Structuurvisie Buitengebied Alphen aan den Rijn
Deel 1: beleidsnota
Inhoud Voorwoord
5
Management samenvatting
7
1
Een structuurvisie voor het buitengebied van Alphen aan den Rijn
11
2
Stad in het Groene Hart
15
3
Een duurzaam buitengebied; behoud door ontwikkeling
21
4
Sturen op kwaliteiten 4.1 Drooggemaakte polder ten westen van Aarlanderveen en de Zuid- en Noordeinderpolder 4.2 Polder Nieuwkoop 4.3 Polder Steekt (tussen de N11 en de oude rijn) 4.4 Polder Steekt (ten zuiden van de N11) 4.5 Zaanse Rietveld 4.6 Polder Gnephoek en polder Vrouwgeest 4.7 Polder Vierambacht 4.8 Polder Oudshoorn
27
5
Conclusie en vervolgstappen
55
Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1 2 3 4 5 6 7 8
59 63 65 69 73 75 77 79
het buitengebied van Alphen aan den Rijn anno 2007 de landbouw in Alphen aan den Rijn maatschappelijke ontwikkelingen en het platteland opgaven vanuit europees en nationaal beleid opgaven uit Groene Hart en provinciaal beleid totstandkoming van deze visie samenstelling ambtelijke werkgroep en projectgroep personen en organisaties die zijn geraadpleegd
Gebruikte documenten
35 41 43 45 47 49 51 53
81
3
4
Voorwoord Het buitengebied van Alphen aan den Rijn is echt bijzonder. Onze stad ligt midden in het Groene Hart van Nederland. Een groot open gebied te midden van de omringende steden uit de randstad. Voor het gemeentebestuur een reden om te kijken welke kant we op willen met het buitengebied: ruimte voor de landbouw of meer natuur en recreatie? Hiermee proberen we een visie te ontwikkelen op ons mooie en bijzondere buitengebied. Want de groene long van de Randstad is belangrijk voor de mensen in en rond de steden. Deze visie is tot stand gekomen met mensen uit het veld, letterlijk, maar ook met deskundigen, bewoners en belanghebbenden. Zij hebben meegewerkt om de belangen op een rijtje te zetten en hebben ons zo veel extra informatie gegeven. Hiervoor mijn dank: door uw hulp is deze visie meer afgewogen geworden. Het belangrijkste onderdeel van deze visie is het maken van keuzes. Iedereen wil ruim wonen, met een eigen tuin en een parkeerplaats voor de deur. Zoiets betekent dat de steden groeien. Alphen aan den Rijn kiest voor de compacte stad om het buitengebied zo open mogelijk te houden en daar ruimte te bieden aan landbouw, natuur en recreatie. In deze structuurvisie worden de verschillende belangen samengebracht. Uit deze belangen moeten keuzes gemaakt worden. Dat betekent dat sommige belangen boven andere worden gesteld. Zo hebben we bepaald wat de belangrijkste kenmerken zijn, en dat voor elke polder apart. Dan weten we wat we moeten behouden in welke polder, waar we het groen moeten versterken en waar er mogelijkheden zijn voor andere ontwikkelingen. Ik wil iedereen die een bijdrage heeft geleverd aan deze visie hartelijk danken en vertrouw erop dat hiermee het karakter van ons buitengebied bewaakt, behouden en versterkt kan worden. Wethouder S.J.P Lyczak
5
6
Management Samenvatting Met deze Structuurvisie Buitengebied geven we als gemeente Alphen aan den Rijn onze visie op de toekomst van het buitengebied. De visie legt onze ambities vast en bepaalt hoe we de economische, sociale en ruimtelijke betekenis van het buitengebied willen ‘behouden door te ontwikkelen’. Ontwikkelingen en nieuwe economische dragers zijn nodig omdat we er niet langer vanuit kunnen gaan dat het regulier landbouwkundig gebruik ook het gewenste landschap oplevert.
De recreatieve toegankelijkheid van het buitengebied willen we verbeteren met nieuwe verbindingen of ‘poorten’ tussen stad en platteland. Deze ‘poorten’ worden waar mogelijk gecombineerd met plekken waar flora en fauna de stad in en uit kan. Behalve in deze fysieke verbindingen investeert de gemeente in (nieuwe) sociale en economische banden tussen stad en platteland. Initiatieven die de beleving van het buitengebied vergroten, wil de gemeente ondersteunen.
Behalve een hulp in de beoordeling van nieuwe initiatieven, hopen we dat deze visie burgers en bedrijven inspireert om op een positieve manier met hun initiatieven bij te dragen aan een mooier, duurzamer en betekenisvoller buitengebied.
Een belangrijke constatering is dat het buitengebied niet langer het exclusieve domein is voor landbouwproductie. In het verlengde van het Europese beleid zet elke grondeigenaar zich in voor een levend platteland. Het platteland krijgt nieuwe opgaven op het gebied van recreatie, natuur(beleving), water, zorg en klimaat. Burgers en ondernemers spelen hier terecht op in. Maar ook de landbouwbedrijven willen verder: een deel van de bedrijven zal in omvang groeien, andere bedrijven ‘verbreden’ met neventakken en ook zullen er bedrijven stoppen. Gronden en gebouwen krijgen een andere invulling. Om dit in goede banen te leiden, hebben we in deze structuurvisie aangegeven wat waar gewenst is.
In deze Structuurvisie staan drie keuzes centraal: 1. Een compacte stad met haar duidelijke bouwgrenzen is goed voor waarden en economie van het platteland. Wél willen we de relatie stad- platteland verbeteren, onder andere door betere recreatieve toegankelijkheid, groen-blauwe verbindingen, maar ook door (nieuwe) sociaal-economische relaties. 2. Economie op het platteland is nodig en deze geven wij een nieuwe impuls; een ontwikkeling krijgt ruimte als deze bijdraagt aan de kwaliteiten van het gebied. 3. Het denken en doen wordt anders: we sturen op doelen. We koesteren bestaande kwaliteiten en bepalen welke aanvullende kwaliteiten gewenst zijn. We stimuleren wat we willen en…. wat we niet willen, gebeurt niet. Deze drie punten komen terug in respectievelijk hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze structuurvisie.
Het onderscheid tussen agrariërs en niet-agrariërs vervalt. Iedereen die de gewenste kwaliteiten kan realiseren moet kunnen ondernemen. Grondeigenaren en grondgebruikers dragen een verantwoordelijkheid voor een goed beheer. Zo hebben de agrariërs in de afgelopen jaren het agrarisch natuurbeheer op zich genomen. Het bestaande agrarisch cultuurlandschap met weidevogels wordt door iedereen beleefd als ‘natuur’. Wij willen de natuuropgave realiseren door in te zetten op natuur en landschapsbeheer door de grondeigenaren en gebruikers. Alleen waar dat niet mogelijk is, kiezen we voor reservaatsnatuur met functiewijziging van landbouw naar natuur.
We zien Alphen aan den Rijn ook op langere termijn als een stad die haar Groene Hart karakter koestert. Het huidige buitengebied wordt hoog gewaardeerd door haar bewoners. Weilanden met agrarisch gebruik zullen ook op de langere termijn het beeld domineren. Het betekent een strakke grens voor de Boskoopse teelten en geen nieuwe vestiging van glas of sierteelt.
7
8
Wij zetten de lijn van ontwikkelingsplanologie binnen onze gemeente voort in het buitengebied. We sturen op doelen en organiseren het zo dat deze doelen worden bereikt. Niet afwachten maar stimuleren en regisseren. Onze communicatie richt zich op de doelen van deze Structuurvisie. We zijn creatief en flexibel om deze doelen te bereiken; we zijn helder waar de grens ligt. Dit is daarom een visie van “behoud door ontwikkeling”.
Op basis van een lagenbenadering onderscheiden we diverse deelgebieden, elk met een eigen karakter en sterke punten. Voor elk deelgebied zijn hoofdkeuzen gemaakt: Deelgebied Polders tussen Aarlanderveen, Aarkanaal en Oude Rijn Polder Steekt (tussen Oude Rijn en N11) Polder Steekt (ten zuiden van de N11) Zaanse Rietveld
Bij het sturen op doelen gebruiken we de gewenste kwaliteiten van een gebied: de ruimtelijke, economische en sociale kwaliteiten. Deze komen overeen met ‘planet’, ‘profit’ en ‘people’ van ons beleid van duurzaamheid. Dat betekent dat bij elk plan of initiatief een juiste samenhang gevonden moet worden van: Ruimtelijke kwaliteiten: bijdragen aan ecologie/ milieu/landschap; Economische kwaliteiten: een gebruik of beheer dat rendabel is of een zelfstandige exploitatie kent gericht op continuïteit; Sociaal-culturele kwaliteit: vooral gericht op betrokkenheid en draagvlak bij bewoners.
Gnephoek en Vrouwgeest
Vierambacht en Nieuwkoop Oudshoorn
Keuze Economische ontwikkeling van en voor de weidebouw Ruimte voor nieuw wonen, werken en nieuwe zorg in het groen Ruimte voor industriële of grootschalige rundveehouderij Ruimte voor combinaties van agrorecreatie, natuur en weidebouw Landschap en cultuurhistorie als basis voor beperkte stedelijke ontwikkelingen en weidebouw Ruimte voor akkerbouw en veeteelt Recreatie
Op basis van ontwikkelingsplanologie worden bijzondere instrumenten ingezet zoals rood-voorgroen, nieuwe landgoederen en ruimte-voorruimte: deze instrumenten zijn gekoppeld aan bovengenoemde keuzes. Deze instrumenten worden dus niet gebiedsdekkend ingezet. Dit document is het beleidsdeel van de Structuurvisie Buitengebied. Na vaststelling van dit deel zullen we, in het voorjaar van 2008, een uitvoeringsprogramma opstellen.
9
Bewonersavonden 2007 Linksboven: Alphen Noord en Zuid, juni 2007 Links midden: Zwammerdam, juni 2007 Linksonder: Aarlanderveen, juni 2007 Rechtsboven: Zwammerdam, september 2007 Rechts midden: Alphen Noord en Zuid, september 2007
10
1
Een structuurvisie voor het buitengebied van Alphen aan den Rijn
De ommelanden van Alphen aan den Rijn zijn voortdurend in ontwikkeling. Voorbeelden hiervan zijn grotere landbouwbedrijven, minder koeien in de wei, meer agrarisch natuurbeheer en meer mogelijkheden voor recreatie. Ondernemers spelen in op een stedelijke vraag en gaan aan de slag met streekproducten, campings, kanoverhuur of paardenstalling. Vrijkomende agrarische bebouwing wordt voor niet-agrarische doeleinden gebruikt. Er komen veel vragen richting de gemeente en in het verleden is gebleken dat er behoefte is aan een duidelijk kader dat aangeeft wat we waar in het buitengebied willen.
Met deze visie proberen we in de toekomst te kijken. We zetten neer wat we graag zouden willen in de komende tien tot twintig jaar. Hoe deze toekomst er werkelijk uit ziet weet niemand, het is een resultaat van vele meer of minder voorspelbare ontwikkelingen. Om zo goed mogelijk te voorspellen hebben we een analyse gemaakt van de huidige situatie en van enkele nieuwe opgaven. In bijlage 1 beschrijven we het huidige buitengebied op basis van een lagenbenadering. Daarin lezen we dat de ondergrond, de occupatiegeschiedenis en bestaande netwerken in hoge mate het huidige grondgebruik en toekomstige mogelijkheden bepalen. Graslandbeheer of weidebouw is met 83% van het oppervlak veruit de grootste grondgebruiker; in bijlage 2 staan de details. In bijlagen 3 tot en met 5 hebben we nieuwe opgaven in beeld gebracht. Bijlage 3 schetst een aantal te verwachten maatschappelijke ontwikkelingen die invloed zullen hebben op inrichting en beheer van het platteland. We onderscheiden daarbij: nieuwe rollen van een multifunctioneel platteland; klimaat & water; toekomstperspectieven van de landbouw; opkomst van leisure en zorg. Nieuwe beleidsopgaven die effect zullen hebben op het platteland staan beschreven in bijlage 4 (EU en Rijksbeleid) en bijlage 5 (Groene Hart en Provinciaal beleid). Deze analyse is (een) belangrijke input geweest voor het bepalen van gewenste (aanvullende) kwaliteiten voor het buitengebied van de gemeente.
De gemeente Alphen aan den Rijn wil een mooi en duurzaam buitengebied dat betekenisvol is voor het Groene Hart en voor haar inwoners. Met deze structuurvisie maakt de gemeente duidelijk welke kwaliteiten op welke plek gewenst zijn. We stellen kaders voor toekomstige bestemmingsplannen. Maar even belangrijk is het inspireren van individuele burgers en bedrijven en hen met deze visie uit te nodigen om actief bij te dragen aan de gewenste kwaliteiten. Sinds de Nota Ruimte krijgen decentrale overheden meer verantwoordelijkheden voor het ruimtelijk beleid. Met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening zijn gemeenten verplicht om structuurvisies op te stellen. Alphen aan den Rijn loopt met deze structuurvisie voorop. De visie is er één van ‘behoud door ontwikkeling’. We willen bestaande kwaliteiten van de groene weilanden rondom de stad behouden maar we beseffen ons dat stilstand achteruitgang betekent; de huidige situatie kan niet geconserveerd worden. De gemeente koestert bestaande kwaliteiten en omarmt ontwikkelingen die daadwerkelijke bijdragen leveren aan de gewenste sociale, economische en ruimtelijke kwaliteiten. Deze visie is in een interactief proces tot stand gekomen. Bestuur, bewoners, initiatiefnemers, maatschappelijke organisaties, buurgemeenten, provincie en andere experts werden geraadpleegd. Een ambtelijke werkgroep heeft deze visie getrokken. In bijlage 6 staat beschreven hoe deze structuurvisie tot stand is gekomen.
11
Polders Structuurvisie Buitengebied
12
Deze structuurvisie gaat over het buitengebied. Daarmee wordt het gehele grondgebied van de gemeente Alphen aan den Rijn bedoeld, exclusief de bebouwde kommen van Alphen aan den Rijn, Zwammerdam en Aarlanderveen. Ook het Zegerplasgebied maakt geen deel uit van het buitengebied. Deze structuurvisie gaat niet in op geplande stedelijke ontwikkelingen ten behoeve van woningbouw en bedrijventerreinen in de Gnephoek en in het Steekterweggebied (OTA). Voor deze structuurvisie hebben we het buitengebied ingedeeld in verschillende deelgebieden. Deze deelgebieden komen grotendeels overeen met de namen van de verschillende polders. Een aantal polders zijn in deelgebieden samengevoegd. Polder Steekt is juist opgedeeld omdat deze wordt doorsneden door de N11 waarmee twee verschillende gebieden zijn ontstaan. Op de kaart hiernaast zijn de deelgebieden weergegeven die we in deze structuurvisie onderscheiden. In hoofdstuk 2 staat onze visie op Alphen aan den Rijn als stad in de groene weilanden van het Groene Hart. Het geeft aan hoe we ons willen verhouden met de ommelanden en wijdere omgeving. In hoofdstuk 3 gaan we in op een duurzaam beheer van het platteland. Bestaande en nieuwe economische dragers zijn belangrijk om het mooie te behouden en/of om nieuwe kwaliteit toe te voegen. In hoofdstuk 4 gaan we eerst in op enkele principes van ontwikkelingsplanologie; het sturen op kwaliteit en behoud door ontwikkeling. Vervolgens maken we per deelgebied keuzes welke kwaliteiten waar gewenst zijn. Dit document vormt het beleidsdeel van de Structuurvisie Buitengebied. In 2008 zullen we een uitvoeringsprogramma opstellen. Na vaststelling van beide documenten voegen we deze twee documenten eind 2008 samen. Dan zal de Structuurvisie Buitengebied compleet zijn.
13
Boven: De compacte stad en de wegen die haar begrenzen Midden: Groene lobben, kansen voor groen-blauwe verbindingen stad-platteland Onder: Als boven met bestaande verbinding; alle verkeer (rood), verbindingen langzaam verkeer (geel) en mogelijke nieuwe recreatieve stad-land verbindingen (gestippeld)
14
2
Stad in het Groene Hart
Het buitengebied van de stad Alphen aan den Rijn heeft vele kwaliteiten en wordt hogelijk gewaardeerd door haar inwoners. In de stadspeiling van 2004/2005 gaf ruim 80 procent van hen aan dat de huidige inrichting van het polderlandschap beschermd moet worden. De gemeente wil bestaande kwaliteiten behouden of versterken en waar mogelijk nieuwe opgaven realiseren.
Harde grenzen hebben ook voordelen; zij benadrukken het karakter van zowel stad als platteland. Scherpe grenzen zijn ook van belang voor het tegengaan van ongewenste ontwikkelingen en voor het betaalbaar houden van agrarische grond. De harde stadsranden van Alphen aan den Rijn zullen in stand blijven. Maar nieuwe overgangen zijn gewenst; punten waar de harde grens geen barrière meer is maar waar de harde grens overbrugd wordt met nieuwe ecologische en/of recreatieve verbindingen, of waar nieuwe ‘scherpe’ overgangszones worden gemaakt, zoals destijds Zegerplas en nu polder Oudshoorn met golfbaan en wandelbos. Via groene en blauwe ecologische verbindingen kan flora en fauna de stad in en uit. Ook de stedelijke wateropgave heeft hierin een verbindende functie voor flora en fauna en voor de mens.
Visie op een stad in het groen Alphen aan den Rijn is ook in de toekomst een compacte stad midden in het Groene Hart met groene weiden om de stad. Zo draagt Alphen aan den Rijn bij aan het karakter van het Groene Hart. In de Stadsvisie (2005) kiest Alphen aan den Rijn voor de compacte stad. Dit is een kwaliteit en strategie die bijdraagt aan de doelen van het Groene Hart. Zo blijft de omringende open ruimte groen en open. Hier kiest de gemeente voor. Deze keuze bouwt voort op bestaand beleid voor ontwikkelingsruimte voor de grondgebonden veehouderij. Sierteelt en glas krijgen geen extra ruimte. Hierin benadrukt Alphen aan den Rijn haar landschappelijke identiteit in de regio en kan hierin zelfstandig deze keuze uitwerken.
Er is vooral behoefte aan recreatieve verbindingen voor langzaam verkeer; plekken waar Alphenaren makkelijker vanuit de stad het platteland op kunnen fietsen, lopen, skaten of varen en vice versa1. Aansluitend moet gedacht worden over een padenstructuur. Waar mogelijk, kan dit gecombineerd worden met ruiterpaden. Kleinschalige recreatieve voorzieningen/bedrijvigheid zijn hier welkom.
Visie op fysieke stad-land verbinding
Het realiseren van nieuwe verbindingen is een uitdagende ontwerpopgave. Vanuit de infrastructuur valt te denken aan gebiedspoorten die weer gecombineerd kunnen worden met andere functies zoals educatie, leisure, sport, stadslandbouw, horeca, etc. Dit is vooral een uitdaging in die gebieden waar stedelijke ontwikkelingen zijn voorzien en waar een nieuwe overgang stad-land aan de orde is zoals in de Gnephoek. Maar ook op andere plekken zijn nieuwe overgangen stad-platteland gewenst. De locaties zijn grotendeels reeds bepaald in het Ontwerp Actieplan GVVP (Alphen aan den Rijn, 2003). Mogelijke plekken zijn bij het glastuinbouwgebied langs het Aarkanaal en in het Zaanse Rietveld. Op deze plekken willen wij dat het ontwerp de herkenbaarheid van de plek een eigen betekenis of identiteit meegeeft, niet alleen ruimtelijk maar ook door nieuwe samenwerkingsverbanden van partijen.
De ruimtelijk heldere, ‘harde’ grenzen tussen de stad Alphen aan den Rijn en het ommeland zullen wij koesteren. Wél zullen op enkele plekken nieuwe ecologische en recreatieve fysieke verbindingen tot stand komen. Voor een aantal plekken kunnen gebiedspoorten worden ontworpen. Dit gebeurt zodanig dat deze plekken herkenbaar zijn met een eensluidende en betekenisgevende stijl. In de stedelijke ontwikkeling van de afgelopen 100 jaar is Alphen aan den Rijn steeds binnen bestaande lijnen in het landschap verder gegroeid. Van polder naar polder. Dit heeft geleid tot de huidige situatie van een stad met harde randen; de Heimanswetering in het westen, de Ridderbuurt in het noorden, het Aarkanaal in het oosten en recentelijk de N11 in het zuiden vormen duidelijke grenzen. We kunnen zeggen dat de stad Alphen aan den Rijn anno 2007 met de rug staat gekeerd naar haar ommelanden/ platteland. De beleving en bereikbaarheid van het platteland vanuit de stad zijn daardoor slecht.
Overigens zullen vele (fiets)verbindingen tevens een utilitaire functie hebben; zo kunnen er mogelijk betere en veilige verbindingen gecreëerd worden tussen stad en de kleine kernen. 1
15
16
Visie op beleving van het buitengebied
Bewoners van het buitengebied beleven dat verkeersproblemen van de stad en de groeiende mobiliteit wordt afgewenteld op het buitengebied. Daarnaast dragen alle bewoners bij aan de groeiende mobiliteit op het platteland (net als in alle woonwijken). Daarom zijn – mede in afstemming met langzaam/recreatief verkeer – keuzes nodig: deze liggen in een verkeersafwikkeling naar de hoofdwegen en het kortsluiten van doorgaande verbindingen. Het project Duurzaam Veilig zal voor het buitengebied worden uitgewerkt, mogelijk gebruik makend van de principes van ‘Natuurlijk Sturen’.
Groene ruimten en het buitengebied zijn belangrijk voor bewoners om te kunnen ontspannen, bewegen, uit te waaien, gezond te blijven, voedsel te telen of dieren te houden. Daarom willen wij dat het gehele buitengebied goed ’te beleven’ is: vanuit de stad en dorpen goed bereikbaar, verkeersveilig, sociaal veilig, voldoende korte ommetjes, rustig. Burgers of ondernemers stimuleren wij hieraan mee te doen, ook met de exploitatie van voorzieningen. We voorzien een toenemende recreatieve behoefte vanuit de stad. Signalen zijn de opkomst van de beleveniseconomie en de sterke ontwikkeling in de sector leisure; zie ook bijlage 3, “Maatschappelijke ontwikkelingen en het platteland”. Veel Alphenaren recreëren nu buiten de gemeentegrenzen. Er zijn echter vele kansen te benutten. Recreatie in de directe omgeving geeft ook duurzaamheidswinst; mensen kunnen er op uit zonder eerst de auto te pakken. Het buitengebied is een bekend terrein voor recreatieve en race-fietstochten, langere wandeltochten, een enkele kanotocht, of toeren met auto of motor. Maar we kunnen ook denken aan skeeleren, joggen, sportvissen, pleziervaart en paardrijden. Elk gebruik heeft eigen ruimtelijke behoeften. We benoemen drie specifieke punten: Er is een behoefte aan kortere ommetjes voor wandelaars rondom Alphen aan den Rijn of vanuit de kleine kernen. In Zwammerdam stond deze behoefte bovenaan de lijst met prioriteiten. Wat betreft fietsen voldoet het provinciale fietspadenplan als (utilitaire) hoofdstructuur. Een aantal geplande paden willen we versneld realiseren en daarbij een aantal nieuwe (recreatieve) verbindingen maken. Op korte termijn vereist de veiligheid op de vele smalle plattelandswegen de aandacht. Dit wordt verder uitgewerkt in het uitvoeringsprogramma. Binnenkort wordt ook het fietsknooppunten systeem gerealiseerd. Autoverkeer willen we beter sturen door de verkeersafwikkeling van auto’s beter vanaf en naar de hoofdwegen te leiden. Soms betekent dit omrijden, maar het verkeersnet verdraagt niet dat auto’s steeds via de kortste weg ergens kunnen komen.
Visie op nieuwe sociale relaties met het buitengebied Wij voorzien dat de Alphenaren in de toekomst een meer betekenisvolle relatie hebben met het buitengebied. Zij kennen het buitengebied, genieten ervan en voelen zich betrokken en verantwoordelijk. De gemeente zal deze betrokkenheid faciliteren. Met de harde stadsranden en huidige vorm van landgebruik bestaan er weinig sociale en economische relaties tussen stad en het omliggende gebied. Zoals hierboven gesteld wil de gemeente de fysieke verbinding stad en platteland verbeteren, bijvoorbeeld door paden voor langzaam verkeer. Maar ook de ‘emotie’ speelt: wij beschouwen de verbinding die een Alphenaar voelt met de directe omgeving als een belangrijk welzijnsaspect. Ingrediënten van dit ‘wel-zijn’ zijn: kennis van de cultuurhistorie of de geschiedenis, herkenbaarheid van de waarden van het gebied (identiteit) en nieuwe mogelijkheden voor (mede-)gebruik en mede-verantwoordelijkheid van dat platteland. Educatie en communicatie spelen een belangrijke rol. Maar ook kan men denken aan nieuwe vormen van organisatie. Bestaande voorbeelden zijn een zorginstelling met patiënten die op een boerderij wonen en werken, of de projectontwikkelaars die in Kerk en Zanen bouwen en die meebetalen aan de regeling groene diensten in het Zaanse Rietveld. Verder valt te denken aan levering van energie, zuivering van water en boer-consumentrelaties rond streekproducten. Streekproducten zouden op het niveau van het Groene Hart gestimuleerd kunnen worden. Mogelijkheden voor dit soort stad-land verbanden willen wij als gemeente actief onderzoeken en waar mogelijk faciliteren.
17
Boven: Schetsen uit workshop Oude Rijnzone
18
Visie op wateropgaven Wij gaan uit van een aanpassing in het waterbeheer; mocht grootschalige aanpassing nodig blijken, dan is een nieuwe afweging in de ‘geest’ van deze visie nodig. Wat betreft het waterbeheer zijn er voortschrijdende inzichten rond klimaatverandering met bijbehorende wateropgave. Wij beseffen dat het grondgebied van Alphen aan den Rijn afhankelijk is van goed waterbeheer en dat voor de toekomst van het buitengebied wateropvang, waterafvoer, het remmen van de bodemdaling en waterkwaliteit van groot belang zijn. De mate hiervan en dus de mogelijke ruimtelijke keuzes zijn nu onderwerp van studie door het waterschap en provincie. Daarom hebben wij als standpunt dat nieuwe wateroppervlaktes of slimme systemen in Alphen aan den Rijn mogelijk zijn, maar dan in combinatie met een bijdrage aan de genoemde kwaliteiten voor economie en ecologie. Als dat op grote schaal moet gebeuren, moeten we nieuwe kwaliteiten benoemen en die combineren met de kwaliteiten die we in deze visie als sturend zien. Hoe dat kan, is een afweging die we pas dan kunnen maken. Visie op regionale samenwerking De gemeente Alphen aan den Rijn maakt deel uit van grotere verbanden. Vooral op het gebied van infrastructuur, woningbouw en landschap werken we als gemeente samen aan regionale afstemming, zoals in het project Transformatie Oude Rijnzone. De gemeente Alphen aan den Rijn staat niet op zichzelf. Het is deel van regionale samenwerkingsverbanden, het Groene Hart, Rijnstreek, Land van Wijk en Wouden, Zuid-Holland, Nederland, Europa. In de relatie met de regio zijn vooral de infrastructurele verbanden essentieel. Hierin volgt de visie buitengebied de reeds gemaakte plannen in regionale verbanden, zoals de Oude Rijnzone en het Rijnstreekberaad. Wij streven naar een goede regionale afstemming voor wat betreft inrichting en beheer van het landelijk gebied en beoordelen van geval tot geval de synergie van samenwerking. De Oude Rijnzone is inmiddels opgenomen in het urgentieprogramma van het Rijk.
19
20
3
Een duurzaam buitengebied; behoud door ontwikkeling
Een duurzaam beheer van het buitengebied is alleen mogelijk als dat betaalbaar blijft. Economische draagkracht is nodig in het buitengebied. Op dit moment zijn het vooral de agrariërs die met hun koeien en schapen de grond beheren. Maar zij pakken ook het agrarisch natuurbeheer op. Als bepaalde nieuwe ontwikkelingen bijdragen aan de kwaliteiten van het gebied, kunnen deze de ruimte krijgen. Dit staat los van het gegeven of de initiatiefnemer een agrariër is of niet en het staat los van het gegeven of het agrarische of niet-agrarische activiteiten betreft. In principe is de eigenaar de beheerder.
grondgebruiker verantwoordelijkheid heeft voor dat wat ‘we’ als gemeente en gemeenschap willen. Visie op (ver)bouwen Voor de gewenste kwaliteiten van een gebied moet je kunnen ondernemen. Om te ondernemen moet je gebouwen en gronden kunnen gebruiken en moet je kunnen (ver)bouwen. Iedere grondeigenaar - veehouder of niet - mag in bestaande gebouwen ondernemen. Het maakt niet uit wat als het maar bijdraagt aan de ‘eigenheid’ van het gebied en in evenwicht is met het gebied zoals verkeersbewegingen, veiligheid, bouwstijl of ecologisch evenwicht. De grondgebonden veehouderij krijgt kansen om nieuw te bouwen. Er kan alleen gebouwd worden op of vanuit bestaande erven. In het geval een boerderij een nieuwe functie krijgt, worden de bij dit erf betrokken gronden eveneens ingezet voor de gewenste kwaliteiten. In de meeste gevallen betekent dit een landschappelijke en agrarische functie voor akkerbouw of weidebouw.
Visie op grondgebruikers Elke grondgebruiker heeft een rol in het buitengebied en neemt daarin verantwoordelijkheid. Volgens Europa en haar (subsidie)regels vervalt de oude en scherpe grens tussen agrariër en burger. Elke grondeigenaar kan ondernemen mits hij/zij bijdraagt aan de gewenste kwaliteit van het gebied, zo is de nieuwe Europese gedachte. Alphen aan den Rijn gaat mee in deze nieuwe kijk. De gemeente kan niet alles regelen en onderhouden en is afhankelijk van eigenaren en beheerders van grond en gebouwen. In principe is de eigenaar de beheerder. Onze wens is dat mensen verantwoordelijkheid nemen voor welzijn en milieu. Zij pakken ‘problemen’ op en wentelen deze niet af op gemeente/gemeenschap. Dit komt onder andere tot uiting in verantwoordelijkheid voor ruimtelijke zorg van erf en gebouw. Er wordt gewerkt op basis van vertrouwen. Van burgers en bedrijven wordt een betrokken houding en sociaal verantwoordelijk handelen verwacht. Waar dit niet gebeurt, treden we op. De Europese Unie heeft gezocht naar een vernieuwend plattelandsbeleid waarin economie en waarden voor de toekomst beter samengaan en waarbij de financiële EU-steun aan de landbouwproductie is omgezet in steun aan regio’s en aan grondeigenaren in plaats van aan agrariërs. Deze (ongemerkte) opschuiving sluit aan bij de praktijk waarin niet alleen agrariërs zoeken naar een evenwicht tussen economie en landschap/ natuur en milieu/water maar elke grondeigenaar (stoppende agrariër, nieuwe burger) dit doet. Wij zien het in de eerste plaats als een uitdagende opgave omdat tenslotte elke burger/grondeigenaar of
Bovenstaande hoofdlijn is een uitwerking van de gedachte dat elke grondeigenaar en/of grondgebruiker bijdraagt en moet blijven bijdragen aan de ruimtelijke, economische en sociale kwaliteiten van het gebied. Er is vraag naar (her)gebruik van bestaande gebouwen. Niemand heeft zin om een gebouw te slopen, tenzij je er wat voor terugkrijgt. Wat de gemeente vooral wil bieden is ‘beleidsruimte’ met deze visie: de gemeente bepleit niet gebouwen te slopen maar bepleit gebouwen te benutten om díe economie te stimuleren die ook gaat bijdragen aan het gebied. Zoals gezegd is die omgeving ook van belang voor de bedrijven. De schoonheid, het groene, het verkeersveilige, het uitzicht, het zijn allemaal vestigingsfactoren voor het bedrijf of de nieuwe bedrijfstak. Voor de uitwerking in het bestemmingsplan is het bestaande gebouw uitgangspunt. In sommige gevallen is het gebouw niet (meer) geschikt. In die gevallen is nieuwbouw mogelijk mits er iets voor terugkomt dat minder m2 of m3 omvat; dat is dan kwaliteitswinst, want een nieuw gebouw is efficiënter te bouwen voor het nieuwe gebruik dan een oud gebouw. Gaat het de ondernemer goed, en kan het bedrijf niet meer voldoen aan de bijdragen aan het gebied dan is verplaatsing of splitsing de enige optie.
21
22
Voor bedrijven in de stad is dit bestaand beleid, dit geldt eveneens voor bestaande bedrijven in het buitengebied. Het is echter nieuw beleid voor nieuwe niet-agrarische bedrijvigheid.
Aaneensluiting van deze weidegebieden is een groot voordeel voor de biodiversiteit. In het vigerende bestemmingsplan heeft dit geleid tot het overnemen van de ecologische verbinding langs de wetering in het noorden van de Zuid- en Noordeinder Polder (‘de Blauwe As’). In het huidige beleid zijn alleen vergoedingen mogelijk als de functie verandert van landbouw naar natuur. Agrariërs en inwoners willen de functie landbouw behouden met de combinatie met agrarisch natuurbeheer. De gemeente heeft slechts een beperkte zeggenschap over dit beheer. Daarom wil de gemeente deze zone enerzijds wel als extra waardevolle zone vasthouden maar wil zij de uitwerking van het beheer in deze zone en het gehele gebied bij de grondeigenaren laten en op hun verzoek mee helpen te organiseren. De gemeente is niet direct voorstander van aankoop van grond door een natuurbeherende organisatie en/of functiewijziging naar natuur. Aankoop en functiewijziging is een optie, als het niet lukt afspraken te maken met de huidige beheerders of als de nood hoog is vanuit natuurdoelstellingen. We willen afspraken maken met agrariërs in samenspraak met provincie en waterschap. Opgaven op het gebied van water, bodem en recreatieve toegankelijkheid moeten hierin worden betrokken. We streven naar de opschaling van het initiatief Landschapsfonds Alphen aan den Rijn en omstreken, zodat agrariërs beloond kunnen worden voor natuur- en landschapsbeheer.
Agrarische grondgebonden bedrijven zijn de drager van het grootste deel van het buitengebied. Zij zullen in de eerste plaats ook creatief zijn in het benutten van de bestaande gebouwen, maar zij moeten wel nieuw kunnen bouwen voor hun bedrijfsontwikkeling. Zij hebben immers het landschap opgebouwd en kunnen niet ergens anders heen. De benadering voor het bouwen voor agrarische bedrijven bouwt voort op de bovengenoemde redenatie, namelijk: uitsluitend die agrarische bedrijven kunnen extra nieuwe gebouwen bouwen die volwaardig zijn én die eveneens bijdragen aan de gewenste kwaliteiten (ruimtelijk, economisch, sociaal) van het gebied. Voor agrariërs verandert er dus niet zo veel ten opzichte van het huidige beleid. Het enige dat verandert is dat agrariërs - als ze stoppen of klein zijn - toch hun stal agrarisch kunnen blijven gebruiken terwijl dat nu formeel strijdig gebruik is, omdat agrariërs dan strikt genomen geen bedrijf meer zijn. Wat betreft nieuwbouw gaan we in principe uit van bestaande erven; het is niet gewenst om geheel nieuwe bouwvlakken mogelijk te maken. Uitzonderingen hierop zijn mogelijk in transformatiegebieden zoals Gnephoek, de Oude Rijnzones en gebieden met glas; hier zijn wel nieuwe bouwvlakken mogelijk.
Visie op ruimteregelingen en verevening De gemeente Alphen aan den Rijn kiest voor een secure toepassing van de verschillende ruimteregelingen zoals, ruimte voor ruimte, rood voor groen, etc. We zetten deze instrumenten alleen in waar het een bijdrage kan leveren aan de gewenste kwaliteiten. Dat betekent dat we alleen slopen waar stenen in de weg staan en alleen bouwen waar dat gewenst is en een gewenste bijdrage levert.
Visie op weilanden als natuur Alle weilanden zien wij als een vorm van natuur. De weilanden zijn belangrijk voor weidevogels, slootoeverplanten, kleine dieren en insecten. Natuurlijk zijn er verschillen tussen weilanden en tussen veehouders/grondgebruikers, maar dat is een kwestie van beheer en economie. Vanuit provinciale programma’s worden subsidies gegeven. Waar gaten vallen, willen we als gemeente investeren in het beheer van natuur en landschap door grondeigenaren.
De ruimte voor ruimte regeling is gericht op ‘ontstening’ van het buitengebied of vermindereing van de milieubelasting door de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen. Volgens de regels van de provincie Zuid Holland mag de initiatiefnemer ter compensatie van de sloop van 1000 m2 (gebouw) of 5000 m2 (glas), ter plekke of elders, een woning bouwen (bron: Provincie Zuid-Holland, Regels voor Ruimte, april 2005).
Op de bewonersavonden werd helder gesteld: voor agrariërs en bewoners zijn alle weilanden natuur. Er zijn ecologische verschillen tussen weilanden maar deze zijn voor de directe beleving door bewoners minder opvallend. De gemeente bepleit vergoedingen voor weilanden die bijdragen aan biodiversiteit.
23
24
De regeling nieuwe landgoederen is een uitwerking van rood voor groen en is gericht op de realisatie van nieuwe natuur in gebieden waar natuurontwikkeling is gewenst maar waarvoor onvoldoende financiële middelen beschikbaar zijn, zoals buiten de EHS. De provincie heeft dit als kader uitgewerkt: de eigenaar van het landgoed heeft de verplichting om ten minste 5 ha natuur in te richten en te beheren. Dit gebied moet ook openbaar toegankelijk zijn. In ruil daarvoor mag de eigenaar maximaal 3 huizen ‘met allure’ bouwen (bron: Provincie Zuid-Holland, beleidskader nieuwe landgoederen, november 2005). Het is aan de gemeenten om deze ideeën en regelingen al dan niet op te pakken, aan te vullen naar hun beleidsdoelen en te detailleren. De gemeente Alphen aan den Rijn wil deze regelingen alleen toepassen om de gebiedsdoelen en de gewenste gebiedskwaliteiten te bereiken zoals die in het volgende hoofdstuk genoemd worden. Wij vinden het belangrijk dat economische activiteiten het buitengebied blijven dragen. Daarom zijn we zorgvuldig met het inzetten van ‘nieuwe woningen’ die op zich geen economische activiteit zijn. De ruimte voor ruimte regeling wordt ingezet in deelgebieden waar we geen nieuwe economische activiteit verwachten of willen. De rood voor groen benadering is reeds ingezet in de Steekterweg; dezelfde benadering wordt ingezet bij herinrichting van polder Oudshoorn en eventueel bij groenrode ontwikkelingen in de polder Gnephoek. In alle gevallen willen we lokaal maatwerk mogelijk maken. In de Ridderbuurt en in het Steekterweggebied willen wij een eigen regeling maken die roodvoor-cultuurhistorie genoemd kan worden: oude gebouwen en erven opknappen met een nieuwe functie gericht op de karakteristiek van deze gebieden. Ten slotte willen wij de mogelijkheden van een rood-voor-groene-diensten regeling op gemeenteniveau onderzoeken. Bij de bouw van nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen kan een bijdrage per huis of per vierkante meter gestort worden in een landschapsfonds. Boeren die een bijdrage leveren aan natuur en landschap in de omgeving kunnen een vergoeding ontvangen vanuit dit fonds. De nieuwe Grondexploitatiewet biedt mogelijkheden voor een dergelijke verevening.
25
wat met de inzet van eigen middelen voldoende wordt ondersteund. Sociaal betekent het dat de paardenactiviteit rekening houdt met de ‘buren’ en hen heeft betrokken bij mogelijke hinder. Dat laatste kan ook onderwerp zijn van een milieuvergunning die afzonderlijk moet worden getoetst, indien van toepassing.
Kader 1: Hoe werkt ontwikkelingsplanologie anders? Voorbeeld: Burger wil paarden houden in bestaand gebouw De oude benadering: de burger die de beschikking heeft over een perceel met de bestemming Woondoeleinden, kan op grond van de vigerende bestemming geen paarden stallen of houden. Het bestaande gebouw staat leeg of wordt gebruikt voor opslag als ‘overgangsrecht’.
Opmerking: Bij paarden is er de ‘angst’ van witte linten dat verrommeling heet, en van doorgroei naar boxenverhuur, training veulens en manege/recreatieve ruimten. De professionele (agrarische) paardensector is zich van deze angst bewust en zet zich in voor een constructieve relatie van paard en landschap in een gelijknamig, landelijk project. De doorgroei naar manege wordt in ons geval niet als ‘angst’ benaderd maar wordt met dezelfde vraag benaderd namelijk of deze doorgroei voldoende oplevert voor de genoemde kwaliteiten.
De nieuwe benadering: de burger kan op een perceel met de bestemming Woondoeleinden paarden stallen als dit bijdraagt aan de drie kwaliteiten. De ruimtelijke kwaliteit kan terugkomen als instandhouding of herbouw van streekeigen gebouw en karakteristiek erf, en vooral ook als instandhouding van weidegronden (als dit een kwaliteit van die plek is). Dit laatste betekent dat er een zekere mate van ‘grondgebondenheid’ is en niet uitsluitend ‘stalling’ met paardenbak. Er moet voldoende grond bij de woning horen waarop weidebouw plaatsvindt die betekenis heeft voor natuur. Een paardenwei op zich heeft die betekenis niet tenzij zeer extensief. De oplossing is dus óf veel grond met weinig paarden óf weiland inzetten met een botanisch maairegiem. Deze criteria staan dan in het bestemmingsplan. Economisch betekent hier dat het gebruik niet op subsidie steunt en dat de burger continuïteit biedt
26
4
Sturen op kwaliteiten
Visie op ontwikkelingsplanologie in het buitengebied Wij kiezen ook in het buitengebied voor een strategie van ontwikkelingsplanologie. Om waarden te behouden kun je niet ‘niets doen’. Ontwikkelingsplanologie betekent hier: actief sturen op kwaliteit. Dit is voor het buitengebied van Alphen aan den Rijn ook samen te vatten als: “behoud door ontwikkeling”. Het gaat ons om initiatieven van ondernemers, burgers en ook overheden te stimuleren die juist onze economische, sociale en ruimtelijke kwaliteiten oppakken. Dat is behoud door ontwikkelen. Elk deelgebied heeft andere kwaliteiten, dus een andere uitwerking. Ontwikkelingsplanologie is sinds 1996 als begrip in opmars om uit te drukken dat ruimtelijke ordening moet worden ingezet om vooruit te komen. In de Oude Rijnzone en in het gebied Nieuwe Sloot hebben we voor meer stedelijke opgaven al ontwikkelingsplanologie ingezet. In het buitengebied wordt vaak het woord toelatingsplanologie gebruikt. Maar ook in het buitengebied groeit het bewustzijn dat ‘het verbieden’ dat zo kenmerkend lijkt voor de toelatingsplanologie, niet altijd oplevert wat we willen. Ook het buitengebied kent dynamiek waarop een gemeente moet inspelen, en ook het buitengebied kent nieuwe ruimtebehoeften die op creatieve wijze ingezet en opgepakt moeten worden. Maar wat is dan ontwikkelingsplanologie? De kernwoorden voor onze ontwikkelingsplanologie in het buitengebied zijn: a. Initiatieven (ontwikkelingen) worden gestuurd op doelen en kwaliteiten. Bij kwaliteiten gaat het niet alleen om ruimtelijke kwaliteiten maar ook om economische en sociale kwaliteiten; alledrie in verbinding en in samenhang met elkaar. De waarde van het gebied hangt immers af van wat de mens kiest om er te doen, en andersom bepaalt het gebied wat de mens er kan doen. Dit kan men vergelijken met de drie P’s; people, planet en profit van duurzaamheid.
27
en zo het bedrijf mede in stand houdt. Sociaal gaat het om de betrokkenheid van andere organisaties, grondeigenaren of vrijwilligers bij de uitvoering. Ruimtelijk moet het natuurmuseum liggen in een gebied dat natuur als waarde heeft, en onderdeel is van een bedrijf dat dit uitdraagt. Bij gebruik van een bestaand gebouw (zonder m2 grens!) kan hier mee worden volstaan. Bij mogelijke nieuwbouw kan worden gedacht aan extra inzet voor natuur (zoals kleinschalige natuurbouw, vernatting).
Kader 2: Hoe werkt ontwikkelingsplanologie anders? Voorbeeld: Plan natuurmuseum Het initiatief: Een agrariër wil in ondoelmatige schuur of stal een natuurmuseum inrichten. De oude benadering. Het gebruik van een natuurmuseum moet als ‘functie’ vermeld zijn in het bestemmingsplan waarbij – als de functie genoemd is – meestal een maximum m2 wordt bepaald. Dit kan soms na een vrijstelling. Een natuurmuseum kan dan alleen als de agrariër een volwaardige omvang blijft behouden (als de agrarische tak stopt, moet museum formeel gezien weg; dit gebeurt natuurlijk nooit). Soms wordt dit ook uitgewerkt met begrippen als ‘ondergeschikt’ en ‘nevengeschikt’ wat zowel op m2 als op inkomen kan duiden.
In de communicatie is de boodschap steeds dat het idee moet worden verbonden met de kwaliteiten, en dat dit de kans op medewerking van de gemeente bepaalt. Lukt dit niet of onvoldoende dan is de plek niet geschikt voor het idee. Het is niet zo dat elk idee moet kunnen als je maar genoeg ‘onderhandelt’ of ‘afkoopt’.
De nieuwe benadering. Elk ‘adres’ (agrariër of niet) kan activiteiten verrichten die bijdragen aan de kwaliteiten. Hierbij is te bedenken dat het benutten van een bestaand gebouw makkelijker, en van nieuwbouw lastiger is. Het gaat er nu om waar dit adres ligt ten opzichte van de gewenste kwaliteiten en of de plannen hiermee rekening houden. Een natuurmuseum dat uitgaat van busladingen ouderen voor appelgebak-feestjes is moeilijker voor te stellen op een smalle plattelandsweg dan bijvoorbeeld langs de Oostkanaalweg, maar gericht op fietsers en IVN-wandelingen is dit weer makkelijker aan een plattelandsweg voor te stellen. Economisch betekent dat de ontvangst- en educatiefunctie van het museum bijdraagt aan het totaal van de agrarische ‘verbreding’
28
Het sturen op doelen en kwaliteiten vereist een nauwkeurige balans tussen ontwikkelen en ordenen. Ordenen is: denken in lagen, bepalen van hoofdstructuren en zones. Dit verwoorden we door ‘behouden door ontwikkelen’. Dit motto vat samen waar het ons om gaat: het buitengebied heeft belangrijke waarden. Die waarden moeten we mee-ontwikkelen met de tijd door ondernemers en burgers nieuwe perspectieven (ontwikkelingen) te geven. Het is een nauwkeurige balans. De flexibiliteit van ‘ontwikkelen’ slaagt uitsluitend binnen duidelijke grenzen van het ‘ordenen’. b. De gemeentelijke communicatie en toetsing is gericht op deze gewenste kwaliteiten en doelen. Het proces en de communicatie is daarmee gericht op het organiseren van meedenken, verantwoordelijkheid op de juiste plek leggen, continuïteit waarborgen en handhaving. Is dit nu zo anders? De belangrijkste verschillen met de huidige benadering zijn: - Een visie op gewenste doelen en economische, ruimtelijke en sociale kwaliteiten staat centraal. Het bestemmingsplan blijft een belangrijk middel om dit bereiken. Er is een nieuwe balans tussen visie en bestemmingsplan nodig. Overigens is dit voor de stad niet nieuw, maar voor het buitengebied wel. - We communiceren op visie en op doelen, en niet op wat volgens het bestemmingsplan ‘mag’. Als je niet weet wat je wilt, kun je niet volstaan door te verbieden. De taal wordt positiever; we geven vooral aan wat we wél willen. Het normatieve van het bestemmingsplan (grenzen, hoogten) blijft overigens altijd in tact (zie ook de nieuwe Wet ruimtelijke ordening). Deze aanpak is nodig om uitwerking te vinden van de nieuwe opgaven voor het platteland die in bijlagen 3 t/m 5 staan. - Ontwikkelingsplanologie is de enige manier om nieuwe formules zoals rood-voor-groen en ruimte-voor-ruimte te organiseren. Wij hebben in principe al voor deze formules gekozen: met de visie worden ze gebiedsgericht (dus niet overal) ingezet om doelen en kwaliteiten te bereiken.
29
De oude rollen: De beleidsmedewerkers en de/het wethouder/college toetsen aan kaders en raken in defensieve discussie met de ondernemer die gefrustreerd raakt over ‘regels’.
Kader 3: Hoe werkt ontwikkelingsplanologie anders? Voorbeeld: Groothandel in tandartsapparatuur Het initiatief: Ondernemer heeft idee om te starten met groothandel in tandartsapparatuur in leegkomende agrarische stal.
De nieuwe rollen: De beleidsmedewerkers en de/het wethouder/college dagen ondernemer uit om met een kwalitatief goed plan te komen en te toetsen op het bereiken van de doelen. De ondernemer kan gefrustreerd raken, niet om de regels, maar omdat hij/zij niet bijdraagt aan door de gemeenteraad vastgestelde doelen. Maar eerder: de ondernemer, de beleidsmedewerkers en het college weten dat een soms moeilijke discussie leidt tot winst voor iedereen.
De oude benadering: Het plan wordt na de toets bestemmingsdoel getoetst aan verkeersaantrekkende werking, landschappelijke inpassing, al dan niet geheel stoppen van agrariër, en bedrijfscategorie. De discussie over het aantal oude verkeersbewegingen, het wegstoppen in groen (wat niet gebiedsidentiteit is) en het standaardtype bedrijfscategorie waarin een groothandel in deze apparatuur laag uitpakt en dus mogelijk lijkt. Verwarring rond het begrip groothandel, angst voor detailhandel. Want: groothandel in tandenborstels lokt mogelijk consumenten? De nieuwe benadering: De ondernemer leest de Structuurvisie Buitengebied en leest dat hij/zij niet alleen aan een bepaald type economie voor zijn/haar gebied moet denken maar ook aan verkeersveiligheid, ruimtelijke waarden en de vraag of handel een economisch speerpunt is. De ondernemer gaat aan de slag met deze ‘kwaliteiten’ om met een plan te komen dat moet voldoen aan deze punten.
30
Visie op kwaliteit
De waarden en mogelijkheden van elk gebied hangen samen. Het is van belang dat - als we sturen op kwaliteiten - die samenhang ook voor de toekomst in stand blijft. Wij vinden het niet gewenst dat er in het buitengebied ontwikkelingen plaatsvinden die niets met de plek te maken hebben; die geen samenhang met de plek hebben. Omdat de samenhang per gebied verschilt, zijn er nu verschillende kwaliteiten. Die grote verschillen houden we vast voor de toekomst en daarom is maatwerk per deelgebied noodzakelijk. Om te sturen is onderstaande uitwerking gebruikt.
Wij hebben de systematiek van het sturen op kwaliteiten gekozen om te bepalen wat we op welke plek willen. Het gaat altijd om de samenhang tussen ruimtelijke, sociaal-culturele en economische kwaliteiten. Die samenhang is er altijd en moet er blijven. Het mooie is dat dit vergelijkbaar is met de samenhang van ‘people’, ‘planet’ en ‘profit’ van ons duurzaamheidsbeleid. Om te sturen op de drie kwaliteiten is onderstaande uitwerking gebruikt.
Ruimtelijke kwaliteiten: - Water en aardkunde - Ecologie - Landschap
Sociale kwaliteiten: -
Verantwoordelijkheid Cultuurhistorie Belevingswaarde Leefbaarheid
Economische kwaliteiten: - Werkgelegenheid - Vestigingsfactoren - Rendement gebruik
Ruimtelijke kwaliteiten
Sociale kwaliteiten
Economische kwaliteiten
Water en aardkunde: - Bodem/geomorfologie - Water Ecologie: - Flora - Fauna - Functionele biodiversiteit Landschap: - Structuur - Historische geografie - Landschapselementen - Zichtlijnen - Karakter
Verantwoordelijkheid: - Continuïteit, binding - Organiseren van samenhang Cultuurhistorie: - Leesbaarheid van het landschap en herkenbare geschiedenis - Eigenheid - Archeologie, historische bouwkunde Belevingswaarde: - Schoonheid, plezier, genot - Toegankelijkheid - Afwisseling - Contrast met de stad Leefbaarheid/welzijn: - Veiligheid - Sociale cohesie
Werkgelegenheid: - Lokale arbeid - Relatie arbeid en sociaal (mvo) Vestigingsfactoren: - Voor wonen, werken en recreatie - Imago - Infrastructuur en bereikbaarheid Rendement gebruik: - Kosten-baten, marktwaarde grond en product - Ondernemerschap - Groene diensten en verevening
31
32
Visie op keuzes maken per deelgebied Zoals gesteld, heeft elk deelgebied verschillende economische, sociale en ruimtelijke kwaliteiten en daarmee een eigen samenhang en karakter. Hierna maken wij voor elk deelgebied keuzes voor de sturing, op basis van de bestaande kwaliteiten en de opgaven per gebied. In hoofdstuk 1 zijn de verschillende deelgebieden benoemd. Elke deelgebied heeft zijn eigen karakter en waardevolle punten. Wij bouwen hier op voort. De kwaliteit van een gebied wordt bepaald door de samenhang van economische, sociale en ruimtelijke kwaliteiten. Het gaat dus in elk gebied steeds om alle drie de kwaliteiten, en niet één van de drie. Aan de hierna beschreven gewenste kwaliteiten en doelen moeten nieuwe ontwikkelingen en bedrijfsplannen bijdragen. De kwaliteiten en doelen zijn de basis om mee te denken en te toetsen. En belangrijk: het gaat er om dat ze zijn ‘verbonden’ in het plan van initiatiefnemer, dat ze door de initiatiefnemer worden opgepakt.
33
Boven: De ruimtelijke kwaliteiten van de drooggemaakte polder ten westen van Aarlanderveen en de Zuid- en Noordeinderpolder (verklaring nummers zie tekst) Midden: Molenviergang en bebouwing op de schaal van de polder Onder: Weilanden als natuur
34
4.1 Drooggemaakte polder ten westen van Aarlanderveen en de Zuid- en Noordeinderpolder Keuze: Economische ontwikkeling van en voor de weidebouw Een rendabel gebruik van de graslanden is de beste garantie van het behoud van het typische open veenweidelandschap met de unieke molenviergang. In plaats van een strook begrensde natuur wordt gezocht naar een gebiedsdekkende verhoging van natuurwaarden door middel van (agrarisch) landschapsbeheer en uitbreiding van recreatief medegebruik.
Ruimtelijk - De Molenviergang is een identiteitsdrager van het gebied en uniek in de wereld. Deze viergang en het functioneren van de molens worden in alles gerespecteerd en gekoesterd (nr. 1 op de kaart). - De polder is een groot, open landschappelijke eenheid met zicht op bebouwde randen (Alphen aan den Rijn, Aarlanderveen, Oude Rijn) of op cultuurlandschap in de omtrek (Meije, Nieuwkoopse Plassen). De kavels zijn smal en lang en gescheiden door smalle sloten. Opgaande beplanting komt nauwelijks voor, ook niet aan de randen. De grens met de Nieuwkoopse plassen blijft vrij van beplanting. De openheid is het gevolg van de weidebouw: nieuwe/natuurlijke opgaande beplanting is hier niet bedoeld (2). - De graslanden kennen hoge natuurwaarden van sloten, slootoevers en graslanden, zowel waarden voor flora als weidevogels (zoals Grutto, Zwarte stern). De waarde is het gevolg van medewerking door agrarische bedrijven aan beheer van sloten, slootoevers en graslanden voor doelstellingen als biodiversiteit. - Cultuurhistorische bebouwing in lint langs de Oude Rijn en in het dorp Aarlanderveen (3). - Bebouwing is op de schaal van de polder over het algemeen kleinschalig en heeft een fijne korrel. Behalve in de dorpskern van Aarlanderveen is de bebouwing niet aaneengesloten maar zijn het allemaal losstaande gebouwen, gegroepeerd langs de Kortsteekterweg of langs het Noordeinde, Dorpsstraat en Zuideinde. Door de ruimte tussen de gebouwen zijn er (zicht) relaties tussen de linten en de open polder (4).
Gewenste kwaliteiten van dit gebied zijn: Economie - Een economisch rendabel gebruik van grasland is drager van dit landschap. Daarom onderscheiden we de volgende economische activiteiten als kwaliteiten van dit gebied: o weidebouw en melkveehouderij, o bedrijvigheid ten dienste van weidebouw en melkveehouderij, en o bedrijvigheid in ‘groen’ medegebruik van graslanden voor (dag- en verblijfs)recreatie en voor welzijn/ zorg/gezondheid. - Bedrijvigheid is gericht op continuïteit en duurzaamheid. Sociaal - Initiatieven bouwen voort op de geschiedenis van het gebied en de plek. Bedrijfsmissies ondersteunen de waarde van de plek en benutten deze. - Bewoners beschouwen de polders en de weilanden als natuur. Agrariërs verenigd in de agrarische natuurvereniging willen de verantwoordelijkheid dragen om deze poldernatuur op een duurzame manier te beheren. - Rustgebied
35
36
Aanvullende gewenste kwaliteiten zijn: - -
- - -
-
Ruimte op bestaande erven voor lokaal ondernemerschap die een bijdrage levert aan bovengenoemde kwaliteiten. Passende oplossingen voor landbouw-, vracht- of recreatief verkeer ten behoeve van bovengenoemd ondernemerschap die bijdragen aan een juiste verkeersafwikkeling. Recreatieve toegankelijkheid. Veiligheid voor langzaam verkeer. Aanvullende natuuropgaven realiseren: natuur(bouw) op erven; bijdrage aan natuureducatie (passieve uitleg of actief gidsen). Afwikkeling autoverkeer vindt steeds plaats richting Nieuwkoopseweg en Oostkanaalweg. Hoe verder activiteiten van deze wegen zijn verwijderd, des te meer de activiteit verkeersluw voor auto’s zal moeten zijn of alternatieven zal moeten aandragen. Verkeersafwikkeling via Ziendeweg wordt ontmoedigd. Verkeerscirculatie wordt vermeden.
37
38
Gericht op hiervoor genoemde doelstelling is specifiek voor enkele subgebieden het volgende te noemen: 1a
- -
Aarlanderveen en de relatie met buitengebied
1c
Economie - de weidebouw is van oorsprong verbonden met de agrarische bedrijvigheid in Aarlanderveen. Op dit moment zorgt dat voor (verkeers)knelpunten in de bebouwde kommen van Aarlanderveen. Oplossingen (zoals ontsluiting, veestal, kuilplaten) kunnen ook in het buitengebied gevonden worden.
Glastuinbouwgebied, hoek Oostkanaalweg en Nieuwkoopseweg
Economie - Continuïteit van bestaande glastuinbouwbedrijven en weidebouw en bedrijvigheid ten dienste van dit grondgebruik. - Herontwikkeling en nieuwvestiging van dagrecreatieve voorzieningen in combinatie met weidebouw in polderlandschap. - Verbrede landbouw mogelijk maken.
Ruimtelijk - door de ruimte tussen de gebouwen en door soms ontbreken van afschermende tuinen erfbeplanting is er een – soms brede en soms zeer smalle- (zicht)relatie tussen polder en lint. Deze (zicht)relatie betekent dat er van ‘beide kanten’ doorzichten en inkijkmogelijkheden worden behouden. - de bebouwing heeft een hoge cultuurhistorische waarde die ook voor de beleving van het buitengebied van belang is. De beleving is niet beperkt tot de wegzijde maar is ook van belang vanuit de polder. - Voortzetting en bij voorkeur verplaatsing glastuinbouwbedrijven bij bebouwde kom van Aarlanderveen als onderdeel van provinciaal beleid. 1b
de bebouwing heeft een hoge cultuurhistorische waarde die voor de beleving van het buitengebied van belang is. toegankelijk maken van het Jaagpad langs de Oude Rijn voor langzaam verkeer.
Sociaal - Samen oppakken van nieuwe ontwikkelingen als wordt gekozen voor verdere gebiedsontwikkeling. - Recreatie en voedselproductie verbinden. Ruimtelijk - Oeververbinding over het Aarkanaal en over de N207 voor langzaam verkeer. - Gebiedspoort naar het buitengebied. - Vanuit het gegeven van dit polderlandschap vernieuwende groene en architectonische opgave formuleren. 1d
Kortsteekterweg en Lindenhovestraat
-
Economie - de voortzetting van de weidebouw vindt plaats op de huidige bedrijfscentra; bedrijfsontwikkelingen worden hier (geconcentreerd) gesitueerd. Ruimtelijk - door de ruimte tussen de erven is er een duidelijke relatie tussen polder en weg. Deze (zicht)relatie betekent dat er grote open tussenruimten worden behouden en dat de bebouwing op de erven geconcentreerd is.
39
Aarkanaal vergroten van de betekenis voor recreatieve vaartroute en aanleg (dag- en nachtverblijf).
Boven: De ruimtelijke kwaliteiten van de polder Nieuwkoop (verklaring nummers zie tekst) Midden: Bebouwing geconcentreerd langs steilrand en akkerbouw Onder: Verbrede landbouw
40
4.2 Polder Nieuwkoop Keuze: Economische functie voor akkerbouw en veeteelt De polder Nieuwkoop is een belangrijk, goed ontwikkeld en goed verkaveld agrarisch gebied, met ruime mogelijkheden wat betreft grondgebruik. Accent ligt daarom uitsluitend op agrarische ontwikkeling in samenspel met het behoud van het open polderlandschap. Vanwege de openheid zijn blijvende teelten niet gewenst.
Aanvullende gewenste kwaliteiten zijn: - - - -
Gewenste kwaliteiten van dit gebied zijn: Economie - Een economisch rendabel gebruik van grasland, bouwland en ook vollegrondstuinbouw is drager van dit landschap van de polder. Daarom willen we de volgende economische kwaliteiten: o akkerbouw (incl. energiegewassen), weidebouw, vollegrondstuinbouw (geen blijvende teelten zoals sierteelt), o bedrijvigheid ten dienste van dit grondgebruik. - Bedrijvigheid is gericht op continuïteit en duurzaamheid. Sociaal - Binding met zowel Aarlanderveen als Nieuwkoop. Ruimtelijk - Hoogteverschillen met polder rond Aarlanderveen: dit hoogteverschil zichtbaar en beleefbaar houden (1). Bebouwing concentreren langs deze ‘steilrand’ (2). - Handhaven van de openheid van de polder en van de zogenoemde blokverkaveling, zonder opgaande beplanting (3).
41
Verbrede landbouw mogelijk maken. Aansluiten op ontwikkelingsmogelijkheden in Nieuwkoopse deel van de polder. Afwikkeling van autoverkeer is gericht op de Nieuwkoopseweg. Extra autoverkeer door Zuideinde/Hogedijk vermijden. Een veilige afwikkeling van het agrarische verkeer door Aarlanderveen.
Boven: De ruimtelijke kwaliteiten van de polder Steekt tussen de N11 en de Oude Rijn (verklaring nummers zie tekst) Midden: Leisure en een toegankelijk netwerk voor wandelen en fietsen Onder: Zone langs de Oude Rijn
42
4.3 Polder Steekt (tussen de N11 en de Oude Rijn) Keuze: Ruimte voor nieuw wonen, nieuw werken en nieuwe zorg in het ‘groen’. Ruimtelijk - Op de weg of het water georiënteerde, dicht aaneengesloten bebouwde en bedrijvige strook langs Oude Rijn (‘oeverwal’) met enkele openingen naar Oude Rijn en polder met intensief gemengde woon-, werk- en soms horeca- en zorgfuncties. Grote afwisseling in functies en in maat en ‘korrelgrootte’ (1). - Natuurzone (ecologische verbinding) ‘Elfenbaan’ tussen de N11 en het spoor (2). - Open plekken in het lint langs de Oude Rijn met duidelijke doorzichten naar Oude Rijn (3). - Groen venster (4) tussen Zwammerdam en OTA.
De Oude Rijn is van oudsher een belangrijke as waar altijd allerlei bedrijvigheid heeft plaatsgevonden. Deze diversiteit is tevens een kwaliteit. Rood en groen worden gezamenlijk ontwikkeld. Gewenste kwaliteiten van dit gebied zijn: Economie - Economische nadruk op ambachtelijke productie met dienstverlening en op zorg-dienstverlening, eventueel met een bescheiden detailhandelsfunctie. - Bedrijvigheid is gericht op continuïteit en duurzaamheid. In het te realiseren meerlaags bedrijventerrein nabij de overslagterminal zal daar aandacht aan worden besteed. - Ontwikkelingen van bestaande en nieuwe bedrijfsvestigingen, woonfuncties, leisure of zorgbestemmingen verbinden met grasland en nieuw groen. Verbetering groene kwaliteit en toegankelijkheid door nieuwe exploitaties van rood en groen. Mogelijkheden voor nieuwe landgoederen. Rood en groen zijn één exploitatie-eenheid (geen afkoop).
Aanvullende gewenste kwaliteiten zijn: -
- -
Sociaal - Intensieve verweving van wonen en werken is identiteit. Deze bouwt voort op cultuurhistorische identiteit van bedrijvigheid langs oude handelsroute van de Oude Rijn, wat ook tot uitdrukking komt in de zogenoemde Limes (Romeinse grens) en castellum, en zichten op de Oude Rijn. - Bewoners en ondernemers nemen verantwoordelijkheid voor kwaliteit van het gebied.
- - -
43
Limes als nieuw structurerend element inbrengen in nieuwe ontwikkelingen, en zodanig dat Limes zichtbaar of beleefbaar wordt. Versterken zichtrelatie Oude Rijn. De Oude Rijn kunnen beleven vanaf de Steekterweg. Toegankelijkheid via netwerk van wandel-, fiets- en ruiterpaden. Afwikkeling auto- en langzaam verkeer wordt afgestemd op de huidige verkeersluwe inrichting. Meer aandacht voor cultuurhistorische objecten zoals historische bebouwing, relicten van oude landgoederen of jaagpad. Ruimte bieden aan recreatie gerelateerde functies (leisure), bijdragend aan de kwaliteiten, passend in maat en schaal, en met exploitaties van groen en rood.
Boven: De ruimtelijke kwaliteiten van de polder Steekt ten zuiden van de N11 (verklaring nummers zie tekst) Midden: Nieuwe agrarische ontwikkelingen en optimale inrichting voor melkveehouderij Onder: Wandelpad Toegangsekade
44
4.4 Polder Steekt (ten zuiden van de N11) Keuze: Ruimte bieden aan industriële of grootschalige melkrundveehouderij In dit gebied krijgt de melkveehouderij volop ruimte om op een duurzame manier (door) te groeien.
Aanvullende gewenste kwaliteiten zijn: -
Gewenste kwaliteiten van dit gebied zijn: Economie - Optimale inrichting als goed verkaveld landbouwgebied voor de melkveehouderij zonder doelstelling voor andere agrarische bedrijfstakken zoals sierteelt, en met mogelijkheid voor agrarische takken in de grondgebonden veehouderij (paarden, schapen) of akkerbouw (veevoeder, energie).
Ruimte voor ondernemerschap die aanhaakt op de veehouderij of akkerbouw. Ruimte voor agrarische energie-, afval-, water- of milieudiensten voor de stad.
Ruimtelijk: - Bebouwing op/bij de bestaande bedrijven. Open houden van de polder. - Realisatie ecologische stapstenen (compensatieplicht landinrichting Boskoop/ Reeuwijk en OTA) aan de oostzijde van gebied. - Bijzondere graskade op de grens met Boskoop aan de zuidzijde met mogelijkheid van het doortrekken wandelpad over Toegangskade en verbinding Toegangskade met Hoogendoornlaan. - Vasthouden scherpe begrenzing tussen grasland en sierteelt in Boskoop.
Sociaal - Ondernemerschap is gericht op vernieuwing en agrarische ontwikkeling. Ruimtelijk - Bestaande bedrijven kunnen verder ontwikkelen vanuit de huidige locaties (1). - (Vracht)verkeer richten op een goede ontsluiting naar de N11. - Beplanting van Hoogendoornlaan zorgt voor herkenbaarheid in de polder (2). - Relatief hoge botanische natuurwaarde van sloot en slootoevers en enige betekenis van graslanden voor weidevogels zijn nu het gevolg van agrarisch gebruik. De landbouwkundige bedrijvigheid staat voorop; extra inspanningen voor natuurwaarden zijn welkom maar geen eis.
45
Boven: De ruimtelijke kwaliteiten van de polder Zaanse Rietveld (verklaring nummers zie tekst) Midden: Agrorecreatie Onder: Het netwerk van wandel- en fietspaden
46
4.5 Zaanse Rietveld Keuze: Ruimte voor combinaties van agrorecreatie, (nieuwe) natuur en weidebouw
Het Zaanse Rietveld is een kleine agrarische enclave tussen de wijk Kerk en Zanen en de agrarische omgeving met Boskoopse teelten dat kan uitgroeien naar een gebiedspoort, waarin landbouw, recreatie en natuur- en landschapsbeheer en belangrijke rol spelen.
Vanuit polder is buitengebied van Boskoop en Rijnwoude goed te bereiken voor fietsrecreatie. Er is fijnmazig netwerk van paden voor recreatief gebruik; wandelen, fietsen, skeeleren, mentochten en/of paardrijden (2).
Gewenste kwaliteiten van dit gebied zijn:
Aanvullende gewenste kwaliteiten zijn:
Economie - Agrorecreatie ontwikkelen die voortbouwt op bestaande agrarische exploitatie. Nieuwe mix van agrorecreatie, nieuwe natuur en weidebouw. - Bedrijvigheid is divers, gericht op continuïteit en duurzaamheid.
-
-
Sociaal - Bewoners en ondernemers dragen zorg voor de kwaliteit van dit gebied met belangrijke ‘ontvangstfunctie’(gastheer/gastvrouw). De authentieke kwaliteit en de wijze van gastheerschap bepalen het succes van ondernemerschap.
-
Ruimtelijk - Klein landbouwgebied met veel agrarisch natuurbeheer. Weidegebied met belangrijke natuurwaarden voor weidevogels, vissen en oeverplanten. - Het gebied heeft sterke identiteit door het redelijk authentiek polderlandschap van smalle en lange kavels, van elkaar gescheiden door sloten. Rietveldsepad is karakteristieke boerderijweg met verspreid gelegen, streekeigen boerderijen met cultuurhistorische waarde (1). - Recreatief uitloopgebied voor wijk Kerk en Zanen. Unieke ligging dichtbij de stad.
- -
47
Behoud van de bestaande agrarische bedrijven door ontwikkeling van combinaties van weidebouw met recreatie, (nieuwe) natuur en verbreding, zo mogelijk via zogenoemde groene en blauwe diensten. Recreatieve functies goed richten op de nabijheid van de stad zoals kaasboerderij, huisverkoop, infocentrum, kinderboerderij of kleinschalige agro-horeca. Verkeersontsluiting is kwetsbaar dus uitsluitend functies die zich richten op fiets- en wandelrecreatie. Afwikkeling autoverkeer kan uitsluitend via Rietveldsepad. Ontwikkelingen zijn hier in principe verkeersluw vanwege de geringe wegcapaciteit en het belang van de weg voor recreatie. Gebied versterken als ‘gebiedspoort’ naar buitengebied van aansluitende gemeenten. Toegankelijkheid vanuit Kerk en Zanen ruimtelijk aantrekkelijker maken.
Boven: De ruimtelijke kwaliteiten van de polder Gnephoek en polder Vrouwgeest (verklaring nummers zie tekst) Midden: Verkaveling met smalle sloten en recreatieve ontsluiting Onder: Hoogteverschil tussen polders
48
4.6 Polder Gnephoek en polder Vrouwgeest Keuze: Landschap en cultuurhistorie als basis voor beperkte stedelijke ontwikkelingen en weidebouw o Verkaveling richt zich op de Oude Rijn, met lange smalle kavels opstrekkend vanaf de Oude Rijn met smalle sloten. Aaneengesloten bebouwingslint langs Gnephoek en Landlustweg. Cultuurhistorische bebouwing en erven langs Oude Rijn (4).
Het is niet duidelijk of, en in hoeverre er gebouwd gaat worden. Vooralsnog gaan hier we uit van een beperkte bouwopgave en een sterke relatie met het omliggende platteland. Gewenste kwaliteiten van dit gebied zijn: Economie - Beperkte stedelijke ontwikkelingen in de zuid-oost hoek van de Gnephoek die bijdraagt aan een duurzaam beheer van het omliggende weidelandschap. - Een duurzame weidebouw en melkveehouderij met functiecombinaties en recreatief (mede)gebruik.
Aanvullende gewenste kwaliteiten zijn: -
Sociaal - Nieuwe gebruikers en eigenaren van het gebied (ondernemers, projectontwikkelaars en mogelijk toekomstige bewoners) dragen verantwoordelijkheid voor het gezamenlijk ontwikkelen van rood en groen vanuit één exploitatie.
-
-
Ruimtelijk - Cultuurhistorie en landschap komen onder andere terug in volgende kenmerken die richtinggevend zijn voor de toekomst: o Lange zichtlijnen en duidelijke relatie met omliggende polders zoals de polder ten noorden van Kouderkerk (1) o Overgang van oeverwal naar veenpolder (2) en overgang van veenpolder naar droogmakerij met hoogteverschil (3) tussen polders Gnephoek en Vrouwgeest.
-
-
49
Bij stedelijke ontwikkelingen: nieuwe stadland overgang als nieuwe ontwerpopgave, op basis van principe van compacte stad en heldere grenzen, waarbij het platteland in de stad beleefbaar is door cultuurhistorie en landschappelijke zichtlijnen, al dan niet in combinatie met stadslandbouw, natuurbouw, water- en ecologische relaties. Recreatieve toegankelijkheid en recreatieve voorzieningen meenemen in stedelijke ontwikkelingen; betere recreatieve ontsluiting voor langzaam verkeer, bijvoorbeeld fietsbrug/fietsverbinding over de Oude Rijn. Overgangen en hoogteverschillen (oeverwal, veen, droogmakerij) vasthouden en beleefbaar maken. Bij stedelijke opgave extra inzet voor behalen van wateropgave (berging). Relatie met water Oude Rijn en Heimanswetering versterken/ benutten. Nieuwe verbindingen over de Oude Rijn naar de polder Gnephoek en over de Heimanswetering naar de polder Vrouwgeest voor alle verkeerscategorieën.
Boven: De ruimtelijke kwaliteiten van de polder Vierambacht (verklaring nummers zie tekst) Midden: Bebouwing aan de Ridderbuurt en volkstuinen Onder: Polder vrij van bebouwing
50
4.7 Polder Vierambacht Keuze: De economische functie voor akkerbouw en veeteelt van de polder met nieuwe functies die voortbouwen op de karakteristiek van Ridderbuurt De Ridderbuurt kent nog slechts enkele agrarische bedrijven. We moeten er van uitgaan dat de Ridderbuurt een verkeersluwe woonfunctie heeft en hierop anticiperen. De polder zelf is van groot belang voor de agrarische bedrijvigheid en daarom staat agrarisch gebruik van de gronden centraal.
-
De betekenis van de volkstuinen (voor welzijn en dagrecreatie) wordt voortgezet.
Ruimtelijk - Zorg dragen dat polder Vierambacht onderdeel blijft van het grotere, open geheel buiten de gemeente (1). De droogmakerij zelf blijft vrij van bebouwing. Bedrijven zijn aan de rand gelegen, met nadrukkelijke aanwezigheid van de rand van dorpskern Woubrugge. - Nergens opgaande beplanting behalve langs provinciale weg (2). - Ridderbuurt behouden met haar sterke kwaliteit: als karakteristiek, oud-agrarisch lint met vele, dichtopeenstaande (ex)boerderijen op de oude veenrug, met goede beeldkwaliteit van gebouwen, erven en watergangen, en met versterking van verkeersluwte van auto’s (3). Deze laatste kwaliteit bepaalt het mogelijke gebruik.
Gewenste kwaliteiten van dit gebied zijn: Economie - Een economisch rendabel gebruik van grasland, bouwland en ook vollegrondstuinbouw is drager van dit landschap van de polder. Daarom willen we de volgende economische kwaliteiten: o akkerbouw (incl. energiegewassen), weidebouw, vollegrondstuinbouw (geen blijvende teelten zoals sierteelt), o bedrijvigheid ten dienste van dit grondgebruik, en o bedrijvigheid in ‘groen’ medegebruik van graslanden voor (dag- en verblijfs)recreatie en voor welzijn/ zorg/gezondheid. - (Agrarische) bedrijvigheid is gericht op continuïteit en duurzaamheid. - Gebouwen en/of leegkomende agrarische bedrijven in de Ridderbuurt kunnen worden herontwikkeld voor versterking van de karakteristiek van de Ridderbuurt met een sterk accent op verkeersluwte en detaillering van architectuur en inrichting. Hier geen rood-voor-natuur-verbinding maar de inzet is gericht op cultuurhistorie en beeldkwaliteit, dus een rood-voor-cultuurhistoriebenadering.
Aanvullende gewenste kwaliteiten zijn: - - - -
Sociaal - Bewoners en ondernemers dragen samen zorg voor intensief samenspel van verkeer, wonen en werken, en voor de aantrekkelijke woonomgeving van de Ridderbuurt.
-
51
Recreatieve toegankelijkheid en voorzieningen: verbeteren van medegebruik van de randen. Bestaande agrarische bedrijven kunnen uitbreiden. Moestuin voor de stad als regionaal project, voortbouwend op volkstuincultuur. Realiseren van nieuwe natuuropgaven, die inspeelt op gewenste kwaliteit van openheid en onwenselijkheid van opgaande beplanting, zoals toevoegen ecologische kwaliteit in combinatie met landbouw. Wellicht kleinschalige natuurbouw. Afwikkeling van autoverkeer op de Ridderbuurt kan slechts naar één zijde plaatsvinden. De verkeersafwikkeling is kwetsbaar dus het gebied kan slechts autoverkeersluwe functies oppakken.
Boven: De ruimtelijke kwaliteiten van de polder Oudshoorn (verklaring nummers zie tekst) Midden: Golfen en wandelbos Onder: Schets inrichting landgoed wandelbos, maart 2008
52
4.8 Polder Oudshoorn Keuze: Recreatie De polder Oudshoorn is reeds in eerdere beleidskeuzen aangewezen als gebied voor dagrecreatieve ontwikkelingen. Deze lijn wordt voortgezet. Gewenste kwaliteiten van dit gebied zijn: Economie - Diversiteit en breed aanbod van dagrecreatieve voorzieningen, met grotendeels openbaar toegankelijk karakter, gericht op bewoners van Alphen aan den Rijn. Gebied wordt onderdeel van arrangementen voor bezoekers aan Alphen aan den Rijn. Sociaal - Ondernemers bieden kwaliteit en dragen samen zorg voor deze kwaliteit. Ruimtelijk - Afwisselend gebied, met deels opgaande beplanting en daardoor een grotere recreatieve opvangcapaciteit dan de polders. - Nabijheid woonwijken.
Aanvullende gewenste kwaliteiten zijn: -
-
Versterken recreatieve kwaliteit van het gebied (samenhang in aanbod) en ontwikkelen van nieuwe recreatieve voorzieningen die openbaar zijn, bijvoorbeeld wandelbos (1). Benutten nabijheid van de stad; ruimtelijke relatie en aantrekkelijkheid van verbinding verbeteren (2).
53
54
5
Conclusie en vervolgstappen
5.1 Conclusie
5.2 Uitvoeringsprogramma
In dit hoofdstuk wordt alvast een korte vooruitblik gegeven op de inhoud en totstandkoming van het uitvoeringsprogramma. Het uitvoeringsprogramma zal samen met dit beleidsdeel de ‘Structuurvisie Buitengebied’ voor Alphen aan den Rijn vormen. Het uitvoeringsprogramma zal in 2008 worden opgesteld zodat begin 2009 de structuurvisie compleet is.
In het uitvoeringsprogramma zullen een aantal onderwerpen en keuzes verder worden uitgewerkt. Dat leidt tot concrete projecten met een uiteenlopend karakter. Sommige projecten zullen heel concreet gaan over het aanleggen van voorzieningen. Andere projecten zullen veel meer het karakter hebben van met elkaar in overleg gaan en over het zoeken van vormen van samenwerken met andere partijen. Aan het eind van dit hoofdstuk vindt u een overzicht van een aantal van de onderwerpen die in het uitvoeringsprogramma aan de orde zullen komen.
De essentie van de voorgaande hoofdstukken is dat zonder het toelaten van vitale, nieuwe functies of ontwikkelingen het landschap niet in stand gehouden of verbeterd kan worden. Om de landschappelijk zeer gewaardeerde kwaliteiten van het buitengebied in stand te houden of te verbeteren zal het nodig zijn dat, in tegenstelling tot het verleden, bepaalde economisch vitale nieuwe functies of ontwikkelingen worden toegelaten. Deze nieuwe functies of ontwikkelingen moeten dan de kosten van landschapsbehoud en ontwikkeling opbrengen. Het romantische beeld van de landschapbeherende boer die er tot in de eeuwigheid voor zal zorgen dat de koeien in de wei blijven moet worden bijgesteld. Voortbestaan van het waardevolle landschap zal vragen om gevoelige keuzes die veel verder gaan dan de typologie van gebouwen of het toelaten van een kleine camping van 10 of 20 plaatsen. In deze nota zijn deze keuzes in beeld gebracht.
Ook het uitvoeringsprogramma zal met een interactief proces tot stand komen. Activiteiten of projecten zullen we oppakken in samenspraak met lokale en regionale organisaties en met de provincie. Wij verwachten dat zij ook een belangrijke rol zullen spelen in de daadwerkelijke uitvoering. Met een groot aantal van hen is al contact gelegd tijdens de totstandkoming van de beleidsnota. Ook bewoners zullen weer een rol spelen in dit proces. Zij zijn medeverantwoordelijk voor het behoud van het bestaande landschap en kunnen daar op vele manieren aan bijdragen. Ook hun rol in het vervolg zal aan de orde komen. We hebben ook geconcludeerd dat als we als gemeente willen sturen op kwaliteit we ook moeten werken aan de interne organisatie. De gemeente zal een meer stimulerende en faciliterende rol op zich nemen. Initiatieven van burgers en ondernemers kunnen op medewerking rekenen als het bijdraagt aan de gebiedskwaliteit. De medewerkers aan het loket worden getraind, de toetsing wordt doorgelicht en voorbereidingen worden getroffen voor de implementatie van de nieuwe regelgeving als de Wet ruimtelijke ordening en Grondexploitatiewet en het schrijven van het Bestemmingsplan nieuwe stijl. Ook moet verder bekeken worden hoe de gemeente afspraken met initiatiefnemers kan vastleggen en wat de gemeente moet doen in de sfeer van handhaving. Dit zal vooral een intern gemeentelijk proces zijn.
55
56
Op dit moment zijn er ontwikkelingen in de regio gaande waar bij aangesloten kan worden. Zo wordt met de regio Rijnstreek een Landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld. Het landschapsontwikkelingsplan is één van de onderdelen die aansluit bij het uitvoeringsprogramma. Het geeft aan hoe we de kwaliteiten van het gebied kunnen behouden en wat er nog gedaan moet worden om het te versterken. Daarmee is het een verdere uitwerking van hoofdstuk 4 uit deze nota. Bij het LOP hoort een uitvoeringsprogramma en een financiële paragraaf. Bij projecten zoals het provinciale fietspadenplan en ontwikkelingen in de Oude Rijnzone (visie Steekterweg) zal aansluiting worden gezocht. Bij deze projecten is het contact met de provincie belangrijk en speelt het creëren van draagvlak bij de provincie een grote rol.
een oeververbinding over het Aarkanaal. Verder willen we op korte termijn de padenstructuur voor langzaam verkeer (o.a. provinciaal fietspadenplan) realiseren en maatregelen nemen om de verkeersveiligheid te verbeteren. Ook het concept gebiedspoort moet verder worden uitgewerkt. Hoe gaan we de entrees en uitgangen van Alphen aan den Rijn aantrekkelijker maken? Bij sociaaleconomische verbindingen wordt gedacht om het toeristisch recreatief plattelandsaanbod en streekproducten onder de inwoners te promoten. Ook zal in overleg worden getreden met organisaties die zich bezighouden met agrarisch natuurbeheer en educatie om te bekijken hoe inwoners en bedrijven verder kunnen worden betrokken bij het buitengebied. De gemeente gaat actief aan de slag met kleinschalige maatregelen om kwaliteit van het buitengebied te verhogen door beheerders te stimuleren om te investeren in cultuurhistorie en landschapsbeheer. Verdere invulling van het begrip ruimtelijke en groene kwaliteiten, zoals erfbeplanting en kleine landschapselementen zullen worden uitgewerkt in het LOP; het Landschapsontwikkelingsplan dat we samen met de gemeenten Rijnwoude, Nieuwkoop, Jacobswoude en Alkemade opstellen. Een publieksversie van deze Structuurvisie en LOP zal bewoners inspireren om (mede) te investeren in de gebiedskwaliteiten.
In november 2007 heeft de raad geld beschikbaar gesteld voor plattelandsontwikkeling. Van dit budget (€ 500.000) kunnen hooguit een aantal gewenste ontwikkelingen mede worden gestimuleerd via een beperkte gemeentelijke financiële bijdrage. Het is echter onvoldoende om onze ambities waar te maken. Het uitvoeringsprogramma zal verder ingaan op de financiële consequenties van de visie buitengebied en inzicht geven in welke kosten te verwachten zijn voor de komende jaren. Daarbij zal gezocht worden naar subsidies die gebruikt kunnen worden om de projecten tot uitvoering te krijgen. We kunnen daarbij denken aan provinciale, rijks en EU gelden. Ook zal uitgezocht worden in hoeverre private partners een bijdrage kunnen leveren aan projecten. Er zijn ook een aantal concrete projecten te benoemen die verder worden uitgewerkt, zoals het thema nieuwe relaties stad en platteland. Daarbij wordt gedacht aan nieuwe fysieke verbindingen zoals wandel-, fiets-, ruiter- en skeelerpaden en verbindingen over het water en sociaal-economische verbindingen en hoe je de inwoners meer kunt betrekken bij het buitengebied. Voorbeelden van fysieke verbindingen zijn nieuwe overgangen tussen stad en platteland, zoals
57
Boven: Lagenbenadering Onder: Grondsoorten en landschapstypen
58
Bijlage 1 Het buitengebied van Alphen aan den Rijn anno 2007 Het buitengebied van Alphen aan den Rijn is een levend landschap. Het overgrote deel van de bijna 4000 ha. vormt een landschap met duidelijke Groene Hart kenmerken; weilanden, koeien, schapen, sloten en molens. Maar het is ook een landschap dat volop wordt gebruikt om in te wonen, te werken, te recreëren, en daarom voortdurend in ontwikkeling is. In dit hoofdstuk beschrijven we de huidige situatie. We gebruiken daarvoor een lagenbenadering door achtereenvolgens de ondergrond, netwerken en occupatie te beschrijven.
van het Romeinse Rijk, de Limes. Van deze tijd zijn vele sporen teruggevonden. Men kan aannemen dat er altijd jaagpaden, sporen en wegen hebben gelegen parallel aan de rivier, die zelf uiteraard een belangrijke vaarverbinding was. In de middeleeuwen is het veen ontgonnen vanuit deze as. Langs de Aar ziet men hetzelfde patroon. De sloten werden haaks op de richting van de rivier gegraven om de, destijds hoger gelegen, veengronden te ontwateren. Toen na verloop van tijd het veen lager kwam te liggen moest men de gebieden gaan bemalen, eerst met windmolens, later met behulp van stoom en elektriciteit. De Oude Rijn bleef lange tijd de voornaamste as waar dankzij de rivier en de weg diverse economische activiteiten plaats vonden. De bevolking van Alphen aan den Rijn is pas laat in de 20ste eeuw gaan groeien. De bebouwing groeide tot aan bestaande lijnen in het landschap, de Heimanswetering, het Aarkanaal en de Ridderbuurt. Pas zeer recent, met de aanleg van de N11, heeft de weg langs de Oude Rijn zijn functie verloren als belangrijke verkeersader. Deze weg werd ten zuiden van Alphen aan den Rijn aangelegd, dwars over de verkavelingslijnen. Deze weg vormt nu een grens tussen bebouwing van Kerk en Zanen en het buitengebied.
Ondergrond
In het buitengebied hebben we het over polders; het waterschap moet er water uit pompen want het gebied ligt onder het NAP. De polders zijn te verdelen in droogmakerijen zoals de Polders Nieuwkoop, Drooggemaakte polder ten westen van Aarlanderveen en Vierambacht en de veenweidegebieden, alle overige polders behalve polder Oudshoorn. De polder Oudshoorn is bovenland van een rivieroever van de Aar. De droogmakerijen zijn de gebieden waar het veen in vroeger tijden is afgegraven, waar vervolgens meren zijn ontstaan en die vanaf de 18e eeuw zijn drooggemalen. Deze gebieden liggen over het algemeen lager en hebben een andere bodem omdat het veen is verwijderd. Dat maakt deze gebieden geschikt voor akkerbouw. Het veen heeft meer beperkingen. Het is geschikt voor weilanden maar heeft als nadeel dat het veen langzaam oxideert. Hoe lager het waterpeil, des te sneller verdwijnt het veen. Veen is ook minder geschikt om op te bouwen. Maar we moeten niet alle veenweidegebieden over één kam scheren. Bijvoorbeeld dichterbij de Oude Rijn ligt een (dunner of dikker) pakket klei op het veen. Daar heeft de grond weer meer draagkracht en speelt het probleem van veenoxidatie niet of veel minder. Parallel aan de Oude Rijn en andere oude rivierlopen vinden we de oeverwallen. Daar vinden we kleiafzettingen, waarop wederom meer mogelijkheden zijn dan op de veenweiden.
Op dit moment kan de Alphenaar met de auto in alle windrichtingen de stad uit; naar het oosten en het westen via de N11 en het zuiden of het noorden via de N207. Ook waterwegen vindt men in dezelfde richtingen via Oude Rijn, Gouwe, Aarkanaal en Heimanswetering. Deze lijnen zorgen voor harde stadsranden. Als men naar de kaart kijkt van Alphen aan den Rijn valt op dat de N11, de N207, het Aarkanaal en de Heimanswetering een strakke grens trekt tussen stedelijk gebied en het platteland. Het zijn vaak ook fysieke barrières voor (langzaam) verkeer en voor flora en fauna. In het buitengebied zelf zijn van oudsher weinig wegen. Deze wegen volgen vaak kades, (ring)dijken en scheidingen van polders. Op een aantal zijn bebouwingslinten ontstaan. Polderwegen hebben niet veel capaciteit, zijn vaak smal en daardoor vaak, en met name voor langzaam verkeer, niet veilig.
Occupatiegeschiedenis en huidige netwerken
De Oude Rijn is bepalend geweest voor de ontwikkeling van Alphen aan den Rijn. Tweeduizend jaar geleden vormde deze rivier de noordgrens
59
60
Huidig grondgebruik
De belangrijkste grondgebruiker in het buitengebied is de landbouw. Meer details over de landbouwsector staan in bijlage 2. Het buitengebied omvat een klein natuurgebied bij Hoeve Dwarsveld in het Zaanse Rietveld (38 ha). Daarnaast is een ecologische verbinding aangelegd parallel aan de N11 en de spoorlijn: de Elfenbaan. Ten slotte is er een klein gebiedje op de kruising Nieuwkoopseweg - Treinweg ingericht. De provincie heeft een gebied van 88 ha parallel aan de grote wetering aangewezen als mogelijk natuurgebied. Er is echter geen actief aankoopbeleid en deze grond is in handen van, en in gebruik door agrariërs. Het buitengebied wordt uiteraard ook gebruikt om in te wonen en in te werken, al dan niet met een link naar de landbouw. Uit een studie van de Kamer van Koophandel van 2003 op basis van postcodes blijkt dat 22 % van de bedrijvigheid in de Alphense regio in het buitengebied is gevestigd. Er zijn 432 bedrijven gevestigd in het buitengebied van Alphen aan den Rijn die werkgelegenheid bieden aan 1273 personen. Hierbij moet vermeld worden dat hier enkele grotere bedrijven zijn meegeteld die aan de Steekterweg en in de Gnephoek zitten, maar ook zonder deze bedrijven blijft het een indrukwekkend aantal bedrijven en bedrijfjes. Buiten de polder Oudshoorn, zijn er geen recreatiegebieden in het buitengebied. Het Zegerplasgebied wordt in deze visie niet beschouwd als buitengebied. De eerder genoemde natuurgebieden zijn toegankelijk en hebben zodoende ook een recreatieve functie. Verder is men voor de recreatieve behoefte afhankelijk van recreatief medegebruik van een beperkt aantal paden en wegen in het buitengebied.
61
Bedrijven actief in verbreding: Zuivelboerderijen/Boerenwinkels 1. Kaasboerderij Landlust 2. Zuivelboerderij Steenwijk 3. Lena’s Hoeve 4. Boerderij Valkendam 5. Bretano 6. Los 7. Kaasboerderij Mts van Harten (rand Gnephoek) 8. Kaasboerderij Verhaar-Verduyn (rand Aarlanderveen) Bezienswaardigheden 10. Grootmoederstijdmuseum
Logies 9. Kortman Logies 10. Mw. Roest 11. Fam. Buursma 12. Logeerboerderij G.L. van Veen 13. Camping Polderflora Recreatieboerderijen 14. De Vooruitgang Zorgboerderijen 4. Boerderij Valkendam (bijna) Biologisch 27. Melkveehouderij Van Santen (rand Gnephoek)
62
Bijlage 2 De landbouw in Alphen aan den Rijn Volgens de landbouwtelling van 2006 zijn er 137 agrarische bedrijven2 actief in de gemeente Alphen aan den Rijn die ongeveer 3400 ha in gebruik hebben. In de onderstaande tabellen is te zien dat de weidebouw met rundvee en schapen met 83% veruit de meeste ruimte daarvan in beslag nemen. Bedrijven met Akkerbouw Tuinbouw volle grond Tuinbouw kassen Hokdieren (varkens en kippen) Grasland en graasdieren Totaal
aantal bedrijven 24 15 14 16 137
aantal hectaren 335 19 12 2806 3398
Tabel 1 Landbouw in Alphen aan den Rijn. bron: Landbouwtelling 2006, CBS
Soorten graasdieren Runderen Schapen Paarden en pony’s
aantal dieren 7245 7500 169
Tabel 2 Soorten en aantallen graasdieren. bron: Landbouwtelling 2006, CBS
Een tien tot vijftien landbouwbedrijven in Alphen aan den Rijn zijn actief aan de slag gegaan met verbreding. Met verbreding bedoelen we het oppakken van (niet-agrarische) neventakken op de boerderij zoals natuur- en landschapsbeheer, recreatie, winkels, kinderfeestjes, kanoverhuur, etcetera.
2
Meer dan 3 NGE, Nederlandse grootte-eenheid
63
64
Bijlage 3 Maatschappelijke ontwikkelingen en het platteland Klimaat en biobased economy
Het buitengebied vervult steeds meer rollen. Het is niet langer louter productieruimte voor de landbouw. Men wil er ook recreëren, water bergen, wonen en genieten. De vergrijzing, de opkomst van de biobased economy en mogelijkheden om CO2 te reduceren bieden kansen die het landgebruik danig kunnen veranderen. Hieronder willen we een aantal te verwachten ontwikkelingen en opgaven in kaart brengen die volgens ons relevant zijn voor het buitengebied van Alphen aan den Rijn.
Een ontwikkeling die mogelijk veel voor het platteland gaat betekenen, is de recente publieke onderkenning dat er sprake is van klimaatverandering als gevolg van menselijk handelen en de noodzaak om daar wat aan te doen. Zo is berekend dat de veeteelt wereldwijd net zoveel bijdraagt aan het broeikaseffect als de CO2 uitstoot van het verkeer. Aan de andere kant zijn er allerlei technische mogelijkheden waarbij de landbouw een producent kan worden van energie. We denken dan aan wind- en zonne-energie, mestvergisting maar ook aan zaken zoals de productie van biobrandstoffen en de kas als energiebron. In Alphen aan den Rijn wordt binnenkort een eerste mestvergistingsinstallatie gebouwd. Klimaatverandering in combinatie met bodemdaling heeft ook consequenties voor hoe we omgaan met water; er is meer land nodig voor waterberging. Ook dit zal grote consequenties hebben voor de inrichting en beheer van het landelijk gebied. De oxidatie van het veen in de veenweidegebieden heeft ook een directe relatie met de discussie over CO2-uitstoot. De schatting is dat 3% van de nationale uitstoot wordt veroorzaakt door de oxidatie van het veen. Een hoger waterpeil zou deze uitstoot kunnen reduceren. Aan de andere kant zou een te hoog peil, dat zou leiden tot moerasnatuur, juist kunnen leiden tot de uitstoot van methaan, dat een veel krachtiger broeikasgas is dan CO2. De discussie over dit onderwerp is dus nog niet beslecht, maar kan mogelijk veel gevolgen hebben voor het toekomstig landgebruik.
Nieuwe rol voor het landelijk gebied
De afgelopen jaren is veel geschreven over het platteland dat verandert van een exclusieve ruimte voor landbouwproductie in een multifunctionele consumptie- en productieruimte. Dat betekent dat het platteland nieuwe functies krijgt waarbij de waarden als rust, ruimte, natuur, cultuurhistorie belangrijker worden. We denken dan aan landschapsbeheer, zorglandbouw, plattelandsrecreatie, zaken die allemaal sterk in opkomst zijn. Het betekent ook een verweving van functies; agrariërs doen aan natuurbeheer, zorg en verkopen streekproducten. Struinpaden komen tot stand dankzij recreatief medegebruik van agrarische grond. Deze ontwikkelingen passen in de gedachte van de beleveniseconomie. Mensen uit de stad zijn op zoek naar bijzondere ervaringen en zijn bereid om daar voor te betalen. Als beweging tegenover de globalisering bemerkt men een nieuwe interesse in de lokale cultuur en geschiedenis. Plattelandsarrangementen en de authenticiteit van het boerenleven kunnen in een behoefte voorzien. In de stadspeiling van 2004 hebben de bewoners van Alphen aan den Rijn aangegeven meer behoefte te hebben aan wandel-, fiets-, kano- en ruiterroutes en recreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen, bankjes, boerderijwinkels/horeca en bezoekerscentra (bron: Stadspeiling, 2004/2005; pagina 17/18).
65
66
Diverse scenario’s voor de landbouw
In 2006 is in het kader van de visievorming studie gedaan naar de landbouw in Alphen aan den Rijn. In het document ‘Hoe verder met het buitengebied van Alphen aan den Rijn’ zijn een aantal ontwikkelscenario’s doorgerekend voor de melkveehouderij. De opvallende conclusie is dat in alle scenario’s het uurloon van de agrariërs daalt. De bedrijfseconomische berekeningen laten zien dat in drie van de zeven scenario’s het inkomen enigszins op niveau blijft. Dat zijn de scenario’s: versnelde groei (veel meer koeien melken), geleidelijke groei in combinatie met professionele zorglandbouw en geleidelijke groei in combinatie met een camping. Het blijft erg moeilijk om de toekomst van de landbouwsector te voorspellen omdat er vele onzekerheden meespelen. Zo is de hogere melkprijs in 2007 niet meegenomen in de analyse van 2006.
Als we naar de ontwikkelingen in de landbouw kijken zien we drie verschillende scenario’s: 1) een deel van de agrariërs stopt; 2) een deel gaat (versneld) door met schaalvergroting en, 3) een deel gaat verbreden of verdiepen. Al decennia lang zien we het proces waarbij kleinere landbouwbedrijven stoppen, waarbij het vrijkomende land naar bedrijven gaat die groter groeien. Meer recentelijk zien we landbouwbedrijven die in een andere richting groeien. Zij verbreden door nevenactiviteiten te ontplooien zoals toerisme, natuurbeheer of zorglandbouw. Weer andere bedrijven verdiepen door waarde toe te voegen aan hun product. Voorbeelden daarvan zijn de zelfkazers, de biologische landbouw en verkoop aan huis van producten. Overigens sluiten deze scenario’s elkaar niet uit. Ook agrariërs die groter groeien doen mee aan agrarisch natuurbeheer of huisverkoop. Mogelijk kan men in de toekomst een vierde categorie of scenario onderscheiden in de landbouw. Men ziet nu al een groeiende groep agrariërs of beter gezegd plattelandsondernemers die nu vaak worden aangeduid als hobbyboeren. Een groot deel van hen komen niet of nauwelijks voor in de landbouwstatistieken omdat zij niet voldoende land of vee bezitten. Soms betreft het agrariërs die zijn gestopt en soms zijn het mensen die op het platteland wonen en een paar paarden of schapen hebben en/of lol hebben in het beheer van een stuk land.
Vergrijzing en aandacht voor gezondheid
De gemiddelde leeftijd stijgt en er is in toenemende mate aandacht voor een gezonde leefstijl. We mogen daarmee verwachten dat er meer aandacht komt voor bewegen, het liefst in de buurt en dus een toenemende behoefte aan gelegenheden om een ommetje te maken of om een stuk te fietsen. Recent onderzoek toont aan dat een groene omgeving bevorderlijk is voor herstel na ziekte. De zorglandbouw is de laatste jaren sterk gegroeid. We mogen verwachten dat deze sector verder in omvang zal toenemen.
Agrariërs en plattelandsondernemers zullen in toenemende mate taken krijgen in het beheer van natuur, landschap en water. Deels zal dat gebeuren door wet- en regelgeving (inclusief Europese crosscompliance regels; de voorwaarden waar agrariërs aan moeten voldoen om inkomenstoeslagen te ontvangen) en deels zal dat vrijwillig gebeuren (groene en blauwe diensten).
67
68
Bijlage 4 Opgaven vanuit Europees en nationaal beleid Hieronder worden een aantal nieuwe opgaven voor het platteland in beeld gebracht die voortvloeien uit (nieuw) beleid van EU en Rijk.
De Meststoffenwet is relevant; in de meeste gevallen betekent deze wet dat veehouders minder stikstof en fosfaat mogen aanwenden en/of hogere kosten zullen krijgen wat betreft de afzet van mest. Het kan een extensivering inhouden (minder koeien per hectare(n)) en een aantal agrariërs zal er voor kiezen om koeien (meer) op stal te houden.
EU beleid
De ontwikkelingen in de landbouw en op het platteland worden in belangrijke mate bepaald door het Europese Gemeenschappelijke Landbouwbeleid. Recente hervormingen betekenen dat handelsverstorende steun wordt afgebouwd. Nieuwe afspraken betekenen een verdere daling van de garantieprijzen richting wereldmarktprijs en een (gedeeltelijke) compensatie daarvan middels inkomenstoeslagen. Zo wordt de steun losgekoppeld van de primaire productie en steeds meer gekoppeld aan eisen op het gebied van voedselveiligheid, milieu, landschap, dierenwelzijn en natuurbeheer. Een voorbeeld van regelgeving die voortvloeit uit EU beleid is de Kaderrichtlijn water. Deze richtlijn houdt in dat in 2015 de waterkwaliteit op orde moet zijn. Omdat de veenweidegebieden van nature zorgt voor relatief voedselrijk water is dit een extra zware opgave voor de waterschappen in het westen van Nederland.
Het ministerie van LNV heeft afspraken gemaakt met de provincies die vanaf 2007 de regie hebben over het platteland. Verschillende financieringsstromen zijn vanaf 2007 gebundeld tot één Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Provincies moeten op hun beurt integrale, gebiedsgerichte plannen maken met gemeenten, waterschappen en maatschappelijke organisaties waarin rijksdoelen en gebiedsdoelen samen komen. Een andere belangrijke opgaven vanuit het ministerie van LNV is het realiseren van de EHS in 2018. Dit is echter niet relevant voor Alphen aan den Rijn omdat er geen EHS binnen de gemeentegrenzen is begrensd. Daarnaast vormt de Nota Ruimte (2004) van het ministerie van VROM een belangrijk kader voor de plattelandsontwikkeling in Nederland. In deze nota is sprake van een nieuwe sturingsfilosofie; er treedt een verschuiving op van toelatingsplanologie naar ontwikkelingsplanologie en daarbij wordt de rol van decentrale overheden belangrijker. Belangrijk instrument wordt de Wet ILG - de Wet inrichting landelijk gebied - en het daaraan gekoppelde en eerdergenoemde ILG - het Investeringsbudget landelijk gebied. De provincie sluit een overeenkomst met het Rijk en voert de regie voor het gebiedsgericht beleid en maakt op haar beurt weer afspraken met ‘gebieden’, lees; gemeenten, waterschappen of gebiedscommissies, voor de uitvoering daarvan.
Rijksbeleid
Het ministerie van LNV streeft naar een leefbaar platteland en een vitale en duurzame agrarische sector staat daarbij centraal. Daarbij wordt onderkend dat de agrarische sector heeft te maken met twee belangrijke uitdagingen; minder marktbescherming en meer eisen vanuit de samenleving. De sector moet meer vraaggericht produceren. De verwachting is dat het aantal bedrijven in de primaire productie verder zal dalen. Met name in de grondgebonden landbouw, de melkveehouderij en de akkerbouw staan de inkomens voortdurend onder druk. Naast dit economische verhaal wordt benadrukt dat de landbouw geen gewone economische sector betreft omdat deze sector tweederde van het land beheert en dat mensen steeds meer belang hechten aan de manier van produceren.
69
70
De Nota Ruimte spreekt van een grote vraag naar ‘groene’ recreatiemogelijkheden in en om de stad en constateert dat de ontwikkeling hiervan is achtergebleven bij de stedelijk ontwikkeling. Vanuit beide ministeries (LNV en VROM) wordt het belang van groene en toegankelijke uitloopgebieden vanuit de stad onderkend. Om de vitaliteit en economisch draagvlak van het landelijk gebied te verhogen worden de mogelijkheden voor hergebruik van bebouwing of nieuwbouw in het landelijk gebied verruimd en wordt verbreding van de landbouw gestimuleerd. Wat ten slotte relevant is, is dat de Nota Ruimte een aantal Nationale Landschappen aanwijst. Deze gebieden zijn internationaal uniek of kenmerkend voor Nederland. Het Groene Hart en dus het buitengebied van Alphen aan den Rijn heeft ook deze status Nationaal Landschap. Hier geldt een ruimtelijk beleid gericht op het behoud en/of versterking van de kernkwaliteiten. Grootschalige verstedelijking en glastuinbouw zijn hier niet toegestaan.
71
72
Bijlage 5 Opgaven uit Groene Hart en Provinciaal beleid Hieronder worden een aantal nieuwe opgaven voor het platteland gepresenteerd die voortkomen uit recent beleid van de stuurgroep Groene Hart en de Provincie Zuid Holland.
De provincie heeft met het natuurgebiedsplan de Venen-Bodegraven noord (2003) de zogenaamde Blauwe As als natuur begrensd. Dit betekent dat 88 ha grond, evenwijdig aan de Grote Wetering is aangewezen als reservaatsgebied. Het land is momenteel in eigendom van boeren en de bestemming is landbouw. Agrariërs zouden deze functie kunnen veranderen in bestemming natuur en dan zouden zij gebruik kunnen maken van de Subsidieregeling Natuurbeheer om deze natuur te gaan beheren.
Het ontwikkelingsprogramma voor het Groene Hart van de stuurgroep Groene Hart (2005) geeft aan dat er meer aandacht moet komen voor water en de gerelateerde bodemdaling in veenweide. Door drooglegging oxideert het veen. Dit leidt tot bodemdaling en vervolgens weer tot de noodzaak om het peil te verlagen. Deze problematiek heeft geleid tot het opstellen van zeven ontwikkelingsperspectieven. Dat betekent concreet, voor het buitengebied van Alphen aan den Rijn, weinig voor de oeverwallen langs de Oude Rijn maar wel voor de veenweidegebieden. Volgens het ontwikkelingsprogramma mag het waterpeil daar niet verder worden verlaagd en dit zal op termijn een belangrijke beperking zijn voor de landbouw. Op de veengronden met een kleidek is de bodemdaling geringer, en zijn verkaveling en ontwatering meestal beter en dus heeft de landbouwontwikkeling meer kansen. Wat betreft de droogmakerijen is het ontwikkelingsperspectief nog niet duidelijk. Maar ook hier lijkt een verdere peilverlaging tegen zijn grenzen aan te lopen.
Agrariërs kunnen ook meedoen aan agrarisch natuurbeheer. De bestemming van de grond blijft dan agrarisch en agrariërs kunnen een vergoeding ontvangen uit de subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer voor bijvoorbeeld de bescherming van de nesten van weidevogels.
Daarnaast moet gewerkt worden aan de bereikbaarheid en toegankelijkheid zodat mensen van het gebied kunnen genieten. Toerisme en recreatie moeten belangrijker worden als economische drager en voor maatschappelijk draagvlak voor het Groene Hart. Ontsluiting, transferia en marketing zijn hierbij de sleutelwoorden. Wat betreft woningbouw staat een hoge (Groene Hart) kwaliteit voorop. Het Groene Hart is een Nationaal Landschap en daar geldt in principe het migratiesaldo 0. In het programma van het Groene Hart wordt een koppeling gemaakt tussen ontwikkelruimte zoals bijvoorbeeld in het transformatiegebied Oude Rijnzone en een (financiële) bijdrage aan landschapsontwikkeling.
73
74
Bijlage 6 Totstandkoming van deze visie In 2006 is besloten om een visie voor het buitengebied op te stellen. Het betreft een integrale visie die kijkt naar ruimtelijke en sociaal-economische aspecten.
De volgende stukken zijn beschikbaar als resultaat van bovenstaand proces: Nummer 2007/12151
In 2006 zijn de volgende stappen doorlopen: Datum 2006 Voorjaar
Mei Juni September Najaar
2007/2851
Stappen Eerste ronde interviews met stakeholders en opstellen van het document “Hoe verder met het buitengebied van Alphen aan den Rijn” Excursie met raadscommissie Discussie in de gemeenteraad Interviews en hoorzitting met maatschappelijke organisaties Opstellen van de Nota van Uitgangspunten en Plan van Aanpak
2006/19834 2007/2500 2006/15032 2006/10216 2006/7567 2005/12285
In 2007 zijn de volgende activiteiten georganiseerd: Datum 2007 Januari/ februari Mei Juni Juli September Oktober Oktober/ november
Activiteiten Start en samenstelling ambtelijke werkgroep Gluren bij de Buren; dag met ervaringsdeskundigen van andere gemeenten Drie interactieve bewonersavonden, totaal ruim 250 mensen aanwezigen Bouwstenen-nota voor de visie werden opgesteld - Discussie in de gemeenteraad over bouwstenen - Drie bewonersavonden Bijeenkomst met maatschappelijke organisaties en bijeenkomst met buurgemeenten Het opstellen van de visie
75
Document Beleidsnota Bouwstenen voor de Visie Buitengebied Verslag raadscommissievergadering februari 2007 Plan van aanpak visie buitengebied Verslag raadsvergadering januari 2007 Nota van aandachtspunten visie buitengebied Verslag opiniërende raadscommissieve rgadering van juni 2006 Rapport ‘Hoe verder met het buitengebied van Alphen aan den Rijn’, conclusies en stellingen Onderzoek naar ontwikkelingsmogelij kheden platteland rondom Alphen aan den Rijn
76
Bijlage 7 Samenstelling ambtelijke werkgroep en projectgroep Samenstelling werkgroep Josine Overbeek Luis Beccan Davila Inès Wesselingh-van Vliet Marcel van der Veen Martin Luijk Jan Rombout Joop Maat Arjen Piëst Roos Meijer Henriëtte Feikens Paula Bouwman Stefan van den Berg Sylvia Suvaal/Jan Daalman Daniëlle van den Berg Joyce Dullaart Bart Pijnenburg Helmer Wieringa
Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting Inrichting Openbare Ruimte (gedeeltelijk) Inrichting Openbare Ruimte Inrichting Openbare Ruimte Inrichting Openbare Ruimte Economische Ontwikkeling en Grondzaken Ruimtebeheer Ruimtebeheer Welzijn en Onderwijs Stadsbeheer/ beheer en administratie Stadsbeheer/ beheer en administratie Communicatie Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting Bureau Mensenland Bureau Land en Co
Samenstelling projectgroep Daniëlle van den Berg Joyce Dullaart Bart Pijnenburg Helmer Wieringa
Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting Bureau Mensenland Bureau Land en Co
77
78
Bijlage 8 Personen en organisaties die zijn geraadpleegd Jaap Verduyn Nico Kempenaar Walter Pieterse Ko Droogers Mevrouw Kroes Joost van Beek Bauke de Haan Sandy Boot Jaap van den Hoek Antoine Willemsen Jaap Stapper Henk Folkerts Tijs Breuer John de Pater Mevrouw Steenwijk Gijsbert van Dorp Jan van Dorp Wim de Vos Arno Goossens Marieke de Groot Pieter Scholten Bastiaan de Roo Jan vd Werf Frank Legters Els Kruijt Dolf Kern Wilfred de Bruijn Sven Hambückers Jan Beelen Jeroen Boon Wil Klaassen Wim van der Hout Alette van der Zijden Sjaak Wijsman Kees van Schaik
Agrariër Bestuurslid agrarische natuurvereniging Agrariër en agrarische natuurvereniging ANWB Stichting Ruiter- en Menroutes Zuid Holland IVN IVN Belangenvereniging Zwammerdam Belangenvereniging Zwammerdam LTO Noord Voorzitter lokale afdeling LTO Noord Hoogheemraadschap Rijnland Zuidhollandse Natuur en Milieufederatie Belangenvereniging Aarlanderveen Zuivelboerderij en Groene Hart Landwinkel Agrariër Agrariër Boerderij Valkendam, zorginstelling Gemiva Gemeente Amersfoort Gemeente Woerden Gemeente de Ronde Venen Kamer van Koophandel Gemeente Reeuwijk Gemeente Enschede Gemeente Nieuwkoop Hoogheemraadschap Rijnland Gemeente Nieuwkoop Gemeente Nieuwkoop Gemeente Jacobswoude Milieufederatie Zuid-Holland Milieudefensie Alphen aan den Rijn en Fietsersbond Kon. Ned. Hippische Sportfederatie Zuid-Holland Landschapsbeheer Zuid-Holland LTO Noord LTO Noord
79
80
Gebruikte documenten - Bureau Waardenburg, Natuurwaardenkaart Alphen aan den Rijn, februari 2006 - Gemeente Alphen aan den Rijn, Bestemmingsplan Buitengebied, mei 2000 - Gemeente Alphen aan den Rijn, Een Levend Landschap, samenvatting landschapsbeleidsplan, november 1995 - Gemeente Alphen aan den Rijn, Hoe verder met het buitengebied van Alphen aan den Rijn, 2006 - Gemeente Alphen aan den Rijn, Ontwerp Actieplan GVVP, april 2003 - Gemeente Alphen aan den Rijn, Stadspeiling Alphen aan den Rijn, 2004/2005 - Gemeente Alphen aan den Rijn, Stadsvisie Alphen aan den Rijn, 2005 - Gemeente Enschede, Gids Buitengebied, december 2006 - Hoogheemraadschap Rijnland, Toekomstig Waterbezwaar Rijnland, Masterplan, concept - Kamer van Koophandel Rijnland, Economische betekenis Buitengebied Regio Rijnland, maart 2003 - Landschapsbeheer Zuid-Holland, Natuur- en landschapsplan Aarlanderveen, zd - Ministerie van LNV, Agenda Vitaal Platteland - Ministerie van LNV, Kiezen voor Landbouw - Ministerie van VROM, Nota Ruimte, 2004 - Programmabureau Groene Hart, Balans, Ontwikkelingsprogramma en Uitvoeringsprogramma Groene Hart, 2005 en 2006 - Provincie Zuid-Holland, Beheersgebiedsplan ZuidHolland, maart 2001 - Provincie Zuid-Holland, Beleidskader nieuwe landgoederen, november 2005 - Provincie Zuid-Holland, Natuurgebiedsplan VeenweidenMidden Zuidplas, september 2005 - Provincie Zuid-Holland, Natuurgebiedsplan De VenenBodegraven Noord, maart 2003 - Provincie Zuid-Holland, Ontwikkelen op niveau. De Zuid Hollandse uitdaging vraagt om ontwikkelingsplanologie, 2006 - Provincie Zuid-Holland, Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Zuid Holland, 2020, oktober 2004 - Provincie Zuid-Holland, Regels voor Ruimte, april 2005 - Provincie Zuid-Holland, Streekplan Zuid-Holland Oost, november 2003 - Rijnstreekberaad, Recreatie en Toerisme in de Rijnstreek, TROP II 2004-2005, Maart 2003 - VHP, Transformatievisie Oude Rijnzone, juli 2005
81
Colofon Structuurvisie Buitengebied gemeente Alphen aan den Rijn, deel 1 Projectleider: Daniëlle van den Berg Afdeling Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting Gemeente Alphen aan den Rijn telefoon: 0172-465115
[email protected] Ondersteuning: Bart Pijnenburg, Bureau Mensenland
Helmer Wieringa, Land & Co Illustraties en opmaak: Jeroen Heij en Anneke Dijt, Adviesbureau Haver Droeze
Foto’s: Dienst Landelijk Gebied Jan van Rijn Fotografie Programmabureau Land van Wijk en Wouden Adviesbureau Haver Droeze
Versie maart 2008
84