Stichting voor Economisch Onderzoek der Universiteit van Amsterdam
Ontwikkelingen op de markt voor vrijwillige aanvullingen op het pensioen
Amsterdam, december 2004
Stichting voor Economisch Onderzoek der Universiteit van Amsterdam
Ontwikkelingen op de markt voor vrijwillige aanvullingen op het pensioen
Inge Groot Lucy Kok
Onderzoek in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Amsterdam, december 2004
SEO-rapport nr. 778
Copyright © 2004 SEO Amsterdam. Alle rechten voorbehouden. Het is geoorloofd gegevens uit dit rapport te gebruiken in artikelen en dergelijke, mits daarbij de bron duidelijk en nauwkeurig wordt vermeld.
Inhoud Conclusies .............................................................................................................................................. i 1 Inleiding ........................................................................................................................................... 1 1.1 Aanleiding........................................................................................................................ 1 1.2 Onderzoeksvraag ............................................................................................................ 2 1.3 Afbakening van de markt .............................................................................................. 3 1.4 Leeswijzer ........................................................................................................................ 5 2 Ontwikkelingen op de markt voor vrijwillige Anw-hiaatverzekeringen ................................. 7 2.1 Inleiding ........................................................................................................................... 7 2.2 Het bedrijfstakpensioenfonds....................................................................................... 7 2.3 Het ondernemingspensioenfonds ................................................................................ 9 2.4 De verzekeraar .............................................................................................................. 10 2.5 Conclusie........................................................................................................................ 10 3 Ontwikkelingen op de markt voor vrijwillige WAO-gatverzekeringen ................................ 13 3.1 Inleiding ......................................................................................................................... 13 3.2 Het bedrijfstakpensioenfonds..................................................................................... 13 3.3 Het ondernemingspensioenfonds .............................................................................. 14 3.4 De verzekeraar .............................................................................................................. 15 3.5 Conclusie........................................................................................................................ 15 4 Ontwikkelingen op de markt voor vrijwillige aanvullingen op de oudedags-voorziening. 17 4.1 Inleiding ......................................................................................................................... 17 4.2 Het bedrijfstakpensioenfonds..................................................................................... 17 4.3 Het ondernemingspensioenfonds .............................................................................. 19 4.4 De verzekeraar .............................................................................................................. 21 4.5 Conclusie........................................................................................................................ 22 5 Recente ontwikkelingen............................................................................................................... 25 5.1 Inleiding ......................................................................................................................... 25 5.2 Wet- en regelgeving...................................................................................................... 25 5.3 Overige veranderingen................................................................................................. 28 5.4 Gevolgen voor de markt.............................................................................................. 30
5.5
Conclusie........................................................................................................................ 33
Literatuur ............................................................................................................................................. 35 Steekproefverantwoording................................................................................................................ 37 Alternatieve berekeningswijze .......................................................................................................... 39 Vragenlijsten........................................................................................................................................ 45
i
Conclusies •
De markt voor vrijwillige Anw-hiaatverzekeringen is iets gegroeid. Bedrijfstakpensioenfondsen, verzekeraars in de tweede pijler en verzekeraars in de derde pijler profiteren van deze groei. De kanttekening moet worden gemaakt dat de gegevens van de verzekeraars – met name de gegevens over 2000 – gebaseerd zijn op weinig waarnemingen.
•
WAO-gatverzekeringen worden vaker dan Anw-hiaatverzekeringen collectief aangeboden. 6% van de bedrijfstakpensioenfondsen biedt een vrijwillige WAOgatverzekering aan, de ondernemingspensioenfondsen in onze steekproef bieden deze voorziening in het geheel niet aan. In 2000 domineerde een groot pensioenfonds met de aan haar gelieerde verzekeraar de markt voor vrijwillige WAO-gatverzekeringen. In 2003 is dat nog steeds het geval.
•
De markt voor vrijwillige aanvullingen op de oudedagsvoorzieningen is nog steeds vrijwel geheel in handen van de verzekeraars in de derde pijler. Ondanks de beperking van de fiscale mogelijkheid om lijfrentes af te trekken blijft hun omzet gehandhaafd. De - vooral bedrijfstak - pensioenfondsen kenden wel een sterke groei in hun omzet voor deze producten. Dit wordt met name veroorzaakt door de sterke groei van het aantal bedrijfstakpensioenfondsen dat deze pensioenvoorzieningen aanbiedt. De animo van de deelnemers aan het pensioenfonds om ook daadwerkelijk gebruik te maken van de door de fondsen aangeboden pensioenvoorzieningen blijft gering.
•
De markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen is de afgelopen jaren veranderd. De omvang van de markt is iets toegenomen. Dit is vooral ten gunste gekomen van de (bedrijfstak)pensioenfondsen. Derdepijlerverzekeraars zijn echter nog steeds de dominante partij op deze markt. Verreweg de meeste omzet wordt behaald uit de verkoop van lijfrentes. Een mogelijke verklaring voor de relatief sterke groei bij bedrijfstakpensioenfondsen is de versobering van de lijfrenteaftrek, het relatief geringe aanbod van vrijwillige pensioenvoorzieningen door bedrijfstakpensioenfondsen in 2000 en het vervallen van de voordelen voor aan pensioenfondsen gelieerde verzekeraars.
•
De Wet Bpf 2000 heeft vooral effecten op aan bedrijfstakpensioenfondsen gelieerde verzekeraars, vanwege de bepalingen waardoor de voordelen van aan pensioenfondsen gelieerde verzekeraars vervallen. De introductie van de Wet Bpf
ii
2000 leidde daardoor tot een verschuiving van marktaandeel van aan pensioenfondsen gelieerde verzekeraars naar de bedrijfstakpensioenfondsen. Een deel van de omzet die in 2000 aan de gelieerde verzekeraars werd toegerekend wordt nu door het bedrijfstakpensioenfonds zelf gerealiseerd. Omdat vooral grote pensioenfondsen, zoals het ABP en PGGM, gelieerde verzekeraars hadden, heeft de Wet Bpf 2000 vooral effecten voor hen. De groei van het marktaandeel van de bedrijfstakpensioenfondsen wordt niet veroorzaakt door de verplichtstelling.
1
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
Op 1 januari 2001 is de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000) van kracht geworden. Met de Wet Bpf 2000 is de oude Wet Bpf gemoderniseerd. Op basis van deze wet kan deelname in een bedrijfstakpensioenfonds verplicht worden gesteld voor iedereen die werkzaam is in die bedrijfstak. In het wetsvoorstel voor deze nieuwe wet stelde het kabinet voor om de verplichtstelling te beperken tot producten met een essentiële sociale functie en die vrijwillige producten betreffende ouderdomspensioen die aanvullen tot hetgeen maximaal op enig moment in de collectieve regeling haalbaar is aan ouderdomspensioen. Idee hierachter is dat het kabinet het alleen gerechtvaardigd acht via de verplichtstelling in te grijpen in de pensioenverzekeringsmarkt, indien er sprake is van solidariteit. Bij amendement is dit voorstel uit het wetsvoorstel gehaald. Op dit punt is het wettelijk kader dus niet gewijzigd. Tijdens het Tweede Kamer debat over de Wet Bpf 2000 heeft de VVD gevraagd naar ‘een soort monitor (..) opdat over twee of drie jaar kan worden bezien welke effecten de wet heeft gehad (..) met name voor de concurrentieverhouding tussen bedrijfstakpensioenfondsen en verzekeraars’.1 De staatssecretaris heeft dit toegezegd. Aangezien in de nieuwe wet geen sprake is van een wijziging van de verplichtstelling op het punt van de vrijwillige pensioenvoorzieningen interpreteert het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid deze toezegging als een onderzoek naar de ontwikkeling van de uitvoering van de vrijwillige pensioenvoorzieningen door verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen. Om deze ontwikkeling te kunnen meten is in 2001 door de Stichting voor Economisch Onderzoek een nulmeting uitgevoerd.2 In dit onderzoek is de toenmalige markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen in kaart gebracht. In 2004 is het onderzoek herhaald: er is een éénmeting uitgevoerd. Dit rapport geeft de resultaten weer van deze éénmeting.
1 2
Handelingen Tweede Kamer, 27 september 2000, blz. 5-248. Groot en Kok (2001).
2
1.2
Hoofdstuk 1
Onderzoeksvraag
Het doel van het evaluatieonderzoek is om te onderzoeken of er een verandering is waar te nemen in het relatieve aantal vrijwillige pensioenvoorzieningen dat wordt uitgevoerd door verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen ten opzicht van verzekeraars en om een eventuele verandering te verklaren. Een verschuiving in het marktaandeel van de verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen naar verzekeraars of vice versa hoeft niet veroorzaakt te worden door de Wet Bpf 2000. Om de effecten van de Wet Bpf 2000 te kunnen scheiden van andere ontwikkelingen, zoals een toenemende behoefte aan vrijwillige pensioenvoorzieningen en inkomensdervingverzekeringen door een groter belang dat wordt gehecht aan individuele keuzes, wordt ook de ontwikkeling van het aantal vrijwillige pensioenvoorzieningen dat wordt uitgevoerd door ondernemingspensioenfondsen gemeten. De Wet Bpf 2000 heeft immers geen effect op ondernemingspensioenfondsen, terwijl maatschappelijke veranderingen het aantal vrijwillige pensioenvoorzieningen dat wordt uitgevoerd door ondernemingspensioenfondsen wel beïnvloeden. De centrale onderzoeksvraag voor de éénmeting kan als volgt worden geformuleerd: Hoe groot is de markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen en individuele inkomensdervingsverzekeringen ultimo 2003, hoe is deze verdeeld over bedrijfstakpensioenfondsen, ondernemingspensioenfondsen en verzekeraars en in hoeverre verschillen deze uitkomsten met de markt(verdeling) ultimo 2000? Om deze centrale onderzoeksvraag te beantwoorden moeten de volgende onderzoeksvragen per vrijwillige pensioenvoorziening/individuele inkomensdervingsverzekering worden beantwoord: Voor verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen: 1. Hoeveel personen kunnen deelnemen aan de vrijwillige pensioenvoorziening? 2. Hoeveel personen nemen daadwerkelijk deel aan de vrijwillige pensioenvoorziening? 3. Hoe hoog zijn de premie-inkomsten voor deze vrijwillige pensioenvoorziening? Voor ondernemingspensioenfondsen: 1. Hoeveel personen kunnen deelnemen aan de vrijwillige pensioenvoorziening? 2. Hoeveel personen nemen daadwerkelijk deel aan de vrijwillige pensioenvoorziening? 3. Hoe hoog zijn de premie-inkomsten voor deze vrijwillige pensioenvoorziening? Voor verzekeraars in de tweede pijler: 1. Hoeveel personen kunnen deelnemen aan de vrijwillige pensioenvoorziening?
Inleiding
2. 3.
3
Hoeveel personen nemen daadwerkelijk deel aan de vrijwillige pensioenvoorziening? Hoe hoog zijn de premie-inkomsten voor deze vrijwillige pensioenvoorziening?
Voor verzekeraars in de derde pijler: 1. Hoeveel personen nemen daadwerkelijk deel aan deze individuele inkomensdervingsverzekeringen/lijfrentes? 2. Hoe hoog zijn de premie-inkomsten voor deze individuele inkomensdervingsverzekeringen/lijfrentes?
1.3
Afbakening van de markt
Het Nederlandse pensioen is opgebouwd uit drie delen. In Figuur 1/1 is de opbouw van het pensioen schematisch weergegeven. Ten eerste krijgt iedereen een basis oudedagvoorziening: de AOW (Pijl 1). Werknemers kunnen tijdens hun werkzame leven een aanvulling op deze oudedagvoorziening opbouwen, het collectieve arbeidspensioen (Pijl 2 en Pijl 4). Het collectieve arbeidspensioen kunnen zij desgewenst vrijwillig aanvullen. Deze vrijwillige aanvullingen op het arbeidspensioen worden vrijwillige pensioenvoorzieningen genoemd wanneer zij via de werkgever worden afgenomen (tweede pijler, Pijlen 3 en 5) en inkomensdervingverzekeringen of lijfrentes wanneer zij zonder tussenkomst van de werkgever direct bij de verzekeraar worden afgenomen (derde pijler, Pijl 6).
4
Hoofdstuk 1
Figuur 1/1
Het Nederlandse pensioenstelsel
Eerste pijler
Tweede pijler
Derde pijler
Individu Overheid
Werkgever
Pensioenfonds 1.
2. 3.
AOW
Collectief arbeidspensioen
Verzekeraar
4.
5.
Vrijwillige pensioen voorziening
Verzekeraar
6.
Inkomensdervingsverzekering/ lijfrente
In dit onderzoek verkennen wij de markt voor deze vrijwillige aanvullingen op het arbeidspensioen: vrijwillige pensioenvoorzieningen en individuele inkomensdervingsverzekeringen/lijfrentes. Het gaat om producten waarvoor de werknemer zelf kan kiezen of hij/zij gebruik maakt van dit product. Een WAO-gatverzekering waarvoor de werknemer zelf kan kiezen of deze verzekering wordt gebruikt of niet is een product dat wel onder de in dit onderzoek gebruikte definitie valt; wordt dit product collectief aangeboden en heeft de werknemer geen vrije keuze om te participeren, dan valt dit product niet binnen onze definitie. We definiëren vrijwillige pensioenvoorzieningen en inkomensderveringsverzekeringen als volgt: Een vrijwillige pensioenvoorziening is een pensioenvoorziening tegen inkomensderving die door de werkgever wordt aangeboden en waarvoor de deelnemer zelf kan beslissen of hij deze pensioenvoorziening gebruikt of niet. De werknemer is dus niet verplicht om deze pensioenvoorziening te gebruiken. Een vrijwillige pensioenvoorziening is (meestal) een aanvulling op de (collectieve) pensioenregeling zoals deze is afgesproken tussen werkgevers en werknemers, maar kan door de werkgever ook los van deze (collectieve) pensioenregeling
Inleiding
5
worden geregeld (bij een verzekeraar). Vrijwillige pensioenvoorzieningen vloeien altijd voort uit de arbeidsrelatie en kunnen door verzekeraars en pensioenfondsen worden aangeboden. Vrijwillige pensioenvoorzieningen zijn producten in de tweede pijler. Onder vrijwillige pensioenvoorzieningen vallen in dit onderzoek niet: -
keuzemogelijkheden binnen de pensioenregeling nabestaandenpensioen of ouderdomspensioen)
(bv.
uitruil
tussen
-
pensioenvoorzieningen via een contract met de werkgever waarvoor is bepaald dat alle werknemers er gebruik van maken: de werknemer heeft geen vrije keuze.
Individuele inkomensdervingverzekeringen zijn verzekeringsovereenkomsten door de deelnemer op individueel niveau met een verzekeraar afgesloten, zonder tussenkomst van een werkgever. Dit zijn derdepijlerproducten, deze producten kunnen alleen door verzekeraars worden aangeboden. Pensioenfondsen mogen geen derdepijlerproducten aanbieden.
We onderscheiden in dit onderzoek vier vrijwillige pensioenvoorzieningen/ inkomensdervingproducten: - Anw-hiaatverzekering, - WAO-gatverzekering, - aanvulling op de oudedagsvoorziening met een beschikbare premieregeling, - aanvulling op de oudedagsvoorziening met een loongerelateerde uitkering. Al deze producten kunnen zowel in de tweede pijler als in de derde pijler worden aangeboden. De aanvullingen op de oudedagsvoorziening in de derde pijler worden lijfrentes genoemd. De spelers op de markt zijn de pensioenfondsen en verzekeraars. Pensioenfondsen kunnen worden onderscheiden naar bedrijfstakpensioenfondsen en ondernemingspensioenfondsen. 3 Pensioenfondsen kunnen alleen producten in de tweede pijler aanbieden, terwijl verzekeraars producten in de tweede en derde pijler kunnen aanbieden.
1.4
Leeswijzer
In de Hoofdstukken 2 tot en met 4 worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd voor achtereenvolgens de markt voor vrijwillige Anw-hiaatverzekeringen, vrijwillige WAOgatverzekeringen en vrijwillige aanvullingen op de oudedagsvoorziening. In Hoofdstuk 5 wordt een verklaring gezocht voor de gevonden veranderingen van de markt. In de bijlage worden de steekproefverantwoording en de vragenlijsten gegeven. 3
Alleen de gegevens verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen zijn in het onderzoek betrokken.
7
2
Ontwikkelingen op de markt vrijwillige Anw-hiaatverzekeringen
2.1
Inleiding
voor
De Algemene nabestaandenwet (Anw) heeft per 1 juli 1996 de Algemene Weduwen en Wezenwet (AWW) vervangen. Een nabestaande komt sinds die tijd in aanmerking voor een uitkering als de nabestaande jonger is dan 65 jaar en aan één van de volgende voorwaarden voldoet: - de nabestaande is geboren voor 1950, of - de nabestaande heeft een kind onder de 18 jaar, of - de nabestaande is voor tenminste 45% arbeidsongeschikt. De Anw is daarmee strenger dan de AWW, die deze eisen niet oplegde. Er is daarom een hiaat ontstaan: er zijn mensen (mensen geboren na 1949, zonder een kind onder de 18 jaar en die niet voor meer dan 45% arbeidsongeschikt zijn) die wel verzekerd waren van een uitkering bij overlijden van hun partner onder de AWW en deze uitkering niet krijgen bij de Anw. Om dit hiaat op te dichten worden Anw-hiaatverzekeringen aangeboden. Deze producten worden door zowel pensioenfondsen als verzekeraars aangeboden. In Paragraaf 2 wordt de ontwikkeling in het aanbod van Anw-hiaatverzekeringen door bedrijfstakpensioenfondsen besproken. Paragraaf 3 gaat in op het aanbod door ondernemingspensioenfondsen. In Paragraaf 4 komen de verzekeraars aan bod. Paragraaf 5 concludeert.4
2.2
Het bedrijfstakpensioenfonds
Iets meer dan de helft van de bedrijfstakpensioenfondsen biedt Anw-hiaatverzekeringen aan, zie Tabel 2/1. 38% van de fondsen doet dit collectief: iedereen in het pensioenfonds is verplicht verzekerd voor het Anw-hiaat. 21% van de bedrijfstakpensioenfondsen biedt de deelnemers zelf de keuze of ze gebruik willen maken van de door het pensioenfonds 4
In dit hoofdstuk kijken we alleen naar Anw-hiaatverzekeringen. Andere vrijwillige pensioenvoorzieningen om expliciet te sparen voor (een aanvulling op) het nabestaandenpensioen (bijvoorbeeld een voorziening om het gat als gevolg van de overgang van een nabestaandenpensioen op opbouwbasis naar een nabestaandenpensioen op risicobasis) zijn in dit onderzoek niet meegenomen. Het is bij ons ook niet bekend of en zo ja, in hoeverre dergelijke producten worden aangeboden.
8
Hoofdstuk 2
aangeboden Anw-hiaatverzekering. 41% van de fondsen biedt geen Anw-hiaatverzekering aan. De cijfers over het aantal pensioenfondsen dat een vrijwillige Anw-hiaatverzekering aanbiedt zeggen nog niets over het aantal deelnemers dat gebruik kan maken van deze pensioenvoorziening. Daarom zijn in de vierde en vijfde kolom van Tabel 2/1 de percentages op deelnemersniveau weergegeven. De verschillen zijn klein. Er is dus geen duidelijke relatie tussen de omvang van het bedrijfstakpensioenfonds en het aanbod van de Anw-hiaatverzekering. Vergelijken we de resultaten van 2003 met de resultaten van 2000 zien we op fondsniveau slechts kleine verschuivingen: iets minder fondsen bieden een vrijwillige Anwhiaatverzekering aan. Op deelnemersniveau zijn de verschillen echter aanmerkelijk groter: een paar grote fondsen hebben hun collectieve regeling stopgezet en bieden geen Anwhiaatverzekering meer aan. Tabel 2/1
Aanbod van Anw-hiaatverzekeringen bij bedrijfstakpensioenfondsen Fondsen
Potentiële deelnemers
2003
2000
Verschil 2003 2000
2003
2000
Verschil 2003 2000
Vrijwillige Anwhiaatverzekering
21%
23%
-2%
19%
18%
1%
Collectieve verplichte Anw-hiaatverzekering
38%
30%
8%
38%
76%
-38%
Geen Anwhiaatverzekering
41%
47%
-6%
43%
6%
37%
Totaal
100%
100%
100%
100%
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen N = 47 (2003), N = 47 (2000)
19% van de deelnemers in een bedrijfstakpensioenfonds kan gebruik maken van een vrijwillige Anw-hiaatverzekering. Doen zij dit ook? Nee, ongeveer 10% van de mensen die gebruik kan maken van de vrijwillige Anw-hiaatverzekering doet dit ook. Zij betaalden in 2003 gezamenlijk ongeveer 35 miljoen Euro aan premie. Het gebruik van de Anwhiaatverzekering is ten opzichte van 2000 iets afgenomen: toen maakte 11% van de deelnemers die via het pensioenfonds vrijwillig gebruik kon maken van de Anwhiaatverzekering ook daadwerkelijk gebruik van deze pensioenvoorziening. De premieinkomsten zijn per saldo toegenomen.
Ontwikkelingen op de markt voor vrijwillige Anw-hiaatverzekeringen
Tabel 2/2
9
Gebruik van Anw-hiaatverzekeringen bij bedrijfstakpensioenfondsen
Daadwerkelijk aantal mensen dat gebruik maakt van vrijwillige Anw-hiaatverzekering Premie
2003
2000
10%
11%
35 miljoen Euro
20 miljoen Euro
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen N = 47 (2003), N = 47 (2000)
2.3
Het ondernemingspensioenfonds
Ondernemingspensioenfondsen bieden, net als bedrijfstakpensioenfondsen, vrijwillige en collectieve Anw-hiaatverzekeringen aan.5 Net als in 2000 bieden zij vaker (32% versus 21%) vrijwillige Anw-hiaatverzekeringen aan dan bedrijfstakpensioenfondsen. De tendens naar een verminderde populariteit van het aanbod van Anw-hiaatverzekeringen die bij bedrijfstakpensioenfondsen (vooral op deelnemersniveau) zichtbaar was, is bij de ondernemingspensioenfondsen niet aanwezig. Tabel 2/3
Aanbod van Anw-hiaatverzekering bij ondernemingspensioenfondsen Fondsen
Potentiële deelnemers
2003
2000
Verschil 2003 2000
2003
2000
Verschil 2003 2000
Vrijwillige ANWhiaatverzekering
32%
30%
2%
33%
31%
2%
Collectieve verplichte ANW-hiaatverzekering
32%
22%
10%
25%
24%
1%
Geen ANWhiaatverzekering
37%
48%
-11%
42%
45%
-3%
Totaal
100%
100%
100%
100%
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen N = 19 (2003), N = 27 (2000)
33% van de deelnemers in een ondernemingspensioenfonds kan gebruik maken van een vrijwillige Anw-hiaatverzekering. Ongeveer 24% van de mensen die gebruik kunnen maken van de vrijwillige Anw-hiaatverzekering doet dit ook. Zij betaalden in 2003 gezamenlijk ongeveer 8 miljoen Euro aan premie. De populariteit van de Anw-hiaatverzekering in ten opzichte van 2000 toegenomen: toen maakte 22% van de deelnemers die via het pensioenfonds vrijwillig gebruik kon maken van de Anw-hiaatverzekering ook daadwerkelijk 5
De gepresenteerde cijfers over ondernemingspensioenfondsen zijn op een relatief klein aantal waarnemingen gebaseerd. De cijfers moeten derhalve met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.
10
Hoofdstuk 2
gebruik van deze pensioenvoorziening. De premie-inkomsten zijn overigens afgenomen, in 2000 ontvingen de ondernemingspensioenfondsen 14 miljoen Euro. Tabel 2/4
Gebruik van Anw-hiaatverzekeringen bij ondernemingspensioenfondsen
Daadwerkelijk aantal mensen dat gebruik maakt van vrijwillige Anw-hiaatverzekering Premie
2003
2000
24%
22%
8 miljoen Euro
14 miljoen Euro
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen N = 19 (2003), N = 27 (2000)
2.4
De verzekeraar
Vrijwillige Anw-hiaatverzekeringen worden zowel door verzekeraars in de tweede pijler als verzekeraars in de derde pijler aangeboden.6 80% van de verzekeraars in de tweede pijler die hebben gerespondeerd en 40% van de verzekeraars in de derde pijler die hebben gerespondeerd bieden deze producten aan.7 De omzet is in beide pijlers ongeveer even groot: 30 miljoen Euro. De omzet van dit product door verzekeraars is zowel in de tweede pijler als in de derde pijler iets gegroeid. Tabel 2/5
Premie-inkomsten Anw-hiaatverzekeringen bij verzekeraars 2003
2000
Verzekeraars tweede pijler
30 miljoen Euro
20 miljoen Euro
Verzekeraars derde pijler (inclusief gelieerde verzekeraars)
30 miljoen Euro
25 miljoen Euro
Verzekeraars derde pijler (exclusief gelieerde verzekeraars)
5 miljoen Euro
Verzekeraars gelieerd
20 miljoen Euro
2.5
Conclusie
Anw-hiaatverzekeringen worden door bedrijfstakpensioenfondsen, ondernemingspensioenfondsen en verzekeraars in de tweede pijler vaak collectief aangeboden. In die situatie 6
7
De gepresenteerde cijfers over verzekeraars zijn op een relatief klein aantal waarnemingen gebaseerd. De cijfers moeten derhalve met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. In 2003 is geen onderscheid meer gemaakt tussen aan pensioenfondsen gelieerde verzekeraars en verzekeraars in de derde pijler, deze groepen zijn samengenomen. Er waren onvoldoende waarnemingen van aan pensioenfondsen gelieerde verzekeraars om dit onderscheid te kunnen maken.
Ontwikkelingen op de markt voor vrijwillige Anw-hiaatverzekeringen
11
hebben de deelnemers geen vrije keuze om te participeren in deze verzekering of niet. In dit onderzoek richt de aandacht zich echter op pensioenvoorzieningen en verzekeringen waarvoor wel een vrije keuze bestaat. In Figuur 2/1 is de markt voor vrijwillige Anwhiaatverzekeringen in 2000 en in 2003 aangegeven. De markt voor vrijwillige Anwhiaatverzekeringen is iets gegroeid. Deze groei komt bij de verzekeraars (zowel tweede als derde pijler) en bedrijfstakpensioenfondsen terecht. De kanttekening moet worden gemaakt dat de getallen - met name de gegevens over 2000 van de verzekeraars – gebaseerd zijn op weinig waarnemingen. Figuur 2/1
Verdeling premie-inkomsten voor vrijwillige Anw-hiaatverzekeringen
120
Premie-inkomsten in miljoenen Euro's
100 Verzekeraar derde pijler (incl. gelieerde verzekeraars) 80
Verzekeraar gelieerd Verzekeraar derde pijler (excl. gelieerde verzekeraars)
60
Verzekeraar tweede pijler Ondernemingspensioenfonds
40
Bedrijfstakpensioenfonds 20
0 2000
2003
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen 2003: Bpf, N = 8, Opf, N=4, verzekeraars tweede pijler N = 4, verzekeraars derde pijler, N = 2 2000: Bpf, N = 10, Opf, n=6, verzekeraars tweede pijler N = 4, verzekeraars gelieerd, N = 3
13
3
Ontwikkelingen op de markt vrijwillige WAO-gatverzekeringen
3.1
Inleiding
voor
De WAO-uitkering is een uitkering tegen loonderving als gevolg van arbeidsongeschiktheid. De loondervingsuitkering bedraagt 70% van het laatst verdiende loon.8 De duur van de loondervingsuitkering is afhankelijk van iemands leeftijd. Tot een leeftijd van 33 jaar ontvangt de arbeidsongeschikte zelfs helemaal geen loondervingsuitkering. Nadat de loondervingsuitkering is afgelopen ontvangt de arbeidsongeschikte een vervolguitkering. Deze uitkering is lager dan de loondervingsuitkering en men spreekt daarom van een WAOgat. Het inkomensverschil tussen de vervolguitkering en de loondervingsuitkering kan worden verzekerd met een WAO-gatverzekering. Pensioenfondsen en verzekeraars bieden deze verzekering aan. Paragraaf 2, 3 en 4 van dit hoofdstuk beschrijven het aanbod van WAOgatverzekeringen door respectievelijk bedrijfstakpensioenfondsen, ondernemingspensioenfondsen en verzekeraars. Paragraaf 5 concludeert.
3.2
Het bedrijfstakpensioenfonds
Net als in 2000 biedt een meerderheid van de fondsen haar deelnemers een WAOgatverzekering. De meesten doen dit collectief. Net als bij de Anw-hiaatverzekering beschermt een collectieve pensioenvoorziening het fonds tegen selectie. Bij een individuele regeling zullen immers de mensen die denken de voorziening het meeste nodig te hebben – dit zijn doorgaans de mensen die het minst gezond zijn – gebruik maken van dit product.
8
De loondervingsuitkering is gebaseerd op het dagloon, het loon dat de arbeidsgehandicapte in het jaar voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid gemiddeld per dag had kunnen verdienen. Dit dagloon wordt bepaald tijdens het arbeidsdeskundig onderzoek. Het dagloon is gemaximeerd. De vervolguitkering is gebaseerd op het vervolgdagloon: het minimumloon plus een aanvulling. De aanvulling bestaat uit 2% van het verschil tussen het dagloon en het minimumloon vermenigvuldigt met het aantal jaren dat de arbeidsgehandicapte ouder is dan 15 jaar op de datum van ingang van de WAO-uitkering. Volledig arbeidsgehandicapten ontvangen het gehele (vervolg)dagloon; gedeeltelijk arbeidsongeschikten krijgen een deel van het (vervolg)dagloon. (www.minszw.nl).
14
Hoofdstuk 3
Doordat spelers in de tweede pijler niet medisch mogen keuren, is het voor deze partijen lastig om een levensvatbaar product aan te kunnen bieden op vrijwillige basis. Het percentage deelnemers dat gebruik kan maken van de vrijwillige WAO-gatverzekering is hoger dan het percentage fondsen dat dit product aanbiedt. Dit komt doordat een groot fonds een dergelijke vrijwillige pensioenvoorziening aanbiedt. Het aantal deelnemers met een collectieve WAO-gatverzekering is sterk afgenomen. Dit komt omdat een relatief groot fonds deze voorziening niet meer aanbiedt. Tabel 3/1
Aanbod WAO-gatverzekeringen bij bedrijfstakpensioenfondsen Fondsen
Potentiële deelnemers
2003
2000
Verschil 2003 2000
2003
2000
Verschil 2003 – 2000
Vrijwillige WAOgatverzekering
6%
4%
2%
29%
27%
2%
Collectieve verplichte WAO-gatverzekering
53%
64%
-11%
29%
61%
-32%
Geen WAOgatverzekering
41%
32%
9%
42%
12%
30%
Totaal
100%
100%
100%
100%
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen N = 47 (2003), N = 47 (2000)
Net als in 2000 maakt vrijwel iedereen die gebruik kan maken van de vrijwillige WAOgatverzekering daar ook daadwerkelijk gebruik van. De premie-inkomsten voor de vrijwillige WAO-gatverzekering zijn gestegen: in 2000 ontvingen de pensioenfondsen ca. 50 miljoen Euro, in 2003 is dit toegenomen tot ongeveer 60 miljoen Euro. Tabel 3/2
Gebruik van WAO-gatverzekeringen bij bedrijfstakpensioenfondsen
Daadwerkelijk aantal mensen dat gebruik maakt van vrijwillige WAO-gatverzekering Premie
2003
2000
95%-100%
98%
60 miljoen Euro
50 miljoen Euro
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen N = 47 (2003), N = 47 (2000)
3.3
Het ondernemingspensioenfonds
Net als in 2000 bieden ondernemingspensioenfondsen geen vrijwillige WAOgatverzekeringen aan. Meer dan de helft van de fondsen biedt wel een verplichte collectieve WAO-gatverzekering aan (zie Tabel 3/3).
Ontwikkelingen op de markt voor vrijwillige WAO-gatverzekeringen
Tabel 3/3
15
WAO-gatverzekering bij ondernemingspensioenfondsen Fondsen
Potentiële deelnemers
2003
2000
Verschil 2003 – 2000
2003
2000
Verschil 2003 2000
Vrijwillige WAOgatverzekering
0%
0%
0%
0%
0%
0%
Collectieve verplichte WAO-gatverzekering
58%
52%
6%
47%
54%
-7%
Geen WAOgatverzekering
42%
48%
-6%
53%
46%
7%
Totaal
100%
100%
100%
100%
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen N = 19 (2003), N = 27 (2000)
3.4
De verzekeraar
Vrijwillige WAO-gatverzekeringen worden zowel door verzekeraars in de tweede pijler als verzekeraars in de derde pijler aangeboden. 60% van de gerespondeerde verzekeraars in zowel de tweede als derde pijler biedt deze producten aan. De meeste omzet wordt behaald in de derde pijler: de verzekeraars die daar een vrijwillige WAO-gatverzekering aanbieden hebben een omzet van ongeveer 150 miljoen Euro. In de tweede pijler wordt ongeveer 20 miljoen Euro omgezet. De omzet van dit product door verzekeraars in de tweede pijler is daarmee vergelijkbaar met de omzet in 2000. Tabel 3/4
Premie-inkomsten WAO-gatverzekeringen bij verzekeraars 2003
2000
Verzekeraars tweede pijler
20 miljoen Euro
20 miljoen Euro
Verzekeraars derde pijler (inclusief gelieerde verzekeraars)
150 miljoen Euro
72 miljoen Euro
Verzekeraars derde pijler (exclusief gelieerde verzekeraars)
2 miljoen Euro
Verzekeraars gelieerd
70 miljoen Euro
3.5
Conclusie
WAO-gatverzekeringen worden vaker dan Anw-hiaatverzekeringen collectief aangeboden. In Figuur 3/1 is de marktverdeling voor vrijwillige WAO-gatverzekeringen in 2000 en in 2003 aangegeven. In 2000 domineerde een groot pensioenfonds met de aan haar gelieerde verzekeraar de markt. In 2003 is dat nog steeds het geval. De bedrijfstakpensioenfondsen die
16
Hoofdstuk 3
vrijwillige WAO-gatverzekeringen aanbieden halen ongeveer 60 miljoen Euro aan omzet, de derde pijler verzekeraars hebben ongeveer 150 miljoen Euro aan omzet. Verzekeraars in de tweede pijler hebben ongeveer 15 tot 20 miljoen Euro aan premie-inkomsten. Ondernemingspensioenfondsen bieden dit product niet aan. Figuur 3/1
Verdeling premie-inkomsten voor vrijwillige WAO-gatverzekeringen
Premie-inkomsten in miljoenen Euro
250
200
Verzekeraar derde pijler (incl. gelieerde verzekeraars) Verzekeraar gelieerd
150
Verzekeraar derde pijler (excl. gelieerde verzekeraars) Verzekeraar tweede pijler
100
Ondernemingspensioenfonds Bedrijfstakpensioenfonds
50
0 2000
2003
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen 2003: Bpf, N = 2, Opf, N = 0, verzekeraars tweede pijler N = 3, verzekeraars derde pijler, N = 2 2000: Bpf, N = 2, Opf, N = 0, verzekeraars tweede pijler N = 3, verzekeraars gelieerd, N = 3, verzekeraars derde pijler, N = 1
17
4
Ontwikkelingen op de markt voor vrijwillige aanvullingen op de oudedagsvoorziening
4.1
Inleiding
Werknemers sparen reeds via de collectieve pensioenregeling voor een arbeidspensioen en vaak ook voor het prepensioen. Met vrijwillige pensioenvoorzieningen en lijfrentes kunnen de werknemers nog eens extra sparen. Ze kunnen op twee manieren sparen: via een beschikbare premieregeling (defined contribution) en via een loongerelateerde regeling (defined benefit). In de eerste situatie sparen de werknemers gedurende hun werkzame leven een bepaald bedrag bijeen. Op het moment dat zij met pensioen gaan wordt gekeken hoeveel extra pensioeninkomen zij met dat spaarpotje kunnen ontvangen. De inleg is dus vast, terwijl de uitkering van tevoren niet bekend is. In een defined benefit spaarsysteem werkt het omgekeerd. De werknemers sparen voor een extra uitkering die van tevoren vast ligt, bijvoorbeeld 5% extra pensioeninkomen of een half jaar eerder stoppen met werken. In dit hoofdstuk beschrijven we het aanbod van dergelijke vrijwillige aanvullingen op de oudedagsvoorziening. Paragraaf 2, 3 en 4 van dit hoofdstuk beschrijven dit aanbod door respectievelijk bedrijfstakpensioenfondsen, ondernemingspensioenfondsen en verzekeraars. Paragraaf 5 concludeert.
4.2
Het bedrijfstakpensioenfonds
22% van de bedrijfstakpensioenfondsen biedt de deelnemers de mogelijkheid om via een defined contribution regeling vrijwillig aanvullend op de collectieve basisregeling te sparen voor de oude dag. Het zijn met name de grote fondsen die deze pensioenvoorzieningen aanbieden: 75% van de deelnemers kan gebruik maken van deze regeling. Dit doen de deelnemers overigens nauwelijks: slechts 1,6% van de mensen die kunnen sparen voor de oude dag doet dit ook daadwerkelijk. Zij betalen gezamenlijk ongeveer 55 miljoen Euro aan premies. In vergelijking met 2000 zijn er aanzienlijk meer mensen die de mogelijkheid hebben om bij hun bedrijfstakpensioenfonds vrijwillig aanvullend te sparen voor de oude dag. Het aantal
18
Hoofdstuk 4
fondsen dat deze voorziening aanbiedt is immers sterk toegenomen. Dit is ook zichtbaar in de premie-inkomsten: deze zijn in de afgelopen drie jaar vervijfvoudigd (was ca. 10 miljoen Euro in 2000). Tabel 4/1
Aanbod pensioensparen bedrijfstakpensioenfondsen
via
een
beschikbare
Fondsen
premieregeling
bij
Potentiële deelnemers
2003
2000
Verschil 2003 – 2000
2003
2000
Verschil 2003 2000
Vrijwillig pensioensparen via beschikbare premie
22%
9%
13%
75%
13%
62%
Geen vrijwillig pensioensparen via beschikbare premie
78%
91%
-13%
25%
87%
-62%
Totaal
100%
100%
100%
100%
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen N = 47 (2003), N = 47 (2000)
Tabel 4/2
Gebruik pensioensparen bedrijfstakpensioenfondsen
Daadwerkelijk aantal mensen dat gebruik maakt van vrijwillig pensioensparen via beschikbare premie Premie
via
een
beschikbare
premieregeling
2003
2000
1,6%
1,5%
55 miljoen Euro
10 miljoen Euro
bij
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen N = 47 (2003), N = 47 (2000)
Ook zijn er meer fondsen die de deelnemers de mogelijkheid bieden om vrijwillig te sparen voor een extra loongerelateerde uitkeringen: bood in 2000 slechts 9% van de fondsen haar deelnemers deze mogelijkheid, in 2003 is dit toegenomen tot 23%. Het aantal deelnemers dat gebruik kan maken van een dergelijke regeling is ook gestegen: van 28% in 2000 tot 36% in 2003. Sparen via een loongerelateerde regeling is populairder dan de sparen via een beschikbare premieregeling: 4,3% van de mensen die gebruik kan maken van deze regeling doet dit ook daadwerkelijk. Zij hebben gezamenlijk ongeveer 90 miljoen Euro ingelegd in 2003, bijna een verdubbeling ten opzichte van 2000 (was ca 50 miljoen Euro in 2000).
Ontwikkelingen op de markt voor vrijwillige aanvullingen op de oudedagsvoorziening
Tabel 4/3
Aanbod pensioensparen bedrijfstakpensioenfondsen
via
een
19
loongerelateerde
Fondsen
regeling
bij
Potentiële deelnemers
2003
2000
Verschil 2003 – 2000
2003
2000
Verschil 2003 2000
Vrijwillig pensioensparen met loongerelateerde uitkering
23%
9%
14%
36%
28%
8%
Geen vrijwillig pensioensparen met loongerelateerde uitkering
77%
91%
-14%
64%
72%
-8%
Totaal
100%
100%
100%
100%
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen N = 47 (2003), N = 47 (2000)
Tabel 4/4
Gebruik pensioensparen bedrijfstakpensioenfondsen
Daadwerkelijk aantal mensen dat gebruik maakt van vrijwillig pensioensparen via een loongerelateerde regeling Premie
via
een
loongerelateerde
regeling
2003
2000
4,3%
5%
90 miljoen Euro
50 miljoen Euro
bij
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen N = 47 (2003), N = 47 (2000)
4.3
Het ondernemingspensioenfonds
Ook bij ondernemingspensioenfondsen is het aantal fondsen dat pensioensparen via een beschikbare premieregeling aanbiedt toegenomen. De toename is echter minder sterk dan de toename in het aanbod door bedrijfstakpensioenfondsen. Desalniettemin wordt nog steeds door meer ondernemingspensioenfondsen een vrijwillige aanvulling op de oudedagsvoorziening via een beschikbare premieregeling aangeboden dan door bedrijfstakpensioenfondsen. 15% van de deelnemers die gebruik kan maken van een dergelijke regeling bij het ondernemingspensioenfonds maakt ook daadwerkelijk gebruik van deze regeling. In totaal legden deze mensen ongeveer 80 miljoen Euro in aan premies. Dit is bijna een verdubbeling ten opzichte van de premie-inkomsten in 2000 (was ca. 45 miljoen Euro).
20
Tabel 4/5
Hoofdstuk 4
Aanbod pensioensparen via ondernemingspensioenfondsen
een
beschikbare
Fondsen
premieregeling
bij
Potentiële deelnemers
2003
2000
Verschil 2003 2000
2003
2000
Verschil 2003 2000
vrijwillig pensioensparen via beschikbare premie
47%
37%
10%
46%
54%
-8%
geen vrijwillig pensioensparen via beschikbare premie
53%
63%
-10%
54%
46%
8%
Totaal
100%
100%
100%
100%
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen N = 19 (2003), N = 27
Tabel 4/6
Gebruik pensioensparen via ondernemingspensioenfondsen
Daadwerkelijk aantal mensen dat gebruik maakt van vrijwillig pensioensparen via beschikbare premie Premie
een
beschikbare
premieregeling
2003
2000
15%
10%
80 miljoen Euro
45 miljoen Euro
bij
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen N = 19 (2003), N = 27 (2000)
Het aantal fondsen dat haar deelnemers de mogelijkheid biedt om te sparen voor een loongerelateerde uitkering is de afgelopen drie jaar nauwelijks veranderd bij ondernemingspensioenfondsen. Het aantal mensen dat gebruik maakt van deze mogelijkheid is echter wel sterk toegenomen. In 2003 maakte 6% van de deelnemers die gebruik konden maken van deze regeling daar ook daadwerkelijk gebruik van. In 2000 was dit 0,2%. In totaal hebben de deelnemers in 2003 ongeveer 5 miljoen Euro ingelegd, een aanmerkelijke stijging sinds 2000 toen de deelnemers aan ondernemingspensioenfondsen slechts 0,2 miljoen Euro aan premie hadden ingelegd.
Ontwikkelingen op de markt voor vrijwillige aanvullingen op de oudedagsvoorziening
Tabel 4/7
Aanbod pensioensparen via ondernemingspensioenfondsen
een
21
loongerelateerde
Fondsen
regeling
bij
Potentiële deelnemers
2003
2000
Verschil 2003 2000
2003
2000
Verschil 2003 – 2000
vrijwillig pensioensparen met loongerelateerde uitkering
11%
11%
0%
4%
12%
-8%
Geen vrijwillig met loongerelateerde uitkering
89%
89%
0%
96%
88%
8%
Totaal
100%
100%
100%
100%
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen N = 19 (2003), N = 27 (2000)
Tabel 4/8
Gebruik pensioensparen via ondernemingspensioenfondsen
Daadwerkelijk aantal mensen dat gebruik maakt van vrijwillig pensioensparen via loongerelateerde regeling Premie
een
loongerelateerde
regeling
2003
2000
6%
0,2%
5 miljoen Euro
0,2 miljoen Euro
bij
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen N = 19 (2003), N = 27 (2000)
4.4
De verzekeraar
Verzekeraars in de tweede pijler bieden zowel pensioensparen aan via een beschikbare premieregeling (80% van de respondenten) als pensioensparen met een loongerelateerde uitkering (20% van de respondenten). De omzet behaald met beschikbare premieregelingen is met 60 miljoen Euro net iets groter dan de omzet behaald met loongerelateerde uitkeringen (50 miljoen Euro). De omzet is daarmee vergelijkbaar met de in 2000 geschatte omzet. Verzekeraars in de derde pijler bieden lijfrente producten aan, waarmee mensen een aanvulling kunnen ontvangen op hun pensioeninkomen. Lijfrenteproducten zijn niet loongerelateerd: de uitkering hangt af van de behaalde rendementen, eventueel met een minimum garantie. In 2003 is ongeveer 5,5 miljard Euro omgezet aan lijfrenteproducten.9 Niet al deze 5,5 miljard Euro is een aanvulling op het collectieve pensioen. Sommige
9
Daling aantal nieuwe levensverzekeringen, Verbond van verzekeraars. De posten lijfrente uitgesteld, direct ingaande lijfrente en levenslang bij overlijden zijn opgeteld.
22
Hoofdstuk 4
zelfstandigen sluiten lijfrenteproducten af om hun gehele pensioen op te bouwen. In Nederland is ongeveer 10% van de beroepsbevolking zelfstandige. Zij leggen naar verwachting hogere bedragen in dan de werknemers, omdat zij niet allemaal zelf pensioen opbouwen. We verwachten daarom dat de premie-inkomsten voor werknemers tussen de 4 en 5 miljard Euro zijn. De premie-inkomsten zijn daarmee vergelijkbaar met de premieinkomsten in 2000. Tabel 4/9
Premie-inkomsten pensioensparen bij verzekeraars 2003
2000
60 miljoen Euro
70 miljoen Euro
4 a 5 miljard Euro
4 miljard Euro
Beschikbare premieregeling Verzekeraars tweede pijler Verzekeraars derde pijler (inclusief gelieerde verzekeraars) Verzekeraars derde pijler (exclusief gelieerde verzekeraars)
4 miljard Euro
Verzekeraars gelieerd
80 miljoen Euro
Loongerelateerde regeling Verzekeraars tweede pijler
50 miljoen Euro
30 miljoen Euro
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen Tweede pijler: N = 5 (2003), N = 5 (2000) Derde pijler: N = 5 (2003), N = 5 (2000)
4.5
Conclusie
De markt voor vrijwillige aanvullingen op de oudedagsvoorzieningen is nog steeds vrijwel geheel in handen van de verzekeraars in de derde pijler. Ondanks de beperking van de fiscale mogelijkheid om lijfrentes af te trekken (zie Paragraaf 5.2) blijft hun omzet gehandhaafd. De - vooral bedrijfstak - pensioenfondsen kenden wel een sterke groei in hun omzet voor deze producten. Dit wordt veroorzaakt doordat steeds meer fondsen deze pensioenvoorzieningen aanbieden. De animo van de deelnemers aan het pensioenfonds om ook daadwerkelijk gebruik te maken van de door de fondsen aangeboden pensioenvoorzieningen blijft echter gering. In de Figuren 4/1 en 4/2 is de ontwikkeling grafisch weergegeven op respectievelijk de markt voor vrijwillige aanvullingen op de oudedagsvoorziening met een beschikbare premieregeling en de markt voor vrijwillige aanvullingen op de oudedagsvoorziening met een loongerelateerde uitkering.
Ontwikkelingen op de markt voor vrijwillige aanvullingen op de oudedagsvoorziening
Figuur 4/1
Verdeling premie-inkomsten voor vrijwillige oudedagsvoorziening, beschikbare premieregeling
23
aanvullingen
op
de
5000 4500
Premie-inkomsten in miljoenen Euro's
4000 Verzekeraar derde pijler (incl. gelieerde verzekeraars) Verzekeraar gelieerd
3500 3000 2500
Verzekeraar derde pijler (excl. gelieerde verzekeraars) Verzekeraar tweede pijler
2000
Ondernemingspensioenfonds
1500
Bedrijfstakpensioenfonds
1000 500 0 2000
2003
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen 2003: Bpf, N = 7, Opf, N = 8, verzekeraars tweede pijler N = 4 2000: Bpf, N = 1, Opf, N = 9, verzekeraars tweede pijler N = 4, verzekeraars gelieerd, N = 3, verzekeraars derde pijler N = 2
Figuur 4/2 160
Verdeling premie-inkomsten voor vrijwillige oudedagsvoorziening, loongerelateerde regeling
aanvullingen
op
de
Premie-inkomsten in miljoenen Euro's
140 120
Verzekeraar derde pijler (incl. gelieerde verzekeraars) Verzekeraar gelieerd
100 80
Verzekeraar derde pijler (excl. gelieerde verzekeraars) Verzekeraar tweede pijler
60
Ondernemingspensioenfonds Bedrijfstakpensioenfonds
40 20 0 2000
2003
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen 2000: Bpf, N = 9, Opf, N = 2, verzekeraars tweede pijler N = 1 2003: Bpf, N = 4, Opf, N = 3, verzekeraars tweede pijler N = 1, verzekeraars gelieerd, N = 3
25
5
Recente ontwikkelingen
5.1
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste ontwikkelingen geschetst die de ontwikkeling van de markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen en inkomensdervingverzekeringen kunnen hebben beïnvloed. In Paragraaf 2 wordt de wet- en regelgeving voor pensioenfondsen en verzekeraars genoemd. In Paragraaf 3 wordt kort stil gestaan bij de veranderingen in de maatschappij en veranderingen in de regelingen die pensioenfondsen aanbieden. In Paragraaf 4 wordt ten slotte ingegaan op de mogelijke consequenties van deze ontwikkelingen voor de markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen en inkomensdervingverzekeringen. Paragraaf 5 concludeert.
5.2
Wet- en regelgeving
Bedrijfstakpensioenfondsen zijn wanneer verplicht gesteld, pensioenuitvoerders met een bijzonder of uitsluitend recht. Zij ondervinden voordeel op verzekeraars, doordat de werkgevers en werknemers in een bedrijfstak in het geval van verplichtstelling, verplicht worden om deel te nemen in het bedrijfstakpensioenfonds. Het bedrijfstakpensioenfonds hoeft geen acquisitie te plegen om zijn pensioenregeling(en) aan de man te brengen. De werkgroep Cohen heeft in 1997 een advies uitgebracht waarin wordt geconstateerd dat het belang van volledige gelijkheid van concurrentiecondities moet wijken als aan een aantal specifieke voorwaarden is voldaan. Het solidariteitsprincipe waarop het pensioenstelsel is gebaseerd is een voorbeeld van zo’n specifieke voorwaarde. Mede door de discussie over ‘markt en overheid’ is de vaak al lang bestaande pensioenwetgeving aan het begin van deze eeuw herzien. Deze nieuwe wetgeving heeft consequenties voor de markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen en inkomensdervingverzekeringen. De belangrijkste nieuwe wetgeving betreffen de regeling taakafbakening pensioenfondsen en de Wet Bpf 2000. Regeling taakafbakening pensioenfondsen10 Pensioenfondsen gaven aan behoefte te hebben aan mogelijkheden om in te spelen op de
maatschappelijke trends van individualisering en flexibilisering. De toenmalige Pensioen- en 10
Staatscourant 2000, 249.
26
Hoofdstuk 5
spaarfondsenwet bood deze mogelijkheden niet. In 1997 is dit knelpunt opgelost door het begrip pensioentoezegging te verruimen.11 Het kabinet gaf wel aan dat pensioenfondsen haar wezen dienen te respecteren: collectiviteit en solidariteit moeten bij de producten die worden aangeboden hoog in het vaandel staan. Ultimo 2000 is één en ander vastgelegd in de regeling taakafbakening. Deze regeling schept duidelijkheid over de mogelijkheden voor pensioenfondsen om vrijwillige pensioenvoorzieningen aan te bieden. Een pensioenfonds mag een vrijwillige pensioenvoorziening aan bieden als is voldaan aan tenminste één van de volgende criteria (art. 5 Regeling taakafbakening pensioenfondsen). 1. De bijdrage van de werkgever bedraagt tenminste 10% van de actuariële kosten van de pensioenvoorziening. 2. De door de deelnemers verschuldigde premie is voor alle deelnemers gelijk of bedraagt een gelijk percentage van het loon, dan wel van het gedeelte van het loon dat voor de pensioenberekening in aanmerking wordt genomen, met dien verstande dat voor verschillende soorten pensioen en voor verschillende pensioenvoorzieningen verschillende premies kunnen worden vastgesteld. 3. De kosten verbonden aan het toeslag- of indexeringsbeleid worden niet ten laste van de individuele deelnemers gebracht, maar ten laste van de collectiviteit van het fonds: voor toeslagverlening of indexering gelden de voorwaarden die van toepassing zijn op de collectieve basisregeling. 4. Op het pensioen of de pensioenaanspraak, dat door omzetting van het opgebouwde pensioenkapitaal ontstaat indien het deelnemerschap dan wel de vrijwillige voortzetting wordt beëindigd door overlijden, pensionering of door ontslag niet gevolgd door waardeoverdracht naar een andere pensioenuitvoerder, zijn voorwaarden van toepassing overeenkomstig de voorwaarden die bij beëindiging van het deelnemerschap door deze omstandigheden gelden voor de collectieve basisregeling. De Wet Bpf 2000 Op 1 januari 2001 is de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000
(Wet Bpf 2000) van kracht geworden. Met de Wet Bpf 2000 is de oude Wet Bpf gemoderniseerd. Op basis van deze wet kan deelname in een bedrijfstakpensioenfonds verplicht worden gesteld voor iedereen die werkzaam is in die bedrijfstak. In het wetsvoorstel voor deze nieuwe wet was het voorstel opgenomen om een deel van de vrijwillige pensioenvoorzieningen buiten de reikwijdte van deze wet te houden, omdat vrijwillige pensioenvoorzieningen minder solidariteit waarborgen. Via het amendement Van Zijl/Balkenende is deze voorgestelde wetswijziging uit het wetsvoorstel gehaald, omdat een 11
De voorwaarde van een werkgeversbijdrage van 50% verviel.
Recente ontwikkelingen
27
meerderheid van de Tweede Kamer vond dat vrijwillige pensioenvoorzieningen een zodanige sociale functie vervullen dat ze onder de verplichtstelling moesten vallen. Vrijwillige pensioenvoorzieningen die worden aangeboden door het bedrijfstakpensioenfonds vallen derhalve onder de reikwijdte van de verplichtstelling. Op dit punt is het wettelijk kader dus niet gewijzigd. De wet heeft wel effecten voor de positie van aan bedrijfstakpensioenfondsen gelieerde verzekeraars. Met verzekeraars die gelieerd zijn aan een pensioenfonds bedoelen we verzekeraars die in dezelfde holding zitten als het pensioenfonds. De grootste waren ABPverzekeringen, PGGM-verzekeringen en SFB-verzekeringen.12 De nieuwe Wet Bpf 2000 stelt regels waardoor verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen (aan hen gelieerde) verzekeraars niet meer mogen bevoordelen boven andere verzekeraars. Het is daarom niet meer toegestaan dat andere instanties, bijvoorbeeld de aan het bedrijfstakpensioenfonds gelieerde verzekeraar, hetzelfde beeldmerk of dezelfde naam voeren. Ook mogen pensioengegevens van de deelnemers niet zonder toestemming van deze deelnemers aan een derde (bijvoorbeeld de aan het bedrijfstakpensioenfonds gelieerde verzekeraar) worden aangeboden. Tenslotte is bepaald dat verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen alleen algemene informatie en informatie over eigen regelingen mogen verstrekken. Reclame maken voor producten van bijvoorbeeld gelieerde verzekeraars is niet meer mogelijk. Fiscale faciliëring Sparen voor de oude dag wordt fiscaal gestimuleerd. De werknemer betaalt geen belasting
over pensioenpremies. Ook het rendement op het pensioenvermogen is – in tegenstelling tot het rendement van de gewone spaarrekening – onbelast. De werknemer betaalt wel belasting over de pensioenuitkering. Dit wordt de omkeerregel genoemd. In ons progressieve belastingstelsel is het tarief waartegen die uitkeringen worden belast gemiddeld lager dan het tarief waartegen de premies zijn vrijgesteld. Sparen voor het pensioen is daarmee fiscaal aantrekkelijk. Er zijn echter grenzen gesteld aan de fiscale aftrekbaarheid van het pensioen.13 De fiscale aantrekkelijkheid van lijfrentes is de afgelopen jaren stapsgewijs verlaagd. In 2000 mochten mensen – zonder de noodzaak van een aantoonbaar pensioengat – ongeveer 2.800 Euro aan premie betaald voor lijfrentes aftrekken. De premieaftrek was in sommige gevallen overdraagbaar. Met de ingang van het nieuwe belastingstelsel (op 1 januari 2001) werd de belastingaftrek van lijfrenten aan strengere regels gebonden. Iedereen mocht toen ongetoetst premies voor lijfrenten aftrekken tot iets meer dan 1.000 Euro. Deze aftrekmogelijkheid was 12
13
Een kleinere verzekeringsmaatschappij die onder deze noemer valt is de NV Levensverzekering SFS. Deze valt onder het Sociaal Fonds Schildersbedrijf en is gelieerd aan de Stichting Bedrijfspensioenfonds Schilders- en Afwerkingsbedrijf. Momenteel mag bijvoorbeeld tot een maximum van 100% van het eindloon worden gespaard.
28
Hoofdstuk 5
niet overdraagbaar. Als er sprake was van een aantoonbaar pensioengat mocht er meer premie worden afgetrokken. Per 1 januari 2003 zijn de aftrekmogelijkheden voor lijfrenten nog verder beperkt. Alleen onder bepaalde voorwaarden komen lijfrentes nog voor aftrek in aanmerking. Lijfrenteproducten werden dus steeds minder makkelijk fiscaal aftrekbaar.14 Bovendien moeten individuen zelf aantonen dat zij gebruik kunnen maken van de fiscale faciliëring.
5.3
Overige veranderingen
Naast de regeling taakafbakening pensioenfondsen, de nieuwe Wet Bpf 2000 en de wijzigingen in het fiscale regime zijn er ook andere ontwikkelingen die de markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen en inkomensdervingverzekeringen zullen beïnvloeden. Dit zijn maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de informatiserings- en individualiseringstrend en veranderingen in de vormgeving van de pensioenregeling. Maatschappelijke veranderingen In de discussienota ‘de economie van de 21ste eeuw’ (EZ, 2000) worden vier trends
onderscheiden als gevolg waarvan de maatschappij verandert: informatisering, individualisering, demografische veranderingen en internationalisering. De eerste drie kunnen invloed hebben op de markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen.
Informatisering is de trend dat er steeds meer belang wordt gehecht aan kennis en informatie. De toegenomen toegankelijkheid tot informatie biedt pensioenfondsen en verzekeraars mogelijkheden: pensioentekorten kunnen makkelijker worden bepaald en pensioenuitvoerders kunnen op inzichtelijke wijze pensioenoverzichten aan hun deelnemers overhandigen. Door de individualiseringtendens hebben individuen meer keuzevrijheid gekregen, ook wat betreft de keuzemogelijkheden in een pensioenregeling. Doordat de arbeidspatronen van werknemers steeds meer van elkaar verschillen, ontstaat er waarschijnlijk een grotere behoefte aan maatwerk.
Demografische veranderingen kunnen ook invloed hebben op de markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen. Door de vergrijzing kunnen meer mensen zich bewust worden van de inkomensrisico’s die zij lopen als gevolg van veroudering. De vraag naar inkomensdervingverzekeringen en aanvullingen op het pensioen kan daardoor toenemen.
14
Bron: www.belastingdienst.nl.
Recente ontwikkelingen
29
Verandering pensioenregeling De pensioenregelingen zijn in de periode 2000-2003 versoberd. Dit is duidelijk zichtbaar bij
de vormgeving van het nabestaandenpensioen. In het verleden werd een nabestaandenpensioen opgebouwd. Dit betekent dat werknemers een pensioenrecht bijeensparen. Het nabestaandenpensioen garandeert daardoor niet alleen een uitkering op het moment van overlijden tijdens het werkzame leven. Ook na pensionering kan het pensioentegoed worden gebruikt om de nabestaande een zekere oude dag te gunnen. Momenteel bieden steeds meer fondsen een nabestaandenpensioen aan op risicobasis, zie Tabel 5/1. Een nabestaandenpensioen op risicobasis is meer een verzekering in plaats van een spaarvorm. Partners van werknemers die gedurende hun werkzame leven overlijden, ontvangen een nabestaandenuitkering. De dekking houdt echter op op het moment dat de pensioengerechtigde leeftijd wordt bereikt. Er wordt dus geen nabestaandenpensioen opgebouwd. Wil de pensioengerechtigde zijn of haar partner een nabestaandenpensioen geven dan kan dat, maar dat gaat wel ten koste van de hoogte van het ouderdomspensioen. Een nabestaandenpensioen op risicobasis biedt daarmee minder zekerheid dan een nabestaandenpensioen op opbouwbasis. In 2000 was bij 77% van de bedrijfstakpensioenfondsen en bij 83% van de ondernemingspensioenfondsen het nabestaandenpensioen op opbouwbasis geregeld. In 2003 was dat nog maar bij 59% van de bedrijfstakpensioenfondsen en 39% van de ondernemingspensioenfondsen het geval (zie Tabel 5/1). De overige fondsen zijn overgestapt naar een regeling op risicobasis. Ook de ouderdomspensioenen zijn versoberd. In het verleden was een eindloonregeling de standaard, momenteel hebben steeds meer pensioenfondsen een middelloonregeling. Daar tegenover staat een verlaging van de franchise: steeds minder fondsen hebben een franchise gebaseerd op basis van het kostwinnersmodel (2 maal AOW). Een belangrijke constatering is dat de ontwikkelingen met betrekking tot de collectieve basisregeling bij bedrijfstakpensioenfondsen en ondernemingspensioenfondsen vergelijkbaar zijn. Dit betekent dat een eventueel verschil in de verandering in de vrijwillige pensioenproducten die bedrijfstakpensioenfondsen en ondernemingspensioenfondsen aanbieden niet veroorzaakt wordt door verschillende veranderingen in de pensioenregeling.
30
Hoofdstuk 5
Tabel 5/1
De pensioenregeling, verandering in de periode 2000 - 2003 Bedrijfstakpensioenfondsen fondsen 2000
2003
Deelnemers 2000
Ondernemingspensioenfondsen fondsen
2003
2000
2003
Deelnemers 2000
2003
Nabestaandenpensioen - opbouwbasis
76%
59%
57%
53%
83%
39%
89%
60%
- risicobasis
26%
43%
43%
47%
22%
67%
33%
62%
- eindloon
32%
26%
66%
65%
72%
50%
71%
56%
- middelloon
66%
70%
32%
33%
33%
61%
38%
63%
- beschikbare premie
7%
7%
2%
2%
6%
17%
16%
41%
- 2 maal AOW
20%
13%
6%
1%
41%
17%
13%
4%
- AOW alleenstaand
20%
20%
36%
37%
24%
28%
46%
49%
Ouderdomspensioen
Franchise
- 1 maal AOW
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
- anders
60%
68%
59%
62%
35%
56%
41%
45%
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen N = 41 bedrijfstakpensioenfondsen N = 19 ondernemingspensioenfondsen De percentages tellen soms op tot meer dan 100%, omdat sommige fondsen verschillende regelingen hebben (bijvoorbeeld zowel een eindloon als een middenloonregeling, vaak voor verschillende groepen werknemers i.v.m. overgangsregelingen).
5.4
Gevolgen voor de markt voor vrijwillige aanvullingen op het pensioen
Alle markten voor vrijwillige aanvullingen op het pensioen zijn de afgelopen jaren in omvang toegenomen. De groei is echter niet bij alle partijen in gelijke mate terechtgekomen. Bij bedrijfstakpensioenfondsen en verzekeraars in de derde pijler zijn de premie-inkomsten voor de vrijwillige Anw-hiaatverzekering en de vrijwillige WAO-gatverzekering de laatste drie jaar toegenomen. Verzekeraars in de tweede pijler kenden een groei voor vrijwillige Anwhiaatverzekeringen, maar de premie-inkomsten voor vrijwillige WAO-gatverzekeringen bleven constant. Bij ondernemingspensioenfondsen zijn de premie-inkomsten voor de vrijwillige Anw-hiaatverzekering afgenomen; vrijwillige WAO-gatverzekeringen worden door ondernemingspensioenfondsen in het geheel niet aangeboden. Ook bij vrijwillige aanvullingen op de oudedagsvoorziening is een verschil te zien tussen de ontwikkelingen bij verschillende partijen. Bij bedrijfstakpensioenfondsen zijn de premieinkomsten voor het sparen met een beschikbare premieregeling aanmerkelijk sterker gestegen dan bij de ondernemingspensioenfondsen. Voor het sparen met een
Recente ontwikkelingen
31
loongerelateerde uitkering geldt het omgekeerde.15 Verzekeraars in de tweede pijler kenden een groei in het sparen met een loongerelateerde uitkering. Daarentegen zijn de premieinkomsten voor het sparen met een beschikbare premieregeling iets gedaald. Bij verzekeraars in de derde pijler zijn de inkomsten uit lijfrenteproducten ongeveer gelijk gebleven. De in Paragraaf 2 en 3 beschreven ontwikkelingen hebben consequenties voor de markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen en inkomensdervingverzekeringen. Er zijn ontwikkelingen die invloed hebben op de omvang van de markt en ontwikkelingen die invloed hebben op het marktaandeel van de spelers op deze markt: de bedrijfstakpensioenfondsen, ondernemingspensioenfondsen en verzekeraars. In hoeverre kunnen deze ontwikkelingen een verklaring bieden voor deze geobserveerde verandering van de markt? De Wet Bpf 2000: verschuiving van marktaandeel van voormalig aan bedrijfstakpensioenfondsen gelieerde verzekeraars naar bedrijfstakpensioenfondsen De Wet Bpf 2000 heeft vooral effecten op aan bedrijfstakpensioenfondsen gelieerde
verzekeraars. Deze verzekeraars werden indertijd mede opgericht omdat het bedrijfstakpensioenfonds geen mogelijkheid had om vrijwillige pensioenvoorzieningen en inkomensdervingverzekeringen aan te bieden. Door de regeling taakafbakening pensioenfondsen is deze reden komen te vervallen: pensioenfondsen hebben sinds de introductie van deze regeling de mogelijkheid om vrijwillige pensioenvoorzieningen aan te bieden. De Wet Bpf 2000 zorgde er voor dat de aantrekkelijkheid van het hebben van een aan een gelieerde verzekeraar is verminderd. De introductie van de Wet Bpf 2000 heeft tot twee verschillende gedragsreacties geleid. Enerzijds konden bedrijfstakpensioenfondsen besluiten dat de noodzaak voor een aan het fonds gelieerde verzekeraar niet meer aanwezig is. PGGM koos er daarom voor om de activiteiten van haar dochter PGGM-verzekeringen af te bouwen en vrijwillige pensioenvoorzieningen binnen het pensioenfonds aan te bieden. Anderzijds konden bedrijfstakpensioenfondsen er voor kiezen om de aan het bedrijfstakpensioenfonds gelieerde verzekeraar onder een andere naam voort te zetten. Deze keuze is gemaakt door het ABP: het voormalige ABP-verzekeringen is voortgezet onder de naam Loyalis. De introductie van de Wet Bpf 2000 leidt daarom naar verwachting tot een verschuiving van marktaandeel van aan pensioenfondsen gelieerde verzekeraars naar de bedrijfstakpensioenfondsen. Een deel van de omzet die in 2000 aan de gelieerde verzekeraars werd toegerekend wordt nu immers door het bedrijfstakpensioenfonds zelf gerealiseerd.
15
De kanttekening moet worden gemaakt dat de cijfers van ondernemingspensioenfondsen slechts op een relatief beperkt aantal waarnemingen zijn gebaseerd en daarom met de nodige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd.
32
Hoofdstuk 5
De Wet Bpf 2000 bepaalt tevens dat de vrijwillige voorzieningen die het pensioenfonds aanbiedt ook verplicht door de niet georganiseerde werkgevers in de bedrijfstak moeten worden aangeboden. De verplichtstelling voorkomt dat de georganiseerde werkgevers een concurrentienadeel ondervinden op de niet-georganiseerde werkgevers. Als de verplichtstelling niet zou gelden, dan hebben de niet-georganiseerde werkgevers immers zelf de keuze of en door wie ze een vrijwillige pensioenvoorziening laten uitvoeren. Georganiseerde werkgevers hebben deze keuze in mindere mate. Wat is nu het effect van deze verplichtstelling op het aanbod van vrijwillige pensioenvoorzieningen door bedrijfstakpensioenfondsen? Dit hangt af van de werkgeversbijdrage. Als werkgevers een hoge werkgeversbijdrage zouden moeten betalen, dan kunnen zij inderdaad een concurrentienadeel ondervinden van de verplichtstelling. Het loslaten van de verplichtstelling kan dan een remmende werking hebben op het aanbod van vrijwillige pensioenvoorzieningen door bedrijfstakpensioenfondsen. Het is voor de georganiseerde werkgevers immers relatief onaantrekkelijk om het pensioenfonds te vragen een dergelijke regeling uit te voeren. Omdat de werkgeversbijdrage aan vrijwillige aanvullingen op de pensioenvoorziening doorgaans laag is, is het concurrentienadeel dat de georganiseerde werkgevers ondervinden als er geen sprake zou zijn van een verplichtstelling relatief klein. We verwachten daarom dat de verplichtstelling geen wezenlijke invloed heeft op het aanbod van vrijwillige aanvullingen op het pensioen door bedrijfstakpensioenfondsen. De door ons verzamelde gegevens zijn echter ontoereikend om deze hypothese te bevestigen of ontkennen. Fiscale regime: afname van de omvang en verschuiving van derde pijler naar tweede pijler De versobering van de lijfrenteaftrek heeft waarschijnlijk zowel een effect op de omvang van
de markt als op de verdeling van de markt over de verschillende spelers. Door de verminderde aftrekmogelijkheden zijn lijfrentes immers minder aantrekkelijk geworden. Bovendien moeten individuen die gebruik willen maken van een lijfrente – in tegenstelling tot producten aangeboden in de tweede pijler - zelf aantonen recht hebben op belastingvoordeel. Daardoor zal de vraag naar lijfrentes afnemen en zullen consumenten op zoek gaan naar andere producten – bijvoorbeeld de door pensioenfondsen of verzekeraars in de tweede pijler aangeboden vrijwillige pensioenvoorzieningen – om in hun behoefte om te sparen voor de oude dag te voorzien. Maatschappelijke ontwikkelingen: toename van de markt voor vrijwillige voorzieningen De individualiserings- en informatiseringstrend zullen waarschijnlijk leiden tot een grotere
behoefte aan maatwerk in de arbeidsvoorwaarden: a la carte CAO’s en een pensioen op maat. De behoefte aan vrijwillige producten zal door de trend toenemen. Of deze producten ook zullen worden aangeboden door verzekeraars in de tweede pijler of pensioenfondsen
Recente ontwikkelingen
33
hangt af van de sociale partners: zij bepalen uiteindelijk of vrijwillige pensioenvoorzieningen worden opgenomen in de pensioenregeling of niet. De deelnemers hebben het laatste woord, zij kiezen of zij het vrijwillige product afnemen via de werkgever of de verzekeraar in de derde pijler. De pensioenregeling: toename van de markt voor vrijwillige voorzieningen en verschil in groei tussen bedrijfstakpensioenfondsen en ondernemingspensioenfondsen Tot slot kan de versobering van de collectieve pensioenregeling leiden tot een toename van
de behoefte aan vrijwillige pensioenvoorzieningen en inkomensdervingsverzekeringen. In Paragraaf 5.3 hebben we laten zien dat de collectieve pensioenregelingen van bedrijfstakpensioenfondsen en ondernemingspensioenfondsen nauwelijks van elkaar verschillen. Er was wel een verschil in de startpositie van bedrijfstakpensioenfondsen en ondernemingspensioenfondsen met betrekking tot het aanbod van vrijwillige pensioenvoorzieningen. Zo boden ondernemingspensioenfondsen al in 2000 relatief vaak een vrijwillige aanvulling op het ouderdomspensioen met een beschikbare premieregeling aan. Bedrijfstakpensioenfondsen boden deze voorziening in 2000 minder vaak aan. Vanwege de lage uitgangswaarde waren er veel meer groeimogelijkheden voor bedrijfstakpensioenfondsen op deze markt dan voor ondernemingspensioenfondsen.
5.5
Conclusie
De markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen is de afgelopen jaren veranderd. De omvang van de markt is iets toegenomen. Dit is vooral ten gunste gekomen van de (bedrijfstak)pensioenfondsen. Derdepijlerverzekeraars zijn echter nog steeds de dominante partij op deze markt. Verreweg de meeste omzet wordt behaald uit de verkoop van lijfrentes. Een mogelijke verklaring voor de relatief sterke groei bij bedrijfstakpensioenfondsen is de versobering van de lijfrenteaftrek, het relatief geringe aanbod van vrijwillige pensioenvoorzieningen door bedrijfstakpensioenfondsen in 2000 en het vervallen van de voordelen voor aan pensioenfondsen gelieerde verzekeraars. De Wet Bpf 2000 heeft vooral effecten op aan bedrijfstakpensioenfondsen gelieerde verzekeraars, vanwege de bepalingen waardoor de voordelen van aan pensioenfondsen gelieerde verzekeraars vervallen. De introductie van de Wet Bpf 2000 leidde daardoor tot een verschuiving van marktaandeel van aan pensioenfondsen gelieerde verzekeraars naar de bedrijfstakpensioenfondsen. Een deel van de omzet die in 2000 aan de gelieerde verzekeraars werd toegerekend wordt nu door het bedrijfstakpensioenfonds zelf gerealiseerd. Omdat vooral grote pensioenfondsen, zoals het ABP en PGGM, gelieerde verzekeraars
34
Hoofdstuk 5
hadden, heeft de Wet Bpf 2000 vooral effecten voor hen. De groei van het marktaandeel van de bedrijfstakpensioenfondsen wordt niet veroorzaakt door de verplichtstelling.
35
Literatuur Groot, I. en L. Kok (2001). De markt voor vrijwillige aanvullingen op het pensioen. Den Haag: ministerie van Sociale Zaken en werkgelegenheid. Handelingen Tweede Kamer, 27 september 2000, blz. 5-248 Ministerie van Economische Zaken (2000). De economie van de 21ste eeuw. Ruim baan voor kennis en keuzes. Den Haag. Pensioen- & Verzekeringskamer (2004). Niet-financiële gegevens pensioenfondsen, pensioenmonitor. Stand van zaken 1 januari 2004. Apeldoorn. Staatscourant (2000), Regeling taakafbakening pensioenen, 22 december 2000, nr 249, p. 27 Verbond van Verzekeraars (2004). Daling aantal nieuwe levensverzekeringen. Persbericht
37
Steekproefverantwoording De dekking We hebben enquêtes uitgezet onder alle bedrijfstakpensioenfondsen, de grootste
ondernemingspensioenfondsen, de grootste verzekeraars en de voormalige aan pensioenfondsen gelieerde verzekeraars. We hebben daarmee zo veel mogelijk dezelfde fondsen benaderd als in 2001. Het responspercentage bedroeg ongeveer 50%. In Tabel B/1 zijn de responspercentages per marktpartij weergegeven. De enquêtes waren doorgaans goed ingevuld, waardoor vrijwel alle ingevulde enquêteformulieren goed bruikbaar waren. Tabel B/1
Responspercentage bedrijfstakpensioenfonds
ondernemingspensioenfonds
verzekeraars
Enquêtes uitgezet
81
41
12
Enquêtes retour
47
19
6
58%
46%
Responspercentage
50%
Bron: SEO – enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen
Tabel B/2 geeft de dekking van de steekproef aan. De dekking kan op twee manieren worden bepaald. Er kan worden gekeken op fondsniveau en op deelnemersniveau. In de eerste situatie bepaal je van hoeveel fondsen en verzekeraars er een reactie is gekomen en hoeveel fondsen en verzekeraars op de markt opereren. Deze getallen worden op elkaar gedeeld, resulterend in een dekking op fondsniveau (dus x% van het totale aantal fondsen heeft gereageerd). Een andere manier is het dekkingspercentage te bepalen op deelnemersniveau. Het totale aantal deelnemers aan de fondsen die hebben gereageerd op de enquête wordt gedeeld door het totale aantal deelnemers aan een pensioenfonds / het totale aantal verzekerden. Omdat de markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen draait om individuele keuzes die worden gemaakt geeft de tweede benadering een beter beeld van de dekking. Uit Tabel B/2 blijkt dat de gegevens in de enquête betrekking hebben op 77% van de deelnemers in een bedrijfstakpensioenfonds. Dit percentage is hoger dan het percentage fondsen dat heeft gerespondeerd. Dit betekent dat verhoudingsgewijs grote fondsen vaker hebben gereageerd dan kleine fondsen. Van 25% van de deelnemers aan een ondernemingspensioenfonds zijn gegevens bekend. Bij ondernemingspensioenfondsen is het dekkingspercentages op fondsniveau veel lager. Dit wordt veroorzaakt doordat alleen de grootste ondernemingspensioenfondsen zijn aangeschreven.
38
Tabel B/2
Dekkingspercentage enquête bedrijfstakpensioenfonds
Ondernemingspensioenfonds
op fondsniveau
58%
3%
op deelnemersniveau
77%
25%
Bron: SEO – enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen en PVK (2004)
Ophoging Om vanuit de enquêtedata gegevens te krijgen op landelijk niveau moeten de cijfers worden
opgehoogd. Daarvoor veronderstellen we dat de cijfers op deelnemersniveau representatief zijn. De data worden vervolgens gewogen met de dekkingspercentages op deelnemersniveau Een voorbeeld: de som van de betaalde premies aan een vrijwillige Anw-hiaatverzekering is voor de bedrijfstakpensioenfondsen die de enquête hebben teruggestuurd is 26,6 miljoen Euro. Het dekkingspercentage is 77%. De totaal in Nederland betaalde premie aan vrijwillige Anw-hiaatverzekeringen voor bedrijfstakpensioenfondsen is dan 35 miljoen Euro.
39
Alternatieve berekeningswijze In dit rapport hebben we de markt voor vrijwillige aanvullingen op het pensioen in 2000 en in 2003 beschreven. We maken daarbij gebruik van een steekproef onder pensioenfondsen en verzekeraars. Er zijn twee manieren waarop de uitkomsten van de twee enquêtes kunnen worden vergeleken. 1). De totale respons van 2000 wordt vergeleken met de totale respons van 2003. Dan wordt verondersteld dat de steekproeven in beide jaren representatief zijn voor de gehele markt.16 De uitkomsten van het onderzoek kunnen worden vertekend doordat de fondsen die in 2000 hebben gerespondeerd niet precies dezelfde fondsen zijn als de fondsen die in 2003 hebben gerespondeerd. Een verandering van het aantal fondsen dat een bepaald product aanbiedt kan nu door twee redenen worden veroorzaakt. Er kunnen inderdaad meer fondsen zijn die het product aanbieden. Het is echter ook mogelijk dat er verschuivingen zijn opgetreden doordat een andere samenstelling van de pensioenfondsen heeft gerespondeerd. 2). Alleen de fondsen die zowel in 2000 als in 2003 hebben gerespondeerd worden met elkaar vergeleken. Het voordeel van deze vergelijking is dat de uitkomsten niet kunnen worden vertekend doordat verschillende fondsen met elkaar worden vergeleken. Nadeel is dat slechts een gering aantal fondsen (met name bij de ondernemingspensioenfondsen en de verzekeraars) beide keren hebben gerespondeerd. Bovendien kan ook nu de steekproef niet representatief zijn. Het is denkbaar dat de fondsen die beide jaren hebben gerespondeerd geen representatieve afspiegeling zijn van alle fondsen. In het hoofdrapport hebben we voor de eerste methode gekozen. In deze bijlage zullen we laten zien dat de resultaten – met name bij de bedrijfstakpensioenfondsen - niet heel gevoelig zijn voor de gekozen methode. We vergelijken daarvoor de resultaten van de pensioenfondsen berekend op de eerste wijze (en opgenomen in het hoofdrapport) met de resultaten berekend op manier 2.17 Bij de bedrijfstakpensioenfondsen zijn de uitkomsten van beide methoden vergelijkbaar. Bij de ondernemingspensioenfondsen is alleen de richting van veranderingen vergelijkbaar. De absolute bedragen en percentages zijn wel gevoelig voor de gekozen methode. Dit wordt veroorzaakt doordat slechts een beperkt aantal ondernemings16
17
Vooral voor de bedrijfstakpensioenfondsen lijkt dit een gerechtvaardigde aanname: in beide jaren is voor meer dan driekwart van de deelnemers aan een bedrijfstakpensioenfonds bekend in hoeverre zij kunnen en hebben gespaard voor een vrijwillige aanvulling op het pensioen. Er zijn te weinig verzekeraars die beide jaren hebben gerespondeerd om de gegevens van de verzekeraars ook op deze wijze te berekenen.
40
pensioenfondsen in beide jaren heeft gerespondeerd. De uitkomsten zijn daarvoor veel gevoeliger voor toevalligheden. Tabel B/3
Aanbod van Anw-hiaatverzekeringen bij bedrijfstakpensioenfondsen Fondsen Methode 1
Potentiële deelnemers Methode 2
Methode 1
Methode 2
2003
2000
2003
2000
2003
2000
2003
2000
Vrijwillige Anwhiaatverzekering
21%
23%
26%
26%
19%
18%
21%
20%
Collectieve verplichte Anw-hiaatverzekering
38%
30%
37%
52%
38%
76%
38%
74%
Geen Anwhiaatverzekering
41%
47%
37%
22%
43%
6%
42%
6%
Totaal
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen Methode 1: N = 47 (2003), N = 47 (2000) Methode 2: N = 27
Tabel B/4
Gebruik van Anw-hiaatverzekeringen bij bedrijfstakpensioenfondsen Methode 1 2000
2003
2000
10%
11%
9%
11%
35 miljoen Euro
20 miljoen Euro
35 miljoen Euro
25 miljoen Euro
Daadwerkelijk aantal mensen dat gebruik maakt van vrijwillige Anwhiaatverzekering Premie
Methode 2
2003
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen Methode 1: N = 47 (2003), N = 47 (2000) Methode 2: N = 27
Tabel B/5
Aanbod WAO-gatverzekeringen bij bedrijfstakpensioenfondsen Fondsen Methode 1
Potentiële deelnemers Methode 2
Methode 1
Methode 2
2003
2000
2003
2000
2003
2000
2003
2000
Vrijwillige WAOgatverzekering
6%
4%
11%
7%
29%
27%
36%
33%
Collectieve verplichte WAO-gatverzekering
53%
64%
52%
63%
29%
61%
18%
55%
Geen WAOgatverzekering
41%
32%
37%
30%
42%
12%
46%
12%
Totaal
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen Methode 1: N = 47 (2003), N = 47 (2000) Methode 2: N = 27
Alternatieve berekeningswijze
Tabel B/6
41
Gebruik van WAO-gatverzekeringen bij bedrijfstakpensioenfondsen Methode 1
Daadwerkelijk aantal mensen dat gebruik maakt van vrijwillige WAO-gatverzekering Premie
Methode 2
2003
2000
2003
2000
ca. 95%
98%
ca. 95%
98%
60 miljoen Euro
50 miljoen Euro
75 miljoen Euro
60 miljoen Euro
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen Methode 1: N = 47 (2003), N = 47 (2000) Methode 2: N = 27
Tabel B/7
Aanbod pensioensparen bedrijfstakpensioenfondsen
via
een
beschikbare
Fondsen Methode 1
premieregeling
bij
Potentiële deelnemers Methode 2
Methode 1
Methode 2
2003
2000
2003
2000
2003
2000
2003
2000
Vrijwillig pensioensparen via beschikbare premie
22%
9%
30%
11%
75%
13%
83%
15%
Geen vrijwillig pensioensparen via beschikbare premie
78%
91%
70%
90%
25%
87%
17%
85%
Totaal
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen Methode 1: N = 47 (2003), N = 47 (2000) Methode 2: N = 27
Tabel B/8
Gebruik pensioensparen bedrijfstakpensioenfondsen
via
een
beschikbare
premieregeling
Methode 1 Daadwerkelijk aantal mensen dat gebruik maakt van vrijwillig pensioensparen via beschikbare premie Premie
bij
Methode 2
2003
2000
2003
2000
1,6%
1,5%
1,8%
1,3%
55 miljoen Euro
10 miljoen Euro
65 miljoen Euro
10 miljoen Euro
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen Methode 1: N = 47 (2003), N = 47 (2000) Methode 2: N = 27
42
Tabel B/9 Aanbod pensioensparen bedrijfstakpensioenfondsen
via
een
loongerelateerde
Fondsen Methode 1
regeling
bij
Potentiële deelnemers Methode 2
Methode 1
Methode 2
2003
2000
2003
2000
2003
2000
2003
2000
Vrijwillig pensioensparen met loongerelateerde uitkering
23%
9%
19%
7%
36%
28%
40%
33%
Geen vrijwillig pensioensparen met loongerelateerde uitkering
67%
91%
81%
93%
64%
72%
60%
67%
Totaal
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen Methode 1: N = 47 (2003), N = 47 (2000) Methode 2: N = 27
Tabel B/10 Gebruik pensioensparen bedrijfstakpensioenfondsen
via
een
loongerelateerde
Methode 1
bij
Methode 2
2003
2000
2003
2000
4,3%
5%
4,4%
6%
90 miljoen Euro
50 miljoen Euro
100 miljoen Euro
60 miljoen Euro
Daadwerkelijk aantal mensen dat gebruik maakt van vrijwillig pensioensparen via beschikbare premie Premie
regeling
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen Methode 1: N = 47 (2003), N = 47 (2000) Methode 2: N = 27
Tabel B/11 Aanbod van Anw-hiaatverzekeringen bij ondernemingspensioenfondsen Fondsen Methode 1
Potentiële deelnemers Methode 2
Methode 1
Methode 2
2003
2000
2003
2000
2003
2000
2003
2000
Vrijwillige Anwhiaatverzekering
32%
30%
18%
18%
33%
31%
2%
7%
Collectieve verplichte Anw-hiaatverzekering
32%
22%
27%
18%
25%
24%
29%
25%
Geen Anwhiaatverzekering
37%
48%
55%
64%
42%
45%
69%
68%
Totaal
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen Methode 1: N = 19 (2003), N = 27 (2000) Methode 2: N = 11
Alternatieve berekeningswijze
43
Tabel B/12 Gebruik van Anw-hiaatverzekeringen bij bedrijfstakpensioenfondsen Methode 1 2000
2003
2000
24%
22%
3%
7%
6 miljoen Euro
14 miljoen Euro
0,2 miljoen Euro
1 miljoen Euro
Daadwerkelijk aantal mensen dat gebruik maakt van vrijwillige Anwhiaatverzekering Premie
Methode 2
2003
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen Methode 1: N = 19 (2003), N = 27 (2000) Methode 2: N = 11
Tabel B/13 Aanbod WAO-gatverzekeringen bij ondernemingspensioenfondsen Fondsen Methode 1
Potentiële deelnemers Methode 2
Methode 1
Methode 2
2003
2000
2003
2000
2003
2000
2003
2000
Vrijwillige WAOgatverzekering
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
Collectieve verplichte WAO-gatverzekering
58%
52%
45%
36%
47%
54%
34%
32%
Geen WAOgatverzekering
42%
48%
55%
64%
53%
46%
66%
68%
Totaal
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen Methode 1: N = 19 (2003), N = 27 (2000) Methode 2: N = 11
Tabel B/14 Aanbod pensioensparen via ondernemingspensioenfondsen
een
beschikbare
Fondsen Methode 1
premieregeling
bij
Potentiële deelnemers Methode 2
Methode 1
Methode 2
2003
2000
2003
2000
2003
2000
2003
2000
Vrijwillig pensioensparen via beschikbare premie
47%
37%
36%
36%
46%
54%
70%
73%
Geen vrijwillig pensioensparen via beschikbare premie
53%
63%
64%
64%
54%
46%
30%
27%
Totaal
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen Methode 1: N = 19 (2003), N = 27 (2000) Methode 2: N = 11
44
Tabel B/15 Gebruik pensioensparen via ondernemingspensioenfondsen
een
beschikbare
premieregeling
Methode 1
Methode 2
2003
2000
2003
2000
15%
10%
17%
15%
80 miljoen Euro
45 miljoen Euro
150 miljoen Euro
120 miljoen Euro
Daadwerkelijk aantal mensen dat gebruik maakt van vrijwillig pensioensparen via beschikbare premie Premie
bij
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen Methode 1: N = 19 (2003), N = 27 (2000) Methode 2: N = 11
Tabel B/16 Aanbod pensioensparen via ondernemingspensioenfondsen
een
loongerelateerde
Fondsen Methode 1
regeling
bij
Potentiële deelnemers Methode 2
Methode 1
Methode 2
2003
2000
2003
2000
2003
2000
2003
2000
Vrijwillig pensioensparen met loongerelateerde uitkering
11%
11%
9%
0%
4%
12%
4%
0%
Geen vrijwillig pensioensparen met loongerelateerde uitkering
89%
89%
91%
100%
96%
88%
96%
100%
Totaal
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen Methode 1: N = 19 (2003), N = 27 (2000) Methode 2: N = 11
Tabel B/17 Gebruik pensioensparen bedrijfstakpensioenfondsen
via
een
loongerelateerde
Methode 1 Daadwerkelijk aantal mensen dat gebruik maakt van vrijwillig pensioensparen via beschikbare premie Premie
regeling
bij
Methode 2
2003
2000
2003
2000
6%
0,2%
1%
0%
5 miljoen Euro
0,2 miljoen Euro
2 miljoen Euro
0 miljoen Euro
Bron: SEO-enquête markt voor vrijwillige pensioenvoorzieningen Methode 1: N = 19 (2003), N = 27 (2000) Methode 2: N = 11
45
Vragenlijsten
47
Vragenlijst enquête markt voor vrijwillige voorzieningen enquête voor ondernemingspensioenfondsen
naam fonds: _____________________________
juni 2004
Voor toelichting op de vragenlijst kunt u contact opnemen met Inge Groot of Lucy Kok van de Stichting voor Economisch Onderzoek op telefoonnummer 020 – 525 16 37 of per e-mail:
[email protected] en
[email protected]
Roetersstraat 29 1018 WB Amsterdam
tel.: #31 (0)205251630 fax: #31 (0)205251686 e-mail:
[email protected] http://www.seo.nl
ABN-AMRO, rek. nr. 41.17.44.356 Postbank nr. 4641100 Reg.nr. KvK Amsterdam 41197444
48
Vragenlijst enquête markt voor vrijwillige voorzieningen
In deze enquête onderzoeken wij de markt voor vrijwillige voorzieningen en individuele inkomensdervingsverzekeringen. Een vrijwillige voorziening is een voorziening in de tweede pijler tegen inkomensderving waarvoor de deelnemer zelf kan beslissen of hij deze voorziening gebruikt of niet. Een vrijwillige voorziening is meestal een aanvulling op de (collectieve) pensioenregeling zoals deze is afgesproken tussen werkgevers en werknemers, maar kan door de werkgever ook los van deze (collectieve) pensioenregeling worden geregeld. De werknemer is dus niet verplicht om deze voorziening te gebruiken. Vrijwillige voorzieningen vloeien altijd
voort
uit
de
arbeidsrelatie,
en
kunnen
door
verzekeraars
en
pensioenfondsen aangeboden worden. Individuele inkomensdervingsverzekeringen zijn verzekeringsovereenkomsten op individueel niveau met een verzekeraar afgesloten zonder tussenkomst van een werkgever. Dit zijn derdepijlerproducten, deze producten kunnen alleen aangeboden worden door verzekeraars. Pensioenfondsen bieden per definitie geen derdepijlerproducten aan. Omdat derdepijlerproducten voor dezelfde doelgroep interessant kan zijn als vrijwillige pensioenvoorzieningen (tweede pijler), wordt ook de ontwikkeling van deze producten onderzocht in de enquête die is gestuurd naar de verzekeraars.
Wij onderscheiden in deze enquête de volgende vier vrijwillige voorzieningen/ inkomensdervingsverzekeringen: ANW-hiaatverzekering; WAO-gatverzekering; Pensioensparen via een beschikbare premieregeling; Pensioensparen met een loongerelateerde uitkering;
enquête voor ondernemingspensioenfondsen
49
Onder vrijwillige voorzieningen vallen in dit onderzoek niet: -
keuzemogelijkheden
binnen
de
pensioenregeling
(bv.
uitruil
tussen
nabestaandenpensioen of ouderdomspensioen) -
inkomensdervingsvoorzieningen via een contract met de werkgever waarvoor is bepaald dat alle werknemers er gebruik van maken: de werknemer heeft geen vrije keuze.
We verzoeken u de vragen ook te beantwoorden voor voorzieningen die u heeft herverzekerd bij een verzekeraar. Verzekeringen die een werkgever rechtstreeks bij een verzekeraar heeft afgesloten vallen buiten deze vragenlijst.
Voorbeeld 1: een WAO-gatverzekering is een vrijwillige voorziening als de werknemer zelf kan beslissen of hij/zij deelneemt aan deze voorziening of niet. Het komt voor dat de werknemer verplicht is om een WAO-gatverzekering af te nemen (bv. omdat dit tijdens de CAO-onderhandelingen is afgesproken). Dan geldt de WAO-gatverzekering niet als een vrijwillige voorziening.
Voorbeeld 2: een werknemer betaalt iedere maand een extra premie, zodat zijn eindloonregeling wordt uitgebreid van 70% van het laatst verdiende loon naar 80% van het laatst verdiende loon. De werknemer kon zelf beslissen of hij gebruikt maakte van deze regeling of niet. Deze vorm van pensioensparen is een vrijwillige voorziening.
Voorbeeld 3: een werknemer heeft de keuze om nabestaandenpensioen in te ruilen tegen ouderdomspensioen, resulterend in een hoger ouderdomspensioen. Het gaat niet om een aanvulling op het pensioen: het is daarom geen vrijwillige voorziening.
50
Vragenlijst enquête markt voor vrijwillige voorzieningen
De enquête bestaat uit een algemeen gedeelte en specifieke vragen per product. Wij willen u vragen om het algemene gedeelte en de vragen voor de vrijwillige voorzieningen die u aanbiedt te beantwoorden.
U kunt de enquête retourneren naar: Stichting voor Economisch Onderzoek t.a.v. Inge Groot Antwoordnummer 177 1000 RA Amsterdam
of per email:
[email protected]
Wij willen benadrukken dat alle gegevens vertrouwelijk en geanonimiseerd worden behandeld en willen u reeds bedanken voor de medewerking.
enquête voor ondernemingspensioenfondsen
51
Algemeen
1. Hoeveel actieve deelnemers namen deel aan uw pensioenfonds ultimo 2003? ____ deelnemers
2. Kunt u de volgende kenmerken geven van de actieve deelnemers aan uw pensioenfonds ultimo 2003? ____% man, ____% vrouw
3. Kunt u in onderstaande tabel invullen wat de totale premie-inkomsten zijn geweest de afgelopen vijf jaar? Er wordt onderscheid gemaakt tussen premie-inkomsten uit vrijwillige voorzieningen en premie-inkomsten uit de collectieve basisregeling. Jaar
Premie-inkomsten
Premie-inkomsten
collectieve
vrijwillige
basisregeling
voorzieningen
1999
€
€
2000
€
€
2001
€
€
2002
€
€
2003
€
€
4. Kunt u aangeven wat uw premiepercentage voor de collectieve basisregeling is geweest in 2003? _____%
5. Sommige fondsen hanteren een premiekorting. Kunt u, indien dit voor uw fonds het geval is, de hoogte van de premie (voor de premiekorting) in 2003 aangeven? _____%
52
Vragenlijst enquête markt voor vrijwillige voorzieningen
6. Hoe groot is de wiskundige voorziening voor de collectieve basisregeling? € _______________
7a Kunt u aangeven of u onderstaande producten aanbiedt en zo ja, of het dan een vrijwillige of geen vrijwillige voorziening betreft? Niet vrijwillig
Vrijwillig
Anw-hiaatverzekering WAO-gatverzekering Pensioensparen via een beschikbare premieregeling Pensioensparen via een loongerelateerde regeling
7b Biedt u naast genoemde producten nog andere vrijwillige producten aan? nee ja, 1.________________________ 2.________________________
enquête voor ondernemingspensioenfondsen
53
8a. De vormgeving van de collectieve basisregeling kan van invloed zijn op het gebruik van vrijwillige voorzieningen. Kunt u aangeven hoe uw pensioenstelsel er ultimo 2000 en ultimo 2003 uitzag? 2000
2003
Ouderdomspensioen, type Eindloon Middenloon Beschikbare premie
Ouderdomspensioen, franchise gebaseerd op: 2 maal AOW samenwonend AOW alleenstaanden 1 maal AOW samenwonend Anders
Nabestaandenpensioen Opbouwbasis Risicobasis
8b. Is de collectieve basisregeling nog op andere punten veranderd (die van invloed kunnen zijn op de vraag naar vrijwillige voorzieningen) in de periode 2000-2003? nee ja, namelijk __________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ Op de volgende pagina’s is per vrijwillige voorziening een aantal vragen opgenomen. Zou u voor de vrijwillige voorzieningen die u aanbiedt (genoemd in vraag 7a) de vragen willen beantwoorden?
54
Vragenlijst enquête markt voor vrijwillige voorzieningen
Anw-hiaatverzekering U beantwoordt deze vragen indien u een vrijwillige Anw-hiaatverzekering aanbiedt, waarvoor de werknemers dus zelf kunnen beslissen of zij deelnemen aan deze voorziening of niet.
9. Hoeveel actieve deelnemers maakten gebruik van deze voorziening ultimo 2003? _____ deelnemers
10. Kunt u de volgende kenmerken geven van de actieve deelnemers aan deze voorziening ultimo 2003? ____% man, ____% vrouw
11. Wat zijn de premie-inkomsten uit deze voorziening? €___________ over 2001 €___________ over 2002 €___________ over 2003
12. Draagt de werkgever bij aan de kosten? nee
ja, tussen de 10% en de 99%
ja, maar minder dan 10%
ja, 100%
enquête voor ondernemingspensioenfondsen
55
WAO-gatverzekering U beantwoordt deze vragen indien u een vrijwillige WAO-gatverzekering aanbiedt, waarvoor de werknemers dus zelf kunnen beslissen of zij deelnemen aan deze voorziening of niet. 13. Hoeveel actieve deelnemers maakten gebruik van deze voorziening ultimo 2003? _____ deelnemers
14. Kunt u de volgende kenmerken geven van de actieve deelnemers aan deze voorziening ultimo 2003? ____% man, ____% vrouw
15. Wat zijn de premie-inkomsten uit deze voorziening? €___________ over 2001 €___________ over 2002 €___________ over 2003
16. Draagt de werkgever bij aan de kosten? nee
ja, tussen de 10% en de 99%
ja, maar minder dan 10%
ja, 100%
56
Vragenlijst enquête markt voor vrijwillige voorzieningen
Pensioensparen met een beschikbare premieregeling Pensioensparen houdt in dat werknemers vrijwillig sparen voor een aanvulling op hun ouderdoms-, nabestaandenpensioen of voor prepensioen. Een beschikbare premieregeling houdt in dat de pensioenuitkomst die de deelnemer heeft afhankelijk is van de premie die is betaald en de behaalde rendementen. 17. Hoeveel actieve deelnemers maakten gebruik van deze voorziening ultimo 2003? _____ deelnemers
18. Kunt de volgende kenmerken geven van de actieve deelnemers aan deze voorziening ultimo 2003? ____% man, ____% vrouw
19. Wat zijn de premie-inkomsten uit deze voorziening? €___________ over 2001 €___________ over 2002 €___________ over 2003
20. Hoe groot is de wiskundige voorziening voor deze pensioenspaarregeling? € _______________
21. Draagt de werkgever bij aan de kosten? nee
ja, tussen de 10% en de 99%
ja, maar minder dan 10%
ja, 100%
22. Is de aanvulling gebonden aan een maximum? nee
ja, nl.____________________
enquête voor ondernemingspensioenfondsen
57
Pensioensparen met een loongerelateerde regeling Pensioensparen houdt in dat werknemers vrijwillig sparen voor een aanvulling op hun ouderdoms-, nabestaandenpensioen of voor een prepensioen. Een loongerelateerde regeling betekent dat de pensioenuitkomst die iemand heeft afhankelijk is van zijn (bv. laatstverdiende) loon. 23. Hoeveel actieve deelnemers maakten gebruik van deze voorziening ultimo 2003? _____ deelnemers
24. Kunt de volgende kenmerken geven van de actieve deelnemers aan deze voorziening ultimo 2003? ____% man, ____% vrouw
25. Wat zijn de premie-inkomsten uit deze voorziening? €___________ over 2001 €___________ over 2002 €___________ over 2003
26. Hoe groot is de wiskundige voorziening voor deze pensioenspaarregeling? €_______________
27. Draagt de werkgever bij aan de kosten? nee
ja, tussen de 10% en de 99%
ja, maar minder dan 10%
ja, 100%
28. Is de aanvulling gebonden aan een maximum? nee
ja, nl.________________
59
Vragenlijst enquête markt voor vrijwillige voorzieningen enquête voor bedrijfstakpensioenfondsen
naam fonds: _____________________________
juni 2004
Voor toelichting op de vragenlijst kunt u contact opnemen met Inge Groot of Lucy Kok van de Stichting voor Economisch Onderzoek op telefoonnummer 020 – 525 16 37 of per e-mail:
[email protected] en
[email protected]
Roetersstraat 29 1018 WB Amsterdam
tel.: #31 (0)205251630 fax: #31 (0)205251686 e-mail:
[email protected] http://www.seo.nl
ABN-AMRO, rek. nr. 41.17.44.356 Postbank nr. 4641100 Reg.nr. KvK Amsterdam 41197444
60
Vragenlijst enquête markt voor vrijwillige voorzieningen
In deze enquête onderzoeken wij de markt voor vrijwillige voorzieningen en individuele inkomensdervingsverzekeringen. Een vrijwillige voorziening is een voorziening in de tweede pijler tegen inkomensderving waarvoor de deelnemer zelf kan beslissen of hij deze voorziening gebruikt of niet. Een vrijwillige voorziening is meestal een aanvulling op de (collectieve) pensioenregeling zoals deze is afgesproken tussen werkgevers en werknemers, maar kan door de werkgever ook los van deze (collectieve) pensioenregeling worden geregeld. De werknemer is dus niet verplicht om deze voorziening te gebruiken. Vrijwillige voorzieningen vloeien altijd
voort
uit
de
arbeidsrelatie,
en
kunnen
door
verzekeraars
en
pensioenfondsen aangeboden worden. Individuele inkomensdervingsverzekeringen zijn verzekeringsovereenkomsten op individueel niveau met een verzekeraar afgesloten zonder tussenkomst van een werkgever. Dit zijn derdepijlerproducten, deze producten kunnen alleen aangeboden worden door verzekeraars. Pensioenfondsen bieden per definitie geen derdepijlerproducten aan. Omdat derdepijlerproducten voor dezelfde doelgroep interessant kan zijn als vrijwillige pensioenvoorzieningen (tweede pijler), wordt ook de ontwikkeling van deze producten onderzocht in de enquête die is gestuurd naar de verzekeraars.
Wij onderscheiden in deze enquête de volgende vier vrijwillige voorzieningen/ inkomensdervingsverzekeringen: ANW-hiaatverzekering; WAO-gatverzekering; Pensioensparen via een beschikbare premieregeling; Pensioensparen met een loongerelateerde uitkering;
enquête voor bedrijfstakpensioenfondsen
61
Onder vrijwillige voorzieningen vallen in dit onderzoek niet: -
keuzemogelijkheden
binnen
de
pensioenregeling
(bv.
uitruil
tussen
nabestaandenpensioen of ouderdomspensioen) -
inkomensdervingsvoorzieningen via een contract met de werkgever waarvoor is bepaald dat alle werknemers er gebruik van maken: de werknemer heeft geen vrije keuze.
We verzoeken u de vragen ook te beantwoorden voor voorzieningen die u heeft herverzekerd bij een verzekeraar. Verzekeringen die een werkgever rechtstreeks bij een verzekeraar heeft afgesloten vallen buiten deze vragenlijst.
Voorbeeld 1: een WAO-gatverzekering is een vrijwillige voorziening als de werknemer zelf kan beslissen of hij/zij deelneemt aan deze voorziening of niet. Het komt voor dat de werknemer verplicht is om een WAO-gatverzekering af te nemen (bv. omdat dit tijdens de CAO-onderhandelingen is afgesproken). Dan geldt de WAO-gatverzekering niet als een vrijwillige voorziening.
Voorbeeld 2: een werknemer betaalt iedere maand een extra premie, zodat zijn eindloonregeling wordt uitgebreid van 70% van het laatst verdiende loon naar 80% van het laatst verdiende loon. De werknemer kon zelf beslissen of hij gebruikt maakte van deze regeling of niet. Deze vorm van pensioensparen is een vrijwillige voorziening.
Voorbeeld 3: een werknemer heeft de keuze om nabestaandenpensioen in te ruilen tegen ouderdomspensioen, resulterend in een hoger ouderdomspensioen. Het gaat niet om een aanvulling op het pensioen: het is daarom geen vrijwillige voorziening.
62
Vragenlijst enquête markt voor vrijwillige voorzieningen
De enquête bestaat uit een algemeen gedeelte en specifieke vragen per product. Wij willen u vragen om het algemene gedeelte en de vragen voor de vrijwillige voorzieningen die u aanbiedt te beantwoorden.
U kunt de enquête retourneren naar: Stichting voor Economisch Onderzoek t.a.v. Inge Groot Antwoordnummer 177 1000 RA Amsterdam
of per email:
[email protected]
Wij willen benadrukken dat alle gegevens vertrouwelijk en geanonimiseerd worden behandeld en willen u reeds bedanken voor de medewerking.
enquête voor bedrijfstakpensioenfondsen
63
Algemeen
1. Hoeveel bedrijven vielen onder uw bedrijfstakpensioenfonds ultimo 2003? ____ bedrijven
2. Hoeveel actieve deelnemers namen deel aan uw pensioenfonds ultimo 2003? ____ deelnemers
3. Kunt u de volgende kenmerken geven van de actieve deelnemers aan uw pensioenfonds ultimo 2003? ____% man, ____% vrouw
4. Kunt u in onderstaande tabel invullen wat de totale premie-inkomsten zijn geweest de afgelopen vijf jaar? Er wordt onderscheid gemaakt tussen premie-inkomsten uit vrijwillige voorzieningen en premie-inkomsten uit de collectieve basisregeling. Jaar
Premie-inkomsten
Premie-inkomsten
collectieve
vrijwillige
basisregeling
voorzieningen
1999
€
€
2000
€
€
2001
€
€
2002
€
€
2003
€
€
5. Kunt u aangeven wat uw premiepercentage voor de collectieve basisregeling is geweest in 2003? _____%
6. Sommige fondsen hanteren een premiekorting. Kunt u, indien dit voor uw fonds het geval is, de hoogte van de premie (voor de premiekorting) in 2003 aangeven?
64
Vragenlijst enquête markt voor vrijwillige voorzieningen
_____%
7. Hoe groot is de wiskundige voorziening voor de collectieve basisregeling? € _______________
8a Kunt u aangeven of u onderstaande producten aanbiedt en zo ja, of het dan een vrijwillige of geen vrijwillige voorziening betreft? Niet vrijwillig
Vrijwillig
Anw-hiaatverzekering WAO-gatverzekering Pensioensparen via een beschikbare premieregeling Pensioensparen via een loongerelateerde regeling
8b Biedt u naast genoemde producten nog andere vrijwillige producten aan? nee ja, 1.________________________ 2.________________________
enquête voor bedrijfstakpensioenfondsen
65
9a. De vormgeving van de collectieve basisregeling kan van invloed zijn op het gebruik van vrijwillige voorzieningen. Kunt u aangeven hoe uw pensioenstelsel er ultimo 2000 en ultimo 2003 uitzag? 2000
2003
Ouderdomspensioen, type Eindloon Middenloon Beschikbare premie
Ouderdomspensioen, franchise gebaseerd op: 2 maal AOW samenwonend AOW alleenstaanden 1 maal AOW samenwonend Anders
Nabestaandenpensioen Opbouwbasis Risicobasis
9b. Is de collectieve basisregeling nog op andere punten veranderd (die van invloed kunnen zijn op de vraag naar vrijwillige voorzieningen) in de periode 2000-2003? nee ja, namelijk __________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ Op de volgende pagina’s is per vrijwillige voorziening een aantal vragen opgenomen. Zou u voor de vrijwillige voorzieningen die u aanbiedt (genoemd in vraag 8a) de vragen willen beantwoorden?
66
Vragenlijst enquête markt voor vrijwillige voorzieningen
Anw-hiaatverzekering U beantwoordt deze vragen indien u een vrijwillige Anw-hiaatverzekering aanbiedt, waarvoor de werknemers dus zelf kunnen beslissen of zij deelnemen aan deze voorziening of niet.
10. Hoeveel actieve deelnemers maakten gebruik van deze voorziening ultimo 2003? _____ deelnemers
11. Kunt u de volgende kenmerken geven van de actieve deelnemers aan deze voorziening ultimo 2003? ____% man, ____% vrouw
12. Wat zijn de premie-inkomsten uit deze voorziening? €___________ over 2001 €___________ over 2002 €___________ over 2003
13. Draagt de werkgever bij aan de kosten? nee
ja, tussen de 10% en de 99%
ja, maar minder dan 10%
ja, 100%
enquête voor bedrijfstakpensioenfondsen
67
WAO-gatverzekering U beantwoordt deze vragen indien u een vrijwillige WAO-gatverzekering aanbiedt, waarvoor de werknemers dus zelf kunnen beslissen of zij deelnemen aan deze voorziening of niet. 14. Hoeveel actieve deelnemers maakten gebruik van deze voorziening ultimo 2003? _____ deelnemers
15. Kunt u de volgende kenmerken geven van de actieve deelnemers aan deze voorziening ultimo 2003? ____% man, ____% vrouw
16. Wat zijn de premie-inkomsten uit deze voorziening? €___________ over 2001 €___________ over 2002 €___________ over 2003
17. Draagt de werkgever bij aan de kosten? nee
ja, tussen de 10% en de 99%
ja, maar minder dan 10%
ja, 100%
68
Vragenlijst enquête markt voor vrijwillige voorzieningen
Pensioensparen met een beschikbare premieregeling Pensioensparen houdt in dat werknemers vrijwillig sparen voor een aanvulling op hun ouderdoms-, nabestaandenpensioen of voor prepensioen. Een beschikbare premieregeling houdt in dat de pensioenuitkomst die de deelnemer heeft afhankelijk is van de premie die is betaald en de behaalde rendementen. 18. Hoeveel actieve deelnemers maakten gebruik van deze voorziening ultimo 2003? _____ deelnemers
19. Kunt de volgende kenmerken geven van de actieve deelnemers aan deze voorziening ultimo 2003? ____% man, ____% vrouw
20. Wat zijn de premie-inkomsten uit deze voorziening? €___________ over 2001 €___________ over 2002 €___________ over 2003
21. Hoe groot is de wiskundige voorziening voor deze pensioenspaarregeling? € _______________
22. Draagt de werkgever bij aan de kosten? nee
ja, tussen de 10% en de 99%
ja, maar minder dan 10%
ja, 100%
23. Is de aanvulling gebonden aan een maximum? nee
ja, nl. ________________
enquête voor bedrijfstakpensioenfondsen
69
Pensioensparen met een loongerelateerde regeling Pensioensparen houdt in dat werknemers vrijwillig sparen voor een aanvulling op hun ouderdoms-, nabestaandenpensioen of voor een prepensioen. Een loongerelateerde regeling betekent dat de pensioenuitkomst die iemand heeft afhankelijk is van zijn (bv. laatstverdiende) loon. 24. Hoeveel actieve deelnemers maakten gebruik van deze voorziening ultimo 2003? _____ deelnemers
25. Kunt de volgende kenmerken geven van de actieve deelnemers aan deze voorziening ultimo 2003? ____% man, ____% vrouw
26. Wat zijn de premie-inkomsten uit deze voorziening? €___________ over 2001 €___________ over 2002 €___________ over 2003
27. Hoe groot is de wiskundige voorziening voor deze pensioenspaarregeling? €_______________
28. Draagt de werkgever bij aan de kosten? nee
ja, tussen de 10% en de 99%
ja, maar minder dan 10%
ja, 100%
29. Is de aanvulling gebonden aan een maximum? nee
ja, nl. _________________
71
Vragenlijst enquête markt voor vrijwillige voorzieningen enquête voor verzekeraars (deel II) derdepijlerproducten (particuliere markt, niet-PSW gerelateerd)
juli 2004
Voor toelichting op de vragenlijst kunt u contact opnemen met Inge Groot of Lucy Kok van de Stichting voor Economisch Onderzoek op telefoonnummer 020 – 525 16 30 of per e-mail:
[email protected] en
[email protected]
Roetersstraat 29 1018 WB Amsterdam
tel.: #31 (0)205251630 fax: #31 (0)205251686 e-mail:
[email protected] http://www.seo.nl
ABN-AMRO, rek. nr. 41.17.44.356 Postbank nr. 4641100 Reg.nr. KvK Amsterdam 41197444
72
Vragenlijst enquête markt voor vrijwillige voorzieningen
In deze enquête onderzoeken wij de markt voor vrijwillige voorzieningen in de tweede pijler en individuele inkomensdervingsverzekeringen in de derde pijler. Een vrijwillige voorziening in de tweede pijler is een PSW-gerelateerde voorziening tegen inkomensderving die wordt aangeboden door tussenkomst van de werkgever, maar waarvoor de werknemer zelf kan beslissen of hij aan deze voorziening deelneemt of niet. Een vrijwillige voorziening is meestal een aanvulling op de (collectieve) pensioenregeling zoals deze is afgesproken tussen werkgevers en werknemers, maar kan door de werkgever ook los van deze (collectieve) pensioenregeling worden toegezegd . De werknemer is dus niet verplicht om deze voorziening te gebruiken. Vrijwillige voorzieningen vloeien altijd voort uit de arbeidsrelatie, en worden door verzekeraars aangeboden worden als B- polis of als C-polis (bijvoorbeeld via een mantelcontract). Ook pensioenfondsen kunnen vrijwillige voorzieningen aanbieden. Individuele inkomensdervingsverzekeringen zijn verzekeringsovereenkomsten die een particulier op individueel niveau met een verzekeraar heeft afgesloten, dus
zonder
enige betrokkenheid van een werkgever. Dit zijn derdepijlerproducten, deze producten kunnen alleen aangeboden worden door verzekeraars. Omdat derdepijlerproducten voor dezelfde doelgroep interessant kunnen zijn als vrijwillige aanvullende voorzieningen, wordt de ontwikkeling van deze producten ook onderzocht in dit onderzoek.
Wij onderscheiden in deze enquête de volgende vier vrijwillige voorzieningen/ inkomensdervingsverzekeringen: ANW-hiaatverzekering; WAO-gatverzekering; Pensioensparen via een beschikbare premieregeling; Pensioensparen met een loongerelateerde uitkering;
Onder vrijwillige voorzieningen vallen in dit onderzoek niet: -
keuzemogelijkheden
binnen
de
pensioenregeling
(bv.
uitruil
tussen
nabestaandenpensioen of ouderdomspensioen) -
inkomensdervingsvoorzieningen via een contract met de werkgever waarvoor is bepaald dat alle werknemers er verplicht aan deelnemen : de werknemer heeft geen vrije keuze.
-
producten die worden aangeboden via een pensioenfonds (waarvoor uw maatschappij als administrateur of herverzekeraar optreedt)
enquête voor verzekeraars (deel II)
-
73
excedentregeling die door een werkgever worden getroffen als aanvulling op een verplichtgestelde pensioenregeling, waaraan de werknemer verplicht moet meedoen
Deze vragenlijst heeft alleen betrekking op de derdepijlerproducten. Voorbeeld 1: een WAO-gatverzekering is een vrijwillige voorziening als de werkgever een verzekeringsverzekeringsovereenkomst heeft gesloten met een verzekeraars of er voor heeft gezorgd dat de werknemer in staat wordt gesteld zelf een overeenkomst te sluiten met een verzekeraar, waarbij de werknemer uiteindelijk zelf kan beslissen of hij deelneemt aan deze verzekering of niet. Het is mogelijk dat de werknemer verplicht is om deel te nemen aan
een WAO-gatverzekering (bv. omdat dit tijdens de CAO-
onderhandelingen is afgesproken). Dan valt de WAO-gat verzekering buiten het onderzoek. Indien de werknemer als particulier zonder enige tussenkomst van zijn werkgever deze verzekering heeft gesloten is het een derdepijlerproduct en vallen deze producten onder de verzekeringen, zoals bedoeld in dit deel van de enquête.
Voorbeeld 2: een werknemer betaalt iedere maand een extra premie, zodat zijn eindloonregeling wordt uitgebreid van 70% van het laatstverdiende loon naar 80% van het laatstverdiende loon. De werknemer kon zelf beslissen of hij deelneemt aan deze regeling of niet. De werknemer maakt gebruik van deze verzekering via het contract dat zijn werkgever heeft afgesloten met een verzekeraar. Hiervan is bijvoorbeeld ook sprake als er een mantelcontract is gesloten met de werkgever of er sprake is van individuele C-polissen
(PSW)
Deze
vorm
van
pensioensparen
is
een
tweede
pijler
inkomensdervingsregeling. Dergelijke producten vallen dus niet binnen dit van deze enquête.
De enquête bestaat uit een algemeen gedeelte en specifieke vragen per product. Wij willen u vragen om zowel het algemene gedeelte als de vragen voor de individuele inkomensdervingsverzekeringen die u aanbiedt te beantwoorden.
Een deel van de vragen is facultatief. Voor de beantwoording van de primaire onderzoeksvraag (de ontwikkeling in de omvang en de marktverdeling van de vrijwillige voorzieningen) zijn ze niet nodig. De antwoorden op deze vragen zijn wel nuttig bij de verklaring van de ontwikkelingen. Wij zouden het zeer op prijs stellen als u ook de facultatieve vragen beantwoord.
74
Vragenlijst enquête markt voor vrijwillige voorzieningen
Wij willen benadrukken dat alle gegevens vertrouwelijk en geanonimiseerd worden behandeld en u reeds bedanken voor de medewerking.
enquête voor verzekeraars (deel II)
75
Algemeen 1. Kunt u aangeven of u onderstaande producten aanbiedt? Anw (nabestaanden)-hiaatverzekering tussenkomst werkgever)
(zonder
ja/nee
WAO-gatverzekering (zonder tussenkomst werkgever)
ja/nee
Lijfrente
ja/nee
2. Biedt u naast genoemde producten nog andere inkomensdervingsverzekeringen op individueel niveau aan? nee ja, _______________________________________________
3. Kunt u aangeven wat de totale premie-inkomsten zijn in 2000 en 2003? voor inkomensdervingsverzekeringen in de derde pijler, inclusief zelfstandigen: €____________ in 2000 en €____________ in 2003 indien mogelijk: voor inkomensdervingsverzekeringen in de derde pijler, exclusief zelfstandigen: €____________ in 2000 en €____________ in 2003
Op de volgende pagina’s zijn per inkomensdervingsverzekering een aantal vragen opgenomen. Zou u voor de in vraag 1 genoemde inkomensdervingsverzekeringen die u aanbiedt de vragen willen beantwoorden?
76
Vragenlijst enquête markt voor vrijwillige voorzieningen
Anw (nabestaanden)-hiaatverzekering via individuele regelingen (derde pijler) Onderstaande
vragen
beantwoordt
u
indien
u
een
vrijwillige
ANW-
hiaatverzekering aanbiedt via particuliere contracten.
5. Hoeveel premiebetalende (actieve) deelnemers maakten gebruik van deze verzekering? _____ deelnemers, ultimo 2000 _____ deelnemers, ultimo 2003
6. Wat zijn de premie-inkomsten uit deze verzekering? €___________ over 2000 €___________ over 2003
Beantwoording van vraag 7 is facultatief.
7. Kunt u de volgende kenmerken geven van de premiebetalende (actieve) deelnemers aan deze verzekering? ____% man, ____% vrouw , ultimo 2000 ____% man, ____% vrouw , ultimo 2003
enquête voor verzekeraars (deel II)
77
WAO-gatverzekering via individuele regelingen (derde pijler) Onderstaande vragen beantwoordt u indien u een vrijwillige WAO-gatverzekering aanbiedt via particuliere contracten.
8. Hoeveel premiebetalende (actieve) deelnemers namen deel aan deze verzekering? _____ deelnemers, ultimo 2000 _____ deelnemers, ultimo 2003
9. Wat zijn de premie-inkomsten uit deze verzekering? €___________ over 2000 €___________ over 2003
Beantwoording van vraag 10 is facultatief.
10. Kunt u de volgende kenmerken geven van de premiebetalende (actieve) deelnemers aan deze verzekering? ____% man, ____% vrouw , ultimo 2000 ____% man, ____% vrouw , ultimo 2003
78
Vragenlijst enquête markt voor vrijwillige voorzieningen
Lijfrente (derde pijler) Onderstaande vragen beantwoordt u indien u een lijfrenteproduct aanbiedt via particuliere contracten.
11. Hoeveel premiebetalende (actieve) deelnemers namen deel aan deze verzekering? _____ deelnemers, ultimo 2000 _____ deelnemers, ultimo 2003
12. Wat zijn de premie-inkomsten uit deze verzekering? €___________ over 2000 €___________ over 2003
13. Kunt u de premie-inkomsten uitsplitsen naar zelfstandigen en werknemers? nee ja, namelijk: €___________ werknemers en €___________ zelfstandigen over 2000 €___________ werknemers en €___________ zelfstandigen over 2000
Beantwoording van vraag 14 is facultatief.
14. Kunt u de volgende kenmerken geven van de premiebetalende (actieve) deelnemers aan deze verzekering? ____% man, ____% vrouw , ultimo 2000 ____% man, ____% vrouw , ultimo 2003 ____% werknemers ____% zelfstandigen, ultimo 2000 ____% werknemers ____% zelfstandigen, ultimo 2003
79
Vragenlijst enquête markt voor vrijwillige voorzieningen enquête voor verzekeraars (deel I) tweedepijlerproducten (PSW-gerelateerde producten, uitsluitend rechtstreekse regelingen)
juli 2004
Voor toelichting op de vragenlijst kunt u contact opnemen met Inge Groot of Lucy Kok van de Stichting voor Economisch Onderzoek op telefoonnummer 020 – 525 16 30 of per e-mail:
[email protected] en
[email protected]
Roetersstraat 29 1018 WB Amsterdam
tel.: #31 (0)205251630 fax: #31 (0)205251686 e-mail:
[email protected]
ABN-AMRO, rek. nr. 41.17.44.356 Postbank nr. 4641100 Reg.nr. KvK Amsterdam 41197444
80
Vragenlijst enquête markt voor vrijwillige voorzieningen
In deze enquête onderzoeken wij de markt voor vrijwillige voorzieningen in de tweede pijler en individuele inkomensdervingsverzekeringen in de derde pijler. Een vrijwillige voorziening in de tweede pijler is een PSW-gerelateerde voorziening tegen inkomensderving die wordt aangeboden door tussenkomst van de werkgever, maar waarvoor de werknemer zelf kan beslissen of hij aan deze voorziening deelneemt of niet. Een vrijwillige voorziening is meestal een aanvulling op de (collectieve) pensioenregeling zoals deze is afgesproken tussen werkgevers en werknemers, maar kan door de werkgever ook los van deze (collectieve) pensioenregeling worden toegezegd . De werknemer is dus niet verplicht om deze voorziening te gebruiken. Vrijwillige voorzieningen vloeien altijd voort uit de arbeidsrelatie, en worden door verzekeraars aangeboden worden als B- polis of als C-polis (bijvoorbeeld via een mantelcontract). Ook pensioenfondsen kunnen vrijwillige voorzieningen aanbieden. Individuele inkomensdervingsverzekeringen zijn verzekeringsovereenkomsten die een particulier op individueel niveau met een verzekeraar heeft afgesloten, dus
zonder
enige betrokkenheid van een werkgever. Dit zijn derdepijlerproducten, deze producten kunnen alleen aangeboden worden door verzekeraars. Omdat derdepijlerproducten voor dezelfde doelgroep interessant kunnen zijn als vrijwillige aanvullende voorzieningen, wordt de ontwikkeling van deze producten ook onderzocht in dit onderzoek.
Wij onderscheiden in deze enquête de volgende vier vrijwillige voorzieningen/ inkomensdervingsverzekeringen: ANW-hiaatverzekering; WAO-gatverzekering; Pensioensparen via een beschikbare premieregeling; Pensioensparen met een loongerelateerde uitkering;
Onder vrijwillige voorzieningen vallen in dit onderzoek niet: -
keuzemogelijkheden
binnen
de
pensioenregeling
(bv.
uitruil
tussen
nabestaandenpensioen of ouderdomspensioen) -
inkomensdervingsvoorzieningen via een contract met de werkgever waarvoor is bepaald dat alle werknemers er verplicht aan deelnemen : de werknemer heeft geen vrije keuze.
-
producten die worden aangeboden via een pensioenfonds (waarvoor uw maatschappij als administrateur of herverzekeraar optreedt)
enquête voor verzekeraars (deel I)
-
81
excedentregeling die door een werkgever worden getroffen als aanvulling op een verplichtgestelde pensioenregeling, waaraan de werknemer verplicht moet meedoen
Deze vragenlijst heeft alleen betrekking op de vrijwillige voorzieningen in de tweede pijler.
Voorbeeld 1: een WAO-gatverzekering is een vrijwillige voorziening als de werkgever een verzekeringsverzekeringsovereenkomst heeft gesloten met een verzekeraars of er voor heeft gezorgd dat de werknemer in staat wordt gesteld zelf een overeenkomst te sluiten met een verzekeraar, waarbij de werknemer uiteindelijk zelf kan beslissen of hij deelneemt aan deze verzekering of niet. Het is mogelijk dat de werknemer verplicht is om deel te nemen aan een WAOgatverzekering (bv. omdat dit tijdens de CAO-onderhandelingen is afgesproken). Dan valt de WAO-gat verzekering buiten het onderzoek. Indien de werknemer als particulier zonder enige tussenkomst van zijn werkgever deze verzekering heeft gesloten is het een derdepijlerproduct en vallen deze producten onder de verzekeringen, zoals bedoeld in het tweede deel van de enquête.
Voorbeeld 2: een werknemer betaalt iedere maand een extra premie, zodat zijn eindloonregeling wordt uitgebreid van 70% van het laatstverdiende loon naar 80% van het laatstverdiende loon. De werknemer kon zelf beslissen of hij deelneemt aan deze regeling of niet. De werknemer maakt gebruik van deze verzekering via het contract dat zijn werkgever heeft afgesloten met een verzekeraar. Hiervan is bijvoorbeeld ook sprake als er een mantelcontract is gesloten met de werkgever of er sprake is van individuele C-polissen
(PSW)
Deze
vorm
van
pensioensparen
is
een
tweede
pijler
inkomensdervingsregeling. Dergelijke producten vallen dus wel binnen deel 1 van deze enquête.
De enquête bestaat uit een algemeen gedeelte en specifieke vragen per product. Wij willen u vragen om zowel het algemene gedeelte
als de vragen voor de vrijwillige
voorzieningen die u aanbiedt te beantwoorden.
Een deel van de vragen is facultatief. Voor de beantwoording van de primaire onderzoeksvraag (de ontwikkeling in de omvang en de marktverdeling van de vrijwillige voorzieningen) zijn ze niet nodig. De antwoorden op deze vragen zijn wel nuttig bij de
82
Vragenlijst enquête markt voor vrijwillige voorzieningen
verklaring van de ontwikkelingen. Wij zouden het zeer op prijs stellen als u ook de facultatieve vragen beantwoord.
Wij willen benadrukken dat alle gegevens vertrouwelijk en geanonimiseerd worden behandeld en u reeds bedanken voor de medewerking.
enquête voor verzekeraars (deel I)
83
Algemeen 1. Kunt u aangeven of u onderstaande producten als vrijwillige voorziening aanbiedt in de tweede pijler? Anw (nabestaanden)-hiaatverzekering
ja/nee
WAO-gatverzekering
ja/nee
Pensioensparen – beschikbare premieregeling
ja/nee
Pensioensparen – loongerelateerd
ja/nee
2. Biedt u naast genoemde producten nog andere vrijwillige voorzieningen in de tweede pijler aan? nee ja, _______________________________________________
4. Kunt u aangeven wat de totale premie-inkomsten waren in 2000 en 2003? voor vrijwillige voorzieningen €____________ in 2000 en €____________ in 2003 uw totale omzet € __________ in 2000 en €____________ in 2003 5. De in vraag 1 genoemde producten worden ook vaak als verplichte
voorziening aangeboden door de werkgever (waarbij de werknemer dus geen vrije keuze heeft). Biedt u de genoemde producten ook als verplichte voorziening aan in de tweede pijler? Zo, ja kunt u een indicatie geven van het aantal deelnemers ultimo 2003? Anw-hiaatverzekering
nee
ja, …….………………deelnemers
WAO-gatverzekering
nee
ja, …….………………deelnemers
Pensioensparen – beschikbare premieregeling
nee
ja, …….………………deelnemers
Pensioensparen – loongerelateerd
nee
ja, …….………………deelnemers
Op de volgende pagina’s is per vrijwillige voorziening een aantal vragen opgenomen.
84
Vragenlijst enquête markt voor vrijwillige voorzieningen
Anw (nabestaanden)-hiaatverzekering (tweede pijler, PSW-gerelateerd) Onderstaande
vragen
beantwoordt
u
indien
u
een
vrijwillige
Anw
(nabestaanden)-hiaatverzekering aanbiedt. De werkgever biedt deze voorziening aan zijn werknemers aan (d.m.v. een contract met de verzekeraar), terwijl de werknemers zelf kunnen kiezen of zij deelnemen aan deze voorziening.
6. Voor hoeveel (actieve) deelnemers werd premie betaald voor deze verzekering? _____ deelnemers, ultimo 2000 _____ deelnemers, ultimo 2003
7. Hoeveel deelnemers zouden maximaal (potentieel) via de contracten met de werkgevers gebruik kunnen maken van deze verzekering? _____ deelnemers, ultimo 2000 _____ deelnemers, ultimo 2003
8. Wat zijn de premie-inkomsten uit deze verzekering? €___________ over 2000 €___________ over 2003
Beantwoording van vraag 8 en 9 is facultatief.
9. Hoeveel bedrijven hebben een vrijwillige ANW-hiaatverzekering bij u ondergebracht? _____ bedrijven, ultimo 2000 _____ bedrijven, ultimo 2003
10. Kunt u de volgende kenmerken geven van de premiebetalende (actieve) deelnemers aan deze verzekering? ____% man, ____% vrouw , ultimo 2000 ____% man, ____% vrouw , ultimo 2003
enquête voor verzekeraars (deel I)
85
WAO-gatverzekering (tweede pijler, PSW-gerelateerd) Onderstaande vragen beantwoordt u indien u een vrijwillige WAO-gatverzekering aanbiedt. De werkgever biedt deze verzekering aan zijn werknemers aan (d.m.v. een contract met de verzekeraar), terwijl de werknemers zelf kunnen kiezen of zij deelnemen aan deze verzekering.
11. Voor hoeveel (actieve) deelnemers werd premie betaald voor deze verzekering? _____ deelnemers, ultimo 2000 _____ deelnemers, ultimo 2003
12. Hoeveel deelnemers zouden maximaal (potentieel) via de contracten met de werkgevers gebruik kunnen maken van deze verzekering? _____ deelnemers, ultimo 2000 _____ deelnemers, ultimo 2003
13. Wat zijn de premie-inkomsten uit deze verzekering? €___________ over 2000 €___________ over 2003
Beantwoording van vraag 13 en 14 is facultatief.
14. Hoeveel bedrijven hebben een dergelijke verzekering bij u ondergebracht? _____ bedrijven, ultimo 2000 _____ bedrijven, ultimo 2003
15. Kunt u de volgende kenmerken geven van de premiebetalende (actieve) deelnemers aan deze verzekering? ____% man, ____% vrouw , ultimo 2000 ____% man, ____% vrouw , ultimo 2003
86
Vragenlijst enquête markt voor vrijwillige voorzieningen
Pensioensparen – beschikbare premie (tweede pijler, PSW-gerelateerd)) Onderstaande vragen beantwoordt u indien u de mogelijkheid tot vrijwillig pensioensparen met een beschikbare premieregeling aanbiedt. Pensioensparen met een beschikbare premieregeling houdt in dat werknemers vrijwillig sparen voor een aanvulling op hun ouderdoms- of nabestaandenpensioen of voor prepensioen via een beschikbare premieregeling. 16. Voor hoeveel (actieve) deelnemers werd premie betaald voor deze verzekering? _____ deelnemers, ultimo 2000 _____ deelnemers, ultimo 2003
17. Hoeveel deelnemers zouden maximaal (potentieel) via de contracten met de werkgevers gebruik kunnen maken van deze verzekering? _____ deelnemers, ultimo 2000 _____ deelnemers, ultimo 2003
18. Wat zijn de premie-inkomsten uit deze verzekering? €___________ over 2000 €___________ over 2003
Beantwoording van vraag 18 en 19 is facultatief.
19. Hoeveel bedrijven hebben een dergelijke verzekering bij u ondergebracht? _____ bedrijven, ultimo 2000 _____ bedrijven, ultimo 2003
20. Kunt u de volgende kenmerken geven van de premiebetalende (actieve) deelnemers aan deze verzekering? ____% man, ____% vrouw , ultimo 2000 ____% man, ____% vrouw , ultimo 2003
enquête voor verzekeraars (deel I)
87
Pensioensparen – loongerelateerd (tweede pijler, PSW-gerelateerd) Onderstaande vragen beantwoordt u indien u de mogelijkheid tot vrijwillig pensioensparen aanbiedt. Pensioensparen via een loongerelateerde regeling houdt in dat werknemers vrijwillig sparen voor een aanvulling op hun ouderdomsof nabestaandenpensioen of voor hun pre-pensioen, waarbij de uiteindelijke uitkering die iemand krijgt afhankelijk is van het (bv. laatstverdiende) loon. 21. Voor hoeveel (actieve) deelnemers werd premie betaald voor deze verzekering? _____ deelnemers, ultimo 2000 _____ deelnemers, ultimo 2003
22. Hoeveel deelnemers zouden maximaal (potentieel) via de contracten met de werkgevers gebruik kunnen maken van deze verzekering? _____ deelnemers, ultimo 2000 _____ deelnemers, ultimo 2003
23. Wat zijn de premie-inkomsten uit deze verzekering? €___________ over 2000 €___________ over 2003
Beantwoording van vraag 23 en 24 is facultatief.
24. Hoeveel bedrijven hebben een dergelijke verzekering bij u ondergebracht? _____ bedrijven, ultimo 2000 _____ bedrijven, ultimo 2003
25. Kunt u de volgende kenmerken geven van de premiebetalende (actieve) deelnemers aan deze verzekering? ____% man, ____% vrouw , ultimo 2000 ____% man, ____% vrouw , ultimo 2003
Stichting voor Economisch Onderzoek der Universiteit van Amsterdam Roetersstraat 29, 1018 WB Amsterdam Telefoon: 020 525 1630, Telefax: 020 525 1686 E-mail:
[email protected]