Straatpraat Straattaal belicht vanuit drie verschillende perspectieven
J.N. Duurkoop 0426652 Taal- en Cultuurstudies, Universiteit Utrecht Eigen hoofdrichting: Taal- en Communicatie Onderzoeksproject Straattaal Onderzoeksgroep Variatielinguïstiek Begeleider dr. Jacomine Nortier 21- 04-2008 t/m 23- 06- 2008
Voorwoord Met dit document sluit ik mijn bachelorfase Taal- en Cultuurstudies af. Ik heb mij jaren mogen verdiepen in diverse soorten talen, taalontwikkeling, communicatieprocessen, psycholinguïstiek enzovoorts. Geen van de bestudeerde richtingen heeft mij echter zo weten te fascineren als de sociolinguïstiek. Nederland kenmerkt zich door een kleurrijke, bruisende en immer evoluerende samenleving. Deze variatie en dynamiek hebben zeker ook hun weerslag op het taalgedrag van de Nederlander: daar waar de maatschappelijke werkelijkheid voortdurend in beweging is, blijft ook de talige werkelijkheid veranderen. Het schrijven van een scriptie over deze intrigerende tak van wetenschap heb ik dan ook als een echte uitdaging ervaren! Mijn onderzoeksstage naar straattaal heeft mij geïnspireerd tot het schrijven van de beschouwing die nu voor u ligt. Graag bedank ik Jacomine Nortier voor haar heldere adviezen en begeleiding. Familie en vrienden: bedankt voor de interesse, aanmoediging en de afleiding. Met dit kennisproduct hoop ik natuurlijk een waardevolle bijdrage te kunnen leveren aan het variatielinguïstische onderzoeksveld, maar bovenal streef ik ernaar meer inzicht te verschaffen in één van de meest intrigerende taalvariëteiten die dit land rijk is. Lees en verwonder!
2
Inhoudsopgave Hoofdstuk
Blz.
1. Inleiding
6
2. Onderzoeksvraag en Operationalisering
7
2.1 Onderzoeksvraag
7
2.2 Operationalisering
7
2.3 Hypothese
8
3. Onderzoeksmethode
9
3.1 Kwalitatief onderzoek
9
3.2 Literatuuronderzoek
9
3.3 Semi-gestructureerd interview
10
3.4 Analyse opstellen
10
3.5 Fusie onderzoeksmethodes
11
4. Resultaten
12
4.1 Hoe definieer je het talige object?
12
4.2 Wat zijn de kenmerken van straattaal?
14
4.3 Wat zijn de motieven voor het gebruik van straattaal? 15 4.4 Wat zijn de kenmerken van de spreker?
18
4.5 Waar in het land wordt straattaal gesproken?
19
3
4.6 Straattaal (z)onder voorwaarden?
20
4.7 Hoe leer je straattaal?
21
4.8 Welke gebeurtenissen hebben de ontwikkeling van straattaal geïnitieerd? 21 4.9
Welke toekomst is er voor straattaal weggelegd?
23
4.10 In hoeverre kunnen sprekers nog overschakelen op Standaardnederlands? 25 4.11 Hoe wordt straattaal beoordeeld? 5. Discussie
25 29
5.1 Definitie
29
5.2 Kenmerken
30
5.3 Motief
31
5.4 Sprekerskenmerken
32
5.5 Waar
32
5.6 Voorwaarden
33
5.7 Verspreiding
34
5.8 Aanleiding
34
5.9 Toekomst
35
5.10 Omschakelen
35
5.11 Evaluatie consequenties
36
6. Conclusie
38
7. Nabespreking
39 4
7.1 Reflectie onderzoeksmethoden
39
7.2 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek
40
Bibliografie
43
5
1. Inleiding In dit eindwerkstuk doe ik verslag van mijn bevindingen betreffende de interpretatie van straattaal1 door verschillende actoren. Straattaal leeft, niet alleen onder diegenen die het spreken, maar ook onder diegenen die ermee geconfronteerd worden. De onderzoeksstage die ik bij het Meertens Instituut aan de taalvariëteit gewijd heb, drukte mij met de neus op de feiten wat betreft de discrepantie tussen de interpretatie van straattaal door sprekers en door niet-sprekers.2 De discussies over straattaal bleven niet beperkt tot de stageplek en onderzoeksomgeving: meer dan eens gaf het talige object in mijn sociale omgeving aanleiding tot geëmotioneerde betogen over de waarde en invloed van de taalvariëteit. Opvallend maar zeker niet onverwacht, slaagde men er tijdens deze geëngageerde gesprekken niet in om een eenduidige en heldere begripsomschrijving te formuleren. De kennis die ik heb vergaard tijdens mijn stage is dan ook zeer (kleur)rijk te noemen en fungeert hier derhalve als leidraad. De wijze waarop de onderzoekswereld, niet-sprekers en sprekers van straattaal, de (straat)talige werkelijkheid percipiëren, staat centraal in dit eindwerkstuk. Het dynamische en (ogenschijnlijk) ongrijpbare karakter van straattaal, heeft mij doen besluiten om de classificatie en beoordeling van straattaal vanuit een drietal perspectieven in kaart te brengen. Het kennisproduct dat ik met dit schrijven bewerkstellig, dient uiteindelijk een helder beeld te verschaffen van de wijze waarop verschillende onderzoekseenheden het fenomeen straattaal zien. De vormgeving van dit eindwerkstuk is enigszins onconventioneel: daar ik de actoren ‘aan het woord laat’ over hun interpretatie van straattaal, leek het mij toepasselijk om de bevindingen in een soort interviewvorm te presenteren. Het hoofdstuk resultaten kenmerkt zich zodoende door een 'vraag-antwoordstructuur'. De opbouw van dit eindwerkstuk zal derhalve ook enigszins afwijken van dat van het gangbare model. Dit heeft hoofdzakelijk te maken met het feit dat het theoretisch kader hier een direct onderdeel is van de kern. Daar waar de theoretische achtergrond normaliter een (aantal)hoofdstuk(ken) eerder wordt besproken, maakt deze nu deel uit van de resultaten. In het volgende hoofdstuk besteed ik aandacht aan de onderzoeksvraag en de operationalisering. Vervolgens licht ik in Hoofdstuk 3 de onderzoeksmethode toe en presenteer in Hoofdstuk 4 de resultaten. In Hoofdstuk 5 worden de bevindingen bediscussieerd, om vervolgens in Hoofdstuk 6 van een conclusie voorzien te worden. De reflectie op het onderzoek en de aanbevelingen voor vervolgonderzoek, treft u aan in hoofdstuk 7.
1
De naam die dit talige onderzoeksobject draagt is een punt van onderzoek. Om de leesbaarheid te bevorderen heb ik besloten de term zonder aanhalingstekens te verwerken. Met deze noot hoop ik het bewustzijn omtrent de onbepaaldheid van de naamgeving te stimuleren. Uit de resultaten zal blijken in hoeverre deze term gehandhaafd wordt. 2 Dit onderscheid zal vanuit verschillende perspectieven worden belicht in Hoofdstuk 2
6
2. Onderzoeksvraag en Operationalisering 2.1 Onderzoeksvraag Mijn onderzoek naar de interpretatie van het talige object straattaal moet uiteindelijk resulteren in een verhelderend samenvattend verslag waarin de volgende onderzoeksvraag wordt beantwoord: Hoe wordt het fenomeen straattaal geïnterpreteerd door de onderzoekswereld, niet-sprekers en sprekers?
2.2 Operationalisering Ter verduidelijking van de in de onderzoeksvraag toegepaste terminologie zal ik hieronder kort een aantal begrippen nader verklaren: Straattaal: Hier staat straattaal voor de mengtaal waarvan het gebruik is vastgesteld onder jongeren in steden. Deze mengtaal is onder andere onderhevig aan onder andere Marokkaanse, Surinaamse en Engelse/Amerikaanse invloeden (Cornips & De Rooij 2003/ Nortier 2002). Hierbij moet ik de kanttekening maken dat het niet ondenkbaar is dat ik in de loop van het onderzoek stuit op nieuwe kenmerken van dit talige object. Daarbij wil ik benadrukken dat deze scriptie gaat over een Nederlandse taalvariëteit: ik ben hoofdzakelijk geïnteresseerd in de straattaal zoals deze prevaleert in Nederland. Interpretatie: Onder 'interpretatie' versta ik in deze context de wijze waarop straattaal wordt gedefinieerd en beoordeeld. Ik hoop dat de beantwoording van deze onderzoeksvraag mij in staat stelt een beeld te schetsen van de attitude van de verschillende actoren ten opzichte van straattaal en daarbij inzicht geeft in de manier waarop het fenomeen gedefinieerd wordt (emisch perspectief). Onderzoekswereld: Deze onderzoekseenheid wordt gevormd door onderzoekers die zich hebben toegelegd op de Nederlandse taalkunde3. De personen die zich binnen dit onderzoeksveld hebben verdiept in de Nederlandse straattaal, maken doorgaans deel uit van socio -of variatielinguïstische onderzoeksgroepen. De onderzoekswereld is hier op te vatten als een informant die informatie geeft over 'personen en zaken buiten hem/haarzelf' (Baarda, De Goede & Teunissen 2001: 72). Niet-sprekers: Tieners die tussen de 14 en 19 jaar oud zijn en geen straattaal gebruiken. Bij deze straattaalstudie bestaat deze onderzoekseenheid uit vierdejaars gymnasiasten van het Stedelijk Gymnasium in Leiden. Deze leeftijdscategorie wordt onderzocht, daar straattaal hoofdzakelijk 3
Het begrip 'onderzoekseenheid' maakt deel uit van de terminologie die Baarda & De Goede in hun Basisboek Kwalitatief Onderzoek hanteren (Baarda, De Goede & Teunissen 2001). De onderzoekseenheden worden bij dit onderzoek gevormd door drie groepen individuen.
7
wordt beschouwd als jongerenvariëteit. Ook hier is er sprake van informanten die kennis en inzichten uitdragen over 'personen en zaken buiten henzelf' (Baarda, De Goede & Teunissen 2001: 72): Zij zetten uiteen wat hun kijk is op een taalvariëteit die zij zelf niet hanteren. Sprekers: De jongeren die gebruik maken van dat wat wij verstaan onder straattaal: zij erkennen het gebruik van een 'eigen (omgangs) taal' in bepaalde informele groepen (zelfevaluatie). Met het hanteren van deze term probeer ik overigens geen uitspraken te doen over de mate van gebruik: om van beheersing (actief en passief) van straattaal te kunnen spreken, is een eenduidige definitie van de term onontbeerlijk. Deze onderzoekseenheid bestaat uit (sleutel)informanten die 'goed ingevoerd zijn in de [...] situatie die ik wil onderzoeken, en mij een groot deel van de beoogde informatie kunnen verschaffen' (Baarde & De Goede 2001: 7172).
2.3 Hypothese Het formuleren van een hypothese is bij een exploratief onderzoek niet gebruikelijk. Hypotheses dienen gebaseerd te worden op theoretisch kader: een onderdeel dat als zodanig ontbreekt in deze scriptie, daar ik de bevindingen van literatuuronderzoek presenteer als onderzoeksresultaten. Door een hypothese te baseren op de inzichten van de onderzoekswereld, impliceer ik bovendien dat ik uitga van de visie van deze onderzoekseenheid, of anders gezegd: dan lijkt het alsof ik de publicaties die in het veld zijn verschenen als uitgangspunt neem. Dit is niet in lijn met mijn onderzoeksdoel: ik tracht een zo objectief mogelijke beschrijving van de interpretaties van iedere onderzoekseenheid te bewerkstelligen. Ik zou wel een aantal verwachtingen kunnen formuleren betreffende het antwoord op de onderzoeksvraag, maar die zijn hoe dan ook gebaseerd op wat ik zelf zoal denk. Ik heb besloten om van het formuleren van een hypothese af te zien, om de validiteit van mijn (onconventionele) onderzoek te waarborgen. Dit eindwerkstuk kan echter wel als hypothesevormend beschouwd worden.
8
3. Onderzoeksmethode Deze scriptie is descriptief te noemen, daar ik tracht te beschrijven hoe de onderzoekswereld, de niet-sprekers en de sprekers het talige object in kwestie beschouwen. Voor het verzamelen van data, heb ik gebruik gemaakt van verschillende kwalitatieve onderzoeksmethodes en bronnen. Men zou kunnen zeggen dat ik de actoren die centraal staan bij dit onderzoek, ieder op een andere manier heb bestudeerd. 3.1 Kwalitatief onderzoek Het onderzoek naar Nederlandse straattaal bevindt zich in een exploratieve fase. Naar de wijze waarop men straattaal interpreteert, is derhalve nog betrekkelijk weinig onderzoek gedaan. Dit besef heeft mij ertoe aangezet de kwalitatieve benadering te kiezen boven de kwantitatieve benadering. Een kwantitatief onderzoek is in dit stadium weinig relevant: voor het uitvoeren van statistische testen moet er aanzienlijk meer data voor handen zijn. Daarbij is er sprake van een relatief omvangrijke onderzoeksthematiek: ik houd mij immers bezig met het 'inventariseren' van opvattingen van meerdere onderzoekseenheden (Baarda, De Goede & Teunissen 2001: 17). Kwalitatief onderzoek is er op gericht om onderzoeksproblemen in of van situaties, gebeurtenissen en personen te beschrijven en te interpreteren. Tijdens dergelijke studies worden de kwaliteiten van een bepaald verschijnsel onder de loep genomen: men onderzoekt de aard, waarde en eigenschappen van een fenomeen. Kwalitatief onderzoek kenmerkt zich door de volgende onderzoeksmethoden: Participerende observatie, open interview en literatuuronderzoek (Baarda, De Goede & Teunissen 2001) De methodes die ik heb gehandhaafd ten einde de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, laten zich als volgt omschrijven: -
Literatuuronderzoek Semi-gestructureerd interview Analyse opstellen
Hieronder zal ik deze onderzoeksmethodes nader toelichten:
3.2 Literatuuronderzoek Een literatuuronderzoek leende zich mijns inziens heel goed, voor het in kaart brengen van de ideeën die men in de taalkundige onderzoekswereld over de Nederlandse straattaal koestert. Zoals een literatuuronderzoeker betaamt, heb ik mij verdiept in de theoretische inzichten over het onderzoeksobject, die reeds in de literatuur en andere publicaties aanwezig waren. Ik heb aanzienlijk veel tijd gestoken in het selecteren van relevante naslagwerken. Hiervoor heb ik onder andere gebruik gemaakt van de referenties uit andere onderzoeksverslagen, artikelen, verzamelwerken en het world wide web.4 Vervolgens heb ik de verzamelde data aan een systematische analyse onderworpen. Het analyseoverzicht dat ik vooraf had geconstrueerd aan de hand van een aantal opstellen over straattaal, bleek hierbij een waardevol instrument. Door
4
Zie ook bibliografie.
9
de literatuur te spiegelen aan de topics in dit analyseoverzicht, kon ik de informatie structureel categoriseren.5
3.3 Semi-gestructureerd interview Een semi-gestructureerd interview bleek uitermate geschikt om kennis te verwerven over de interpretatie van straattaal door de spreker. Deze onderzoeksmethode stelde mij namelijk in staat, gericht te vragen naar wat deze onderzoeksgroep vond, dacht, voelde enz. Een semi-gestructureerd interview heeft iets weg van een gesprek: de geïnterviewde heeft relatief veel ruimte om zijn/haar verhaal te doen omdat er geen sprake is van een strakke 'vraag-antwoorstructuur'. Joseph C. Hermanowicz zegt hier het volgende over: " The number one characteristic of a great interview, above and beyond all else, is that it is like a conversation. Great conversations, like great interviews, are rare, but when they happen [...] you've learned something beneath the surface of the person with whom you are talking" (Hermanowicz 2002: 482). Tijdens een dergelijk vraaggesprek krijgen de informanten de vrijheid om zelf topics aan te snijden, hetgeen tot nieuwe inzichten kan leiden. Het is van belang om bij het onderzoeksinterview duidelijk te maken dat de onderzoeker de waarheid niet in pacht heeft: ik ben enkel geïnteresseerd in wat de informanten mij kunnen leren over straattaal. Ik ben in het kader van mijn straattaalstudie het gesprek aangegaan met de Jamal King en Gino: twee straattaalsprekers afkomstig uit het Haagse Spoorwijk en lid van de Main Triad Crips.6 De (eerste) moedertalen van deze sprekers verschilden van elkaar: Jamal sprak Marokkaans-Arabisch, daar waar Gino van huis uit Antilliaans had geleerd. De communicatie verliep derhalve òf in het Nederlands òf door middel van straattaal. De koers van het interview heb ik mede laten bepalen door de informanten. De vragenlijst die ik van te voren had geconstrueerd fungeerde enkel als een leidraad: ik probeerde Jamal en Gino met het oog op het exploratieve karakter van het onderzoek zoveel mogelijk zelf te laten vertellen. Ondanks dat ik mij wat betreft chronologie en bewoordingen niet precies aan mijn vragenlijst heb gehouden, zijn de belangrijkste bespreekpunten aan bod gekomen. Tot mijn genoegen wierp de semi-gestructureerde vormgeving van het onderzoeksinterview haar vruchten af: regelmatig introduceerden de informanten zelf nieuwe onderwerpen. Jamal en Gino reflecteerden daarbij op een dermate heldere en eerlijke manier op hun straattaalgebruik, dat ik tot veel nieuwe inzichten ben gekomen. De uitkomsten van het vraaggesprek zullen worden besproken in de Resultaten. 3.4 Analyse opstellen Bij aanvang van mijn onderzoek naar straattaal, heb ik een kleine 50 opstellen ter bestudering overhandigd gekregen. In deze opstellen verwoorden de leerlingen uit vier gymnasium op een zeer kleurrijke, eerlijke en bevlogen manier hun kennis, inzichten en standpunten over straattaal. Zij geven hun interpretatie van het fenomeen vanuit het perspectief van een nietspreker. In verband met de veelheid aan classificaties en attitudes die ik aantrof in de 5
In de bijlage vindt u een overzicht van de meest prominente issues aangaande straattaal zoals ik deze aantrof in de opstellen van de vwo-leerlingen. 6 Een Nederlandse spin-off van de van origine Amerikaanse bende Crips. Zie ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/Crips#Crips_in_Nederland
10
beschouwingen, heb ik besloten een overzicht te bewerkstelligen. Bij deze kwalitatieve benadering heb ik ieder opstel afzonderlijk bestudeerd, om vervolgens de belangrijkste bespreekpunten te vertalen naar een aantal 'hoofdcategorieën'. Deze hoofdcategorieën functioneerden als het geraamte van het overzicht, waaraan de denkbeelden van de nietsprekers werden 'opgehangen'. De verhandelingen van de niet-sprekers waren daarbij dermate breedvoerig en grondig, dat ik ervoor heb gekozen een soortgelijk overzicht te hanteren bij mijn verdieping in de overige twee onderzoekseenheden. Door de overzichten die er toen zijn ontstaan samen te voegen, heb ik mijns inziens een veelomvattend doch helder beeld weten te creëren van de interpretatie van straattaal vanuit het oogpunt van de onderzoekswereld, de niet-sprekers en de sprekers.
3.5 Fusie onderzoeksmethoden Mijn methodologische aanpak is enerzijds gebaseerd op de middelen en de tijd die ik voor dit onderzoek tot mijn beschikking had, en anderzijds op het karakter van de onderzoekseenheden Daar men voor de inzichten van de onderzoekswereld voornamelijk op publicaties aangewezen is, leek mij een literatuuronderzoek op deze plaats heel toepasselijk. De opstellen leenden zich op hun beurt uitermate goed voor een indicatie van de wijze waarop jonge nietsprekers straattaal interpreteren. Om een zo getrouw mogelijk beeld van de talige werkelijkheid van de sprekers te kunnen scheppen, was ik mijns inziens aangewezen op het semi-gestructureerde interview. Deze onderzoeksmethode stelde mij in staat de schemerzone van speculaties en (voor)oordelen achter mij te laten en samen met de sprekers zelf de wondere wereld van de straattaal te betreden. De opmerkelijke fusie van kwalitatieve onderzoeksmethoden die u bij deze studie aantreft, is ook veel korter te beredeneren: Hoe meer variatie wat betreft onderzoekseenheden, hoe meer variatie in onderzoeksmethoden!
11
4. Resultaten In dit hoofdstuk wordt het fenomeen straattaal belicht vanuit een drietal verschillende perspectieven. Ik ga in gesprek met de onderzoekswereld, de niet-sprekers en de sprekers, ten einde te achterhalen hoe ieder van deze actoren de straattalige praktijk ervaart. Mijn bevindingen betreft de wijze waarop deze actoren straattaal classificeren en beoordelen, heb ik getracht te vangen in gestructureerd overzicht dat leest als een interviewverslag. De antwoorden van de 'informanten' zullen worden onderverdeeld aan de hand van bespreekpunten die ik heb gedestilleerd uit de opstellen van de niet-sprekers.7 Bij dit onderzoek is er gebruik gemaakt van een aanzienlijk aantal bronnen: een grote verscheidenheid aan inzichten is, ook binnen de betrokken onderzoekseenheden, niet ondenkbaar. Om de overzichtelijkheid te kunnen waarborgen, worden de bevindingen weergegeven in een compilatie. 4.1 Hoe definieer je het talige object? Inzicht in de wijze waarop de verschillende actoren betekenis toekennen aan straattaal, stelt ons onder andere in staat om de attitude ten opzichte van het talige onderzoeksobject te kunnen doorgronden. o
Onderzoekswereld
Straattaal werd eind 1997 in de onderzoekswereld geïntroduceerd als 'een vorm van Nederlands die sterk beïnvloed is door allochtone minderheidstalen, voornamelijk het Sranan en daarnaast ook het (Amerikaans) Engels' . Deze mengtaal zou zich voornamelijk manifesteren onder etnisch gemengde groepen in zeer informele situaties en omgevingen (Nortier 2002: 201). Appel classificeerde straattaal vervolgens als een meertalig register: een 'typische gebruiksvariëteit die sommige sprekers hanteren in bepaalde situaties'. Begripsomschrijvingen als 'meertalige variant van het Nederlands' en 'jongerenvariëteit' passeren bij hem ook regelmatig de revue. Volgens Appel is er sprake van twee soorten variëteiten: straattaal kan gezien worden als tussentaal van tweedetaalverwervers die een minderheidstaal hebben geleerd en daarnaast kan de taalvariant geïnterpreteerd worden als een mengtaal (1999: 40). Volgens Cornips en De Rooij is straattaal te interpreteren als een taalvariëteit: een etnische variant van het Nederlands- met name wat betreft uitspraak. Met het begrip straattaal bedoelt men het taalgebruik van jongeren in grote meertalige steden die Nederlandse woorden en uitdrukkingen vervormen of vervangen door materiaal uit andere talen Sranan, Marokkaans, Amerikaans/Engels. Sociale, regionale en dus ook etnische factoren bepalen hoe het Nederlands klinkt. Straattaal is volgens deze onderzoekers dan ook niet op te vatten als een ‘tweede taal’(2003: 4). De begripsomschrijving blijft voor velen een complexe aangelegenheid: volgens Cornips en De Rooij is het moeilijk om de straattaal een vaste definitie toe te kennen omdat de talige en functionele kenmerken nog niet helemaal zijn achterhaald (2005: 1). Het is van belang om in
7
In de bijlage vindt u een overzicht van de meest prominente issues aangaande straattaal zoals ik deze aantrof in de opstellen van de vwo-leerlingen.
12
dit kader in ogenschouw te nemen dat er nog nauwelijks onderzoek verricht is naar de vraag welke betekenissen het concept straattaal heeft voor de sprekers (Cornips, De Rooij & Reizevoort 2006: 93). Dit is opmerkelijk te noemen omdat Appel in 1999, bij de start van het onderzoek naar straattaal in Nederland, dit 'feit' al verwoordde : ' Er zijn geen 'harde' gegevens beschikbaar over de houding(en) tegenover straattaal' (1999: 42). Om een toereikende definitie te kunnen formuleren is het mijns inziens echter meer dan noodzakelijk, om te weten welke sociale betekenis de spreker aan straattaal toedicht. De wijze waarop deze onderzoekseenheid aankijkt tegen straattaal, wordt derhalve aan het einde van dit topic behandeld. o
Niet-sprekers
Veel informanten uit deze onderzoekseenheid lijken in het duister te tasten over de definitie van het begrip straattaal. Dit kan te wijten zijn aan het feit dat het begrip straattaal heel breed is: het fenomeen is volgens een aantal leerlingen te breed om (goed) af te kunnen bakenen. De onduidelijkheid rondom de begripsomschrijving wordt volgens de niet-sprekers ook in de hand wordt gewerkt door de verscheidenheid aan definities die circuleren in de onderzoekswereld en de media. Een meerderheid herleidt de verschillende begripsomschrijvingen naar een algemene definitie: straattaal is een taal(variant) die door jongeren wordt gesproken en beïnvloed is door Engels, Surinaams, Marokkaans en Turks. Daarbij beschouwen een aantal niet-sprekers straattaal als een zelfverzonnen taal is, met een afwijkend lexicon: straattaal is geen ‘eigen taal’ (moedertaal/officiële taal). Een enkeling stelt dat straattaal niet als taal geïnterpreteerd kan worden, daar deze sterk aan buitenlandse invloeden onderhevig is. Straattaal zou slechts een verzamelnaam zijn. In hoeverre straattaal zich dan wel kan meten met het Standaardnederlands is een punt van discussie. Straattaal wordt door een aantal niet-sprekers gezien als 'modern Nederlands': een logisch product van de tijd en een afspiegeling van de (samenstelling van de) maatschappij. Sommige informanten beschrijven straattaal als 'Nederlands, met gebruikmaking van leenwoorden'. Anderen menen dat straattaal niet als Nederlands kan worden gezien in verband met haar plaatsgebonden karakter en het ontbreken van algemene regels. De taalvariëteit wordt soms zelfs 'gedegradeerd' tot minder dan een dialect: straattaal is enkel een speelse (verbale) omgangsvorm. Een van de niet-sprekers formuleert: "De definiëring van taalkundigen en leraren incorrect: de wijze waarop deze gebruik, motief en attitude van de spreker inschatten, wijkt af van de waarheid. Straattaal wordt niet gezien als algemeen landelijk fenomeen maar als een vriendschappelijke vorm van communicatie met de sociale omgeving". De term straattaal wordt ook regelmatig in twijfel getrokken: het eerste deel van de samenstelling doet volgens een aantal niet-sprekers ten onrechte vermoeden dat de taalvariëteit enkel op straat wordt gesproken en/of enkel gehanteerd wordt door (allochtone) hangjongeren en kansloze randfiguren. Het herzien van de benaming van dit fenomeen is nodig om verdere negatieve beeldvorming te voorkomen, zo stellen deze niet-sprekers. o
Sprekers
Om uitsluitsel te krijgen over de menigmaal fel bekritiseerde doch wijdverspreide benaming van de taalvariëteit in kwestie, besloot ik mijn interview met de sprekers te beginnen met het verifiëren van de terminologie. Jamal en Gino waren hier heel beknopt over: het taalgebruik dat
13
in de volksmond 'straattaal' heet, noemden zij ook 'gewoon straattaal' of streettaal. Tijdens mijn rondleiding in de wereld van deze straattaal, stonden wij regelmatig stil bij de volgende visie: straattaal is een code. Jamal en Gino hanteerden dit als een soort sleutelbegrip: de talige en functionele kenmerken die zij als straattaalgebruiker verbonden aan straattaal leken steeds weer terug te voeren op deze code-interpretatie. Straattaal wordt door deze sprekers dus gedefinieerd als een codetaal: een 'geheimtaal' die door 'anderen' niet begrepen dient te worden. De betekenis die je aan straattaal toedicht, bepaalt volgens Jamal en Gino wat voor gebruiker je bent. Straattaal wordt niet gezien als een taal maar meer als een dialect, zo leid ik af van de vergelijking die Jamal formuleert tussen straattaal en het Fries. 4.2 Wat zijn de kenmerken van straattaal? Bij het vorige topic is reeds aan bod gekomen, wat er wordt verstaan onder 'straattaal'. Om een volledig beeld te kunnen schetsen van de perceptie van straattaal, verdiepen wij ons hier in de structurele kenmerken van straattaal volgens respectievelijk; de onderzoekswereld, de niet-sprekers en de sprekers. o
Onderzoekswereld
Straattaal kenmerkt zich volgens Appel in de eerste instantie door aanpassing van het lexicon en idiomatisch uitdrukkingen met behulp van materiaal uit onder andere Sranan, Marokkaans, Engels en Kaapverdisch. Straattaal komt ook tot uitdrukking in de grammatica: het onderscheid tussen ‘de’ en ‘het’ verdwijnt en attributief gebruikte adjectieven krijgen een buigings -e wanneer er een onbepaald lidwoord aan vooraf gaat (grammatica aangepast). Daar waar de Nederlandse grammatica 'het' voor een onzijdig lidwoord gebiedt, gebruiken straattaalsprekers 'de'. Dit zou onafhankelijk zijn van de etnische achtergrond. Volgens onderzoekers wordt de grammaticale vereenvoudiging niet opgemerkt, maar zijn sprekers zich wel bewust van lexicale aanpassing van de straattaal. (Cornips & De Rooij 2003). Straattaal is daarbij ook een dynamisch fenomeen: lexicale elementen worden regelmatig vernieuwd. De interactionele context bepaalt welke boodschap er wordt afgegeven, hetgeen straattaal een ongemarkeerd karakter geeft (Cornips, De Rooij & Reizevoort 2006). Straattaal heeft volgens Dorleijn en Nortier ook een aantal fonologische en prosodische kenmerken. Zo zou 'Moroccan Flavoured Dutch', Nederlands met een Marokkaanse tongval, zich ook manifesteren onder straattaalgebruikers (Dorleijn & Nortier 2008:4). o
Niet-sprekers
De vwo-leerlingen laten zich voor het grootste deel uit over de lexicale opvallendheden van straattaal en haken daarbij dan met name in op het gebruik van buitenlandse (leen-)woorden. Een enkeling haalt in deze context aan dat de meeste woorden meerduidige betekenissen hebben. Uit een klein deel van de opstellen blijkt bewustzijn van de invloed van straattaal op de grammatica. Het lidwoordgebruik en integreren van het hulpwerkwoord ‘gaan’ in een groot deel van de zinnen, springt volgens de niet-sprekers het meest in het oog. Aan het (veronderstelde) dynamische karakter van de taalvariëteit wordt door de niet-sprekers betrekkelijk weinig aandacht besteed: een klein deel van de informanten merkt op dat de grilligheid van het straattaallexicon een belangrijk aandeel heeft in de 'classificatieproblematiek'.
14
o
Sprekers
Het 'straattaallexicon' in de regio Haaglanden zou voornamelijk onderhevig zijn aan Surinaamse, Marokkaanse en Amerikaanse invloeden. Uit dit onderzoek komt echter ook naar voren dat sprekers niet alleen Nederlandse woorden vervormen of vervangen (Cornips en De Rooij 2003), maar dat zij ook zelf woorden verzinnen en bestaande (Nederlandse) begrippen een andere betekenis geven. De informanten maken geen melding van eventuele grammaticale aanpassingen. Dit hoeft echter niet te betekenen dat straattaal geen 'eigen' grammatica kent: het kan ook zijn dat de sprekers zich niet bewust zijn van dit talige kenmerk. Wel is er kort aangestipt dat het stemvolume een rol van betekenis speelt bij het interpreteren van een boodschap: met een krachtige uitspraak markeren de sprekers (het belang van) hun aanwezigheid en sturen de luisteraar betreft de wijze waarop hun woorden opgevat moeten worden. Iedere groep straattaalgebruikers heeft zijn eigen regels. De mate en de wijze van gebruik is afhankelijk van het soort groep waar je deel van uitmaakt: bendes die zich met illegale praktijken bezighouden gebruiken de straatcode op een andere manier dan vriendengroepen die zich bijvoorbeeld verzamelen bij de lokale snackbar. Straattaal verschilt volgens de sprekers per streek, per wijk en zelfs per groep. Het verschil manifesteert zich met name in het woordgebruik, maar komt ook tot uitdrukking in de nonverbale communicatie (tekens e.d.). De verscheidenheid aan straattalen hangt samen met de codefunctie: iedere groep, hoe klein ook, kan een eigen code hebben. Dit maakt straattaal dynamisch: daar waar te veel mensen de code kennen of de bestaande woorden afkeuren, worden er nieuwe woorden aan het lexicon toegevoegd. Wanneer er geen aanleiding is voor het aanpassen van het lexicon, dan blijft deze nagenoeg ongewijzigd. Jamal en Gino verduidelijken dat de dynamiek direct in verband staat met de codeinterpretatie. De dynamiek manifesteert zich dus vooral in het woordgebruik.
4.3 Wat zijn de motieven voor het gebruik van straattaal? Om meer inzicht te krijgen in de wereld van straattaal, is het belangrijk dat we achterhalen waarom de taalvariëteit wordt toegepast. Wat zet de spreker aan tot zijn/haar taalgedrag? De onderzoekswereld, de niet sprekers en de sprekers laten in het volgende topic hun licht schijnen over de mogelijke motieven: o
Onderzoekswereld
Met het hanteren van bepaalde taalvariëteiten beklemtoonden eilandbewoners hun lokale identiteit en gaven zij aan welke plaats zij in sociaal opzicht wensten in te nemen, zo concludeerde Labov na zijn beroemde onderzoek op Martha's Vineyard (Riegel 1990). Cornips en De Rooij lijken tot een soortgelijk inzicht te zijn gekomen met betrekking tot het motief voor het hanteren van straattaal: deze taalvariëteit zou worden gebruikt om de (groeps)identiteit vorm te geven en om een sociale boodschap uit te dragen. Straattaal kan worden ingezet om te shockeren of te beledigen en sociale afstand tussen buitenstaanders en de groep te benadrukken. Maar straattaal wordt volgens Cornips en De Rooij voornamelijk gehanteerd om haar symbolische functie: je drukt er solidariteit en groepsbehoren mee uit (2003).
15
Deze taal stelt jongeren in staat 'hun eigen leefwereld naar buiten te brengen'. Engels en Sranan zijn heden ten dage heel populair, hetgeen straattaal een bepaald prestige geeft (Bennis, Cornips en Van Oostendorp 2004: 20). Maar straattaal wordt ook gebruikt omdat het 'gewoon' is. Volgens straattaalsprekers is dit 'hun eigen (standaard) manier van praten'. In dit geval is het gebruik van straattaal op te vatten als onbewust taalgedrag ('op de automatische piloot'), maar er zijn ook jongeren die straattaal inzetten met de intentie een stoer imago voor zichzelf te creëren (Nortier 2001: 44-45). Met straattaal zouden jongeren ook benadrukken dat zij gedeelde voorouders of een gedeelde geschiedenis hebben (Cornips & De Rooij 2005: 2). Cornips e.a. leggen de nadruk op een ander motief, namelijk: het toepassen van straattaal om je te onderscheiden. Het fenomeen leent zich om een eigen alternatieve ruimte te creëren waarin ze [jongeren] zich kunnen definiëren en beschrijven in eigen termen in plaats van dat anderen behorende bij een normatieve meerderheid dat doen (2006: 1). Appel vergelijkt straattaal met "London Jamaican". Deze taal wordt volgens Hewitt (1982: 1986) gesproken vanuit het streven culturele verschillen te neutraliseren. Straattaal lijkt de functie te hebben etnische of culturele grenzen te overschrijden. Jongeren willen met het gebruik van straattaal een groepsidentiteit creëren die los staat van culturele of etnische herkomst, zo beargumenteert Appel (1999: 42).
o
Niet-sprekers
Straattaal wordt volgens de niet-sprekers om een tal van redenen gebruikt. Uit de veelheid van motieven die er worden geformuleerd, heb ik een aantal 'hoofdmotieven' gedestilleerd. Een belangrijke rol wordt toegedicht aan de sociale factor: Straattaal wordt hoofdzakelijk gebruikt om groepsidentiteit mee uit te dragen en deze te versterken, zo stelt het merendeel van de niet-sprekers. Daarbij zou straattaal respect afdwingen: de taalvariëteit wordt stoer gevonden. Sommige informanten stellen dat straattaal niet zozeer ten gehore wordt gebracht om saamhorigheid te cremeren, maar dat het bovenal een manier is om het territorium af te bakenen. Straattaal zou in dit opzicht een instrument zijn waarmee bepaalde subculturen zich kunnen afscheiden. Het onnavolgbaar maken van de communicatie binnen het 'eigen wereldje' zou ook een grote motivatie zijn: straattaal fungeert in dit geval als toevluchtsoord. Een aantal niet-sprekers meent dat jongeren de taalvariëteit toepassen als een daad van rebellie tegen ouders/autoriteiten. Straattaal wordt volgens anderen voornamelijk gehanteerd als een instrument bij de persoonlijke ontwikkeling: Volgens deze niet-sprekers draagt straattaal bij aan het creeren van een eigen identiteit en bevordert het de zelfstandigheid. Sommige informanten menen dat straattaal als uitlaatklep gebruikt wordt: de sprekers voelen zich begrepen en zoeken zodoende minder hun heil bij vandalisme en agressiviteit. Straattaalgebruik vormt volgens een enkeling ook een stimulans voor de spreekvaardigheid. Straattaal vloeit ook voort uit de behoefte aan talige vernieuwing. Dit wordt alsvolgt door de niet-sprekers beargumenteerd: De taalvariëteit is vernieuwend en leuk en de toepassing ervan wordt ervaren als een uitdaging. Daarbij zou straattaal meer ‘spreekvrijheid’ cremeren: de woorden en uitdrukkingen zijn makkelijker uit te spreken.
16
Dat straattaal kan worden ingezet als 'geheimtaal', vormt volgens de informanten ook een belangrijke reden voor gebruik: straattaal stelt jongeren in staat de onderlinge communicatie onnavolgbaar te maken. De rol van de etnische afkomst moet volgens een enkeling ook niet onderschat worden: Met straattaal kun je de herinnering aan het land van herkomst levendig houden en saamhorigheid creëren met mensen die de dezelfde (eerste) moedertaal beheersen. Diegenen die dit motief onderschrijven, doelen hier allicht op de straattaalgebruikers met een niet-Nederlandse achtergrond. Weinig wordt er in de opstellen gesproken over de samenhang tussen de mate van taalbewustzijn en intentioneel gebruik. De niet-sprekers die straattaal hebben geclassificeerd als 'gedrag' wijzen het veronderstelde intentionele karakter van straattaal van de hand: Straattaal wordt onbewust overgenomen en wordt derhalve niet 'met opzet' gehanteerd. Het spreken van straattaal is volgens een enkeling dan ook niet op te vatten als een intentionele daad van verzet tegen autoriteit. In dit geval is straattaal geen keuze, maar een soort automatisme. De bovenstaande motieven hangen met elkaar samen en sommige zijn zelfs niet los van elkaar te zien. Zo wordt de behoefte tot talige vernieuwing vaak aangewakkerd door het streven van een groep zich te onderscheiden. o
Sprekers
De sprekers onderscheiden twee soorten motieven voor het gebruik van straattaal: Prestige: Straattaal wordt ingezet om een stoer imago te creëren, om 'aanzien' te verwerven met de straattaalvaardigheid (dit keuren de informanten af) Vs. Communicatie afschermen/ territorium begrenzen: Straattaal wordt als codetaal gebruikt om de 'interne' communicatie onnavolgbaar te maken voor de buitenwereld. Met taal wordt er een grens gesteld- een territorium gemarkeerd. (dit is volgens de informanten dé reden om straattaal te gebruiken) Jamal en Gino menen echter niet alleen de groepsgrens met straattaal te kunnen onderstrepen, maar ook te kunnen creëren. Straattaal markeert de groepsgrenzen maar wordt door de gebruikers die zich niet (speciaal) met prestige bezighouden, hoofdzakelijk gebruikt als code. Het beeld dat de sprekers schetsen doet vermoeden dat het motief voor straattaalgebruik leeftijdsgebonden is: straattaal hanteer je in de eerste instantie enkel om erbij te horen en stoer te doen. Uit de woorden van Jamal en Gino begrijp ik dat het afschermen van de communicatie echter steeds belangrijker gaat worden en het 'prestigemotief' op een gegeven moment plaatsmaakt voor het ' codemotief'. Aan de tweedeling hechten de informanten zoals gezegd veel waarde. Wanneer straattaal niet als code wordt gebruikt of wanneer het niet mogelijk is de taalvariëteit als code te gebruiken (omdat teveel mensen deze begrijpen) dan komt de betekenis te vervallen, zo stelt het duo. Het is juist de onnavolgbaarheid die straattaal betekenis geeft.
17
4.4 Wat zijn de kenmerken van de sprekers? In deze paragraaf formuleren de drie onderzoekseenheden een kenschets van de spreker: o
Onderzoekswereld
Straattaal wordt over het algemeen beschouwd als jongerenvariëteit. Men associeert het taalgedrag met meertalige moedertaalsprekers: jongeren met een Turkse, Marokkaanse, Antilliaanse of Kaapverdische achtergrond, geboren in Nederland (Cornips & De Rooij 2003). Volgens Appel wordt taalvariëteit door zowel autochtone als allochtone jongeren ten gehore gebracht. De sprekers zouden de Nederlandse taal voldoende beheersen en de taalvariëteit enkel 'voor erbij' gebruiken (Nortier 2002). Sommige onderzoekers zien een direct verband tussen taalvaardigheid en straattaalgebruik: jongeren die het Standaardnederlands niet goed onder de knie hebben, zouden aanzienlijk minder straattaal hanteren (Cornips & De Rooij 2003). o
Niet-sprekers
Uit de opstellen blijkt consensus over dit onderwerp: de niet-sprekers zijn het erover eens dat straattaal toegeschreven kan worden aan jongeren. De wijze waarop deze jongeren gekarakteriseerd worden, verschilt echter wel aanzienlijk. De jongeren die straattaal ten gehore brengen hebben een stoere houding en kledingstijl. Zij zijn ' creatief in uiterlijk en taalgebruik', zo meent een deel van de onderzoekseenheid. Daarbij wordt opgemerkt dat straattaalgebruikers doorgaans goed Nederlands spreken en straattaal derhalve vooral hanteren als sociaal instrument. Het gebruik van dergelijke taalvariëteiten naast elkaar, zou duiden op een goede taalvaardigheid. Hier is echter niet iedereen het mee eens: straattaal wordt volgens een aantal informanten gesproken door allochtonen van de latere generaties (die hier geboren zijn), die hun (eerste of tweede) moedertaal niet vloeiend spreken. Autochtone jongeren zouden het gebruik van straattaal vervolgens van hen overnemen. Straattaal wordt ook geassocieerd met jongeren die zich (willen) isoleren en op straat rondhangen. Een klein deel van de onderzoekseenheid heeft een andere mening: Taalvariëteiten als straattaal zijn niet exclusief voor jongeren: zo zouden ouders die zich in multiculturele kringen begeven ook dergelijke mengtalen ontwikkelen. Daarbij zouden (volwassen) ordehandhavers zich uitdrukken in straattaal, om met jongeren te kunnen communiceren. Straattaal wordt volgens deze informanten door meerdere leeftijdscategorieen gehanteerd. Een enkeling dikt dit nog wat aan door te stellen dat straattaal 'door iedereen en overal wordt gesproken'. o
Sprekers
Het gebruik van straattaal en de mate waarin iemand straattaal beheerst, hangt volgens de sprekers met name samen met de betrokkenheid bij het straatleven. Alleen de jongeren die zijn opgegroeid 'op straat' en die hier dientengevolge veel hebben gezien en meegemaakt, zouden de 'echte' straattaalkennis in pacht hebben. Andere sprekerskenmerken doen volgens de informanten niet echt ter zake: het gebruik van straattaal zou losstaan van geslacht, leeftijd en etniciteit. Iedereen kan straattaal spreken- man en vrouw, jong en oud, autochtoon en
18
allochtoon. Desalniettemin refereren Jamal en Gino herhaaldelijk aan '(hang)jongeren' en 'jongens', wanneer de gebruikers van straattaal ter sprake komen. Jamal en Gino beschrijven twee type gebruikers: - Mensen die straattaal als codetaal hanteren en deze alleen onder bepaalde voorwaarden gebruiken. Dit zijn volgens mijn informanten 'echte sprekers'. De individuen die tot deze categorie behoren zijn in staat hun straattaalgebruik te controleren: zij kunnen nog overgaan op ander (formeler) taalgebruik. Taalbewustzijn is onontbeerlijk voor een kwalificatie als (echte) spreker, zo stellen Jamal en Gino. Sprekers moeten daarbij in ieder geval in staat zijn om hun vrienden te begrijpen en zich in hun gezelschap verstaanbaar te maken. - Mensen die de taalvariëteit niet goed (niet als code) gebruiken en/ of de verkeerde motieven hanteren voor het toepassen van straattaal. Onder deze categorie vallen o.a. diegenen die straattaal alleen gebruiken om stoer te doen; deze mensen hebben doorgaans ook de betekenis van lexicale elementen niet (helemaal) onder de knie. Daarbij houden deze gebruikers doorgaans geen rekening met de interactionele situatie. Overmatig gebruik van de straattaal 'triggert' gewenning: mensen die altijd straattaal gebruiken zijn niet meer in staat deze taal uit te schakelen. In dit geval is er eigenlijk geen sprake meer van straattaal. De wijze van gebruik en het motief voor gebruik bepalen dus in hoeverre je in aanmerking komt voor een kwalificatie als spreker.
4.5 Waar in het land wordt er straattaal gesproken? In dit topic buigen wij ons samen met onderzoekswereld, de niet-sprekers en de sprekers over de vraag of er aan het fenomeen straattaal geografische kenmerken te verbinden zijn. o
Onderzoekswereld
Het fenomeen straattaal manifesteert zich volgens de meeste taalkundige onderzoekers in de Randstad: in Rotterdam, Amsterdam en Utrecht is de taalvariëteit reeds onderwerp van onderzoek geweest (Cornips & De Rooij 2003). Straattaal wordt binnen de onderzoekswereld hoofdzakelijk beschouwd als een ‘stedelijke variëteit’(Reizevoort 2007). o
Niet-sprekers
Ook volgens de niet-sprekers prevaleert straattaal voornamelijk in stedelijk gebied. Het merendeel van deze informanten plaatst de taalvariëteit in de Randstad. o
Sprekers
Straattaal wordt volgens de sprekers gebruikt in heel Nederland. Het al dan niet stedelijke karakter van een gebied is niet echt van belang; een code kan volgens hen immers overal gesproken worden. De informanten geven te kennen dat straattaal wel 'goed gedijt' in criminele woonomgevingen. Het gebruik van straattaal zou namelijk vooral afhangen van de samenstelling van de bevolking in een bepaald gebied en de activiteiten van deze mensen.
19
4.6 Straattaal (z)onder voorwaarden? De drie onderzoekseenheden in kwestie bezinnen zich aanstonds over de rol die de sociale en interactionele context speelt bij het gebruik van straattaal. o
Onderzoekswereld
Straattaal manifesteert zich voornamelijk tijdens samenzijn met vrienden en weinig in thuisen schoolsituaties. De identiteit speelt in de vriendenkring een belangrijkere rol en kan benadrukt worden met straattaalgebruik. Respect en het besef onverstaanbaar te zijn bij ouders en docenten, zet de sprekers ertoe aan de taalvariëteit enkel onder vrienden, op straat, te gebruiken (Nortier 2001: 42,45, 50,51). Cornips en Reizevoort stellen dat het gebruik van straattaal voornamelijk afhangt van de interactiepartner en de rol die je aanneemt in een gesprek (2006). o
Niet-sprekers
In het merendeel van de opstellen wordt benadrukt dat straattaal beschouwd dient te worden als 'situatiegebonden fenomeen'. Het toepassen van straattaal hangt volgens deze onderzoekseenheid samen met het al dan niet institutionele karakter van de setting en met het gezelschap waarin een straattaalgebruiker zich bevindt. Op school en ten overstaan van gezaghebbende personen, dient de taalvariëteit niet gebruikt te worden, zo luidt het eindoordeel van de informanten. Sprekers zouden alleen in hun vrije tijd, onder vrienden en buiten dergelijke instituten (mogen) communiceren in straattaal. Het naleven van de geformuleerde voorwaarden vormt, volgens de niet-sprekers een verklaring voor het feit dat straattaal zich met name manifesteert bij hangplekken op straat. Een enkeling is de mening toegedaan dat de taalvariëteit ook in huiselijke kringen ten gehore wordt gebracht en dientengevolge wordt overgedragen aan de ouders. o
Sprekers
Jamal en Gino verwoorden dat het taalgebruik hoofdzakelijk wordt afgestemd op de gesprekspartner. Straattaal wordt gesproken tegen vrienden en mensen met wie je zaken doet. Zoals Reizevoort verwoordde: straattaal wordt enkel gesproken onder peers: gelijken (2005). Tegen volwassenen wordt er uit respect geen straattaal gesproken omdat er geen sprake is van hiërarchische gelijkheid. De factor leeftijd speelt dus een aanzienlijke rol bij het toepassen van straattaal. Daarbij dien je enkel tot het gebruik van straattaal over te gaan wanneer de omstandigheden hiertoe aanleiding geven, bijvoorbeeld in ‘problematische situaties’. Straattaal beperk je tot de straat, daar het gebruik in institutionele settingen (school, sollicitatie e.d.) een negatief effect kan hebben op je taalbeheersing en je verstaanbaarheid. Een echte spreker stemt zijn/haar taalgebruik af op de sociale en interactionele situatie, aldus de informanten.8
8
Zie ook paragraaf 4.4 betreffende Sprekerskenmerken.
20
4.7 Hoe leer je straattaal? Niet-sprekers en sprekers geven bij dit topic ieder hun eigen kijk op de wijze waarop straattaal wordt verworven.
o
Onderzoekswereld
In de publicaties die er over straattaal verschenen zijn, wordt weinig aandacht besteed aan de manier waarop straattaal wordt verspreid. Het feit dat de onderzoekswereld nalaat te expliceren hoe straattaal wordt geleerd, suggereert dat ik met dit topic wellicht op een ‘open deur’ ben gestuit. Daar het in mijn streven ligt zo min mogelijk uit te gaan van aannames, kies ik ervoor deze ogenschijnlijke vanzelfsprekendheid te negeren en mij vooralsnog te verdiepen in de inzichten van de sprekers en de niet-sprekers omtrent dit fenomeen. o
Niet-sprekers
Onder de niet-sprekers heerst de opvatting dat jongeren zichzelf en elkaar straattaal aanleren. Dit taalgedrag, zo wordt er door de meerderheid gesteld, is daarbij enkel op te doen op straat (niet nader gespecificeerd). Een enkeling meent dat straattaal intergenerationeel is: sprekers zouden het ook doorgegeven aan de ouders. o
Sprekers
Straattaal leer je volgens de sprekers voornamelijk op straat. Op deze plek dragen jongeren hun straattaalkennis aan elkaar over. De leeftijd waarop je straattaal leert, is afhankelijk van je betrokkenheid bij het straatleven. Zit je van jongs af aan 'in de street' dan maak je heel vroeg kennis met straattaal. De uitspraken die de informanten doen over de leerbaarheid van het fenomeen zijn enigszins paradoxaal te noemen: - Iedereen kan straattaal aanleren, daar iedereen zelf een straatcode kan ontwikkelen. Vs. - Straattaal kan niet aangeleerd/overgenomen worden omdat de code niet zomaar prijs kan worden gegeven. Als de straatcode (algemeen) bekend zou zijn dan vervalt de betekenis van straattaal, zo beargumenteren Jamal en Gino.
4.8 Welke gebeurtenissen hebben de ontwikkeling van straattaal geïnitieerd? In deze paragraaf contempleren de informanten over de ontwikkelingen die volgens hen hebben geleid tot, of in ieder geval hebben bijgedragen aan, de ‘opkomst’ van de Nederlandse straattaal. o
Onderzoekswereld
Cornips en De Rooij danken de ontwikkeling van straattaal aan het multiculturele karakter van de steden: de grote variatie aan etniciteiten dwingt minderheidsgroepen zich voortdurend uit te spreken en te onderscheiden (2003: 6). Straattaal zou zich ook manifesteren door taalverwerving in meertalige situaties. Het taalgedrag wordt niet alleen maar overgenomen
21
maar vloeit ook voort uit taalcontact tijdens de taalontwikkeling. Deze meertalige contactsituatie zorgt onder andere voor vereenvoudiging van ondoorzichtige grammaticaregels. Het lexicon berust daarbij niet alleen op leenwoorden uit minderheidstalen maar wordt ook ingegeven door de hiphopscène (2003: 1-2). Jongeren gebruiken straattaal uit behoefte aan (talige) creativiteit en vernieuwing. De onderzoekswereld kent het gebruik van straattaal voornamelijk toe aan jongeren die de Nederlandse taal beter beheersen: dientengevolge wordt het taalgedrag ook niet aan taalachterstand toegeschreven. De constructies die kenmerkend zijn voor straattaal zouden vooral toegepast worden door Nederlandse moedertaalsprekers (2003: 1). o
Niet-sprekers
De ideeën die deze informanten koesteren over ‘de aanleiding van straattaal’, zijn terug te voeren op een aantal punten: Samenleving Het multi-etnische karakter van de hedendaagse maatschappij is wat deze onderzoekseenheid betreft, de voornaamste 'oorzaak' van het ontstaan van het fenomeen. Straattaal zou geïnitieerd zijn door allochtone jongeren die lexicale elementen van hun (eerste) moedertaal verweefden met het Nederlands. De niet-sprekers achten het waarschijnlijk dat straattaal zich vervolgens heeft verspreid onder autochtone jongeren. Een aantal informanten wijt dit aan de multietnische samenstelling van jongerengroepen. VMBO-scholen zouden door hun multiculturele leerlingpopulatie, ook een belangrijke bijdrage geleverd hebben aan de ontwikkeling van de taalvariëteit: Taal(vaardigheid) Vanuit het oogpunt van een meerderheid van deze onderzoekseenheid, is straattaal het resultaat van een gebrekkige taalvaardigheid. De veronderstelde taalachterstand hangt volgens een aantal informanten samen met slecht taalonderwijs: jongeren verzinnen hun eigen taal en gebruiken constructies uit andere talen, daar het Nederlands niet voldoende beheerst wordt. De aanleiding van het gebruik van straattaal wordt door anderen juist gezocht in een matige beheersing van de eerste moedertaal: sprekers zouden de taal van het land van herkomst niet onder de knie hebben en zichzelf een mengtaal aanleren. Straattaal wordt daarnaast ook beschouwd als het resultaat van het dynamische karakter van taal. De taalvariëteit zou een product zijn van het Nederlands, zoals het Nederlands dat is van het Germaans. Een enkeling ziet in de ontwikkeling van straattaal zelfs een eeuwenoude 'taaltrend' en vergelijkt het fenomeen met het gebruik van de Griekse 'K' in het Latijnse alfabet. De niet-sprekers die dergelijke theorieën aanhangen stellen dan ook gezamenlijk: Daar taal voortdurend evolueert, zullen zich variëteiten zoals straattaal blijven aandienen. Aan taalvaardigheid wordt in dit verband minder belang gehecht. Trend/Globalisering In de opstellen passeert ook verscheidene malen een derde aanleiding de revue, namelijk: trend/globalisering. De ontwikkeling van moderne communicatiemethodes zou de kans op taalcontact vergroten en het versmelten van talen in de hand werken. Het ontstaan van mengtalen zou voornamelijk bevordert worden door de computerisering van de samenleving. Een aantal informanten zoekt de aanleiding in de invloed van Amerika: straattaal wordt beschouwd als een Amerikaans modeverschijnsel dat zich door de veramerikanisering in
22
Nederland heeft weten te verspreiden. De Amerikaanse ghetto is de bakermat van het fenomeen, zo stellen deze niet-sprekers. De media heeft volgens deze onderzoekseenheid ook een groot aandeel in het ontstaan van straattaal: het taalgedrag van idolen in de televisie- en muziekwereld zet jongeren aan tot het gebruik van straattaal. De taaltrend zou zich dus met name manifesteren onder jongeren. Anders Een deel van de niet-sprekers waagt zich niet aan een uitspraak over de oorsprong van straattaal: er zou geen echte aanleiding aan te wijzen zijn. Door wie en wanneer de taal variëteit bedacht is, is volgens deze informanten niet te concretiseren. o
Sprekers
De leefomgeving heeft volgens de sprekers een grote invloed op het taalgebruik. Voor de informanten was met name het karakter van de wijk een aanleiding om straattaal te gaan gebruiken: Jamal beschrijft dat de aanwezigheid van verschillende bendes ('Crips') in de wijk hem er op jonge leeftijd toe aanzette straattaal te hanteren: het was een manier om je territorium te markeren. Met welke leeftijdsgenoten je in contact komt en de wijze waarop je wordt opgevoed, spelen ook een rol bij het taalgebruik dat je jezelf aanmeet. Taalvaardigheid blijft hier echter niet buiten beschouwing: het onvoldoende beheersen van de eerste/tweede moedertaal, kan volgens Jamal en Gino een aanleiding zijn voor het gebruik van een mengtaal als straattaal. De mate waarin je een taal beheerst bepaalt volgens de sprekers ook welke taal je gebruikt en hoe je een taal gebruikt. Jamal geeft daarbij aan dat de multiculturele samenleving wel een rol gespeeld heeft bij de ontwikkeling van straattaal, maar dat het multi-etnische karakter niet onontbeerlijk is voor het gebruik van straattaal (Iedereen kan een straattaal hebben). In de 'computerisering' van de samenleving zien de informanten geen aanleiding: moderne (tele) communicatiemiddelen worden weinig gebruikt, daar straattaal een zeer groepsspecifieke taalvariëteit betreft die hoofdzakelijk face-to-face en verbaal wordt toegepast.
4.9 Welke toekomst is er voor straattaal weggelegd? Bij dit topic probeert men zich een beeld te vormen van de toekomstige talige werkelijkheid, zoals deze zich onder de invloed van straattaal zal manifesteren. o
Onderzoekswereld
De kenmerken van straattaal kunnen binnen een of twee generaties algemeen geaccepteerd zijn, zo stellen Cornips en De Rooij. Zij voorspellen daarbij dat straattaal de Nederlandse taal in de toekomst permanent zal veranderen (2003: 2). Hoe deze veranderingen zich zullen manifesteren, is moeilijk te zeggen in verband met de dynamiek van het verschijnsel. Straattaal kan immers variëren per stad, streek en zelfs wijk maar ook per interactie: het talige object kenmerkt zich door een doorlopende lexicale vernieuwing (Cornips, De Rooij & Reizevoort 2006: 1) Toch wagen Cornips en De Rooij zich aan een voorzichtige voorspelling over de mogelijke invloed van straattaal op de Nederlandse taal in haar huidige hoedanigheid: zij vermoeden een verdere neutralisering en/of versmelting van grammaticale geslachten (2003: 6). Dit is volgens hen als volgt te verklaren: de nieuwe generatie wordt met meerdere taalvarianten
23
geconfronteerd, hetgeen kan betekenen dat zij de bij taalverwerving minder te maken met authentieke grammaticale normen. Door contact tussen mensen die straattaal wel en niet hanteren zullen straattaalelementen zich verweven met het Standaardnederlands (2003: 7). Deze ontwikkelingen zijn volgens Bennis e.a. niet alleen van deze tijd: het huidige Nederlands is doorspekt met Franse en Latijnse elementen. 'Die ontleningen zijn immers volledig ingeburgerd en vernederlandst' (Bennis, Cornips en Van Oostendorp 2004: 20). Dorleijn acht de kans dat de woordenschat wordt verrijkt groot, maar is echter niet geheel zeker van de blijvende invloed van de variëteit op het Nederlands (2005: 180). Ook Nortier is niet overtuigd van de mogelijke veranderingen die Cornips e.a. beschrijven naar aanleiding van straattaal. Daar de allochtone sprekers van straattaal weinig sociaal prestige genieten en de beheersing van de Nederlandse taal onder (deze) jongeren steeds beter wordt, zal het volgens haar nog lang duren voordat straattaalelementen in het Standaardnederlands zullen worden opgenomen (2005:182). De onderzoekers lijken geen consensus te bereiken over hoe straattaal zich op lange termijn gaat ontwikkelen en welke veranderingen de taalvariëteit teweeg zal brengen. Voor Appel was dit in 1999 al duidelijk: hij voorspelde dat taalwetenschappers en docenten zich het hoofd zouden blijven breken over de vraag of straattaal op het niveau van een tussentaal zal blijven steken of dat het enkel een tussenstap is naar een volmaakter toekomstig taalgebruik (1999: 42). o
Niet-sprekers
De jongeren die in het dagelijks leven geen straattaal hanteren, zijn ook verdeeld over de vraag hoe straattaal zich zal ontwikkelen. Een deel van de niet-sprekers acht de kans dat straattaal een toekomst heeft klein: de kans dat straattaal wordt doorgeven aan volgende generaties en er een taalverandering wordt geïnitieerd, zou beperkt zijn in verband met het tijdelijke veronderstelde karakter van het fenomeen. In deze context wordt onder andere aangehaald dat straattaal leeftijdsgebonden taalgedrag is en men het zodoende in de loop van de tijd verleert Dit maakt het volgens de informanten onwaarschijnlijk dat de nieuwe generaties dit als Standaardnederlands gaan zien. Maar niet iedereen ziet straattaal als een vluchtig fenomeen. De mensen die straattaal zien als het resultaat van modernisering van het ABN of als een ‘uitloper’ van de Nederlandse taal, voorspellen dat men zich ook in de toekomst dagelijks geconfronteerd zal zien met de taal variëteit. Daarbij moet men volgens een enkeling ook in ogenschouw nemen dat straattaal universeel is: iedere taal heeft een straattaal. o
Sprekers
De toekomst van straattaal hangt volgens deze onderzoekseenheid samen met de behoefte aan een codetaal. Duidelijke antwoorden over de levensduur van de taalvariëteit worden er niet geformuleerd, maar des te stelliger is Jamal over het universele karakter van straattaal. Spanje en Frankrijk zouden ook hun eigen mengtalen als straattaal kennen. De vormgeving van de straattalen loopt echter nogal uiteen: Jamal beschrijft dat Franse straattaal voor de niet-spreker helemaal niet meer te volgen is (een taal op zich lijkt), terwijl Nederlandse straattaal voor de buitenstaander nog een beetje te begrijpen is.
24
4.10 In hoeverre kunnen sprekers nog overschakelen op Standaardnederlands? Kunnen straattaalsprekers hun taalgebruik aanpassen aan de interactionele situatie en daar waar nodig overgaan op Standaardnederlands? Over deze vraag buigen de onderzoekswereld, de niet-sprekers en de sprekers zich in de volgende paragraaf: o
Onderzoekswereld
Cornips en De Rooij schetsen een helder beeld van hun verwachtingen: Jongeren kunnen lexicale straattaalelementen makkelijk inwisselen voor standaardvarianten als de situatie dat vereist, maar de aangepaste grammaticale kennis zal hoogstwaarschijnlijk behouden blijven. De vereenvoudiging van het lidwoordgebruik zal zich volgens hen doorzetten, doordat kinderen van elkaar gaan overnemen (2003: 9). Over de waarschijnlijkheid van deze ontwikkeling zijn de meningen, zoals in de vorige paragraaf naar voren kwam, nogal verdeeld. o
Niet-sprekers
De meerderheid van informanten die zich over deze kwestie uitspreken, menen dat straattaal onlosmakelijk verbonden is met taalverloedering: sprekers kunnen de taalvariëteit volgens hen niet meer ‘uitzetten’. Dit is volgens een aantal informanten vooral te wijten aan het feit dat de spreker zowel in de vrije tijd, als op school het taalgedrag tentoonspreidt. Een deel van de niet-sprekers meent echter dat straattaal als een soort register wordt gebruikt en derhalve geen invloed heeft op het spreken van Standaardnederlands. Het gebruik van verschillende varianten van het Nederlands naast elkaar, zou zelfs duiden op een buitengewone taalvaardigheid. o
Sprekers
Het vermogen straattaal aan- en uit te schakelen, hangt volgens de sprekers af van met wat voor type gebruiker je te maken hebt. Echt sprekers gebruiken straattaal enkel onder bepaalde voorwaarden en zijn zodoende in staat over te gaan op ander taalgebruik. De mensen die het straattaalgebruik niet afstemmen op de interactiepartner en setting, zouden veel meer moeite hebben met overschakelen op Standaardnederlands. Deze laatste groep wordt door de informanten dan ook niet gekwalificeerd als echte spreker. Voor een uitgebreidere toelichting op deze dichotomie verwijs ik naar het topic over Sprekerskenmerken. 4.11 Hoe wordt straattaal beoordeeld? Met deze vraag probeer ik te achterhalen hoe de verschillende onderzoekseenheden het talige object in kwestie evalueren. Welke waarde wordt er toegekend aan straattaal en welke consequenties heeft het gebruik van de jongerenvariëteit volgens de informanten? En waarom? o
Onderzoekswereld
Straattaal zou, wanneer beschouwd als 'etnisch Nederlands', op minder sociaal prestige kunnen rekenen dan regionaal Nederlands of het Nederlands dat door sociaal-economisch 'hogere groepen' wordt gesproken. (Cornips & De Rooij 2003: 4). Het talige fenomeen roept
25
volgens onderzoekers vaak associaties op met agressiviteit, laaggeschooldheid en criminaliteit. Deze beeldvorming zou vooral berusten op hardnekkige stereotyperingen van de spreker en op normatieve ideeën naar aanleiding van de naamgeving (Cornips & De Rooij 2005). Over de mogelijke talige consequenties van het fenomeen, lopen de inzichten uiteen: Volgens Cornips en De Rooij kunnen de structuurkenmerken van straattaal, een voorbode zijn voor mogelijk grammaticagebruik in de toekomst. Zo zou er een vereenvoudiging van grammaticale geslachten op handen zijn, die door de opkomst van straattaal wordt gestimuleerd. De onderzoekers benadrukken dat een dergelijke grammaticale ontwikkeling onvermijdelijk is en zodoende niet gezien kan worden als een achteruitgang van de Standaardvariant ten gevolge van straattaal (2003). Dorleijn en Nortier zijn echter een andere mening toegedaan: zij schatten in dat straattaal hoogstens op lexicaal gebied wat sporen achter zal laten, maar achten de kans klein dat het Standaardnederlands onder de invloed van deze taalvariëteit drastisch zal veranderen (2005: 180-182). o
Niet-sprekers
Deze onderzoekseenheid verwoordt een grote verscheidenheid aan opvattingen over straattaal. Het merendeel richt zich op de negatieve effecten die het hanteren van de taalvariëteit tot gevolg kan hebben. De niet-sprekers doen uitspraken over de mogelijke sociale- en talige consequenties: Sociale consequenties: Negatief Straattaal zou een bedreiging vormen voor de eenheid in de Nederlandse samenleving. De aanhangers van deze visie beargumenteren dat individualisering in de hand wordt gewerkt, doordat men elkaars taalgebruik niet kan doorgronden. Daar het woordgebruik voor een groot deel wordt bepaald door etnische afkomst, begrijpt niet iedereen elkaar. Volgens een aantal informanten blijft het niet bij individualisering, maar leidt het gebruik van straattaal tot isolement, vandalisme, geweld en discriminatie. Straattaal zou conflicten tussen verschillende groepen initiëren: niet alleen tussen sprekers en niet-sprekers maar ook tussen sprekers(groepen) onderling. De onverstaanbaarheid maakt dat men zich intolerant opstelt ten opzichte van elkaar. Mensen die geen straattaal gebruiken voelen zich bedreigd en/of buitengesloten bij confrontatie met sprekers. De kloof tussen jongeren aan de ene kant en docenten en ouders aan de andere kant, wordt volgens een aantal niet-sprekers aanzienlijk vergroot. Daarbij zou men ook de intelligentie en vaardigheden van de jongeren die de variëteit hanteren, in twijfel trekken. Straattaalgebruik tast het ‘gezond nationalisme’ aan, daar het afbreuk doet aan het gevoel van verbondenheid en wederzijds begrip. Straattaal staat de socialisering binnen de samenleving in de weg, zo wordt er samengevat. De niet-sprekers die deze standpunten verkondigen, spreken zich vaak ook uit voor een verbod van straattaal, in ieder geval in openbare ruimtes. Een aantal niet-sprekers stelt dat de integratie van allochtone straattaalsprekers in het geding is: straattaal stremt inburgering. De taalvariëteit heeft een negatieve invloed op de taalvaardigheid, hetgeen leidt tot mindere schoolprestaties en minder kans op een goede baan.
26
Positief Een aantal niet-sprekers meent dat het niet zo’n vaart zal lopen en zet de positieve effecten van straattaalgebruik op een rij. Straattaal heeft een positieve invloed op de Nederlandse jongerencultuur: het taalgebruik is stoer en doet respect creëren voor de talen van andere culturen. De verdeeldheid die straattaal creeert binnen de jongerencultuur zou juist positief zijn: jongeren horen ergens bij. Volgens een paar niet-sprekers stelt straattaal jongeren in staat zich te ontwikkelen en zich te onderscheiden van de grote massa. Het geeft hen de kans zich als volwaardig individu te ontplooien. Daarbij wordt het niet onwaarschijnlijk geacht dat straattaal de integratie juist stimuleert: het spreken van een dergelijke mengtaal doet gevoel van verbondenheid onder bevolkingsgroepen creëren. Daar het straattaallexicon aan buitenlandse invloeden onderhevig is, zouden de sprekers zich beter kunnen handhaven op internationaal gebied.
Talige consequenties: Negatief Een groot deel van de niet-sprekers veronderstelt dat straattaal blijvende gevolgen zal hebben voor het Nederlands in haar huidige vorm, of in ieder geval voor het taalgebruik van de komende generaties. Het gebruik van straattaal zou een negatieve invloed hebben op het lexicon, de grammatica en de uitspraak van het (Algemeen Beschaafd) Nederlands. Een aantal informanten wijten dit aan het (veronderstelde) onvermogen van de sprekers, om op ander taalgebruik over te gaan. Het verminderde taalbewustzijn, waar het voorgaande een symptoom van zou zijn, zou zich uiteindelijk ook in schrift manifesteren. De niet-sprekers voorzien met het oog hierop weer nieuwe problemen: het doorgronden van geschreven straattaal is volgens hen zeer moeilijk, dan wel onmogelijk, in verband met het ontbreken van (algemene) regels. Volgens een deel van de onderzoekseenheid heeft de verspreiding van straattaal echter meer verstrekkende gevolgen: straattaal zou niet alleen verpaupering betekenen voor de Nederlandse taal maar ook voor de Nederlandse(jongeren)cultuur. Een enkeling voorspelt zelfs dat straattaal het einde van onze voertaal kan zijn. Het taalonderwijs verkeert ook in de gevarenzone, daar ook docenten steeds meer straattaal zouden gaan gebruiken om met hun leerlingen te kunnen communiceren. Positief Niet alle leden van deze onderzoekseenheid zien het gevaar van straattaal in. Deze 'positivisten' brengen het fenomeen onder andere in verband met creativiteit en vernieuwing. Straattaal zou slechts een product van de modernisering van taal zijn en wordt daarnaast meer beschouwd als een verrijking van het Nederlands. Verslechtering van de taalvaardigheid en aantasting van het Standaardnederlands? Integendeel, zo menen deze niet-sprekers: straattaal heeft juist een positieve invloed op het Nederlandse taalgedrag. Een enkeling verkiest straattaal boven de standaardvariant, daar Nederlands een zeer moeilijke taal met een overschot aan ingewikkelde regels zou zijn.
27
o
Sprekers
Aan straattaalgebruik kleven volgens de informanten zowel voor -als nadelen. Deze visie lijkt te resulteren in een overwegend neutrale beoordeling van het talige object: de informanten geven aan dat zij straattaal noch heel positief, noch heel negatief beoordelen. Als positieve eigenschap van straattaal halen de sprekers de codefunctie van de taalvariëteit aan: het voordeel van straattaal is dat je de onderlinge communicatie onnavolgbaar kunt maken voor buitenstaanders. Een nadeel van straattaal is dat je het maar beperkt kan toepassen: het gebruik is interactie(partner)gebonden. Het spreken van straattaal ten overstaan van volwassenen en in institutionele settingen (school, sollicitatie e.d.) kan volgens deze onderzoekseenheid zeker consequenties hebben voor de taalbeheersing en de verstaanbaarheid. Het taalgebruik zou daarbij ook als respectloos ervaren kunnen worden, aldus de informanten. Tijdens het vraaggesprek heb ik de informanten ook laten reflecteren op de wijze waarop 'niet-sprekers' straattaal (zouden kunnen) evalueren. Jamal en Gino verwoorden vrij snel de verwachting dat de denkbeelden overwegend negatief zijn. Zij refereren daarbij met name aan mogelijke sociale consequenties, die eerder door de niet-sprekers geformuleerd zijn: Jamal en Gino schatten in dat het praten van de codetaal in groepsverband voor buitenstaanders een bedreigende uitwerking kan hebben. De informanten voegen hieraan toe dat deze denkbeelden niet alleen hoeven te berusten op taalgebruik, maar ook op non-verbale acties van de sprekers (raar/stoer aankijken e.d.). Dit voorstellingsvermogen aangaande de perceptie van straattaal door buitenstaanders, zou samen kunnen hangen met de wijze waarop de informanten zelf tegen andere (voor hen onbekende) taalvariëteiten aankijken.
Tot zover de resultaten van het gesprek tussen dit talige object en de drie interpreterende subjecten. Volgend hoofdstuk: de Discussie.
28
5. Discussie Het overzicht dat in het vorige hoofdstuk is geconstrueerd, zal aanstonds worden samengevat en bediscussieerd. Welke betekenis heeft straattaal nu precies voor de onderzoekswereld, de niet-sprekers en de sprekers? Het antwoord op deze vraag hangt niet alleen samen met de waardering voor (de vormelijke kenmerken van) dit talige object, maar ook met de manier waarop men straattaal classificeert. Door de inzichten van de onderzoekseenheden met elkaar te vergelijken, krijgt men een goed beeld van eventuele discrepanties wat betreft de interpretatie van straattaal. Hoe zien straattaalsprekers hun eigen taalgedrag en hoe staan de onderzoekswereld en niet-sprekers hier als ‘niet-gebruikers’ tegenover? Per topic zal nogmaals bondig worden uiteengezet wat de standpunten van deze onderzoekseenheden zijn, om deze vervolgens (daar waar mogelijk) met elkaar te vergelijken. Op deze manier komt er stukje bij beetje aan het licht, hoe de onderzoekswereld, de niet-sprekers en de sprekers, het fenomeen straattaal interpreteren.
5.1 Definitie Onderzoekswereld De onderzoekswereld definieert straattaal grofweg als een taalvariëteit (/variant van het Nederlands) die zich manifesteert onder etnisch gemengde jongerengroepen in steden (Cornips en De Rooij 2003 / Nortier 2002). Het lexicon van deze jongerenvariëteit, zou onderhevig zijn aan Surinaamse, Marokkaanse en Amerikaans/Engelse invloeden. Nederlandse woorden en uitdrukkingen worden door de spreker vervormt of vervangen door materiaal uit de bovengenoemde talen (Cornips & De Rooij 2003). De begripsomschrijving van het talige object in kwestie, behoeft volgens een aantal informanten uit deze onderzoekseenheid echter nog meer concretisering (Cornips & De Rooij 2005). Niet-sprekers Straattaal wordt door de meeste niet-sprekers gezien, als een taal(variant) die door jongeren wordt gesproken en beïnvloed is door Engels, Surinaams, Marokkaans en Turks. Over de wijze waarop straattaal geclassificeerd dient te worden( ten opzichte van het Standaardnederlands), wordt men het binnen de onderzoekseenheid echter niet eens. De definities die heden ten dage de ronde doen, zijn volgens het merendeel van de informanten vaak incompleet dan wel incorrect. Sprekers De sprekers definiëren straattaal als een codetaal, die wordt gebruikt om de onderlinge communicatie voor buitenstaanders onnavolgbaar te maken. Deze codetaal bestaat volgens de informanten uit een mix van Surinaamse, Marokkaanse, Amerikaanse en zelfverzonnen (Nederlandse) woorden. Vergeleken met het Standaardnederlands, zou straattaal te classificeren zijn als een dialect. Vergelijking perspectieven Dat straattaal samenhangt met het gebruik van woorden uit andere talen en het toekennen van nieuwe betekenissen aan bestaande Nederlandse woorden, lijken de onderzoekswereld, de niet-sprekers en de sprekers met elkaar eens te zijn. Zowel de taalkundigen als de niet-
29
sprekers verwoordden echter een behoefte aan een meer toereikende definitie. Een specifiekere en eenduidige begripsomschrijving is volgens deze onderzoekseenheden onontbeerlijk. De sprekers 'verrijken' de definitie met een nieuw element: bij hun begripsomschrijving verleggen zij namelijk de focus op de functionele aspecten van straattaal. De talige kenmerken die deze code tot een code maken worden wel van belang geacht, maar het functionele aspect geeft de taalvariëteit betekenis. De code-interpretatie vormt de spil in het web van motieven, sprekerskenmerken, aanleidingen, gebruiksvoorwaarden e.d., en mag derhalve niet ontbreken bij een adequate begripsomschrijving. 5.2 Kenmerken Onderzoekswereld Straattaal kenmerkt zich op de eerste plaats door de aanpassing van het lexicon en idioom, met behulp van Sranan, Marokkaans en Amerikaans/Engels. De lexicale elementen genieten regelmatig vernieuwing, hetgeen straattaal een dynamisch karakter geeft. Daarbij zou de taalvariëteit ook te herkennen zijn aan grammaticale vereenvoudiging, met name van het lidwoordgebruik (Cornips & De Rooij 2003). Niet-sprekers Straattaal komt volgens de informanten uit deze onderzoekseenheid hoofdzakelijk tot uitdrukking in het lexicon. De taalvariëteit wordt geconstrueerd met behulp van buitenlandse (leen-)woorden en woorden met meerduidige betekenissen. Grammaticaal gezien, valt de nietsprekers weinig op. Slechts een enkele keer wordt opvallend lidwoord -of hulpwerkwoordgebruik bemerkt. Sprekers Volgens de sprekers kenmerkt straattaal zich door een meertalig lexicon: de woordenschat zou zich naast buitenlandse woorden kenmerken door zelfverzonnen woorden en Nederlandse uitdrukkingen waarvan de betekenis gewijzigd is. De informanten laten eventuele grammaticale eigenschappen buiten beschouwing, maar maken wel melding van prosodische kenmerken. Stemvolume geeft aan hoe een boodschap opgevat moet worden en benadrukt (het belang van) de aanwezigheid. Straattaal kent daarbij ook specifieke, groepsgebonden regels, die zowel verbaal als non-verbaal tot uitdrukking komen. De sprekers geven daarbij te kennen dat de taalvariëteit een heel dynamische woordenschat heeft, hetgeen zij wijten aan de codefuntie. Vergelijking perspectieven Daar waar de lexicale structuur van straattaal door iedere onderzoekseenheid op eenzelfde manier omschreven wordt, lopen de inzichten over de grammaticale en prosodische eigenschappen uiteen. Volgens de onderzoekswereld en de niet-sprekers zijn er bepaalde grammaticale opvallendheden waar te nemen, met name op het gebied van lid-en hulpwerkwoordgebruik. De sprekers maken geen melding van dit veronderstelde kenmerk, maar geven wel aan dat de prosodie (specifiek: het stemvolume) een rol speelt bij het interpreteren van straattaal. Over de lexicale dynamiek bestaat er wederom weer eendracht.
30
5.3 Motief Onderzoekswereld De motieven voor het hanteren van straattaal, zijn volgens de onderzoekswereld voornamelijk symbolisch van aard: met straattaal druk je solidariteit, groepsidentiteit en groepsbehoren uit. Straattaal stelt in staat mensen in -en uitsluiten (Cornips 2004 / Cornips & De Rooij 2003/2005). Dit taalgedrag zou de spreker daarbij ook status of prestige opleveren (Bennis, Cornips en Van Oostendorp 2004 / Nortier 2001). Niet-sprekers Binnen deze onderzoekseenheid circuleert een grote verscheidenheid aan motieven, die zich laat 'vangen' in de volgende categorieën: sociale factor, persoonlijke ontwikkeling, behoefte tot talige vernieuwing en etnische afkomst. Straattaal wordt onder andere ten gehore gebracht om de groepsidentiteit mee uit te dragen en om bepaalde groepsgrenzen te stellen. Naast deze sociale beweegreden, zijn er volgens een aantal niet-sprekers ook motieven te bedenken die betrekking hebben op de persoonlijke ontwikkeling. Het taalgebruik wordt daarbij ook gehanteerd, omdat het beschouwd wordt als vernieuwend, uitdagend en makkelijk(er). De geheimtaalfunctie is ook een belangrijke drijfveer voor het taalgedrag, zo schat deze onderzoekseenheid in. Straattaal zou voor de allochtone spreker een meerwaarde ten opzichte van Standaardnederlands hebben, daar het lexicon zich kenmerkt door invloeden van de eerste moedertaal. Anderen claimen dat wij hier niet van doen hebben met geintentioneerd taalgedrag, maar met een onbewust overgenomen variëteit. Sprekers Straattaal wordt gebruikt om prestige mee te verwerven of om de communicatie mee af te schermen en het territorium te begrenzen. De sprekers die straattaal hanteren om de onderlinge communicatie voor de buitenstaander onnavolgbaar te maken, interpreteren straattaal meestal als een codetaal. Deze interpretatie is volgens de informanten de enige juiste: diegenen die de taalvariëteit niet gebruiken om haar codefunctie, maar bijvoorbeeld enkel uit prestigeoverwegingen, zijn niet te kwalificeren als 'echte spreker' (zie ook paragraaf 5.4). Vergelijking perspectieven De toepassing van straattaal kent een aantal motieven, zo stelt men gezamenlijk vast. Veel van de beweegredenen zijn volgens de onderzoekseenheden terug te voeren op sociale processen van in- en uitsluiting: het taalgebruik vormt een instrument bij groepsvorming, de markering van groepsgrenzen en het verwerven van prestige. Volgens de sprekers is er een hoofdmotief te onderscheiden dat berust op een essentiële eigenschap van het fenomeen, namelijk: haar codefunctie. Met behulp van straattaal codificeren sprekers hun boodschappen en schermen op deze manier de onderlinge communicatie af voor de buitenwereld. Deze drijfveer wordt door de niet-sprekers in soortgelijke bewoordingen geformuleerd, maar evenals de onderzoekswereld doen zij geen uitspraken over een eventuele 'volgorde belangrijkheid'. Hiermee impliceren deze onderzoekseenheden, volgens de sprekers ten onrechte, dat het geen verschil maakt met welk motief je straattaal toegepast. Het motief van gebruik en de gebruikswijze bepalen in hoeverre je te maken hebt met 'echte sprekers' en een volwaardige straattaal, aldus de sprekers.
31
5.4 Sprekerskenmerken Onderzoekswereld Straattaal wordt volgens deze onderzoekseenheid gesproken door jonge meertalige moedertaalsprekers en jongeren die zich in etnisch gemengde gezelschappen begeven. De taalbeheersing van deze jongeren wordt op een gemiddeld, dan wel hoog, niveau geschat (Cornips & De Rooij 2003/ Nortier 2002). Niet-sprekers Straattaal wordt ten gehore gebracht door jongeren met een stoer imago, die creatief zijn in uiterlijk en taalgebruik. Daarbij associeert een deel van deze onderzoekseenheid de taalvariëteit met jongeren die 'hanggedrag' vertonen. Over de taalvaardigheid van de spreker, lopen de meningen uiteen: straattaal wordt volgens een aantal informanten gesproken door jongeren die de Nederlandse taal goed beheersen, daar waar anderen claimen dat het gebruik van straattaal een teken is van een magere beheersing van de eerste/tweede moedertaal. Een klein deel van de onderzoekseenheid dicht het gebruik van mengtalen ook aan volwassenen toe. Sprekers Een spreker is betrokken bij het straatleven, aldus de informanten uit deze onderzoekseenheid. Geslacht, leeftijd en etniciteit zouden veel minder relevant zijn, dan de ervaringen die de spreker op straat heeft opgedaan. Desalniettemin refereren de informanten met betrekking tot de sprekers regelmatig aan (hang)jongeren Er zijn twee typen gebruikers te onderscheiden: het eerste type betreft de gebruikers die straattaal als codetaal hanteren en de taalvariëteit enkel onder bepaalde voorwaarden toepassen. Deze sprekers kunnen zich verstaanbaar maken onder vrienden maar zijn ook in staat hun taalgebruik te controleren. De jongeren die straattaal met de verkeerde motieven hanteren (enkel op stoer te zijn) en hun taalgebruik niet (kunnen) aanpassen aan de interactionele situatie, vallen onder het tweede type gebruiker. Deze straattaalgebruikers zouden moeite hebben hun taalgedrag te sturen. Vergelijking perspectieven Straattaal wordt hoofdzakelijk gesproken door jongeren, zo zijn de onderzoekseenheden het met elkaar eens. De sprekers hechten echter minder waarde aan sprekerskenmerken als geslacht, leeftijd en etniciteit en stellen dat de betrokkenheid bij het straatleven een veel essentieler kenmerk is. Volgens de onderzoekswereld is de meertalige achtergrond van een spreker of in ieder geval 'het lidmaatschap' van een etnisch gemengde groep, wel degelijk een belangrijke eigenschap. Over de taalbeheersing van een spreker bestaat er wederom consensus: deze is volgens de onderzoekseenheden goed. De sprekers merken daarbij op dat dit wel afhankelijk is van het type gebruiker. Zij onderscheiden een type dat straattaal hanteert als codetaal en het taalgedrag goed kan controleren en een type dat straattaal om de verkeerde motieven en op de verkeerde manier hanteert en het taalgebruik niet goed kan sturen. 5.5 Waar Onderzoekswereld Straattaal wordt gesproken in (Rand)stedelijk gebied en wordt de een aantal onderzoekers dan ook wel getypeerd als 'stedelijke variëteit'.
32
Niet-sprekers De niet-sprekers plaatsen het straattaalgebruik voornamelijk in de Randstad. Sprekers Straattaal kan zich, in verband met haar codefunctie, zowel in stedelijk als landelijk gebied manifesteren. De sprekers specificeren dat de taalvariëteit vooral goed gedijt in 'criminele woonomgevingen'. Zij benadrukken dat het straattaalgebruik hoofdzakelijk afhangt van de samenstelling van de bevolking in een bepaald gebied en de activiteiten van deze mensen. Vergelijking perspectieven Straattaal wordt volgens de niet-sprekers en de onderzoekswereld gesproken in de (Rand)stad. De sprekers hechten echter aanzienlijk meer belang aan demografische factoren: straattaal komt volgens hen dan ook voor in stad en dorp (en dan specifiek in criminele woonomgevingen). 5.6 Voorwaarden Onderzoekswereld Het gebruik van straattaal vindt meestal plaats tijdens het samenzijn met vrienden en op straat. Daar verstaanbaarheid en respect in thuis- en schoolsituaties hoog in het vaandel staan, wordt de taalvariëteit niet gebruikt in deze settingen (Nortier 2001). De spreker zou het taalgedrag aanpassen aan de interactiepartner en die hij/zij inneemt in een conversatie (Cornips & Reizevoort 2006). Niet-sprekers Het gebruik van straattaal wordt afgestemd op gezelschap en setting. Sprekers dienen straattaal enkel in hun vrije tijd ten gehore te brengen onder vrienden (op straat). Het communiceren in de betreffende taalvariëteit wordt afgekeurd binnen institutionele omgevingen ten ten overstaan van autoriteit. Sprekers De informanten uit deze onderzoekseenheid stellen dat het straattaalgebruik afhangt van de gesprekspartner. Straattaal spreek je tegen bevriende leeftijdgenoten en enkel wanneer de omstandigheden hiertoe aanleiding geven. Uit respect en met het oog op de verstaanbaarheid wordt de taalvariëteit niet gebruikt tegenover volwassenen en niet op andere plekken (als school) dan op straat. Vergelijking perspectieven Iedere onderzoekseenheid beschrijft een aantal (ongeschreven) regels die aan het gebruik van straattaal verbonden zouden zijn. De voorwaarden die er worden geformuleerd hebben betrekking op sociale- en interactionele omstandigheden: sprekers zouden hun taalgebruik voornamelijk afstemmen op de setting en het gezelschap. Hierbij spelen de verstaanbaarheid en hiërarchische gelijkheid een belangrijke rol, zo stellen de onderzoekseenheden gezamenlijk vast. De sprekers voegen hier aan toe dat het niet alleen belangrijk is dat je straattaal onder vrienden en op straat spreekt, maar ook dat je de taalvariëteit alleen inzet wanneer het nodig (bijv. in problematische situaties).
33
5.7 Verspreiding Niet-sprekers De niet-sprekers stellen dat jongeren zichzelf en elkaar straattaal aanleren. De taalvariëteit zou hoofdzakelijk worden overgedragen op straat. Sprekers Straattaalkennis verspreid zich onder jongeren op straat, aldus de sprekers. De mate van de betrokkenheid bij het straatleven, bepaalt op welke leeftijd iemand straattaal tot zich begint te nemen. Straattaal kan echter niet 'zomaar' worden overgenomen in verband met haar codefunctie. Vergelijking perspectieven Over dit onderwerp zijn de sprekers en de niet-sprekers eensgezind: jongeren dragen straattaal, op straat, aan elkaar over. De sprekers voelen zich echter wel geroepen hierbij op te merken dat de 'straatcode' niet zomaar voor het oprapen ligt. 5.8. Aanleiding Onderzoekswereld De informanten uit deze onderzoekseenheid wijten de ontwikkeling van straattaal voornamelijk aan het multi-etnische karakter van de steden. De meertalige contactsituatie die er ten gevolge van deze demografische ontwikkeling is ontstaan, heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de opkomst van het fenomeen. Daarnaast zien Cornips en De Rooij ook een aanleiding in de behoefte aan talige vernieuwing (o.a. ten gevolge van de grote variatie aan minderheidsgroepen) en in de invloed van de hiphopscene (2003). Niet-sprekers Naast het multiculturele karakter van de samenleving, schrijven de niet-sprekers het ontstaan van straattaal ook toe aan gebrekkige taalbeheersing (van de eerste/tweede moedertaal) en globalisering. Door de ontwikkeling van nieuwe communicatiemethodes wordt de wereld steeds kleiner en het taalcontact steeds groter. Een aantal informanten meent dat de (veronderstelde) veramerikanisering van Nederland ook heeft bijdragen aan de verspreiding van straattaal, daar de Amerikaanse ghetto als bakermat voor de taalvariëteit wordt beschouwd. De wijze waarop de media aandacht besteden aan taalgedrag van beroemdheden, speelt ook een belangrijke rol bij het ontstaan van taaltrends. Sprekers Over de persoonlijke aanleiding voor het gebruik van straattaal, zijn de sprekers heel duidelijk: dit had te maken met het karakter van de wijk. Het feit dat er hier veel bendevorming plaatsvond, zette hen ertoe aan een talige manier te zoeken om het territorium te markeren. Het ontstaan voor mengtalen als straattaal, zou daarbij ook een resultaat zijn van een slechte beheersing van de eerste/tweede moedertaal. De multiculturele samenleving heeft volgens de sprekers daarbij ook een bijdrage geleverd aan het ontstaan van het fenomeen, maar de ontwikkeling van telecommunicatiemiddelen staat volgens hen los van de opkomst van straattaal (in verband met het groepsspecifieke en verbale karakter van de variëteit).
34
Vergelijking perspectieven Volgens alle onderzoekseenheden heeft het multiculturele karakter van de samenleving een (belangrijk) aandeel gehad in de ontwikkeling van straattaal. De onderzoekswereld ziet in een behoefte aan talige vernieuwing onder jongeren ook een aanleiding. De niet-sprekers zijn er samen met de sprekers van overtuigd, dat ook een gebrekkige taalvaardigheid de ontwikkeling van straattaal in de hand heeft gewerkt. De sprekers verwoorden nog een andere factor, namelijk: het karakter van de woonomgeving. In tegenstelling tot de sprekers en de onderzoekswereld, hechten de niet-sprekers aanzienlijk meer belang aan de invloed van globalisering en trends op het ontstaan van straattaal.
5.9 Toekomst Onderzoekswereld Over de toekomst van straattaal koestert men in de onderzoekswereld verschillende inzichten: daar waar Cornips en De Rooij (2003) een blijvende wijziging van de Nederlandse grammatica ten gevolge van straattaal voorspellen, zijn Dorleijn en Nortier (2005) van mening dat er hoogstens een aantal lexicale veranderingen/ verrijkingen zullen plaatsvinden. Of en hoe het Standaardnederlands onder de invloed van straattaal zal veranderen, blijft een twistpunt. Niet-sprekers Een deel van deze onderzoekseenheid acht de kans klein dat straattaal überhaupt haar sporen zal achterlaten: het fenomeen is tijdelijk en leeftijdsgebonden, zo beredeneren de aanhangers van deze theorie. Diegenen die straattaal zien als een modernisering van het ABN of als een 'uitloper' van de Standaardvariant, voorspellen dat straattaal het taalbeeld in de toekomst zal domineren. Straattaal wordt daarbij ook gezien als een universeel verschijnsel. Sprekers: Het bestaansrecht van straattaal, hangt volgens deze onderzoekseenheid af van de behoefte aan een codetaal. Het feit dat er over de grens ook soortgelijke jongerenvariëteiten worden gehanteerd, is voor de informanten geen onbelangrijk punt bij de discussie over de toekomst van straattaal. Vergelijking perspectieven Over het toekomstbeeld van straattaal, bestaat tussen en binnen de onderzoekseenheden een hoop verdeeldheid. De visie op dit topic staat doorgaans in verband met de interpretatie van het talige fenomeen: Zij die straattaal interpreteren als een vluchtig fenomeen/taaltrend van voorbijgaande aard, menen dat de taalvariëteit geen lang leven beschoren is, terwijl diegenen die straattaal als een product van de talige dynamiek zien, een blijvende taalverandering voorspellen. 5.10 Omschakelen Onderzoekswereld Jongeren zullen weinig moeite ondervinden met het omschakelen van het straattaallexicon, naar het vocabulaire van het Standaardnederlands. De grammaticale 'switch' zal volgens Cornips en De Rooij (2003) echter steeds lastiger worden, daar de vereenvoudiging van het lidwoordgebruik zich zal doorzetten.
35
Niet-sprekers De mate waarin een spreker in staat is zijn/haar taalgedrag te controleren, bepaalt in hoeverre hij/zij in staat is om over te gaan op ander (formeler) taalgebruik. Een aantal niet-sprekers denkt dat er een verband bestaat tussen overmatig gebruik van de taalvariëteit en het onvermogen om op iets anders over te gaan. Andere informanten binnen deze onderzoekseenheid, zijn ervan overtuigd dat iedere spreker gewoon kan omschakelen naar de Standaardvariant, daar straattaal enkel als een soort register gebruikt wordt. Sprekers Of een spreker in staat is over te gaan op een andere taalvariant, is afhankelijk van bij wat voor type gebruiker je hem/haar kan indelen. Enkel de 'echte spreker' (Zie ook paragraaf Sprekerskenmerken) kan volgens deze onderzoekseenheid zonder al te veel problemen omschakelen naar het Standaardnederlands, daar deze straattaal alleen 'onder voorwaarden' gebruikt. Vergelijking perspectieven De onderzoekswereld spreekt zich niet zozeer uit over het vermogen van de spreker over te gaan op een andere taalvariant, maar haakt in plaats daarvan in op het niveau waarop de omschakeling zich (hoogstwaarschijnlijk) zal manifesteren. Cornips en De Rooij (2003) bepleiten dat lexicaal switchen voor de spreker geen probleem zal zijn, maar dat grammaticaal switchen in de loop van de tijd moeilijker zal worden. Volgens de overige twee onderzoekseenheden staat het vermogen om te schakelen naar ander taalgebruik, direct in verband met het type spreker (en daarmee samenhangend: de mate waarin straattaal wordt gebruikt).
5.11 Evaluatie consequenties Onderzoekswereld De onderzoekswereld is niet scheutig met het doen van uitspraken over de sociale consequenties van straattaal, hetgeen vermoedelijk samenhangt met de angst verstrikt te raken in de talloze aannames die het gevolg zijn van de naamgevingproblematiek. Dientengevolge belicht deze onderzoekseenheid dan ook voornamelijk eventuele talige consequenties. Zo zijn Cornips en De Rooij (2003) van mening dat straattaal een onvermijdelijke vereenvoudiging van de Nederlandse grammatica zal bewerkstelligen. Deze ontwikkeling wordt vervolgens weer tegengesproken door Dorleijn en Nortier (2005): zij oordelen dat straattaal zeer weinig, dan wel geen, verandering zal veroorzaken op het gebied van taal. Niet-sprekers De niet-sprekers verwoorden een veelheid aan consequenties, zowel sociaal als talig, die betrekking hebben op: eenheid en begrip binnen de samenleving, de inburgering van allochtone Nederlanders, de kansen van sprekers op de arbeidsmarkt en het taalgebruik van de toekomst. Over de manier waarop deze gevolgen zich manifesteren bestaat er wederom verdeeldheid: daar waar een groot deel van deze onderzoekseenheid veronderstelt dat het gebruik van straattaal de saamhorigheid in de Nederlandse samenleving zal aantasten, is een aantal niet-sprekers ervan overtuigd dat de taalvariëteit zowel autochtone als allochtone jongeren de kans geeft te integreren9 en dit de tolerantie ten opzichte van elkaar enkel zal voeden. 9
In groepen leeftijdsgenoten: het taalgebruik stelt de jongeren in staat ergens bij te horen.
36
Volgens een meerderheid van de niet-sprekers zal de Standaardtaal onder invloed van straattaal aan terrein gaan verliezen: het Nederlands zal (al dan niet door een verminderd taalbewustzijn) aanzienlijk veranderen. Of dit een positieve of een negatieve ontwikkeling is, is wederom een twistpunt: een aantal niet-sprekers schatten in dat het taalgebruik van de toekomstige generaties zal verpauperen en de kansen voor de sprekers op de arbeidsmarkt dientengevolge zullen verminderen. Andere stellen dat straattaal enkel het product van de modernisering van taal is en enkel getuigt van talige creativiteit en vernieuwing. Zij zien straattaal bovenal als een verrijking. Sprekers Deze onderzoekseenheid velt een relatief neutraal oordeel over straattaal: zij geven aan dat de codefunctie zonder twijfel als positief punt kan worden gezien en melden dat de beperkte toepasbaarheid als negatief punt beschouwd kan worden. De kracht van straattaal is dat je de onderlinge communicatie onnavolgbaar kan maken, maar; wanneer je dit (te vaak) in een verkeerde setting/in verkeerd gezelschap doet, kan het taalgebruik vervelende consequenties hebben. Deze consequenties hebben volgens de sprekers met name betrekking hebben op de taalbeheersing, verstaanbaarheid en het wederzijdse respect. Dat het taalgebruik een bedreigende uitwerking op niet-sprekers kan hebben, kan deze onderzoekseenheid zich voorstellen. Wanneer de spreker zich echter houdt aan bepaalde (gebruiks)voorwaarden, kunnen dergelijke sociale consequenties worden vermeden. Vergelijking perspectieven De onderzoekswereld stort zich voornamelijk op de mogelijke consequenties van het fenomeen voor de Standaardtaal in haar huidige hoedanigheid. Cornips en De Rooij (2003) voorspellen een blijvende grammaticale verandering onder de invloed van straattaal, daar waar Dorleijn en Nortier (2005) van mening zijn dat er weinig dan wel geen talige consequenties waar te nemen zullen zijn. Binnen de onderzoekseenheid van de niet-sprekers, bestaan er twee kampen: een kamp ziet hoofdzakelijk de sociale (onbegrip, intolerantie) en talige (slechte verstaanbaarheid, gebrekkige taalbeheersing) nadelen van het gebruik van straattaal, daar waar het andere kamp inschat dat straattaal voornamelijk een positieve sociale (groepsbehoren, ontplooiing) en talige (creativiteit, verrijking) uitwerking heeft. De sprekers zijn zich bewust van de mogelijke sociale en talige consequenties zoals de nietsprekers deze formuleren, maar benadrukken dat deze niet onafwendbaar zijn. Wanneer de spreker straattaal met de juiste motieven en onder de juiste voorwaarden gebruikt, hoeft de buitenwereld (bijna) geen ongemak van het taalgedrag te ondervinden. De sprekers maken ons, in tegenstelling tot de andere twee onderzoekseenheden, echter niet expliciet deelgenoot van hun inzichten betreffende de invloed van straattaal op de Nederlandse taal zoals wij deze nu kennen.
37
6. Conclusie Ik heb mij bij dit kwalitatieve onderzoek beziggehouden met de 'beleving en de betekenisverlening' (Baarda, De Goede & Teunissen 2001: 20): ik heb getracht vast te stellen hoe straattaal wordt geïnterpreteerd door diegenen die de talige praktijk bestuderen en door diegenen die deze tot stand brengen/hier deel van uitmaken. In deze conclusie zal bondig onder woorden worden gebracht, hoe straattaal vanuit drie verschillende perspectieven wordt gezien: De onderzoekswereld ziet straattaal als een taalvariëteit, die door jongeren in stedelijk gebied wordt gebruikt. Straattaal kenmerkt zich door een lexicon dat onderhevig is aan buitenlandse invloeden en leenwoorden. De grammaticale en prosodische eigenschappen staan echter nog ter discussie. De begripsomschrijving behoeft volgens de onderzoekseenheid dan ook concretisering, daar er te weinig bekend zou zijn over talige- en functionele kenmerken. Dit heeft onder andere ten gevolg, dat deze onderzoekseenheid enkel onder voorbehoud uitspraken doet over 'de gevolgen' van het taalgebruik en de wijze waarop straattaal zich in de toekomst zal ontwikkelen. Voor het gebruik van straattaal zouden jongeren met name symbolische motieven hebben: het taalgebruik speelt een belangrijke rol bij processen van inen uitsluiting. De dynamiek van het fenomeen houdt deze onderzoekseenheid, zowel letterlijk als figuurlijk, sterk bezig: straattaal wordt geïnterpreteerd als een moeilijk te codificeren fenomeen, dat voortdurend in beweging is. Ook voor de niet-sprekers is straattaal enigszins ongrijpbaar: de veelheid aan theorieën die in de onderzoekswereld en in de media circuleren, maakt het volgens deze onderzoekseenheid moeilijk om de taalvariëteit te definiëren. Van de begripsomschrijvingen kan men afleiden, dat het vooral de Surinaamse, Marokkaanse, Engelse woorden zijn die deze onderzoekseenheid in het oog springen: de niet-sprekers lijken het fenomeen bovenal te interpreteren als een mengtaal die onder vrienden op straat gesproken wordt. De toepassing van straattaal hangt vooral samen met prestige, identiteit en groepsbehoren. De meningen zijn echter verdeeld over waarde taalvariëteit en consequenties die straattaal heeft voor de spreker zelf, alsmede voor het Standaardnederlands. Het sleutelwoord binnen de onderzoekseenheid van de sprekers is 'code'. De code is volgens hen de spil in het web van motieven, kenmerken, type gebruikers en voorwaarden. Bij hun interpretatie vervullen de functionele kenmerken van de taalvariëteit dan ook de hoofdrol: straattaal wordt gedefinieerd als een groepsgebonden mixtaal die door haar functie steeds aan verandering onderhevig is. De lexicale elementen, die berusten op leenwoorden en zelfbedachte uitdrukkingen, zijn dus vluchtig maar de achterliggende gedachte blijft (voor een echte spreker) steeds hetzelfde. Het onnavolgbaar maken van de communicatie voor buitenstaander, ofwel 'het coderen van de boodschap' is volgens deze onderzoekseenheid het belangrijkste en enige geldige motief. Welke consequenties er aan het straattaalgebruik kleven, hangt af van het type spreker waar je mee te maken hebt. Sprekers hebben functionele kenmerken van straattaal hoog in het vaandel staan, daar deze volgens hen betekenis geven aan het fenomeen. De focus van de onderzoekswereld en de nietsprekers lijkt meer op de vormelijke eigenschappen van straattaal te liggen. De sprekers maken een, naar eigen zeggen, essentieel onderscheid tussen bepaalde type gebruikers: een onderscheid dat samenhangt met de al dan niet 'codegerelateerde' motieven en toepassingen.
38
7. Nabespreking 7.1 Reflectie onderzoeksmethoden De kwalitatieve onderzoeksmethoden die bij deze studie zijn aangewend, kenmerken zich door een aantal sterke en een aantal zwakke punten. Bij de verantwoording van mijn aanpak, heb ik reeds toegelicht welke beweegredenen ik had voor het hanteren van de betreffende methoden. De nadelen kunnen met het oog op eventueel vervolgonderzoek echter niet onbeschouwd blijven en zullen hieronder kort de revue passeren: Nadelen literatuuronderzoek De mogelijke discrepantie tussen de wijze waarop een auteur een tekst bedoelt en de manier waarop de lezer deze interpreteert, is wat mij betreft het belangrijkste risico van literatuuronderzoek. Derhalve kan ik niet met zekerheid zeggen of hetgeen ik afleid uit de publicaties, geheel overeenkomt met de inzichten die in onderzoekswereld circuleren. Helaas zal eenieder die de literatuur als bron raadpleegt, met dit nadeel worden geconfronteerd. Hierbij moet ik echter wel opmerken, dat ik mij wel in de bevoorrechte positie bevond om het één en ander te verifiëren bij de auteurs. Nadelen analyse opstellen De standpunten van de niet-sprekers zijn niet te kwantificeren, daar niet alle informanten uit deze onderzoekseenheid dezelfde topics in hun beschouwingen hebben behandeld. Daarbij weet ik niet hoe de schrijfopdracht precies luidde en aan welke eisen de opstellen moesten voldoen. In hoeverre de geformuleerde standpunten representatief zijn voor de denkbeelden van de individuele auteurs, is moeilijk te verifiëren: het is voor mij als onderzoeker praktisch onmogelijk om after the fact te achterhalen door welke (f)actoren deze informanten mogelijk beïnvloed zijn. Ik kan derhalve enkel een indicatie geven van de meest gehanteerde opvattingen e.d. Bij deze onderzoeksmethode is het onderzoeksresultaat sterk afhankelijk van het oordeel van de onderzoeker. Het beeld dat ik de wereld voorhoud over de interpretatie van straattaal door de niet-spreker, is puur gebaseerd op mijn individuele analysevermogen. Derhalve zou men kunnen stellen dat de intersubjectiviteit in het geding is (Baarda, De Goede & Teunissen 2001) . Door het gebrek aan vergelijkingsmogelijkheden kan ik nu eigenlijk geen valide conclusies trekken over de standpunten van deze onderzoekseenheid10. Om dit probleem te ondervangen, zouden de opstellen door meerdere onderzoekers bekeken moeten worden.
Nadelen semi-gestructureerd interview Het toepassen van deze onderzoeksmethode brengt bepaalde nadelen met zich mee. De validiteit van het onderzoek kan door de volgende factoren bedreigd worden11: -
Hawthorne-effect (observer's paradox):
10
Reader Methoden en Technieken in Communicatiekundig Onderzoek (Onderwijsinstituut Nederlands afdeling taalbeheersing 2006) 11 Ibidem.
39
Mijn aanwezigheid en het besef van de informanten dat ze onderzocht worden, zou van invloed kunnen zijn op hun beantwoording. De informatie die je bij een dergelijk interview 'los krijgt' is misschien niet representatief voor wat de informanten werkelijk denken: 'je meet niet wat je wilt meten'. - Verwachtingen onderzoeker Mijn verwachtingen zouden het te onderzoeken subject kunnen beïnvloeden. Bij deze onderzoeksmethode kan dit tot uitdrukking komen in de vragen die ik stel en de manier waarop ik mijn vragen formuleer. Wanneer de informant zich bewust wordt van bepaalde verwachtingen omtrent een onderwerp, zou hij zijn beantwoording hieraan kunnen aanpassen. - Sociaal wenselijk antwoorden De informanten zouden tijdens het vraaggesprek voornamelijk sociaal wenselijke uitspraken kunnen doen. Het is moeilijk in te schatten in hoeverre de antwoorden die tijdens het onderzoeksinterview worden gegeven, representatief zijn voor de denkbeelden van de geïnterviewden. - Beperkte generaliseerbaarheid construct De bevindingen die men aan de hand van een semi-gestructureerd interview heeft gedaan zijn beperkt generaliseerbaar: de uitkomsten hoeven niet van toepassing te zijn straattaalsprekers die afkomstig zijn uit andere groepen/streken/... etc.
De ongelijkheid in de omvang van iedere onderzoekseenheid, kan ook als een methodologisch bezwaar ervaren worden. Daar waar ik uit de onderzoekswereld hoogstens zes en onder de sprekers slechts twee informanten heb geraadpleegd, waren er minstens 45 niet-sprekers bij dit onderzoek betrokken. Men zou kunnen zeggen dat de reikwijdte van de onderzoeksresultaten van de laatste groep, derhalve wat groter is. Met het oog op het voorgaande wil ik graag benadrukken dat de onderzoeksmethoden zorgvuldig zijn afgestemd op de onderzoekseenheden en de uitgangspunten van deze studie. Mijns inziens heeft deze combinatie van kwalitatieve benaderingen een optimaal onderzoeksresultaat opgeleverd, vooral wanneer men het tijdsbestek en de beschikbare middelen in ogenschouw neemt.
7.2 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek De samenhang tussen de verscheidenheid aan straattalen en de motieven voor straattaalgebruik, behoeft wat mij betreft meer vervolgonderzoek. Zo kan men zich bijvoorbeeld verdiepen in het verschil tussen de straattaal van een bende en de straattaal van een gewone vriendengroep. Het is aannemelijk om te stellen dat het afschermen van de onderlinge communicatie voor klas/buurtgenoten, iets anders is dan het hanteren van een straatcode om de politie en rivaliserende bendes van het lijf te houden. Om hier steekhoudende uitspraken over te kunnen doen, is het aan te bevelen eerst de straattaal van beide sprekersgroepen nauwkeurig in kaart te brengen. Dit kan men wederom bewerkstelligen met behulp van longitudinaal (participerend) observatieonderzoek. Nu zal dit bij de bendes waarschijnlijk heel moeilijk zijn omdat zij niet staan te springen om hun straatcode prijs te geven (zie voorgaande) en daarbij buitenstaanders waarschijnlijk niet makkelijk toelaten in
40
hun wereldje. Maar niets is echter onmogelijk: ik heb immers ook een sneak preview gekregen in de 'Main Triad Crips wereld'. Evenzo zou men zich bij vervolgonderzoek kunnen richten op het aandeel van het taalbewustzijn in de dynamiek van straattaal: zijn de veranderingen die de taal doormaakt werkelijk zo intentioneel als dat de sprekers claimen? Of is er eerder sprake van een geleidelijke ontwikkeling onder invloed van andere, nog te benoemen, factoren? Om de dynamiek van straattaal nader te kunnen verklaren, zou men ervoor kunnen kiezen longitudinaal (participerend) observatieonderzoek te doen. Het bestuderen van de sprekers over een langere periode, kan mijns inziens uitsluitsel geven over de factoren die 'verantwoordelijk zijn' voor de talige en functionele verandering van de taalvariëteit. Moet je straattaal verbieden of tolereren? Veel niet-sprekers spraken zich in hun opstellen uit over het nut en de noodzaak van het nemen van maatregelen betreffende straattaalgebruik. Een meerderheid van de niet-sprekers sprak zich uit over deze kwestie. Ondanks dat ik geen eendracht bespeurde over de mogelijke aanpak van de taalvariëteit, vond ik het opvallend dat deze onderzoekseenheid zich zo in dit topic 'vastbeet'. Daar het in mijn streven ligt de interpretaties van de drie onderzoekseenheden met elkaar te vergelijken en ik mij te weinig heb verdiept in de attitude van de onderzoekswereld en de sprekers ten opzichte van een straattaalverbod, heb ik besloten het topic niet te betrekken bij de presentatie van mijn bevindingen. Dit neemt echter niet weg dat verdere verdieping in deze kwestie geen waardevolle inzichten zou kunnen opleveren. Men zou zich bijvoorbeeld kunnen bezinnen over de vraag of het instellen van een verbod op bepaalde taalvariëteiten (in bepaalde interactionele situaties) haalbaar is en in hoeverre het doorvoeren van soortgelijke maatregelen in het verleden iets heeft opgeleverd. Het is meer dan interessant om te kijken of er wettelijk iets is vastgelegd over 'taalvrijheid'. Ik refereer met deze uitlating aan de fascinerende Taalwet die onze Belgische buren kennen. Een fragment dat mij met betrekking tot de verbodskwestie in het oog sprong: 12. De regeling van het vrij gebruik van de talen moet overeenkomstig de oorspronkelijke doelstelling worden uitgelegd in de zin van het beperken van de taalvrijheid, met name een bepaalde vorm geven, indijken, beperken, uitzonderingen maken. 20 “Regelen” is een term die“zowel het opleggen van het gebruik van een bepaalde taal, als het verbod van het gebruik van een bepaalde taal, als het verbod het gebruik van een bepaalde taal te verbieden” omvat. En wat betreft taalgebruik in openbare ruimte en privé-sfeer: 13. De opdeling tussen afweerrecht en politiek vrijheidsrecht correspondeert met de opdeling tussen het taalgebruik in de private en het taalgebruik in de publieke sfeer.12 De bovenstaande fragmenten zijn interpretaties van artikel 30 van de Belgische Grondwet en maken deel uit van een onderzoeksrapport naar het Taalgebruik in het Nederlandse taalgebied. Enerzijds beschermt artikel 30 van de Belgische Grondwet de taalvrijheid, anderzijds lijkt deze het taalgebruik van de Belgen aan banden te leggen. Daar mijn onderzoeksobject een 12
Zie het studierapport “Taalgebruik in het Nederlandse taalgebied. Vernederlandsing van het straatbeeld.” in opdracht van het Agentschap Binnenlands Bestuur op de website: www.binnenland.vlaanderen.be/publicaties/Vernederlandsing%20van%20het%20straatbeeld.pdf (geraadpleegd op 2 juni 2008).
41
Nederlandse taalvariëteit betreft, zal ik niet langer stil blijven staan bij de Grondwet van de Belgen: ik besluit deze aanbeveling dan ook met de suggestie om het samenspel van taal, wetgeving en beleid op Nederlandse bodem, onder de loep te nemen. De voorgaande beslommeringen over taal en beleid, gaven mij opnieuw stof tot nadenken. Dit keer niet over het fenomeen straattaal, maar over een variant die iedereen schijnt te spreken maar weinig mensen precies kunnen beschrijven: de Standaardvariant van het Nederlands! Want wat is Standaardnederlands nu eigenlijk? Voor mijn gevoel gaat iedereen, waaronder ikzelf, uit van een verouderde en vage notie. Een kwalijk gebeuren, gezien de veelheid aan variëteiten die vandaag de dag worden bemerkt, tegen het licht van de Standaardvariant worden gehouden. De standaard leek in de tijd dat het ABN hoogtij vierde, veel beter te codificeren. Hierbij moet ik opmerken dat deze uitspraak niet berust op een volwaardig historisch taalkundig onderzoek, maar enkel op een persoonlijke observatie. Mijns inziens is het herdefiniëren van het Standaardnederlands, of het in kaart brengen van de verschillende standaardvariëteiten, onontbeerlijk voor al het vervolgonderzoek naar Nederlandse taalvariëteiten. Nog voordat ik deze aanbeveling goed en wel op papier had, hoorde ik bij het Radioprogramma 'Met het oog op morgen' (8 juni jl.) dat ik niet de enige was die hiertoe aanleiding zag. Joop van der Horst schreef het boek 'Het einde van de Standaardtaal', waarin hij de ontwikkelingen van het Standaardnederlands door de jaren heen beschrijft (te verschijnen in juni 2008). Hij beaamt tijdens het programma dat er heden ten dage slechts een vage notie voor handen is en wijt dit onder andere aan het bestaan van meerdere varianten van de Standaardvariant. Van der Horst beschrijft de 'teloorgang' van het Standaardnederlands (zoals er eens sprake was van het ABN) en voorspelt dat de afgrenzing tussen de Nederlandse variëteiten steeds diffuser zal worden. Het feit dat de Standaardvariant op zijn beloop is en er zich steeds meer variëteiten manifesteren, wil daarbij volgens hem niet zeggen dat het Nederlands deplorabel is: er staat enkel geen variant meer op een voetstuk. Het zou mijns inziens lonen om bij vervolgonderzoek opnieuw in ogenschouw te nemen hoe de variëteiten (als straattaal!) die eens werden afgezet tegen de Standaardvariant, vandaag de dag geclassificeerd kunnen worden. De feitenkennis die men verwerft met het uitvoeren van dergelijk descriptief onderzoek, geeft vaak aanleiding tot het ontwikkelen van nieuwe hypotheses en theorieën. Ik ben ervan overtuigd dat het onderzoek naar de interpretatie van straattaal nog in de kinderschoenen staat en hoop dan ook dat ik met deze bijdrage verdere verdieping in dit fascinerende fenomeen stimuleer!
42
Bibliografie
o
Appel, R. (1999). Straattaal. De mengtaal van jongeren in Amsterdam. In: Toegepaste Taalwetenschap in Artikelen, 62, p. 39-55.
o
Baarda, D.B., M.P.M. de Goede & J. Teunissen (2001). Basisboek kwalitatief onderzoek: Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen: Stenfert Kroese.
o
Bennis, H., G. Extra, P. Muysken, & J. Nortier (red.) (2002). Een buurt in beweging. Talen en Culturen in het Utrechtse Lombok en Transvaal. Amsterdam: Aksant, p: 201-216.
o
Cornips, L. (2004). Straattaal: sociale betekenis en morfo-syntactische verschijnselen. In: J. De Caluwe et al. (red.), Taeldeman, man van de taal, schatbewaarder van de taal. Gent: Academia Press, pp. 175-188.
o
Cornips, L., H. Bennis & M. van Oostendorp (2004). Verandering en verloedering. Normen en waarden in het Nederlands. Amsterdam: Salomé (AUP).
o
Cornips, L., B. Reizevoort en V. de Rooij (2006). Straattaal: Processen van naamgeving en stereotypering. In: Toegepase Taalwetenschap in Artikelen 76. Thema’s en trends in de sociolinguïstiek, 5-1, p. 91-101.
o
Cornips, L. & V. de Rooij (2003). Kijk, Levi's is een goeie merk: maar toch hadden ze 'm gedist van je schoenen doen 'm niet. Jongerenvariëteit heeft de toekomst. In: J. Stroop (red.), Het Nederlands van nu en straks. Waar gaat het Nederlands naar toe?. Amsterdam: Prometheus, p. 1-10.
o
Cornips, L. & V. de Rooij (2005). Hoezo straattaal? In: Kennislink. Vakpagina Taalwetenschappen,1, Internet: http://www.kennislink.nl/web/show?id=143205. (Jongerentaal en straattaal).
o
Dörnyei, Z. (2003). Questionnaires in Second Language Research. Construction, Administration and Processing. Mahwah etc.: Lawrence Erlbaum Associates, publishers.
o
Duurkoop, J.N. (2008). Straattaal: Je weet zelluf! Stageverslag, Universiteit Utrecht.
o
Hermanowicz, J.C. (2002). The Great Interview: 25 Strategies for Studying People in Bed. In: Qualitative Sociology, 25, 479-499.
o
Horst, J.M. van der B (te verschijnen in juni 2008). Het einde van de Standaardtaal. een wisseling van Europese taalcultuur. Amsterdam: Uitgeverij Meulenhoff.
o
Nortier, J. (2001). Murks en straattaal; vriendschap en taalgebruik onder jongeren. Amsterdam: Prometheus.
43
o
Nortier, J., & M. Dorleijn (te verschijnen). A Moroccan accent in Dutch: restricted to the Moroccan community? In: International Journal of Billingualism, special issue.
o
Riegel, J. (1990). Attitude-onderzoek in Lochem. Scriptie, Rijks Universiteit Leiden.
o
Reizevoort, B.L. (2005). Fatoe man, ik ben je brada toch! Verslag van drie maanden straattaalveldwerk in Amsterdam-Oost. Stageverslag, Universiteit Utrecht.
o
Reizevoort, B.L. (2007). "Omdat ik die moiboi ben wil je me haten, toch!" Een etnografisch onderzoek naar de sociale betekenis van het Nederlands van jongeren in multi-etnisch Amsterdam-Oost. Doctoraalscriptie, Universiteit Utrecht.
o
Sijs, N. van der. (red.) (2005). Wereldnederlands. Oude en jonge variëteiten van het Nederlands. Den Haag: Sdu Uitgevers.
Overige schriftelijke bronnen: o
Afdeling Taalbeheersing (2006). Methoden en Technieken in Communicatiekundig Onderzoek. Een inleiding. Reader.
Internetbronnen: o o o o o
http://www.dbnl.org/tekst/bree001hist01_01/bree001hist01_01_0020.htm www.binnenland.vlaanderen.be/publicaties/Vernederlandsing%20van%20het%20straa tbeeld.pdf http://www.test.uva.nl/wiki/index.php?title=Exploratief_en_toetsend_onderzoek http://ppw.kuleuven.be/FL/interview%20handl.htm (handleiding semi-gestructureerd interview) http://nl.wikipedia.org/wiki/Crips#Crips_in_Nederland
44