvoorraad over de centrale stad en omliggende gemeenten. Regionale afspraken over de invulling van lokale woningbouwprogramma’s moeten garanderen dat dit ook in de toekomst zo blijft. In de regionale woonvisie maakt de gemeente afspraken met de gemeenten in het Heuvelland over het woningbouwprogramma. Belangrijkste vraagstuk daarbij is het inspelen op de veranderende woningvraag die het gevolg is van de demografische transitie en de vergaande aanpassing van woningbouwprogramma’s die daarvoor nodig is. Inzet van Maastricht is dat verdere verstedelijking plaatsvindt in Maastricht, complementair aan de landelijke woonmilieus in het heuvelland, zodat concurrentie wordt geminimaliseerd en de regio als geheel een compleet aanbod aan woonmilieus biedt. Met de Belgische gemeenten Lanaken en Riemst zijn afspraken gemaakt over onderlinge afstemming van woningbouwprogramma’s. Hierover vindt op regelmatige basis overleg plaats in het bestuurlijk overleg Albertknoop. Maastricht realiseert stedelijke woonmilieus. Dat betekent bouwen in hogere dichtheden en in de directe nabijheid van een breed palet aan voorzieningen. In de centrumstedelijke woonmilieus ligt de nadruk op wonen in hoge dichtheden gemengd met andere functies. In de rondom het centrumstedelijk woonmilieu gelegen stedelijke woonmilieus ligt de nadruk op wonen in de luwte, in de nabijheid van voorzieningen. In de groenstedelijke woonmilieus aan de randen van de stad op ruim wonen in een groene woonomgeving. De stad speelt daarmee onder andere in op de groeiende behoefte van gezinnen en kenniswerkers voor het wonen in de stad. De omliggende gemeenten in de stedelijke woningmarkt realiseren dorpse en landelijke woonmilieus, in relatief lage dichtheden, met een nadruk op rustig en groen wonen. Ook deze woonmilieus zijn nodig om, kapitaliserend op de (inter‐)nationale bekendheid en de aantrekkingskracht van Maastricht, de aantrekkelijkheid van de regio voor kenniswerkers en gezinnen te behouden en waar mogelijk te vergroten. Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 47
Vraaggericht bouwen Onderdeel van de omslag in de stadsontwikkeling is dat in het woonbeleid de volgende stap gezet wordt in het vraaggericht bouwen. Dat is meer dan alleen goed onderzoek doen naar de woningvraag en daarvoor bouwen. Dat doen gemeente en marktpartijen al jarenlang. Minstens zo belangrijk is de weg daar naar toe. Mensen zijn sterk betrokken bij het wonen. Dat uit zich ook in de behoefte aan zeggenschap over de woning en de directe woonomgeving. Om een aantrekkelijke woonstad te blijven, wil Maastricht meer ruimte geven aan particulier initiatief. Dat kan zich op vele manieren uiten. Van (meer) inspraak tot en met (meer) vrijheden in het zelf (laten) bouwen, alleen of samen met anderen. Denk aan minder en soepelere richtlijnen voor bijvoorbeeld het samenvoegen of verbouwen van bestaande woningen. Of aan meer ruimte voor de uitgifte van vrije kavels en particulier opdrachtgeverschap. Of ruimte bieden aan woongroepen voor ouderen of collectieven van kenniswerkers en de creatieve klasse. De gemeente staat daarbij voor de taak vraaggericht bouwen niet te laten verworden tot ’vraaggezwicht’ bouwen. Er moet met andere woorden altijd een afweging plaatsvinden tussen het algemeen belang en het individuele belang. Zodra de gemeente dit met het oog op het stimuleren van vraaggericht bouwen nodig vindt, zal zij in bestemmingsplannen nadere eisen stellen aan de invulling van woningbouwprogramma’s. Dit publiekrechtelijk instrument zal worden ingezet als er via de nu gebruikelijke weg van (privaatrechtelijke) overeenkomsten, waarin onder andere de woningbouwprogrammering is opgenomen, met marktpartijen niet tot overeenstemming kan worden gekomen. In de gelijktijdig met deze structuurvisie op te stellen lokale woonvisie wordt het beleid voor vraaggericht bouwen verder ingevuld. De ambitie van de gemeente is om ruimte te geven aan zowel vraaggericht bouwen in kleinere (postzegel‐)plannen als in grote projecten, waaronder in de brandpunten Belvédère, A2 en op termijn ook op de terreinen van Trega/Zinkwit. De invulling daarvan zal per locatie verschillen. Zo zal op de ene plek meer stedenbouwkundige vrijheid gegeven kunnen worden, terwijl op andere locaties vooral kansen liggen voor cascobouw in strakkere stedenbouwkundige randvoorwaarden. Integratie wonen en werken Waar mogelijk en passend in het woonmilieu zullen initiatieven voor woonwerkwoningen worden ondersteund: gericht op de eigen bevolking, maar ook op nieuw aan te trekken inwoners en werknemers. Onder meer de voor de stad zo belangrijke kenniswerkers wil Maastricht hiermee faciliteren. En wordt gebruik gemaakt van de kansen die er volgens recent onderzoek liggen voor kleinschalige werkgelegenheid in de buurten, met een menging van wonen en werken. Integratie van wonen en werken kan ook op andere wijze vorm krijgen. Zowel werkgevers als werknemers kunnen worden verleid door plannen waarin tegelijkertijd wordt voorzien in de huisvesting van het bedrijf en van de werknemers. Bijvoorbeeld door via de BOP’s/WOP’s in de herstructurering een specifiek, op een groep nieuw te vestigen werknemers gericht woningbouwprogramma te ontwikkelen. Huisvesting doelgroepen Beleid en uitvoering voor specifieke doelgroepen is onderdeel van de lokale woonvisie. Naast een belangrijk thema als de betaalbaarheid van het wonen voor de lage inkomens en de middengroepen, gaat het onder meer om de huisvesting van ouderen en studenten. Het realiseren van aantrekkelijke woonmilieus moet leiden tot een passend woningaanbod voor alle doelgroepen. Zo wil Maastricht dat ouderen kunnen kiezen uit een breed palet aan woonvormen: met of zonder zorg, zelfstandig of gemeenschappelijk, in een appartement of een patiobungalow. Levensloopbestendig en flexibel bouwen is een vast uitgangspunt bij alle woningbouwplannen. Dit draagt bij aan de wensen van de woonconsument én aan een duurzaam gebruik van de woningvoorraad. pagina 48
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Eerste uitgangspunt bij ouderenhuisvesting is dat ouderen zonder ernstige beperkingen zo lang mogelijk in hun huidige woning zelfstandig kunnen blijven wonen. Om dat mogelijk te maken, is het ‐ naast informatievoorziening over woningaanpassing en inzet vanuit de WMO ‐ ook van belang dat er in bestemmingsplannen voldoende ruimte wordt geboden voor bijvoorbeeld kangoeroe‐ woningen en het realiseren van slaapkamers en badkamers op de begane grond van eengezinswoningen. Tweede ruimtelijk principe bij ouderenhuisvesting is dat woningen met een hoog niveau van geschiktheid voor ouderen ‐ bedoeld voor ouderen met lichamelijke en/of geestelijke beperkingen ‐ zoveel mogelijk worden gerealiseerd nabij voorzieningen. Hier ligt een duidelijke relatie met de in deze visie voorgenomen clustering van voorzieningen. Voor studenten zet Maastricht in op een short‐stay campus voor de groeiende groep kortblijvende internationale masterstudenten. Hiervoor is de Tapijnkazerne voorzien. Een plek waar de Universiteit Maastricht (UM) residential colleges kan vestigen om er een universitaire, kleinschalige binnenstadscampus van te maken. Verder zet de gemeente in op het verbeteren van het bestaande kameraanbod. Met name door toevoeging van grotere, zelfstandige wooneenheden en het uitbreiden van het aanbod short stay. Ook op andere plekken zal ruimte worden gegeven aan initiatieven voor short stay. De gemeente voert geen actief spreidings‐ of concentratiebeleid voor studentenhuisvesting. Studenten hebben een natuurlijke voorkeur voor het wonen in de binnenstad of aan de randen daarvan. Daarnaast zijn er buiten het centrum losse clusters bij onderwijsvoorzieningen (bijvoorbeeld de Hoge Hotelschool en Randwyck). De gemeente pakt eventuele overlastproblemen actief aan in overleg met de buurtorganisatie, woningeigenaar en politie. Het beleid voor het splitsen van gezinswoningen in appartementen/kamers is vastgelegd in de notitie Woningsplitsing uit 2008. Onderdeel van dit beleid is het opnemen van een verbodsbepaling en ontheffingsmogelijkheden daarop in bestemmingsplannen voor de ’gevoelige’ gebieden waar woningsplitsing veel voorkomt (met name centrum en aantal omliggende wijken). Hierdoor kan er scherper op splitsing worden gestuurd. Dit wordt meegenomen bij de lopende actualisatie van bestemmingsplannen. Voor de structuurvisie is de ruimtelijke verdeling van de betaalbare voorraad over de stad van belang. Deze is vastgelegd in de nota Wonen in beweging en wordt concreet vorm gegeven in de herstructurering. Kort gezegd is de beweging hierin het terugbrengen van sterke concentraties goedkope ‐ en vaak slechtere ‐ sociale huurwoningen in met name de herstructureringsbuurten met behoud van voldoende omvang voor de stad als geheel. Behoud van voldoende betaalbare huurwoningen wordt gegarandeerd door afspraken tussen de gemeente en de corporaties over de ’ijzeren voorraad’. Recent onderzoek laat zien dat er nog steeds voldoende betaalbare huurwoningen zijn om de lagere inkomens te huisvesten. Zorgelijk is wel dat de woonlasten sterk zijn gestegen, onder meer door de sterk stijgende kosten voor energie. Het vraagstuk van de woonlasten beperkt zich overigens niet tot de lagere inkomens in de huursector, maar speelt breed over de hele woningmarkt. In de woonvisie zal hiervoor een aanpak worden ontwikkeld. Onder meer door slim combineren van energiebesparende maatregelen en huurbeleid, wat voor de huurders moet leiden tot beheersing van de woonlasten.
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 49
Transformatieprincipes • Tot 2020 geldt in het algemeen bij herstructurering, maar ook bij kleine bouwplannen: saldo 0 met daarbinnen het accent op verdunnen in woonstraten en het accent op verdichten nabij voorzieningencentra of op voormalige bedrijfsterreinen (zie kaart programmering tot 2020). • Vanaf 2020 zal gezien de prognoses rekening moeten worden gehouden met saldo min, afhankelijk van de actuele woningbehoefte op dat moment. Vrijkomende ruimte wordt ingezet voor ruimte voor groen, water en om parkeren plaatselijk op te lossen. • Sturen op levensloopbestendige (bestaande en nieuwe) woningen zodat ouderen zolang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. • Ouderenhuisvesting voor ouderen met grote zorgbehoefte clusteren bij voorzieningen. • Studentenhuisvesting in/aan randen van binnenstad en bij losse clusters van onderwijsvoorzieningen en liefst in bestaande (woon‐)gebouwen. • Vraaggericht bouwen overal toepassen; invulling varieert naar gelang woonmilieu en behoefte. • Ruimte voor verschillende leefstijlen en niches. Voorbeelden: woongroepen van ouderen, woonvormen voor dementerenden, ecologisch wonen, autoluwe/autovrije woonwijken. • Verduurzamen en klimaatbestendig maken bestaande woningvoorraad (sociaal en particulier) Kaart woningbouwprogrammering tot 2020
pagina 50
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Uitvoering
Wat Uitvoering woningbouwprogramma stedelijke programmering 2010‐2019. 2010‐2014 hard. 2015‐2019 indicatief.
Rol gemeente Regisseur Steller van randvoorwaarden en regels Investeerder
Partners Corporaties en andere marktpartijen Bewoners
Financiering Bestaande budget ISV t/m 2014
Herstructurering • Afronden buurtaanpak voor 2020: ‐Malberg ‐Caberg Malpertuis • Vervolg buurtaanpak (afronding na 2020): ‐Noord‐Oost • Nog open voor besluitvorming: Start buurtaanpak: ‐Pottenberg ‐Mariaberg NB Voor aantallen zie BOP’s. Regionale samenwerking • Uitvoeren regionale woonvisie M&M 2010 e.v. ‐afstemmingsoverleg ‐monitoring • Grensoverschrijdend woningmarktoverleg: ‐monitoring ‐informatie‐uitwisseling Vraaggericht bouwen • Voorbeeldprojecten. Nadere invulling in lokale woonvisie.
Regisseur Steller van randvoorwaarden en regels Investeerder
Corporaties en andere marktpartijen Bewoners
Bestaande budget ISV t/m 2014 Eigen gemeentelijke middelen; Toegezegde bijdrage provincie
Coördinator
Regiogemeenten en provincie Limburg NL Vlaamse gemeenten Prov. Limburg BE+NL Vlaams gewest
Bestaande budget reg. samenwerking wonen; bedrag ca.€ 35.000/jr. Geen.
Regisseur Steller van randvoorwaarden en regels Investeerder (beperkt) Regisseur Steller van randvoorwaarden en regels Investeerder (beperkt) Regisseur Steller van randvoorwaarden en regels Investeerder (beperkt)
Corporaties en andere marktpartijen Bewoners
ISV; budget vraaggericht bouwen € 1 mln.
Corporaties en andere marktpartijen Bewoners Zorg‐ en welzijns‐ instellingen Corporaties + andere marktpartijen
PM
Ouderenhuisvesting • Levensloopbestendig bouwen in alle projecten (onderdeel sted. prog.) • Zorgwoningen nabij voorzieningen • Aanpak bestaande woningvoorraad particulier (uitwerking in woonvisie) Studentenhuisvesting • Ontwikkelen stadscampus Tapijnkazerne • Uitbreiden regulier kameraanbod (met enkele 100‐den eenheden; nadere invulling in woonvisie)
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
PM
Bewoners Onderwijs‐ pagina 51
•
Uitbreiden aanbod (gemeubileerde) short stay (nader invulling in woonvisie)
instellingen studenten‐ organisaties
Programma raadsvoorstel stedelijke programmering woningbouw 2010‐2019 woonmilieu bruto sloop samenvoegen Centrumstedelijk 525 ‐100 ‐125 Grondgebonden 25% Gestapeld 75% Stedelijk 525 ‐100 ‐125 Grondgebonden 75% Gestapeld 25% Groenstedelijk 2700 ‐1800 ‐250 Grondgebonden 75‐100% Gestapeld 0‐25% TOTAAL 3750 ‐2000 ‐500 Grondgebonden 50% Gestapeld 50% Betaalbaar 50% Duur 50% PM uitzonderingen 500 ‐topsegment (indicatief) ‐studentenhuisvesting
pagina 52
netto 300
300
650
1250
500 (indicatief)
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
3.2 Economie 3.2.1 Inleiding De positie van economie Het hebben van werk is essentieel voor het welzijn en de welvaart van burgers. De aanwezigheid van banen is daarnaast een basisvoorwaarde voor een sociaal en economisch vitale stad. Maastricht wil daarom een stad zijn met voldoende werkgelegenheid en optimaal welzijn voor burgers. Om die stad te zijn en te blijven is economische concurrentiekracht noodzakelijk. Het doel van economisch beleid is dan ook: het bevorderen van de economische vitaliteit en weerbaarheid in Maastricht en de (stads)regio; het waarborgen van voldoende werkgelegenheid en een goede aansluiting bij de toenemende mate van kennisintensiteit van de economie en maatschappij. Om dit te bereiken zijn behoud en versterking van de huidige brede, gedifferentieerde economische structuur en innovatie en vernieuwing de belangrijkste opgaven voor de toekomst voor Maastricht. Omdat de economische situatie de laatste jaren ingrijpend is gewijzigd, zal de nota economische speerpunten uit 2005, het huidige beleidskader voor het gemeentelijke economiebeleid, in 2012 worden geactualiseerd en herijkt. Economie in cijfers In 2009 waren er in Maastricht 73.860 arbeidsplaatsen, in 2010: 73.610. Het CPB schat de groei van de economie laag in; zowel de economische groei als de groei van de werkgelegenheid zijn in Zuid‐ Limburg op dit moment lager dan de landelijke norm. Voor de nabije toekomst (2016) wordt voor Zuid‐Limburg in zijn geheel zelfs een negatieve groei verwacht (UWV juni 2011). Deze dalende tendens heeft te maken met de stagnerende economische groei, die gevolgen heeft voor de werkgelegenheid in met name de industrie en voor de omvang van consumentendiensten. Ook de dalende omvang van de beroepsbevolking (krimp)speelt hierbij een rol. Tegelijkertijd heeft de Universiteit Maastricht ambities om te groeien in aantallen medewerkers en studenten en is de verwachting dat als onderdeel van Brainport de Maastricht Health Campus 1.100 fte directe werkgelegenheid oplevert in 2020. Dit zal ook indirecte werkgelegenheid met zich meebrengen, waarvan een deel in Maastricht zal landen. Ook ziet men dat de regiofunctie van Maastricht als werkstad steeds meer toeneemt als gevolg van schaalvergroting en fusies. Op basis van deze cijfers is de inschatting dat voor Maastricht in 2020 het aantal arbeidsplaatsen niet daalt, maar stijgt tot circa 75.000 arbeidsplaatsen. Dit ondanks de negatieve groei op het niveau van de regio. Deze verwachtingen zijn echter sterk afhankelijk van macro‐economische ontwikkelingen waardoor de uiteindelijke cijfers kunnen variëren. Trends Er zijn enkele trends waar te nemen in de economie van Maastricht en Zuid‐Limburg die een sterke stempel op de toekomst zullen drukken en hun weerslag zullen hebben op de inrichting van Maastricht. Het monitoren van economische ontwikkelingen is belangrijk om ook in de toekomst tijdig te kunnen bijsturen. 1. Demografische transitie Uit het jaarlijkse RAIL‐onderzoek 2011 (Regionale Arbeids Informatie Limburg) blijkt dat de demografische transitie het belangrijkste aandachtspunt voor de toekomst is. De beroepsbevolking in Zuid‐Limburg daalt tot 2040 met 2%, terwijl die in Maastricht als gevolg van de verstedelijking Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 53
nog met 0,5% zal groeien. Ook de samenstelling van de (beroeps)bevolking verandert fors, met minder jongeren en meer ouderen die langer leven (en werken). Dit zal een sterke druk leggen op onder meer de consumptieve bestedingen en voor verschuivingen daarin zorg dragen. Dit zal ruimtelijke vertalingen hebben naar onder meer de verzorging‐ en detailhandelstructuren, de vraag naar werkplekken en consumptieve bestedingen. 2. Schaalvergroting Binnen de economie vindt een steeds verdergaande schaalvergroting plaats. Dit uit zich in grotere en grootschaligere winkels, filialisering, verdergaande concentratie in minder en grotere hoofdkantoren en hoofdvestigingen van bedrijven elders ten koste van regiovestigingen. Maastricht is een sterke (werk)centrumstad. Dat is bijvoorbeeld te zien aan de sterke inkomende pendel (ruim 34.000 personen). Schaalvergroting en verstedelijking (ten koste van de regio) zal leiden tot een toenemende versterking van de centrumfunctie van Maastricht voor zowel werk als consumptie. Dit betekent een toenemende druk (vanuit de regio) op het gebied van werk, voorzieningen en parkeren op beperkte ruimte. 3. Toename flexibiliteit (kleine bedrijven, zzp‘ers, ‘het nieuwe werken’) Ondanks de schaalvergroting, demografische transitie en automatisering neemt het aantal bedrijven in Maastricht nog steeds toe. Starters, zzp‘ers en ’het nieuwe werken’ nemen het grootste deel van deze groei voor hun rekening. Dit gaat gepaard met een toenemende versplintering op het gebied van aanbod op de markt en arbeidsmarkt (internetwinkeltjes schieten als paddenstoelen uit de grond; werknemers werken steeds minder in vaste dienst en steeds meer op contractbasis als eenmans‐ of kleine bedrijfjes), waardoor het gemiddeld aantal werkzame personen per bedrijf sterk gedaald is. Qua aantal zelfstandigen zonder personeel scoort Maastricht landelijk gezien zeer hoog. Door deze toename aan kleine bedrijven neemt de vraag naar grootschalige (concentraties van) werklocaties af en de behoefte aan kleinschalige werklocaties/mogelijkheden verspreid over de hele stad juist toe. 4. Innovatie Innovatie draagt bij aan de ontwikkeling van nieuwe concepten, methodes, werkwijzen etcetera. Juist op de cross‐over tussen sectoren treden de vernieuwingen op. Grenzen tussen traditionele sectoren vervagen. Innovatie is tevens het investeren in de rendementen van de toekomst. Ruimtelijk betekent dit dat we oog moeten hebben voor plekken die buiten de bestaande ruimtelijke kaders zijn geformuleerd (waar bijvoorbeeld horeca en detailhandel of bedrijventerrein en kantoor worden gecombineerd). Dit vraagt om nieuwe ruimtelijke concepten. 5. Transformatie Binnen de sectorale indeling van bedrijven en werkgelegenheid, alsmede die naar grootte klasse, zijn sterke tendensen te zien. De overheid zal krimpen als gevolg van de bezuinigingen. De sector industrie zal haar krimpende tendens voortzetten. Leisure, met de sectoren horeca, detailhandel en dienstverlening, blijft een grote sector. De creatieve industrie is de laatste jaren gegroeid en biedt kansen in relatie tot ’stedelijk’ werkgeverschap, met name in het licht van Maastricht cultuurstad en Maastricht Culturele hoofdstad van Europa 2018. 6. Digitalisering De verdere digitalisering en groei van de ICT betekent een toename van het ’nieuwe werken’ en grote veranderingen in de dienstverlening. De bedrijfsvoering van veel organisaties zal veranderen: diverse winkels zullen veranderen in een soort uitstallingszaken en kantoren en bedrijven zullen minder oppervlakte nodig hebben. De behoefte aan het daadwerkelijk fysiek ontmoeten of kennis uitwisselen op een attractieve plek of het echte funshoppen zal daardoor toenemen. Maastricht pagina 54
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
kan daarvan profiteren. Aan de ontmoetingsplekken zullen steeds meer eisen gesteld gaan worden: attractief, goed bereikbaar, veilig, apart en van hoge kwaliteit. Daarnaast stelt ook de toename van virtuele ontmoetingsplekken haar ruimtelijke eisen in de vorm van een goede ict‐infrastructuur die Maastricht en haar inwoners, bedrijven, studenten etc. verbindt met elkaar en de wereld. In de nieuwe economische nota 2012 zal worden bekeken of hiervoor aanvullende maatregelen nodig zijn (bijvoorbeeld breedbandvoorzieningen / glasvezel‐ voorzieningen). 7. Internationalisering/globalisering Maastricht is voor een belangrijk deel internationaal gericht. Dit internationale karakter blijkt onder meer uit de vele grenswerkers, internationale kenniswerkers, internationale studies aan de Universiteit Maastricht, United World College en internationale instellingen en instituten die de stad telt. Het beleid is gericht op behoud en versterking van dit internationale karakter en de aantrekkelijkheid van de stad als vestigingsplaats voor internationale bedrijven en instellingen. De internationale Servicedesk speelt hierin een rol. Ruimtelijke vertaling vindt verder plaats in sterke internationale verbindingen in alle modaliteiten. 8. Leegstand Door allerlei ontwikkelingen is de ‘programmadruk’ in vergelijking met vorige jaren substantieel gedaald. Dit heeft leegstand van gebouwen tot gevolg. Op termijn kan dit leiden tot ongewenste ontwikkelingen. Het is zaak actief aandacht te besteden aan deze leegstand. Een nieuwe strategie van ruimtelijke ontwikkeling/stadsontwikkeling en van economisch beleid is hiervoor nodig. Herbestemming in de brede zin van het woord, flexibilisering en toekomstbestendigheid zijn termen die bij de benodigde oplossingsrichtingen een prominente rol moeten spelen. Vertaling van trends naar beleid Werkgelegenheid en arbeidsmarkt De bestaande (directe) werkgelegenheid in de diverse sectoren vormt een belangrijke basis. De grootste werkgevers in Maastricht zijn op dit moment de sectoren gezondheid en welzijn (21% van de Maastrichtse werkgelegenheid), zakelijk (15%), handel en reparatie (14%), onderwijs (10%) en industrie (9%). Dit heeft een ruimtelijke vertaling naar respectievelijk bedrijventerreinen, het kernwinkelgebied, de campusontwikkeling en kantorenlocaties. Daarnaast is er een verschuiving van een beperkt aantal grote werkgevers naar meer kleine werkgevers en zzp‘ers (Maastricht is na Amsterdam de tweede zzp‐ stad van Nederland). Hierdoor ontstaat een verbinding tussen de werklocaties en de buurt‐ en wijkeconomie die ruimtelijke gevolgen heeft in de vorm van (een bijdrage aan) leegstand van kantoorcomplexen, nieuwe huisvestingseisen in woonwerkwijken etc.. Op het gebied van toerisme is het beleid gericht op verbreding van het toeristisch profiel, waarbij niet alleen de potenties van de binnenstad worden benut, maar ook andere specifieke kwaliteiten die de stad heeft zoals het MECC, de vestingwerken en het omliggende landschap. Bij dit laatste gaat het niet alleen om het Heuvelland, maar ook om de grotere landschappelijke eenheden binnen Maastricht zelf. Het meerdaags verblijf kan hierdoor verder worden vergroot. Aangezien de economische ontwikkelingen steeds dynamischer en flexibeler worden, zijn zaken als innovatief vermogen en het vormen van kennisnetwerken van groot belang. Evenals de dynamiek die ontstaat door groei van het aandeel starters en middenbedrijven. De gemeente wil de versterking van en innovatie bij bestaande ondernemingen en het oprichten en vestigen van nieuwe ondernemingen zoveel mogelijk faciliteren. Om te komen tot robuuste en duurzame economische groei wil Maastricht de komende periode ‐ naast de aandacht voor de genoemde
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 55
’reguliere’ economie‐onderdelen ‐ met name investeren in kennis en innovatie. Dit omdat kennis en innovatie doorslaggevend zijn voor regionale verschillen in economische groei. En die verschillen vertalen zich op langere termijn in een hogere bevolkingsgroei en groei van werkgelegenheid. Ook de minder kennisintensieve economische sectoren in Maastricht zijn op de langere termijn overigens gebaat bij een keuze van Maastricht voor kennis. Een florerende kennissector vertaalt zich namelijk ook naar extra groei en werkgelegenheid in ondersteunende en dienstverlenende sectoren. Om de arbeidsmarkt duurzaam te versterken is het vergroten van het aantal bereikbare banen vanuit Maastricht noodzakelijk. Vergroten van het aantal banen en de economische groei in de regio is daarvoor zeer belangrijk, maar om op de lange termijn voldoende werkgelegenheid te garanderen moet Maastricht verder kijken. De euregionale arbeidsmarkt biedt enorme potenties, maar vanwege grensbarrières (fiscaal, juridisch, taal) en gezien de daling van het aantal grenswerkers de afgelopen jaren, zal dit voorlopig zeer lastig blijven. Voor het vergroten van het aantal bereikbare banen is het verbeteren van de verbindingen met sterke economische centra binnen onze landsgrenzen daarom belangrijk. Eindhoven is het sterkste economische centrum in onze nabijheid en het verbeteren en versnellen van de verbindingen (auto en ov) met Eindhoven is dus van belang om het aantal bereikbare banen van Maastricht te vergroten en zo de arbeidsmarkt duurzaam te versterken. Kenniseconomie en innovatie De kenniseconomie gaat gepaard met sterke concentratie‐effecten. Regionale verschillen in economische ontwikkeling worden groter en een beperkt aantal (groot)stedelijke gebieden ontwikkelt zich tot trekpaarden van de kenniseconomie. Maastricht beschikt over kwaliteiten die in de kenniseconomie van belang zijn, zoals kennisintensieve bedrijven en instellingen, een universiteit, internationale uitstraling en een aantrekkelijk woon‐ en leefklimaat. Maastricht en de omliggende gemeenten beschikken echter over onvoldoende kritische massa om zich op eigen kracht tot centrum van kennis, innovatie en hoogwaardige werkgelegenheid te ontwikkelen. Om optimaal te profiteren van de kansen die de kenniseconomie biedt, moeten Maastricht en omliggende gemeenten aansluiting zoeken bij een groter (Eu)regionaal verband. De ELAt‐regio (Eindhoven–Leuven–Aken) is een logische en kansrijke keuze in dezen. De ontwikkeling van Brainport 2020, met als doel Zuidoost‐Nederland uit te bouwen tot een technologische topregio, is daarbij de ambitie. Belangrijke partners hierbij zijn universiteit (UM), ziekenhuis (AZM) en provincie, terwijl het gebied Randwyck‐Noord hierin een centrale rol speelt. Dit is niet alleen van groot belang voor de kennistechnologische innovatie, maar leidt ook tot groei van het aantal bereikbare banen en de werkgelegenheid in Maastricht. Dit wil overigens niet zeggen dat Zuid‐Limburg en de Euregio niet belangrijk zijn voor Maastricht. Op het gebied van cultuur, detailhandel en toerisme is de centrale ligging van Maastricht in de Euregio een belangrijke kracht. Om dit te versterken is de ambitie om, in samenwerking met omliggende steden in de Euregio, in 2018 Culturele Hoofdstad van Europa te worden van essentieel belang. Hiervan worden op het gebied van kennis, cultuur en wonen niet alleen tijdelijke impulsen, maar ook structurele effecten voor de economische vitaliteit van de stad verwacht. Gemeentelijke rol De economische ontwikkeling van de stad is onderhevig aan vele (inter)nationale externe invloeden. Voor een belangrijk deel liggen deze buiten de invloedssfeer van de overheid. De rol van de gemeente wordt bepaald door de toegevoegde waarde die zij vanuit haar positie in het economisch krachtenveld kan leveren. Enerzijds betreft dit het zorg dragen voor een adequaat vestigingsklimaat voor bedrijven in onze stad (en regio). Een klimaat dat nieuwe bedrijven aantrekt pagina 56
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
en bestaande uitnodigt te vernieuwen. Randvoorwaardelijke zaken als voldoende ruimte voor bedrijven, een passend woonbeleid, een goede bereikbaarheid en flexibiliteit zijn belangrijk hiervoor. Via het realiseren van de projecten A2 Maastricht en RMP/Noorderbrug worden de bestaande economische centra en werkgelegenheidslocaties structureel beter bereikbaar. Dat is noodzakelijk voor een sterke centrumstad als Maastricht met een inkomende pendel van 34.000 personen en een uitgaande pendel van 16.000 personen. Niet voor niets is het realiseren van een robuuste en duurzame bereikbaarheid en ontsluiting een van de hoofdthema’s uit deze structuurvisie. Anderzijds kan de gemeente vanuit haar positie in het netwerk van overheid, ondernemers en onderwijs vanuit de Stadsvisie belangrijke nieuwe ontwikkelingen initiëren en aanjagen, en verbindingen tot stand brengen tussen partijen (zoals tussen ondernemers en een kennisinstituut). Beleidsuitgangspunten structuurvisie Gelet op de economische doelstellingen, de beschreven trends en de rol van de gemeente beoogt de structuurvisie ten aanzien van de ruimtelijke economie het volgende: ‐ Aanhaken bij primair de Eindhovense regio wat betreft kennistechnologische ontwikkeling (met doorvertaling naar de kennisintensieve en reguliere economie in Maastricht). ‐ Inzetten op behoud en innovatie van de huidige bedrijven en ondernemers. ‐ Realiseren van voldoende kwantitatieve en kwalitatieve ruimte voor ondernemers. Deze ruimte is nodig voor nieuwe bedrijvigheid, voor uitbreiding, innovatie en/of verplaatsingen van bestaande ondernemingen. ‐ Ruimte geven aan de transformatieopgave van overdimensionering naar kleinschaligheid; ‐ Uitgaan van een organische, dynamische stad, die in staat is in te spelen op de voortdurende en snelle veranderingen van de economie en de maatschappij. ‐ Onderkennen van Maastricht als (inter)nationale stad: zaken als voorzieningenniveau, woonbeleid, mobiliteit, culturele infrastructuur en aantrekken werkgelegenheid in stad en regio hebben allemaal een bovenstedelijke dimensie. ‐ In ruimtelijke plannen ruimte geven aan polyforme groot‐ én kleinschalige ontwikkelingen, om zodoende niet als een blauwdruk, maar als een flexibel instrument te dienen. Stad en regio moeten concurrerend zijn als vestigingsplaats. Randvoorwaarden als de beschikbaarheid van kwantitatief en kwalitatief geschikte werklocaties, de dienstverlening aan het bedrijfsleven, de regelgeving en de kwaliteit van de stad als woon‐ en leefstad spelen hierbij een rol. ‐ Optimale bereikbaarheid. Vanuit economisch oogpunt dienen de binnenstad, de economische centra en de werklocaties goed bereikbaar te zijn om zo goed te kunnen functioneren en floreren. ‐ Voldoende geschikt personeel. Er moet voldaan worden aan de vraag naar arbeid. Maastricht heeft naar verhouding veel lager opgeleiden en relatief minder hoog opgeleiden. Het op elkaar afstemmen van vraag en aanbod is een belangrijke opgave, waarbij het ook gaat om het vergroten van vitaliteit van de beroepsbevolking. Economische ordeningsprincipes Belangrijke uitgangspunten voor de ruimtelijk‐economische structuur van de stad voor de komende jaren zijn dan ook: ‐ De huidige (bedrijven)posities zijn uitgangspunt. ‐ Grotere bedrijven en instellingen moeten gevestigd worden op een van de grote economische concentraties in de stad, waar sprake is van goede bereikbaarheid (regionaal ov, via hoofdinfrastructuur of langs hoofdverkeersas A2). Voorbeelden zijn de binnenstad, de Geusselt, Beatrixhaven en Maastricht‐Eijsden.
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 57
‐
‐
‐
Door de toename van het aantal ZZP’ers neemt het werken vanuit thuis toe en is er behoefte aan extra ruimte in huis. Kleinschalige startende bedrijfjes krijgen de kans op specifieke plekken verspreid over de stad wortel te schieten. Meer kleinschalige dienstverlening en versplintering betekent meer behoefte aan kleine zelfstandige kantoren, kleine bedrijfslocaties en woonwerkconcepten. Daarnaast zal er meer behoefte zijn aan ontmoetingsplekken met faciliteiten op multimodaal bereikbare locaties. Snelheid en flexibiliteit zijn een vereiste: zowel ten aanzien van de daadwerkelijk te bouwen gebouwen (die moeten duurzaam zijn en voor meerdere doeleinden kunnen worden gebruikt) als ten aanzien van zaken als ontmoeting, procedures en duur van de regelgeving, regelvrije zones, experimenteergebieden voor bepaalde sectoren, goedkopere bedrijfsverzamel‐ gebouwen en leegstand, als ten aanzien van cross‐overs tussen sectoren. Door verstedelijking ten koste van de regio neemt de druk op de stad en de binnenstad verder toe. Dit vraagt om bereikbaarheidsoplossingen.
3.2.2 Bedrijventerreinen Maastricht kent een divers aanbod aan bedrijventerreinen met de nodige beschikbare ruimte voor uitgifte. Ze zijn te verdelen in gemengde MKB‐terreinen en terreinen met een specifiek bedrijfsprofiel. De grotere bedrijventerreinen hebben een totale omvang van zo’n 600 hectare (inclusief bedrijfskavels, infrastructuur, groenvoorzieningen en dergelijke). De kleinschalige bedrijvenlocaties (<10 ha) zijn samen opgeteld circa 20 ha groot. De huidige voorraad aan bedrijventerreinen is in aantal voldoende aanwezig of in ontwikkeling en heeft gemiddeld een redelijk tot goede kwaliteit. Bedrijven moeten daar kunnen uitbreiden en innoveren. Omdat er zowel landelijk als in Maastricht (regionale) overschotten ontstaan, is een programmatische heroverweging gewenst. Daarnaast moet, om verantwoord in te spelen op nieuwe trends (kleinschaligheid / duurzaamheid / functievermengingen), gekeken worden of wijziging van de huidige terreinen noodzakelijk is. Het is belangrijk om daarbij van kwantiteit naar kwaliteit te denken en kansen te zien in het verbeteren van de kwaliteit en het vernieuwen (soms herstructureren en/of transformeren) van locaties. Met andere woorden, werken aan het behouden en ontwikkelen van toekomstbestendige werklocaties. Bedrijven die willen verplaatsen of bedrijven die zich nieuw willen vestigen, willen we helpen met het vestigen van het bedrijf op een juiste plaats in de stad. Daarbij is er aandacht voor onder meer het aantal arbeidsplaatsen, milieucategorie, aansluiting bij bedrijvigheid in de stadsregio Maastricht c.q. bij een cluster op het terrein of ter versterking van de economische structuur (kennisintensief bijvoorbeeld). Zo kunnen bedrijven goed gefaciliteerd worden en kan op de huidige terreinen het bereikte kwaliteitsniveau voor een langere termijn vastgehouden worden. Belangrijk ook voor het behouden en ontwikkelen van toekomstbestendige werklocaties is de onderlinge relatie en communicatie tussen de bedrijven en de afstemming tussen overheid en bedrijven. Parkmanagement is daarbij een belangrijke factor. Voor Maastrichtse bedrijventerreinen gelden de volgende uitgangspunten: ‐ vragen van ondernemers verantwoord faciliteren. Afwegingsfactoren daarbij zijn o.a. clustering, arbeidsintensiviteit, en versterking van de economische structuur; ‐ in principe bedrijven in Maastricht met verplaatsingsbehoeften herhuisvesten in Maastricht; ‐ zeer ruimte‐extensieve/milieubelastende bedrijven, waar plaatsing op eigen bedrijventerreinen niet verantwoord mogelijk is, begeleiden naar bovenregionale locaties; ‐ nieuwe bedrijven huisvesten, mits milieutechnisch en ruimtelijk inpasbaar; ‐ bij herplaatsing van een bedrijf is duurzaamheid een belangrijk aspect; ‐ geen solitaire kantoor‐, detailhandel‐ en woonfuncties op bedrijventerreinen. pagina 58
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Ordening/locaties Aan de hand van het rapport ‘Visie bedrijventerreinen en kantorenlocaties Maastricht’ en een uit te voeren consultatieronde met marktpartijen en overheden worden nog definitieve uitgangspunten geformuleerd over zaken als programmering en benodigde kwaliteitsimpulsen.Vooruitlopend hierop is in een voorlopig standpunt aangegeven dat er geen noodzaak meer is voor de ontwikkeling van het nog te ontwikkelen bedrijventerrein Panneslager. Voor het te ontwikkelen bedrijventerrein Lanakerveld wordt ingezet op gebruik voor tijdelijke, niet onomkeerbare functies (bv. windmolens). Daarnaast wordt overwogen bedrijven te plaatsen die in het kader van de transformatie van bedrijventerrein Bosscherveld verplaatst moeten worden. Alsdan zal hiervoor een deel van Lanakerveld als gemengd bedrijventerrein worden ontwikkeld. De huidige bedrijventerreinen blijven beschikbaar voor bedrijvigheid met enige veranderingen in het vooruitzicht. Denk aan een herstructurering voor de Beatrixhaven met kans op kwaliteitsslag, multimodale bereikbaarheid en ruimtewinst voor nieuwe zware bedrijvigheid. Een Bosscherveld waar bedrijven deels plaats maken voor het nieuwe Noorderbrugtracé en perifere detailhandel, maar waar ook een kans wordt gezien voor het stimuleren van de combinatie wonen en werken (te beginnen aan de randen). Het ENCI‐terrein waar nu ook andere bedrijven zich kunnen vestigen, in de bestaande hallen en op termijn ook op bedrijfskavels. (Voor een overzicht zie kaart van de bedrijventerreinen)
Kaart bedrijventerreinen
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 59
Uitvoeringsparagraaf
Bedrijventerrein specifiek profiel Locatie Beatrixhaven Bosscherveld
ENCI‐terrein
De Karosseer
Lanakerveld
Strategie en profiel
planning
Partners
Financiering
Consolideren en herstructurer en conform Masterplan Beatrixhaven Deels consolideren en deels transformeren in noorderbrugtracé, perifere detailhandel en combinaties wonen‐ en werken. Vernieuwen door vestiging van bedrijven en activiteiten conform het ‘Plan van Transformatie’ (nadruk op innovatie, duurzaamheid en relatie met activiteiten van Enci) Consolideren van de combinatie wonen en werken voor hoofdzakelijk autogerelateerde activiteiten Ontwikkeling indien een voldoende aantal bedrijven onderdeel zijn van een noodzakelijk verplaatsings‐ vraagstuk in Maastricht‐West
Vanaf 2011
Gemeente
pm
Vanaf 2011
Gemeente en WOM Belvedere
Vanaf 2012
Enci, Provincie, Gemeente
‐
Relatie met albertknoop
Bedrijventerreinen gemengd Locatie Maastricht‐Eijsden Randwyck Zuid 1 en 2 Scharn‐Noord Rekoutweg Trega‐Zinkwit
pagina 60
Strategie Consolideren en stimuleren uitgifte Consolideren
Planning
Partners Pegasus
financiering
‐
Consolideren
‐
Consolideren Transformeren conform structuurschets Noord‐Oost
‐ ‐
Trega partners
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Kleinschalige bedrijvenlocaties (<10 ha) Locatie Heerderweg, Heerderrein, Malberg, Hazendans, Symfoniesingel en Van Weustenraadstraat -
Strategie Vernieuwen
Planning Vanaf 2012
Partners Gemeente
financiering
Consolideren/verankeren: Behoud van huidige positie, faciliteren bestaande bedrijvigheid en regulier MKB. Transformeren: Transformatie naar andere functies zoals PDV, woningbouw, infrastructuur en andere functies. Vernieuwen: Ontwikkeling van gewijzigd profiel door bijvoorbeeld behoefte naar nieuwe werkconcepten,woonwerkconcepten en andere vormen van ruimtegebruik. Mogelijk ook met een verbreding van functies.
3.2.3 Kantorenlocaties Maastricht kent in vergelijking met andere gemeenten in Nederland relatief veel kantoren, in totaal zo’n 575.000 m², waarvan een fors gedeelte, zeker 80.000 m², in 2010 leeg staat voor verhuring. Het merendeel van de kantoorlocaties is gelegen in of nabij de binnenstad, met slechts een klein deel aan de randen van de stad. Ze zijn te verdelen in clusters met kennisintensieve bedrijvigheid, stedelijke kantorenlocatie topsegment en overige reguliere kantorenlocaties. De huidige kantorenmarkt kenmerkt zich voornamelijk door een vervangingsmarkt die moet kunnen uitbreiden en innoveren. Daarom ook hier de vraag in hoeverre er behoefte is aan een toename of wijziging van de kantorenvoorraad. Welnu, na een explosieve groei aan het einde van de vorige eeuw en in het begin van deze eeuw, treedt nu (ook landelijk) stagnatie op bij de verhuur van kantoren. Dit lijkt een duurzaam structureel karakter te hebben, omdat er landelijk sprake is van een blijvende afname van kantoorwerkers. De huidige voorraad op de kantorenmarkt is dan ook in Maastricht kwantitatief voldoende aanwezig. In 2010 was sprake van een leegstand van circa 14% (gelijk aan landelijke leegstand) en er moet serieus gekeken worden naar oplossingsrichtingen om (nog meer) overschot tegen te gaan. Met andere woorden, komen tot een goed voorraadbeleid met kantoren die voldoen aan de marktvraag en werken aan evenwicht in de kantorenmarkt. Een actieve kantorenstrategie is gewenst, waarbij onder meer naar functieverandering wordt gekeken (transformatie van leegstaande kantoorgebouwen in andere functiedragers). Evenwicht zoeken in de kantorenmarkt betekent onder meer vraaggericht inspelen op de markt en verouderde kantoren mogelijk verduurzamen, transformeren of slopen. Hierbij gaat de voorkeur uit naar hergebruik en verduurzaming van leegstaande kantoorpanden, maar zal het soms toch nodig zijn om moderne duurzame nieuwe kantoorgebouwen toe te voegen. Daarbij is het van belang kantoren zo duurzaam mogelijk te realiseren. Bij het vraaggericht inspelen op de markt zal rekening moeten worden gehouden met de wensen van de ondernemers. Er blijkt nu in Limburg namelijk meer vraag te zijn naar kleine kantoorruimten dan naar grote kantoren. Met een voorkeur voor locaties in binnensteden met goede ontsluitingsmogelijkheden (zowel voor OV als de auto) en een mix van functies in de directe omgeving. Daarbij is er veel vraag naar duurzame en efficiënte gebouwen waarin men zich als bedrijf goed kan profileren.
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 61
Ordening/locaties Aan de hand van het rapport ‘Visie bedrijventerreinen en kantorenlocaties Maastricht’ (Buck Consultants, 2010) en een uit te voeren consultatieronde met marktpartijen en overheden worden uitgangspunten geformuleerd over zaken als programmering en benodigde kwaliteitsimpulsen. Voor de kantorenmarkt kan dit resulteren in een kantorenstrategie waarin voor Maastricht kan worden opgenomen; het prioriteren van nieuwbouwlocaties, het stimuleren van transformatie, herbestemming, sloopmaatregelen en nieuwe samenwerkingen met een faciliterende rol voor de gemeente. In een voorlopig standpunt is vooruitlopend hierop besloten dat terughoudend wordt omgegaan met het verlenen van vergunningen voor nieuwbouw van kantoren of uitbreiding van gebouwen voor kantoorfuncties. Dit betekent dat ondernemers die een locatie zoeken op de kantorenmarkt in Maastricht primair terecht kunnen in diverse leegstaande kantoren. Voor nieuwe kantoorgebouwen komen primair locaties in beeld die in het bestemmingsplan mogelijk zijn gemaakt (denk aan locaties zoals De Geusselt en de A2‐zone). Uitvoeringsparagraaf Zie voor een overzicht van de kantorenlocaties de kaart. Locatie Strategie Planning Partners Randwyck Noord Vernieuwen door Vanaf 2010 UM, AZM stimuleren vestiging van Life en Sciences cluster rond UM/AZM Geusselt Businesspark Vernieuwen en Vanaf 2011 profileren voor topsegment van kantoren A2‐locatie Vernieuwen Vanaf 2018 Avenue2 Annadal Consolideren en stimuleren tot clustervorming (rechtbank en daaraan gerelateerde diensten, Teikyo) Binnenstad; Mosae Forum. Consolideren en ‐ Bassin, Céramique en vernieuwen Stationsplein Consolideren/verankeren: Behoud van huidige positie, faciliteren bestaande bedrijvigheid en regulier MKB. Vernieuwen: Ontwikkeling van gewijzigd profiel door bijvoorbeeld behoefte naar nieuwe werkconcepten, woonwerkconcepten en andere vormen van ruimtegebruik. Mogelijk ook met een verbreding van functies.
pagina 62
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Kaart kantorenlocaties
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 63
3.2.4 Buurt‐ en wijkeconomie Maastricht kent naast de bedrijventerreinen en kantorenlocaties in alle woonwijken bedrijfsmatige activiteiten (eventueel gecombineerd met een bedrijfswoning). Deze, vaak kleinschalige, ondernemingen liggen verspreid over de gehele stad, waar de kleinschalige economische dynamiek plaatsvindt die van groot belang is voor de stad. Met name in de sectoren zoals de zakelijke dienstverlening, zorg en onderwijs, maar ook in de handel en bouwnijverheid blijkt het grootste deel van het aantal vestigingen gevestigd te zijn buiten de grotere bedrijventerreinen en kantorenlocaties. In de woonwijken liggen namelijk kansen voor startende en doorgroeiende ondernemers. Denk aan de kleine bedrijventerreinen, bedrijfsverzamelgebouwen, woonwerkwoningen, de ‘beroep aan huis’ mogelijkheden en natuurlijk ook de buurt(winkel)centra. Buurt‐ en wijkeconomie is samenwerken op vele fronten met als inzet ’het versterken van de sociaal‐economische structuur’. Belangrijke instrumenten voor de buurtgerichte aanpak zijn bedrijvigheid en het bieden van zichtbaar werk in de buurt. De inzet van deze instrumenten vergroot de levendigheid in de buurt, verkleint het sociale isolement, kan bijdragen aan een veilig gevoel en inspireert mensen die buiten het arbeidsproces staan om daar weer aan deel te nemen. Naast onze aandacht voor het motiveren en inspireren van de mensen om deel te nemen aan het arbeidsproces, staat voor de bedrijven zelf voldoende bedrijfshuisvesting, veiligheid en een prettige (leef)omgeving in de wijken centraal. Economische dynamiek, ontstaan in een woonwijk, kan zo behouden worden en de bewoners blijven een constante ’feeling’ houden met diverse vormen van bedrijvigheid (’zien werken is doen werken’). Trends (meer startende ondernemers en kleine ondernemingen in Limburg) laten zien dat in de toekomst meer ondernemers op zoek gaan naar nieuwe woonwerkconcepten c.q. kleinere bedrijfskavels met eventueel een bedrijfswoning. Deze bedrijven, wier activiteiten vaak aan huis hebben plaatsgevonden, hebben door groei een behoefte aan meer ruimte, meer professionaliteit en meer eigen identiteit. De grotere bedrijfsterreinen zijn hiervoor minder geschikt, omdat de kavels vaak te groot zijn en de ligging nabij andere voorzieningen voor dergelijke kleinere bedrijven minder interessant is en niet noodzakelijk is. Gezien de huidige invulling van het kleinere bedrijventerrein (met bedrijfskavels c.q. woonwerkwoningen) op de Hazendans en gezien de invulling van het bedrijfsverzamelgebouw in Malberg kan geconstateerd worden dat in de praktijk de interesse en de vraag naar kleinere bedrijfslocaties en/of woonwerkcombinaties inderdaad aanwezig is. Naast het streven naar nieuw ondernemerschap streven we daarbij naar buurt(winkel)centra als sociaal‐economische ontmoetingsplek. Een combinatie van diverse functies (zoals de detailhandel, zorg‐ en onderwijsinstellingen, dienstverlening en kleinschalige bedrijvigheid) in of nabij een centrum stimuleren zo gezamenlijk een (economische) ‘kruisbestuiving’. Dit sluit goed aan bij de strategie om te komen tot meer stedelijke ontmoetingsplekken. Ordening/locaties Voor de komende jaren wordt, mede in het kader van het rapport ‘Visie bedrijventerreinen en kantorenlocaties Maastricht’ en het Startersbeleid gekeken naar de vraagbehoefte voor kleinschalige bedrijvigheid. Specifiek zal gekeken worden naar de behoefte aan bedrijfsverzamelgebouwen en nieuwe woonwerkconcepten. Waarbij in ieder geval verwacht wordt dat het werken aan huis (door zzp’ers) zal toenemen in Maastricht. Inspelen op deze vraagbehoefte kan mogelijk ook plaatsvinden in of nabij de woonwijken op de huidige kleine bedrijfsterreinen en in leegstaande panden en locaties, bij voorkeur gelegen aan de hoofdinfrastructuur. Daar kan gedacht worden aan nieuwe (woon)werkconcepten, transformatie van panden, gemeenschappelijke voorzieningen en uitbreiding van beroep aan huis mogelijkheden. pagina 64
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
3.2.5 Kenniseconomie Doelstelling “Daar waar kennis en steden elkaar ontmoeten, daar wordt welvaart geschapen”, blijkt uit de scenario’s van het CPB. Nederland verdient op termijn voor een belangrijk deel zijn geld met kennis. Kennis is de bron voor nieuwe ideeën die leiden tot toegevoegde waarde. Kernactiviteiten in een kenniseconomie zijn het vergaren, overdragen en valoriseren van kennis en het stimuleren van innovatie. Kenniseconomie beperkt zich daarom niet tot één sector. Campussen spelen echter een cruciale rol als knooppunten van innovatie. Zuidoost‐Nederland is inmiddels al goed voor 55% van alle octrooien / patenten in Nederland. Ook komt ruim 45% van de private research en development uit Zuidoost‐Nederland. Deze bedrijvigheid concentreert zich rond de campussen in Eindhoven, Sittard‐Geleen en Maastricht. Beleidsuitgangspunten Overkoepelend is aanhaking bij de kennistechnologische ELAt‐regio, met in eerste instantie de nadruk op de regio Eindhoven, een vereiste. Dat biedt de randvoorwaarden voor een robuuste en duurzame groei van de Maastrichtse economie in brede zin. De kracht van Maastricht op het gebied van de kenniseconomie ligt in life sciences en health. Binnen de regio Zuid‐Limburg als onderdeel van Brainport geldt dat tevens voor de topsectoren chemie, high tech systemen, logistiek en in mindere mate voor nieuwe energie en de creatieve industrie. Kansen voor de regio liggen er in de aansluiting op de kennisinstellingen en MKB‐bedrijvigheid in de Euregio. De Chemelot campus concentreert zich op chemie, high tech systemen en de Maastricht Health Campus op life sciences en health. Life sciences en health gerelateerde (kleinschalige) bedrijvigheid past op de Maastricht Health Campus. Grootschalige productiefaciliteiten passen op de Chemelot campus. De campussen zijn complementair. Het MECC als ontmoetingsplek, congres‐ en evenementenorganisatie kan een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van zowel de Maastricht Health Campus in relatie tot Chemelot: het kan gaan fungeren als de etalage van de kenniseconomie en letterlijk het hart van de campus gaan vormen. Het stimuleren van de kenniseconomie is een regionale opgave van overheden, kennisinstellingen en bedrijfsleven in een internationale setting waarbij complementariteit in de regio uitgangspunt is om een concurrerende regio te blijven, maar waarbij internationale maatstaven gelden. Deze internationale maatstaven hebben betrekking op basics (randvoorwaarden vestigingsklimaat), business (hoe de bedrijvigheid te stimuleren), technology (technische faciliteiten) en people (onderwijs‐ en arbeidsmarktbeleid). Overheden zijn met name aan zet voor de realisatie van de inspanningen op het gebied van people en basics. Ruimtelijk zijn hier de basics het meest relevant en zal moeten worden ingezet op een kwaliteitsslag: het verbeteren van de reistijd binnen de regio met OV en auto, reistijd buiten de regio, vliegverbindingen met andere Europese kennis‐ en besliscentra; internationaal concurrerend voorzieningenniveau op het gebied van onderwijs, cultuur, sport, ontspanning en huisvesting, imago van de regio en de attractiviteit van de campussen. De kwaliteitsslag geldt tevens ten aanzien van de gebiedsontwikkeling. Ordening/Locaties Locatie strategie planning Partners Maastricht Health Campus initiatieffase vanaf 2011 MUMC+, UM, gemeente, provincie, LIOF Tapijnkazerne initiatieffase UM Quartier des Arts/Bassin initiatieffase Hogeschool Zuyd
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 65
3.2.6 Toerisme Doelstelling Toerisme is een belangrijke bron van werkgelegenheid. Het doel is om Maastricht als bezoekstad te versterken, de economische spin‐off te vergroten en de hiermee gemoeide werkgelegenheid te maximaliseren. Maastricht beschikt hiervoor over een aantal unieke kwaliteiten op het gebied van cultuurhistorie, gastvrijheid en cultuur. Maastricht is en blijft een stad met een unieke Europese uitstraling, historie, kwaliteit en eigenheid en zal als een moderne stuwende toeristenstad een eigentijdse cultuurhistorische setting moeten hebben en behouden. Daarnaast ligt er een belangrijke opgave om ook de vrijetijdsbesteding van de stadsbewoner en de bewoners van de regio te faciliteren. De speerpunten voor toerisme liggen op het gebied van: ‐ Toeristisch dag‐ en verblijfsbezoek Maastricht kent op toeristisch gebied een sterke focus op de stedelijke cultuur‐ en winkeltoerist. Belangrijke aspecten hiervoor zijn onder meer de historische kwaliteit, de compactheid, de winkeldifferentiatie, het culinaire gehalte en het Bourgondische karakter. Maastricht wil het meerdaags verblijf stimuleren. Daarvoor is profielverbreding noodzakelijk. Hiervoor liggen kansen in de samenwerking met het Heuvelland en het te ontwikkelen Rivierpark Maasvallei, maar ook door gebieden binnen de stad onderdeel te maken van het toeristisch profiel, zoals de vestingwerken of de ENCI‐groeve. ‐ Maastricht Culturele Hoofdstad van Europa 2018 Maastricht Culturele Hoofdstad van Europa 2018 heeft de potentie om 8 miljoen bezoekers naar Maastricht te trekken. De activiteiten in dat kader zijn erop gericht om een blijvend en duurzaam positief effect te creëren op de economische structuur en de positionering van de stad als een internationale cultuurstad van Europese allure. ‐ Zakelijk toerisme De stad met haar unieke kwaliteiten, haar compacte karakter en het Europese imago maken haar tot een prominente ontmoetingsplek voor zakelijke activiteiten. Maastricht beschikt met het MECC en enkele internationale hotelketens over hoogwaardige congresfaciliteiten en een breed hotelaanbod. Grote internationale beurzen, zoals Tefaf, en congressen dragen bij aan de naamsbekendheid van de stad en leveren stuwende economische impulsen voor de gehele regio. Binnen de speerpunten van beleid (zoals Brainport, met daarin de Health Campus, maar zeker ook de ontwikkelingen rond Chemelot) met sterke spelers zoals Philips, DSM, UM, AZM etc.) liggen kansen om dé (zakelijke) ontmoetingsplek te worden van Zuid‐Nederland op het gebied van congressen en beurzen. Ten aanzien van het zakelijk toerisme is het MECC een belangrijke aanjager voor de gehele regio en overstijgt daarmee het gemeentelijke belang. Maastricht‐Aachen‐Airport is belangrijk voor de verdere ontwikkeling van deze deelmarkt. ‐ Imago‐ en beleidsversterkende evenementen Evenementen vormen een onlosmakelijk thema in een stad waar wordt gewoond, gewerkt en gerecreëerd. Het evenementenbeleid richt zich op het versterken van (de balans tussen) het imago van de stad, de beleidsdoelen van de gemeente (zoals jongerenparticipatie of economische bestedingen) en de leefbaarheid. De mate waarin evenementen bijdragen aan deze doelen is bepalend voor het ter beschikking stellen van de openbare ruimte. pagina 66
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
‐ Recreatieve behoeften eigen bewoners Naast aandacht voor (zakelijke) bezoekers van de stad komt er een grotere focus op de recreërende stadsbewoner. Evenementen en voorzieningen moeten recreatie in eigen stad faciliteren. Stedelijke recreatieve voorzieningen, zoals op het gebied van sport, groen, wandelen, winkelen, evenementen en uitgaan, moeten sterker afgestemd worden op de behoeften van de moderne stadsbewoners en gelegenheid bieden voor ontmoeting. Ordening/locaties De binnenstad speelt als bezoekmotief een centrale rol in het kader van vrijetijdseconomie. Vrijetijdseconomie raakt aan vele beleidsthema’s, zoals de kwaliteit van de openbare ruimte, bereikbaarheid van de stad, hotel‐ en horecabeleid, detailhandelsbeleid en evenementenbeleid. Dit in goede balans met de leefbaarheid van de binnenstad. Voor het detailhandelsbeleid wordt verwezen naar het betreffende hoofdstuk. In ruimtelijk opzicht is de binnenstad overigens benoemd als brandpunt van gemeentelijk beleid. In dit kader krijgen projecten als bijvoorbeeld Palace de aandacht om te komen tot een betere parkeervoorziening en vergroting van de levendigheid en multifunctionaliteit van de binnenstad. Om het toeristisch profiel te verbreden en zo het meerdaags verblijf te stimuleren, is het wenselijk om naast de binnenstad ook van andere plekken de toeristische aantrekkingskracht te versterken. Hiervoor kunnen plekken in aanmerking komen zoals de vestingwerken, of de ENCI‐groeve/St. Pietersberg. Ook liggen kansen in de samenwerking met het Heuvelland en de te ontwikkelen Grensmaas. Ten aanzien van het zakelijk toerisme is het MECC een belangrijke aanjager voor de gehele regio en overstijgt daarmee het gemeentelijke belang. Het is de bedoeling dat het MECC de komende jaren een kwaliteitsslag maakt om de rol van ontmoetingsplek, voor met name de zakelijke markt, beter te kunnen vervullen binnen het kader van de kwalitatieve gebiedsontwikkeling Randwyck. De doorontwikkeling van het MECC en de kansrijke acquisitie van internationale congressen rondom speerpunten van beleid vragen om snelle internationale verbindingen, zowel door de lucht (MAA; inclusief verbinding MAA‐Maastricht), per trein (aansluiting op het hogesnelheidsnetwerk), als per auto. Daarnaast moet ook de verbinding tussen het MECC en de binnenstad optimaal zijn, om de unieke kwaliteit van de compacte stad te kunnen benutten. Binnen het hotelbeleid wordt ingezet op kwalitatieve vernieuwende concepten. Dit omdat gestreefd wordt naar meer differentiatie van het aanbod in de stad. Zo wordt voorkomen dat meer van hetzelfde wordt toegevoegd aan de hotelmarkt in Maastricht. Ook in het horecabeleid is vooral ruimte voor nieuwe concepten. Bij evenementen gaat het ruimtelijk om het bereiken van een evenwichtige verdeling van de druk van evenementen over locaties. Doel is waar mogelijk (nieuwe) evenementen te spreiden binnen de beperkende randvoorwaarden van locaties en de locatie‐eisen die het evenement zelf stelt. Ook wordt ingezet op acceptatie van evenementen als deel van een leefbare stad door het voorkomen van vermijdbare overlast. In dit kader zal gestudeerd worden of een nieuw evenemententerrein in of aan de rand van de binnenstad wenselijk en haalbaar is. Voor niet‐binnenstedelijke evenementen kunnen het Geusseltpark, stadion de Geusselt (beperkt) en het MECC een rol spelen. Voor de recreatie van bezoekers en bewoners spelen ook de buitengebieden van de stad een rol. De groene wiggen en de groene loper kunnen een belangrijke functie vervullen als recreatie‐ en ontmoetingsplek en zullen hiertoe verder ingericht moeten worden. Ook het gebied Maastricht‐ Valkenburg biedt kansen voor nieuwe markten als wellness en de aanleg van fiets‐ en wandelroutes. Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 67
Uitvoeringsparagraaf Onderwerp Strategie Planning Partners Financiering Binnenstad ‐ Aanloopstraten, Palace, In uitvoering Voorzien Wonen boven winkels. UM ‐ MCH2018 2014‐2018 Euregio MECC Versterking van de verbinding PM n.v.t. Nog niet van het MECC met de voorzien binnenstad Spreiding Studie naar haalbaarheid en 2012 n.v.t. n.v.t. evenementen wenselijkheid van een nieuw evenemententerrein Maastricht‐ Fiets en wandelroutenetwerk 2012‐2014 Provincie en Regiofonds Valkenburg Stad, land en voedsel gemeente Wellness en health toerisme Valkenburg Rivierpark Versterken van de verbinding In uitvoering Consortium Voorzien Maasvallei van het centrum van de stad Grensmaas met de in ontwikkeling zijnde Grensmaas. Hotelvestigingen consolideren n.v.t. n.v.t. n.v.t. 3.2.7 Detailhandel In 2008 is de Detailhandelsnota vastgesteld. In deze nota zijn de visie op en de kaders voor de toekomstige hoofdstructuur in de detailhandel geformuleerd. Het doel is het versterken van de centra met een brede verzorgingsfunctie. Daarnaast wordt gekoerst op een instandhouding van een fijnmazige, maar wel perspectiefrijke voorzieningenstructuur op buurt‐ en wijkniveau. Voor de toekomst moet rekening gehouden worden met een forse druk op het functioneren van buurtsteunpunten en buurtwinkelcentra met een beperkte omvang en potentieel. Het detailhandelsbeleid kent een interactie met het beleid voor de buurt‐ en wijkeconomie. Goed functionerende winkelcentra bieden namelijk ook kansen aan startende en doorgroeiende ondernemers. In de detailhandel gaan de ontwikkelingen de laatste jaren snel. Onder meer als gevolg van het opkomende ’internetshoppen’ en nieuwe winkelconcepten (winkel wordt meer showroom dan voorraadplek) komen met name de binnensteden onder druk te staan. Kwantiteit en kwaliteit van winkelvloeroppervlakten zullen wijzigen, evenals de samenstelling van winkelcentra. Funshoppen alleen is niet meer genoeg, in de toekomst komt het aan op de juiste hoeveelheid en mix van aantrekkelijke belevingsaspecten. Dat vereist een pro‐actieve houding van de voornaamste binnenstadsactoren (ondernemers en gemeente) wat betreft het toekomstbestendig houden van de binnenstad. Met name de aanloopstraten zijn hierin kwetsbaar. Wellicht zullen hier functieveranderingen moeten worden gefaciliteerd, of vormen van tijdelijk gebruik. De binnenstad van Maastricht heeft weliswaar ’van nature’ een mix van aantrekkelijke elementen (gedifferentieerd winkelaanbod, veelzijdige horeca, monumentaal karakter, kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte, internationaal karakter, Bourgondische inslag), maar ontkomt er ook niet aan actief in te spelen op veranderende omstandigheden. Naar verwachting zullen deze ontwikkelingen ook doorsijpelen naar de buurtwinkelcentra c.q. de wijkverzorgende centra. Onder voorbehoud dat internetverkopen van dagelijkse goederen geen hoge vlucht nemen, zal er echter een bestaansrecht blijven voor dergelijke buurt‐ en wijkverzorgende functies. En zullen deze plaatsen ook een belangrijke drager kunnen blijven voor ontmoetingscentra. pagina 68
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Ordening/locaties 1. Binnenstad Het behouden en waar mogelijk versterken van de positie van de binnenstad van Maastricht als lokaal, regionaal, bovenregionaal en internationaal koop‐ en bezoekcentrum staat centraal. De ontwikkelingen in Belvédère zullen de komende jaren, tezamen met een betere positionering van de aanloopmilieus, de positieve lijn verder door moeten zetten. Buiten de ontwikkelingen in Belvédère dient het accent te liggen op kleinschalige, vooral ook kwalitatieve en structuurversterkende initiatieven. Hierbij dient het streven onder meer gericht te zijn op winkels in de hoogwaardige en exclusieve marktsegmenten. Voor grootschalige detailhandel is op Belvédère het voormalige Sphinxterrein aangewezen als de te ontwikkelen locatie. Het is voor het sturen op de gewenste ontwikkeling van de GDV‐locatie van belang om geen concurrerende GDV‐ ontwikkelingen op nieuwe locaties in gang te zetten. 2. Brusselse Poort Het stadsdeelwinkelcentrum Brusselse Poort kent een omvangrijk aanbod in de dagelijkse en (met ruim de helft) niet‐dagelijkse artikelensector. Hierdoor vervult het vanuit een centrale ligging een functie voor de westelijke wijken van Maastricht. Het is tevens in trek bij de Belgen. Besloten is om het winkelcentrum te versterken en uit te breiden met als doel modernisering, schaalvergroting en completering van het aanbod met het oog op de huidige functie. 3. Heer Het wijkwinkelcentrum Heer is het grootste winkelcentrum in Oost‐Maastricht en speelt met name een rol in de verzorging van Oost‐Maastricht en het nabijgelegen Heuvelland. De niet‐dagelijkse artikelensector is met zo'n tweederde van het detailhandelsaanbod overheersend en een aantal diverse specifieke speciaalzaken, alsmede functies als een nachtapotheek, oefenen een stads(deel)brede en zelfs regionale aantrekkingskracht uit. Bovendien is er sprake van een menging met andere economische functies, zoals horeca, dienstverlening en overige bedrijfsfuncties en maatschappelijke voorzieningen. 4. Belvédère Ten aanzien van perifere detailhandel is gekozen voor concentratie op één locatie, namelijk Belvédère en een grootschalig tuincentrum in Zuidoost‐Maastricht. De locatie Belvédère ligt aan de rand van het centrum en biedt daardoor een unieke kans om een keten van detailhandelsgebieden te creëren die elkaar versterken. Om deze keten van binnenstad, GDV en PDV te optimaliseren, is het van groot belang om deze gebieden ruimtelijk zo goed en aantrekkelijk mogelijk te verbinden. Overig Voor de overige winkelgebieden is een van de volgende strategieën gekozen: ‐ Versterken: actief inzetten op versterking van de positie binnen de toekomstige structuur, waarbij ook randvoorwaardelijke aanpassingen (uitstraling, routing, bereikbaarheid, parkeren) een rol spelen. Dit kan opschaling naar een hoger niveau betekenen, maar ook versterking van het huidige niveau. ‐ Consolideren/stabiliseren: behoud van de huidige positie, ruimte bieden voor initiatieven om het winkelgebied bij de tijd te houden. Eventuele uitbreiding moet passen bij de functie en positie in de toekomstige structuur. ‐ Herprofileren: ontwikkeling van de locatie c.q. het centrum binnen een gewijzigd profiel en binnen de marges van de bestaande omvang. Dit kan door de samenstelling van het aanbod binnen een centrum zodanig te wijzigen dat het centrum een beter toekomstperspectief wordt geboden. Dit kan echter ook door aan gevestigde ondernemers de kans de bieden om te clusteren op een nieuwe/andere locatie met een beter profiel en een beter perspectief. Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 69
Uitvoeringsparagraaf Locatie Strategie Binnenstad incl. GDV‐ versterken locatie Brusselse Poort Heer Belvédère (PDV)
Winkelcentra Caberg Malberg Belfort Daalhof
versterken versterken nieuw ontwikkelen
consolideren consolideren consolideren consolideren, herprofileren Amby consolideren Wittevrouwenveld consolideren Heugem consolideren De Heeg consolideren, herprofileren Koopcenter in samenhang Carré/Glacisweg Villapark herprofileren St. Pieter Limmel‐Nazareth versterken
Planning vanaf 2011
vanaf 2011 vanaf 2011 vanaf 2011
Partners variërende private partijen i.s.m. gemeente initiatiefnemer initiatiefnemer PPS
Financiering diverse initiatiefnemer s initiatiefnemer initiatiefnemer PPS
n.v.t. n.v.t. n.v.t. vanaf 2011
n.v.t. n.v.t. n.v.t. initiatiefnemer
n.v.t. n.v.t. n.v.t. initiatiefnemer
n.v.t. n.v.t. n.v.t. vanaf 2011
n.v.t. n.v.t. n.v.t. initiatiefnemer
n.v.t. n.v.t. n.v.t. initiatiefnemer
vanaf 2011
initiatiefnemer
initiatiefnemer
vanaf 2011
WAP/Woonpunt
WAP/Woonpu nt Supermarkt Scharnerweg versterken vanaf 2011 initiatiefnemer initiatiefnemer Niet‐genoemde winkelconcentraties behoren niet tot de beoogde detailhandelsstructuur. (Zie voor de detailhandelslocaties de kaart)
pagina 70
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Kaart detailhandel
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 71
3.3 Maatschappelijke voorzieningen 3.3.1 Inleiding Ruimte voor ontmoeting, het centrale thema van deze structuurvisie, heeft een directe relatie met maatschappelijke voorzieningen. Maatschappelijke voorzieningen vormen de basis voor het patroon van belangrijke ontmoetingsplaatsen in de stad, zowel in de binnenstad via culturele voorzieningen als in de buitenwijken via scholen, gezondheidscentra, sportlocaties en gemeenschapshuizen. De maatschappelijke voorzieningen vervullen bij de in de Stadsvisie aangegeven profilering als kennisstad, cultuurstad en woonstad een belangrijke rol. Immers, kennis‐ en onderwijsinstellingen vormen de basis voor een op kenniseconomie gerichte stad. Dit geldt voor het totale pakket van de basisschool tot de meest hoogwaardige kennisinstituten De instellingen leveren bovendien een actieve en innovatieve bijdrage aan de ontwikkeling van de stad. De rol en inbreng van kunst en cultuurvoorzieningen bij de ambitie van Maastricht om een cultuurstad is te zijn, is evident. Hier ligt de uitdaging om, door een koppeling van de culturele infrastructuur met toerisme en economie, extra impulsen te geven die de stad verder ontwikkelen. Ten derde wil Maastricht een aantrekkelijke woonstad zijn. Maatschappelijke voorzieningen én gevarieerde woonmilieus vormen een twee‐eenheid die zeer bepalend is voor burgers (van studenten, via jonge gezinnen tot ouderen) om graag in Maastricht te willen wonen, werken en recreëren. Het is dan ook van belang om de plaats en het effect van maatschappelijke voorzieningen bij de ontwikkeling van de stad opnieuw te bezien. Maatschappelijke voorzieningen in ruimtelijk opzicht Maatschappelijke voorzieningen spelen niet alleen een belangrijke rol in het leven van de individuele bewoners van onze stad, ze zijn ook belangrijk voor de sociale cohesie in buurten en wijken. Ontmoetingsplaatsen vormen het cement van de sociale structuren. Vanuit de parochiële structuur van de stad is een voorzieningennetwerk ontstaan, waardoor in iedere wijk of buurt een school, een gemeenschapshuis, een huisarts, een sportvoorziening, een harmonie etcetera gerealiseerd werd. Al deze ontmoetingsplekken, gerealiseerd voor de toenmalige parochies van zes‐ à zevenduizend bewoners, vragen ruimte. Als we kijken naar de huidige spreiding van voorzieningen in Maastricht, dan is er sprake van een zeer fijnmazig netwerk. De weergave van maatschappelijke voorzieningen op de kaart (zie kaart maatschappelijke voorzieningen) geeft een verrassend uitgebreid beeld. De vraag of dit beeld nog past bij de huidige buurt en haar bewoners, werd tot nu toe (te) weinig gesteld. Voor elk type voorziening, en vaak ook voor elke individuele buurt, werd een eigen afweging gemaakt zonder goed te letten op de samenhang met andere voorzieningen in de directe en wijdere omgeving. Wel werd soms de meerwaarde van een koppeling en afstemming expliciet beoogd, zowel fysiek (in één gebouw of in elkaars nabijheid zoals de Multi Functionele Accommodaties) als ook functioneel (nabijheid en dubbel gebruik, zoals middelbaar onderwijs in de buurt van groot sportcomplex). Bij een dreigend teloorgaan van een buurtvoorziening, is behoud van het bestaande tot een reflex geworden, ondanks de wetenschap dat het oorspronkelijke aantal van 7000 buurtbewoners vaak meer dan gehalveerd is. Inmiddels wordt via het WMO‐beleid, dat gericht is op eigen inzet en flexibiliteit, aan samenhangende praktijkoplossingen gewerkt. Dit handelen dient nu ook in het ruimtelijk beleid te worden doorgevoerd. Trends en ontwikkelingen Het aantal gebruikers en de vraag van de gebruikers van maatschappelijke voorzieningen zal in de toekomst verder veranderen. Er zijn drie belangrijke trends en ontwikkelingen die grote gevolgen hebben voor de maatschappelijke voorzieningen: pagina 72
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Kaart Huidige fijnmazige spreiding Maatschappelijke voorzieningen
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 73
‐
‐
‐
Er vindt een demografische transitie plaats. Deze wordt gekenmerkt door: ontgroening en vergrijzing; een afname van de potentiële beroepsbevolking van 18‐65 jaar; het verdunnen van het aantal personen per huishouden; een toename van het aantal studenten. We hebben te maken met andere leefstijlen. Zo hebben bijvoorbeeld tweeverdienende ouders te maken met complexere gezinspatronen. Een steeds groter wordende groep (deels hoger opgeleide) ouderen blijft steeds langer maatschappelijk actief en levert daarmee een wezenlijke bijdrage aan het maatschappelijk leven in de stad. Mensen hebben dus anno 2011 een ander leefpatroon (o.a. grotere mobiliteit, individualisering) en stellen andere kwaliteitseisen aan voorzieningen (eigentijdse functionaliteit, bijvoorbeeld dagarrangementen kinderopvang) dan ten tijde van de bloeiende parochies. Ook nu al blijken veel burgers de kwaliteit van de voorziening zwaarder te laten wegen dan de afstand er naar toe. Het is te verwachten dat deze verschuiving in de gebruikspatronen zich voortzet. Een steeds groter deel van de gemeentelijke uitgaven is nodig voor instandhouding en exploitatie van de veelheid aan maatschappelijke voorzieningen. De financiële druk neemt ook toe voor veel stichtingen die maatschappelijk vastgoed exploiteren.
Vanwege genoemde trends is de huidige fijnmazige spreiding van de maatschappelijke voorzieningen in Maastricht qua bezetting, functionaliteit en kosten niet te handhaven en, als gevolg van een andere demografische opbouw, huishoudenverdunning en gewijzigde gedragspatronen, in die omvang ook niet meer nodig. Als antwoord op deze constatering zijn twee scenario’s denkbaar. Het eerste scenario is niets doen, waarbij de teloorgang, dan wel het onrendabel gebruik van de bestaande voorzieningen, feitelijk zorgt voor een koude sanering en kapitaalvernietiging. Het tweede scenario is ingrijpen en zorgen voor de noodzakelijke herijking van voorzieningen die de voor Maastricht zo kenmerkende fijnmazigheid behoud, maar is aangepast aan het huidige aantal inwoners per gebied en de behoeftes en gedragspatronen van deze tijd. Het tweede scenario betekent ambitie hebben en willen innoveren in plaats van afbreken en verliezen, juist ook in tijden van schaarse middelen. De kosten gaan daarbij echter voor de baten. In het Meerjaren Investeringsplan zal hiermee rekening gehouden moeten worden. Wanneer het eerste scenario met een parochiële fijnmazigheid alsnog uitgangspunt moet blijven, dan is het verhogen van de beschikbare structurele budgetten onafwendbaar. Toch is er geen echte keuzevrijheid. Als we een kwalitatief acceptabele ontmoetingsfunctie willen behouden voor de toekomst, is het van belang de maatschappelijke voorzieningen in ruimtelijk opzicht te (her)ijken en ze aan te passen aan onze veranderde wensen en gedragspatronen. Uit het communicatietraject rond de problematiek van deze trends en scenario’s blijkt dat aspecten als ontmoeting, kwaliteit, bereikbaarheid, duurzaamheid, toekomstbestendigheid en flexibiliteit voor burgers en organisaties belangrijk zijn bij toekomstige keuzes. De bakens voor een clustering en herschikking zijn daarmee gezet. Naar een clustering en spreiding van voorzieningen Het is voor het eerst dat Maastricht in een structuurvisie integraal de ontwikkelingen rond de maatschappelijke voorzieningen opneemt. Dat is nodig, want de herschikking van deze voorzieningen stelt ons voor een grote ruimtelijke opgave. Sommige locaties worden te groot en zijn wellicht overbodig, terwijl andere locaties te klein zijn en/of functioneel moeten worden aangepast. Bij die afwegingen wordt juist een gemeentelijke visie en rol van groot belang. Eens te meer omdat projectontwikkelaars en maatschappelijke organisaties de ruimtelijke transitie van de stad minder dan vroeger mede kunnen dragen. Belangrijk hierbij is de ruimtelijke vertaling van de centrale begrippen uit de Beleidsnota WMO en WPG: eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid van de burger(s). pagina 74
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Kaart ontmoetingsplekken
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 75
Om te komen tot een ruimtelijke visie op clustering en spreiding van maatschappelijke voorzieningen, is het van belang om principiële keuzes te maken en een richting vast te stellen. Gekozen wordt voor het loslaten van de parochiële fijnmazige spreiding van voorzieningen. In plaats van de fijnmazigheid ligt de focus op ontmoetingsplekken, evenwichtig verspreid over de stad, aansluitend bij en inspelend op wensen en gedragspatronen van burgers en organisatie. Voorzieningen worden waar mogelijk (en zinvol) geclusterd rondom deze ontmoetingsplekken, waardoor ze van elkaars nabijheid kunnen profiteren. Het bredere aanbod van verschillende functies versterkt de mogelijkheid van ontmoeting van burgers, een belangrijk ingrediënt voor een leefbare stad. Het spreekt vanzelf dat gebruik gemaakt wordt van de bestaande voorzieningen en ontmoetingsplekken. Het gaat niet om het realiseren van nieuwe, grootschalige voorzieningen, met uitzondering van een nieuw centrum van Limmel en Nazareth. De bestaande infrastructuur biedt een uitstekend netwerk waarop kan worden voortgeborduurd. De prioriteit voor opschaling en clustering neemt echter niet weg, dat voor specifieke buurten en/of doelgroepen, een meer nabije, kleinere en flexibele voorziening eveneens bestaansrecht heeft. Er blijft behoefte aan meer dan alleen de ’professionele’, grootschalige ontmoetingsplekken. De huidige praktijk wijst ons ook op de veranderende behoefte aan meer kleinschalige (vaak tijdelijke) en laagdrempelige ontmoetingsvormen in de directe woonomgeving. Met bijvoorbeeld de zogenaamde ‘Buurtbröks’ bieden we onderdak aan allerlei vormen van ontmoeting. Deze worden bij voorkeur gesitueerd aan bestaande levendige routes in het hart van de buurt. Dit alles betekent dat we willen werken aan zelfstandige en zelfsturende buurten. Buurten waarin burgers actief zijn en zelf vormgeven aan de activiteiten in hun buurt die de leefbaarheid en sociale samenhang bevorderen. Maar ook buurten waarin burgers in kwetsbare posities zich veilig en geborgen voelen, doordat er voldoende sociale netwerken en steunstructuren zijn waarop zij kunnen terugvallen. De toekomstige structuur van ontmoetingsplekken zal daarmee aansluiten op de gebruikspatronen van de burgers en zal derhalve ook leiden tot een evenwichtige spreiding. Een spreiding die ontstaat in de dynamiek van een dialoog en geen invulling is van een vooraf getekend patroon. Van het stedelijk concept naar basisprincipes voor herschikking Om tot een herschikking van maatschappelijke voorzieningen te komen dient de basisgedachte van deze structuurvisie, ‘Ruimte voor ontmoeting’ gehanteerd te worden. In Maastricht vindt ontmoeting plaats op drie schaalniveaus: het centrale stedelijke gebied inclusief de binnenstad, de subcentra en de ontmoetingsplekken in de woonwijken (zie kaart ontmoetingsplekken). Op al deze schaalniveaus kunnen de maatschappelijke voorzieningen ertoe bijdragen dat ‘ontmoeting’ wordt gestimuleerd. Op het niveau van het centrale stedelijk gebied wil dat zeggen dat de ‘opgerekte’ binnenstad dé plek is waar (vooral stedelijke) functies als culturele voorzieningen en activiteiten, universiteit en maatschappelijke opvang zich bevinden. Voor de subcentra geldt dat dit de plek is waar stedelijke of regionale maatschappelijke voorzieningen idealiter landen, mits passend bij het profiel van het subcentrum. Een aantal maatschappelijke voorzieningen bevindt zich momenteel al bij een subcentrum, zoals het Bonnefantencollege bij de Brusselse Poort en het sportpark en zwembad bij de Geusselt. Voor de ontmoetingsplekken in de woonwijken geldt dat dit de plekken zijn waar de maatschappelijke voorzieningen idealiter geclusterd worden. Dat wil niet zeggen dat bij elke ontmoetingsplek zich een clustering van alle mogelijke voorzieningen bevindt. Een beperkt aantal voorzieningen kan namelijk zelfs op stadsdeelniveau (in)gericht worden. Sommige ontmoetingsplekken op buurt en wijkniveau krijgen daartoe een ’plus’, waardoor zij een functie voor een heel stadsdeel vervullen.
pagina 76
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Kortom, bij de herschikking dient de balans tussen regio, stad, stadsdeel en wijkniveau per maatschappelijke voorziening gevonden te worden. Uiteraard dienen bij het spreiden van voorzieningen de behoefte en het gebruikspatroon van burgers uitgangspunt te zijn. Het is daartoe allereerst van belang om de basisprincipes voor spreiding en clustering te formuleren: 1. Goed verspreid over de stad een beperkt aantal grote voorzieningen zoals kwaliteitssportparken of een groot gemeenschapshuis/zalencentrum voor grotere activiteiten: bedrijfsmatig gerund, breed aanbod, hoge kwaliteit. Dit gebeurt in principe door optimale aansluiting bij de bestaande situatie of door uitvoering van reeds geplande ontwikkelingen. 2. Verspreid over de ontmoetingsplekken op wijkniveau de verschillende basisvoorzieningen Bijvoorbeeld basisscholen, centrale sport‐ en spelvoorziening, gezondheidscentrum, etc. 3. Een klein aantal kleinschalige, flexibele of specifieke functies, bij voorkeur gesitueerd langs levendige routes. Bijvoorbeeld een Buurtbrök of een horecavoorziening die als ontmoetingsplek kan fungeren. 4. Zoveel mogelijk combineren en clusteren Meer voorzieningen bij elkaar stimuleert gebruik (= meer draagvlak voor elke voorziening) en ontmoeting (= herkenbare plekken waar iets gebeurt). Dit varieert van het combineren van en samenwerking tussen functies en doelgroepen binnen een gebouw (bijv. Integrale Kindcentra 0‐12 jaar) tot louter fysieke situering rond een plein. 5. Maar bij de keuze ook letten op spreiding Ontmoeting moet op meerdere plekken mogelijk zijn. De spreiding is afhankelijk van de behoefte van een wijk en/of doelgroep. En kijk tevens naar wat werkt en wat nodig is. Een belangrijke randvoorwaarde bij de herschikking en clustering De gemeente heeft in het ruimtelijk beleid verschillende rollen: een actieve rol (initiator), een regisserende rol en een faciliterende rol. Voor het beleid ten aanzien van de maatschappelijke voorzieningen zijn alle rollen van belang. Maatschappelijke voorzieningen vragen een verschillende benadering. Zo zal de gemeente ten aanzien van gemeenschapshuizen een actieve rol vervullen, op het gebied van onderwijs zal dit meer verschuiven richting regisseren. In geval van particulier initiatief voor bijvoorbeeld commerciële sportvoorzieningen gaat het met name om faciliteren. De gemeente kan dit proces van herschikking nooit alleen tot een goed einde brengen. Niet voor alle problemen is de gemeente verantwoordelijk. Ook burgers en instellingen zelf zien een opgave bij de oplossing van een probleem of gewenste ontwikkeling. Burgers zijn de gebruikers van de stad en haar voorzieningen. Hun gedrag, in wonen, recreëren, winkelen, het gebruiken van onderwijs en zorg, laat zien wat er nodig is. Daarnaast geven de professionele partners, vanuit hun maatschappelijke opdracht en vanuit hun eigen belang aan wat zij willen en kunnen bijdragen. De transitie van de infrastructuur van de maatschappelijke voorzieningen zal een proces zijn waarin een belangrijke factor het overleg, en meer nog de coöperatie en coproductie met (autonome) instellingen en burgers zal zijn. Ook van hen zal in het vervolgtraject gevraagd worden om een integrale afweging te maken over het totale pakket van maatschappelijke voorzieningen. Er moet sprake zijn van een gerichte dialoog die niet uitgaat van het principe ’u vraagt, wij draaien’. De gezamenlijke weg die is ingeslagen bij het tot stand brengen van deze structuurvisie moet ook in het vervolgproces worden aangehouden. Uitvoeringsparticipatie en sociaal ondernemerschap Niet alleen bij de keuzes over de spreiding van voorzieningen zoekt de gemeente samenwerking met burgers en professionele partners. We willen in brede zin ruimte bieden aan burgerinitiatieven. We moeten daarbij professionals stimuleren en de mogelijkheid bieden om deze
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 77
processen te ondersteunen. Van hen zal worden gevraagd intensief samen te gaan werken in samenwerkingsverbanden op wijk‐ of stadsdeelniveau. Ook voor het beheer en de organisatie van maatschappelijke voorzieningen wordt gezocht naar brede maatschappelijke betrokkenheid. Uit de toenemende problematiek van het bestuur en beheer van de gemeenschapshuizen blijkt deze noodzaak. Het afnemen van het aantal vrijwilligers dat bestuurlijke verantwoordelijkheid wil dragen, alsmede het grotere aantal burgers dat geen gebruik meer maakt van gemeenschapshuizen, verwijst naar een discrepantie die aan het ontstaan is tussen de behoeften van burgers en de mogelijkheden van de beschikbare voorziening. De rol en betrokkenheid van burgers bij de maatschappelijke voorziening dient te worden aangepast aan de huidige ontwikkelingen. Gelijk de gemeente in allerlei projecten van economische en fysieke aard in coproductie met ondernemende burgers vormen van public private partnership aangaat, bieden ook nieuwe vormen van uitvoeringsparticipatie kansen. Daarbij kan vooral gedacht worden aan het samenwerken met ’sociale ondernemers’. Sociaal ondernemerschap kan in verschillende vormen gegoten worden. Het kan gaan om individuele ondernemers die een commerciële exploitatie combineren met een maatschappelijke doelstelling, maar ook om een groep van betrokken burgers die zich samen inzet voor versterking van hun buurt of beheer van een gemeenschapshuis. In hoeverre sociaal ondernemerschap concreet ingevuld kan worden en op welke aspecten de gemeente daarin een ondersteunende rol kan bieden, zal nader worden uitgewerkt. Studenten van het University College Maastricht hebben hiervoor enkele suggesties gedaan zoals: • de mogelijkheid van actief werven en begeleiden van geïnteresseerde kandidaten; • het systematisch invoeren van vormen van coproductie tussen overheid en actieve burgers bij de uitwerking en uitvoering van nieuwe modellen; • het verzamelen en overdragen van buurtspecifieke (leef)ervaringen als voorbeelden van succesvolle sociale cohesie; • het opzetten van specifieke campagnes voor voorlichting en informatie; • het inzetten van een mediator daar waar het proces leidt tot herschikking/sluiting van voorzieningen. Zij zien kansen in de samenwerking met het Maastricht Centre for Entrepreneurship en de organisatie Students in Free Enterprise Maastricht. Uitvoeringsperspectief Maatschappelijke voorzieningen hebben in belangrijke mate een ruimtelijke vraag. Niet alleen betreft het een fysieke plaats waar de ontmoeting plaatsvindt, vaak is er sprake van een gebouw. Dit impliceert dat de beleidsmatige ambities een vergaand effect zullen hebben op de gemeentelijke vastgoedportefeuille. Het totale pakket aan voorzieningen vertegenwoordigt een grote vastgoedwaarde. In het huidige beleid worden de noodzakelijke aanpassingen en ontwikkelingen in de gebouwen bekostigd binnen de daartoe bestemde bedragen in de diverse hoofdstukken van de begroting. Het handhaven van de status quo kost echter ook meer geld vanwege leegstand, oplopende exploitatietekorten en functionele aanpassingen aan (te) veel gebouwen. Het principe van de budgettaire neutraliteit is in de praktijk van investeringen en exploitatie hoe dan ook complex, omdat aspecten als sloop, verbouwing, verplaatsing, verkoop, restantboekwaarde, reserveringen voor groot onderhoud en aanpassing, gemeentelijke kapitaallasten, eigen bijdrage eigenaar, risico’s bij beheer met elkaar in samenhang gebracht moeten worden. Mede als gevolg van de geschetste demografische transitie (ontgroening en vergrijzing) zal er enerzijds minder behoefte zijn aan bepaalde maatschappelijke voorzieningen (minder pagina 78
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
peuterspeelzalen, scholen, sportvelden). Anderzijds zal er behoefte ontstaan aan andersoortige voorzieningen (bijvoorbeeld meer zorgvoorzieningen, maar ook een andere invulling van gemeenschapsaccommodaties of studentenhuisvesting). Tot voor kort werden plannen in het maatschappelijk vastgoed gefinancierd met inkomsten uit herontwikkeling of verkoop van vrijkomende gebouwen en grondpercelen. Een toenemend aantal gebouwen en percelen is overcompleet. Door de verminderde vraag naar gebouwen en grond zijn er beduidend minder herontwikkelingsopbrengsten voor medefinanciering van nieuwe ontwikkelingen en grotere afschrijvingskosten. Bij noodzakelijke of wenselijke nieuwe plannen in het maatschappelijk vastgoed zal de gemeente in de toekomst meer zelf moeten bijdragen of anders moeten de plannen aan de nieuwe situatie worden aangepast. Fysieke vertaling van ontwikkelingen bij de maatschappelijke processen annex ‐voorzieningen heeft in het verleden voortdurend plaatsgevonden. Kernpunten daarbij waren: vrijval en herschikking van gebouwen; realiseren van efficiëntere bezetting; bevorderen van een multifunctioneel gebruik; flexibilisering van de ’stenen’ voorziening. Op basis van de in deze structuurvisie genoemde uitgangspunten en ontwikkelingen is een eerste inschatting gemaakt van de ten laste van de gemeente komende investeringen tot 2030. Rekening houdend met investeringen in de verschillende maatschappelijke velden die reeds door de raad besloten zijn, komt dit op een indicatief bedrag van tientallen miljoenen. Dit bedrag zal nader geconcretiseerd moeten worden. Hierbij spelen twee beïnvloedingsmogelijkheden van de gemeente een rol. 1. Uit de ervaring kan een aantal bevindingen voor het komende grootschalige en meer integrale herschikkingsproces worden afgeleid: de samenwerking met gebruikers respectievelijk partners in het vastgoed is cruciaal; het verkrijgen en herinzetten van verkoopopbrengsten is zeer wisselend; het realiseren van efficiency in de bezetting leidt (op korte termijn) niet tot lagere kosten; bij multifunctioneel gebruik nemen de beheerskosten toe; herschikking loopt soepeler wanneer dit parallel gaat met grootschalige projecten; er blijft altijd een behoefte aan leegstand om actuele ontwikkelingen te kunnen pareren 2. Bij de raming van de meerjareninvesteringen kunnen verschillende sturingsaspecten beïnvloedend werken: temporisering bij realisatie in de pas met vrijkomende kapitaallasten; het weigeren van investeringen bij aanvragen die niet passen binnen de structuurvisie; combinatie met commerciële voorzieningen; anticiperen op actuele factoren als marktwaarde en grootschalige ontwikkelingsprojecten; eigen bijdrage van gebruikers.
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 79
3.3.2 Toekomstvisie per thema De hierboven beschreven algemene beleidsuitgangspunten voor herschikking van maatschappelijke voorzieningen worden in de volgende paragrafen verder uitgewerkt per deelthema. Voor vrijwel elk deelthema heeft de raad in de afgelopen jaren thematische beleidsnota’s, veelal inclusief ruimtelijke implicaties, vastgesteld. Deze nota’s worden in het kader van de structuurvisie opnieuw vanuit een integrale afstemming bekeken op hun ruimtelijke consequenties. Daarbij zullen sommige nota’s (vrijwel) overeind blijven (bijvoorbeeld sport en maatschappelijke opvang), andere op ruimtelijke consequenties moeten worden herzien (bijvoorbeeld speelvoorzieningen) en andere zowel functioneel als ruimtelijk worden aangepast (bijvoorbeeld gemeenschapshuizen). Onderwijs en Jeugd Huidige situatie Belangrijk element in de Stadsvisie is het profiel van de kennisstad. Om deze kennisstad voor toekomstige en huidige burgers te realiseren, zijn hoogwaardige educatieve voorzieningen nodig. Maastricht als compacte stad kent een compleet en fijnmazig netwerk aan voorzieningen voor: Kinderopvang, Peuterspeelzalen, Primair Onderwijs, Speciaal Onderwijs, Voortgezet onderwijs, Middelbaar Beroeps Onderwijs, Hoger Beroeps Onderwijs en Academisch Onderwijs. De gemeente speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke aspecten van deze voorzieningen, en heeft daarmee invloed op de spreiding van scholen. De rol van de gemeente hierbij is tweeledig. Ten eerste heeft de gemeente een actieve en initiërende rol, zowel vanuit financiering en economisch eigendom van de huisvesting als vanuit haar wettelijke taken (bijvoorbeeld op het gebied van Voor en Vroegschoolse Educatie, Harmonisatie Peuterspeelzaalwerk‐Kinderopvang, Dagarrangementen, Passend Onderwijs). Ten tweede is er sprake van een regisserende rol, bijvoorbeeld bij de beoogde bundeling van educatieve partners rondom integrale kindcentra en de gewenste clustering van dergelijke voorzieningen bij ontmoetingsplekken. Mede als gevolg van onderwijswet‐ en regelgeving is er sprake van een stevige organisatie en infrastructuur in dit veld, waardoor een nauwe participatie van de gemeente met de bevoegde gezagen nodig is. Ontwikkelingen Vanwege de ontgroening van 2,5% per jaar komen met name de voorzieningen in het primair en speciaal onderwijs de komende jaren enorm onder druk te staan. Daarnaast blijkt ook uit het huidige leerlingenbestand van de scholen dat het afstandscriterium een steeds geringere rol speelt in het schoolkeuzeproces van de ouders. Een derde ontwikkeling is de toename van het aantal tweeverdienende gezinnen, waardoor er een groeiende behoeften is van ouders aan dagarrange‐ menten voor kinderen. Herschikking basisonderwijs In verband met bovengenoemde ontwikkelingen zijn nieuwe criteria voor aard, omvang en bereikbaarheid van de scholen wenselijk. De gemeente wil op basis daarvan samen met de schoolbesturen proactief gaan herstructureren/sturen. Een proactieve herstructurering van het aantal en de spreiding van voorzieningen moet bijdragen aan een aantal kwaliteitsslagen: ‐ Het toewerken naar zogenoemde ‘Integrale Kindcentra’ 0‐12 jaar (IKC) met ontwikkelingsgerichte dagarrangementen als basis van de pedagogische infrastructuur. In dit concept worden basisscholen, peuterspeelzalen, kinderopvang en voor‐ en naschoolse opvang gecombineerd.
pagina 80
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
‐
Achterstandsscholen integreren in IKC’s van voldoende omvang om toenemende segregatie tegen te gaan (max. 30% achterstandsleerlingen per school). Een groter doelgroepbereik Voor en Vroegschoolse Educatie (VVE) van nu 50% naar 100%. Voldoen aan de regelgeving passend onderwijs door inrichting van zorg in en om de school.
‐ ‐ Op basis van de nog te bepalen benodigde omvang van een Integraal Kindcentrum in relatie tot het aantal (van ca. 6.300) potentiële leerlingen, zal het aantal basisscholen van de huidige 27 afnemen tot 15‐18 Integrale Kindcentra in 2030. Geïsoleerde en/of unieke scholen vergen (al dan niet tijdelijk) een uitzondering op de gehanteerde norm van een kindcentrum. Om dit proces proactief te laten verlopen is een nieuw spreidingsplan nodig. Ordeningsprincipes basisonderwijs Voor het nieuwe spreidingsplan gelden de volgende ordeningsprincipes: ‐ Integrale Kindcentra moeten groot genoeg zijn om voldoende kwaliteit te bieden en dagarrangementen mogelijk te maken (marktpositie Kinderopvang). ‐ Indien mogelijk koppelen aan andere jeugdgerelateerde voorzieningen (in gebouw of in nabijheid). ‐ Onderwijslocaties moeten goed en veilig bereikbaar zijn: o primair onderwijs via veilige loop‐ en/of fietsroute; o speciaal onderwijs voor zover nodig met busjes en taxi’s. ‐ Door het strategisch positioneren van kindcentra in de stad toename van segregatie voorkomen. Voor het functioneren van dagarrangementen/markt en het bestrijden van onderwijsachterstanden is bijvoorbeeld voldoende middenklasse in het voedingsgebied nodig. ‐ Kindcentra bij voorkeur situeren nabij ontmoetingsplekken (stedelijkheidskaart) of aansluiten bij natuurlijke centrale plekken (plekken die nu goed functioneren, met stedenbouwkundige en functionele logica). ‐ Onderwijslocaties met een stedelijk of regionaal verzorgingsgebied (bijvoorbeeld Islamitische school, PC, vrije school) bij voorkeur positioneren nabij een subcentrum en goed regionaal bereikbaar (niet in woonbuurt in verband met bereikbaarheid/parkeren). ‐ Indien mogelijk bestaande gebouwen gebruiken en/of leegstaand vastgoed invullen. ‐ Zorg voor voldoende binnensportmogelijkheid nabij de school en voldoende buitenruimte en groen. ‐ Indien nieuwbouw moet worden gepleegd, flexibel bouwen. Zowel met het oog op veranderingen van schoolorganisatie (werken we over 20 jaar nog in klassen?) als met het oog op brede ontwikkeling (kindpartners mogelijk in het gebouw) en op duurzaamheid (mogelijkheid van een andere functie indien school alsnog op termijn verdwijnt ). Bij een gewijzigde spreiding op basis van bovenstaande ordeningsprincipes is er een beperkte toename van het aantal kinderen dat niet binnen 800 meter een basisschool kan vinden (conform bestaande afstandnorm spreidingsplan basisonderwijs 2006). Bij het ophogen van de norm met 200 meter wordt dit effect echter vrijwel teniet gedaan: binnen een straal van 1000 meter is voor vrijwel alle basisschoolleerlingen een school bereikbaar. Overig onderwijs De ontwikkelingen in het speciaal (passend) onderwijs moeten bezien worden vanuit een keuze voor eigenstandige zorg, dan wel geïntegreerde zorg in het reguliere onderwijs. Als gevolg van deze keuze kunnen de ruimtelijke consequenties bekeken worden. Ook hier wordt een afname van het leerlingenaanbod door ontgroening verwacht. Daarnaast is voor SBO en REC scholen (Speciaal Basis Onderwijs/ Regionaal Expertise Centrum) vanuit de gedachte van passend onderwijs een beweging gaande naar het opnemen van meer leerlingen binnen het reguliere basisonderwijs. Deze Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 81
verschuiving wordt drastisch versneld door de enorme bezuinigingsmaatregelen die de rijksoverheid heeft aangekondigd per 1‐1‐2013. Dit zal effect hebben op de omvang en bereikbaarheidseisen van kindcentra en het aantal voorzieningen voor speciaal onderwijs. Bij handhaving van gespecialiseerde scholen met een groter (regionaal) voedingsgebied blijven bestaande spreidingscriteria aan de orde. Het gaat dan onder meer om voldoende ruimte in en om de school en goede bereikbaarheid vanaf de hoofdinfrastructuur. Vooralsnog blijven de ruimtelijke consequenties van de geschetste ontwikkelingen voor het Voortgezet onderwijs en het Middelbaar Beroeps Onderwijs beperkt. In dit verband is de gemeentelijke rol vooral van faciliterende aard. Deze onderwijsinstellingen worden, mede gelet op hun regionale functie, en als voortzetting op de vigerende beleidslijnen, op stadniveau gerealiseerd. Eventueel is op termijn verdere ruimtelijke clustering mogelijk. Behoud van aanbod aan zowel de oost‐ als de westzijde van de stad blijft echter het uitgangspunt. Multimodale bereikbaarheid (ook vanuit de regio) en het bevorderen van onderlinge samenwerking staan centraal. In principe geldt deze ontwikkeling ook voor het Hoger Onderwijs. Het Hoger Beroeps Onderwijs is verdeeld over de stad. De universiteit is verdeeld over het centrum en de locatie Randwyck. De onderlinge relatie in het Hoger Onderwijs, alsmede de afstemming met cultuurstad, kan leiden tot ruimtelijke consequenties. Zoals het concentreren van kunstvakopleidingen in het nieuwe ’Quartier des Arts’ . Jongeren en voorzieningen in de openbare ruimte Jongeren maken nadrukkelijk gebruik van de openbare ruimte. Er is echter sprake van grote mobiliteit en flexibiliteit in groepen en hun behoefte. Daartoe is het wenselijk over de stad verspreide, gedifferentieerde vormen en plekken voor ontmoeting te hebben. Er zijn genoeg plekken in de stad, van belang is dat deze anders worden ingericht en gebruikt. Naast de initiërende rol van de gemeente die zorg draagt voor de voorzieningen, is de eigen inbreng van jongeren bij de keuze en invulling van een (tijdelijke) plek cruciaal. Sport en Recreatie heeft de afgelopen jaren in samenwerking met jongeren diverse succesvolle sport‐, speel‐ en ontmoetingsplekken gerealiseerd: skatepark op De Griend, Cruyffcourts, diverse sportkooien met aanvullende voorzieningen. Verdere afstemming met sport is dan ook van belang. Voorzieningen Sport en Recreatie Huidige situatie Sport en Recreatie is als belangrijke gemeentelijke taak vormgegeven in een aantal beleidsnota’s. Uitgangspunt vormt de vigerende Sportnota (2004). De visie gebaseerd op de ambitie ’meer bewegen door iedereen’ wordt nog steeds als goed gezien. Bij Sport en Recreatie gaat het om voorzieningen op het gebied van binnen‐ en buitensport, openbare sportvoorzieningen, recreatievoorzieningen en speelvoorzieningen. De gemeente treedt hier voornamelijk op in de rol van initiator. Qua specifiek beleid geldt voor buitensport het spreidingsbeleid buitensport (2007) als uitgangspunt, al loopt de realisatie (door met name financiële problemen) vertraging op. Voor de openbare sport‐ en speelvoorzieningen geldt dat de visie speelruimte op hoofdlijnen voor de komende periode nog steeds een goed kader biedt. Deze plekken voldoen aan de behoefte aan sociale cohesie en ontmoeting. Ontwikkelingen De spreiding van buitensport is stadsdeelgeoriënteerd opgepakt. De grote kwaliteitssportparken/multifunctionele sportparken zijn de ankerpunten voor de gehele sportinfrastructuur van de stad. In een groeiproces trekken de sportvoorzieningen die daaromheen pagina 82
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
liggen naar het kwaliteitssportpark/multifunctioneel sportpark toe. Ze vormen groene ontmoetingsplekken in de stad, die dienen als uitvalsbasis voor sport en recreatie in het omliggende groene (buiten)gebied (wandelen, hardlopen, fietsen etcetera). Begin 2011 is bepaald dat moet worden vastgehouden aan de ingeslagen koers. De twee pilots met een kwaliteitssportpark/multifunctioneel sportpark (West en Geusselt) worden in 2013 geëvalueerd. Daarna vindt de herijking van en besluitvorming over de spreiding plaats. Ook de ervaringen met het proces rondom de buitensportvoorzieningen moeten, gezien het belang voor de overige maatschappelijke voorzieningen, expliciet geëvalueerd worden. De koppeling van binnen‐, buiten‐, openbare sport‐ en speelvoorziening en de samenvoeging met andere maatschappelijke voorzieningen biedt nieuwe mogelijkheden voor het vergroten van het gebruik. Openbare voorzieningen op het gebied van sport, spel en recreatie hebben een sociale functie als ontmoetingsplek. Het beheersaspect moet in zijn algemeen meer aandacht krijgen bij de uitwerking. We spelen in op de trend dat er steeds minder behoefte is aan traditionele georganiseerde sportbeoefening (verenigingsverband) en de toenemende vraag naar informeel of zelf georganiseerde sportbeoefening. Naar de toekomst toe staan we open voor commerciële sportvoorzieningen, zoals fitnesscentra, klimhal, etcetera. Dit gebeurt vooral vanuit de faciliterende rol. Ten aanzien van de mogelijke Olympische Spelen 2028 in Nederland, haken we aan bij de keuzes die de Provincie Limburg maakt ten aanzien van het Olympisch Plan 2028. Herschikking De grote binnensportvoorzieningen waren in omvang en aantal conform de maat van de stad, uitgaande van de landelijke richtlijn van één sporthal per 20.000 inwoners. Momenteel heeft de stad vier sporthallen: Daalhof, Belfort, Geusselt en De Heeg. Er is een discussie gaande over de vervanging van de (voorheen dubbele) sporthal in Randwyck in combinatie met buitensportvoorzieningen (afwikkeling campus vanwege relatie met AZM en UM). De kleine binnensportvoorzieningen/gymzalen worden qua aantal en spreiding in relatie tot onderwijsontwikkelingen (Integrale Kindcentra) opnieuw verdeeld. Ordeningsprincipes Binnensportaccommodaties Rondom een Integraal Kindcentrum kan een straal van maximaal 1000 meter getrokken worden waarbinnen een gymzaal met voldoende capaciteit voor het grotere aantal leerlingen in een kindcentrum aanwezig moet zijn. Hierbij wordt uitgegaan van het principe dat de jongste doelgroep terecht kan in een speellokaal of vergelijkbare voorziening in of op korte afstand van het schoolgebouw. Openbare sport‐ en speelvoorzieningen Nieuwe inzichten en de opdracht om te komen tot vermindering van het areaal openbare sport‐ en speelvoorzieningen leiden tot aangepaste spreiding in de stad en op buurtniveau. ‐ De focus ligt op één, bij voorkeur centraal gelegen, goede en veilig bereikbare, openbare sport‐ en speelvoorziening per buurt (eventueel voor twee buurten samen). Deze heeft een minimale afmeting van 2.000m². Hieromheen blijft een beperkt aantal kleinschalige sport‐ en/of speelvoorzieningen bestaan waarbij voor jeugd t/m 12 jaar uitgegaan wordt van een actieradius van 400 meter. Vanaf 12 jaar, inclusief volwassenen en senioren, is deze 1000
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 83
‐ ‐ ‐
‐ ‐
meter. Bij instandhouding van speelplekken moet gelet worden op de fysieke omgeving (o.a. verkeersveiligheid). Het afstandscriterium wordt (per doelgroep en locatie) integraal bekeken met de diverse beleidsterreinen (sport‐onderwijs‐welzijn). Aandachtspunt is het aanhaken bij de buitenruimte van (basis)scholen en/of bestaande ontmoetingsplekken in een buurt. Groene speelplekken leveren een bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen. Deze groene speelplek biedt een kind de ruimte om op creatieve wijze in contact te komen met de natuur. Daarnaast leveren groene speelplekken een bijdrage aan het behoud van voldoende groen in de stad en het creëren van aantrekkelijke woonmilieus. Vanuit deze visie is er behoefte aan een aantal hoogwaardige, duurzame groene speelplekken verspreid over de stad. Tevens is het gewenst dat er voldoende kleinschalige groene speelaanleidingen zijn. Bij de herschikking spelen ook de beheersaspecten een belangrijke rol. Het organiserend vermogen van bewoners en sleutelbeheer komen daarbij aan de orde. Bij nieuwbouwplannen, herstructurering etcetera worden plekken voor openbare sport‐ en speelvoorzieningen vroegtijdig in de planontwikkeling meegenomen in afstemming met bewoners en gebruikers.
Overige sport en recreatie ‐ In 2013 vindt actualisatie van de sportnota plaats. ‐ Door de toename van informeel en zelf georganiseerd sporten en bewegen is er behoefte aan aanvullende en nieuwe recreatieve voorzieningen als wandel‐, hardloop‐ en fietspaden/routes, openbare fitnessplekken, etcetera. Voor een deel wordt hierin nu reeds voorzien op de kwaliteitssportparken/multifunctionele sportparken. Verdere analyse van deze behoefte wordt meegenomen in de actualisatie van de sportnota. Onderdeel hiervan is onder meer het creëren van samenhang en afstemming tussen de recreatieve voorzieningen, de kwaliteitssportparken/multifunctionele sportparken, commerciële sportvoorzieningen en de openbare sport‐ en speelvoorzieningen. ‐ Voor speeltuinen wordt uitgegaan van behoud op eigen kracht door particulier initiatief. Het beleid is niet gericht op actief investeren/stimuleren of kost wat kost in stand houden. ‐ Door de vergrijzing en het belang van voldoende bewegen voor deze doelgroep wordt er de komende jaren extra aandacht gevraagd voor specifieke seniorenvoorzieningen. Deze worden meegenomen op de kwaliteitssportparken/multifunctionele sportparken en in de spreiding van de openbare sportvoorzieningen. Voorzieningen Kunst en Cultuur De ambitie en de uitdagingen Maastricht wil een stad van culturele carrières en makers blijven, waar participatie enerzijds, artistieke relevantie en sterke ketenvorming anderzijds, hoog in het vaandel staan. De concurrentie tussen Nederlandse en Europese steden wordt immers in hoge mate bepaald door de al dan niet aanwezige culturele dynamiek. Kunst en cultuur spelen een belangrijke rol als vestigingsfactor en vormen een creatieve en innovatieve sector bij uitstek. Ze vormen echter ook een sterke ruggengraat voor het lokale, Maastrichtse DNA: de aandacht voor esthetische waarden (de zorg voor het materiële erfgoed) en voor actieve kunstbeoefening zitten diep geworteld in de lokale bevolking en worden ook omarmd door de internationale gemeenschap van kenniswerkers die zich de voorbije decennia in de stad gevestigd heeft. Zo bestaat er tussen kunst, cultuur, kenniseconomie en toerisme een positieve relatie die ingezet kan worden om Maastricht als cultuurstad duurzaam uit te bouwen.
pagina 84
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
De schaal van de culturele voorzieningen is, met uitzondering van de initiatieven voor amateurkunsten en kunsteducatie, bijna altijd direct stedelijk of bovenregionaal, met een theater, een bibliotheek/mediacentrum, een filmhuis en musea als meest zichtbare componenten. De locatie van die stedelijke voorzieningen leidt ook tot positieve dynamiek in de buurten waar deze gevestigd zijn. De uitdaging wordt om het bestaande te versterken en te borgen en tegelijk de nieuwe kansen die zich aandienen te durven grijpen. Maastricht heeft door zijn unieke geografische positie de kans om die verbindingen vanuit de reeds aanwezige productiekracht (stad van makers) sneller dan andere steden tot stand te brengen. Via een adequaat voorzieningenniveau van eigen podia en presentatieplekken kan Maastricht bovendien de polyculturele Euregio binnenhalen en de Euregionale centrumpositie als kunst‐ en cultuurstad versterken. Er speelt een drietal zaken: • Door de demografische transitie en economische structuurverschuivingen komen steeds meer locaties en terreinen leeg te staan of moeten langer op ontwikkeling wachten. Dit biedt ruimte voor creatieve bedrijven en kansen voor culturele experimenten. Tijdelijk gebruik wordt in plaats van ‘pleister’ een troef. • Maastricht Culturele Hoofdstad 2018 is een programma dat de productieve krachten bundelt en het ontstaan van nieuwe initiatieven stimuleert. Maastricht moet fysiek klaar zijn voor een dergelijk groot publiekaantrekkend cultureel jaar, met name op het gebied van de werkplaatsen, de podia, bereikbaarheid en de aantrekkelijkheid en inzetbaarheid voor cultuur van de openbare ruimte. • Veranderend cultuurbeleid, met name de forse structurele terugval in subsidies van het Rijk vanaf 2013, plaatst Maastricht meer dan ooit voor de eigen stedelijke verantwoordelijkheid: Maastricht kiest voor duurzame transformatie en innovatie van de reeds bestaande culturele infrastructuur, gekoppeld aan het slim en flexibel faciliteren van nieuwe cultuurdragers en ‐ aanbieders. Overzicht van de keuzes richting 2018 en 2030 De culturele infrastructuur vraagt maatwerk en state of the art voorzieningen die amateur en professional in staat stellen zich te ontwikkelen, elkaar te ontmoeten en samen te werken aan nieuwe producten. Opleiding, stedelijke ontmoeting, R&D, productie en presentatie komen zowel in de wereld van de podiumkunsten (theater, muziek, dans) als bij beeldende kunst, film, creatieve industrie en de amateurkunsten terug als de domeinen waarin de stad in het kader van de structuurvisie keuzes zal maken en haar verantwoordelijkheid wil nemen. Maastricht streeft naar: • een adequaat en dekkend voorzieningenniveau voor productie en presentatie in 2018; • het aantrekkelijker maken van het stadscentrum; • het oprekken naar nieuwe dynamische stadsdelen als Belvédère binnen de singels; • het duurzaam aansluiten op boeiende buitengebieden als de zone St.Pietersberg en bij uitbreiding op het parklandschap over de stads‐ en landsgrenzen heen; • uitbouw van Belvédère binnen de singels tussen nu en 2020 tot een sterke nieuwe binnenstedelijke culturele en creatieve ‘bestemming’, een mooie pendant van de wijk Céramique (Noord en Zuid). Podiumkunsten (theater, dans, klassieke muziek, pop, film) Met het oog op 2018 zal in de theatersector de hele keten duurzaam gefaciliteerd worden: • Opleiding en vooropleiding (theater en dans), op dit ogenblik in het Jekerkwartier, kunnen mogelijk als ‘Quartier des Arts’ een kwaliteitssprong maken.
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 85
• • • • •
Het stedelijk podium Theater aan het Vrijthof krijgt een centrale programmeringrol over de hele stad (Vrijthof en overige locaties zoals OLV‐Basiliek, AINSI, St.‐Jan, Bassin). Het Theater aan het Vrijthof speelt vanaf de nieuwe cultuurplanperiode (2013‐2016) de rol van aanjager van jong talent en draaischijf van stadsbrede en internationale podiumkunstenfestivals en werkt die rol uit met de in de stad aanwezige producenten. LSO en Opera Zuid zullen blijven functioneren vanuit de huidige voorzieningen. Het Stadsgezelschap Toneelgroep Maastricht blijft spelen in het Derlontheater en wordt bij voorkeur in de zone Timmerfabriek/Sphinx duurzaam gefaciliteerd met een nieuwe adequate repetitievoorziening. Nieuwe producenten worden uitgenodigd gebruik te maken van de geplande werkplaatsen en van de bestaande podia (Timmerfabriek, Vrijthof, AINSI, Derlon).
Daarom word de ambitie om een middenzaal of een concertzaal te bouwen vanaf nu geplaatst in een breder perspectief van de lange termijnontwikkelingen in de gehele zone van Belvédère binnen de singels. In het cultuurcluster Timmerfabriek kan naast filmtheater Lumière en repetitieruimten voor Toneelgroep Maastricht en theatermakers ruimte gemaakt worden voor topexposities, evenementen en creatieve bedrijvigheid (showcase/kunsthal, werkplaats, ontmoeting). Na 2018 kan overwogen worden om de ontwikkeling van nieuwe en permanente stedelijke podia door te zetten in het gebied van Belvédère binnen de singels. Voor podiumkunsten in het algemeen geldt dat deze zich bij voorkeur vestigen in of rond de binnenstad. Versterkte aandacht voor het nog aanwezige theatrale erfgoed in het stadscentrum is het sluitstuk van deze beweging. Op het vlak van de popmuziek is een snelle extra impuls met het oog op 2018 noodzakelijk. Voor mogelijke uitbreiding van podiumfaciliteiten hiervoor is een onderzoek gestart. Het bestaande popproductiecentrum groeit sterk en vraagt een verankering van de huidige voorziening aan de Bankastraat. Film is sinds jaar en dag een sterkhouder van het culturele leven in Maastricht. Het sterk groeiende Lumière (meer dan 110.000 bezoekers per jaar) is een van de meest internationale ontmoetingsplaatsen geworden en zou vanaf 2012 kunnen doorgroeien in het cultuurcluster Timmerfabriek. Hiermee kan de Noordwand van het Bassin een beslissende impuls krijgen en wordt het gebied aantrekkelijker voor de groeiende internationale studentenpopulatie, zeker bij doorgroei naar een Quartier des Arts. Beeldende kunst en vormgeving, architectuur, creatieve industrie Maastricht streeft naar consolidatie van de complete keten, van vooropleiding en opleiding (ABKM) tot en met presentatie‐instellingen en de mogelijkheid tijdelijke evenementen en initiatieven ruimtelijk te faciliteren. De veranderende condities (subsidies, de snel evoluerende markt onder invloed van nieuwe technieken) vragen om een flexibeler omgang met de bestaande en met eventuele nieuwe infrastructuur. • Faciliteren van werkruimte en ateliers krijgt met het oog op 2018 prioriteit, onder meer via SAM. Eigen aan deze voorzieningen is de flexibiliteit ervan, zowel geografisch als in de tijd. • Ook de stad en het omliggende landschap zullen richting 2018 meer en meer uitgespeeld worden als context voor beeldende kunst, architectuur en land art. • Tijdelijke voorzieningen in nog niet ontwikkelde gebieden vormen een kans om leegstand te voorkomen en/of stadsdelen nieuwe impulsen te geven. • Beeldende kunst, architectuur en vormgeving vergen ten slotte ook adequate presentatieplekken: ook hier kan het gebied Timmerfabriek/Sphinx/Landbouwbelang, al dan
pagina 86
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
•
niet in combinatie met een Quartier des Arts, een sterke locatie worden voor presentatie van actuele kunstproductie en voor de kunstmarkt zelf (van Marres tot TEFAF). Regionale afstemming met Bonnefanten, Schunck en Domein biedt de kans om de internationale profilering van Maastricht en Zuid‐Limburg duurzaam gestalte te geven.
Vanaf 2012 en tot en met 2020 zal in het bijzonder de sterk groeiende creatieve sector, hoofdzakelijk MKB en zzp’ers, ruimte krijgen om zich organisch door te ontwikkelen. Initiatieven voor flexibele werkruimte ontwikkelen zich weliswaar in een stagnerende conjunctuur sneller, omdat vastgoed anders niet meer gevuld raakt. De factor ontmoetingsplaats en showcase is echter onder louter marktcondities moeilijker te realiseren en daarom ligt hier tussen nu en 2018 een interessante rol voor de gemeente: het uitspelen van de bestaande locaties of voorraden biedt een uitgelezen kans om in het hart van de stad het creatieve potentieel van de sector uitstekend zichtbaar te maken en het vestigingsklimaat, vooral voor jonge afgestudeerden, duurzaam te versterken. Amateurkunsten en cultuurparticipatie De ‘ruggengraat’ van cultureel Maastricht zal ook met het oog op 2018 verder gefaciliteerd worden. Het amateurveld is al lang niet meer buurtgebonden, verenigt zich projectmatig en op die plaatsen die het meest geschikt zijn voor repetitie en uitvoeringen. De klassieke spreidingsgedachte via een dekkende infrastructuur wordt naar aanleiding van de structuurvisie verruild voor een dynamische aanpak waarbij het particuliere initiatief (de verenigingen en actieve kunstenaars) gestimuleerd wordt en de gemeente goede condities, cultuureducatie en spreiding realiseert. De Gemeente Maastricht faciliteert structureel de amateurkunsten via een centraal depot en decorwerkplaats, via mogelijk maken van medegebruik van repetitievoorzieningen en via een prominentere plaats voor amateuruitingen op de reguliere podia, in het bijzonder het Theater aan het Vrijthof. Daarnaast is de sector zelf ook begonnen met clustering en professionalisering in eigen voorzieningen. De Gemeente zal binnen de mogelijkheden van de eigen voorraad maatwerk en synergie trachten te realiseren: ruimte die voor verenigingen betaalbaar is, eerder dan dure opschaling of afgedwongen clustering met andere maatschappelijke voorzieningen. Voetstuk onder een actief amateurleven is een goede, betaalbare en vroege toegang tot kunst‐ en cultuureducatie en tot kennis en (nieuwe) media. Tussen nu en 2018 zullen de beide gemeentelijke instellingen Kumulus en Centre Céramique daarom een nieuw en dekkend aanbod ontwikkelen, niet alleen in de eigen voorziening, maar ook in de wijken en buurten en op scholen. Centre Céramique wordt daarbij een aantrekkelijke en vlot toegankelijke stedelijke ontmoetingsplek voor de scholier, de student, de cultuurliefhebber (Maastrichts of van buiten) en amateurkunstenaar. Kumulus levert maatwerk in buurt en wijk en speelt in op de snel veranderende vraag. Erfgoed en identiteit Kunst en cultuur bouwen voort op traditie en zetten het door de vorige generaties overgeleverde en gekoesterde erfgoed ook in voor hun producties en voor de presentatie ervan. Gebouwen, monumenten, vestingwerken en landschapsparken vormen de natuurlijke context waarin zich het stedelijke culturele leven situeert (festivals en uitvoeringen op locatie, exposities en uitvoeringen in kerken of in industriële monumenten). Die context wordt tussen nu en 2030 verder verrijkt met nieuwe stedelijke en hedendaagse architectuur enerzijds en met het ontsluiten van het aanwezige erfgoed anderzijds: zowel de vestingwerken als het gebied van de St. Pietersberg/Groeve (duiding natuurhistorie) en de Landgoederenzone kunnen de stad in 2018 prominent op de Europese kaart zetten. Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 87
In de binnenstad wordt het erfgoedaanbod rond het Vrijthof vanaf 2012 ‘gecompleteerd’ met een vernieuwd Museum aan het Vrijthof (met aandacht voor het stedelijk leven en de kunstnijverheid van de voorbije vier eeuwen) en een projectruimte van de BV Limburg in de Hoofdwacht. Samen met onder andere. de schatkamer van Servaas en met Bonnefanten wordt een rijk ‘erfgoedcircuit’ vormgegeven. De erfgoedwaarden van Tapijn worden ontsloten door het zoeken naar functies (kennis, cultuur) op maat van dat gebied. Vanuit Maastricht zal ook actief de erfgoedverkenning van de bredere Euregio aangeboden worden (Karel de Grote, Luik, de mijnsteden) , als belangrijke impuls voor meerdaags verblijf en bezoek. De stad als podium. Festivals in een unieke context Sluitstuk voor een boeiende cultuurstad is de wijze waarop de pleinen en parken ingezet worden als speelplek voor tijdelijke evenementen en festivals. Daarom bieden de stadsontwikkeling in Belvédère en langs de A2 enerzijds, en de ontsluiting van het landschap rond de stad anderzijds, unieke kansen. De Gemeente zal na verplaatsing van de Noorderbrug het Frontenpark uitbouwen tot groene stedelijke ontmoetingsplek en ‘festivalterrein’ (referentie: Park Spoor Noord in Antwerpen), waar nauw aansluitend op de cultuurzone rond Sphinx/Bassin/Landbouwbelang de stedelijke cultuurfestivals vanaf 2018 een vaste plek kunnen krijgen. De nieuwe stadsboulevard op de A2 wordt een uitgelezen plek om te experimenteren met kunst in de openbare ruimte, en Pietersberg en Landgoederenzone bieden context en sfeer voor unieke locatieprojecten. Conclusie: Maastricht wordt een avontuurlijke en gevarieerde culturele biotoop Een cultureel aantrekkelijke stad vraagt niet alleen om duurzame zorg voor de gevestigde culturele voorzieningen (dat is de basis onder elk stedelijk cultuurbeleid), maar ook om het aanbieden van verrassende, soms tijdelijke omgevingen die het vertrouwde centrum bewust overstijgen. Deze dynamiek kan naast economische meerwaarde (nieuwe productie, hieraan gerelateerde werkgelegenheid, publieksbereik en secundaire bestedingseffecten) ook tot een hedendaagse uitstraling van de stad zelf leiden. Het laat een verrassend andere kant van Maastricht zien en spreekt daarmee een doelgroep van een jonger en meer internationaal georiënteerd publiek, ondernemers en makers aan. Een kans dus, om tussen nu en 2018 organisch en vooral mentaal door te groeien naar een grotere, altijd boeiende en meer avontuurlijke cultuurstad.
pagina 88
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Voorzieningen Welzijn, Zorg en Gezondheid Huidige situatie Het voorzieningenpakket voor Welzijn, Zorg en Gezondheid is zeer divers en omvat gemeenschapsaccommodaties, informatie‐ en participatiepunten, eerstelijns‐ en tweedelijnszorg en opvangvoorzieningen. Ook de verantwoordelijkheid en betrokkenheid van de gemeente (eigendom, beheer, exploitatie) is zeer divers. De gemeente doet dit op grond van haar drie onderscheidende rollen als initiator, regisseur en facilitator, waarbij deze ook in combinatie kunnen voorkomen. In het gemeentelijk welzijnsbeleid is het accent steeds meer komen te liggen op het in positie brengen van de individuele burger om vorm te geven aan zijn eigen leven en leefomgeving, waardoor initiatieven voor ontmoeting en participatie centraal komen te staan. Er is daartoe behoefte aan flexibele, kleinschalige voorzieningen, maar ook aan samenhang met grotere, gespecialiseerde voorzieningen in de stad. Het bieden van ruimtelijke mogelijkheden aan zich ontwikkelende initiatieven is belangrijk. Het beleid is gericht op het stimuleren van participatie en sociale stijging. Ontwikkelingen Verschillende contraire ontwikkelingen moeten met elkaar worden verbonden. Er is enerzijds sprake van een trend van schaalvergroting die een wijk‐ en zelfs stadsoverschrijdend denken vereist. Aan de andere kant vindt ook steeds meer specialisatie plaats met bijbehorende gespecialiseerde kleinschalige voorzieningen. Dit laatste wordt versterkt door een derde ontwikkeling: de verschuiving van formele dienstverlening en zorg naar informele netwerken en eigen verantwoordelijkheid. Individualiteit wordt gekanteld naar meer sociale samenhang. Voor de gemeentelijke organisatie betekent dit een grotere diversiteit in initiatieven en een minder uniforme aanpak binnen en tussen wijken. Bij de herschikking van de formele voorzieningen grijpen gemeentelijke en particuliere voorzieningen steeds meer als een systeem in elkaar, zoals gezondheidscentra en decentralisatie van tweedelijnsvoorzieningen, maar ook de relatie tussen WMO‐voorzieningen voor thuiswonende ouderen en zorgcentra. Voor elk onderdeel van Welzijn, Zorg en Gezondheid leiden bovengenoemde ontwikkelingen tot verschillende consequenties voor het voorzieningenaanbod en de spreiding daarvan over de stad of regio. Herschikking Gemeenschapshuizen en welzijnswerk Principieel moet de vraag worden beantwoord of en in welke vorm de gemeenschapshuizen nog voldoen aan de wensen/behoeften van de beoogde doelgroep. Niet elke wijk heeft behoefte aan een gemeenschapshuis en/of kan dit ook in stand houden. In de huidige praktijk blijkt ontmoeting niet altijd te gaan om een georganiseerde activiteit in een buurthuis. Een inloopplek in een woon‐ zorgcomplex kan een zelfde (of betere) manier bieden voor sociale ontmoeting. Bijeenkomsten van een schilderclub kunnen mogelijk ook in een schoolgebouw plaatsvinden. Het bestuur en beheer van de (nieuwe) gemeenschapshuizen is een toenemend punt van zorg. Zelfs de huidige grote locaties draaien moeizaam. Problemen doen zich bij bijna alle aspecten van instandhouding voor: bestuur, organisatie en beheer, de functionaliteit van het gebouw en de onrendabele top in de financiering. Een belangrijk aspect daarin is de spanning tussen enerzijds de noodzaak van een rendabele exploitatie (leidend tot meer commerciële prijzen) en anderzijds de opdracht om een passend aanbod te bieden voor specifieke doelgroepen. Los van de ruimtelijke spreiding moet de aandacht in de komende periode met name op dit punt gericht zijn. Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 89
Voor een toekomstige ruimtelijke structuur gelden de volgende inrichtingsprincipes: ‐ Een klein aantal grote locaties (maximaal 4), evenwichtig verspreid over de stadsdelen en de stad als totaal, aansluitend bij de ontmoetingsplekken in wijken. Voorbeelden hiervan zijn Centre Manjefiek Malberg en Trefcentrum Wittevrouwenveld. Bekeken moet worden of en op welke plekken er verder behoefte aan een dergelijke voorziening bestaat, en hoe aan deze behoefte voldaan kan worden binnen het bestaande aanbod. ‐ Aanvullend op het beperkte aantal grotere voorzieningen is er ruimte voor kleinschaliger (satelliet) voorzieningen. Dit kan gaan om bestaande kleinere buurtcentra met goed functionerend beheer en exploitatie of om andere vormen zoals bijvoorbeeld de Buurtbröks. Deze ontstaan op basis van spontane en/of kleinschalige behoefte. Het ontstaan moet gefaciliteerd worden, het uitgangspunt is dat het gaat om voorzieningen die kunnen worden aangepast of ’uitgeruild’ bij een veranderende behoefte van de gebruikers. Nabijheid van ontmoetingsplekken in buurten is gewenst vanuit het oogpunt van ontmoeting. ‐ Daarnaast is er ruimte voor zichzelf bedruipende particuliere voorzieningen. Deze blijven voor wat betreft de gemeente buiten het beleid, maar worden wel gerekend tot de beschikbare voorzieningen. Datzelfde geldt ook voor een (commercieel) buurtcafé met zaalfaciliteiten. Wijkservicepunten en Centrum Jeugd en Gezin De wijkservicepunten zijn verdeeld over de stadsdelen. Zij volgen de natuurlijke loop en de logische ontmoetingsplekken van mensen. Locaties zijn: Centre Manjefiek Malberg, Trefcentrum Wittevrouwenveld, Buurtcentrum Mariaberg en Centre Céramique. Uitgangspunten voor ruimtelijke spreiding zijn: ‐ vestigen van wijkservicepunten vooral in de bestaande ontmoetingsplekken (nabij kindcentrum, winkels, gemeenschapshuis en dergelijke.); ‐ het Centrum voor Jeugd en Gezin volgt het spreidingsbeleid van de wijkservicepunten en kiest een bestaande maatschappelijke voorziening, zoals het kindcentrum of het gezondheidscentrum, als locatie; ‐ aanhaken van de loketten voor werk en inkomen. Maatschappelijke opvang Ook binnen maatschappelijke opvang is sprake van een tweeledige ontwikkeling. Enerzijds neemt de behoefte aan regionale spreiding toe vanwege concentratie en specialisatie. Mogelijk komen ook locaties in Maastricht hierdoor te vervallen. Specifieke zorggroepen, zoals bijvoorbeeld vrouwen in moeilijkheden, worden vaak kortdurend gericht opgevangen waardoor de lokalisering relatief plaatsongevoelig is. Wel is goede bereikbaarheid met verschillende vormen van openbaar vervoer van belang. Bij voorkeur bevinden de functies voor groepen als daklozen en verslaafden zich aan de rand van de binnenstad. Een tweede ontwikkeling is het zo veel mogelijk overgaan tot individuele, begeleide vormen van opvang in reguliere wijken en woningen (extramuralisering) om mensen niet te scheiden van hun sociale netwerken. Dit stelt eisen aan de beschikbaarheid van het (al dan niet aangepaste) woningaanbod. De inrichtingsprincipes voor stedelijke opvangvoorzieningen, zoals vastgelegd in de beleidsnota Stedelijk Kompas (2008) zijn: ‐ locatie draagt bij aan participatie in de samenleving en bevordert zelfredzaamheid cliënt; ‐ locatie biedt voldoende veiligheid voor de zorgontvanger; ‐ geen concentratie van voorzieningen in een buurt; ‐ geen enkele buurt is op voorhand uitgesloten voor vestiging van een voorziening. pagina 90
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Voor de opvang van daklozen en verslaafden geldt aanvullend: ‐ niet huisvesten bij ‘kwetsbare’ voorzieningen; ‐ op overzichtelijke locaties; ‐ locatie biedt geen gelegenheid om rond te hangen. Individuele voorzieningen Beleidsmatig en individueel is de trend om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. Oudere mensen hebben in hun lange leven een groot netwerk opgebouwd. Het is van belang om de effecten daarvan (zoals vormen van mantelzorg) in stand te houden. Belangrijke principes zijn: ‐ aanpasbare en flexibele woningen; ‐ goed bereikbaar met openbaar vervoer; ‐ nabij ontmoetingsplekken in de buurt; ‐ met parkeermogelijkheid voor toenemend aantal verzorgenden. Zorgcentra Zorgcentra stonden door hun imago sterk geïsoleerd in de buurt. Door een facelift van het profiel ’bejaardenhuis’ via woonzorgcentra naar ’wonen met zorg’ bieden zij in een vergrijzende samenleving nieuwe ontmoetingsmogelijkheden voor meer dan alleen de bewoners. Nabijheid bij een ontmoetingsplek heeft daarom de voorkeur, als (re‐)loatiekeuze aan de orde is. Nader uitgewerkt zal moeten worden welke mogelijkheden er zijn en welke rol de verschillende partners daarin kunnen vervullen. De opdracht van verpleeg‐ en verzorgings huizen is met name de koppeling van alle aspecten: wonen, zorg, gezondheid en welzijn. De verpleeg‐ en verzorgings huizen waren tot nu toe meer naar binnen gekeerd en daarom vooral stadsbreed gevestigd. De verwachting is dat ook hier een verschuiving plaatsvindt naar meer kleinschalige zorg en meer diversiteit. Doel is om stadsbreed te komen tot een evenwichtig pakket met voldoende aangepaste zorgwoningen, kleinschalige centra en stedelijke, gespecialiseerde voorzieningen. Met name voor die laatste voorzieningen is multimodale bereikbaarheid van belang. Gezondheidszorg Voor gezondheidscentra is, in samenspraak met betrokkenen, reeds een spreidingsplan ontwikkeld waardoor er in plaats van 35 huisartsen 15 samengestelde centra (arts, tandarts, apotheek, tandtechnisch centrum enz.) ontstaan conform de volgende principes: - goede verdeling over de stad; - goede bereikbaarheid (te voet, fiets, auto, OV) en toegankelijkheid voor patiënten; - bij voorkeur in het hart van de wijk nabij andere voorzieningen (winkels, scholen) en ontmoetingsplekken; - kleinschaligheid (2‐3 artsen per GZC); - 2‐3 stadsdeelcentra met wijkoverstijgend karakter. Bij de regionale (tweedelijns)gezondheidszorg ligt het accent op de oostzijde van de stad (Randwyck/ omgeving Vijverdal).
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 91
4
Architectuur en cultureel erfgoed 4.1 Architectuur
De structuurvisie spreekt zich uit over het raamwerk van publieke ruimtes, en profilering en sfeer van de gebieden in de stad. Het beeld van de stad wordt daarnaast vooral bepaald door haar gebouwen. Daarmee ligt een belangrijke relatie met het architectuurbeleid van de stad, zoals dat o.a. tot uitdrukking komt in het Welstandsbeleid. Bijzonder voor Maastricht is haar historische karakter. Kenmerkend is de continuïteit in de ontwikkeling van de stad. Maar niet alleen behoud van het waardevolle is belangrijk, ook vernieuwing met gevoel voor kwaliteit. Maastricht heeft een lange traditie opgebouwd waar het gaat om de samenhang van openbare ruimtes, architectuur en cultureel erfgoed. De relatie van gebouwen met hun omgeving staat centraal , niet alleen in de historische gebieden, maar ook in de subcentra, de woonwijken en het landschap. Vanuit deze structuurvisie is een aantal raakvlakken te benoemen met het architectuurbeleid van de stad: De relatie van gebouwen met de openbare ruimte, de derde dimensie (hoger bouwen) en architectonische aandachtsgebieden. Relatie gebouwen met openbare ruimte. Het centrale thema van deze structuurvisie is ruimte voor ontmoeting. Met name in de binnenstad, de subcentra en de ontmoetingsplekken in wijken en buurten is de relatie van het gebouw met de openbare ruimte wezenlijk voor de levendigheid en de verblijfskwaliteit van de omgeving. Hier is dus bijzondere aandacht vereist voor de “plint”, de begane grondlaag waar zich de entrees van de gebouwen bevinden. Bij voorkeur bevinden zich hier de toegangen en is een flexibele invulling mogelijk voor detailhandel, voorzieningen of wonen. De derde dimensie. In de nota “Hoger Bouwen” worden uitgangspunten geformuleerd voor de bepaling van de bouwhoogtes van nieuwe gebouwen. Voor de Maastrichtse situatie gelden een paar bijzondere kenmerken: Continuïteit in de ontwikkeling, de ligging in het dal en een sterk imago. Om met dat laatste te beginnen: Maastricht heeft hoogbouw niet nodig om zich een stedelijk imago te verschaffen. Daarnaast is Maastricht één van de weinige steden die vanaf een paar hoge punten kan worden overzien. Dit vraagt om een zeer bijzonder behandeling van het stadssilhouet. Tenslotte: Maastricht kent geen grote sprongen in haar ontwikkeling en daarmee ook geen sterke contrasten in schaalgrootte of hoogte van gebouwen. Een toren van 100 meter zou een inbreuk betekenen op het geleidelijk ontwikkelde stadsilhouet. Beleid voor hoger bouwen in Maastricht Hoger bouwen kan vanwege zuinig ruimtegebruik, creëren van stedelijkheid en de wens van de consument (veiligheid, uitzicht) een meerwaarde hebben in de Maastrichtse situatie. Hoger bouwen relateert zich nadrukkelijk tot de omgeving. Het onderscheid in woonmilieus uit de nota “Wonen in beweging”, geldt hierbij als leidraad. In de centrummilieus (rood), de stedelijke woonmilieus en de parkwijkmilieus (roze) ligt hoger bouwen voor de hand, met een maximale goothoogte van 20 meter langs hoofdwegen en bij voorzieningencentra. Hoogbouw als compositorisch element is in de centrummilieus niet uitgesloten. Voor de dorpskernen en de historische linten (geel) (Amby, Wolder, Limmel, Heer, Heugem) geldt een maximale goothoogte voor nieuwbouw van 10m. Dit geldt ook voor de villamilieus. Voor de stadsrandmilieus (groen) geldt hetzelfde, alleen is in voorzieningencentra en op markante plekken hogere bebouwing tot een goothoogte van 20m. niet uitgesloten. Voor bedrijfsterreinen moet de hoogte van de bebouwing in samenhang met de typologie van de bedrijven en het aangrenzende landschap nader pagina 92
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
worden bepaald. Dit geldt ook voor de groene stadsranden, zoals de Landgoederenzone. Op onderstaande kaart is de discussieruimte voor hoger bouwen in Maastricht aangegeven.
Beleid voor hoogbouw in Maastricht Hoogbouw betreft gebouwen, hoger dan 30 meter. Bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals zendmasten en windmolens, vallen buiten dit beleidskader. Hoogbouw is niet mogelijk binnen het beschermd stadsgezicht. Op de locatie Landbouwbelang is bouwen hoger dan 30 meter plaatselijk bespreekbaar vanwege de van oudsher grootschalige bebouwing ter plaatse. Hoogbouw is niet mogelijk in de zichtlijn vanaf de Pietersberg naar de torens van St.Jan en St. Servaas. Buiten de bovengenoemde zones is hoogbouw bespreekbaar als stedenbouwkundig compositiemiddel binnen een centrummilieu (rood). Het gaat dus om de markering van een belangrijk punt in de stad. Mochten op termijn andere gebieden zich tot centrummilieu ontwikkelen dan kan overwogen worden om ook daar hoogbouw bespreekbaar te maken. Binnen een centrummilieu moet sprake zijn van functiemenging (een levendige “plint”), en een hoogwaardig ingerichte openbare ruimte met geïntegreerde parkeeroplossingen. Bij hoogbouw gaat het om torens. Dat wil zeggen: alle zijden moeten minstens 2x zo hoog als breed zijn. Voor de maximale hoogtes gelden twee uitgangspunten: Het silhouet van de binnenstad moet gerespecteerd worden en nieuwe hoogbouw mag niet uitsteken boven de dalrand aan de oostzijde van de stad. Dit leidt tot een maximum hoogte van 50 meter goothoogte, gerekend vanaf het plaatselijke maaiveld. Bij de stadsentrees langs de A2, d.w.z. omgeving Geusselt en Randwijck /Europaplein is maximaal 70 meter goothoogte vanaf het plaatselijk maaiveld toegestaan. Zoals uit de kaart blijkt is rond de Noorderbrug hoogbouw bespreekbaar. Hoogbouw direct aan de rivier past echter niet in het tot nu toe gevoerde beleid ten aanzien van de Maasoevers. Rekening houdend met de schaal van de huidige Maasoevers is altijd terughoudend met hoogtes direct langs de rivier omgegaan. Als hier hoogbouw komt, moet het op enige afstand van de rivier zijn. Er moet sprake
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 93
zijn van een hoogwaardige architectuur. Met name de kwaliteit van de dakopbouw verdient aandacht. Boven de voorgestelde 50 en 70 meter goothoogte wordt maximaal 10 meter (nokhoogte) ruimte gegeven om de dakopbouw of beëindiging vorm te geven. Technische installaties, liftopbouwen, zendmasten etc., moeten binnen deze ruimte worden opgenomen. Om het stadssilhouet te behouden en zo mogelijk te versterken zal alle nieuwbouw welke het zicht op het oude stadssilhouet kan beïnvloeden nadrukkelijk onderwerp zijn van nadere studie. Voor elk hoogbouwproject moet een hoogbouweffectrapportage worden gemaakt, waarbij naast het effect op de naaste omgeving ook het uitzicht vanaf enkele hooggelegen punten in de stad aanschouwelijk wordt gemaakt. Dit zijn in ieder geval de Pietersberg, de Louwberg, de Belvedereberg, en waar nodig enkele punten vanaf de hoogterrassen aan de oostzijde van de stad. Ook moet het effect van een hoogbouwplan op de verkeersaantrekkende werking worden onderzocht. Om te voorkomen dat parkeerdruk in de directe omgeving van hoogbouw onevenredig toeneemt wordt parkeren inpandig gerealiseerd. Hiervan kan alleen bij “hoge” uitzondering worden afgeweken. Architectonische aandachtsgebieden. Dit zijn gebieden waar nu een bijzonder samenhang is tussen architectuur en de stedenbouwkundige context. Bij herstructurering is dan ook een speciale aandacht vereist voor die samenhang. (Zie ook kaart architectonische aandachtsgebieden). Historische Binnenstad. Hier speelt vooral de schaalkwestie: Over het algemeen heeft de binnenstad een kleinschalig karakter. Zij wordt vooral gekenmerkt door individuele panden, met hier en daar een publiek gebouw in een grotere schaal. Een uitzondering is het gebied bij het Bassin, dat als industrieel kwartier in de 19e eeuw tot ontwikkeling kwam. Hier is ruimte voor meer grootschalige gebouwen. Het dakenlandschap is karakteristiek voor de historische binnenstad en derhalve een belangrijk aandachtspunt. De opgaves op binnenterreinen, zoals de Vermicellifabriek moeten passen binnen de opgebouwde traditie van inbreidingsplannen, zoals het Herdenkingsplein. Dorpslinten. Hier gaat het om respect voor de historisch gegroeide structuur. Randwijck. Door enkele decennia supervisie aan de hand van het Masterplan Randwijck is hier een sterke samenhang ontstaan tussen de gebouwen onderling. De hoogte is vrijwel overal ca 20 meter, en er is in een orthogonale opzet in rooilijnen gebouwd. Bij nieuwbouw moet rekening worden gehouden met dit sterk samenhangende beeld. Maar ook geldt: Verscheidenheid binnen de eenheid: Uitzonderingen zijn uiteraard mogelijk, maar bij voorkeur op markante plekken binnen het weefsel, of aan de randen. Wederopbouwwijken. Buiten de binnenstad bevinden zich enkele woonwijken, waar sprake is van een sterke samenhang tussen architectuur en stedenbouwkundige opzet. Met name de wijken die ontworpen zijn door F. Dingemans behoren daartoe. Dit zijn Caberg, Malpertuis, Pottenberg, Mariaberg , Nazareth, Heugemerveld, Wijckerpoort en de Westrand van Amby. Doordat de wijken in betrekkelijk korte tijd zijn gebouwd hebben ze een sterk samenhangend architectonisch beeld, vaak met stijlkenmerken uit de vijftiger jaren. Bij vernieuwing van deze buurten moet rekening worden gehouden met dit sterke samenhangende beeld.
pagina 94
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Kaart architectonische aandachtsgebieden
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 95
4.2 Cultureel erfgoed De stad Maastricht heeft circa 1660 rijksmonumenten en twee beschermde stadsgezichten en is daarmee de tweede monumentenstad van Nederland. Het cultureel erfgoed van Maastricht is vooral bijzonder door de hoge kwaliteit van de historische binnenstad, het groot aantal kerken en kloosters als relicten van het religieus erfgoed, de vestingstructuur als unieke staalkaart van vestingwerken uit verschillende perioden, het rijke bodemarchief met hoge archeologische verwachtingswaarden, het industrieel karakter van de keramiekstad aan de rand van de binnenstad en ten slotte de parochiewijken rondom de stad die landelijk een zeer hoge stedenbouwkundige waarde hebben. Het cultureel erfgoed van Maastricht is van belang voor de stad doordat hiermee mede de identiteit van de stad en de Maastrichtenaar wordt bepaald. Het cultureel erfgoed laat zien wat tot Maastricht behoort, wie de stad was, maar vooral wie ze wil zijn. Het voedt daarmee het collectieve geheugen van inwoners en bezoekers. Daarnaast levert het een bijdrage aan Maastricht als woonstad door een positieve invloed op de sfeer en kwaliteit van de woonomgeving. Doordat verkrotting en verpaupering door restauratie en herbestemming wordt tegengegaan, ontstaat er tevens een goed leefklimaat. De esthetische kwaliteiten van de stad werken door in het economisch belang van Maastricht als bezoekstad. De historische stad bevordert toerisme en recreatie alsmede het vestigingsklimaat voor bedrijven. Ook de universiteit en andere onderwijsinstellingen zijn vaak gevestigd in monumentale gebouwen, wat Maastricht als kennisstad ten goede komt. Monumenten worden niet alleen aangewezen vanwege hun schoonheid en cultuurhistorische waarde, maar ook vanwege de betekenis in de wetenschap. Het cultureel erfgoed draagt bij aan de wetenschappelijke potentie van de historische stad als onderzoeksthema. Ten slotte is cultureel erfgoed ook een kunstuiting op zichzelf, puur vanwege de uitstraling en de onvervangbare esthetische waarden. Dat maakt onlosmakelijk onderdeel uit van Maastricht als cultuurstad. Er zijn twee soorten bedreigingen voor het Maastrichts cultureel erfgoed: ‐ Een gebrek aan menselijk ingrijpen, waardoor de tand des tijds vrij spel krijgt. Dit geldt zowel voor archeologie (natuurlijke degradatie van het bodemarchief) als voor monumenten (verval door leegstand of verwaarlozing). ‐ Onzorgvuldig menselijk ingrijpen, waardoor het cultureel erfgoed bewust, ongezien of onbedoeld verdwijnt (ontwikkeling zonder behoud). Belangrijke landelijke trends cultureel erfgoed: ‐ Behoud door ontwikkeling, ontwikkeling door behoud (nota Belvédère). ‐ Modernisering Monumentenzorg: ‐ Pijler 1: cultuurhistorische belangen meewegen in ruimtelijke ordening. Hierbij vindt een verschuiving plaats van objectgerichte bescherming naar een gebiedsgerichte aanpak. De omgeving van het monument gaat een belangrijker rol spelen. ‐ Pijler 2: krachtiger en eenvoudiger regelgeving. Minder, kortere en eenvoudiger procedures, afstand tussen expert en leek kleiner, meer vrijheid en keuzemogelijkheden voor monumenteneigenaren. ‐ Pijler 3: bevorderen van herbestemmingen. Historische gebouwen, complexen, terreinen en landschappen kunnen hun functie en daarmee hun gebruik verliezen. Dit kan leiden tot verval waardoor belangrijke cultuurhistorische waarden verloren gegaan. Het toekennen van een andere bestemming kan bijdragen aan het behoud. pagina 96
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Kaart Rijksmonumenten en gemeentelijk erfgoed (stand van zaken 2008, actualisatie loopt)
Kaart beschermd stadsgezicht
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 97
Van centrale rol overheid naar maatschappelijke medeverantwoordelijkheid ‐ Decentralisatie bevoegdheden naar gemeenten ‐ Van restauratie naar in stand houden ‐ Versterkte juridische basis voor archeologie ‐ Dereguleren: meer vergunningsvrij, ook voor monumenten en beschermd stadsgezicht. Beleidsopgaven cultureel erfgoed Maastrichts Planologisch Erfgoed (MPE) Naast de circa 1660 rijksmonumenten heeft Maastricht nog circa 2000 waardevolle objecten en structuren waar zorgvuldig mee moet worden omgegaan. Bovendien is het Maastrichtse bodemarchief zeer rijk. Ongeveer tussen de 40 en 70% van het grondgebied van Maastricht heeft een middelhoge tot zeer hoge archeologische verwachting. Het Maastrichts Planologisch Erfgoedsysteem is het systeem waarbij dit gemeentelijk erfgoed wordt beschermd via het bestemmingsplan. Het Maastrichts cultuurgoed krijgt via de dubbelbestemming ‘waarde Maastrichts erfgoed’ een vaste positie binnen het bestemmingsplan waardoor de ruimtelijke kwaliteiten op het gebied van cultuurhistorie, architectuurhistorie, landschap en archeologie integraal beheersbaar worden. Een van de voorwaarden hierbij is dat nieuwe ontwikkelingen geënt dienen te zijn op de cultuurhistorische en archeologische uitgangspunten. Op deze manier is cultuurhistorie een van de onderdelen in de belangenafweging bij toekomstige ontwikkelingen en doordat dit instrument reeds in een vroeg stadium wordt gehanteerd, kan de dubbelbestemming tevens dienen als inspiratiebron voor ontwerpers en ontwikkelaars. Een van de grote voordelen van het Maastrichts Planologisch Erfgoed is de mogelijkheid van gradaties in beschermingsniveau. Dit wil zeggen dat niet het volledige cultureel erfgoed dezelfde bescherming krijgt, maar dat verschil wordt gemaakt in het beheer. Stedenbouwkundige structuren vragen om een ander beschermingsniveau dan architectonisch waardevolle objecten. De regels en toets van de cultuurhistorische en archeologische waarden zijn verbonden aan de omgevingsvergunning met de activiteit wijzigen van een monument, bouwen, aanleggen en slopen. Naast de reguliere welstandstoets aan de ‘redelijke eisen van welstand’ vindt op grond van het bestemmingsplan en de erfgoedverordening de afweging op grond van cultuurhistorie en archeologie plaats. In de regels wordt verwezen naar de onderliggende rapporten die de gekozen bescherming motiveren en aangeven hoe met het cultureel erfgoed moet worden omgegaan. Beschermd stadsgezicht en rijksmonumenten Maastricht heeft circa 1660 rijksmonumenten, waarvan 90 % in de jaren 60 van de twintigste eeuw is aangewezen en 10 % medio jaren 90 tijdens het Monumenten Selectie Project. Dit project is door het Rijk opgestart om jongere monumenten tussen 1850 en 1940 aan te wijzen. In 1982 is de binnenstad van Maastricht door het Rijk aangewezen als beschermd stadsgezicht. Dit gezicht werd in 1996 uitgebreid met het gebied Stationswijk‐Sterreplein. Aan het beschermd stadsgezicht wordt in Maastricht hoge waarde toegekend. Beleid van onder andere openbare ruimte, welstand en reclame is hierop aangepast. Binnen het beschermd stadsgezicht zijn er voor het cultureel erfgoed weinig bedreigingen. Deze spelen zich meer af in de uitbreidingswijken hierbuiten. Vanwege het belang van de omliggende vestingwerken en de negentiende‐ en vroeg twintigste‐ eeuwse stadsuitbreiding is in 1997 reeds het voorstel gedaan om het stadsgezicht nogmaals uit te breiden met het gebied ten westen van de singels. De voorgenomen uitbreiding van het beschermd stadsgezicht Maastricht‐West is destijds op verzoek van het bestuur uitgesteld. De bescherming wordt momenteel geregeld via het Maastrichts Planologisch Erfgoedsysteem. Het is mogelijk dat in de toekomst de landelijke status door het Rijk alsnog wordt toegekend. pagina 98
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Kaart toekomstvisie vestingwerken
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 99
Vestingwerken Maastricht heeft in vergelijking met andere steden een grote hoeveelheid aan vestingwerken met meer dan 150 objecten, meer dan 30.000 m² muurwerk, elf kilometer gangenstelsel en meer dan vijftig beschermde planten‐ en diersoorten. Het bijzondere daarbij is dat Maastricht een van de weinige steden is waar zoveel bewaard is gebleven uit de verschillende historische perioden dat er een unieke staalkaart van de militaire vestinggeschiedenis ontstaat. Zelfs een groot deel van de eerste middeleeuwse stadsmuur is bewaard gebleven, doordat deze grotendeels aan twee kanten was bebouwd. In veel steden is de eerste stadsmuur vanwege het hergebruik van materiaal afgebroken. Daarnaast heeft Maastricht ook nog eens een zeldzaam vestingsysteem met droge grachten en een tegenmijnenstelsel, namelijk de Hoge Fronten, dat nergens in Nederland zo volledig bewaard is gebleven. Verder zijn de overgebleven rondelen Haet ende Nijt en Vijfkoppen bijzonder, omdat deze de overgang markeren van de traditionele aanvalsmethode met handboog en werptoestellen naar het gebruik van geschut. Dit stelsel van muren en rondelen is ingepast in het negentiende‐ eeuwse stadspark van circa 10 ha groot, van Maas tot Waldeck bastion. De vesting bestaat tevens uit landschapsstructuren waar de groene component onlosmakelijk mee verbonden is. De natuurwaarden vormen een belangrijk ecosysteem in, op en nabij de vestingwerken met een groot aantal planten‐ en diersoorten. Deze natuurwaarden kunnen versterkt worden door onder andere het uitbreiden en verbinden van biotopen. De Tapijnkazerne is een gaaf kazernecomplex uit de tijd van de dienstplicht. Op het terrein is, in de vorm van een Commandobunker van de NAVO, een getuigenis van de Koude Oorlog aanwezig. Dit maakt de militaire en stedelijke geschiedenis van de stad Maastricht sedert de 16e eeuw compleet. En tot slot hebben we ook de oudste en jongste stadspoort van Nederland. Dat alles bij elkaar maakt het dat we een uniek areaal aan vestingwerken hebben, bijzonder in Nederland en zelfs voor Europa, dat tot op heden te weinig aandacht en bekendheid heeft. Om dit cultuurgoed in de toekomst te handhaven en te verbeteren, staat behoud, beleefbaar maken en betekenis geven van het militair erfgoed centraal in de vestingvisie. ‐ Behouden: hierbij gaat het vooral om het behoud van de bestaande situatie, waarbij onderhoud, restauratie, natuurbeheer en natuurversterking, alsmede documentatie een belangrijke rol spelen. ‐ Beleven: hierbij gaat het vooral om het versterken van de toegankelijkheid, herkenbaarheid en samenhang door bijvoorbeeld onderdelen te accentueren, markeren, verbinden of verknopen. ‐ Betekenis geven: hierbij gaat het vooral om de interpretatie van de vestingwerken en de actuele betekenis van wat je ziet. De bestaande kennis dient verspreid en uitgedragen te worden door middel van toerisme, educatie en recreatie, waardoor de identiteit wordt vergroot. De vestingwerken vragen om een zorgvuldige en integrale aanpak onder andere in ruimtelijke planontwikkeling, landschapsvisies, toeristische benadering en regulier groen‐ en muurbeheer. Hierbij is het noodzakelijk rekening te houden met herbestemmingsmogelijkheden, het versterken of realiseren van doorgaande routes of verbindingen zowel op recreatief als ecologisch gebied, aangepaste beplanting en herinrichting van de openbare ruimte (zoals schootsvelden), het markeren van verdwenen vestingwerken in de openbare ruimte en het benutten van educatie‐ en recreatiemogelijkheden. In de Vestingvisie worden de mogelijke ambities verwoord als inspiratiebron voor de toekomst (zie voor ambities kaart toekomstvisie vestingwerken). Aansluitend op de visie zal een tweejaarlijks uitvoeringsprogramma worden opgesteld waarin de onderhoudsopgave en de mogelijke ambities worden uitgewerkt. pagina 100
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Herbestemmen Kerken, fabrieken, boerderijen, kantoren, scholen en andere historische gebouwen die hun functie verliezen, komen vaak leeg te staan. Door verval kunnen belangrijke cultuurhistorische waarden verloren gaan. Herbestemming van gebouwen, complexen en structuren kan dit tegengaan. Bovendien is behoud hiervan zeer duurzaam. Herbestemmen is de meest voor de hand liggende manier van duurzaam bouwen. Maastricht kent een grote geschiedenis wat betreft het herbestemmen van religieus erfgoed. Aansprekende voorbeelden hiervan zijn het Rijksarchief Limburg in het Franciscanerklooster aan de Sint Pieterstraat, het Kruisherenhotel in het Kommelkwartier, Stichting Opera Zuid in de kerk van Malpertuis en de Dominicanerkerk als boekhandel in de binnenstad. Momenteel vraagt het industrieel erfgoed om een geschikte herbestemming, zoals de Timmerfabriek als cultuurfabriek, het Eiffelgebouw en de kop van de Sphinx als mogelijke plek voor Quartier des Arts en de gemeentelijke gasfabriek. Als toekomstige opgave zal de herbestemming van de centra in de parochiewijken aan de orde zijn. Door het samenvoegen van centrumfuncties zoals buurt‐, cultuur‐ of onderwijsfuncties en het herprogrammeren van wijken verdwijnen veel functies uit de oude kleinschalige centra. Ook door terugloop van kerkgangers en leerlingenaantallen ontstaat leegstand. Scholen en kerken verdwijnen in een snel tempo. Vaak zijn deze gebouwen de iconen van de buurt door de beeldbepalende ligging en de cultuur‐ of architectuurhistorische waarden. Herbestemming wordt daarom vaak toegejuicht door buurtbewoners en gebruikers omdat de identiteit en de leefbaarheid hiermee behouden kunnen blijven. Door de krimp zal steeds meer sprake zijn van herontwikkeling van stedelijk gebied. Herbestemmen van bestaande gebouwen is hiermee onlosmakelijk verbonden. Herbestemmen van gemeentelijk vastgoed wordt gestimuleerd. Hierbij zou de monumentale waarde van een gebouw één van de criteria moeten zijn in het afwegingsproces. Zorgvuldige afweging in spreidingsbeleid en onderbrengen van maatschappelijk vastgoed is noodzakelijk om leegstand van cultureel erfgoed te voorkomen (zie Nationaal Programma Herbestemming). Monumenten als gemeentelijk eigendom De gemeente Maastricht heeft ongeveer dertig rijksmonumenten in bezit, waarvan ongeveer de helft functioneert als woonhuis en de andere helft een andersoortige bestemming heeft. Vanwege de hoge exploitatielasten wordt er terughoudend omgegaan met de aankoop van monumenten. Indien monumenten bedreigd worden en aankoop hierbij redding kan bieden, dient een zorgvuldige belangenafweging plaats te vinden, waarbij niet alleen financiële argumenten maar ook het monumentale belang meegewogen wordt. Bij het afstoten van monumenten vanwege een tekort op de exploitatie dienen voorwaarden gesteld te worden om behoud van de monumentale waarden te waarborgen. Hierbij zijn een geschikte functie, kwaliteitseisen aan ontwikkeling en toekomstig beheer van belang. Woningtransformatie Vanwege vergrijzing en krimp is er een omslag in de woningvraag zichtbaar van gestapelde naar grondgebonden woningen. Daarnaast hebben karakteristieke wooncomplexen in wederopbouwwijken soms ingrijpende renovaties nodig om de woonfuncties te kunnen behouden. Sloop of verkoop van deze wooncomplexen is voor woningcorporaties dan vaak de meest voor de hand liggende optie, omdat hiermee ook de sociale problematiek wordt opgelost. Bovendien wordt daarmee voldaan aan de saldo‐nulbenadering, waarbij nieuwbouw mogelijk blijft, maar het totale woningsaldo gelijk moet blijven. In de wederopbouwwijken is de situering van de wooncomplexen en differentiatie van de verschillende woningtypologieën vaak stedenbouwkundig waardevol. Soms hebben de gebouwen Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 101
ook een hoge architectonische waarde. Studie naar herontwikkelingsmogelijkheden binnen de bestaande schil of met hergebruik van het casco is in dit laatste geval daarom van groot belang. Hierbij mag onderzoek naar het hergebruik door starters, studenten of ouderen niet ontbreken. Ondanks dat dit maatwerk vergt, wordt op deze manier de monumentale waarde van het cultureel erfgoed onderdeel van de belangenafweging. Dit kan een toegevoegde waarde leveren aan de buurt. Waardering Juridische status Afwegingsproces Architectuurhistorisch, Rijksmonumenten, Integraal behoud, volledige architectonisch, dominante bouwwerken, restauratie, herbestemmen bouwhistorisch en/of waardevolle cultuurhistorisch waardevol cultuurhistorische elementen, waardevolle groenelementen Architectuurhistorisch, Kenmerkende Behoud massa, restauratie van architectonisch waardevol, bouwwerken naar de openbare weg gekeerde alleen buitenzijde en/of gevels, herbestemmen ruimtelijk bepalend in omgeving Stedenbouwkundig waardevol Beschermd stadsgezicht, Afweging bij sloop i.v.m. niet en/of ruimtelijk bepalend in cultuurhistorisch eerder opgemerkte waarden. omgeving attentiegebied Herbouw of nieuwbouw volgens randvoorwaarden mogelijk. Afgestemd op maat en schaal, architectonisch idioom, kleur‐ en materiaalgebruik, textuur en korrelgrootte. Een andere tendens is de verkoop van woningen aan particulieren. De belangrijkste reden hiervoor is het economisch belang, bijvoorbeeld om dure herstructureringsopgaven te financieren of de onrendabele top bij sociale huurwoningen te verevenen. Daarnaast kan verkoop van huurwoningen van betekenis zijn voor de differentiatie in het woningaanbod of het versterken van de sociale binding met de wijk. Bij cultureel en architectonisch waardevolle wooncomplexen is een versnipperd bezit vaak nadelig. Hierdoor loopt het onderhoudsniveau terug en ontstaat vertroebeling van de architectonische en ruimtelijke uniformiteit. Beheer en toezicht op kwaliteit is niet meer mogelijk. Particulieren blijken moeilijker te overtuigen van het collectieve belang. Onderzoek naar de mogelijke oplossingen hiervoor is noodzakelijk. Hierbij valt te denken aan bewustwording door communicatie, het opstellen van een vereniging van eigenaren of mogelijke voorwaarden in de verkoopaktes. Duurzaamheid Als er vandaag de dag gesproken wordt over duurzaamheid, wordt veelal energieduurzaamheid bedoeld. Duurzaamheid is echter breder. Het behoud van een monument op zichzelf is uiteraard zeer duurzaam. Duurzaam ontwerpen betekent ook dat naar de duurzaamheid van de toegepaste materialen gekeken wordt, naar het productie‐ en verwerkingsproces en naar de mogelijkheden van sloop, het afvoeren en hergebruik van materialen. Het behoud en herbestemmen van gebouwen en monumenten is op zich zelf al zeer duurzaam. Energiebesparende maatregelen zijn bij monumentale panden vaak niet mogelijk. Gevel‐, vloer‐ en dakisolatie kunnen bij onjuiste uitvoering onherroepelijk leiden tot een versnelde teloorgang van de historische constructie en daarmee tot verlies van cultuurwaarden. Het toepassen van pagina 102
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
zonnecollectoren, dubbel glas of het isoleren van daken of muren is bij monumenten of historische panden niet altijd mogelijk zonder de monumentale kwaliteit aan te tasten. Om de bewustwording van duurzaamheid te verbeteren, wordt ook bij het wijzigen of herbestemmen van monumenten aanbevolen een onderzoek uit te voeren naar de toepasbaarheid van de duurzaamheidsmaatregelen in het monument. Op basis van rendement is het aan te bevelen de werkzaamheden aan de zwakste schakel in de energiehuishouding als eerste aan te pakken. Dat betekent dat in volgorde van effectiviteit het beste eerst gekeken kan worden naar kierdichting, vervolgens naar de ventilatie, de ramen en beglazing, de daken, de vloeren en de gevel. Daarnaast kan gekeken worden naar toepassen van eenvoudige techniek en naar hoogwaardige installaties. Als uitgangspunt geldt dat het te behalen effect van de verschillende maatregelingen optimaal is. Van belang hierbij is dat de onderlinge samenhang van de afzonderlijke oplossingsrichtingen in goede balans is. Hiervoor worden handvatten geboden in de restauratierichtlijnen die eind 2011 worden vastgesteld. De gemeente Maastricht neemt deel aan het SIA MKB Raak project ’Duurzame Monumenten’. Dit project wordt gecoördineerd door de Hogeschool Zuyd en hierin participeren: de Hogeschool Zuyd, de hogeschool Limburg (B) en de Fachhochschule Aachen, een aantal bedrijven die producten ontwikkelen op het gebied van energieduurzaamheid, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de gemeente Sittard. De bedoeling is om door kennisuitwisseling tussen opleiding, bedrijfsleven en overheid binnen een project met de duur van twee jaar te komen tot een ‘Toolkit duurzaamheid’ waarbij de toepasbaarheid van duurzaamheidsmaatregelen bij monumenten nader wordt onderzocht. Dit begrip wordt hierbij niet als enkel energieduurzaamheid gezien, maar er worden ook andere factoren meegewogen die met duurzaamheid te maken hebben. Informatie en communicatie Om eigenaren bewust te maken van de monumentale waarden van hun pand en ze te stimuleren het pand te onderhouden en verbeteren, dient meer aandacht uit te gaan naar informatie en communicatie. Hierbij dient gezocht te worden naar mogelijkheden in advisering, bijvoorbeeld via de restauratierichtlijnen, stimulering bijvoorbeeld via subsidie, abonnementen monumentenwacht of het houden van een restauratiemarkt, verbetering via onderhoudstips of verbetertips specifiek voor een bepaalde wijk, enzovoorts. Archeologie Dit onderwerp is te vinden in het hoofdstuk milieu en ondergrond. Beleidsprincipes cultureel erfgoed ‐ Behoud door behoedzame ontwikkeling Behoud door ontwikkeling is de middenweg tussen ontwikkeling zonder behoud (alles weg) en museaal behoud (alles blijft). Het nadeel van de eerste optie is dat cultureel erfgoed totaal verloren gaat. Het nadeel van de tweede optie is dat het cultureel erfgoed volledig buiten de economie en de maatschappij wordt geplaatst. Aldus worden veel kansen gemist op medebeheer en behoud. Het is hiermee niet de bedoeling dat alle ontwikkelingen die de historiciteit aantasten gelegitimeerd worden. Behoud bereik je niet door ontwikkeling in algemene zin maar door specifieke ontwikkeling. En wel door een passende en verantwoorde ontwikkeling, een respectvolle of behoedzame ontwikkeling waarbij cultuurhistorie als één van de uitgangspunten wordt meegewogen in de besluitvorming. ‐ Monumentale waarden als een van de afwegingscriteria mee laten wegen bij herbestemmen
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 103
Ontwikkelingen die mogelijk in de komende jaren een vraagstuk van de gemeente gaan worden, zijn de leegstaande en vrijkomende scholen, fabrieksgebouwen en kerkgebouwen. In de afweging van spreiding, bundeling en locatiekeuzes van voorzieningen of maatschappelijk vastgoed dienen de monumentale waarden van een leegstaand gebouw mee te wegen in het afwegingsproces. Hiermee dient rekening te worden gehouden in de toekomstige wijkontwikkelingsplannen en structuurplannen. ‐ Vestingwerken van Maastricht behouden, beleefbaar maken en betekenis geven Uitgangspunt is behoud en versterking van de nu aanwezige objecten, constructies en structuren van de vestingwerken, zowel op het gebied van cultuur als natuur. Een bijzondere aantrekkelijkheid van de vesting Maastricht is de grote diversiteit. De objecten en structuren uit de verschillende tijden, de verschillende vestingbouwkundige systemen en de diversiteit van planten en dieren in het ecosysteem verdienen meer nadruk en dienen beleefbaar te worden gemaakt. De vesting dient als Maastrichtse identiteit uitgedragen te worden, waardoor meer bekendheid, draagvlak en bewustwording ontstaat. Inrichtingsprincipes ‐ Behoud gaat voor vernieuwen Historische constructies, structuren en bouwmaterialen geven een pand belangrijke monumentale en historische waarde. Door de aanwezigheid hiervan is de geschiedenis en ontwikkeling van het monument afleesbaar. Met het vervangen of wijzigen van de bestaande constructies, structuren, materialen, details en waardevolle interieuronderdelen kunnen deze bouw‐ en cultuurhistorische waarden verloren gaan. Daarom dienen deze waarden met respect behandeld te worden. ‐ Behoud door zorgvuldig ontwikkelen en vernieuwen Toevoegingen dienen tot stand te komen op zodanige wijze dat de monumentale waarden van het pand zo min mogelijk worden aangetast. Een eigentijds ontwerp heeft hierbij de voorkeur, waarbij moderne materialen mogelijk zijn. Dergelijke ingrepen dienen zorgvuldig te worden afgewogen en in harmonie met het monument te worden vormgegeven. Ze moeten een meerwaarde geven aan de historische gelaagdheid van het monument. Met name ondergeschikte toevoegingen of veranderingen dienen zodanig te worden uitgevoerd dat ze op het moment dat ze ongedaan gemaakt zouden worden geen blijvende schade aan de monumentale waarden hebben aangericht. De toe te passen technieken mogen geen mechanische, fysische of chemische schade toebrengen aan een monument. ‐ Respect voor historische structuren Externe hoofdstructuren moeten met respect behandeld worden; dit geldt voor de voor‐ en achtergevelrooilijnen en de herkenbaarheid van bouwvolumes, zoals achterhuizen, schuren, koetshuizen en tuinhuizen. Ingrepen in de structuur dienen te gebeuren met de grootst mogelijke zorgvuldigheid, waarbij optimaal aansluiting gezocht wordt bij het oorspronkelijke concept. De interne structuur dient zoveel mogelijk intact te blijven en de ingrepen moeten zodanig uitgevoerd worden, dat de oorspronkelijke structuur herkenbaar blijft. Uitvoeringsprogramma cultureel erfgoed ‐ Meerjareninvesteringsprogramma Springlevend Verleden 2007‐2012 ‐ Tweejaarlijks uitvoeringsprogramma 2011‐2012 Vestingvisie
pagina 104
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
5
Milieu en ondergrond
5.1 Inleiding In de voorgaande hoofdstukken is beschreven wat de gewenste ruimtelijke inrichting van de stad is op het gebied van netwerken van infrastructuur, groen en water en wat de belangrijkste beleidsuitgangspunten en ontwikkelingen zijn op het gebied van de programmatische invulling en het cultureel erfgoed. Bij de ontwikkeling van de stad zijn echter meer ’ zaken van belang. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op ’het milieu en de ondergrond.
5.2 5.2.1
Milieu
Inleiding
Gebiedsgericht milieubeleid Maastricht is een compacte stad en heeft daarmee diverse milieukundige voordelen: bijvoorbeeld het sparen van het landschap en een groot potentieel voor het openbaar vervoer en fiets. Maar het bij elkaar brengen van vele en diverse functies als wonen, werken en verkeer op een relatief klein grondgebied leidt ook tot uitdagingen op milieugebied, zoals luchtvervuiling, geluidsoverlast, risico's en stank. Dit is de milieuparadox van een compacte stad als Maastricht. Maastricht streeft naar een aanpak op maat, waarbij niet overal dezelfde milieueisen worden toegepast. Zo mag de bodem onder een parkeergarage bijvoorbeeld vuiler zijn dan de grond van een kinderspeelplaats. En in een straat in het centrum met veel cafés gelden andere regels voor geluidhinder dan in een stille buitenwijk Er wordt dus geaccepteerd dat op de ene plek de milieukwaliteit hoger of lager is dan op een andere plek. Vandaar een gebiedsgericht milieubeleid, waarbij de milieudoelen worden gebaseerd op de functie of het profiel van het gebied. Dit gebiedsgericht milieubeleid betekent ook evenwicht tussen dynamiek en rust. Dit speelt op diverse niveaus. In de regio is sprake van een compacte stad (dynamiek) in een weids landschap (rust). In de stad bestaan zowel dynamische gebieden (centrum, intensieve woon‐ en werkgebieden), als rustige gebieden (extensieve vormen van wonen en groen). In het centrum liggen zowel drukke pleinen met veel dynamiek, als rustige binnenterreinen en tuinen. Duurzaamheid De ruimtelijke ontwikkeling van de stad moet duurzaam (toekomstbestendig) zijn. Duurzaamheid is niet een apart (milieu)thema, maar vormt de basis van elk beleidsterrein. Het geformuleerde beleid op het gebied van mobiliteit, groen en water en de daaruit volgende beleidsprincipes zijn bijvoorbeeld mede gebaseerd op de behoefte aan een duurzame ontwikkeling van de stad. Maastricht sluit aan op de duurzaamheidsprincipes die het Rijk hanteert. In deel I van de structuurvisie zijn deze vertaald in ruimtelijke principes op basis waarvan de stad zich duurzaam kan ontwikkelen. Binnen milieu en ondergrond gaat duurzaamheid op lokaal niveau met name over het creëren van een leefbare omgeving en het beschermen van de gezondheid door te werken aan de kwaliteit van lucht, water en bodem.
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 105
5.2.2
Verstoring
Verstoring heeft betrekking op hinder door nabijheid van hinderbronnen (bijvoorbeeld verkeer of bedrijven) ten opzichte van ontvangende groepen (vooral bewoners). Het gaat bij verstoring dus om problemen die ontstaan door te geringe onderlinge afstanden. Het ruimtelijk beleid is een belangrijke manier om hier oplossingen te bieden. Lucht Luchtverontreiniging kan een bedreiging zijn voor de gezondheid van de mens. In Maastricht is dit voor een groot deel het gevolg van een hoge achtergrondconcentratie. Vooral voor fijn stof geldt dat de gemeente slechts op een fractie van de totale gemiddelde concentratie invloed kan uitoefenen. De belangrijkste lokale bron van luchtverontreiniging is het verkeer. Het luchtbeleid is dan ook met name gericht op de NO2 en fijn stof uitstoot afkomstig van het verkeer. De hoogste waarden aan NO2 en fijn stof worden berekend langs enkele doorgaande wegen. Het beleid richt zich op het bereiken van (Europese) grenswaarden. Deze waarden zijn grotendeels gehaald. Meer uitstoot als gevolg van groei van het autoverkeer zal naar verwachting gecompenseerd worden door de fabricage van steeds schonere motoren, optimalisatie van de verkeersdoorstroming en uitvoering van het mobiliteitsbeleid, waarbij wordt gestreefd naar schoner vervoer (openbaar vervoer, fiets, elektrisch aangedreven auto’s). Het gaat nu en in de toekomst om het consequent uitvoeren van bestaand ruimtelijk beleid om nieuwe probleemsituaties te voorkomen. Dat betekent dat er niet alleen aandacht is voor de wegen met een overschrijding, maar ook voor die wegen waar een overschrijding van de normen dreigt. Het locatiebeleid luchtkwaliteit geeft hieraan vorm door het stellen van randvoorwaarden. NO2 2020 NO2 2010
pagina 106
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Transformatieprincipes ‐ Nieuwe gevoelige bestemmingen (scholen, kinderopvang, zorginstellingen) langs hoofdwegenstructuur zo veel mogelijk vermijden. Het is van belang de vigerende bestemmingsplannen te scannen op deze functies en aan te passen waar noodzakelijk, waarbij dan kan worden getoetst aan de wet Luchtkwaliteit. Dit zal worden meegenomen in de reguliere actualisatie van de bestemmingsplannen. ‐ Door gemotoriseerd verkeer te bundelen kunnen andere wegen met gevoelige bestemmingen verkeersluwer worden gemaakt en daarmee beschermd. Bundelen betekent echter ook dat intensiteiten lokaal toenemen, waardoor mogelijk nieuwe knelpunten ontstaan. Om dit te voorkomen, dient bij bundelen van verkeerstromen de doorstroming gegarandeerd te blijven, om de negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit te minimaliseren. Eventuele overschrijdingen zijn alleen toegestaan op plaatsen waar geen mensen verblijven. ‐ Bij voorkeur afschermende bebouwing met ongevoelige functies creëren langs doorgaande wegen. Dit kan ook binnen een gebouw met gevoelige functies, waarbij bijvoorbeeld verkeersruimten en natte ruimten aan de belaste zijde worden gesitueerd. Uitvoeringsparagraaf (grotendeels vanuit NSL‐gelden) ‐ Meten luchtkwaliteit in samenwerking met provincie ‐ Oplaadpunten elektrisch rijden ‐ Afronden maatregelen luchtkwaliteitplan ‐ Uitvoeren diverse maatregelen op gebied van fietsvoorzieningen en groen ‐ Reductie intrastedelijke ritten via mobiliteitsmanagement Geluid De aanpak van geluidhinder richt zich in Maastricht met name op lawaai van verkeer (over rail en weg) en bedrijven. Het gebiedsgericht milieubeleid wordt ook voor geluid gecontinueerd. Uitgangspunt blijft het creëren van gebieden met rust en gebieden met dynamiek. Dat uit zich in het zo veel mogelijk afwikkelen van verkeer via de hoofdwegen en het concentreren van (geluidoverlast gevende) bedrijven en horeca. Zo ontstaan rustige verblijfsgebieden en drukke verkeers‐ en bedrijfsruimten. Dit leidt tot minder geluidgehinderden. De te bereiken geluidkwaliteit is in gebiedsgerichte geluidplafonds uitgewerkt. Deze fungeren als toetsingskader en zullen in de toekomst in geluidkaarten worden vastgelegd met bijbehorende actieprogramma’s. Voor Beatrixhaven is een zonebeheerplan opgesteld, dat leidend is bij de herstructurering van het gebied voor wat betreft het vastgelegde geluidniveau. Transformatieprincipes ‐ Voor een deel worden dezelfde principes gehanteerd als bij lucht, zoals stedelijke functies (wonen, werken, voorzieningen) langs de hoofdwegen zorgvuldig lokaliseren en ontwerpen en verkeersafwikkeling bundelen. ‐ Inwaarts zoneren van alle bedrijventerreinen om de geluidoverlast voor de omgeving zoveel mogelijk te beperken. ‐ Intensieve functies langs hoogdynamische netwerken plannen en extensieve functies langs laagdynamische netwerken. Het NMP‐principe ’niet overal een beetje’ blijft gelden. ‐ Binnenpleinen in de binnenstad zoveel mogelijk autovrij houden om zo de gevels van geluidgevoelige bestemmingen aan de achterzijde geluidsluw te houden. ‐ Bij vervanging van het wegdek van bestaande wegen of realiseren van nieuw wegdek bij nieuwe wegen indien mogelijk kiezen voor een asfalttype met geluidsreducerende werking. Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 107
Kaart geluidsniveaus 2020 Trillingen Verschillende bronnen kunnen trillingen produceren die voor de mens hinder kunnen veroorzaken. Hierbij kan gedacht worden aan zwaar wegverkeer, vliegverkeer, industriële activiteiten, grindwinning en scheepvaart. In Nederland bestaat voor trillingen nog geen specifieke wetgeving. In de praktijk worden bij de beoordeling van trillingen de door de Stichting Bouwresearch opgestelde richtlijnen gebruikt. Transformatieprincipes ‐ Het zo veel mogelijk ruimtelijk scheiden van trillingsgevoelige bestemmingen ten opzichte van trillingsbronnen. ‐ Bij intensief gebruik wegen met name ook door zwaarder verkeer aandacht besteden aan materiaalgebruik en toegepast ontwerp en beheer.
pagina 108
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Geur Aan gemeenten en provincies is de bevoegdheid toegekend om zelf (gemotiveerd) een geurbeleid vast te stellen en hiernaar te handelen. Voor geurhinder worden in Maastricht de landelijke regels gehanteerd: ‐ als er geen hinder is, zijn maatregelen niet nodig; ‐ nieuwe hinder moet worden voorkomen; ‐ als er wel hinder is, worden maatregelen getroffen op basis van de best beschikbare techniek. Transformatieprincipes ‐ Het voorkomen van geuremissie waardoor nieuwe hinder ontstaat door zorgvuldig nieuwe functies ten opzichte van elkaar te situeren. Dus geurbronnen (bijvoorbeeld zuiveringsinstallaties, veehouderijen) op voldoende afstand van open woongebieden en in de goede windrichting situeren. ‐ Het voorkomen van de vestiging van meer mensen in een geurbelast gebied. Externe veiligheid Beleidsvisie externe veiligheid Het externe veiligheidsbeleid is gericht op het beperken van risico's die ontstaan door vervoer, opslag en verwerking van gevaarlijke stoffen. Een 100% veilige gemeente bestaat niet, maar veiligheid is wel te optimaliseren tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau. Daarom heeft de gemeente Maastricht in de beleidsvisie externe veiligheid haar ambities vastgelegd ten aanzien van de vestiging van risicovolle bedrijven en de mate van verantwoording van het groepsrisico per risicobron. De gehanteerde planologische kaders voor groepsrisico kennen een stelsel bestaande uit een zone indeling per risicobron en een kwetsbaarheidbepaling voor de geprojecteerde objecten (beïnvloede functies en verantwoordingsniveaus). Voor het toestaan of uitsluiten van risicovolle inrichtingen op bedrijventerreinen worden verschillende restrictieniveaus gehanteerd. Randvoorwaardelijke ordeningsprincipes ‐ De basis voor het realiseren van een acceptabel veiligheidsniveau is de zonering van risicobronnen. Door risicobronnen in bepaalde gebieden uit te sluiten en elders juist te concentreren, wordt een eerste stap gezet. Daarnaast kunnen, daar waar risicobronnen toegestaan zijn, bepaalde ruimtelijke voorwaarden geschapen worden om de omgeving tegen de risico's van dat bedrijf te beschermen. Hierbij zijn niet alleen aanwezige risicobronnen van belang, maar ook niet aanwezige risicobronnen waarvoor het bestemmingsplan vestigingsmogelijkheden biedt. Onderscheid moet gemaakt worden tussen risicovolle bedrijven en transportassen (inclusief buisleidingen). Ten aanzien van de zonering en capaciteit van risicovolle bedrijven kan de gemeente zelf sturend optreden via ruimtelijke planvorming en vergunningverlening. Voor transportassen ligt dit anders. De gemeente Maastricht heeft geen of weinig invloed op de locatie en het gebruik hiervan. Transformatieprincipes ‐ Vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen binnen de gemeente blijft in principe mogelijk, maar dan wel op bedrijventerreinen waar dit verantwoord wordt geacht. Zo zijn/worden nieuwe risicovolle activiteiten uitgesloten op een aantal bedrijventerreinen. ‐ Buiten bedrijventerreinen gaat het vooral om LPG tankstations. Nieuwe LPG tankstations zijn binnen de bebouwde kom mogelijk, met uitzondering voor bestaande en toekomstige woongebieden, als voldaan wordt aan de wettelijke normen en de afweging van het risico zorgvuldig heeft plaatsgevonden. De oriëntatiewaarde van het groepsrisico mag dan niet overschreden mag worden.
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 109
‐
Zeer kwetsbare objecten, zoals basisscholen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, verzorgingstehuizen, waar groepen personen verblijven die zichzelf in geval van een calamiteit met gevaarlijke stoffen niet of minder goed in veiligheid kunnen brengen en waarvoor per situatie de zelfredzaamheid beoordeeld moet worden, zijn niet wenselijk nabij risicovolle activiteiten.
Licht Duisternis is een steeds schaarser wordende kwaliteit in Nederland. Kunstlicht in de nacht heeft een verstorende werking op mensen, dieren en planten. Gevolgen van deze verstoring kunnen onder meer zijn: ontregeling van biologische ritmes, desoriëntatie, verandering van de habitatkwaliteit en aantrekking door licht (met mogelijk fatale afloop voor vogels en insecten). Dat de natuur verstoord wordt door de onnatuurlijke aanwezigheid van licht is duidelijk, over de mate waarin en de gevolgen die dit heeft is echter nog betrekkelijk weinig bekend. Verlichting kost veel energie en we willen juist steeds meer energie besparen. Maar verlichting in een binnenstedelijk gebied is nodig, onder andere voor de (sociale) veiligheid. De aanwezigheid van licht draagt bij aan overzichtelijke verkeerssituaties. ‘Alle lichten uit’ is daarom geen oplossing. Het onderwerp licht en donker is niet alleen verbonden met feitelijke veiligheid, maar ook met de beleving van veiligheid. Toch is het goed mogelijk om binnen een stedelijke omgeving anders met verlichting om te gaan dan in een landelijk gebied. Dit kan door onderscheid te maken tussen de verlichting binnen de verschillende gebiedstypen. In bepaalde gebieden kan best met minder verlichting worden gewerkt, in andere gebieden kan dat weer niet. Transformatieprincipes ‐ Indien er verlicht dient te worden, gebruik maken van nieuwe technieken zoals dimbare verlichting, dynamische verlichting en dergelijke. ‐ In de donkere gebieden alleen minimaal noodzakelijke toepassing van kunstlicht, dit vereist het selectief inzetten en ‘richten’ van kunstlicht. 5.2.3 Afval Beleidskader en positionering In april 2011 is het Afvalbeleidsplan 2011‐2015 vastgesteld. Hiermee is vastgesteld dat we niet meer spreken over afval maar over grondstoffen. Preventie en hergebruik van afval hebben niet meer alleen betrekking op de afvalinhoud zelf maar gaandeweg speelt de vermindering van de milieudruk van de totale afval‐ (lees: grondstof)keten een steeds prominentere rol. Dit is het zogenaamde ketengerichte afvalbeheer. Dit zorgt er voor dat afvalbeheer niet meer gestuurd wordt vanuit het reinigingsdenken maar vanuit het duurzaamheidsdenken. De sectorale aanpak is vervangen door een integrale aanpak. Afval is geen eindproduct, maar afval is grondstof. Hierdoor ontstaan relaties tussen afval, duurzaam bouwen en energie. De inzameling van onze grondstoffen heeft ruimtelijke implicaties. Het genereert transportbewegingen tussen bron, overslag en eindverwerking. Daarnaast is er sprake van afvalinfrastructuur in de openbare ruimte. De inrichting van de openbare ruimte met die afvalinfrastructuur zal zich de komende jaren verder gaan ontwikkelen. In het afvalbeleidsplan is de ambitie uitgesproken dat de ondergrondse restafvalinzameling bij hoogbouw verder over de stad wordt uitgerold. De ondergrondse milieuperrons zullen in de komende jaren in stand worden gehouden (vervanging en onderhoud). Verder worden brengvoorzieningen voor grof huishoudelijk afval herzien. Het milieupark Noorderbrug zal verdwijnen; in plaats daarvan zal een nieuw milieupark ten westen van de Maas worden gerealiseerd. pagina 110
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Transformatieprincipes ‐ Milieuperrons bij uitbreiding of vervanging langs ontsluitingswegen situeren of bij parkeervoorzieningen met hoge intensiteit, bijvoorbeeld bij winkelcentra. ‐ Afvalinzameling betrekken bij distributiesystemen voor het goederenverkeer. 5.2.4 Energie Het thema energie is de afgelopen decennia steeds belangrijker is geworden omdat: a) de huidige energieopwekking voor het overgrote deel plaatsvindt met behulp van fossiele (primaire) brandstoffen zoals olie, aardgas en steenkool; b) deze voorraden fossiele brandstoffen eindig zijn; c) de opwekking van energie gepaard gaat met de uitstoot van grote hoeveelheden CO2; d) door de stijgende energievraag nog meer CO2 wordt uitgestoten; e) deze CO2 uitstoot aanleiding geeft tot klimaatverandering met negatieve gevolgen voor het leefklimaat; f) het opwekken en transporteren van fossiele energie met het slinken van de wereldvoorraad steeds meer geld gaat kosten; g) Nederland voor de levering van fossiele brandstoffen afhankelijk is van olie‐ en/of gasproducerende landen waarbij het vaak ook nog gaat om politiek onstabiele landen; h) de kosten van energie de laatste jaren fors zijn gestegen en daarmee een substantieel deel uitmaken van de totale woonlasten en productiekosten. Investeren in het thema energie en daarmee het voorkomen van de negatieve effecten, het verhogen van de leveringszekerheid en verlagen van de energiekosten heeft een positief effect op de vestiging‐ en verblijfsfactoren voor zowel wonen als bedrijvigheid. Trends en ontwikkelingen Naast de hierboven geschetste huidige situatie wijzen de toekomstvoorspellingen erop dat het probleem alleen maar groter zal worden. De vraag naar energie zal mondiaal en in Maastricht de komende decennia blijven stijgen. De verwachte groei van de wereldwijde economie brengt een toename van de energiebehoefte met zich mee. Het internationaal energie agentschap (EIA) voorspelt zelfs een groei van 50% voor de komende decennia. Als deze vraag naar energie opgewekt wordt met fossiele brandstoffen, zal dit leiden tot een toename van de vraag naar olie met 70% en van de CO2‐uitstoot met 130% tegen 2050. Een dergelijke toename van de CO2‐uitstoot zou de gemiddelde temperatuur op aarde met 2 graden Celcius of meer kunnen doen stijgen. Dit zal een betekenisvolle impact hebben op alle aspecten van het leven en leiden tot onomkeerbare veranderingen in het milieu. Energiebeleid Maastricht wil een bijdrage leveren aan de aanpak van de klimaatverandering, inzetten op het betaalbaar houden van de energierekening en bovendien de leveringszekerheid van energie voor de toekomst garanderen. In de Energienota, ’Maastricht steekt energie in het klimaat’, heeft de stad gekozen voor een ambitieuze doelstelling. Maastricht zet in op een klimaatneutrale stad in 2030 en een klimaatneutrale gemeentelijke organisatie in 2015. Dit wil Maastricht bereiken door gebruik te maken van het stappenplan van de ‘Trias Energetica’. Deze stappen zijn: 1) het voorkomen en beperken van de energievraag 2) met behulp van schone, hernieuwbare bronnen energie opwekken en 3) de restvraag aan energie zo efficiënt mogelijk opwekken.
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 111
Als deze drie stappen doorlopen zijn, zal er altijd nog een bepaalde resthoeveelheid CO2 worden uitgestoten. Deze resthoeveelheid kan vervolgens als stap 4) gecompenseerd worden door bijvoorbeeld bosaanplant. Het uitvoeren van de verschillende stappen van de Trias Energetica vraagt om een structurele verandering in het omgaan met energie, oftewel een energietransitie. Energietransitie gaat over de omschakeling van een samenleving waarin de energiebehoefte hoofdzakelijk traditioneel met fossiele brandstoffen wordt opgewekt naar een samenleving waarin de energiebehoefte opgewekt wordt met oneindige en dus duurzame bronnen. Meer specifiek gaat het over het energieverbruik van gebouwen voor verwarming, koeling, verlichting, industriële (productie)processen en het opwekken van duurzame energie. De gemeente Maastricht is zich ervan bewust dat ze deze opgave niet zonder de medewerking van anderen kan realiseren. Een brede maatschappelijke samenwerking tussen bedrijven en burgers is nodig om dit doel te bereiken. Maar deze samenwerkingsvorm zal ook leiden tot meer betrokkenheid en innovatieve entiteiten. Lokaal investeren in grootschalige energiebesparing en het opwekken van hernieuwbare energie kan een positieve bijdrage leveren aan de lokale werkgelegenheid en kennisintensivering. Ruimtelijke uitwerking Het beperken van de energievraag kan bereikt worden door verschillende instrumenten en stimuleringsmaatregelen. Eén van die instrumenten is Europese‐ en nationale wetgeving. De bestaande bouw zal de komende jaren fors aangepakt moeten worden en energiezuiniger gemaakt moeten worden. De druk op de bestaande bouw om deze energiezuiniger te maken, neemt met de jaren toe en vindt zijn weerslag in het Energielabel. Daarnaast zal bij nieuwbouw de energie‐ prestatienorm uit het Bouwbesluit steeds verder worden aangescherpt. Zo zullen in 2020 uitsluitend nog maar klimaatneutrale woningen worden gebouwd. De gemeente gaat de komende jaren inzetten op een aantal sporen. Het eerste spoor betreft energieprojecten die betrekking hebben op het verminderen van de energievraag, zoals het realiseren van een warmtenetwerk. (zie kaart) Het tweede spoor is het stimuleren van verdergaande isolatiemaatregelen, zoals het beschikbaar stellen van energiesubsidies en afspraken met de woningbouwcorporaties. Het derde spoor is het stimuleren en faciliteren van het opwekken van hernieuwbare energie (zonne‐energie, windenergie, energie uit biomassa en waterkracht). Hierbij hoort het realiseren van de Duurzame Energie Centrale Limburg (DECL). Deze centrale zal voor circa 35.000 huishoudens elektriciteit opwekken en zal bestaan uit zonne‐ pagina 112
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
energie op de Belvédèreberg, windenergie in het Lanakerveld, waterkracht in de Maas en biomassa in Bosscherveld. Het laatste spoor is gebruik maken van zeer efficiënte installaties zoals HRe en warmtepompen. Bij stedenbouwkundige projecten zal in de ontwerpfase zoveel mogelijk rekening worden gehouden met oriëntatie en technische condities, klimaatverandering, energiebesparing en het lokaal opwekken van duurzame energie. Dit kan met zich meebrengen dat energiebesparende maatregelen en het opwekken van duurzame energie meer zichtbaar zullen zijn in de stad. Om als stad deze ontwikkeling te kunnen blijven volgen, is het noodzakelijk om ruimte te bieden en randvoorwaardelijk beleid te formuleren, opdat deze ontwikkeling gestimuleerd en gefaciliteerd kan worden. Transformatieprincipes Bij de locatiekeuze is het van belang rekening te houden met: ‐ mogelijkheden voor duurzame energie, windenergie, zonne‐energie, waterkracht, bodemenergie, biomassacentrale; ‐ de beschikbaarheid van restwarmte; ‐ de bestaande energie‐infrastructuur (warmtenetten, elektriciteitsnetwerk e.d.); ‐ de mogelijkheid voor het nemen van mitigerende maatregelen. Positioneer functies optimaal binnen de locatie: ‐ hou rekening met beschikbare bronnen, maak transportafstanden voor warmte zo klein mogelijk; ‐ kijk welke functies vanuit energetische overwegingen bij elkaar gepland moeten worden (uitwisseling van energie). Slim ontwerpen en bouwen: ‐ ontwerp gebouwen voor de toekomst en creëer mogelijkheden voor eigen energie‐ opwekking met zon en wind; ‐ minimaliseer de energievraag door energiezuinig en duurzaam te bouwen: goede gebouwvorm, installaties, inrichting en materialen. Relevant beleid Energienota 2009, zie ook www.maastricht.nl/energie. Uitvoeringsprogramma Energie 2011‐2020 De belangrijkste projecten op het gebied van energietransitie en de opwekking van duurzame energie zijn opgenomen in onderstaand overzicht. Project Planning Budget/Investeri Rol van de ng gemeente De realisatie van de duurzame energiecentrale Maastricht in 2010‐2015 € 70.000.000,‐ Faciliteren de Belvédère. De realisatie van één warmtenet in Maastricht, waarbij de 2011‐2030 In uitvoering Stimuleren, bestaande warmtenetten worden gekoppeld. Onderzoek of faciliteren en biomassacentrale hieraan warmte kan leveren. mogelijk als investeerder Onderzoek naar de haalbaarheid van duurzame 2011‐2015 In voorbereiding, Stimuleren energieopwekking met behulp van biomassa onder andere in gekoppeld aan en faciliteren Randwyck. het warmtenet Onderzoek naar de haalbaarheid van vergistingsinstallaties 2011‐2015 In uitvoering Stimuleren onder andere in de Beatrixhaven. en faciliteren Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 113
Stimuleren en faciliteren van zonne‐energie op de daken van 2011‐2030 In uitvoering onderwijsgebouwen, kantoren, zorginstellingen en bedrijven. Verduurzaming van het openbaar busvervoer door 2011‐2015 In uitvoering participatie in de pilot ‘0‐emissie transitie openbaar vervoer’. SLOK‐ programma. 2010‐2013 € 300.000,‐ 5.2.5 Duurzaam bouwen
Initiator, stimuleren en faciliteren Stimuleren en faciliteren Uitvoeren
Het uitgangspunt van duurzaam bouwen is: zó bouwen dat de nadelige effecten op het milieu en de gezondheid zo klein mogelijk zijn. Denk hierbij aan het gebruiken van duurzame bouwmaterialen, energiebesparing, waterbesparing, binnenklimaat. Duurzaam bouwen past daarmee binnen de kernwaarde van de structuurvisie, maar heeft anderzijds ook een structuurvisie nodig die duurzaamheid als leidraad hanteert om tot wasdom te kunnen komen in Maastricht. Een duurzaam gebouw in een duurzame omgeving is het motto. Bij de thema’s energie en klimaatadaptatie (groen en water) wordt uitvoerig ingegaan op de beleidslijnen voor de gemeente Maastricht. Deze hebben een nadrukkelijk effect op de gebouwde omgeving, maar zullen hier niet herhaald worden. In het uitvoeringsprogramma komen de thema’s samen. Een aantal maatregelen die op woning‐ en gebouwniveau kunnen worden toegepast, heeft een belangrijke invloed op de ruimtelijke kwaliteit en mogelijkheden van de stad. Hiertoe behoren vertragende maatregelen bij regenopvang (groene daken en afkoppeling), opvang van fijnstof (groene gevels en toepassing van innovatieve materialen), kleinschalige of zelfs individuele energiewinning, remmende werking hittestress, duurzaam hergebruik van bestaande woningen en gebouwen. In de uitvoeringsprogramma’s moeten deze maatregelen een belangrijke plaats krijgen. Deze maatregelen zijn niet allemaal onderdeel van bestaande wetgeving en het is de uitdaging om instrumenten te zoeken of te ontwikkelen die ervoor zorgen dat deze toch op grote schaal worden toegepast de komende decennia. Om de ambitieuze duurzaamheidsdoelstellingen te kunnen realiseren, is het nodig niet alleen wettelijke verplichtingen uit te voeren, maar ook bovenwettelijke afspraken te maken. - Via de prestatieafspraken worden met de woningbouwcorporaties afspraken gemaakt. Tot nu toe betreffen het bovenwettelijke afspraken, met name ten aanzien van energiebesparing en duurzame energie. Andere thema’s gaan hier onderdeel van uitmaken. - Via het convenant Duurzaam Inkopen en het gemeentelijk beleid ten aanzien van zware metalen is regelgeving ten aanzien van gebruik van materialen in de bouw aangescherpt; via een actief voorlichtingsbeleid wordt het beleid van het niet gebruiken van zware metalen in de bouw gecontinueerd. - Via toepassing van instrumenten die duurzaamheid op gebiedsniveau en op woningniveau meten. De provincie Limburg is aan de slag om concrete invulling te geven aan haar rol/meerwaarde op het gebied van duurzaamheid en energie in de Herstructureringsopgave Woonwijken. Daarbij wordt initiatief genomen voor het meetbaar maken van duurzame gebiedsontwikkeling door middel van beschikbaar instrumentarium (o.a. instrument DPL (=DuurzaamheidsProfiel van een Locatie) en BREEAM‐gebied (= Building Research Establishment Environmental Assessment Method)). Ook gemeente Maastricht zal dit voor elke grote gebiedsontwikkeling dan wel herstructurering toepassen. pagina 114
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
-
Via toepassing van de Experimenteerregeling uit het Bouwbesluit. Dit is een artikel uit het Bouwbesluit, dat ruimte biedt voor het bindend opleggen van bovenwettelijke afspraken door een gemeente. Gemeenten die niet of nauwelijks grondpositie hebben, hebben zo ruimte om toch te koersen op bovenwettelijke afspraken. De Experimenteerregeling is momenteel zo opgesteld dat weinig gemeenten er gebruik van maken. Maastricht neemt deel aan een lobbytraject naar het rijk met als doel de toepasbaarheid van deze regeling te vergroten. De regeling kan vervolgens worden toegepast op bijvoorbeeld de brandpunten van de stad en de bedrijventerreinen in ontwikkeling. Maar ook ten aanzien van innovatieve materialen biedt de Experimenteerregeling mogelijkheden. Een voorbeeld hiervan is de toepassing van luchtzuiverende dakpannen.
De maatregelen die nodig zijn op woning‐ en gebiedsniveau zullen een belangrijke plaats krijgen in de diverse uitvoeringsprogramma’s. Uitvoeringsprogramma 1. Actieve deelname aan lobby naar het Rijk, met als doel een betere juridische toepassing van de Experimenteerregeling van het Bouwbesluit. 2. Opstellen diverse uitvoeringsprogramma’s rond duurzaamheid en klimaatadaptatie in relatie tot de grotere ontwikkelings‐ en herstructureringsprojecten. 3. Ontwikkelen van een Routekaart Energie, waarbij kleinschalige, op individuele dan wel buurtgerichte energieopwekking een nadrukkelijk onderdeel wordt. 4. Inrichten van een duurzaamheidslab, waar instrumentarium voor duurzame gebiedsontwikkeling wordt toegepast.
5.3 Ondergrond De ondergrond is alles wat zich onder het maaiveld bevindt, dus de bodem, het grondwater en het bodemleven. De ondergrond kan snel worden aangetast, terwijl de vormings‐ en herstelprocessen uiterst traag verlopen of niet mogelijk zijn. Als er geen rekening gehouden wordt met de ondergrond, kunnen onvoorziene (vaak financiële) problemen ontstaan bij realisatie van projecten. Ook kansen vanuit de ondergrond, zoals een warmtenet, worden dan niet ten volle benut. Uitgangspunt is: ga uit van de intrinsieke waarde van de ondergrond en plaats functies daar waar het vanuit de ondergrond het meest geschikt is. Daarom moet de ondergrond zo worden ingebed in de planvorming dat het mogelijk is een integrale afweging te maken. Zo worden alle ondergrondse functies, zoals de ondergrondse infrastructuur, verontreinigingen die moeten worden beheerd of gesaneerd, het bufferen van grote hoeveelheden water, de opslag en winning van energie, het behoud van de archeologie in de bodem, meegewogen in het totale afwegingsproces. Hierna worden de ruimtelijke implicaties van de verschillende deelonderwerpen van de ondergrond belicht. 5.3.1 Bodem Diffuse bodemverontreiniging In grote delen van Maastricht is de bodem verontreinigd door diverse menselijke activiteiten (bijvoorbeeld ophogingen) of door slibafzettingen na overstromingen van de Maas. Deze verontreinigingen doen zich voor over een groot gebied en er is geen duidelijke kern of patroon aanwezig. Er wordt daarom gesproken van diffuse bodemverontreiniging. De in de stad gewenste bodemkwaliteiten verschillen per gebied en zijn benoemd in het bodembeheerplan. Deze gelden Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 115
als minimaal te bereiken kwaliteitseis in het betreffende gebied. Dit houdt in dat op iedere locatie gestreefd wordt naar het realiseren van de gebiedseigen kwaliteit. Daarnaast wordt ook altijd beoordeeld of de risicowaarden die bij het gebruik horen niet worden overschreden. De aanpak van diffuse verontreinigingen is in Maastricht in een beheerfase terecht gekomen. Op bouwlocaties wordt getoetst op het ontstaan van nieuwe risico’s bij functiewijzigingen en via sturing van ontwerp en inrichting wordt een optimum gezocht tussen risico’s en kosten. Spoedig te saneren locaties Daarnaast is sprake van een aantal locaties in de stad die gesaneerd moeten worden, omdat zij een risico voor de gezondheid opleveren. Deze locaties zijn allemaal geïnventariseerd en worden vóór 2015 gesaneerd conform het convenant aanpak spoedlocaties, dat de gemeente met het Rijk heeft gesloten.
Transformatieprincipes ‐ In het centrum en in opgehoogde en overstromingsgebieden zijn er beperkingen voor gevoelig gebruik, zoals volkstuinen, landbouw, natuurontwikkeling. Met name voor nieuwe groene functies in deze gebieden moet de leeflaag relatief schoon zijn. ‐ Omdat gebiedseigen diffuse verontreinigingen grondverzet in het centrum en de opgehoogde gebieden relatief duur maakt, wordt gestuurd op een gesloten grondbalans.
pagina 116
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
5.3.2 Grondwater Grondwaterkwantiteit Gemeenten hebben vanuit de Waterwet (2010) een zorgplicht voor het inzamelen van overtollig grondwater en het instellen van een grondwaterloket. Dit is voor Maastricht vastgelegd in het Grondwaterbeheerplan Maastricht 2010‐2015 en wordt de komende periode nader uitgewerkt. Ook wordt een grondwatermeetnet ingericht om ontwikkelingen in de grondwaterstand beter te volgen. Overlast door grondwater treedt in Maastricht nauwelijks op, doordat de gemiddeld hoogste grondwaterstand overal minstens zeventig centimeter beneden het huidige maaiveld ligt. Bij nieuwe ontwikkelingslocaties dient rekening te worden gehouden met hangwater als gevolg van de aanwezigheid van plaatselijke klei‐ en ‐ in mindere mate ‐ veenlagen. Ook is van belang dat de grondwaterstand, als gevolg van de industriële onttrekkingen en drinkwaterwinningen, in het grootste gedeelte van Maastricht kunstmatig wordt verlaagd. Hierdoor zijn van oudsher natte gebieden zoals de Landgoederenzone nu droger geworden. Als de grondwateronttrekkingen stoppen, moet rekening worden gehouden met een mogelijk herstel van de natte omstandigheden. Alleen tijdens hoogwater van de Maas stijgt het grondwater lokaal tijdelijk tot boven maaiveldniveau. In 1995 was dit het geval in Bosscherveld en Boschpoort en direct langs de Maas (zie kaart). Grondwater op minder dan twee meter beneden maaiveld kwam voor langs de Jeker, aan de randen van de wijken Heugem en Randwyck, in Wittevrouwenveld, de westelijke rand van Amby en delen van Nazareth, Limmel en de Beatrixhaven. Als gevolg van klimaatveranderingen en het eventueel sluiten van de drinkwaterwinningen op termijn zal de grootte van het gebied met overlast toenemen en zal vaker overlast optreden (zie kaart). De omvang van de toename is echter zo beperkt dat dit niet direct om maatregelen vraagt. Wel zal bij nieuwe ontwikkelingen op locaties met kans op overlast vroegtijdig worden overwogen of civieltechnische of bouwkundige aanpassingen nodig zijn. Dit kan bijvoorbeeld gaan om terreinophoging, bouwen op palen of waterdicht bouwen. Omdat dit kostenverhogend werkt, is dit ook relevant voor de locatiekeuze.
Kaart grondwateroverlast 1995 en mogelijke grondwateroverlast 2030 Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 117
Grondwaterkwaliteit Binnen het grondgebied van de gemeente Maastricht bestaan diverse grondwaterverontreinigingen. Qua voorkomen kan er onderscheid gemaakt worden tussen verontreinigingen met minerale olie en verontreinigingen met Vocl (vluchtige organochloorverbindingen zoals per en tri). Beide zijn meestal toe te schrijven aan voormalige bedrijfsactiviteiten. Verontreinigingen met minerale olie komen overal voor. Meestal gaat het om relatief kleine oppervlaktes (maximaal enkele tientallen m2). De Vocl verontreinigingen bevinden zich in hoofdzaak aan de oostzijde van Maastricht en zijn veel groter dan de olieverontreinigingen, soms diverse hectaren. De aanwezigheid van grondwaterverontreiniging in Maastricht maakt nergens ruimtelijke ontwikkelingen onmogelijk. Maar de aanwezigheid van een grondwaterverontreiniging kan wel randvoorwaarden stellen en leiden tot extra maatregelen en voorzieningen. Denk bijvoorbeeld aan het tegengaan van uitdamping of aan maatregelen om te verhinderen dat de plannen leiden tot een ongewenste verspreiding van de verontreiniging. Hierdoor kunnen initiatieven, afhankelijk van de eventuele grondwaterverontreiniging ter plaatse, meer of minder kansrijk worden. Drinkwater Ten oosten van Maastricht liggen drie waterwingebieden: IJzeren Kuilen, De Tombe en Heer‐ Vroendaal. De Waterleidingmaatschappij Limburg (WML) onttrekt hier grondwater voor de productie van drinkwater. Ter bescherming van de drinkwatervoorraad zijn rond de waterwingebieden grondwaterbeschermingsgebieden aangewezen. De contouren zijn gebaseerd op de herkomst en verblijftijd van het grondwater. In deze gebieden geldt voor bepaalde activiteiten een meldplicht of moet een ontheffing worden aangevraagd. Dit is vastgelegd in de Omgevingsverordening Limburg 2011. In waterwingebieden geldt een bouwverbod en streven provincie en WML naar een extensief grondgebruik door aankoop of beheersovereenkomsten. Het regenwater dat hier infiltreert, bereikt al na zestig dagen de winputten en is dus extra gevoelig voor verontreiniging. In de grondwaterbeschermingsgebieden is het grondwater maximaal 25 jaar onderweg en gelden minder beperkingen, maar het roeren van de grond (boren, graven, water onttrekken of infiltreren) dieper dan drie meter is verboden. Dit betekent dat hier bijvoorbeeld geen bodemenergie kan worden benut. De waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden liggen op de oostelijke gemeentegrens en bestaan vooral uit landbouw‐ en natuurgebied. Van de bebouwde kom liggen alleen delen van Heer en Vroendaal en de gehele wijk Amby in grondwaterbeschermingsgebied (zie kaart). Hoewel voor de Limburgse drinkwaterproductie steeds meer Maaswater wordt gebruikt, blijft grondwater een belangrijke bron. Tot 2030 zal nog geen sprake zijn van afbouw van de Maastrichtse waterwingebieden. Transformatieprincipes ‐ Niet bouwen of intensiveren in grondwaterbeschermingsgebieden. ‐ Nieuwe ontwikkelingen vroegtijdig toetsen aan de kans op hoge (grond)waterstanden om mogelijke overlast en kostenverhogende maatregelen mee te nemen in de afweging. ‐ Verontreinigde gebieden niet uit laten breiden. Dat betekent dat de aanpak van grondwaterverontreinigingen moet worden afgestemd op grondwateronttrekkingen, grondwaterbeheer en potentiegebieden voor opslag van warmte en koude (WKO). ‐ Situeer bedrijven die gebruik maken van grondwater in Maastricht‐Oost. Daar is een hoge potentie voor industriële onttrekkingen en kan gebruik gemaakt worden van de Maas als onttrekkingsbron.
pagina 118
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Kaart waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden 5.3.3 Archeologie Voor het beheer van het rijke bodemarchief van Maastricht geldt als uitgangspunt het behoud van dat bodemarchief ter plekke (behoud in situ). Sommige ontwikkelingen kunnen echter niet altijd volledig rekening houden met de historische betekenis van een plek (genius loci). Dan wordt de archeologische informatie op een verantwoorde wijze gedocumenteerd zodat toekomstige generaties weet hebben van de historische betekenis van een plek (behoud ex situ). Omdat Maastricht ook ondergronds een ‘springlevend verleden’ heeft, geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen in sommige gebieden een onderzoeksverplichting. Dit is aan de orde bij ingrepen dieper dan veertig centimeter onder het maaiveld, aangezien hierboven nauwelijks archeologische informatie voorhanden is, en indien: ‐ de ingreep gelegen is binnen een straal van vijftig meter van een bekende vindplaats of historisch relict, omdat hierbinnen de kans groot is aanvullende informatie hierover aan te treffen; ‐ de ingreep gelegen is binnen de eerste stadsmuur, waar bij alle ingrepen een afweging gemaakt dient te worden om onderzoek uit te (laten) voeren; ‐ de ingreep gelegen is binnen: o het buitengebied en een omvang heeft van minimaal 2500 m² óf o het bebouwd gebied en een omvang heeft van minimaal 250 m². Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 119
5.3.4 Bodemenergie Naast bedreigingen biedt de ondergrond ook kansen, zeker op het gebied van bodemenergie. Als gevolg van de grondstoffenschaarste zal de energieprijs de komende jaren blijven stijgen. Deze ontwikkeling zet de deur open voor andere manieren om energie te winnen en op te slaan. De ondergrond kan hierin een rol spelen door ruimte te bieden voor opslag van warmte en koude (WKO) of door zelf te dienen als energiebron. Grofweg kan onderscheid worden gemaakt in drie type systemen: twee open systemen en één gesloten systeem. Naast deze drie systemen, die hoofdzakelijk in de bovenste laag worden toegepast, is er nog een vierde techniek, namelijk geothermie. Geothermie is een techniek van warmtelevering die beneden de 1000 meter wordt toegepast. Vanwege de zeer hoge kosten die hiermee gepaard gaan, is deze techniek slechts geschikt voor zeer grote energieverbruikers; daarom wordt geothermie hier verder buiten beschouwing gelaten. 1. Open WKO systeem Een van de meest bekende en inmiddels in Nederland veel toegepaste systemen is het open WKO systeem. Bij open systemen wordt het in de bodem aanwezige grondwater als opslagmedium voor warmte en koude gebruikt. 2. Recirculatiesysteem Kansrijker is het gebruik van het tweede type open systemen, namelijk recirculatie. Bij recirculatiesystemen wordt grondwater onttrokken, de daarin aanwezige energie onttrokken en vervolgens stroomafwaarts weer geïnjecteerd in dezelfde grindlaag. Er vindt dus geen energieopslag plaats. Een recirculatiesysteem is dus gebaat bij een goed doorlatende ondergrond; grondwater kan dan eenvoudig worden opgepompt. De watervoerende grindlagen in Maastricht zijn hiervoor in potentie geschikt.
pagina 120
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
3. Gesloten systeem Bij een gesloten WKO systeem wordt een leidingenwerk in de ondergrond gebracht. Door de leidingen stroomt vloeistof die de functie heeft van energie‐ (warmte en/of koude) onttrekking aan de bodem. Hier geldt een hoge stroomsnelheid van het grondwater juist als voordeel. Voor Maastricht biedt deze techniek dan ook betere kansen dan open WKO systemen.
Op de kaarten zijn per systeem de kansen weergegeven in de Maastrichtse ondergrond. Links open systeem en rechts gesloten systeem. Vertaald naar transformatieprincipes komt dit neer op het volgende: Kansen open bodemenergiesystemen - Ten oosten van de Maas is de ondergrond zeer geschikt voor open systemen. Ook is de toepassing van bodemenergie goed mogelijk in Itteren en Borgharen. - Koppeling bodemenergie met warmtenet is goed mogelijk, hierdoor kan de ondergrond in het oosten gebruikt worden voor de warmtelevering in het westen. Kansen gesloten bodemenergiesystemen - De renovatiewijken in het westen van de gemeente kunnen goed gebruik maken van bodemenergie via gesloten systemen. 5.3.5 Kabels en leidingen Bovengrondse functies vragen vaak elektriciteit, gas, water, riolering en telefoon. Een belangrijk deel van het transport en de distributie hiervan ligt in de ondergrond. In Nederland ligt meer dan 1,75 miljoen kilometer aan kabels en leidingen; ruim 50 km per km² landoppervlak. Door het ontbreken van eenduidige wet‐ en regelgeving heeft de aanleg van deze kabels en leidingen niet altijd gecoördineerd plaatsgevonden en is er soms sprake van een letterlijke wirwar aan netwerken. Dit netwerk van kabels en leidingen is sturend in twee opzichten. In de eerste plaats is het bij werkzaamheden van belang te voorkomen dat kabels en leidingen worden geraakt en de elektriciteit uitvalt, een gaslek ontstaat of een hele wijk te kampen heeft met een telefoonstoring. In de tweede plaats kan de aanwezigheid van kabels en leidingen ook tot gevolg hebben dat ontwikkelingen niet mogelijk zijn of extreem duur worden. Dit is het geval bij aanwezigheid van het hoofdgasnet, hoofdriolering en hoogspanningskabels. Deze belangrijkste kabels en leidingen zijn daarom op kaart weergegeven. Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 121
Kaart Kabels en leidingen Transformatieprincipe ‐ Zoek combinatiemogelijkheden om kosten te besparen. Er zijn kansen om werkzaamheden voor het afkoppelen van hemelwater te combineren met het wijzigen van bijvoorbeeld kabels en leidingen. Ook de aanpassing van het hoofdgasleidingennet voor de gehele stad in de periode 2012‐2018 biedt combinatiekansen.
pagina 122
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
5.3.6 Glasvezelnetwerk Binnen de gemeente Maastricht is een uitgebreid glasvezelnetwerk aanwezig (zie kaart). Dit netwerk is deels aangelegd door de gemeente en deels door andere partijen zoals de universiteit Maastricht. Dit netwerk wordt steeds verder uitgebreid, onder andere door een groeiend aantal verkeerslichten hierop aan te sluiten zodat deze bijgestuurd, maar ook middels camera’s bewaakt kunnen worden. Tussen al deze locaties kan netwerkverkeer verstuurd worden omdat gebruikt gemaakt wordt van internettechnologie. Daar waar het glasvezelnetwerk aanwezig is kan hiervan gebruik worden gemaakt voor andere toepassingen. Denk aan het aansluiten van Wifizenders of tijdelijke camera‐ of internetverbindingen voor manifestaties, werkzaamheden, controle van dumpingen op milieustations etc.
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 123
6 Principes In dit hoofdstuk worden de consequenties van alle hiervoor beschreven thema’s met elkaar in samenhang gebracht. Daarbij is ook gekeken naar samenhang tussen de ruimtelijke schaalniveaus. Dit leidt tot een aantal (sturende) principes voor de locatiekeuze van stedelijke functies, tot sturing op (invulling van) de stedelijke netwerken en tot een aantal voorwaarden (kansen en beperkingen) voor ontwikkeling, ontwerp en inrichting van gebieden of locaties. Door het zoeken naar samenhangen en integraal te denken, krijgt de stad op een duurzame wijze vorm. In dit hoofdstuk zullen dan ook de ruimtelijke principes die in deel 1 zijn gekoppeld aan de duurzaamheidsprincipes op verschillende plekken opduiken (lagenbenadering, multimodale bereikbaarheid, ruimte voor water en groen, etcetera).
6.1 Principes voor locatiekeuze van stedelijke functies Algemeen: stedelijke functies worden in principe gerealiseerd binnen het bestaand stedelijk gebied. Herbestemming van een bestaand gebouw heeft de voorkeur boven nieuwbouw. Dit mits de functie past in het profiel / de bestemming van het gebied en mits het gebouw geschikt of geschikt te maken is voor de nieuwe functie. Wonen: de woonmilieukaart geeft inzicht in waar welke woonmilieus zouden moeten worden gerealiseerd. Als een plek wordt gezocht voor de realisatie van een bepaald type woningen, moet zoveel mogelijk aangesloten worden bij het bijbehorende woonmilieu. Voor ouderenwoningen en woonzorgcomplexen is het belangrijk dat deze worden gerealiseerd op plekken nabij voorzieningencentra / ontmoetingsplekken. Er wordt geen expliciet beleid gevoerd ten aanzien van de spreiding of concentratie van studentenhuisvesting, afgezien van short stay faciliteiten, die onder andere op het terrein van de Tapijnkazerne gevestigd kunnen worden. Woonwerkcombinaties: werken aan huis is in principe overal mogelijk, mits het pand in hoofdzaak de woonfunctie blijft behouden en er geen hinderlijke werkzaamheden plaatsvinden. Combinaties van bedrijf en woning zijn in principe (afhankelijk van het soort bedrijf) niet gewenst in woonstraten; hiervoor worden goed bereikbare en kleinschalige plekken aangewezen. Kantoren: kantoren zijn over het algemeen arbeidsintensieve functies, waarvan het belangrijk is dat deze zoveel mogelijk multimodaal bereikbaar zijn. Dit geldt met name voor de meer grootschalige kantoren die een regionale functie hebben. Meer kleinschalige kantoren zouden met name in en rond de binnenstad moeten worden gevestigd. Bedrijven: bedrijven zijn over het algemeen vrij arbeidsextensieve functies, waarvan het belangrijk is dat deze goed bereikbaar zijn vanaf de hoofdinfrastructuur. Dit geldt met name voor de meer grootschalige bedrijven die een regionale functie hebben. Vestiging is aan de orde op de bestaande of in ontwikkeling zijnde bedrijventerreinen; passend bij de ter plaatse aanwezige segmentering en milieuruimte. Meer kleinschalige bedrijven kunnen landen op specifieke locaties die goed bereikbaar zijn. Detailhandel: reguliere detailhandel en aanverwante dienstverlening moet zich vestigen bij de bestaande winkelcentra, passend bij de strategie uit de detailhandelsnota. Liefst worden deze gekoppeld aan de toekomstige ontmoetingsplekken, gezien de versterkende werking voor voorzieningen en ontmoeting. Nieuwe (of te verplaatsen) grootschalige detailhandelsvestigingen pagina 124
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
(GDV) zullen in principe worden gevestigd op de locatie Sphinx aan de Boschstraat. Nieuwe (of te verplaatsen) perifere detailhandelsvestigingen (PDV) zullen in principe worden gevestigd op de locatie Bosscherveld, die is aangewezen voor de PDV‐concentratie. Voor coffeeshops is er een spreidingsbeleid, waarbij de helft in binnenstad blijft gevestigd en de helft naar randen van de stad wordt verplaatst. Horeca: het hotelbeleid is er op gericht het aanbod in Maastricht te verbreden met nieuwe concepten. Het accent voor deze functies ligt in en rond de binnenstad, eventueel aangevuld met de A2‐zone. Er wordt geen algemeen beleid gevoerd ten aanzien van de sturing van andere horecafuncties zoals cafés, restaurants, B&B’s en dergelijke. Culturele functies: podiumkunsten bevinden zich bij voorkeur in de binnenstad. Culturele broedplaatsen, bepaalde museale functies en tijdelijke culturele functies zoals evenementen, manifestaties en exposities kunnen ook in meer landschappelijke of randstedelijke setting. Met name voor creatieve broedplaatsen kunnen leegstaande panden gebruikt worden. In de hele stad wordt meer ruimte geboden voor experimenten, met Bosscherveld als expliciet experimenteer‐ gebied. Cultuurproductie kan overal in de stad plaatsvinden. Culturele functies die met name op wijk‐ en buurtniveau een rol vervullen, zouden zich bij voorkeur moeten vestigen nabij de ontmoetingsplekken. Onderwijs: Voor het Hoger Onderwijs is vestiging met name gewenst in en rond de binnenstad en in Randwyck. Voor Beroepsonderwijs: is met name de multimodale bereikbaarheid (ook vanuit de regio) van belang. Voor het Voortgezet onderwijs is spreiding over beide oevers van de stad van belang, waarbij vestiging midden in woonbuurten moet worden voorkomen. Voor het Primair Onderwijs is een evenwichtige spreiding van groot belang, waarbij zoveel mogelijk zou moeten worden aangesloten bij de ontmoetingsplekken. Speciaal onderwijs wordt zoveel mogelijk gekoppeld aan de reguliere onderwijsvoorzieningen. Voor overige voorzieningen van Speciaal Onderwijs geldt dat deze bij voorkeur liggen in een rustige omgeving; goed bereikbaar vanaf de hoofdinfrastructuur. Sport en recreatie: buitensportaccommodaties worden gespreid over de stad en geconcentreerd via de multifunctionele kwaliteits‐ en basissportparken. Binnensport zal plaatsvinden op de bestaande locaties en op de nog te realiseren locatie in Randwyck; nieuwe locaties indien mogelijk nabij voortgezet of hoger onderwijs. Gymzalen worden gesitueerd binnen 1000 meter van locaties voor primair onderwijs. Voor speelplekken geldt dat de meer grootschalige speelplekken bij voorkeur worden gesitueerd nabij ontmoetingsplekken. Daarnaast een aantal kleinere speelvoorzieningen, verspreid over buurten. Zorg en gezondheidsfuncties: verpleeghuizen zijn over het algemeen grootschalige werk‐ en bezoeklocaties. Daarom is de multimodale bereikbaarheid hiervan belangrijk; met name op lokaal niveau. De maatschappelijke opvang moet verspreid plaatsvinden; in principe in en rond de binnenstad of in een subcentrum. Bij de regionale gezondheidszorg ligt het accent op de oostzijde van de stad (Randwyck en omgeving Vijverdal). Gezondheidscentra die op wijkniveau functioneren kunnen terecht nabij ontmoetingsplekken. Jeugd en welzijn: uitgegaan wordt van een beperkt aantal grote voorzieningen, evenwichtig verspreid over de stad, aangevuld met een aantal kleinere voorzieningen verspreid over wijken, die gesitueerd zouden moeten worden nabij ontmoetingsplekken. Ook wijkinformatiepunten en Centra voor Jeugd en Gezin zouden daar een plek moeten krijgen, mede vanwege de mogelijkheden voor multifunctioneel gebruik. Hetzelfde geldt voor kinderopvang/peuterspeelzaal; waarbij een Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 125
koppeling met primair onderwijs voor de hand ligt. Ontmoetingsplekken voor jongeren daarentegen zouden zo flexibel mogelijk moeten worden gepland en ingericht.
6.2 Stedelijke Netwerken Bij transformatie van een gebied dient zoveel mogelijk invulling te worden gegeven aan het realiseren van de gewenste netwerken op het gebied van water, groen, natuur, landschap en infrastructuur. Onderstaande kaarten geven deze netwerken aan. ‐ Op de kaart Ecologisch netwerk staan de (gewenste) zones en verbindingen die essentieel zijn voor een samenhangend natuurlijk netwerk. Dit netwerk staat in nauw verband met het watersysteem en het groene netwerk. ‐ De kaart Landschappelijk/groen netwerk bevat de hoofdgroenstructuur en geeft tevens aan welke profielen deze verschillende gebieden hebben en hoe compensatie moet plaatsvinden in het kader van het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM). Bij transformatie is het belangrijk groen (en eventueel water) te realiseren ter voorkoming van hittestress. ‐ De kaart met het Watersysteem geeft de structuur aan van het oppervlaktewater en het regenwater. Bij transformatie moet 10% van de ruimte worden gereserveerd voor water, inclusief afkoppelingsbeleid (infiltreren van regenwater in hoger gelegen gedeelten). ‐ De kaart Multimodaliteit geeft aan in welke mate gebieden met auto, openbaar vervoer en fiets bereikbaar zijn. Dit kan mede bepalend zijn voor de functionele invulling van een gebied. ‐ De kaart Categorisering geeft aan welke functie het netwerk heeft en is daarmee tevens een richtlijn voor de concrete inrichting van wegen.
6.3 Ontwerp en inrichtingsopgaven Bij transformatie van een gebied dient rekening gehouden te worden met een aantal kansen en beperkingen. Doelstelling is het flexibel en toekomstbestendig inrichten van een gebied. Dit geschiedt (onder andere) door de juiste functie op de juiste plek te situeren, herbestemming van gebouwen prioriteit te geven boven nieuwbouw en bij de (her)inrichting rekening te houden met beheer en onderhoud (Handboek Openbare Ruimte). Verder moet rekening worden gehouden met de volgende aspecten: Occupatielaag ‐ De kaart Parkeernormen geeft aan met welke parkeernormering rekening moet worden gehouden. Van belang is dat locatieontwikkelingen niet ten koste gaan van de kwaliteit van de openbare ruimte en dat voldoende ruimte wordt gereserveerd voor het parkeren op eigen terrein en het stallen van fietsen/brommers/scooters. ‐ De Woonmilieukaart geeft aan welk type woonmilieu gerealiseerd moet worden. Hierbij is tevens aan de orde in hoeverre het totaal aantal woningen mag toenemen of moet verminderen. ‐ Door de dynamiek in programma’s kunnen gebieden ontstaan die voor een bepaalde tijd geen functie hebben. Dit zijn de zogenaamde wachtgebieden. Wachtgebieden die (naar verwachting) meer dan drie jaar zullen leegstaan, moeten worden ingericht voor tijdelijke natuur, groen en/of parkeren. pagina 126
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
Ondergrond(se ruimte) Bij elke ruimtelijke ontwikkeling/inrichting dient vooraf inzicht verkregen te zijn van de driedimensionale opgave (analyse van de ruimtelijke structuren in het gebied en zijn omgeving conform de lagenbenadering). Kansen ontstaan door ondergrondse thema’s vroeg in het planproces en in onderlinge samenhang te bezien. ‐ De kaart Bodemkwaliteit geeft aan waar beperkingen zijn qua grondgebruik en biedt een indicatie voor de eventuele saneringsopgave. ‐ Op de kaart Grondwaterkwaliteit staan de grondwaterbeschermingsgebieden, waarbinnen restricties gelden voor het grondgebruik en de bouwmogelijkheden. ‐ De kaart Grondwaterkwantiteit geeft aan met welke grondwaterstanden rekening moet worden gehouden, wat een belangrijk aandachtspunt is bij het bouwen. ‐ De kaart Archeologie geeft inzicht in wat men vanuit het archeologisch erfgoed kan verwachten en welke onderzoeksverplichting daarbij aan de orde is. ‐ De kaart Kabels & Leidingen beperkt zich tot de hoofdleidingen voor gas, water, riolering en elektra, inclusief de vernieuwingen die daarbij zijn gepland. Er zijn kansen als bij deze vernieuwingsopgave wordt aangesloten. ‐ De kaart Bodemenergie geeft de kansen weer voor het realiseren van open of gesloten ondergrondse energiesystemen. Milieu ‐ De Verstoringskaarten Lucht, Geluid, Geur en Externe Veiligheid geven aan of er sprake is van belemmerende milieubelasting. Dit kan invloed hebben op de situering van functies in een gebied en de functionele invulling op gebouwniveau (geluidluwe ruimten / zijde). Maar het kan ook de noodzaak aangeven van actieve sanering. ‐ De kaart Warmtenetwerk geeft aan waar kansen liggen voor het gebruik van restwarmte. Cultureel erfgoed ‐ De kaarten met betrekking tot Cultureel Erfgoed geven aan welke gebouwen en structuren in cultuurhistorisch/architectonisch en/of stedenbouwkundig gebied behoren tot het Maastrichts Erfgoed.
Structuurvisie Maastricht 2030 - Gemeente Maastricht mei 2012
pagina 127