Programma van Eisen Natlab 2.0 / Strijp S te Eindhoven
Versie
:
Projectnummer
:
Datum
:
Concept
9 september 2011
PvE Natlab 2.0 / Strijp S -1-
opdrachtgever
Gemeente Eindhoven Sector Grond & Vastgoed, Afdeling Bouw en Onderhoud Postbus 90150 5600 RB Eindhoven
architect
N architecten b.v. Koningsplein 16 6224 EC Maastricht Tel. +31 (43) 408 18 27
adviseur
Nelissen ingenieursbureau b.v. Postbus 1289 5602 BG Eindhoven Tel. +31 (40) 248 46 56
gezien
.
verificatie
.
PvE Natlab 2.0 / Strijp S -2-
INHOUDSOPGAVE: RUIMTELIJK PROGRAMMA VAN EISEN 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8 1.9 1.10 1.11
INLEIDING Algemeen Aard van de activiteiten Gebruikstijden Logistieke aspecten Toegankelijkheid Ruimtenormering Kwaliteitsaspecten/garanties Gegevens gebruikers Beschrijving van ruimten Budget Planning
TECHNISCH PROGRAMMA VAN EISEN 2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.3.1. 2.3.2. 2.4. 2.5. 2.5.1. 2.5.2.
akoestiek inleiding ruimteakoestiek interne geluidisolatie luchtgeluidisolatie contactgeluidisolatie installatiegeluid geluidbelasting op de gevels geluiduitstraling ten gevolge van gebouwinstallaties en activiteiten in het gebouw geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer
3.
brandveiligheid
4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.3.1. 4.3.2. 4.3.3. 4.3.4. 4.3.5. 4.3.6. 4.3.7. 4.3.8. 4.3.9.
werktuigbouwkundige installaties algemeen sloop werktuigbouwkundige uitgangspunten binnenriolering hemelwaterafvoerinstallaties tapwaterinstallaties brandbestrijdingsinstallatie gasinstallatie verwarmingsinstallatie luchtcondities interne warmtelasten ventilatie- en luchtbehandelingsinstallaties
PvE Natlab 2.0 / Strijp S -3-
4.3.10. 4.3.11. 4.4. 4.4.1. 4.4.2. 4.4.3. 4.4.4. 4.4.5. 4.4.6. 4.4.7. 4.4.8. 4.4.9. 4.4.10.
luchtbeweging koelinstallatie werktuigbouwkundige installatieeisen binnenriolering hemelwaterafvoerinstallaties tapwaterinstallaties sanitair brandbestrijdingsinstallatie gasinstallatie verwarming ventilatie- en luchtbehandelingsinstallaties koelinstallatie meet- en regeltechniek
5. 5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.4.1. 5.4.2. 5.5. 5.5.1. 5.5.2. 5.6. 5.6.1. 5.6.2. 5.7. 5.8. 5.8.1. 5.8.2. 5.8.3. 5.8.4. 5.8.5. 5.9.
elektrotechnische installaties elektrotechnische uitgangspunten sloop centrale elektrotechnische voorzieningen schakel- en verdeelinrichtingen hoofdschakel- en verdeelinrichting schakel- en verdeelinrichting verdiepingen leiding- en kabelwegen leiding- en kabelwegen nutsbedrijven leiding- en kabelwegen algemeen aardings- en blikseminstallatie aardingsinstallatie bliksembeveiligingsinstallatie krachtstroom 230 V/400 V Verlichting verlichtingsinstallatie uitgangspunten verlichtingsinstallatie verlichtingsarmaturen verlichtingsschakeling noodverlichting noodstroomvoorziening
6. 6.1. 6.2. 6.3. 6.4. 6.5. 6.6.
communicatie-installaties data installatie toegangscontrole installatie centrale antenne installatie intercominstallatie oproep mindervalide toilet centraal bedieningspaneel
7. 7.1. 7.2.
beveiligingsinstallaties brandmeld-/ontruimingsinstallaties gebouw beveiligingsinstallatie
PvE Natlab 2.0 / Strijp S -4-
7.2.1. 7.2.2.
CCTV installatie geluidsinstallatie
8. 8.1. 8.2.
transport- en gevelreinigingsinstallaties uitgangspunten transport- en gevelreinigingsinstallaties liftinstallaties
9.
terreinvoorzieningen
10. 10.1. 10.2. 10.3
bouwmaterialen en constructies materialen gebouwelementen onderhoud en exploitatie
PvE Natlab 2.0 / Strijp S -5-
Ruimtelijk Programma van Eisen 1.
INLEIDING
1.1.
Algemeen De gemeente Eindhoven is voornemens om in het voormalige gebouw “Natlab” op Strijp S te Eindhoven een aantal culturele instellingen te huisvesten. Het gebouw zal door diverse culturele instellingen worden gaan gebruikt, die op sommige vlakken waaronder film, events, theater en nieuwe media, nauw kunnen samenwerken, maar ook elk de mogelijkheid krijgen om onafhankelijk van anderen te opereren. Hierbij gaat het om onderzoek en ontwikkeling, productie en presentatie.Dit biedt perspectief om solitaire culturele voorzieningen te bundelen en zo krachtiger te laten optreden. Tevens wordt hiermee de doelstelling om kunst en cultuur op Strijp S te versterken uitgevoerd en geeft dit een positieve impuls aan het gebied Strijp S. Essentieel is te zoeken naar synergievoordelen bij een gemeenschappelijke huisvesting van diverse organisaties in het Natlab. In het beginsel is het uitgangspunt om zoveel mogelijk gebruik te maken van het bestaande gebouw. Het programma moet binnen de contouren van het bestaande gebouw worden gerealiseerd. In het ontwerp moet rekening worden gehouden met het monumentale karakter van het bestaande gebouw. Het bestaande exterieur en het bestaande interieur moeten zoveel mogelijk in het nieuwe ontwerp worden geïntegreerd. De afwerking moet zijn: sober en doelmatig, welke past binnen het beschikbare budget. Natlab 2.0 is een cultuurcluster, waar film, theater en een grand café / restaurant samenkomen. Een eigenzinnig huis, waar je in een persoonlijke sfeer je blik kunt verruimen. Natlab 2.0 verschijnt op Strijp S en is een kunstinstelling, waar het publiek niet alleen zal afkomen op een individueel programma onderdeel, maar ook op de ontmoetingen confrontatieplaats. Natlab 2.0 is een “stadstheater”, een plaats waar wordt vertoond, gediscussieerd, uitgedaagd, verteld, gestudeerd en geroddeld. Kortom een “levend” stadstheater, waar zowel leek als liefhebber zich thuis voelt. Natlab 2.0 is een plaats waar het goed toeven is. Een plek om te zien en gezien te worden. Goed van eten en drinken en waar altijd van alles te doen is, van vroeg in de morgen tot laat in de avond, elke dag.
PvE Natlab 2.0 / Strijp S -6-
In Natlab 2.0 werken allerlei instellingen samen. Verschillende kunstdisciplines maken deel uit van het programma, film, theater, concerten, een forum, beeldende kunst, ballet, performances, productie, onderwijs,etc. Deze facetten maken deel uit van een actueel en levend theater in een wereld waarin de mix van verschijningsvormen een eigenschap van het leven vormt. In dit programma van eisen is een basisniveau voor duurzaamheid opgenomen. Het te ontwerpen gebouw en de technische installaties dienen te voldoen aan de weten regelgeving. 1.2.
Aard van de activiteiten -
1.3.
Theatervoorstellingen Repetities drama, dans en muziek Filmvoorstellingen Evenementen/congressen Vergaderingen Presentaties Café, restaurant (eten en drinken) realiseren van film- en andere media producties Kantoorwerkzaamheden Werkplaats activiteiten (montage, reparatie)
Gebruikstijden Theater Repeteren Film Café/restaurant Kantoren Werkplaatsen
1.4.
08.00 uur tot en met 00.00 uur 24 uur per dag 09.00 uur tot en met 00.00 uur 11.00 uur tot en met 02.00 uur 08.00 uur tot en met 19.00 uur 08.00 uur tot en met 19.00 uur
Logistieke aspecten -
Toeschouwers filmzalen Toeschouwers theaterzaal Bezoekers café/restaurant Bezoekers/gebruikers zakelijke verhuur Medewerkers/artiesten Aan- en afvoer decors Aan – en afvoer horeca Afvoer afval Parkeren/Fietsenstalling
PvE Natlab 2.0 / Strijp S -7-
Deze logistieke aspecten moeten passen binnen het stedenbouwkundig plan en voldoen aan de verkeerstechnische eisen. 1.5.
Toegankelijkheid Mindervalide bezoekers, medewerkers en artiesten moeten zelfstandig, zonder speciale voorzieningen, het gebouw kunnen binnenkomen en gebruik kunnen maken van de voorzieningen. Het geheel dient te voldoen aan het “handboek voor toegankelijkheid”. Voor dit gebouw zal een ITS symbool moeten worden aangevraagd.
1.6.
Ruimtenormering Een basis werkplek beslaat 8 m2 excl. toegang werkplek (NEN 1824, en Arbo infoblad A1 - 7 van SZW). Bezetting Met de volgende bezettingen door bezoekers dient rekening te worden gehouden: theaterzaal 195 personen (tijdens voorstelling met zitplaatsen) 350 personen (staanplaatsen) filmzaal 1 54 personen filmzaal 2 72 personen filmzaal 3 40 personen filmzaal 4 50 personen filmzaal 5 25 personen filmzaal 6 20 personen Auditorium 135 personen café/restaurant 150 personen (120 couverts) Kantoren 25 werkplekken
1.7.
Kwaliteitsaspecten/garanties In het ontwerp moet rekening worden gehouden met het monumentale karakter van het bestaande gebouw. Het bestaande exterieur en het bestaande interieur moeten zoveel mogelijk in het nieuwe ontwerp worden geïntegreerd. De afwerking moet zijn: sober en doelmatig. Uitgangspunt hierbij is dat de bestaande afwerking zo veel mogelijk blijft gehandhaafd en eventueel alleen opnieuw zal worden geschilderd. Een gedeelte van het gebouw (rechtse deel) is een gemeentelijk monument en moet als zodanig worden behandeld. Het overige deel heeft geen monumenten status. Het exterieur en het interieur moeten onderhoudsarm en eenvoudig te reinigen zijn. Materialen moeten zoveel mogelijk op eenvoudige wijze uitwisselbaar zijn en afgestemd op de intensiteit van het gebruik.
PvE Natlab 2.0 / Strijp S -8-
Intern dient het gebouw een kwaliteitsniveau te krijgen die voor bespelers en publiek en voor technisch- en kantoorpersoneel gelijk is. De ambities op het gebied van functionaliteit zijn kort weergegeven: - optimale routing door het gebouw voor bezoekers met veelzijdige beleving van cultuur, afgestemd op de mogelijkheden van het bestaande gebouw. - horeca voorziening op een centrale plaats, welke onafhankelijk van de overige functies in het gebouw kan worden gebruikt. - mogelijkheid voor onafhankelijk gebruik van de diverse filmzalen en theaterzalen. - zoveel mogelijk alle ruimten geschikt maken voor multifunctioneel gebruik. Uitgangspunt is een integraal gebruik van de theaterzaal, de filmzalen, het auditorium, de kantoren en alle overige ruimten. - goede toegankelijkheid (ITS symbool). 1.8.
Gegevens gebruikers Plaza Futura De stichting Film- en Theatercentrum Plaza Futura beheert en exploiteert het huidige filmhuis aan de Leenderweg in Eindhoven. Daar verzorgen zij een film-, theater- en commercieel horeca aanbod. De begroting van Plaza Futura is sterk afhankelijk van subsidie’s . Plaza Futura wil door schaalvergroting van het film- en horeca aanbod een sluitende exploitatie krijgen Broet De stichting Broet is een filmplatform, gericht op het stimuleren, adviseren en ondersteunen van ambitieuze en getalenteerde (semiprofessionele) filmmakers. Broet doet dit door onder meer filmmakers te begeleiden van ideefase tot en met de vertoning van de film in een eigen filmzaal. Broet beschikt over set- en montageruimte en de benodigde apparatuur voor het maken en monteren van films. Daarnaast geeft Broet workshops aan scholen e.d. De begroting van Broet is sterk afhankelijk van subsidie’s Baltan Laboratories De stichting Baltan Laboratories initieert, ondersteunt en verspreidt innovatief onderzoek en vernieuwende activiteiten op het snijvlak van kunst en technologie. De stichting zoekt naar samenwerkingsverbanden tussen disciplines en fungeert als ontmoetingspunt voor kunstenaars die werken met technologie. De stichting doet dit door het organiseren van workshops, het houden lezingen, het verzorgen van een vak voor de opleiding ICT en media aan de Fontys Hogeschool, het organiseren van evenementen en verkopen van boeken. De begroting van Baltan Laboratories is sterk afhankelijk van subsidie’s Avec Brabant Vraagt; een kantoorwerkplek
PvE Natlab 2.0 / Strijp S -9-
Eindhovense School Er wordt onderzocht of in de toekomst mogelijk is om de Eindhovense School te huisvesten in de westvleugel van het gebouw. Indien dit door zou gaan kan de Eindhovense school van diverse ruimten gebruik gaan maken zoals bijv: de theaterzaal en de filmzalen voor presentaties en colleges, de werkplaatsen als stageplek, etc. 1.9
Beschrijving van ruimten
Theater T.1 Theater zaal De theater zaal moet worden uitgevoerd als zijnde een “vlakke vloer”zaal met een inschuifbare tribune. De zaal moet plaats bieden aan minimaal 195 personen. Het stoelenplan moet dusdanig zijn dat er een goed zicht op de voorzijde van de speelvloer mogelijk is. De hellingshoek bepaalt in hoge mate de betrokkenheid van de toeschouwer bij de speler en vice versa. De zaal is geheel verduisterd. Bij de keuze van de afwerking van de zaal moet veel aandacht worden besteed aan de akoestiek, de kleur, mogelijke vervuiling en schoonmaak, etc. de gebruikers van de zaal zullen hierbij moeten worden betrokken. De zaal moet worden voorzien van een gladde zwevende (niet krakende) Multi purpose vloer, nader te bepalen. De zaal moet zowel bouwkundig als installatie technisch geschikt zijn voor het ophangen / plaatsen van beperkte theaterverlichting, bedieningspanelen, geluidsinstallaties, decorstukken, toneeldoeken, etc. De vrije hoogte in de zaal bedraagt minimaal 8 m.. De zaal moet op nader te bepalen plaatsen worden voorzien van aansluitpunten voor mobiele uitgiftepunten van drank. T.2 Achtertoneel / Opslag Deze ruimte maakt onderdeel uit van de grote zaal en dient voor de opslag van hulpmaterialen welke benodigd zijn voor de bouw van voorstellingen en als tussenopslag van de materialen van de gezelschappen. Een directe relatie met de laad- en losruimte is noodzakelijk (via een goederen hefplateau). De vrije hoogte bedraagt maximaal 3,5 m. Voor de opslag en onderhoud van licht en geluidsapparatuur moet een opslagruimte worden gerealiseerd groot 30 m2. Deze ruimte heeft een sterke relatie met de theaterzaal. PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 10 -
T.3 Kleedkamer Kleedkamer situeren in de nabijheid van de theater zaal en een aantal filmzalen. De kleedkamer is bedoeld voor verkleden en opmaken van artiesten, het parkeren van kleedkisten en kleedrekken. De kleedkamer moet ruimte bieden aan ca. 8 personen en zijn voorzien van de benodigde werkbladen en spiegels met randverlichting. De afwerking van de kleedruimten is eenvoudig en sober. De vloerafwerking is glad, slijtvast en eenvoudig reinigbaar. T.4 Toilet / Douche Voor de artiesten moet in de nabijheid van de keedkamer : 1 damestoilet, 1 heren toilet en 2 douches met voorruimten worden gemaakt. De wanden en vloeren moeten geheel worden afgewerkt met tegelwerk. T.5 Technische ruimten Aangrenzend aan de theaterzaal moet een regie- en projectieruimte worden gemaakt van ca. 18 m2 (6x3m). Deze ruimte is bedoeld voor het regelen van de geluid- en lichtinstallatie van de theaterzaal en het projecteren van films. De ruimte moet worden voorzien van een nader te bepalen werkblad. De ruimte moet zich op voldoende hoogte bevinden t.o.v. de theaterzaal. Vanuit de regiekamer moet men in zittende positie de gehele zaal kunnen overzien. T.6 Opslag /laden-lossen Bij de goederen hefplateau moet een opstelplaats voor een vrachtautocombinatie van max. 18 m. worden gerealiseerd. De manoeuvreerruimte voor deze vrachtwagen verdiend bijzondere aandacht, het moet passen binnen het stedenbouwkundig plan en voldoen aan de verkeerstechnische eisen. De laad- en losruimte op maaiveld niveau moet m.b.v. een goederenheffer in verbinding staan met de opslagruimte / achtertoneel van de theaterzaal. Film F.1 t/m F.6 Zaal I t/m VI en Auditorium De filmzalen en het auditorium zijn primair bedoeld voor het bekijken van films. Daarnaast moeten de zalen ook geschikt zijn voor het houden van presentaties, lezingen, colleges, congressen, kleine muziek voorstellingen (evt. live muziek bij de film), etc. Elke zaal moet zijn voorzien van een ruimte / plaats t.b.v. mindervaliden. De filmzalen zoveel mogelijk gegroepeerd in het ontwerp situeren De inrichting van de filmzalen moet voldoen aan de eisen zoals die worden gehanteerd door de Nederlandse Federatie voor Cinematografie (NFC). PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 11 -
Tussen het doek en de eerste rij moet voldoende ruime (podium) zijn voor de andere activiteiten. In het ontwerp moet zowel bouwkundig als installatietechnisch rekening worden gehouden met het aanbrengen van een filmscherm en geluidsinstallatie. De ruimte achter het projectiescherm moet voldoende groot zijn voor de plaatsing van geluidsapparatuur. Vloerafwerking : projecttapijt. Om het monumentale karakter van het auditorium moet de inrichting en afwerking van het bestaande auditorium zoveel mogelijk gehandhaafd blijven F.8 Projectieruimten De projectieruimten zijn bedoeld voor de opstelling van apparatuur voor het projecteren van films. Het is tevens de werkplek voor de operateurs. Projectieruimten moeten zoveel mogelijk worden gecombineerd voor meerdere filmzalen. De projectieruimten staan m.b.v. een projectievenster in verbinding met de filmzalen. Dit projectievenster moet zijn: geluidsisolerend en mag geen vertekening veroorzaken. De afwerking van de projectieruimten is eenvoudig en onderhoudsarm.
Bezoekers B.1. Bezoekersingang Bezoekers moeten via een centrale ingang binnenkomen welke prominent van buiten herkenbaar en zichtbaar is. Deze ingang moet toegankelijk zijn voor validen en mindervaliden. Bezoekers moeten zich via trappen, liften, hellingbanen en verkeersruimten door het gehele gebouw kunnen bewegen. Daarvoor moet er een duidelijke bewegwijzering worden aangebracht. Receptie / kaartverkoop, garderobe, toiletten, horecaruimten, theater- en filmzalen moeten op een makkelijke manier te vinden en bereikbaar zijn. Delen van het gebouw welke niet toegankelijk zijn voor bezoekers moeten op een eenvoudige wijze kunnen worden afgesloten, waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan de vluchtwegen. De vloer moeten glad, slijtvast en goed reinigbaar zijn. Bij de entree moet een droogloopmat worden toegepast. B.2 Foyer / Wachtruimte De foyer / wachtruimte is bedoeld voor de bezoekers van theater- en filmvoorstellingen, voor -, na - en in de pauzes van, de voorstellingen. PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 12 -
De foyer moet tevens gebruikt kunnen worden voor het houden van presentaties, tentoonstellingen etc. De foyer moet op nader te bepalen plaatsen worden voorzien van aansluitpunten voor vaste en/of mobiele uitgiftepunten van drank. De foyer kan gecombineerd worden met de verkeersruimten. B.3 Garderobe De garderobe (bewaakt en/of onbewaakt) moet in de nabijheid van de theaterzaal worden gesitueerd. Deze moet plaats bieden aan ca. 350 jassen. Voor de bezoekers van het grand café / restaurant moet een garderobevoorziening bij de inrichting worden opgenomen. B.4 Toiletten Voor de bezoekers moeten gescheiden dames en heren toiletten worden gerealiseerd in de nabijheid van de bezoekersingang, foyer en horecaruimten. Beiden ruimten moeten worden voor zien van een voorruimte. Wanden en vloeren voorzien van afwerking met tegels. Horeca H.1 Café / Restaurant Het gebouw moet worden voorzien van een aantal ruimten t.b.v. horeca. De horeca ruimte moet: - een ontmoetingsplek zijn voor de bezoekers van de theater- en filmzalen van het Natlab 2.0. Vooraf, in de pauzes en na de voorstellingen. - gelegenheid geven om een hapje te eten - dus gedeeltelijk de uitstraling hebben van een Grand café en gedeeltelijk van een bistro / restaurant. - onafhankelijk van de overige functies in het gebouw kunnen functioneren. Dit vereist extra aandacht bij de bereikbaarheid, de technische installaties tbv verwarming en koeling, de beveiliging, etc. H.2 Terras De horeca ruimte moet op de begane grond worden voorzien van een terras, gelegen op het zuiden, welke plaats biedt aan minimaal 40 personen. Het terras moet duidelijk en zichtbaar in verbinding staan met de horecaruimte. Het terras moet makkelijk bereikbaar zijn voor bezoekers en personeel zonder grote hoogte verschillen. Het terras moet passen binnen het stedenbouwkundig plan.
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 13 -
H.3 Garderobe Voor de bezoekers van het grand café / restaurant moet een garderobevoorziening bij de inrichting worden opgenomen. H.4 Keuken / Spoelkeuken De keuken en spoelkeuken zijn bedoeld voor de bereiding van warme/koude maaltijden, snacks, etc. Capaciteit; 150 maaltijden. De inrichting van beide ruimten zal door de opdrachtgever worden verzorgd. De verdeling en afwerking van de ruimten moet voldoen aan de HACCP normen. De spoelkeuken moet gescheiden zijn van de bereidingskeuken. De wanden moeten worden voorzien van tegelwerk, de vloeren voorzien van een troffelvloer met sanitaire plint. Plafonds: afwasbaar en stootvast H.5 Koeling / Vriesruimte Koel en vriesruimte realiseren in nabijheid van bereidingskeuken De koel /vriesruimte moeten zijn prefab units welke in de opslagruimte moeten worden ingebouwd. H.6 Opslag horeca Geschikt voor de opslag van levensmiddelen, bierfusten, etc. Er moet een aparte opslag worden gemaakt voor de emballage en een voor de afval. Vloer- wand en plafondafwerking moet voldoen aan HACCP normen. H.7 Kleedruimte /Toilettenblok Ten behoeve van het horeca personeel moet er een kleedruimte worden gerealiseerd, voorzien van voldoende lockerkasten. Aangrenzend aan deze kleedruimte moet een toiletblok met apart heren en damestoilet, beide voorzien van een voorruimte worden gemaakt. De afwerking van deze ruimten: - wanden moeten worden voorzien van tegelwerk, - de vloeren voorzien van een troffelvloer met sanitaire plint. - plafonds: afwasbaar en stootvast. H.8 Kantoorhoreca In tegenstelling tot de overige kantoorruimten moet het kantoor van de horeca worden gesitueerd in de nabijheid van de verschillende horeca ruimten. Het kantoor moet worden voorzien van daglicht. (voorkeur direct / indien niet mogelijk indirect). De afwerking van de kantoor ruimte is eenvoudig en onderhoudsarm, maar zorgt voor een prettige werksfeer. De vloerafwerking is glad, slijtvast en goed reinigbaar. De ruimte moet worden voorzien van de nodige wandcontactdozen, data- en telefoonaansluitingen.
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 14 -
H.9 Laad- en losruimte horeca. Voor de aan- en afvoer van middelen t.b.v. de horeca moet een aparte leveranciers ingang worden gemaakt. Daarbij moeten hoogte verschillen worden vermeden.
Productieruimten P.1 productie ruimte Deze ruimten zijn bedoeld voor het vervaardigen van film-, video- en fotoproductie’s en moeten worden ingericht volgens nog nader te bepalen wensen. Algemeen A.1 Kantoren Kantoorruimten moeten worden gesitueerd aan de buitengevels van het gebouw en zijn voorzien van voldoende daglicht. De afwerking van de kantoor ruimten is eenvoudig en onderhoudsarm, maar zorgt voor een prettige werksfeer. De vloerafwerking is glad, slijtvast en goed reinigbaar. Alle werkplekken moeten worden voorzien van de nodige wandcontactdozen, dataen telefoonaansluitingen. A.2 Receptie / Kaartverkoop Bij de receptie kan de bezoeker onder andere terecht voor: - kaartverkoop - programma informatie - reserveringen - doorschakeling telefoonverkeer - ontvangst publiek - ontvangst zakelijk bezoek De receptie moet zijn voorzien van een uitnodigende open balie, waarbij wel gelet moet worden op de veiligheid van het personeel (vluchtroute, afdrachtgeld, alarminstallatie, etc). Bij de receptie hoort een afsluitbare bijruimte. Extra aandacht wordt gevraagd voor de klimatologische omstandigheden in deze ruimte. (koude val vanuit buiten, lawaai vanuit horeca ruimte, etc.) De balie moet worden voorzien van de benodigde telefoonaansluitingen, datapunten, omroepinstallatie, monitoraansluiting, geldkluis, etc.) A.3 Kantine / Ontmoetingsruimte personeel Een van de beschikbare vergaderruimten moet worden voorzien van een pantry. Deze ruimte kan dan tevens gebruikt worden als kantine / ontmoetingsruimte voor het personeel van alle gebruikers van het pand.
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 15 -
A.4. Werkplaats De werkplaats is nodig voor het uitvoeren van kleine reparaties decors, apparatuur en inventaris met behulp van handgereedschap en kleine machines. De werkplaats moet bij voorkeur worden gesitueerd bij de overige werkplaatsen, het achtertoneel / opslag en de laad- losruimte. De afwerking van de werkplaats is sober en onderhoudsvriendelijk. Vloerafwerking is glad, slijtvast en eenvoudig reinigbaar. A.5 Opslag Voor de opslag van meubilair, apparatuur, etc is een opslagruimte nodig van ca. 50 m2. De afwerking van de opslagruimte is sober en onderhoudsvriendelijk. Vloerafwerking is glad, slijtvast en eenvoudig reinigbaar. A.6 Archief Voor de opslag van het archief is een ruimte nodig van ca. 30 m2. De afwerking van de opslagruimte is sober en onderhoudsvriendelijk. Vloerafwerking is glad, slijtvast en eenvoudig reinigbaar A.7 Kopieerruimte Deze ruimte is bedoeld het plaatsen van kopieerapparaten en printers, en de opslag van papier, toner, etc. De kopieerruimte moet in de nabijheid van de kantoor ruimten worden gesitueerd. De afwerking is eenvoudig en onderhoudsarm. De vloerafwerking is glad, slijtvast en goed reinigbaar. Er hoeft geen aparte kopieerruimte worden gerealiseerd. Deze ruimte kan ook gesitueerd worden in een brede verkeersruimte. Alle ruimte moet worden voorzien van de nodige wandcontactdozen, data- en telefoonaansluitingen en evt. afzuiging. A.8 Computers / Netwerk Voor het beheer en onderhoud van het computernetwerk moet een ruimte groot ca. 10 m2 worden gerealiseerd. In deze ruimte moet ook de patchkast worden aangebracht. In de patchkast moet voldoende ruimte zijn voor het aanbrengen van de componenten t.b.v. het computer netwerk, de telefooncentrale, etc. In verband met de hoge warmte produktie van de apparatuur moet deze ruimte apart worden gekoeld met een separate koel unit. De afwerking is eenvoudig en onderhoudsarm. De vloerafwerking is glad, slijtvast en goed reinigbaar.
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 16 -
A.9 Toiletten personeel Ten behoeve van het personeel moet er voldoende dames- en herentoiletten, beide voorzien van een voorruimte, worden gerealiseerd, . De afwerking van deze ruimten: - wanden en vloeren moeten worden voorzien van tegelwerk, - plafonds: afwasbaar en stootvast. A.10 Personeelsingang Het personeel moet het gebouw kunnen betreden via een aparte personeelsingang. A.11 Werkkast Op elke verdieping moet een werkkast worden gemaakt, elk minimaal 3 m2 groot voor de opslag van schoonmaakmiddelen. De werkkasten moeten worden voorzien van een uitstortgootsteen met warm en koud water en voldoende schappen voor de opslag van schoonmaakmiddelen. Afwerking: sober, vloertegels A.12 Installatie ruimte werktuigbouwkundige installaties Deze ruimten zijn nodig voor de plaatsing van werktuigbouwkundige installaties (verwarming, koeling, ventilatie, warm water, etc). De ruimte moet goed en veilig toegankelijk zijn voor onderhoudspersoneel. Afwerking: sober. A.13 Installatie ruimte elektrotechnische installaties De hoofd verdeel inrichting moet in verband met het spanningsverlies zo dicht mogelijk bij de trafo worden gesitueerd. Eventuele andere verdeelinrichtingen moeten op logische locaties worden geplaatst. Daarbij moet rekening worden gehouden met benodigde kabellengten, etc. 1.10
Budget Voor dit project is voor de bouwwerkzaamheden een taakstellend budget beschikbaar van € 4.600.000,- excl BTW. beschikbaar. De hierna volgende onderdelen behoren tot de post inrichting en zullen door de opdrachtgever apart worden aangekocht: - theaterverlichting - geluidsinstallatie - filmprojectoren - stoelen filmzalen - inschuifbare tribune - inrichting keuken - etc
1.11
Planning Voor dit project is een planning opgesteld. Zie bijlage 1.
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 17 -
TECHNISCH PROGRAMMA VAN EISEN Om de uitgangspunten voor het ontwerp van de herhuisvesting van Plaza Futura in het voormalig NatLab op Strijp S te Eindhoven goed vast te leggen zijn alle technische ontwerpuitgangspunten in een technisch Programma van Eisen vastgelegd. Dit stuk dient als basis voor het ontwerp, de budgetraming en de verwachtingen die aan het gebouw en de installaties kunnen worden gesteld. De gebruiker dient zorgvuldig na te gaan of alle wensen op de juiste wijze zijn ingevuld. In dit deel van het Programma van Eisen worden de uitgangspunten, eisen en normen vermeld waaraan akoestische en brandtechnische staat en de gebouwgebonden installaties van het gebouw dienen te voldoen. Het Technisch Programma van Eisen is van kracht voor alle nieuw te bouwen ruimten. Voor de bestaande gebouwdelen dienen de waarden als streefwaarden te worden beschouwd. Als uitgangspunt van dit Programma van Eisen heeft gediend: Wettelijke eisen en Rgd-richtlijnen voor bouwfysica d.d. september 1999 Bouwbesluit Arbowet Als uitgangspunt voor het verdere ontwerp van de technisch adviseur geldt: alle op het moment van het ontwerp ter plaatse geldende wettelijke voorschriften, normen, ontwerpnormen, verordeningen, arbobladen etc.
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 18 -
2.
AKOESTIEK
2.1`
inleiding
Onderstaand zijn de akoestische eisen en streefwaarden weergegeven die van toepassing zijn op de nieuwe huisvesting van Plaza Futura in het voormalige NatLab op Strijp S te Eindhoven.
2.2
ruimteakoestiek
De streefwaarden ten aanzien van de nagalmtijden in de verschillende ruimten staan vermeld in tabel 2.1. Als richtwaarden voor de nagalmtijden is uitgegaan van de matrix uit 'Wettelijke eisen en Rgd-richtlijnen voor bouwfysica' d.d. september 1999. De vermelde waarden gelden voor de niet-ingerichte ruimten. tabel 2.1.: nagalmtijden (streefwaarden) soort ruimte nagalmtijd [sec.] kantoorvertrek totaal 0,8 vergaderruimte totaal 0,8 vergaderruimte (oppervlak ≥ 30 m2) totaal 1,0 kleine filmzaal circa 0,5 grote filmzaal circa 0,6 theaterzaal 0,8 - 1,3* foyer/wachtruimte circa 1,0 filmset circa 0,6 expositieruimte circa 1,0 algemene verkeersruimte totaal 1,3 grand café circa 1,0 * afhankelijk van de theateractiviteit (meer spraak of meer muziek)
2.3
interne geluidisolatie 2.3.1.
luchtgeluidisolatie
De luchtgeluidisolatie van scheidingsconstructies Ilu dient te voldoen aan de niet wettelijke eisen zoals weergegeven in tabel 2.2. Deze geluidisolaties hebben betrekking op de situatie in de praktijk, dus inclusief de invloeden van aansluitdetails, flankerende vlakken, overlangsisolatie, omloopgeluid en ventilatie overstort voorzieningen.
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 19 -
tabel 2.2.: minimale luchtgeluidisolatie van scheidingsconstructies Ilu ruimte ruimte filmzaal/theaterzaal grand café filmzaal/theaterzaal/filmset filmzaal/theaterzaal/filmset filmzaal/theaterzaal/filmset kantoorruimte/vergaderruimte/expositieruimte filmzaal/theaterzaal/filmset foyer/ wachtruimte filmzaal/theaterzaal/filmset verkeersruimte kantoorruimte verblijfsruimte kantoorruimte verkeersruimte vergaderruimte verblijfsruimte vergaderruimte verkeersruimte grand café verblijfsruimte grand café verkeersruimte
Ilu [dB] +3 +25 +3 -2 -8 -14 -26 -8 -20 -8 -20
Voor de filmzalen dient een sluisconstructie te worden toegepast. Tussen ruimten van verschillende functies dient de strengste eis aangehouden te worden. 2.3.2.
contactgeluidisolatie
In onderstaande tabel 2.3. is een overzicht gegeven van de minimale contactgeluidisolatie van scheidingsconstructies (Ico) zoals voor de verschillende ruimten binnen het gebouw wordt uitgegaan. tabel 2.3.: minimale contactgeluidisolatie van scheidingsconstructies Ico ruimte ruimte Ico [dB] filmzaal/theaterzaal/filmset kantoorruimte/vergaderruimte/expositieruimte +10 filmzaal/theaterzaal/filmset filmzaal/theaterzaal/filmset +20* filmzaal/theaterzaal/filmset foyer/ wachtruimte +10 filmzaal/theaterzaal/filmset verkeersruimte +10 kantoorruimte verblijfsruimte 0 kantoorruimte verkeersruimte -10 vergaderruimte verblijfsruimte 0 vergaderruimte verkeersruimte -10 grand café verblijfsruimte 0 grand café verkeersruimte -10 * afhankelijk van de mogelijke voorzieningen in verband met vrije hoogte in de ruimte
2.4.
installatiegeluid
Het maximaal toelaatbare achtergrondgeluid ten gevolge van alle installaties mag conform NEN 5077 bij controlemetingen niet hoger zijn dan de waarden die zijn aangegeven in tabel 2.4.
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 20 -
tabel 2.4.: maximaal toelaatbaar achtergrondgeluidsniveau t.g.v. alle aanwezige installaties soort ruimte maximale achtergrondlawaainiveau t.g.v. installaties in dB(A) kantoor 35 vergaderruimte 35 kleine filmzaal 30 grote filmzaal 25* theaterzaal 25 regiecabine film 35 regiecabine theater 30 filmset 20-25 expositieruimte 35 foyer/wachtruimte 40 grand café 40 algemene verkeersruimte 40 toiletten 45 technische ruimte 70 * indien de installaties in de grote zaal vervangen worden, anders kan uitgegaan worden van 30 dB(A) Onder alle installaties worden ook de sanitaire installaties, de binnenriolering en de hemelwaterafvoer verstaan. Voor de bepaling van het installatiegeluidniveau in de verschillende ruimten moeten de volgende geluidoverdrachtwegen meegenomen worden: directe geluidoverdracht via de scheidingsconstructie flankerende geluidoverdracht omloopgeluid
2.5.
geluidbelasting op de gevels
2.5.1.
geluiduitstraling ten gevolge van gebouwinstallaties en activiteiten in het gebouw
In verband met het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (het Activiteitenbesluit) dient de geluidbelasting ten gevolge van de activiteiten in het gebouw en de gebouwinstallaties ter plaatse van de gevel(s) van de in de directe omgeving van de inrichting gelegen woningen van derden bepaald te worden. De geluidbelasting uitgedrukt in (etmaalwaarden van) het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT en het maximale geluidniveau LAmax dienen bepaald te worden conform de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai (1999), uitgaande van de representatieve bedrijfssituatie en de te verwachten geluidniveaus. PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 21 -
Toetsing dient plaats te vinden aan in het activiteitenbesluit geldende geluidgrenswaarden. Deze dienen bepaald te worden op de gevel van geluidgevoelige gebouwen en mogen niet meer bedragen dan de volgende waarden: 07.00 - 19.00 uur : 50 dB(A) 19.00 - 23.00 uur : 45 dB(A) 23.00 - 07.00 uur : 40 dB(A) Voor de geluiduitstraling ten gevolge van activiteiten in het gebouw dient een muziektoeslag van 10 dB te worden toegepast. Bij overschrijding hiervan dienen de noodzakelijke akoestische voorzieningen aan de uitwendige scheidingsconstructies getroffen te worden. 2.5.2.
geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer
Het gebouw is gelegen aan de Kastanjelaan te Eindhoven. De geluidbelasting op de gevel dient bij de gemeente opgevraagd te worden ofwel dient bepaald te worden aan de hand van verkeersgegevens van de gemeente. Op basis van de geluidbelasting dient bepaald te worden of voor de huidige gevelconstructie voldaan wordt aan de eisen die in het Bouwbesluit worden gesteld aan de karakteristieke geluidwering van de gevel. In geval van Plaza Futura is deze eis slechts van toepassing op de kantoorfuncties en is deze als volgt: het verschil tussen de waarde van het voor die gevel heersend geluidniveau en 40 dB(A).
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 22 -
3.
BRANDVEILIGHEID
Omdat het de herbestemming van een bestaand gebouw betreft, dient voldaan te worden aan de nieuwbouweisen conform Bouwbesluit met betrekking tot brandveiligheid.
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 23 -
4.
WERKTUIGBOUWKUNDIGE INSTALLATIES
4.1. algemeen
Onderstaand zijn de werktuigbouwkundige eisen en streefwaarden weergegeven die van toepassing zijn de nieuwe huisvesting van Plaza Futura in het voormalige NatLab op Strijp S te Eindhoven.
4.2. sloop
Het NatLab gebouw is een bestaande bouw. Uitgangspunt is dat de installaties in het gebouw zijn afgekoppeld en verwijderd. De bestaande wateraansluiting wordt verwijderd.
4.3. werktuigbouwkundige uitgangspunten 4.3.1.
binnenriolering
De dimensionering van de binnenriolering dient gebaseerd te worden op NEN 3215 en NTR 3216. 4.3.2.
hemelwaterafvoerinstallaties
De dimensionering van de hemelwaterafvoeren dient gebaseerd te worden op NEN 3215 en NTR 3216. 4.3.3.
tapwaterinstallaties
De waterleiding moet worden berekend volgens de berekeningsmethode uit de waterwerkbladen: WB 2.1 A t/m C en WB 2.1 G, rekening houdend met de aanvullende eisen van het waterleidingbedrijf. De maximale mediumsnelheid in de leidingen (met uitzondering van circulatieleidingen) bedraagt 1,5 m/s. De watersnelheid in eventuele circulatieleidingen mag niet meer dan 0,7 m/s bedragen. 4.3.4.
brandbestrijdingsinstallatie
Voor de brandbestrijdingsinstallatie dienen per bouwlaag de benodigde brandslanghaspels te worden gemonteerd compleet met kast. In de technische ruimte(n) en kantine moeten draagbare handblussers worden aangebracht. De onderlinge afstand wordt zo bepaald dat met de maximale slanglengte van 20 meter vermeerderd met vijf meter, de gehele oppervlakte wordt bestreken. Tevens wordt uitgegaan van de brandcompartimentering van het gebouw.
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 24 -
Het blusgas van de handblussers dient in overeenstemming te zijn met hetgeen is opgesteld in de ruimte waar ze hangen. Brandklasse A (vaste stoffen, behalve metalen): AFFF blussers behalve in archieven CO2 blusser elektrische voorzieningen/patchkasten 4.3.5.
gasinstallatie
De gasleiding moet worden berekend volgens berekeningsmethode als omschreven in NEN 1078 (GAVO) bijlage B.5, samengestelde methode. De gasleiding wordt gedimensioneerd op de eventuele verwarmingsinstallatie en overige gasverbruikers. 4.3.6.
verwarmingsinstallatie
Door de aannemer te vervaardigen berekeningen: voor de berekening van het warmteverlies moet ISSO 53 (utiliteitsgebouwen) en/of 57 (ruimten hoger dan vijf meter, vides en atria) worden aangehouden. opwarmtoeslag : 5 W/m2 Tijdens de wintersituatie dient aan de volgende eisen te worden voldaan: de verticale temperatuurgradiënt mag niet meer zijn dan 3 °C/m De asymmetrische stralingstemperatuur mag niet meer zijn dan: horizontaal : 10 °C verticaal : 5 °C De bovenstaande waarden gelden in de leefzone, gedefinieerd als: hoogte : 0 tot 1,80 m vanaf de gevel : 0,50 m vanaf de binnenwand : 0,30 m Voor de berekeningen van de maximum warmtebehoefte van het gebouw moeten de warmtedoorgangscoëfficiënten (U-waarden) conform bouwkundige gegevens worden aangehouden. Daar waar uit energieprestatieberekeningen strengere waarden volgen, zullen deze moeten worden aangehouden. De energieprestatieberekening is op te vragen bij de opdrachtgever. 4.3.7.
luchtcondities
Het thermisch comfort, beschreven in NEN-EN-ISO 7730, moet worden nagestreefd. buitenluchtcondities Voor de berekeningen van de maximum warmte- en koudebehoefte van het gebouw, alsmede voor de berekeningen van het aantal gewogen overschrijdingsuren, dient uit te worden gegaan van de in tabel 4.1. vermelde ontwerptemperaturen, windsnelheden en luchtvochtigheden. tabel 4.1.:
buitenluchtcondities
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 25 -
periode winter zomer
temperatuur in °C -10 30
windsnelheid in m/s 5 n.v.t.
luchtvochtigheid in % 90 50
enthalpie kJ/kg 65
Voor de selectie van buitenunits van koeling moet een buitentemperatuur en luchtvochtigheid worden aangehouden van 32 °C/60%. binnenluchtcondities Voor de berekeningen van de maximum warmtebehoefte van het gebouw dient uit te worden gegaan van de ruimtetemperaturen in de winterperiode zoals weergegeven in tabel 4.2. tabel 4.2.: ruimtetemperaturen winterperiode soort ruimte
minimum temperatuur winter °C
kantoor vergaderruimte kleine filmzaal grote filmzaal theaterzaal regiecabine film regiecabine theater filmset expositieruimte foyer/wachtruimte grand café algemene verkeersruimte toiletten (toiletten inpandig niet verwarmen) technische ruimte, bergingen en opslag (opslag aan buitengevel verwarmen)
20 20 20 20 18 20 20 20 20 20 20 18 18 15 (onverwarmd)
relatieve vochtigheid Er worden geen nadere eisen aan de relatieve vochtigheid gesteld. 4.3.8.
interne warmtelasten
In tabel 4.3. staan de interne warmtelasten weergegeven die aangehouden dienen te worden:
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 26 -
tabel 4.3.:
interne warmtelasten per ruimte voelbare ruimte warmtelast personen [W] kantoren, vergaderruimte 85 per persoon filmzaal, overige zalen, foyer, expositieruimte, 85 per persoon restaurant, café projectieruimte 2 pers 4.3.9.
warmtelast verlichting [W/m²]
warmtelast apparatuur [W/m²]
12
15
12
-
12
30
ventilatie- en luchtbehandelingsinstallaties
De luchtkwaliteit in het gebouw moet zodanig zijn dat de gezondheid van personeel en bezoeker niet nadelig wordt beïnvloed en een optimaal gebruik mogelijk is. De ventilatiehoeveelheden uit tabel 4.4. dienen aangehouden te worden. De ventilatie-eisen dienen te worden getoetst aan het Bouwbesluit, waarbij de ventilatiehoeveelheden altijd meer zijn dan het minimum van het Bouwbesluit. De toevoer en de afvoer moeten in balans zijn waarbij gestreefd moet worden naar een overdrukhoeveelheid van 5%. Recirculatie van ventilatielucht is niet toegestaan. Vanuit milieu- en economisch oogpunt dienen de zalen, het restaurant, het café en de expositie te worden geconditioneerd op basis van een CO2 meting. Ruimten met lucht- en/of geurverontreinigingen dienen in onderdruk te worden gehouden zonder verspreiding van deze verontreinigingen naar de overige gebouwruimten. Het is niet toegestaan de afzuiginstallatie van deze ruimten te combineren met de ventilatie-installatie van overige ruimten. De toe te passen luchtfilters moeten voldoen aan de volgende kwaliteitseisen; verlangde rendementen volgens de ASHREA voorschriften: groffilters ten minste 45% (EU5) buitenluchtfilters ten minste 85% (EU7) De buitenluchtaanzuigroosters niet in de nabijheid van luchtverontreinigende bronnen, zoals schoorstenen, condensors etc., aanbrengen. De aanzuig van opgewarmde lucht, in de zomer, moet zo veel mogelijk voorkomen worden. De aanzuig in de gevel heeft de voorkeur ten opzichte van aanzuig over het dak.
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 27 -
tabel 4.4.:
minimaal benodigde ventilatiehoeveelheden ventilatie VV= ventilatievoud
ruimte kantoren, vergaderruimte, filmzaal, restaurant, café multifunctionele zaal (fase 2) foyer regiecabine, foyer, expositieruimte algemene verkeersruimte, entree, gang ontvangstruimte keuken make-up en ontspanningsruimte overig
35 m3/pp VV 4x 1 persoon per 1 m2 ruimteoppervlak VV 3x minimaal Bouwbesluit als verkeersruimte VV 5x VV 5x VV 3x minimaal Bouwbesluit
tabel 4.5.: minimaal benodigde afzuighoeveelheden ruimte afzuiging pantry, patchruimte, douche 75 m3/h kopieerruimte 100 m3/h per apparaat urinoir 75 m3/h per 2 urinoirs werkkast, toilet 50 m3/h bergingen 75 m2/h of 6m3/h/m2 bij >20m2 afvalbergingen 360 m3/h popcorn automaat 750 m3/h projectoren in cabines 500 m3/h tot 4 kW 1.000 m3/h tot 7 kW Bij de kanaaldimensionering moet rekening gehouden worden met de volgende waarden voor de maximale luchtsnelheden en -drukken: technische ruimten : 6 m/s schachten : 5,5 m/s boven verlaagde plafonds, gangen, verkeersruimten en toiletten : 4 m/s aftakkingen naar roosters : 3 m/s overstroomroosters : 3 m/s drukval normaal : 1 Pa/m drukval plaatselijk : 2 Pa/m
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 28 -
4.3.10
luchtbeweging
Voor verblijfsruimten wordt uitgegaan van een maximale luchtbeweging in de leefzone conform tabel 4.6. De leefzone is gedefinieerd als: hoogte vanaf de gevel vanaf de binnenwand tabel 4.6.:
: 0 tot 1,80 m : 0,50 m : 0,30 m
maximale luchtbeweging [m/s]
ruimte kantoren, vergaderruimte, filmzaal multifunctionele zaal (fase 2) projectieruime, foyer, expositieruimte restaurant, café
winterperiode
zomerperiode
< 0,15
< 0,20
< 0,15
< 0,25
< 0,15
< 0,25
< 0,15
< 0,20
Naast te hoge luchtsnelheden dienen ook grote inblaastemperatuurwisselingen te worden vermeden om tochtklachten te voorkomen. De minimale luchtinblaastemperatuur is 16 °C. 4.3.11.
koelinstallatie
Voor de berekeningen van de maximum koelbehoefte van het gebouw dient uit te worden gegaan van de koellasten zoals weergegeven in tabel 4.3. Voor het aantal overschrijdingsuren met betrekking tot de interne warmtelast van personen dient uitgegaan te worden van de bezettingsgraden conform tekeningen. Het maximaal aantal GTO’s bedraagt voor kantoren 150. Ten behoeve van de bepaling van de capaciteit van de koelinstallatie worden de onderstaande berekeningen gemaakt: temperatuuroverschrijdingsberekeningen met voor de bepaling van de koelvermogens per ruimte: 1964 als genormeerd jaar voor de buitencondities buitencondities conform paragraaf 2.1.1. interne warmtelasten conform tabel 2.3. overige uitgangspunten conform ISSO 32 berekening met behulp van een dynamisch computermodel, bijvoorbeeld VABI VA 114 versie 1.35 of hoger
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 29 -
4.4. werktuigbouwkundige installatieeisen 4.4.1.
binnenriolering
Alle sanitaire toestellen in het gebouw worden aangesloten op een kunststof leidingnet bestaande uit PE. De diverse toestellen moeten worden verzameld en met standleidingen naar buiten het gebouw worden gevoerd. Aansluitleidingen van sanitaire toestellen dienen weggewerkt te worden in wanden en/of vloeren. De leidingen in de schachten en boven verlaagd plafond dienen te worden geïsoleerd. De leidingen boven verblijfgebieden en ruimten met een geluideis <45 dB(A) moeten geluidisolerend worden bekleed. 4.4.2.
hemelwaterafvoerinstallaties
Het hemelwater van het gebouw wordt afgevoerd door een leidingnet tot buiten het gebouw. De leidingen zullen voor een groot deel gehandhaafd blijven en waar nodig vervangen en aangevuld. De leidingen in de schachten en boven verlaagd plafond dienen te worden geïsoleerd. De leidingen boven verblijfgebieden en -ruimten met een geluideis <45 dB(A) moeten geluidisolerend worden bekleed. 4.4.3.
tapwaterinstallaties
koud tapwater Het gebouw dient te worden aangesloten op het openbare drinkwaternet voor de benodigde hoeveelheid drinkwater. De invoer van de waterleiding en opstelling van de watermeter dient te worden gesitueerd in een watermeterruimte op de begane grond van het gebouw, afhankelijk van de nader te maken afspraken met het waterleidingbedrijf. Direct achter de centrale watermeter wordt na de hydrofoor een koud waterverdeler opgesteld. warm tapwaterinstallatie Het opwekken van warm tapwater dient te geschieden met behulp van elektrische boilers. Het warm tapwatersysteem dient zodanig te worden aangelegd dat de temperatuur in het systeem niet minder dan 60 °C zal bedragen. Vanaf de voorraadvaten (boilers) dienen de afnamepunten gevoed te worden door middel van thermisch geïsoleerde koperen waterleidingen. De maximale leidinglengte tot aan het afnamepunt bedraagt drie meter. De keuken en de douches worden aangesloten op een warm tapwatercirculatieleiding. Het gehele leidingwerk moet worden geïsoleerd met isolatie, behoudens de leidingen weggewerkt in de wanden. Deze moeten worden voorzien van een geribde buis. Van het gehele gebouw wordt een risicoanalyse en een beheersplan opgesteld met betrekking tot de voorschriften voor legionellabesmetting. De temperatuurregistratie en alarmering dient met het GBS gerealiseerd te worden. PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 30 -
legionellapreventie Ten behoeve van preventie tegen besmetting van het drinkwater met de legionellabacterie worden koud waterleidingen zo ver mogelijk verwijderd gemonteerd van verwarmingsleidingen en andere opwarmbronnen. Koud waterleidingen en verwarmingsleidingen mogen niet in dezelfde schacht ondergebracht worden. Om een dagelijkse doorspoeling van het systeem te kunnen garanderen, dienen de leidingen zodanig te worden aangelegd dat op het einde van een leidingsectie toestellen zijn aangesloten die dagelijks zullen worden gebruikt. algemeen Ten behoeve van schoonmaakwerkzaamheden buiten het gebouw dienen de benodigde gevelkommen in vorstvrije uitvoering te worden aangebracht. Plaatsen nader te bepalen. Alle sanitaire groepen en/of toestellen dienen afzonderlijk afsluitbaar en aftapbaar op de hoofdwaterleidingen achter de centrale koud waterverdeler te worden aangesloten. Om een dagelijkse doorspoeling van het systeem te kunnen garanderen, dienen de leidingen zodanig te worden aangelegd dat op het einde van een leidingsectie toestellen zijn aangesloten die dagelijks zullen worden gebruikt. Brandslanghaspels dienen stromend op de drinkwaterleidingen te worden aangesloten met tussenplaatsing van een controleerbare terugstroombeveiliging. Het gehele leidingwerk moet worden geïsoleerd met een dampdichte isolatie, behoudens de leidingen weggewerkt in de wanden. 4.4.4.
sanitair
Het gebouw wordt voorzien van vaste sanitaire voorzieningen en kunnen worden verdeeld in de de volgende groepen: overige sanitaire voorzieningen (toiletgroepen, werkkasten en dergelijke) sanitaire voorzieningen voor kleed- en doucheruimten diversen (technische ruimten, brandblusvoorzieningen, tapkranen voor schoonmaak en dergelijke) algemeen sanitaire toestellen worden uitgevoerd in eerste keus kristalporselein, kleur wit de tap- en mengkranen worden voorzien van een keramisch binnenwerk closetcombinaties in vrij hangende uitvoering met inbouwreservoir en RVS bedieningspanelen alle sanitaire toestellen worden met behulp van stopkranen of afsluitbare Skoppelingen afzonderlijk afsluitbaar en aftapbaar aangesloten op de koud tapwaterinstallatie kranen worden voorzien van doorstroombegrenzers closetrolhouders, handdoekhouders, jashaken, sifons en dergelijke worden uitgevoerd in een door de opdrachtgever goed te keuren uitvoering en kleurstelling PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 31 -
-
bevestigingsmaterialen zijn vervaardigd van roestvast staal (RVS) urinoircombinaties worden uitgevoerd met drukspoelinrichtingen of infrarood bediening
kleed- en doucheruimten afvoer gemeenschappelijke douches via lijngoten met rooster (geen afvoerputjes). Leidingen van vloerverwarming mogen niet te dicht bij deze afvoergoten geprojecteerd worden om stankproblemen te voorkomen. individuele douchecombinaties worden voorzien van een thermostatische douchemengkraan afvoer individuele douchecombinatie via doucheputje de wastafels zullen worden voorzien van koud en warm water boven elke wastafel en fonteintje wordt een spiegel voorzien 4.4.5.
brandbestrijdingsinstallatie
Conform het Bouwbesluit en de eisen van de brandweer moeten voldoende blusmiddelen in het gebouw voorzien worden. Voor de algemene brandbestrijding brandslanghaspels, ondergebracht in ombouwkasten, aanbrengen en aansluiten op de koud tapwaterinstallatie. Het type draagbare blustoestellen afhankelijk van toepassingsgebied toepassen: CO2 blusser in de patchruimte/serverruimte blusdeken (keuken) droge blusleiding Er zijn geen voorzieningen voor droge blusleidingen 4.4.6.
gasinstallatie
Het gebouw moet voorzien worden van een gasinstallatie waar de eventuele verwarmingsinstallatie en overige gasverbruikers worden aangesloten. 4.4.7.
verwarming
centrale installaties Het gebouw maakt gebruik van een aansluiting van een centrale WKO (warmte). De aansluiting zal dusdanig gedimensioneerd worden dat er voldoende capaciteit aanwezig is om het gebouw van verwarming te kunnen voorzien. Er komt een aansluiting op een laag temperatuur WKO en een hoog temperatuur stoomnet. distributie De nuts aansluiting wordt aangesloten op een verdelerverzamelaar. Op de verdelers/verzamelaars van de warmte worden de diverse gebruikersgroepen aangesloten. De verdeling moet voorzien in een splitsing tussen twee bouwdelen. Voor de distributie van
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 32 -
warmte dient vanaf de centrale warmtewisselaar in de techniekruimte een transportleidingsysteem inclusief transportpompen te worden aangelegd. Vanaf de verdeler/verzamelaar in de technische ruimte zullen de volgende groepen aangesloten worden: laag temperatuur groep primair watercircuit groep luchtbehandelingskasten “fase 1” groep luchtbehandelingskasten “fase 2” hoog temperatuur groep luchtbehandelingskasten “fase 1” groep luchtbehandelingskasten “fase 1” groep vloerverwarming groep reserve Alle groepen op de verdeler/verzamelaar worden voorzien van hydraulische regelingen en eigen circulatietransportleidingen, zodat per groep de gewenste aanvoer- en retourwatertemperatuur voorgeregeld kan worden. Alle leidingen in wanden, vloeren en boven plafonds zullen thermisch geïsoleerd worden. Zichtleidingen zijnde aansluitleidingen van radiatoren, worden niet geïsoleerd. In de technische ruimte zal de isolatie worden afgewerkt met isogenopak. Leidingen bovendaks en in buitenlucht worden afgewerkt met aluminiumbeplating. warmteafgifte Voor de verwarming van de ruimten dient te worden uitgegaan van radiatoren en luchtverwarming. De radiatoren onder elk raam plaatsen om koudeval te voorkomen. De lengte van de radiator minimaal 80% van de raambreedte. Voor de individuele naregeling wordt gebruik gemaakt van lucht als warmtemedium. De vers aangezogen buitenlucht wordt in centrale luchtbehandelingskasten verwarmd tot een vast ingestelde waarde. Deze voorverwarmde lucht wordt naar de ruimten gedistribueerd. De publieksgebieden op de begane grond en eerste verdieping worden voorzien van vloerverwarming. De keuken wordt verwarmd door middel van vloerverwarming. Trappenhuizen die zich aan de buitengevel bevinden worden verwarmd door middel van radiatoren of convectoren. Toiletblokken grenzend aan trappenhuizen of buitengevels worden verwarmd dor middel van radiatoren in de voorruimten. De balie zal worden voorzien van een ribbenbuis.
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 33 -
4.4.8.
ventilatie- en luchtbehandelingsinstallaties
algemeen Daar waar een bouwkundige scheiding wordt gepasseerd met een WBDBO van 30 of meer moeten brandkleppen met smeltlood in het luchtkanaal worden ingebouwd. sanitaire ruimten Voor de afzuiging van de sanitaire ruimten, bergingen, werkkasten en dergelijke zullen op het dakvlak de benodigde dakafzuigventilatoren worden geplaatst. De dakafzuigventilatoren worden voorzien van een geluiddempende dakopstand en zelfsluitende kleppen en worden door middel van een flexibele aansluiting verbonden met een sendzimir verzinkt luchtkanaal dat via eventuele schachten boven het plafond van de genoemde ruimten wordt aangebracht. Op dit luchtkanaal zal per af te zuigen ruimte met behulp van een flexibele slang een rozet worden aangesloten. Luchtsuppletie zal plaatsvinden via deurspleten of deurroosters bij grotere luchthoeveelheden. Daar waar een brandscheiding wordt gepasseerd, zullen brandkleppen met smeltlood in het luchtkanaal worden ingebouwd. containerberging De containerberging wordt continu geventileerd. Hiervoor een dakafzuigventilator opgenomen. Voor de luchttoevoer zal een ventilatierooster in de buitengevel opgenomen worden. Deze ventilator is continu in bedrijf. bergingen in de kelder De bergingen in de kelder worden mechanische afzuiging met natuurlijke toevoer. De toevoervoorzieningen door de bouwkundige te voorzien balansventilatie Voor de ventilatie van de ruiimten wordt een ventilatiesysteem aangebracht bestaande uit een luchtbehandelingskasten met warmteterugwinning met een kanalensysteem en roosters. De lucht wordt gefilterd en desgewenst verwarmd of gekoeld toegevoerd aan de ruimte. De afgewerkte lucht uit de ruimten zal worden geretourneerd en naar buiten afgeblazen worden. De kanalen worden aangesloten op de luchtbehandelingskasten met tussenplaatsing van geluiddempers. 4.4.8.
koelinstallatie
centrale installaties Het gebouw maakt gebruik van een aansluiting van een centrale WKO (koude). De aansluiting zal dusdanig gedimensioneerd worden dat er voldoende capaciteit aanwezig is om het gebouw van koeling te kunnen voorzien. distributie De nuts aansluiting wordt aangesloten op een verdelerverzamelaar. Op de verdelers/verzamelaars van de warmte worden de diverse gebruikersgroepen aangesloten. De verdeling moet voorzien in een splitsing tussen 2 bouwdelen. Voor de distributie van warmte PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 34 -
dient vanaf de centrale warmtewisselaar in de techniekruimte een transportleidingsysteem inclusief transportpompen te worden aangelegd. Vanaf de verdeler/verzamelaar in de technische ruimte zullen de volgende groepen aangesloten worden: groep primair watercircuit groep luchtbehandelingskasten “fase 1” groep luchtbehandelingskasten “fase 2” groep lokale koeling Alle groepen op de verdeler/verzamelaar worden voorzien van hydraulische regelingen en eigen circulatietransportleidingen, zodat per groep de gewenste aanvoer- en retourwatertemperatuur voorgeregeld kan worden. Alle leidingen in wanden, vloeren en boven plafonds zullen dampdicht geïsoleerd worden. Leidingen bovendaks en in buitenlucht worden afgewerkt met aluminiumbeplating. 4.4.10
meet- en regeltechniek
Alle installatiecomponenten moeten gevoed, geregeld en bestuurd worden vanuit regelkasten. Alle regelapparatuur moet in de regelkasten zijn ingebouwd. De frequentieregelaars van de luchtbehandelingskasten bij voorkeur lokaal opstellen. De regelen besturingstaken binnen het systeem worden gerealiseerd met digitale procesregelaars. Deze DDC-regelaars (Direct Digital Control) vervullen zelfstandig elke vastgelegde regel- of besturingsfunctie en vormen door middel van een communicatiebus een samenwerkend geheel, waarbij elke interactie, tussen regelaars onderling, of met een beheercentrale, mogelijk is. De installatie dient vrij programmeerbaar te zijn. De weergave van de diverse installaties dient te geschieden met interactieve beeldplaatjes, waaruit de opbouw en werking van de installaties ook voor de gebruiker duidelijk af te lezen en te bedienen is. Een Gebouwbeheersysteem (GBS) dient toegepast te worden voor de klimaatregelinstallatie. Ten behoeve van de klimaattechnische installaties, elektrotechnische installaties, noodstroomvoorziening, lift- en transportinstallaties dient een storingsdoormelding te worden voorzien via het GBS. Het GBS uitvoeren in DDC techniek. Iedere regeling of schakeling uit te voeren met een overbruggingsschakelaar ten behoeve van handbediening. Aan het GBS worden verder de volgende eisen gesteld: de ingestelde regelwaarden moeten binnen 1% nauwkeurig reproduceerbaar zijn met de regelapparatuur en binnen 5% nauwkeurig reproduceerbaar zijn in het installatieproces storingen aan de installaties op een centrale beheerspost optisch en akoestisch signaleren door middel van een (extern) waarschuwingsprotocol overzicht regelgedrag en regelingen moet op afstand, met behulp van een modem, afleesbaar zijn gewerkt moet worden met grafische schermen, met gebouwplattegronden voor het verrichten van wijzigingen, controles en aflezingen enz. PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 35 -
-
bij calamiteiten of storingen in de centrale verwerkingseenheid moeten de onderstations de basisinstellingen garanderen gebouwdelen en/of zones moeten apart regelbaar zijn voor verschoven werktijden, vergaderingen, overwerk en dergelijke. Overwerkschakeling voor verwarming/koeling en ventilatie voor separate eenheden, zoals zalen, vergaderruimten, restaurant en dergelijke toepassen.
Daarnaast dienen de volgende installaties, gekoppeld te worden met het GBS, voor wat betreft het uitlezen van status en instellingen: brandbeveiliging inbraakbeveiliging liften zonwering
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 36 -
5.
ELEKTROTECHNISCHE INSTALLATIES
5.1. elektrotechnische uitgangspunten
Bij de berekeningen en op het werk zijn de laatst geldende normen, in hun laatste uitgave verschenen, van toepassing. Verder zijn van toepassing, in hun laatste uitgave: Gebruiksbesluit boek brandbeveiligingsinstallaties van de NVBR Arbo richtlijnen Handboek voor Toegankelijkheid de plaatselijke voorschriften van de gemeente, onder andere Bouw- en Woningtoezicht, en de gas-, water- en elektriciteitsbedrijven en de brandweer 5.2. sloop
Het NatLab gebouw I is een bestaande bouw. De installaties in het gebouw worden afgekoppeld en verwijderd. De bestaande nutsbekabeling wordt ook spanningsloos gemaakt en verwijderd.
5.3. centrale elektrotechnische voorzieningen
Er wordt een nieuwe energieaansluiting gerealiseerd door het energiebedrijf. Het gebouw wordt voorzien van een trafo in een compactstation op het terrein. Er is een vermogensraming opgesteld, hieruit blijkt dat een elektrisch vermogen benodigd is van 330 kVA. Dit is inclusief 20% reserve vermogen. Op dit moment is er een trafo met een vermogen van 400 kVA benodigd. In de laagspanningsruimte komt de invoer van nutsleidingen (CAI,glasvezel, KPN).
5.4. schakel- en verdeelinrichtingen 5.4.1.
hoofdschakel- en verdeelinrichting
Er wordt in de laagspanningsruimte een hoofdschakel- en verdeelinrichting (HVK) geplaatst. Deze wordt gevoed vanuit de eigen trafo. De laagspanningsruimte dient bij voorkeur nabij de trafo gesitueerd te worden. Ook worden er hoofdcomponenten (zoals een brandmeldcentrale, een inbraakcentrale en dergelijke) in aangebracht. Bij het ontwerp dient rekening gehouden te worden met 20% reservecapaciteit en de reserveruimte in de hoofdschakel- en verdeelinrichting. PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 37 -
Op de HVK worden de werktuigbouwkundige installaties, transportinstallaties en de diverse schakel- en verdeelinrichtingen aangesloten. De hoofdschakel- en verdeelinrichting wordt voorzien van een kWh-meter voorzien van een digitale uitgang en een overspanningbeveiliging klasse I. De schakel- en verdeelinrichting dient als een plaatstalen schakel- en verdeelinrichting te worden uitgevoerd. 5.4.2.
schakel- en verdeelinrichting verdiepingen
Op elke verdieping wordt een onderverdeler opgenomen, deze worden aangesloten op de HVK. Deze onderverdelers dienen aan de gangzijde aangebracht te worden. Voor de keuken dient een separate onderverdeler naast/in de keuken geplaatst te worden. De onderverdelers worden geselecteerd op een vermogen dat een uitbreiding van 20% op de elektrotechnische installatie in de toekomst mogelijk maakt. Alle reservegroepen dienen belast te kunnen worden conform de in gebruik zijnde groepen. De beveiliging van de groepen dient te worden uitgevoerd met automaten. De schakel- en verdeelinrichtingen dienen als een plaatstalen schakel- en verdeelinrichting te worden uitgevoerd. De licht- en krachtgroepen worden, gescheiden van elkaar, samengebouwd in één verdeelinrichting.
5.5. leiding- en kabelwegen 5.5.1.
leiding- en kabelwegen nutsbedrijven
De mantelbuizen ten behoeve van nutsleidingen worden geleverd en gemonteerd door de elektrotechnische aannemer. De mantelbuizen worden voorzien van een nylon trekkoord. 5.5.2.
leiding- en kabelwegen algemeen
Ten behoeve van het horizontale transport van bekabeling voor de diverse installaties worden de benodigde kabelgoten aangebracht in de bouwlagen. De kabeldichtheid per compartiment mag maximaal 75% bedragen bij oplevering. De kabelgoten worden verdeeld in de volgende compartimenten: 230V en 400V bekabeling zwakstroombekabeling databekabeling Ten behoeve van het verticale transport van bekabeling voor de diverse installaties worden de benodigde ladderbanen aangebracht in technische ruimten of schachten. Ladderbanen aangebracht in het zicht worden voorzien van een deksel. De kabeldichtheid per compartiment mag maximaal 75% bedragen bij oplevering. De ladderbanen worden verdeeld in de volgende compartimenten: 230V en 400V bekabeling PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 38 -
-
zwakstroombekabeling databekabeling
Per kantoor wordt voorzien in twee dubbele wandcontactdozen en twee datapunten per werkplek. Deze aansluitingen worden met buisleidingen in de wanden aangebracht. Voor de audiovisuele voorzieningen in de filmzalen worden ledige buisleidingen aangebracht. Alle buisleidingen voor de lichtinstallatie worden waar mogelijk weggewerkt boven het verlaagde plafond, in de wanden of ingestort in plafond/vloer. Daar waar vereist, worden leidingwegen functiebehoudend aangebracht. Bij passage van een wand, vloeren en plafonds worden de kabelgoten, kabelladders en wandgoten akoestisch en brandwerend afgewerkt overeenkomstige eisen en eigenschappen van de wand, vloer of het plafond.
5.6. aardings- en blikseminstallatie 5.6.1.
aardingsinstallatie
Ten behoeve van de aarding van het gebouw dient een aardingsinstallatie aangebracht te worden conform NEN 1010 en NPR 5310. Vanaf de ringleiding dienen aftakkingen gemaakt te worden naar Cadweld aardplaten in de fundering. Ten behoeve van het aansluiten van de liftgeleiders dienen Cadweld aardplaten aangebracht te worden in de liftputten. Vanaf de Cadweld aardplaten aan de binnenzijde bij de meetinrichting zal een aansluiting gemaakt worden naar de potentiaalvereffeningsrail met aansluitingen naar: de aardrail van de hoofdverdeelkast de hoofdgasleiding de waterleiding de kabelgoten, wandgoten en ladderbanen luchtbehandelingkasten koelmachines patchkast(en) metalen bouwkundige constructies, metalen trappen etc. gevelonderhoudinstallatie (indien van toepassing) op de afgaande groepen van de apparaten- en computerruimte dienen separate fijnbeveiligingen te worden opgenomen 5.6.2.
bliksembeveiligingsinstallatie
Indien er een bliksembeveiligingsinstallatie gewenst is kan de omvang van de beveiliging op basis van een risico analyse en eisen van de opdrachtgever bepaald worden. De installatie dient ontworpen te worden conform NEN 62305. De opvanginrichting bestaat uit een daknet en afgaande leidingen. Er dient dan potentiaalvereffening toegepast te worden.
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 39 -
5.7. krachtstroom 230 V/400 V
Eindgroepen 230 V zullen niet zwaarder worden belast dan 2.500 VA en er mogen maximaal 12 wandcontactdozen op een eindgroep geplaatst worden. Voor de gelijktijdigheid van belasting van de wandcontactdozen moet worden uitgegaan van: voedingskabels werktuigbouwkundige installaties : 100% aansluitpunten lichtinstallatie : 70% aansluitpunten apparatuur, werkplekken : 70% voedingskabels lift : 100% restaurant, keuken : 70% voedingen filmprojectoren, videoservers ed : 70% Op nader te bepalen plaatsen dienen wandcontactdozen, lichtaansluitpunten en schakelmateriaal aangebracht te worden. De posities van de wandcontactdozen, het schakelmateriaal en de aansluitingen in overleg met opdrachtgever te bepalen. De wandcontactdozen in de keuken moeten worden aangebracht in waterdichte uitvoering. De wandcontactdozen in de publieksruimten moeten worden aangebracht in kindveilige uitvoering. Ten behoeve van onderhouds- en schoonmaakwerkzaamheden in de verkeersruimte en bergingsgangen wordt gerekend op één 230V wandcontactdoos per 20 meter.
5.8. Verlichting 5.8.1.
verlichtingsinstallatie
Onder lichtinstallatie zal worden verstaan de voedings- en aansluitleidingen ten behoeve van de algemene, schoonmaak- en avond-/noodverlichting. De verlichtingsarmaturen zullen worden aangesloten door middel van wandcontactdozen of centraaldozen. Deze dozen zullen op eindgroepen worden aangebracht die gescheiden zijn van de krachtwandcontactdozen. Eindgroepen van de lichtinstallatie zullen niet zwaarder worden belast dan 2.500 VA. In verband met duurzaamheid wordt er LED verlichting in diverse ruimten toegepast. De TL- en PL armaturen dienen als hoogfrequente verlichting worden uitgevoerd. Het aantal verlichtingsarmaturen dient te worden bepaald aan de hand van de in NEN 12464 vereiste verlichtingsniveaus. Daar waar mogelijk dienen de verlichtingsarmaturen in het plafond geïntegreerd te worden. In overleg met opdrachtgever aanvullende (decoratieve) verlichting te bepalen en op te nemen. PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 40 -
5.8.2.
uitgangspunten verlichtingsinstallatie
Bij de bepaling van het aantal verlichtingsarmaturen zal worden uitgegaan van de per ruimte (indien van toepassing) in tabel 5.1. vermelde verlichtingniveaus. Vermeld zijn de praktijk verlichtingssterkten (Em). tabel 5.1.: ruimte
verlichtingniveaus
kantoren/vergaderruimte techniekruimte verkeersruimte cafetaria/restaurant kleedkamers multifunctionele ruimte filmzalen keuken toiletten en bergingen 5.8.3.
verlichtingssterkte Em [lux] 500 200 100 300 300 300 200 500 150
bijzonderheden op het werkblad op de vloer op de vloer op de vloer, dimbaar op de vloer op de vloer, dimbaar op de vloer, dimbaar op de vloer op de vloer
verlichtingsarmaturen
De verlichtingsarmaturen worden als volgt uitgevoerd: kantoorruimten : TL-armaturen met beeldschermvriendelijke reflector keuken : TL-armaturen met prisma/opaal afscherming IP65 grand café : basisverlichting PL/LED armaturen voorzien van heldere afscherming, sfeerverlichting nader te bepalen techniekruimte : TL-armaturen opbouw slagvast kunststof bergingen : TL-armaturen opbouw slagvast kunststof gang : LED armaturen entreegebied : LED armaturen toiletruimten : LED armaturen lift : LED armaturen terreinverlichting : nader te bepalen Daar waar mogelijk dienen de verlichtingsarmaturen in het plafond geïntegreerd te worden. In overleg met opdrachtgever aanvullende (decoratieve) verlichting te bepalen en op te nemen. 5.8.4.
verlichtingsschakeling
De algemene ruimten, bergingen en sanitaire ruimten dienen voorzien te worden van aanwezigheidsdetectie voor het inschakelen van de verlichting. Alle armaturen in kantoren en vergaderruimtes die nabij de gevel zijn geplaatst, worden voorzien van daglichtregeling. De verlichting in de kantoren moeten geschakeld worden door middel van aanwezigheidsdetectie en daglichtregeling nabij de gevel. PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 41 -
In verkeersruimten de verlichting in groepen schakelen op basis van dag/nacht/aanwezigheid criteria. In de vergaderruimten dienen de detectoren te kunnen worden overbrugd om de verlichting te kunnen uitschakelen. De verlichting in de filmzalen moet geschakeld en gedimd kunnen worden in de projectieruimten. Buitenverlichting wordt door middel van tijdklok en schemerschakelaar geschakeld. Alle verlichting kan bediend worden op een centraal touchpaneel in de balie. De verlichting kan in verschillende groepen bedient worden. Tevens kan hiermee een veegpuls worden gegeven. 5.8.5.
noodverlichting
Het gebouw moet worden voorzien van een transparante en algemene noodverlichting. Alle noodverlichtingarmaturen moeten worden uitgevoerd als decentrale noodverlichtingarmaturen. De transparante noodverlichtingarmaturen worden uitgevoerd met pictogrammen aangesloten op een in de directe nabijheid aanwezige algemene verlichtingsgroep. De algemene noodverlichting moet zo veel mogelijk worden gecombineerd met de algemene verlichting. De horizontale verlichtingssterkte moet (gemeten op 20 cm boven de afgewerkte vloer) ten minste 1 lux bedragen. De autonomie van de accu’s moet ten minste 60 minuten bedragen, met uitzondering van de liftkooien waar de autonomie tenminste 120 minuten moet bedragen. 5.9. noodstroomvoorziening
Decentrale noodstroomvoorzieningen moeten worden opgenomen in de volgende installatieonderdelen: nood- en transparantverlichting verlichting liftschacht en liftkooi brandmeld-/ontruimingsinstallatie inbraakbeveiliging SER ruimte (te voorzien door derden)
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 42 -
6.
6.1.
COMMUNICATIE-INSTALLATIES
data installatie
In de laagspanningsruimte in de kelder worden nieuwe aansluitingen van KPN en UPC aangebracht. Van hieruit wordt een (glasvezel)verbinding naar de SER aangebracht. In het gebouw wordt een universeel bekabelingsysteem aangelegd op basis van Category 6a. Deze installatie dient gecertificeerd te worden. De datanetwerken bestaan uit aansluitpunten voor telefonie en pc’s. In de kantoren worden per werkplek twee data outlets aangebracht. De benodigde koppelingen van de SER naar de video servers in de projectieruimten worden door derden aangebracht. Ten behoeve van de dimensionering van de patchkastruimten dient rekening te worden gehouden met een reserve capaciteit van 25%. Definitieve bepaling van de voorzieningen in overleg met de opdrachtgever vast te stellen. In verband met de maximale kabellengte van patchkast naar werkplek/gebruiker dient de patchruimte op de 1e verdieping centraal gelegen te zijn. Verder zijn er een aantal directe lijnen nodig: datanetwerk (aantal lijnen afhankelijk van gebruikers) per lift, één aansluiting brandmeldinstallatie werktuigbouwkundige regelinstallatie inbraakinstallatie
6.2.
toegangscontrole installatie
Er wordt een toegangscontrole installatie aangebracht op alle buitentoegangen van het gebouw. In het gebouw wordt toegangscontrole toegepast op alle deuren die het publiekgebied scheiden van het personeelsgedeelte van het gebouw. De toegangscontrole uit te voeren met elektrische deursloten met batchreaders en waar nodig groene ontgrendelknoppen.
6.3.
centrale antenne installatie
In de laagspanningsruimte wordt op het signaal overnamepunt van de kabelexploitant de coaxbekabeling aangesloten. Een signaalversterker brengt de overgenomen signalen op PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 43 -
voldoende niveau zodat via het distributienet de cai-wandcontactdozen van een voldoende signaal niveau worden voorzien. In de volgende ruimtes worden centraal antenneaansluitpunten aangebracht: grand café foyer Het definitieve aantal en type aansluitingen wordt in een later stadium bepaald.
6.4. intercominstallatie
Bij de personeelstoegang en leverancierstoegang van het gebouw wordt een videofoonsysteem aangebracht. Via de buitenpost kan een spreek-/luister- en beeldverbinding tot stand komen met de receptie en keuken.
6.5.
oproep mindervalide toilet
De mindervalide toiletten moeten worden voorzien van een alarm oproepinstallatie conform het Handboek voor Toegankelijkheid met een centrale melding via het centraal bedieningspaneel bij de receptie.
6.6.
centraal bedieningspaneel
Het centraal bedieningspaneel wordt uitgevoerd als touchscreen. Het paneel wordt in de receptiebalie aangebracht en moet de volgende functies en/of bedieningen kunnen uitvoeren: overwerktimers cv en ventilatie schakelaars ten behoeve van bediening installaties brandweer storingssignalering regelkast cv installatie zowel optisch als akoestisch storingssignalering regelkast koeling storingssignalering luchtbehandeling storingssignalering liften signalering minder validen toilet(ten) bediening algemene verlichting, veegpuls, dimmen bediening gebouwverlichting Deze signalen waar vereist/gewenst weergeven op de monitor van het gebouwbeheersysteem.
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 44 -
7.
BEVEILIGINGSINSTALLATIES
7.1.
brandmeld-/ontruimingsinstallaties
Het gebouw dient te worden voorzien van een gecertificeerde brandmeld/ontruimingsinstallatie. Aan de hand van het Bouwbesluit, Gebruiksbesluit en een op te stellen Programma van Eisen door een erkende PvE opsteller wordt de definitieve omvang van de installatie bepaald. De brandmeldinstallatie wordt ingeschakeld door middel van handmelders en/of automatische melders. De handbrandmelders dienen te worden geplaatst bij de brandslanghaspels. De brandmelding moet de ontruimingsinstallatie in werking stellen. De hele brandmeldinstallatie dient te worden gecertificeerd conform Regeling Brandmeldinstallaties 2002. In geval van een brandmelding worden de navolgende sturingen automatisch verricht: eventuele deurmagneten bij de deuren in brandwerende scheidingen worden ontgrendeld het ontruimingsalarm wordt geactiveerd elektrisch vergrendelde deuren worden ontgrendeld sturingen naar de werktuigbouwkundige installatie de liften worden naar de begane grond gestuurd De brandweer heeft de mogelijkheid om tijdens de brandrepressie zowel de inblaas- als afzuigventilatie handmatig in of uit te schakelen. Verder dient er een sturing te worden aangebracht naar de regelkast voor de aansturing van de ventilatoren in geval van ontruiming.
7.2.
gebouw beveiligingsinstallatie
Het gebouw wordt voorzien van een gebouw beveiligingsinstallatie. De installatie dient te worden ontworpen conform de richtlijnen uit het Handboek Beveiligingstechniek. Het gebouw dient door middel van PIR’s aan de gevel (schilbeveiliging) beveiligd te worden. Verder dienen alle te openen deuren die gedurende bedrijfsuren gesloten dienen te zijn, bewaakt te worden met deurmagneten. Activering van een alarmmelding en automatische doormelding in overleg met de opdrachtgever vast te stellen. 7.2.1.
CCTV installatie
Er dient camerabeveiliging opgenomen te worden op IP basis, inclusief bewegingsdetectie en doormelding. De monitor wordt aangebracht in de receptiebalie. Er dient voorzien te
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 45 -
worden in een digitaal systeem dat de beelden van de camera’s kan opnemen en gedurende twee weken kan bewaren. Het aantal en de posities van de camera’s worden in overleg met de opdrachtgever bepaald. 7.2.2.
geluidsinstallatie
In het gebouw wordt een geluidinstallatie aangebracht met luidsprekers voor achtergrondmuziek, en een omroepfunctie. De centrale apparatuur die hiervoor nodig is wordt geplaatst in de balie. Vanaf hier is het ook mogelijk om door middel van een microfoon berichten om te roepen.
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 46 -
8.
TRANSPORT- EN GEVELREINIGINGSINSTALLATIES
8.1
uitgangspunten transport- en gevelreinigingsinstallaties
De lift dient qua afmetingen te voldoen aan het gestelde in het Handboek voor Toegankelijkheid (voorheen Geboden Toegang) editie 1995/1996.
8.2
liftinstallaties
Het gebouw moet worden voorzien van een personenlift die alle verdiepingen kan bereiken. Een brandweerlift is niet vereist. Tevens wordt er een goederenheffer geïnstalleerd aan de buitenzijde van het gebouw ten behoeve van de multifunctionele zaal.
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 47 -
9.
TERREINVOORZIENINGEN
Parkeerfaciliteiten De parkeervoorzieningen voor stallen van auto’s worden gerealiseerd op het terrein van het voormalige Essent gebouw en hoeven niet in dit plan te worden opgenomen, Voor het stallen van motoren, bromfietsen en fietsen zal er op buitenterrein in opdracht van Park strijp Beheer een voorziening worden gerealiseerd. Terras Aangrenzend aan de horecavoorziening moet een buitenterras worden gerealiseerd. Toegankelijkheid De begane grondvloer van het bestaande gebouw is gelegen op ca. 1,0 m + maaiveld. Dit betekend dat er voor de toegang van de bezoekers, leveranciers en personeel diverse trappen en hellingbanen moeten worden aangebracht.
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 48 -
10.
BOUWMATERTIALEN EN CONSTRUCTIES
10.1
Materialen Materiaalkeuze volgens ‘Nationaal Pakket Utiliteitsbouw, duurzaam huisvesten nieuwbouw en beheer’ en ‘ Duurzaam bouwen: Nationaal Pakket Woningbouw’ (SBR), voor zover dit van toepassing en mogelijk is.
10.2
Gebouwelementen Gevels Bij het ontwerp van de gevels rekening houden met: De bestaande gevels moeten waar nodig worden gereinigd. Bij het vervangen van raam- en deurkozijnen moet zoveel mogelijk de bestaande indeling, vormgeving en detaillering worden overgenomen. Waar mogelijk spouwmuur isolatie aanbrengen Bij kantoor en andere verblijfsruimten; minimaal per travee en mogelijke ruimte-indelingsvariant van de plattegrond één te openen raam. Binnenwanden Voor de binnenwanden gelden de volgende eisen: binnenwanden dienen geschikt te zijn voor bevestiging van platen/schilderijen/etc. de afwerking van de wanden dient licht van kleur te zijn, i.v.m. gelijkmatigheid van verlichting en ter voorkoming van hinderlijke helderheids verschillen. in sanitaire ruimten wordt tegelwerk geëist over de gehele hoogte tot aan het plafond, t.p.v. keuken en werkkasten betegelen tot deurhoogte. Vloeren Voor de vloeren gelden de volgende eisen: vloeren in technische ruimten en patchkasten afwerken met stofwerende afwerking. de dakvloer dient voldoende afschot te hebben voor een goed werkend hemelwaterafvoersysteem.
.
Plafonds Algemene eisen t.a.v. plafonds: de in sanitaire ruimten en andere vochtige ruimten toegepaste plafonds dienen vochtbestendig en reinigbaar te zijn.
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 49 -
10.3
Onderhoud en exploitatie Het gebouw dient onderhoudsarm te zijn. Daarom gelden de volgende eisen: in het algemeen geldt dat alle te verwerken materialen en alle aan te brengen installaties en gebouwdelen kritisch moeten worden beoordeeld op hun invloed op de exploitatiekosten (energie, onderhoud en kwetsbaarheid). Niet onderhoudsarme materialen dienen eenvoudig vervangbaar te zijn; Ten behoeve van onderhoudsplanning van gebouw en gebouwdelen zullen lijsten met materialen (gespecificeerd naar fabricagemerken, hoeveelheden, afmetingen) voor de oplevering overhandigd worden. Op basis hiervan kan de gebruiker een onderhoudsplanning maken, zodat het onderhoud preventief en gestructureerd plaats kan vinden; Het toepassen van corrosieve materialen vermijden. Indien onvermijdelijk een coating toepassen die een gegarandeerde bescherming geeft van 5 jaar. Bouwkundige aspecten Ten behoeve van alle technische installaties dient door de bouwkundige aannemer sparingen, opstortingen, brandwerende afdichtingen, waterdichte doorvoeringen, sleufwerk in wanden en vloeren, schilderen van gasleidingen e.d. te worden opgenomen. Installatietechnische aspecten In verband met onderhoud en exploitatie worden de volgende eisen gesteld: de installaties dienen zoveel mogelijk te worden uitgevoerd met gemakkelijk verwisselbaar standaardmateriaal, dat zo weinig mogelijk gediversifieerd is; de installaties dienen zodanig te zijn gelegen dat zij gemakkelijk toegankelijk zijn voor bediening, onderhoud en inspectie; handleidingen, voorschriften en (onderdelen van) boeken voor bediening, onderhoud en reparaties van en aan installaties en apparatuur dienen duidelijk leesbaar te zijn en voor de oplevering overhandigd te worden; verlichtingsarmaturen dienen eenvoudig vervangbaar te zijn.
PvE Natlab 2.0 / Strijp S - 50 -