•9
DE
STOOMKETELS VAÏJ
DE
^ „ P R I N S HENDRIK", DOOE
3D.
Hl.
-^TKT O IL. F S O
3sr.
Ovefgedrukt uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 8 December 1877.
5
DE
STOOMKETELS TAN DE
„PRINS HENDRIK", DOOR
\-'
ID.
IL..
AATOX^i^SOHST.
Overgedrukt uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 8 December 1878.
J
De Memorie van Toelichting van het wetsontwerp voor het Vle Hoofdstuk der staatshegrooting vermeldt: //De stoomketels van het ramtorenschip Prins Uenclrilc der Nederlanden, die in het laatst (lees: in den zomer) van het jaar 1875 te Pijenoord nieuw in het schip zijn geplaatst, zijn in Oost-Indië zoodanig lek geworden dat voorziening dringend noodig werd; aangezien de lekken zich voornamelijk aan den bodem der ketels voordoen, zullen deze voor de herstelling uit het schip moeten worden gelicht, hetgeen op een vaartuig als de Hendrik belangrijke werkzaamheden na zich sleept. Een onderzoek wordt ingesteld naar de oorzaak van het zoo spoedig lek worden dezer nieuwe ketels." Die oorzaak is voor ketels van zeestoomers, ruim 1^- jaar na het eerste gebruik, doorgaans moeielijk nauwkeurig te bepalen. In dit geval geschiedt bovendien het onderzoek op Java van de zijde van den eigenaar; en, terwijl de maker niet vertegenwoordigd wordt, is de verantwoordeliike gebruiker, de eerste machinist, lid van de commissie van onderzoek. Ook de werktuigen, aan welke te Fijenoord niets was verricht, hadden eenige niet onbelangrijke voorzieningen noodig, toen de lekken der stoomketels zich openbaarden. Voor het onderzoek der lekke bodems was het op den wal brengen der ketels niet noodig, evenmin voor de herstelling indien de bevinding niet zoo ongunstig was als aanvankelijk werd vermoed; en er is reden om te meen en dat zij werkelijk medeviel.
4 Toen de tegenspoed hier te lande bekend werd is de onderstelling geuit dat de oorsprong in de vervaardiging zoude liggen ten gevolge van de lioedaniglieid van het ijzer of van de bewerking. In het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer wordt de Minister tot voorzichtigheid aangespoord in het gebruik maken van de particuliere nijverheid, ^j,juist door een beroep op hetgeen met den Prins HendriJc gebeurd is. Immers zijn de stoomketels van dit vaartuig eerst in het laatst van 1875 op de particuliere inrichting te Fijenoord nieuw in het schip geplaatst... enz," Hier wordt, zonder het tevens gevraagd verslag van het onderzoek af te wachten, de schuld der fabriek als beshst voorgesteld. Misschien zal de openbare beraadslaging aantoonen op welken grond. Inmiddels mag worden herinnerd dat een stoomketel door oorzaken welke met den bouw niets gemeen hebben, lek of onbruikbaar kan worden, zelfs in weinige minuten; o. a. door: vulling in verhitten staat; onoordeelkundig ledig spuien; water-gebrek; vorming van aanzetsel; invloed van het voeding-water door oppervlak-condensatie verkregen. Het lek worden der bodems komt menigvuldig voor. Velen schrijven het toe aan de ongelijke uitzetting der deelen onder het stoomstoken, vooral wanneer men daarna lang gestopt ligt. Het water onder de vuurhaarden blijft dan, tenzij bijzondere voorzorgen worden in acht genomeu; koud, terwijl het bovendeel van den ketel eene hooge temperatuur bereikt. Ter voorkoming dezer oorzaak werd in den laatsten tijd een opzettelijk toestel ingevoerd 1). Het vuren- uit zwaar geschut in de torens der gepantserde schepen, zeer nabij de stoomketels, is, inzonderheid indien deze tevens in den genoemden toestand verkeeren, eene gereede aanleiding tot lek worden. 1) Hydrokineter, or water circulator lor lieating the bottom- of Marine boilers.
5 In de Memorie van beantwoording onthoudt de Minister zich van een oordeel, en gewaagt van »de vele uitstekend goede stoomketels die door de particuliere inrichtingen te Fijenoord aan de Marine, zoowel hier te lande als in Indië, werden geleverd." De opdracht van het werk is hiermede gerechtvaardigd. Er blijft aan te toonen dat ook ditmaal de uitvoering niet te wenschen heeft overgelaten. Inderdaad heeft de Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij gedurende meer dan eeue halve eeuw, — dank zij de bekwaamheid en zorg van haar technisch personeel in de leiding van die afdeeling harer fabriek, hon derde stellen ketels van alle soorten, grootte en vormen, voor eigen en vreemde Gouvernementen en particulieren^ vervaardigd zonder immer van een ernstig gebrek, vooral reeds vóór het tweejarig gebruik te vernemen. De samenstelling en bewerking van vlakke ketelbodems is hoogst eenvoudig, zoodat geen gebrek aan de waarneming behoeft te ontgaan. Die deelen zijn onder gewone omstandigheden aan geringe inspanning onderv/orpeu, en de hoedanigheid van het materieel derhalve van minder belang dan voor andere deelen. Aanvankelijk bestond het voornemen om het schip voor de vernieuwing der stoomketels en andere werkzaamheden naar Engeland te zenden. In de begrooting van 1875 was voor het geheel ƒ 200,000 aangevraagd. Aan de Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij werd, met de kosten van conservatie van het geheele schip en van het bekleeden der stoomketels, ƒ 143,192 betaald. Zij stelde genoeg prijs op de bestelling om een harer havens voor het opnemen van dit groote, meer dan 5 meter diepgaande schip met aanzienlijke kosten te verdiepen en opnieuw te beschoeien. De uitvoering van het werk geschiedde nauwgezet volgens een uitgewerkt, door het departement van Marine, na onder-
6 zoek en overleg, goedgekeurd bestek, onder toezicht van een officier-macliinist eerste klasse. Het ijzer, gelijk voor alle ketels, blijkens de facturen ontboden van eene eerste firma in Engeland, en wel in de voorgeschreven soorten en qualiteiten, werd gekeurd en aan 's Rijks werf te Amsterdam volgens de gewone zeer strenge voorwaarden en bepalingen beproefd. Van de goedkeuring is schriftelijke kennisgeving ontvangen. Gereed zijnde werden de ketels eerst onder eigen beheer, daarna door den Inspecteur volgens de verordeningen beproefd door persing met koud water tot den dubbelen druk van dien onder welken zij stoom moeten leveren. Indien de hoedanigheid van het ijzer of de bewerking betrokken konden zijn bij de later ontdekte lekken, zouden deze zich ongetwijfeld toen reeds hebben getoond. Doch de proeven evenals die met stoom hebben tot geene aanmerkingen geleid. Na eenig oponthoud tengevolge van de later verlangde bekleeding der ketels, verliet het schip den 27*^'^" Sept. 1875 Fijenoord. De Minister vereerde de Maatschappij met eene schriftelijke dankbetuiging, voor de „ spoedige, flinke en doelmatige wijze waarop de verwisseling der stoomketels van Z. M. ramtorenschip Frins Hendrik der Nederlanden, en de verdere aan dien bodem verrichte wijzigingen en herstellingen door uwe fabriek werden ten uitvoer gebracht." De Maatschappij acht zich, nadat de ketels negentien maanden buiten haar bereik of invloed werden behandeld en gebruikt, ontheven van alle verantwoordelijkheid voor toen ontdekte gebreken, en kan zelfs twijfel aan de deugdelijkheid van het materiaal of van het werk niet meer aannemen. Bij deze zaak is meer betrokken dan het belang en de naam van bijzondere personen en vennootschappen. Zij betreft een publiek belang: de vraag, van gewicht voor reederijen en meer nog voor den Staat, of groote stoomketels hier te lande met vertrouwen kunnen worden besteld. En deze is slechts onder-
7 deel van de algemeene, in de laatste jaren aan de orde gestelde vraag: of zeestoomschepen, inzonderheid de groote, in Nederland kunnen worden gebouwd. Zij wordt door velen, hiei' en in Indië, al of niet bevoegd^ met of zonder onderzoek, bewijs of houdbaar argument, ontkennend beantwoord, en is in dien zin ook tot in de meest invloed hebbende kringen afgedaan. De reederijen bestellen in het buitenland; de scheepsbouw verloopt in het land waar weleer de vreemdeling, zelfs een Czaar, het vak kwam leeren. Een vast leeraar voor de Polytechnische school is niet te verkrijgen; ervaren scheepsbouwkundigen voor het bestuur eener particuliere werf zijn zeer schaarsch; nog meery de geschikte opzichters en bazen en het getal werklieden schiet te kort om aan eene opkomende behoefte te beantwoorden. Op deze wijze wordt het beweerde onvermogen werkelijk bereikt voor de schepen en zullen de werktuigen en ketels dien gang volgen. De Nederlandsche inrichtingen van scheeps- en werktuigbouw zijn wel overtuigd van de bezwaren, ook onafhankelijk van hun wil, ijver en inspanning, om de buitenlandsche vakgenooten, met velerlei voordeel begunstigd, op zijde te streven. Maar uit belang, plicht en nationaliteitsgevoel ontbreekt het niet aaia toeleg en pogingen hunnerzijds om zich en het land uit den cirkel te brengen. Hetgeen tot miskenning of onderdrukking van zulke pogingen zoude kunnen leiden mag niet met zwijgen worden voorbijgegaan. J)e Directeur der Nederlandsche Stoomiboot-MaatscJiappij, D. L. WOLFSON. 4 DECEMBER
1877.
Gedrukt bij N I J G H & VAN DITMAR. — Eotterdam.