Maandblad voor de Faculteit der Geesteswetenschappen UvA • jaargang 21 • nummer 2 • oktober 2012 • student.uva.nl/Babel
Y.M. Dangre over zijn leven als
jonge en succes-
volle schrijver Halbe bier:
strijdwapen
tegen de aanval op de kunsten David tegen Goliath: hoe
Cineville Amsterdam veroverde
Universiteit van Amsterdam
Faculteit der Geesteswetenschappen Oktober 2012
1
tekening
Beeld /// Tobias Wals
INHOUD 02 tekening 03 Hoofdredactioneel 04 Aan de tand Y.M. Dangre 07 de collegehopper Gentlemen don’t read each others’ mail 08 de hort op
Lofdicht Het lievelingsgedicht van dichteres en studente Lieke Marsman
08 hersenspinsels
9
09 lofdicht Lieke Marsman 10 Brood op de plank Oppasstudenten 11 faculteitsfluisteraar 11 Column Italianer 12 in gesprek Cineville 14 reportage FGw-/conservatoriumstudenten 16 FICTIE
Reportage Studeren en musiceren: is de combinatie conservatorium en FGw14 studie te doen?
18 NS publieksprijs Babel Schaduwprijs 2o cult fiction The Deer Hunter 21 achtergrond Halbe bier 22 ode aan Frank van Free 23 Column Caroline 23 Babel selecteert 24 de koelkast van
Ode aan FGw-decaan Frank van Vree: ‘Opera is niet stoffig’
22
Beeld /// Thomas Huisman
Hoe moeten willen werd Herfstgeur maakt nostalgisch. De vochtige geur van dwarrelende bladeren brengt ons terug naar een verplichte boswandeling op zondagmiddag met onze ouders. Kastanjes zoeken. Best leuk, nu we eraan terugdenken. Maar toen vonden we het belachelijk. Musea bezoeken, nog zo’n stomme zondagse herfstactiviteit. Vijftien jaar later en we gaan ineens vrijwillig naar het bos of het museum. Kennelijk zijn deze ‘gezellige gezins-moetjes’ toch bepalend voor wat je later leuk vindt. Herfst dus. Tijd om lekker binnen te zitten met een boek. Wij hebben de genomineerde boeken van de NS Publieksprijs gerecenseerd. Weet jij alvast welke je niet hoeft te lezen. Verplicht op terrassen zitten hoeven we niet meer; we mogen weer naar de film van onszelf. Misschien wagen we ons in een avontuurlijke bui buiten de A10 voor een bioscoopbezoek met onze Cinevillepas; deze kun je vanaf deze maand ook in Delft, Den Haag en Rotterdam gebruiken. In het interview op pagina 12 en 13 vertellen de oprichters van dit samenwerkingsverband hun succesverhaal. En als we ons vervelen op een regenachtige avond weten wij wel waar we heen gaan. Lees over dit verborgen juweel in Babel selecteert. Het herfstklimaat maakt het zwoegen in de studieboeken ook wat draaglijker. Een schrale troost: die verplichte boswandeling van vroeger maken we nu met plezier. Misschien dat het later met studeren ook zo gaat. Dat we op zondagmiddag vrijwillig Heidegger lezen – en zo moeten willen wordt. Daan Borrel en Francisca Wals
NS Publieksprijs – De Babel Schaduwprijs Colofon
Een aantal weken voordat het Nederlandse publiek kiest welk boek zich ‘Boek van het jaar 2012’ mag noemen, kiest Babels schaduwjury traditiegetrouw de winnaar van de NS Publieksprijs. Wij hebben de zes boeken gelezen en geven ons oordeel: welk boek is volgens ons het beste? Op 15 oktober zullen we erachter komen of het Nederlandse publiek met onze keuze instemt. Een gedeelde eerste plek dit jaar: En dan nog iets van Paulien Cornelisse en A.F.Th. van der Heijdes Tonio zullen de troon moeten delen. Van de andere boeken vroegen we ons af hoe deze in vredesnaam op de shortlist terecht zijn gekomen. Op pagina 18 en 19 lees je de recensies van de genomineerde boeken.
Babel, Maandblad voor de Faculteit der Geesteswetenschappen, Spuistraat 134, kamer 112, 1012 VB Amsterdam,
[email protected] www.student.uva.nl/babel
Babel Schaduwprijs Oktober 2012
Hoofdredactie Daan Borrel, Francisca Wals Penningmeester Jolijn Swager Redactie Quint Italianer, Kim Schoof, Sietske van der Veen, Lieke van der Veer, Fleur Willemsen Mededewerkers Mina Etemad, Myrthe Geerts, Thomas Huisman, Caroline van Keeken, Minthe Lok, Mariska Moerland, Inger van der Ree, Rebecca Sier, Florentine Sterk, Jolijn Swager, Niqué van den Tillaart Eindredactie Lisanne Buijze, Myrthe Geerts, Sabine Jansen, Niqué van den Tillaart, Vera de Sterke, Jolijn Swager
Beeldredactie Thomas Huisman, www.thomashuisman.nl Fotografie Roos Aalvanger, Thomas Huisman Illustraties Guy Verbeek, Tobias Wals Redactieraad Esther Crabbendam, Yra van Dijk, Stéphanie Heeren, Reinier Kist, Everdien Rietstap, Floor Rusman Vormgeving Luke van Veen, www.lukevanveen.nl Druk Grafiplan Nederland BV, www.grafiplan.biz Schrijven of illustreren voor Babel? Babel heeft regelmatig plaats voor nieuw schrijftalent, fotografen en illustratoren. Mail ons je cv en recent werk. Cover /// Thomas Huisman
3
aan de tand
Tien of twintig jaar geleden was de sfeer in de literaire scene een stuk bitsiger
Alles voor het schrijverschap De Belgische schrijver en dichter Y. M. Dangre (1987) debuteerde op 22-jarige leeftijd en won voor zijn eerdere werk de Herman de Coninckprijs en de Vlaamse Debuutprijs. Ook werd zijn werk genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs. Zijn tweede roman Maartse kamers verscheen in september. Hoe is het om zo jong een succesvolle schrijver te zijn? Tekst /// Mariska Moerland en Niqué van den Tillaart Beeld /// Thomas Huisman
E
en paar uur voor zijn optreden op de Uitmarkt ontmoeten we Dangre op de Museumbrug. Hij ziet eruit alsof hij zich hier thuis voelt. Hij strijkt zijn haar uit zijn gezicht en loopt ons breed lachend tegemoet, zijn overhemd en baggy spijkerbroek maken hem meer student dan auteur. We zoeken een klein Amsterdams café voor het gesprek. Hij bewondert Amsterdam: ‘Als het centrum niet zo duur was, had ik hier wel al gewoond’, lacht hij.
Pagina na pagina
Dangre begon met schrijven terwijl hij Nederlandse en Franse literatuur studeerde in Antwerpen, waar hij nu woont. ‘In mijn eerste jaar was ik echt nog aan het experimenteren en probeerde ik veel, maar het lukte niet. Ik vond wat ik schreef slecht en de mensen aan wie ik het liet lezen vonden dat ook. Ik zat dus een beetje vast en was erg aan het zoeken.’ Dangre krijgt graag reacties uit zijn omgeving. Hij schrijft zijn boeken gedeeltelijk voor zichzelf, maar wil ook dat er lezers zijn die er iets aan hebben. De reacties mogen ook negatief zijn. ‘Zeker mijn vrienden weten wat ze kunnen zeggen. Die zeggen gewoon: “We vonden het eigenlijk niet zo goed.” Dat vind ik natuurlijk jammer, maar dan ben ik wel blij dat ze het eerlijk zeggen.’ In het tweede studiejaar begon Dangre aan zijn eerste roman Vulkaanvrucht, waarin destructieve liefde centraal staat. Tijdens het schrijven van dit boek vond hij zijn eigen stem en schreef hij pagina na pagina vol. ‘Toen ging het heel snel. Het was zo intensief dat ik mijn studies verwaarloosde. Ik ben dat jaar ook niet geslaagd. Ik had het gevoel van: wow, ik kan schrijven!’ Met een zucht van verlichting vertelt hij dat hij afgelopen juni is afgestudeerd. ‘Ik was het echt wel beu de laatste twee jaar. De eerste vijf jaar vond ik heel leuk, maar nu was het gewoon genoeg geweest.’ Hij vervolgt: ‘Het was zwaar: studeren en vakken afronden, schrijven en dan ook nog een klein beetje een sociaal leven. Maar ik heb altijd alles voor het schrijverschap over gehad. Als je zoiets hebt van: ik wil niets laten voor literatuur, dan moet je er niet aan beginnen.’
4
Babel
Oktober 2012
Mijn opa en Proust Zijn nieuwe roman Maartse kamers vertelt over de passionele, maar ingewikkelde relatie van het bejaarde homostel Fernand en Albert. Als Albert stervende is en in het ziekenhuis ligt, wordt Fernand gedwongen om na te denken over de keuzes die hij gemaakt heeft in zijn leven. Hij richt zich tot Madeleine, zijn dochter, die al veertig jaar lang voor een moeilijke driehoeksrelatie zorgt. Waar is hij het meest trots op? Een lange stilte volgt. Hij glimlacht; een moeilijke vraag. ‘Ik denk dat ik de afwisseling tussen de twee perspectieven, van aan de ene kant Albert en aan de andere kant Fernand, misschien nog wel het beste vind. Dat je de twee standpunten hebt, die soms overlappen en soms ook weer niet. Je ziet echt hoe ze beiden anders
Ik had het gevoel van: wow, ik kan schrijven! naar de wereld en hun relatie kijken en toch heel veel van elkaar houden, ondanks dat ze zo verschillend zijn.’ Het boek bevat een vlechtwerk van Proustverwijzingen. Zo komen alle namen van de personages uit het werk van de Franse auteur en lijdt Fernand aan dezelfde kwaaltjes en verlangens als Proust zelf. Naast grootheden als Proust heeft Dangre ook inspiratie uit zijn persoonlijke omgeving gehaald. ‘Het allereerste uitgangspunt was: een leuke driehoeksrelatie met een homostel en een dochter. Daarna bedacht ik me: stel nou dat een van die twee homo’s mijn grootvader is.’ Het is volgens Dangre beter als zijn opa, die net als Albert en Fernand in het Franstalige deel van België woont, het boek nooit zal lezen: ‘Mijn grootvader is behoorlijk homofoob, dus hopelijk wordt het boek niet snel naar het Frans vertaald’, grapt hij.
‘Maar goed, het is dus alleen gedeeltelijk op mijn grootvader geïnspireerd, veel van zijn leven heb ik er verder niet in verwerkt. Natuurlijk wel de locatie en de geboortedatum, maar uiteindelijk heeft het hoofdpersonage niets met mijn grootvader te maken. Het is puur bedoeld als alternatieve versie van hem. En om Proust in de roman te kunnen verwerken, moest het personage literair en belezen zijn, en dat is mijn opa helemaal niet. Ik heb hem wel wat moeten aanpassen.’
Twee jaar geleden zei Dangre in een interview dat poëzie het koninginnestuk van de literatuur is. Sindsdien heeft hij twee romans gepubliceerd en de volgende staat voorzichtig aan op stapel. ‘In theorie ben ik het nog steeds eens met die uitspraak, maar is ze nu wat achterhaald. De laatste jaren ben ik veel meer bezig met proza.’ Hij legt uit: ‘De realiteit heeft me ingehaald; poëzie en proza kan ik niet door elkaar heen schrijven, ik ben echt met een van de twee bezig. Ik heb nu denk ik al een jaar geen poëzie meer geschreven.’
De generatie van Das Magazin
Sinds het tweede nummer schrijft Dangre voor het literaire tijdschrift Das Magazin. ‘De redactie had me benaderd, maar eigenlijk had ik het te druk met mijn studies. Voor het eerste nummer kon ik daardoor niets doen. Toen ik de eerste uitgave ontving, dacht ik: kut, daar had ik in moeten staan, dit is echt een knap tijdschrift! Daarna heb ik wel de tijd genomen om een goed verhaal voor Das Magazin te schrijven. De mensen van Das Magazin zijn fantastisch, het is een leuk concept met allemaal jonge schrijvers die ook stuk voor stuk al wat bewezen hebben door te publiceren bij een professionele uitgeverij. Ze zijn onderdeel van de nieuwe generatie, de mensen die geboren zijn in de jaren 80 en die ook echt samen opkomen.’ Dangre kijkt ons aan met pretlichtjes in zijn ogen en praat met enthousiaste gebaren: ‘We zijn geen generatie die allemaal hetzelfde idee aanhangt, die een beweging is. Iedereen is juist heel divers bezig. In zekere zin ben je daardoor minder concurren-
5
De collegehopper
Gentlemen don’t read each others’ mail D
Heftige discussies of duf aantekeningenvoer? Babel test het onderwijs aan de FGw en schuift in de collegebanken aan. Deze maand: United States Intelligence and National Security. Tekst /// Kim Schoof
e vastberaden passen van een ernstig ijsberende doctor Janssens galmen door de langzaam volstromende zaal. Donker pak, blauw-rood gestreepte das en een strenge, rechte bril. De laatste seconden tikken weg op het horloge in zijn hand; ze lijken hem het startsein te geven om de deur te sluiten en naar het punt in de zaal te lopen waarvandaan zijn overzicht maximaal is. De analyserende blik die hij me toewerpt wanneer hij merkt dat ik al verdacht veel zit te pennen voordat het college is begonnen, geeft me het gevoel door een vliegveldbagagescan te worden gehaald. Is het verbeelding of brengt hij echt opvallend vaak zijn wijsvinger naar zijn linkeroor? Vlak voordat ik me begin af te vragen hoe hij zijn martini drinkt – shaken, not stirred?, groet hij de zaal met een vriendelijke lach en een hartelijk ‘good afternoon’. Zijn razendsnelle Engels verraadt nog net zijn Hollandse afkomst, wat, in combinatie met de nauwelijks zichtbare bretels, hem een sympathieke uitstraling geeft. Het flesje water van het Albert Heijnhuismerk op zijn bureau wijst me op zijn gelijkenis met de directeur van de betreffende supermarkt in de reclame. Misschien is hij toch niet in het bezit van een licence to kill.
Beeld /// Thomas Huisman
ten van elkaar. Vroegere generatiegenoten zoals Hermans, Claus en Reve zeken elkaar voortdurend af. Ik vind het leuk dat wij die behoefte niet hebben. Op evenementen zoals de Uitmarkt promoot iedereen zijn eigen ding, maar op de feestjes die Das Magazin bij elk nieuw nummer organiseert, kunnen we elkaar zonder verplichtingen spreken. Daar kunnen we ervaringen uitwisselen en is de sfeer heel vriendschappelijk. Tien of twintig jaar geleden was de sfeer toch wat bitsiger, de nadruk lag meer op het concurreren met elkaar.’ Dangre is even stil en besluit dan: ‘Er zijn mensen die zeggen: ik vind het juist leuk om de enige van mijn generatie te zijn. Dat vind ik niet, het is vruchtbaar om met mensen te kunnen praten die hetzelfde ervaren, door hetzelfde heen gaan als jij. Ik vind die uitwisseling leuk.’ Volgens Dangre leeft deze generatie vooral in de literaire scene van Amsterdam: ‘De scene van Vlaanderen is onvergelijkbaar met die van Amsterdam. Er zijn minder mensen en ze zitten meer verspreid over het hele land. Amsterdam is meer gecentraliseerd, zeker vele jonge 6
schrijvers zitten hier; mensen als Hanna Bervoets, Daan Heerma van Voss, Joost de Vries, Maartje Wortel. Het is uiteindelijk natuurlijk het centrum van het Nederlandse taalgebied, bijna alle uitgeverijen zitten hier.’
Mijn grootvader is behoorlijk homofoob, hopelijk wordt het boek niet snel naar het Frans vertaald Dangre werkt momenteel aan een verhaal dat zich in de gevangenis afspeelt. ‘Ik moet er speurwerk voor doen over hoe het er daar aan toe gaat. Ik ben
nu ook met advocaten en gevangenisdirecteurs aan het spreken en de informatie die zij geven, verandert de hele tijd mijn opzet. Ik ben nog niet ver gevorderd, maar Maartse kamers is ook pas net klaar!’ Hij moet naar zijn volgende interview in de Literaire Salon van de Uitmarkt. De hele dag hebben ook zijn generatiegenoten op de Uitmarkt zich hard gemaakt voor hun werk. Hopelijk is er die avond nog een feestje.
Gepubliceerd werk 2005 Le diable déchu (Franstalige pastiches) 2010 Vulkaanvrucht (roman - Debuutprijs) 2011 Meisje dat ik nog moet (poëzie – Herman de Coninckprijs) 2012 Maartse kamers (roman)
Een flitsende presentatie begint stipt om 13:00 uur. iPhones worden opgeborgen en Macbooks komen boven tafel. Na de mededeling dat laatkomers bij dit college niet worden getolereerd – en de erkenning dat een dergelijk bericht de aangesproken groep vanzelfsprekend niet bereikt – scrolt Janssens vloeiend door de doelstellingen van de collegereeks. Er zal worden bestudeerd hoe Amerika omgaat met het verzamelen en analyseren van geheime informatie en hoe individuele burgers daarbij in hun recht staan. Hieraan ten grondslag ligt de Amerikaanse manier van politiek bedrijven, die op het paranoïde af is. Er wordt gewerkt met thema’s zoals Pearl Harbor, Irak en 11 september, welke zo mogelijk in chronologische volgorde worden behandeld. Terwijl de fancy powerpointsheets voorbij blijven schieten, benadrukt Janssens dat chronologie niet de belangrijkste vereiste is: dat is ouderwets en we zitten immers niet bij een vak van Geschiedenis.
De vraag waarom de Verenigde Staten inlichtingendiensten in het leven hebben geroepen wordt op de zaal afgevuurd. Een jongen achterin lijkt geen tijd nodig te hebben om te laden of richten, maar schiet gretig een antwoord terug: omdat de mens van nature kwaaddenkend is. Het antwoordenvuur in de rest van de zaal wordt nu geopend: inlichtingendiensten moeten verrassingsaanvallen vermijden, het land beschermen tegen militaire dreigingen en zorgen dat geheime informatie niet in slechte handen valt. Janssens roept een wapenstilstand uit om toe te lichten hoe al deze taken op verschillende manieren worden uitgevoerd. Daarbij maakt hij een onderscheid tussen de technologische manieren van het inwinnen van informatie – waarbij onder andere internet, navigatie en satellieten worden ingezet – en ‘Human Intelligence’. Dat laatste heeft betrekking op het verzamelen van inlichtingen door menselijk contact, zoals door spionage of militaire aanvallen, maar ook op een zeer efficiënte manier van inlichtingen inwinnen die men, en met name de Amerikanen, vaak over het hoofd ziet: praten met mensen die weten wat je wil weten. Om de aandacht ook tijdens het laatste halfuur van het college vast te houden, wordt de zaal zelf aan het werk gezet. Na een pleidooi over het belang van
Babel
Oktober 2012
populaire cultuur zoals actiefilms en thrillers voor de bekendheid en het functioneren van inlichtingendiensten, worden de te bestuderen onderwerpen gepresenteerd: James Bond, Jack Ryan en Jack Bauer. Vierkante ogen kijken verdwaasd op van hun Macbooks en een enthousiast spuien met kwaliteiten van ons aller actiehelden begint. Hoe gaan zij als agenten te werk en wat zijn hun belangrijkste verschillen? Een van de conclusies van het minionderzoek is dat Tom Clancy, de schrijver van de verhalen van Ryan, weinig opheeft met het kenschetsen van romantiek, terwijl zijn beschrijvingen van technologische gadgets op het seksistische af zijn. Op dat inzicht volgt ook het besluit van mijn analyse van het college: een vlotte docent, een strakke opbouw en een uitstekend gebruik van de presentatiegadgets in de collegezaal. Wanneer ik de zaal uitloop voel ik blikken branden in mijn rug. Geen twijfel mogelijk: mijn optreden als undercover collegecrasher is doctor Janssens niet onopgemerkt voorbijgegaan.
Hier had jouw foto of illustratie kunnen staan Vind je het leuk om illustraties te maken? Of ben jij creatiever met een fotocamera in je hand? Als je graag je werk gepubliceerd ziet in Babel, dan zijn wij op zoek naar jou! Stuur vóór 1 november je cv en recent werk op naar
[email protected] College United States Intelligence and National Security: Gentlemen don’t read each others’ mail Departement Geschiedenis, archeologie en regiostudies Docenten Ruud Janssens en Erik Olsen Inhoud bestudering van het Amerikaanse veiligheidsbeleid uitgevoerd door inlichtingendiensten Publiek een volle, geslachtelijk gemengde zaal met veel Bondfans, iPhones en native English speakers Eindcijfer: 8
7
de hort op
Tekst /// Inger van der Ree
Overal om ons heen wordt er op geesteswetenschapstudies bezuinigd, of wordt er flink aan het studieprogramma gesleuteld. Welke waarden worden nog toegekend aan de geesteswetenschapper? Belangrijker nog: hoe ziet de toekomst van een geesteswetenschapper er uit in een tijd waar alles om economie, innovatie en efficiëntie draait? SPUI25 buigt zich met een aantal nationale en internationale wetenschappers over deze vraagstukken en bekijkt de geesteswetenschappen binnen en buiten de landsgrenzen. Ook bedreigingen voor de faculteit en mogelijke oplossingen komen de eerste avond aan bod. De tweede bijeenkomst zal met name gaan over de rol van de geesteswetenschappen binnen de lage landen. Twee bijeenkomsten die je als FGw-student eigenlijk niet mag missen. Wat: De toekomst van de geesteswetenschappen: deel 1 en 2 Waar: SPUI25 Wanneer: 10 en 17 oktober, van 20.00 tot 22.00 uur
Oktober is in onze hoofdstad de maand van het Amsterdam Dance Event. Oftewel dreunende technobeats, oneindig vrolijke electrodeuntjes en onwaarschijnlijk weinig slaap. Ben je na al dat gebonk toe aan een beetje afwisseling? Het Bimhuis biedt uitkomst. Met Workshop and Session, de avond die draait om muzikale improvisatie. Musici hebben gratis toegang en in principe is iedereen welkom het podium te betreden. Houd je erg van muziek, maar speel je zelf (nog) niet de sterren van de hemel? Ook publiek is welkom en zal getrakteerd worden op een ongedwongen avond vol ontspannen jazz, wereldmuziek en prettig in het gehoor liggende crossovers.
Mozart in het marionettentheater Subsidiestops en gesloten deuren. Het hedendaagse theater heeft het moeilijk. Maar wie denkt dat deze culturele crisissituatie iets nieuws is, heeft het mis. Lege zalen, geldtekort, discussies over hoge en lage cultuur en zelfingenomen hoofdrolspelers blijken niet alleen problemen van deze tijd. Ruim twee eeuwen geleden al schreef Mozart ‘De Impresario’, een stuk dat op humoristische wijze een beeld schetst van alle trammelant in de operawereld. Het Amsterdams Marionetten Theater neemt de touwtjes in handen en neemt je aan de hand van hun poppen mee. Een wereld die misschien wel meer overeenkomsten heeft met het hedendaags theater dan je in eerste instantie zou vermoeden.
Walvis
De jongeman kijkt van bovenaf geïntrigeerd in het kolkende, doorzichtige, diepe gat van water hoe de zwemmende dieren zich schichtig samenscholen. ‘Het lijkt me ook leuk om een vis te zijn’, zegt hij. De felle zon schijnt een hete plek op haar rug. Geërgerd kijkt zij op van haar boek. Laat hen dan ook vissen zijn, alsof dat iets zou schelen. Jij bent de walvis, die glimlachend door het troebele water glijdt. Jij zorgt voor een grote vlek schaduw na het licht, schaduw over al dat onder jou is. ‘Hoi’, piep ik zacht. Dat onschuldige hoopje mens zittend op de lichtblauwe bodem. Ik ben alleen maar mijn hart aan het beschermen. - Falling
8
Aaaaa
ahhh!
Aan welk bijzonder gedicht geeft een poëziegeleerde of dichter zijn of haar lof? Elke maand in ‘Lofdicht’ een gedicht met bijhorend eerbetoon. Ditmaal dichteres en masterstudente Filosofie Lieke Marsman (1990). Op haar negentiende publiceerde uitgeverij Van Oorschot haar dichtbundel Wat ik mijzelf graag voorhoud. Tekst /// Jolijn Swager Beeld /// Thomas Huisman
‘D
Wat: Workshop and Session Waar: Het Bimhuis Wanneer: 16 oktober, 22.00 uur Toegang: gratis Info: www.bimhuis.nl
Toegang: gratis, maar vergeet niet je van tevoren aan te melden op de website Info:www.spui25.nl
hersenspinsels
De koffer van Marsman
Bimhuis biedt uitkomst
De geesteswetenschappen in de vergetelheid
Wat: De Impresario met marionetten Waar: Het Amsterdams Marionetten Theater Wanneer: 28 oktober, 15.00 uur Toegang: € 16 Info: www.marionettentheater.nl
lofdicht
Het monster in perspectief Een tijdloze, angstaanjagende creatie van menselijke hand. Een wezen, aan elkaar genaaid van verschillende materialen en gedachten, al eeuwenlang opzoek naar zijn oorsprong. Het monster van Frankenstein is in onze hedendaagse samenleving actueler dan ooit. Niets aan ons lichaam lijkt nog zeker; door genetische manipulatie en botoxbehandelingen is de mens geheel naar eigen wensenpakket samen te stellen. Hoe zal onze toekomst eruit zien? Kunnen we over een paar jaar onze kinderen bestellen met blauwe ogen en blond haar? En belangrijker nog: zijn wij op deze manier nog wel mensen? In een filosofische en literaire discussie wordt gezocht naar antwoorden.
it gedicht is nu al een paar maanden mijn lievelingsgedicht, samen met de andere gedichten uit de bijbehorende bundel Bijna Onzichtbaar. Mark Strand (1934) is een van de belangrijkste levende Amerikaanse dichters. De essentie van het gedicht gaat door de vertaling van het Engels naar het Nederlands niet verloren, wellicht wordt ze zelfs versterkt. Het Nederlands leent zich erg goed voor de vage, lege sfeer in de gedichten van Mark Strand. Er zijn niet veel gedichten die ik mooi vind. Vele lijken voort te komen uit een soort standaardrecept voor poëzie: een uitgekauwd riedeltje ‘poëtische’ woorden die zinnen vormen waar ik niet veel van begrijp. Dat is voor mij wel een criterium: een dichter mag best iets opschrijven dat verwarring zaait zoals in dit gedicht, maar die verwarring mag niet voortkomen uit een onvermogen helder te formuleren.’ ‘Het knappe en het bijzondere aan het gedicht vind ik dat het ondanks de verwarring die het inhoudelijk zaait, het een van de helderste gedichten is die ik ken. Ik kan niet zeggen dat het de vorm is die me raakt; deze is buitengewoon standaard, er gebeurt op dat gebied weinig bijzonders. Het is ook
Mark Strand - Overal kan ergens zijn (Vertaling: Esther Jansma en Wiljan van den Akker)
Wat: Frankenstein-discussie Waar: De Balie Wanneer: 11 oktober, 20.00 uur
niet het onderwerp dat me aanspreekt, het zou over van alles kunnen gaan. Eén mogelijke interpretatie is dat er een vluchteling aan het woord is, maar gezien de titel vind ik dat een te eenduidige uitleg. Spreekt de auteur vanuit zichzelf? De ‘ik’ die aan het woord is lijkt mij niet voor één enkele persoon te staan. Eerder wordt er door de aanhoudende onzekerheid iets gesuggereerd wat meer abstract is. De persoon die spreekt kan simpelweg niet voor zichzelf spreken, omdat ze hetgeen wat een mens tot ‘zelf’ maakt allang verloren is. Is er eigenlijk nog wel een persoon aan het woord?’
Toegang: met studentenpas € 6, zonder studentenpas € 8,50 Info: www.debalie.nl
in love - Breek mijn val, breek mijn val!, schreeuwt dat ene ongekiemde deel in mij nog. Terwijl ik allang op de bodem ben beland. De zee schudt en lacht bulderend om mijn heftig smeekgebed. Wat komt er na de zeebodem, wat is er boven het water voor een vis? Wat is er gebeurd als walvissen niet meer kunnen zwemmen? Zullen vissen weten dat zij in het water zitten, en dat er nog meer is dan dat? Als de mens bewust adem gaat halen, is dat dan ook het enige moment van ontsnapping uit onze normale atmosfeer? Waarom keert een vis altijd terug naar het vertrouwde
Veel gedichten bevatten een uitgekauwd riedeltje “poëtische” woorden
water, is er geen kentering mogelijk?
Terwijl de walvis steeds meer verstikt raakt van mijn geschreeuw, komt hij op het einde zelfs niet meer boven voor wat zuurstof. Als jij naar boven zou gaan, zou ik ontsnappen van de zeebodem. In de tijd dat ik daar beneden lig en alle lucht langzaam uit mij verdwijnt via de laatste opstijgende bubbels, vergaat ook jouw laatste lucht en ruimte. Samen vrij, of samen ruimteloos. Je weet toch dat je niet zonder mij kan?
‘De redding is in ieder geval nabij: er is een plek waar voor eenieder van ons een koffer klaar staat. Wat een geluk. Ik vind het zo aardig dat het niet erg is als je je oorspronkelijke koffer vergeten bent. Maar wat maakt deze koffer zo bijzonder? Gezien de onpersoonlijkheid van de rest van het gedicht lijkt het ‘alleen voor jou’ de ik-persoon individualiteit terug te geven. Maar meer dan dat voelt de koffer als een rustpunt. Of eerder als een lichtpunt. Aangezien we nog lang niet bij het hotel zijn: we weten niet eens waar het zich bevindt. De ‘ik’ kijkt er ondertussen waarschijnlijk vooral naar uit zich in het hotelbed te nestelen om een tijdje te slapen. Wie zal het zeggen? Wie zou het zich moeten herinneren?’
Tekst /// Daan Borrel
Babel
Misschien kwam ik uit de bergen, misschien uit het laagland. Ik weet het niet meer. Misschien uit de stad, maar ik zou niet weten uit welke stad in welk land. Misschien kwam ik uit de buitenwijken van een stad waar ook anderen vandaan kwamen of een stad waar alleen ik vandaan ben gekomen. Wie zal het zeggen? Wie bepaalt of het regende of zonnig was? Wie zou het zich moeten herinneren? Ze zeggen dat er aan de grens van alles gebeurt, maar niemand weet aan welke grens. Ze hebben het over een hotel waar het niet erg is als je je koffer bent vergeten, er staat een andere klaar, groot genoeg en alleen voor jou.
Oktober 2012
9
Brood op de plank
de faculteitsfluisteraar Lotte en Anne van Oudheusden 26 en 24 jaar Studie Lotte: BA Spaanse Taal en Cultuur en BA Culturele Antropologie (UvA) MA Latijns-Amerika Studies (UvA) Anne: BA Media en Cultuur (UvA) MA Journalistiek en Media (UvA) Afstudeerjaar: Lotte: 2010 Anne: dit semester Werk: Eigenaren van OppasStudent en PoetsStudent Salaris: Heel wisselend
Het zijn heel verschillende types toch?
Ja. Maar ook wel een heleboel die zichzelf heel graag horen praten.
Oja.
We hadden zo’n meisje van zeventien dat maar niet ophield over beffen en anaal. Oh god. En daar moet je dan voor koken.
Ja. Maar dat koken vind ik op zich wel leuk.
Van spontaan idee naar landelijk bedrijf Hoewel menig geesteswetenschapper het veracht, zo lang mogelijk uitstelt of zelfs ontkent: er is leven na de faculteit. Ter inspiratie of puur uit interesse; iedere maand een blik door de bril van een ex-FGw’er als heuse kostwinner. Tekst /// Minthe Lok Beeld /// Thomas Huisman Lotte (1986) en Anne (1987) van Oudheusden hebben drie jaar geleden het bedrijf OppasStudent opgericht. Vandaag de dag zijn ze landelijk actief in Utrecht, Haarlem, Rotterdam én het grootste oppasnetwerk van Amsterdam. Een half jaar later werd ook PoetsStudent geboren en zijn er nog tal van ideeën voor verdere uitbreiding. Reden genoeg voor een onderonsje met deze twee ambitieuze zusjes.
Hoe is OppasStudent ontstaan?
Anne: ‘Het was een spontaan idee. Lotte en ik hebben altijd opgepast toen we nog thuis woonden en wilden dat tijdens onze studententijd in Amsterdam blijven doen. We zetten een oproepje op internet en kregen meer dan vijftig reacties. Om ons heen hoorden we van veel andere studenten dat ze ook oppasadressen zochten, dus we gingen deze studenten aan de gezinnen die gereageerd hadden koppelen.’ Lotte: ‘De volgende stap was het idee om hier een bedrijfje in op te richten. Het leek ons leuk om voor onszelf te werken, en we besloten door te gaan met het koppelen van studenten aan gezinnen die een oppas zochten.’ Anne: ‘Omdat we helemaal niet wisten hoe dit uit zou pakken hebben we bewust besloten niets te investeren en met nul euro te beginnen. We hebben bij CREA een cursus website maken gevolgd zodat we zelf onze website in elkaar konden knutselen. Een half jaar later breidden
10
we uit naar PoetsStudent, een tak van OppasStudent waar we gezinnen die een huishoudelijke hulp zoeken koppelen aan een student. Het is fijn dat we nu eindelijk per maand wat geld voor onszelf overhouden in plaats van alles wat we verdienen steeds weer in het bedrijf te investeren.’
Wat is de succesformule?
Anne: ‘Ik denk het persoonlijke contact. We vinden het belangrijk een gesprek te hebben met de studenten die zich bij ons inschrijven. Ze komen bij ons op kantoor voor een intake.’ Lotte: ‘De gezinnen krijgen op de website een digitale kaart te zien met studenten die bij ze in de buurt wonen en kunnen dan gelijk op het profiel van een student klikken. We vinden het belangrijk dat de karaktereigenschappen van de student op het profiel uitgebreid vermeld staan. Dit is voor gezinnen belangrijk: ouders met een klein baby’tje willen vaak een introverte, rustige oppas. Voor een gezin met vier jongens is een extraverte oppas veel geschikter.’
Hoe is het om als zusjes samen te werken?
Lotte: ‘Het is af en toe wel moeilijk: we werken samen maar zijn ook familie. Gelukkig hebben we een strikte taakverdeling, zo zijn we allebei met onze eigen zaken bezig. Ook buiten kantoor zijn we veel met ons werk bezig hoor.’ Anne: ‘Als we een weekendje naar onze ouders
gaan, gaat het eigenlijk ook heel vaak over ons bedrijf… Ze worden er soms gek van.’
Wat zijn jullie plannen voor de toekomst?
Anne: ‘We wilden landelijk gaan, en hadden niet verwacht dat dit al binnen drie jaar zou lukken. Aan de andere kant: Lotte heeft twee bachelors en een master afgerond en ik ben nog bezig met mijn master. Studies die niks met OppasStudent te maken hebben. Het is voorlopig ons plan om OppasStudent te combineren met andere bezigheden.’ Lotte: ‘Ja, we zien ons over vijf jaar nog wel ander werk ernaast te doen. We willen ook graag een broedplaats creëren waarin we studenten met een goed idee helpen een bedrijf op te zetten.’ Anne: ‘Zo zijn we nu bezig met MuziekDocent: een idee van twee net afgestudeerde jongens. Wij helpen ze met advies en financiën. MuziekDocent houdt in dat we bemiddelen tussen conservatoriumstudenten en mensen die graag muziekles willen. Het plan wordt nu uitgewerkt en zal eind van het jaar gelanceerd worden.’ Lotte: ‘We zijn ook bezig met SeniorenStudent; een nieuwe tak waar ik zelf erg enthousiast over ben. We krijgen veel verzoeken van ouderen die graag studenten als hulp willen voor van alles: gezelschap, boodschappen doen, klusjes en mee de hond uitlaten. We krijgen hier al veel aanvragen voor maar dit gebeurt nu nog onder de hoede van OppasStudent.’
Babel
Italianer
Op reis zoals Sal het deed
Afgelopen mei zag ik de film On the road, naar de roman van Jack Kerouac. In dit verhaal maakt de 21-jarige Sal Paradise een roadtrip door de VS met zijn vriend Dean Moriarty, die overloopt van de levenslust en de krankzinnige plannen. Ik raakte, zoals ieder ander die bekend is met de film of de roman, begeistert door hun avonturen vol drugs en jazz. Die gasten waren zo cool. Ik wilde ook zo’n reis. Genietend van de film besloot ik door Oost-Europa te gaan liften deze zomer. Onderweg zou ik de boekversie van On the road lezen.
Ik had een strak plan. Door op de bonnefooi te gaan liften zou ik me volledig verloren en dus volledig vrij voelen, net als Sal en Dean. Ik kocht een mooie backpack en stond uiteindelijk op 13 juli om 10 uur ‘s ochtends op de liftersplek bij het Amstelstation. Na anderhalf uur werd ik opgepikt door drie feestgangers op weg naar Duitsland. Ik was los! Nu is mijn reis voorbij en kan ik de balans opmaken. Het liften ging prima en ik heb toffe mensen ontmoet. Maar het was niet zoals in de film die me had doen vertrekken. De drugs bleven beperkt tot een jointje met een kippenvervoerder die me had meegenomen. Jazz was er al helemaal niet; alleen maar vreselijke Oost-Europese popmuziek. Avonturen waren er wel, maar ik kon ze niet altijd aan. In Berlijn had ik buikgriep en kinkhoest na een overnachting in een papiercontainer. Op het Hongaarse platteland kwam het liften zonder petje me op een pijnlijke zonnesteek te staan. En in het prachtige Odessa lag ik op mijn bed te janken, toen ik volledig lost in translation was geraakt door een gebrek aan Engelstaligen. Een probleem dat Sal Paradise niet had. Volledig verloren voelde ik me wel, maar de vrijheid viel een beetje tegen.
Oktober 2012
Af en toe sloeg ik On the road open. Ik kwam erachter dat Sal in het boek lang niet altijd zo cool was als in de film. Ook hij was soms doodmoe, eenzaam en verdrietig, vervloekte zijn reis, vroeg zich af waarom hij in godsnaam was vertrokken. Hollywood had zijn karakter opgepimpt in de film. En zo kon ik er vrede mee hebben dat ik me af en toe gebroken voelde. Het hoort erbij. Achteraf, als je zo’n reis overdenkt, zijn de klote momenten net zo waardevol als de mooie. Dat wist Jack Kerouac als geen ander, en hij schreef het op in On the road. Als mijn reis niet op de film leek, dan misschien wel een klein beetje op het boek. Dat is voor mij al genoeg. Het boek is immers altijd beter dan de film. Tekst /// Quint Italianer Beeld /// Thomas Huisman
11
in gesprek
Dag arthouse, hallo Cineville Cineville gaat deze maand uitbreiden naar Delft, Rotterdam en Den Haag. In Amsterdam lopen er inmiddels 7000 pashouders rond. Een succesverhaal. Oprichters en directeuren Niels Büller en Thomas Hosman blikken terug – en vooruit. Tekst /// Francisca Wals Beeld /// Thomas Huisman
‘J
ullie favoriete bioscoopcafé, laten we daar afspreken’, mailde ik Niels Büller (1984, student Rechten en Filosofie) en Thomas Hosman (1986, student Bedrijfskunde), twee van de vier oprichters van Cineville. ‘Kriterion’ klonk het resoluut. Acht minuten na de afgesproken tijd komen ze binnenlopen. Handen schudden, in één vloeiende beweging door naar de bar. Ze kennen de barman, nee hoor voor die drankjes hoeven we niet te betalen. ‘Moet je kijken,’ zegt Thomas – spijkerbroek, zwart T-shirt – ‘ze hebben de boel eindelijk geverfd. En opnieuw gestuukt zo te zien.’ Niels – rode chino, nonchalante polo – knikt tevreden. ‘Hadden een smak geld over zeker, ziet er goed uit hoor.’ We gaan op het terras zitten. Ook daar zitten bekenden. Af en toe wordt er gezwaaid naar een passerende fietser.
Aanleiding voor ons gesprek is de uitbreiding van Cineville naar drie andere steden: Delft, Rotterdam en Den Haag. Vanaf 5 oktober kunnen Cinevillepashouders ook in deze steden onbeperkt naar de film. Tot nu toe was Cineville een samenwerkingsverband tussen dertien Amsterdamse filmtheaters – zo’n beetje alle niet-Pathébioscopen. In 2008 opgericht en nu goed voor dertig procent van de kaartverkoop in deze theaters. Het idee was simpel: mensen betalen € 17,50 per maand – inmiddels € 18 – ontvangen een pasje en kunnen zo vaak als ze willen naar de film. Filmagenda, recensies en achtergrondartikelen vinden ze op de bijbehorende website. De deelnemende bioscopen ontvangen een bedrag in verhouding tot het aantal bezoekers dat zij trekken. Binnen een jaar had Cineville 3800 abonnees. Inmiddels zijn dit er 7000. En het begon hier, in Kriterion. Thomas werkte er als filmprogrammeur, Niels was betrokken bij het opzetten van Studio/K en had daarvoor vier jaar bij Kriterion gewerkt. Niels: ‘Ik kan je nog precies vertellen wanneer dat was, dat gesprek waarin het idee voor Cineville ontstond: de dinsdag voor 6 maart, in 2007. We hadden een werkoverleg met de programmeurs van Kriterion en Studio/K, hier in het café.’ Thomas: ‘Ja, en het regende.’ Niels: ‘Het regende helemaal niet.’ Thomas, lachend: ‘Oké dan regende het niet.’ Niels: ‘Tijdens dat overleg hadden we het over wat er mis ging in de Amsterdamse filmwereld.’
12
Wat ging er mis dan? Niels: ‘Filmhuizen hadden een oubollig imago. Vooral jonge mensen hadden het idee dat daar alleen maar stoffige Europese films vertoond werden, terwijl er zo veel geweldigs gemaakt werd.’ Thomas: ‘Frustrerend was het. We hadden echt een goede programmering. Maar het publiek was een kleine kring: mijn vriendenkring en wat vaste bezoekers. Het was een probleem waar alle filmhuizen mee zaten; ze hadden absoluut niet het juiste bereik.’
Pak aan, plan mee, zo gingen we als broekies van begin twintig langs de filmtheaters Niels: ‘We waren het erover eens dat het collectief aangepakt moest worden. En toen kwam gelijk dat idee van een pas. Een pas die ervoor zou zorgen dat de filmhuizen samen gingen werken, zonder te stoppen elkaar te beconcurreren.’ Thomas: ‘Het voelde als een goed plan. Die zondag, 6 maart, hebben we weer met z’n vieren afgesproken: Coen, Eelke, Niels en ik.’ Niels: ‘Het was meteen serieus. Hier gingen we mee door. We hebben een kantoordag afgesproken, dinsdag. Later ook donderdag.’ Niels: ‘In het begin hadden we nogal moeite met op tijd komen. Toen hebben we de regel ingevoerd dat wie te laat kwam, croissantjes moest gaan halen.’
En toen was het menens.
Thomas: ‘Ja, we zijn een plan gaan schrijven, vijftig pagina’s dik. Alle details en elk mogelijk scenario stond erin.’ Niels: ‘“Project David” noemden we het. En dan was Goliath die dertien filmtheaters die we moesten gaan zien te overtuigen. Of Goliath was Pathé. Of onze eigen demonen, haha.’ Thomas: ‘Pak aan, plan mee, zo gingen we als broekies van begin twintig langs de filmtheaters.’ Niels: ‘De eerste was Cinecenter. We zaten nog niet eens en de directeur zei “Goed plan. We gaan
het doen.” Zo ging het bij de meeste filmtheaters, ze waren allemaal enthousiast. Nou ja, bijna allemaal. Ik denk dat iedereen doordrongen was van de noodzaak dat er iets moest gebeuren. En dat daar een groepje van buiten voor nodig was. Geen oude chagrijnige mannetjes die in stoffige kamers eindeloos met elkaar zitten te overleggen.’ Thomas: ‘Alleen de directeur van Rialto was kritisch. Hij had veel praktische punten, hoe dat moest met de kaartverkoop bijvoorbeeld. En of het echt aan zou slaan. Wij hadden al die tijd zoiets van, natuurlijk gaat dit werken. Hij vond dat we een marktonderzoek moesten doen.’ Niels: ‘We waren stomverbaasd over de resultaten van dat onderzoek: 75 procent van de ondervraagden zei van arthousefilms te houden, terwijl 30 procent daadwerkelijk die films bezocht. Wat een discrepantie.’
Niels (rechts op de foto) in het kort 1984 Geboren te Amsterdam
Wel goed nieuws voor jullie plan.
Niels: ‘Ja dat zeker. Met dit resultaat konden we laten zien dat er iets te winnen viel voor alle partijen. Kijk, het was niet de bedoeling van zo’n pas om korting weg te gaan geven; het is geen bonuskaart. Cineville moest meer mensen naar de bioscoop gaan trekken.’ Thomas: ‘Vanaf dat punt was het: vergaderen, vergaderen, vergaderen. Met de bioscopen en met ons eigen team. De bioscopen moesten we op één lijn zien te krijgen. Er moest een nieuw ticketsysteem ontwikkeld worden. Er moest instemming worden bereikt over de investeringen. Dat werd tweeënhalf ton van de filmtheaters gezamenlijk.’ Niels: ‘We werkten ons drie slagen in de rondte. En ons kantoor was de keuken van mijn moeder. Later een kamertje in De Balie.’ Thomas: ‘Weet je nog die presentatie van de merknaam aan de bioscopen, Niels?’ Niels, lachend: ‘In dat antikraakpand, in de Bachstraat. En het licht deed het niet, toen moest iemand op het laatste moment naar de Hema om lampjes te kopen.’ Thomas: ‘Op de dag van de lancering [19 februari 2008, red.] fietsten we van hot naar her om die passen rond te brengen.’ Niels: ‘En alle passen met een drie in de code deden het niet, moesten we die handmatig eruit gaan vissen.’ Thomas: ‘We hadden een mobieltje gekocht voor noodgevallen, waar bioscoopmedewerkers ons op konden bereiken.’ Niels: ‘Die ging non-stop af.’
Babel
Was er nog wel tijd om te studeren? Niels: ‘Nee, ik heb mijn studie een halfjaar stopgezet.’ En dan ineens: ‘En dat is wat er zo verkeerd is aan die langstudeerdersboete. Wij konden zes à zeven maanden aan een gedegen plan van vijftig pagina’s werken en Cineville uit de grond stampen. Zonder die mogelijkheid was Cineville er niet geweest. Het kostte zo veel tijd, maar moet je nu eens kijken.’
Een jaar na de lancering had Cineville 3800 pashouders, twee keer zoveel als verwacht. Uit een onderzoek bleek dat het filmhuisbezoek in Amsterdam met ruim tien procent was gestegen, aanzienlijk meer dan de landelijke trend. Ook opvallend: onbekende films kwamen hoog in de filmlijsten terecht. Niels en Thomas hebben er een mooi woord voor: het ambassadeurseffect. Niels: ‘Mensen nemen met hun Cinevillepas meer risico in hun filmkeuzes; ze betalen toch een vast bedrag. Zo trekken ook fantastische maar onbekende films bezoekers. Mond-tot-mondreclame doet de rest. Filmhuizen zijn daardoor avontuurlijker gaan programmeren. Een fantastisch effect.’ Thomas: ‘Je hoort mensen nu spreken over een “Cinevillefilm” in plaats van een “arthousefilm”. Niels: ‘Vreselijk woord, “arthousefilm”. Net
Oktober 2012
zoiets als “kunstfilm”, brrr. Dekt totaal de lading niet, maakt onnodig oubollig. Een goede illustratie voor wat er mis ging voordat Cineville bestond.’
Nu hebben jullie acht mensen in dienst en een groep van vijftien vrijwillige websiteredacteuren. Zijn jullie ondernemers of idealisten? Thomas: ‘Beide. Inmiddels zijn we echte ondernemers. We werkten allebei vanaf ons achttiende al bij Kriterion, daar was altijd de vraag: hoe kan dit beter? En tijdens het opzetten van Cineville moesten we onszelf constant bewijzen, laten zien wat we waard zijn – en hard werken.’ Niels: ‘Cineville heeft zichzelf terugverdiend. Inmiddels verdienen wij er ook aan. De bioscopen vergoeden de onkosten, geld krijgen we van onze adverteerders.’ Thomas: ‘In het begin raakten we nog in paniek van elke probleemmail. Nu zijn we veel zelfverzekerder.’ Niels: ‘En die constante behoefte om te vernieuwen, dat gaat ook diep. We willen nog verder uitbreiden, landelijk, Europees als het lukt.’ Thomas: ‘Wij komen nu los van het bedrijf, Cineville heeft een stevig fundament.’ Niels: ‘Ik zat drie weken in Azië, Thomas in Barcelona, maar het bedrijf draait gewoon door.’
Studie 2003 – 2011 Bachelor Wijsbegeerte (UvA) Bachelor Rechten (UvA) 2006 – 2007 Uitwisseling Humboldt Universität Berlijn, Wijsbegeerte 2012 Master International Public Law (UvA) Werk 2002 – 2006 Filmprogrammeur en festival directeur bij Kriterion 2007 – 2008 Filmprogrammeur bij Studio/K 2008 – heden Cineville Thomas in het kort 1986 Geboren te Amsterdam Studie 2007 Propedeuse Geschiedenis, minor Kunstgeschiedenis (UvA) 2008 – 2012 Bachelor Economie en Bedrijfskunde (UvA) 2012 Master Business Studies (UvA) Werk 2006 – 2010 Filmprogrammeur en bestuurslid bij Kriterion 2007 – 2009 Penningmeester bij Young Urban Achievers (mede-oprichter Kriterion in Sarajevo) 2008 – heden Cineville
13
reportage Marije Roos (1989), studeert klassiek zang (Conservatorium van Utrecht) en Algemene Cultuurwetenschappen (UvA), beide studies af te ronden binnen vijf jaar.
Hart in de muziek, neus in de boeken
Natuurlijk zijn studenten die het conservatorium met een universitaire opleiding combineren ambitieus en breed geïnteresseerd, maar daarnaast ‘zijn het vooral mensen die goed kunnen plannen’, vertelt Marije. Het scheelt dat ze zelf klassiek zang studeert – ‘Je kunt niet veel meer dan twee uur per dag zingen, anders gaat je stem eraan.’ Zo blijft er meer tijd over voor haar studie Algemene Cultuurwetenschappen (ACW). Het is voor Marije de perfecte combinatie: naast zelf muziek te maken kan ze bij ACW onderzoeken wat muziek teweeg brengt bij mensen en in de cultuur. Toch heeft ze haar prioriteiten duidelijk op een rij: ‘Ik heb voor mezelf een regel, de universiteit mag nooit ten koste gaan van het zingen. Als de keuze bestaat tussen studeren en het schrijven van een paper, dan ga ik eerst zingen. Mocht er een deadline zijn, dan moet dat maar ’s nachts gebeuren.’ Grootste verschil tussen de opleidingsinstellingen volgens Marije: ‘Op de UvA ben je anoniem, je bent er alleen om kennis te vergaren. Ik vind dat heerlijk! Op het conservatorium kom je op elke hoek een bekende tegen, om repetities mee te plannen of andere afspraken te maken. Iedereen kent elkaar.’ Een tweede verschil is dat ze op het conservatorium minder snel vertelt over haar studie aan de UvA dan andersom. Ze wil uitstralen zich in te zetten voor zang en een goede indruk maken om door anderen getipt te worden. Haar studie ACW zou de indruk kunnen wekken dat Marije zich niet volledig inzet. Toch ziet ze juist ook een positieve zijde aan de studiecombinatie: als je beide studies doet is dat een teken van inzet en doorzettingsvermogen, wat best nog eens van pas kan komen bij audities.
Zes uur musiceren, zes uur studeren: dagen van studenten die het conservatorium met een universitaire studie combineren zitten op z’n zachtst gezegd vol. Waarom hebben ze deze keuze gemaakt, hoe maken ze samenspel mogelijk en hoe ervaren ze de twee verschillende werelden? Tekst /// Rebecca Sier Beeld /// Roos Aalvanger
Mascha van Nieuwkerk (1990), volgt de bachelors Cello (Conservatorium van Amsterdam) en Geschiedenis (UvA), af te ronden in vier en een half jaar.
Bij het foto’s maken meert een bootje aan, van waaruit klassieke muziek opklinkt. Celliste Mascha speelt mee, als was het niet meer dan vanzelfsprekend. Natuurlijk, want ze vertelde even eerder graag te improviseren. Zo gebruikt ze het vrije karakter van popmuziek, zonder daarbij haar klassieke scholing te verliezen. Niet alleen de grenzen tussen muziekgenres worden overschreden, ook de combinatie met haar bacheloropleiding Geschiedenis vind je terug in Mascha’s eclectische projecten. Neem FUSE, een door Mascha opgericht strijkersensemble met de ambitie de kloof tussen pop en klassiek te vullen – een kloof die ze bestudeert in haar geschiedkundig onderzoek. Het resultaat: een klassieke door Mascha gecomponeerde inleiding wordt na een kleine twee minuten gevolgd door de inzet van een drummer, om uit te monden in een rijk gearrangeerde versie van een nummer van The King of Pop, Michael Jacksons ‘Smooth Criminal’. Er was voor Mascha geen andere optie dan de twee studies te combineren – zonder Geschiedenis had ze haar cello misschien wel in de wilgen gehangen. Zonder die intellectuele kant zou de cello alles zijn wat ze heeft – een beklemmende gedachte, vindt ze: ‘Alsof je trouwt en geen vrienden meer hebt, dan stel je extra hoge eisen aan het huwelijk.’ Een huwelijk met haar cello is tot daaraan toe, naast dat huwelijk moet er ruimte zijn om verder te kijken, vertelt ze, wat ook het huwelijk op zichzelf sterker maken zal. Ze ziet verschillen tussen combinatiestudenten zoals zijzelf en de studenten die het bij één discipline houden. ‘Mensen die aan topsport doen of op hoog niveau musiceren hebben meer te bieden, een drive waar je ver mee komen kunt. Je moet zelf die noten leren, zelf de motoriek onder de knie zien te krijgen. Je zit zes uur op een dag alleen, een werkhouding waarin discipline en geduld centraal staan – heel bruikbaar voor het studeren aan een universiteit.’ Mascha’s dagen: twee uur studeren (conservatoriumjargon voor ‘musiceren’), les op het conservatorium, nog eens twee uur studeren, les op de UvA en ’s avonds artikelen schrijven. Hoe krijgt ze het voor elkaar zich naast het intensieve musiceren voor Geschiedenis in te zetten? Ze grijnst: ‘Zes uur studeren op een dag, dan heb je nog zes uur over!’
Andrea Voets (1989), is net afgestudeerd in Harp (Conservatorium van Amsterdam) en de bachelor Wijsbegeerte (UvA), afgerond in vier en een half jaar.
Het Belgische Brugge heeft ze ingewisseld voor Amsterdam om daar te beginnen aan een klassieke conservatoriumstudie. ‘Maar na één jaar werd ik gek – ik kon niet alleen met harp bezig zijn.’ Zo kwam het dat Andrea haar eerste stappen aan de UvA zette. De paar vakken Filosofie waar ze aanvankelijk mee
14
Babel
begon werden er geleidelijk aan meer. Al snel was er een propedeuse en ten slotte voltooide ze afgelopen zomer, een paar maanden na haar afstudeerconcert, de bachelor Wijsbegeerte. In een harpstudie gaat flink wat tijd zitten. Het streven is zes uur per dag te spelen, ‘Dan worden het er vijf, dat is wel goed.’ Andrea ziet hoe conservatoriumstudenten zich door het vele studeren kunnen verliezen in het musiceren: ‘Je kunt onuitputtelijk veel inspiratie halen uit een rijke bron van composities, wat voor musici veel voldoening geeft. Toch is er in het geval van de harp een beperkte hoeveelheid echt goed repertoire, wat voor mij genoeg reden is om verder te kijken.’ Verder kijken, dat betekent naast de bachelor Wijsbegeerte bijvoorbeeld een unieke samenwerking met een kalligrafist: op een scherm in de concertzaal verschijnen gekalligrafeerde teksten uit mythen onder de door Andrea bespeelde harp. En er zijn toekomstplannen: er zal een voorstelling komen waarin Andrea muziekfilosofische ideeën wil introduceren aan de hand van haar harp. Op de universiteit wordt over het algemeen positief gereageerd op Andrea’s conservatoriumstudie en projecten. Docenten zoeken bijvoorbeeld mee naar eventuele roosterproblemen. Het conservatorium komt duidelijk minder tegemoet. Naast scheve blikken over haar academische studie zijn er ook verwijten, waarbij een mindere dag op de harp toegeschreven wordt aan de studie Wijsbegeerte. Het onbegrip aan de kant van het conservatorium zit dwars. ‘Ik speel op goed niveau, godzijdank, daar kunnen ze me niet op afrekenen. Maar ik zal nooit de lieveling van een docent zijn.’ Voldoende reden in ieder geval om nu, na beide bachelors te hebben afgerond, verder te trekken. Met een aantal beurzen onder de arm gaat Andrea een conservatoriummaster in het buitenland volgen: het wordt Berlijn of Lyon. Een master Wijsbegeerte is voor nu niet aan de orde, de tijd is aangebroken om alsnog alleen maar met haar harp bezig te zijn.
Oktober 2012
15
FICTIE
Een weerzien Tekst /// Sietske van der Veen Beeld /// Guy Verbeek
S
eptember 1948. Het portiek van wat ooit een snoepwinkel was bood uitkomst als schuilplaats. Op de stoffige stenen schreef Leander haar naam met de punt van zijn schoen. Sarah. Het duurde lang dit keer voordat ze arriveerde – langer dan de man met de baret hem had voorgehouden. Hij had echter niet gelogen. Daar was ze, aan het begin van de straat, in het tegenlicht. Ze was het, onmiskenbaar. Hetzelfde, maar haar bewegingen leken trager, alsof ze in zes jaren tijd dubbel zo oud was geworden. Misschien had het ook iets te maken met dit klimaat – deze verdomde lome hitte, die als een verstikkende deken elke inwoner van dit land verhoedde daadkrachtig en vlot te zijn. Leander veegde het angstzweet weg met de rug van zijn hand. De druppeltjes hadden zich vermengd met het grijze zand dat hier opwaaide met elke zeldzame windvlaag. Een steek van heimwee naar zijn thuisland boorde zich in Leanders maagstreek – hij dwong zichzelf die te negeren. Sarah had zich ogenschijnlijk aangepast. Ondanks de warmte was haar jurk langer dan vroeger, en de felle kleuren die ze altijd droeg hadden plaatsgemaakt voor verbleekt rood – bijna roze. Ze had zich een schutkleur aangemeten die haar zo onopvallend mogelijk maakte tegen de huizen en winkels om haar heen. Waarom ze hier gestrand en gebleven was na haar redding, begreep Leander niet. Het was alsof ze het eerste stukje blauwe hemel als een thuis had beschouwd, nadat ze uit de verschrikkingen gekropen was. Wie zou haar hebben gered? Hij wist het niet. Hij kende geen verhalen, hij had alleen documenten. Vergeelde papieren met lang vervlogen plaatsnamen, met loze beloftes. Aan de taal van dit land kon hij geen touw vastknopen. Het had lang geduurd voordat hij haar gevonden had – vooral omdat er niet veel mensen waren die hem te hulp hadden willen schieten, met een tongval als de zijne. Hij trok zich terug in de schaduwen van de winkel, gluurde langs de lege schappen door het glas naar haar gestalte, die steeds dichterbij kwam. Zijn geoefend oog bemerkte een ander levend wezen in de buurt. Toen hij zich uitrekte om te kijken schoot een kat vlak voor hem langs de bouwval uit, weg de straat op. Het was een zwart-wit gevlekt beest met ongezonde plukken vacht en een half linkeroor. Leanders aanwezigheid was verraden voordat hij zichzelf kenbaar had gemaakt. Hoewel ze even schrok van zijn plotselinge voorkomen en drie meter van hem vandaan stilhield, vertelden haar ogen dat
16
ze wist dat hij zou komen. Hoe had hij in een stad als deze ook onopgemerkt willen blijven?
Voordat ze van hogerhand werden gescheiden en beiden vochten voor hun leven aan de andere kant van de linie, waren Sarah en Leander meer dan maa tjes geweest. Buurkinderen in een bergdorpje tussen twee ijskoude rivieren, die in hun vijfde levensjaar besloten later te trouwen. Dat huwelijk consumeerden ze op hun zestiende, nog voor het voltrokken was, in het hoge gras bij de waterput, en het bleef bij die ene keer. Sarah was altijd de robbedoes geweest – vingervlug, vol ideeën, nieuwsgierig en levenslustig. Zij bepaalde het spel. Hij moest eerst haar haren leren vlechten zoals haar moeder dat had gekund, voordat hij haar mocht kussen. Leander was de stille wijsheid, haar raadgever en schildknaap op oorlogspad. Ze keek tegen hem op, hoewel hij slechts een paar maanden eerder het levenslicht had gezien.
Zijn persoonlijkheid bevatte één ernstig gebrek: hij was gehoorzaam
Leanders persoonlijkheid bevatte één ernstig gebrek: hij was gehoorzaam. De eerste scheuren in hun verbond begonnen zich te vertonen toen hij zijn vader en diens idealen al te serieus ging nemen. Hij vervloekte zichzelf erom, nu. Hij haatte zichzelf omdat hij haar was gaan negeren, die zomer toen ook hun dorp bij de rest van het land leek te gaan horen. En hij zou zichzelf de avond van haar vertrek uit hun idylle nooit vergeven. De paar jaren onzekerheid over haar overleven waren niet genoeg om die enkele minuten goed te maken die het hem zouden hebben gekost om haar te waarschuwen. ‘Ik wilde je alleen maar vinden en dat alles weer goed zou zijn’, hoorde hij zichzelf zeggen. Dat was de waarheid. ‘Leander’, fluisterde ze terug met overslaande stem, ‘niets wordt meer zoals het had kunnen zijn.’ En voor wat dat waard was, volgde hij haar toen ze zich omdraaide. De zon stond al lager aan de hemel en kleurde haar zwarte haren paars. Babel
NS Publieksprijs – De Babel Schaduwprijs
Met te veel woorden Esther Verhoef heeft zich dit keer eens niet aan een thriller gewaagd: Tegenlicht is haar eerste roman. Het gaat over het leven van Vera Zagt, die op haar 38e haar traumatische jeugd moet leren verwerken. Hortend en stotend voert Verhoef de lezer door het verhaal: korte hoofdstukken volgen elkaar op, afwisselend geschreven vanuit het perspectief van dan weer de jonge, dan weer de volwassen Vera. Bij vlagen is het een ontroerend boek. Vera heeft een moeilijke jeugd gehad en er is haar veel onrecht aangedaan door haar gemene klasgenoten en haar strenge, weinig liefdevolle vader.
Maar die ontroering weet Verhoef door haar expliciete schrijfstijl niet lang vast te houden: alle gevoelens, alle gedachten en alle thema’s die het boek kent benoemt ze met te veel woorden. Zo trekt ze twee pagina’s uit om duidelijk te maken dat Vera’s huwelijk slechts een gewoonte is geworden, in plaats van een liefdevol samenzijn. Eerst schrijft ze: ‘Ik was er zo aan gewend om de vrouw van Lucien te zijn’, en enkele alinea’s later dikt ze dit nogmaals aan: ‘Zonder Lucien was ik alleen. Mijn hele bestaan leunde op deze man. Ik was afhankelijk geworden.’ De lezer hoeft zelf geen verbanden te leggen of ook maar iets in te vullen; de leeservaring is saai en weinig mee-
Dromen zonder bedrog
In onze jonge jaren was Simone van der Vlugt nog een historische jeugdboekenschrijfster. Ze nam ons mee met spannende verhalen als De guillotine, Bloedgeld en De amulet. Daarna waagde ze zich ook op het terrein van de literaire thrillers. Met succes, want in 2010 won Van der Vlugt de NS Publieksprijs met Op klaarlichte dag. Is haar nieuwe thriller In mijn dromen weer prijswaardig? Rosalie heeft geregeld angstaanjagende dromen. Bij wat nachtelijke illusies blijft het helaas niet: de dromen zijn voorspellend. Zo voorziet ze een vliegtuigongeluk en weet ze te ontsnappen aan de dood door een latere vlucht te boeken. Haar echtgenoot, die niet aan Rosalies angsten wil toegeven, stapt wel op het eerdere vliegtuig en verongelukt. Dan begint Rosalie over een aanslag door moslimextremisten in hartje Amsterdam te
De Mart-factor
Lance Armstrong is misschien wel de bekendste en meest intrigerende wielrenner ooit. De man die kanker overwon, sterker terugkwam dan ooit, zeven jaar lang heerste over de Tour de France en die nu al zijn gele truien dreigt te verliezen door hernieuwde inspanningen van het Amerikaanse dopingagentschap. Smeets sprak Armstrong voor het eerst in 1993, waarna een reeks van ontmoetingen volgde die aan de wieg van dit boek staan. Smeets adoreert Armstrong niet, maar vindt hem wel ‘een zeldzaam boeiende sportman’. Dat is het perfecte uitgangspunt om het karakter van de wielrenner breed uit te meten en zo te ontdekken wat de ‘Lance-factor’ is. Het beeld van Armstrong dat ontstaat tijdens het lezen is dat van een solist, gedreven door het
dromen. Wat moet ze doen met deze informatie zonder zelf betrokken te raken bij deze aanslag?
Een nominatie voor de NS Publieksprijs is toepasselijk: door het gemakkelijke taalgebruik en de korte alinea’s leest In mijn dromen als een trein. Jammer dat deze trein, met de opsomming van de gebeurtenissen, rechttoe rechtaan van A naar B rijdt. Onverwachte zijpaadjes worden nauwelijks genomen. Wel speelt Van der Vlugt met het vertellersperspectief door naast Rosalie ook een moslimextremist in zijn voorbereidingen aan het woord te laten. Dankzij gedetailleerd onderzoek van de schrijfster komt de gehele voorbereiding erg realistisch over. Een ademloze spanning blijft echter uit bij deze literaire thriller. Pas na driekwart van het boek is de prangende situatie van Rosalie te voelen, wat helaas al snel doorbroken
winnen. Hij is een controlfreak die zijn leven tot in de kleinste details onder controle heeft; van trainingsschema’s tot het bespelen van de pers. Wie meer wil weten over het dopingschandaal rond Armstrong komt bedrogen uit. Smeets houdt zich bewust op de vlakte, Armstrong zelf praat er niet over en de wielerwereld zwijgt. Of hij ‘het’ gedaan heeft, dat moeten anderen maar bewijzen, aldus Smeets.
De thematische indeling van De Lance-factor lijkt geforceerd; door de eindeloze aaneenschakeling van anekdotes raak je de lijn van het boek makkelijk kwijt. Uit de verhalen, overwegend uit het perspectief van Smeets, komt ook de ‘Mart-factor’ sterk naar voren. Smeets schrijft zoals hij praat, en als je van die stijl houdt zal je zeker geboeid door blijven lezen. Literair
slepend. Werd er maar iemand vermoord, dan viel er tenminste iets te speculeren. Esther Verhoef Tegenlicht Uitgeverij Anthos € 19,95
Beoordeling: Tekst /// Mina Etemad
wordt door de ontknoping.
In mijn dromen is dan misschien genomineerd vanwege het laagdrempelige verhaal, een echte prijswinnaar is het niet. Neem het boek maar mee naar bed, om vervolgens zelf lekker weg te dromen. Simone van der Vlugt In mijn dromen Uitgeverij Anthos € 19,95
Beoordeling: Tekst /// Jolijn Swager
werk hoeven we van hem niet te verwachten, maar onderhoudend is het wel. Smullen geblazen voor de Armstrongfan onder ons, en ook wielrenfanaten kunnen hun hart ophalen. De NS Publieksprijs kan echter beter aan een ander boek gegeven worden.
Mart Smeets De Lance-factor Uitgeverij Nieuw Amsterdam € 14,95
Beoordeling: Tekst /// Florentine Sterk
De bewonderde dood Waarom wordt Tonio toch zo bemind door het volk? Niet door de sexy auteur, niet door de energie die van de schrijfstijl afspringt en het wordt ook niet gevierd om zijn humor of originaliteit. Het zit ‘m in het meest gevreesde onderwerp: de dood. De onbekende, plotselinge, gruwelijke dood. De verhaallijn van Tonio behoort zo’n beetje tot de algemene kennis van de Nederlandse doorsneeintellectueel. Toch even een geheugensteuntje: de bekende Nederlandse schrijver A.F.Th. van der Heijden verliest zijn enige zoon van 21 aan een ongeluk op de Stadhouderskade. Ja, dat nare stukje oversteek van het bruggetje naast het Casino naar het Vondelpark. In het boek blikt Van der Heijden terug op het leven van zijn zoon, en vertelt hij openhartig over de hel van een kind
verliezen. Hij vindt hierin een fijne weg tussen terugblikken en het heden, tussen het leven, het ongeluk en de dood van zijn zoon. En dat allemaal in de mooie, intellectuele schrijfstijl van Van der Heijden. Hij gebruikt veel zeldzaam voorkomende woorden, wat naast interessant ook af en toe arrogant over doet komen.
Het boek is een requiemroman, en zo moet het ook gelezen worden. De eerste helft leest snel weg en blijft spannend ondanks dat je al weet wat er gaat komen: de dood. Na het overlijden kwam er, althans bij mij, wat sleur in het lezen. In de vele feitjes en gedetailleerde beschrijvingen, zoals alinea’s lang over verschillende huizen, verloor ik mijn aandacht,. Daarnaast is het hele boek een grote ode van vader aan zoon, wat op den duur
Standaardingrediënten
Glunderen. Nooit geweten hoe dat eruit ziet, als mensen dat doen. Nog zoiets: mensen die zich iets realiseren. Of elkaar veelbetekende blikken toewerpen. Geanimeerde gesprekken voeren. En sinds wanneer zijn mensen niet meer helemaal, maar slechts quasi-verontwaardigd, –geïnteresseerd of –verbaasd? Het zijn loze clichéformuleringen die op de een of andere manier in het standaardjargon van een bepaald soort schrijvers is beland. Zo’n schrijver is Suzanne Vermeer – pseudoniem voor de in 2011 overleden Paul Goeken. Op haast kinderachtige toon vertelt Vermeer het flinterdunne plot van de thriller Noorderlicht. Standaardingrediënten: zes mensen op een trektochtvakantie in Noorwegen. Alles goed en wel, totdat er twee dood onderaan een klif liggen. Goh, wie zou het hebben gedaan?
Dit gebeurt pas op tweederde van het boek. Daarvoor glunderen en realiseren de karikaturale personages zich wat af. De labiele Kim heeft zich voorgenomen eindelijk iets te ondernemen. Het wordt een trektocht in het hoge Noorden. Wie mogen er mee? Ernstige broer, Surinaamse geliefde en nog wat vrienden: de jolige barman, de carrièrevrouw en het geitenwollensokkenmeisje. Van ieder krijgen we een kijkje in het hoofd; op een haast lachwekkend hoog tempo wisselen de perspectieven zich af. De een heeft een broertje dat niet wil deugen en geld nodig heeft, de ander is bang en jaloers, een derde heeft suikerziekte en moet insulinepillen slikken. Alle problemen mogen mee op vakantie om daar de rol van moordmotief te vervullen. Ondertussen blijft ons geen onnozel detail bespaard: van de ins en outs
Twijfelachtige nominatie
Baxinelichtjes, leuk-leuk, ik ben daar gek – waar dan?, porno-Duits versus nazi-Duits, en de negatieve vraag. Enkele van de vele hedendaagse, herkenbare en vaak hilarische taalkwesties die Paulien Cornelisse beschrijft in haar bestseller En dan nog iets, het vervolg op het minstens zo populaire Taal is zeg maar echt mijn ding. Cornelisse weet als geen ander op een nonchalante, soms bijdehante manier opvallende en veelgehoorde uitspraken zonder pretenties te analyseren; ze signaleert bijzonder of populair taalgebruik, maar geeft er zelden een oordeel over. En dat maakt dat dit boek lekker wegleest. Het enige wat een beetje wringt, is dat het ergens toch vreemd is een verzamelboekje van luchtige columns over opvallende uitspraken en gezegdes – want dat is toch waar het in de kern
op neerkomt – te nomineren voor een literatuurprijs. Wanneer is iets literair te noemen? De Van Dale is er duidelijk over: literatuur is proza van een bepaald niveau. Zoals gezegd, Cornelisse heeft een heerlijk ’in twee rukken uit’ (want na zestig taalkwesties ben je het wel even – heel even – beu) -boekje geleverd, maar om het nou in een rijtje met eerdere literatuurprijsnominaties Bonita Avenue, In Europa en De vriendschap te zetten? Dit puntje van kritiek maakt dat het lastig is dit boek als winnaar te nomineren. Desalniettemin is het een heerlijk leesbaar boek, geschikt voor een breed publiek en daarom niet onterecht mateloos populair. Het is wachten op het vervolg… En dat komt ongetwijfeld, wanneer Cornelisse genoeg bijzondere en grappige uitingen heeft
vermoeiend wordt. Toch kunnen deze stukken door de grotere verhaallijn (ouder verliest kind) niet als langdradig worden weggezet door de morele lezer. Dat is het gevaar van requiemromans: je kunt er niets van afkraken. Het is al erg genoeg wat er is gebeurd. A.F.Th. van der Heijden Tonio Uitgeverij De Bezige Bij € 29,50
Winnaar Babel Schaduwprijs
Boordeling: Tekst /// Daan Borrel
van het Rotterdamse autoverkeer tot de inrichting van de kamers van de Noorse blokhutten; weten zullen we het, zelfs als er net twee moorden zijn gepleegd. Quasi-blij was ik, toen ik dit boek weg kon leggen. Suzanne Vermeer Noorderlicht A.W. Bruna Uitgevers € 10
Beoordeling: Tekst /// Francisca Wals
gehoord. Dus mocht je haar tegenkomen in de trein, let dan goed op je woorden, want voor je het weet lees je je eigen uitspraken terug in versie drie! Paulien Cornelisse En dan nog iets Uitgeverij Contact € 12,50
Beoordeling: Tekst /// Myrthe Geerts
Winnaar Babel Schaduwprijs
Cult Fiction
Zuipen voor de kunsten?
(19 98 )
Het bestaat.
Fes ten
Me tro p
olis (19 Mo 27 ) d The ern Gre Time at Dic s (19 tat 36) or (19 40 ) Cit ize nK ane (19 41 ) Re b a C el W aus itho e (1 ut 95 Dr. 5) Str ang elo ve (19 On 64 c ) e Tim Up e In on The A We st ( On 19 e 68 The Flew ) Cu O cko ver o’s Ne st ( 19 75 ) Tax iD rive r (1 97 Th 6) eD ee rH un ter (19 78 )
Achtergrond
In tijden van kunstbezuinigingen ontstaat er behalve kaalslag ook iets nieuws. Het idealistische kunstenaarsbiertje Halbe biedt een alternatieve kijk op het veranderende culturele landschap. Luiden twee jonge kunstenaars een nieuw artistiek tijdperk in? Tekst /// Inger van der Ree Beeld /// Roos Aalvanger
The Deer Hunter E
Iedereen kent de titels, maar wie heeft ze gezien? Elke maand bespreekt Babel een filmklassieker. Wat maakt ze de moeite waard? Deze maand de eerste grote Vietnamfilm na die oorlog, The Deer Hunter. Tekst /// Thomas Huisman
en film maken over een verloren oorlog is een riskant project. Zeker als je aan de film begint terwijl die oorlog nog niet helemaal afgelopen is, laat staan verwerkt. Toch is dat wat producer Michael Deeley en regisseur Michael Cimino deden met The Deer Hunter. Zij hadden een oorspronkelijk script over Russische roulettespelers in Las Vegas omgevormd tot een verhaal over drie vrienden die naar Vietnam gezonden worden en aldaar met het ‘spel’ worden geconfronteerd.
Het was heel verleidelijk om het overweldigende Apocalypse Now als Vietnamfilm te bespreken in deze rubriek. Uiteindelijk viel toch de keuze toch op The
Deer Hunter, omdat het de eerste film na de oorlog was en tevens een atypische film over het conflict. Het verhaal volgt drie vrienden van Russische oorsprong uit een staalwerkersplaatsje in de V.S. De film is opgesplitst in drie delen, en eerst maken we kennis met de drie vrienden tijdens een bruiloft. Er wordt uitgebreid de tijd genomen om de karakters goed te leren kennen, je voelt je bijna onderdeel van de groep vrienden. In het tweede deel zijn ze in Vietnam in krijgsgevangenschap beland, waarna het derde deel de moeilijke terugkomst toont. Voor grootse actiescènes zit je bij deze film verkeerd. De kracht zit hem in de psychologische gevolgen van de hel van de oorlog op de hoofdpersonen. Het derde deel, dat voornamelijk door de weer voortreffelijke Robert de Niro gedragen wordt, is dan ook het sterkste deel. The Deer Hunter velt niet echt een oordeel over de Amerikaanse aanwezigheid in Vietnam, ook al zitten er enkele kritische en wrange noten in. Het is meer een anti-oorlogsfilm waarbij Vietnam slechts als achtergrond dient. De beruchte
20
D
Russische roulettescènes worden als parabel gebruikt voor de verschrikkingen en de hel die je in een oorlog tegenkomt. Alle drie de hoofdrolspelers – naast De Niro Christopher Walken en de ondergewaardeerde John Savage – weten hun trauma overtuigend neer te zetten. Misschien wel het meest ontroerend is de scène waar Walken in een ziekenhuis in Saigon een vraag over zijn ouders niet meer kan beantwoorden. De films zit vol met dit soort emotioneel beladen scènes waar achter de blik een zee aan psychologische problemen zit waar de karakters niet mee om kunnen gaan. The Deer Hunter betekende ook de doorbraak van Meryl Streep. Zij was door De Niro voorgedragen nadat hij haar in een toneelstuk had gezien. Wrang detail is dat het de laatste film was van John Cazale, destijds de partner van Streep. Hij was al ongeneeslijk ziek toen het filmen begon, en stierf kort na de laatste draaidagen.
De film is een goed voorbeeld van de nieuwe, realistische aanpak van films maken die in de jaren 70 opkwam. De Niro, inmiddels een grote ster, mengde zich ter voorbereiding onder staalwerkers in een industriestadje, waar niemand hem herkende. De hoofdrolspelers kregen allen een volledige set identiteitsbewijzen en andere persoonlijke spullen zoals een bewerkte kinderfoto waar ze zelf opstaan, om nog meer in de rol te komen. Christopher Walken had zichzelf zelfs op een dieet van bananen en rijst gezet om een hol en uitgeput gezicht te krijgen. Bovendien is de hele film op locatie opgenomen, dus niet in een studioset. De stamkroeg in het plaatsje is speciaal voor de film gebouwd. Dit was blijkbaar zo goed gelukt dat de kroeg na de film daadwerkelijk in gebruik is genomen door staalwerkers. Met The Deer Hunter werd de status van Robert de Niro nog eens bevestigd. De film brak ook het ijs voor het maken van andere films over de Vietnamoorlog, alhoewel de grote golf ‘Namfilms’ pas eind jaren 80 kwam. Ook buiten de filmwereld had The Deer Hunter grote invloed. Het zien van de film inspireerde veteraan Jan Scruggs om zich in te zetten voor een monument voor de soldaten van de Vietnamoorlog, een missie die uiteindelijk vier jaar later slaagde. Enige kritische noot op de film is de nogal stereotype weergave van de Noord-Vietnamese soldaten, waarschijnlijk meer uit onwetendheid dan met opzet. The Deer Hunter heeft iets heel groots en indrukwekkends, terwijl de film toch heel persoonlijk blijft. In de woorden van Quentin Tarantino: een intiem epos.
Babel
e geur van zoete honing verleidt. Toch laat dit drankje een licht bittere nasmaak achter. Een biertje gebrouwen door en voor kunstenaars, in tijden van kunstbezuinigingen, is namelijk meer dan een goudgele rakker die gemakkelijk wegdrinkt. ‘Er was inmiddels genoeg geklaagd en het was tijd voor iets effectiefs. Een concept dat het gevoel van machteloosheid bij de mensen een beetje weg kon nemen’, aldus Henriëtte Waal. Zij is een ontwerpster die jarenlange brouwervaring heeft. Hij, Teun Castelein, een conceptueel kunstenaar die onder andere ijs van de Noordpool haalde en als collectors item verkocht. Samen zijn ze de bedenkers van Halbe bier: een laagdrempelig antwoord op de culturele kaalslag die het afgelopen jaar plaatsvond.
Ein Halbe
Toen Castelein in Berlijn iemand ein Halbe hoorde bestellen, was de naam gevonden. Ook kennen we de naam ‘Halbe’ natuurlijk van Halbe Zijlstra. Al geven de kunstenaars wel aan dat de naam van het bier geen sneer is naar de demissionair staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap. Ze zijn het niet eens met de vercommercialisering die in de kunstwereld plaatsvindt; kunst moet namelijk niet alleen beoordeeld worden op hoe goed het verkoopt. Daarentegen vinden Teun en Henriëtte dat het voor creatieve geesten belangrijk is om zichzelf als kunstenaar steeds opnieuw uit te vinden. Kunstenaars kunnen namelijk vastgeroest zitten in een subsidiestelsel, terwijl een kunstenaar bij uitstek degene is die zich te allen tijden zou moeten kunnen redden met zijn creativiteit, volgens Henriëtte Waal.
Bier is heel geschikt om een verhaal mee te vertellen Het Halbe bier is kunst voor de kunst. Het is een kunstproject, en dus meer dan alleen bier om de kunsten te financieren. Beide bedenkers zien bier dan ook als kunst. Henriëtte: ‘Bier is, juist omdat iedereen het drinkt, heel geschikt om een verhaal mee te vertellen.’ Bij alle facetten van het Halbe bier zijn kunstenaars betrokken. Het biertje wordt gebrouwen door Henriëtte, en de eerste reeks glazen zijn ontworpen door de kunstenaar Dadara. Tekenaar Floor heeft een verschillende T-shirts met Halbe illustraties ontworpen. Het is de bedoeling dat van elk Halbe biertje dat verkocht wordt er één euro rechtstreeks naar kunstenaars gaat. Op de crowdfundingsite www.voordekunst.nl zal Halbe binnenkort een eigen categorie krijgen waar Halbe drinkers de geselecteerde kunstprojecten kunnen bekijken en hun stem uit kunnen brengen op hun favoriete kunstwerk. Uiteindelijk is het de bedoeling dat er uit Halbe een vast loket voor kunstsubsidie voortvloeit.
Aangezien de bedenkers het Halbe bier nadrukkelijk presenteren als een kunstproduct, hijgt ook de vraag in Halbes nek of zij zelf graag subsidie ontvangt. Het antwoord op die vraag is nee. Allereerst omdat ze aanschoppen tegen het subsidiestelsel en daarnaast omdat ze vinden dat investeerders veel
Oktober 2012
beter bij het idealisme van het biertje passen. Het bedenken van het kunstproject Halbe bier illustreert voor Teun en Henriëtte hoe een kunstenaar zelfvoorzienend om kan gaan met het veranderende culturele landschap.
Bitter
Toch smaakt het Halbe biertje best een beetje bitter. De eerste slok van dit blond bier is aangenaam zoet maar wordt al snel gevolgd door een bittere afdronk. ‘Omdat het begon als protestbier, en een soort strijdwapen omdat de aanval op de kunsten onverbiddelijk was, hoeft het niet zo makkelijk weg te drinken’, licht Henriëtte toe. Verder is een Halbe een blond speciaal biertje, niet te zwaar en gedurende het hele jaar goed te drinken. Het bier werd in eerste instantie alleen verkocht in een zwarte aardewerken halveliterkruik. Het eerste glas werd ontworpen door Dadara, maar dit bleek meer geschikt als Halbe collectorsitem dan als reguliere kroegpul. DeJongeKalff ontwierp de tweede variant van het Halbe glas, waarbij twee glazen aan de onderkant aan elkaar werden bevestigd zodat een ‘half’ glas gevuld wordt. Onlangs hebben Teun en Henriëtte besloten ook een HalbeHalbe op de markt te brengen: dit biertje moet gebruiksvriendelijker worden voor cafés. Het glas hiervoor wordt ontworpen worden door Jurgen Bey. Dit speciaal biertje is door de kleinere hoeveelheid ook goed te drinken voor aanvang van een theatervoorstelling. Momenteel is het biertje al te bestellen op een aantal culturele plekken in onze hoofdstad, waaronder De Balie, Mediamatic, W139 en Struik.
Bier drinken en tegelijkertijd de kunsten financieren, zoiets klinkt bijna te mooi om waar te zijn. Halbe is een biertje dat goed in de hedendaagse Zeitgeist van zelfvoorzienende kunst past. Er gloort goudgele hoop aan de culturele horizon. Proost!
21
Caroline
ode aan Frank van Free
Zendingsdrang
‘Laat mij maar even’, zei ze, terwijl ze voorover boog. Dit was het moment waarop haar gele lycralegging plaatsmaakte voor een niet te missen bilspleet. Met de gewichtjes die ze uit mijn handen had gegrist deed ze ‘een serie van drie-keer-tien-met-rechte-schouders’, zoals ze hijgend uitlegde. Wie was dit? Ik zocht naar een verklarend woord op de rug van haar eveneens strakke gele shirtje. Een overijverige fitnessinstructrice? Een personal trainer die mij verwarde met haar afspraak van half twee? Of had een fanatieke baliemedewerkster zojuist plaatsgenomen tussen mijn benen?
Om een ‘Zo meid, en nu jij’ te vermijden, schoof ik geruisloos van het bankje om me naar de kleedkamers te haasten. Het zou niet de eerste keer zijn dat ik slachtoffer werd van een ongevraagde privé-les van twintig minuten door een medesportschoolbezoeker. De dagen dat er geen aanmoedigingskreten klinken terwijl ik mij door een serie kniebuigingen heen worstel, kan ik mij intussen niet meer heugen. Zelfs vijftigers met hoog opgetrokken sportsokken en bijdehante brugklassers voelen zich geroepen om aan mijn loopband te komen staan met aanwijzingen.
Niet voor grijze haren Opera staat bij veel mensen bekend als een stoffige kunstvorm. Maar niets is minder waar, volgens FGw-decaan Frank van Vree (1954). Hij brengt deze maand een ode aan de artistiek directeur van de Nederlandse Opera: de allesbehalve stoffige Pierre Audi. Tekst /// Minthe Lok Beeld /// Thomas Huisman
‘I
k weet niet of ik heel veel over hem kan vertellen’, lacht Van Vree wanneer ik zijn kamer in het Bungehuis binnenstap. Eerlijk geeft hij toe dat hij wel even na heeft moeten denken aan wie of wat hij een ode zou willen brengen toen ik hem vroeg of hij geïnterviewd wilde worden. Voor Van Vree staat de bewondering voor een bepaalde kunstuiting centraal in verschillende fasen van zijn leven. ‘De ene periode lees ik keer op keer een bepaald boek, de andere periode een vind ik een bepaald muziekgenre erg mooi. Er zijn werken die mij gevormd hebben, die ik in mijn leven altijd weer tegenkom en die permanent een grote bewondering bij me afdwingen. Zo ook de opera’s die onder leiding van Pierre Audi gemaakt worden: hij is al sinds 1988 bij de Nederlandse Opera aangesloten, maar hij blijft met zijn vernieuwende werken constant in het succes dat hij keer op keer heeft. Hij blaast werken die al decennia niet zijn opgevoerd nieuw leven in.’
Toen Van Vree na zijn studententijd in Amsterdam ging wonen, nam een vriend hem voor het eerst mee naar de opera. ‘Mijn liefde hiervoor werd toen geboren. Ik heb al jaren een abonnement en ben er zes tot acht keer per jaar te vinden, vaak met gezelschap. Zelf vind ik het leuk mensen mee te nemen die voor het eerst naar de opera gaan, ze er kennis mee te laten maken. Ook mijn twee kinderen (18 en 22) neem ik minstens één keer per jaar mee. De oudste is DJ en maakt zelf elektronische muziek, en toch gaat hij graag met me
mee. Audi heeft er in mijn geval aan bijgedragen dat de opera toegankelijker is geworden voor het jongere publiek.’
Volgens Van Vree mag Amsterdam in zijn handjes knijpen dat de wereldberoemde Libanees zich nog steeds bij de Nederlandse Opera aansluit. ‘De manier waarop Audi de saaie, lange opera’s nieuw leven inblaast is erg bijzonder. Hij heeft bijvoorbeeld op een geweldige manier de Monteverdi-opera’s een nieuwe inhoud gegeven. Door moderne technieken te gebruiken houdt hij het publiek geboeid. Ook krijgt opera een heel ander karakter door de spectaculaire effecten die Audi gebruikt. Hij speelt letterlijk en figuurlijk met vuur; je moet het visueel aantrekkelijk maken voor het publiek, maar ook niet te veel afwijken van de oorspronkelijke inhoud. Bij hem pakt dit goed uit en dat bewonder ik.’
Het is voor een leek in de operawereld misschien niet voor te stellen, maar Van Vree vindt het echt jammer als een stuk na zes uur afgelopen is. ‘Ik kom tijdens de voorstelling in een soort roes, waar ik onwijs veel energie van krijg. Thuis ga je natuurlijk nooit zes uur naar opera luisteren maar als je in de zaal zit beleef je alles heel intens. Audi zorgt ervoor dat je de volle ruimte krijgt om te genieten van alles om je heen. Ik kan dagen teren op de energie die ik van een opera krijg.’
Volgens Van Vree is er een reden dat niet veel studenten in het publiek zitten tijdens een operavoorstelling. ‘Mensen maken zich dan wel zorgen dat minder jongeren zich voor kunst interesseren, maar ik denk dat opera een kunstvorm is waar men pas op latere leeftijd interesse in krijgt. Al vind ik het heel leuk wanneer ik weer eens zo’n CKV-klas in het publiek zie zitten, hoor. Ten onrechte wordt de opera geassocieerd met oude bessen en grijze haren. De drempel die je over moet is bij opera wel groter dan bij andere muziekstijlen en -vormen. Dat ligt denk ik aan het feit dat opera niet zo nauw aansluit bij het dagelijkse leven, zoals televisie en film dat wel doen. De bijdrage van Audi is dat hij met zijn verrassend moderne en artistieke werk meer mensen aanjaagt om naar de opera te gaan. En dat vind ik nou mooi.’
Babel
Goed bedoeld, dacht ik in het begin nog – beleefd luisterend naar de wijze raad. Maar na de vierde ‘mag ik jou een tip geven?’ was er van mijn geduld vrij weinig meer over. Negeren behoort echter niet tot de opties bij de bemoeizuchtige sporter met zendingsdrang. Verwacht wordt dat het ongevraagde advies navolging krijgt, en wel meteen. Niet voor niets hebben fitness-Jehova’s zich jaren verdiept in de kunst van het trainen der triceps. En natuurlijk niet slechts uit eigenbelang. Ze voelen de onbedwingbare behoefte deze kennis te verspreiden onder onwetenden met deerniswekkende puddingarmen.
Voor het alziend oog van de sportieve zendeling, die droomt van een wereld vol correct uitgevoerde ‘series-van-drie-keer-tien-met-rechte-schouders’, is niemand veilig.
Binnen de muren van de sportschool dan, dacht ik, opgelucht rondjes rennend door het Vondelpark. Hier zou ik ze vast niet tegenkomen. Geen hardloper die er over peinst je tot stilstand te dwingen voor het doorspreken van je loophouding, conditie of sportschoenen. Hoewel.. Tijdens mijn laatste rondje zag ik vanuit mijn ooghoek een elastisch gele verschijning naderen. Beangstigend snel kwam het dichterbij. De kans op het treffen van tricepsdiscipelen buiten hun sportschooldomein mag dan vrijwel nihil zijn, toch heb ik die middag voor alle zekerheid geprobeerd mijn sprintrecord te verbreken. Tekst /// Caroline van Keeken Beeld /// Thomas Huisman
Babel Selecteert
Een plek om vreemd te gaan Er zijn genoeg bars in Amsterdam, voor ieder wat wils. Door het overdonderende aantal cafés kun je je afvragen wat nou dé vereiste is voor het verdienen van een recensie. Een goed antwoord hierop lijkt mij originaliteit. Bar Oldenhof slaagt met vlag en wimpel als het op dit criterium aankomt: volledig in jaren twintigstijl, perfect uitgewerkt in alle aspecten en details. Ik besluit op een woensdagavond met mijn collega-hoofdredactrice een drankje te gaan drinken in deze unieke bar. Terwijl we met een goedkeurende blik de gevel bekijken, komt de ober ons welkom heten in de deuropening. Wij staan nu al perplex. Eenmaal binnen nemen we met open mond aandachtig het chique interieur in ons op. Donkerrode fauteuils staan op dikke Perzische tapijten tegenover een goudglanzende divan. Voor het raam hangen zware gordijnen, aan het plafond prijkt een grote kristallen kroonluchter en aan de muur zien we groene art deco lampjes, zwartwitfoto’s en een machtig gewei. Even begeven we ons in Woody Allens Midnight in Paris. Het is niet druk, en daarom mogen we plaats nemen op de okergele, fluwelen sofa, die ondanks zijn eerste zachte indruk wel wat houterig zit. De ober komt ons een uitgebreide drankkaart brengen, en we besluiten dat deze bijzondere plek een bijzonder drankje verdient: een cocktail. Wat aan de dure
kant (€ 10), maar dan smaakt je ‘negroni’ wel naar een vleugje exceptionele dure Coco Chanel lippenstift. Verder staan er bijzondere bieren, zoals Tasty Lady en Indian Pale Ale, champagnes en vele whisky’s op de kaart. Ook kun je uit de vitrine bij de bar een sigaar uitkiezen: ‘Van Amsterdamse jongens tot dikke Cubanen’, die je boven kunt wegroken. Uit de boxen klinkt de altsaxofoon van Charlie Parker, en het enige dat deze cooljazz ‘verstoort’ is de aardige ober die steeds even komt kijken of alles in orde is of een bakje nootjes komt brengen. Dit is een plek om even uit je normale wereld te verdwijnen, een plek om vreemd te gaan. Van je partner, of van de
dynamische eenentwintigste eeuw. Als we vertrekken, helpt de ober/perfecte gentlemen ons nog in onze jassen. Wauw.
Bar Oldenhof, Elandsgracht 84 Open: Di, wo, do, zo 18:00 t/m 01:00 uur, vr en za 18:00 t/m 03:00 uur, soms live jazz muziek Info: www.bar-oldenhof.com Prijs: € 10 voor een cocktail, € 4 voor een biertje
Beoordeling: Tekst /// Daan Borrel Beeld /// Roos Aalvanger
De koelkast van Shiko
Wie je bent is wat je eet en liefde gaat door de maag – wat er in je koelkast ligt is geen triviale zaak. Babel inspecteert elke maand de inhoud van de koelkast van een student. Deze maand de koelkast van Shiko Boxman (1982), student Geschiedenis. Tekst /// Quint Italianer Beeld /// Thomas Huisman
nashipear
‘Dit is de nashipear, een Aziatische vrucht, een kruising tussen een appel en een peer. Superlekker.’
bulgogi
‘Dit is een Koreaanse marinade voor vlees, genaamd bulgogi. Je doet het op dungesneden biefstuk. Heerlijk. Waar het naar smaakt? Bulgogi smaakt niet naar iets, iets smaakt naar bulgogi.’
kazen soju
‘Dit is de nationale alcoholische drank van Zuid-Korea. Het is twintig procent alcohol, je drinkt het in shotjes. Je kunt het ook mixen met bier, dan heet het somek. Je wordt er snel dronken van. Koreanen worden sowieso snel dronken, ze kunnen niet zo goed tegen alcohol.’
‘Ik hou van stinkkaas. Dit is roquefort, gorgonzola en camembert. Mijn koelkast stinkt hierdoor een beetje. Dat komt niet in Babel, hoop ik? Ik eet de Franse kazen op toastjes.’
kimchi
‘Dit is gefermenteerde kool, komt van de afhaal. Het is ingemaakt met knoflook, veel peper, zout en suiker. Kimchi is een basisgerecht van de Koreaanse keuken. Het is vrij spicy. Health Magazine heeft het ooit in de top vijf gezet van gezondste etenswaren van de wereld. Ik kom zelf uit Zuid-Korea; ik ben geadopteerd. Ik ben vier keer in Korea geweest, daar ben ik van Koreaans eten gaan houden. Misschien zit het in mijn genen. De Nederlandse keuken is zo saai.’
odeng
Canei
‘Dit is ook van de afhaal. Het zijn gesneden pannenkoekjes, met ehm… het ruikt naar vis. Kun je kopen bij een Koreaans-Japanse toko op het Gelderlandplein. Dit bakje ligt er al een week. Ik mag het wel weggooien binnenkort…’
‘Dit heeft iemand een keer meegenomen. Ik vind het echt goor. Die fles witte wijn heb ik ook maar gewoon liggen voor als er iemand langskomt die wit drinkt.’
24
Babel