Stichting Peuterplein
Dronenpark 1 2411 HC Bodegraven 0172-612952
Pedagogisch beleid
Datum: november 2013.
Beleid
November 2013
2 / 14
Inhoud 1. Inleiding ........................................................................................................................ 4 2. Uitgangspunten van het pedagogisch beleid ................................................................ 5 2.1. Ontwikkelingsstimulering........................................................................................... 6 1.2.1. Lichamelijke ontwikkeling................................................................................... 6 1.2.2. Creatieve ontwikkeling ....................................................................................... 7 1.2.3. Cognitieve ontwikkeling ..................................................................................... 7 1.2.4. Sociale ontwikkeling........................................................................................... 7 1.2.5. Emotionele ontwikkeling. ................................................................................... 8 1.2.6. Taalontwikkeling. ............................................................................................... 8 2.2. Volgen en stimuleren van de ontwikkeling ................................................................ 9 2.2.1. Wennen ............................................................................................................. 9 2.2.2. Dagindeling...................................................................................................... 10 2.2.3. Veiligheid en Hygiëne ...................................................................................... 10 2.2.4. Zindelijkheid..................................................................................................... 10 2.2.5. Eten en drinken................................................................................................ 10 2.2.6. Feesten............................................................................................................ 10 2.2.7. Trakteren ......................................................................................................... 11 2.2.8. Ouders ............................................................................................................. 11 2.2.9. Uitstapjes 11 2.3. Vormgeven doorgaande ontwikkelingslijn ............................................................... 11 2.3.1. Peuterestafette ................................................................................................ 11 3. VVE ............................................................................................................................ 12 3.1. Werkwijze................................................................................................................ 12 3.2. De oudercomponent ............................................................................................... 12 3.3. Toetsingcriteria ....................................................................................................... 12 4. Externe contacten....................................................................................................... 13 1.4.1. Centrum Jeugd en Gezin ........................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 1.4.2. Logopedisten ................................................................................................... 13 1.4.3. Bibliotheek ....................................................................................................... 13 1.4.4. Basisscholen.................................................................................................... 13 5. Organisatie ................................................................................................................. 14 1.5.1. Bestuur ............................................................................................................ 14 1.5.2. Hoofd Peuterplein ...................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 1.5.3. Administratie .................................................................................................... 14 1.5.4. Vertegenwoordigster VVE................................................................................ 14 1.5.5. Pedagogisch medewerkers........................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 1.5.6. Stagiaires......................................................................................................... 14
Beleid
November 2013
3 / 14
1.
Inleiding Voor u ligt het pedagogisch beleidsplan van Stichting Peuterplein. Het plan is in overleg met de personeelsvertegenwoordigers en het bestuur van de stichting opgesteld. Wij, het bestuur van Stichting Peuterplein en de pedagogisch medewerkers van de vier locaties van ’t Peuterplein staan achter dit pedagogisch beleidsplan, het geeft onze identiteit weer. Dit plan is een zogenaamd “levend document”. Dit houdt in dat alles wat hier in staat, in de loop der tijd, op grond van andere inzichten en ervaringen, worden bijgesteld. Dit gebeurd door een jaarlijkse evaluatie met de pedagogisch medewerkers. Mocht u vragen, opmerkingen of suggestie hebben naar aanleiding van dit plan, neemt u dan contact op met één van de pedagogisch medewerkers of het secretariaat. Veel leesplezier gewenst!
Beleid
November 2013
4 / 14
2.
Uitgangspunten van het pedagogisch beleid De visie op de ontwikkeling en begeleiding van de peuters. De peuterspeelzaal ’t Peuterplein is een basisvoorziening voor alle peuters van Bodegraven, Nieuwerbrug enDriebruggen, waar kinderen spelenderwijs zelf ontdekken. Hiermee sluiten wij aan bij het landelijk werkveld dat de kernfunctie heeft omschreven als: “het creëren van optimale ontwikkelingskansen voor alle kinderen in de leeftijd van 2-4 jaar door het aanbieden van veelzijdige en passende speelmogelijkheden”. Ons streven is alle kinderen in de leeftijd van 2-4 jaar uit Bodegraven, Nieuwerbrug en Driebruggen de gelegenheid geven gebruik te maken van de peuterspeelzaal en waar nodig van de extra voorziening van VVE. Door de professionele opzet van het speelzaalwerk, de nauwe samenwerking met de gemeente Bodegraven en de voorzieningen van de jeugd gezondheidszorg is de bekendheid van ’t Peuterplein inmiddels groot. Peuterspeelzaal ‘t Peuterplein gaat er vanuit dat kinderen zich in een eigen tempo ontwikkelen en de rol van de pedagogisch medewerkers hierbij is de peuters bij deze ontdekkingstocht begeleiden. Zij zorgen voor een stimulerende omgeving en zullen de peuters ondersteunen bij het zoeken naar steeds meer uitdagingen. De pedagogisch medewerkers hebben de taak peuters de gelegenheid te geven hun onderzoeksdrang te benutten en hun nieuwsgierigheid te prikkelen. Zij bieden een veilige en geborgen omgeving met een duidelijke structuur waarin de peuters zich op hun gemak voelen. Daarnaast zijn er nog een aantal belangrijke taken voor de pedagogisch medewerkers, te weten: • Een opvoedende en ondersteunende taak. • Het bevorderen van de sociale vaardigheden van de peuters. • Stimulerende rol in de ontwikkeling van peuters zoals de motoriek en de taal. • Zelfstandigheid bevorderen, het zelfstandig leren nadenken en handelen. • Creëren van een veilige, veelzijdige en uitnodigende speelomgeving. • Door middel van voor- en vroegschoolse educatie (VVE) peuters een extra kans bieden om zich op alle fronten te ontwikkelen zodat de overstap naar de basisschool probleemloos verlopen zal. Deze punten zijn samen te vatten in drie kerntaken: Ontwikkelingsstimulering: De speelzaal heeft tot taak om de algehele brede ontwikkeling van alle kinderen te stimuleren. Volgen en stimuleren: Vanuit de kernopdracht “het bieden van optimale ontwikkelingskansen” volgt de verantwoordelijkheid om elk kind in zijn ontwikkeling te volgen. Vormgeven doorgaande ontwikkelingslijn: Een speelzaal is een schakel in de ontwikkelingsketen. Er zijn contacten met jeugdzorg en de basisscholen en er wordt extra aandacht besteed aan de taalontwikkeling van de kinderen.
Beleid
November 2013
5 / 14
2.1.
Ontwikkelingsstimulering
Ontwikkeling van het kind tussen twee en vier jaar Tijdens de eerste vier levensjaren maakt een kind een enorme ontwikkeling door. Een goede ontwikkeling is afhankelijk van interne en externe factoren, van wat een kind zelf meebrengt aan erfelijke aanleg en van de stimulans die het in zijn omgeving krijgt. De snelheid waarmee en op welke wijze dit gebeurt verschilt natuurlijk per kind. Ieder kind heeft zijn eigen persoonlijkheid, intelligentie en capaciteiten. Ook is bij ieder kind de stimulans uit de omgeving verschillend. Op de peuterspeelzaal proberen wij een sfeer te creëren waarin het kind zich op zijn gemak en veilig voelt. Alleen op die manier kan het zich optimaal ontwikkelen op alle gebieden. Wij vinden het stimuleren van de zelfstandigheid belangrijk omdat kinderen hierdoor een sterk gevoel van eigenwaarde ontwikkelen en meer zelfvertrouwen krijgen. Uit onderzoek blijkt dat een sterk gevoel van eigenwaarde meer effect heeft op een leven dan een hoog IQ. Het maakt dat kinderen gelukkiger zijn, betere cijfers halen op school en later ook niet de behoefte hebben om te pesten. In de volgende paragrafen worden in het kort zes ontwikkelingsgebieden uiteengezet. 1.2.1. Lichamelijke ontwikkeling Motoriek is het geheel aan bewegingen en bewegingspatronen dat de mens in staat stelt zijn lichaam te bewegen, te gebruiken en zich voort te bewegen. Al voor een kind geboren is worden zijn bewegingen waarneembaar. De basis voor een goede motoriek wordt in het eerste levensjaar gelegd. Een baby wordt geboren met een aantal reflexen en deze zorgen ervoor dat hij kan reageren op licht, geluid enz. zonder dat hij begrijpt wat er om hem heen gebeurt of waarom hij een bepaalde reactie geeft. Met het toenemen van de spierbeheersing en de ontwikkeling van het zenuwstelsel krijgt het kind meer informatie over de wereld om hem heen. Het kind gaat deze informatie steeds beter begrijpen en daarom steeds bewuster reageren. In de motoriek wordt onderscheid gemaakt tussen fijne, grove motoriek en sensoriek. De grove motoriek: hieronder verstaan we het bewegen, zoals kruipen, lopen, klimmen, huppelen, hinkelen gooien en vangen. De fijne motoriek: dit is het bewegen van de hand en de vingers, o.a. bij het kleuren, knippen en plakken. De sensoriek: hieronder verstaan we het waarnemen met de zintuigen zoals: voelen, horen, ruiken, kijken en proeven. Een gezond kind heeft een natuurlijke bewegingsdrang en door deze te volgen wordt een kind steeds behendiger. Op de peuterspeelzaal worden kinderen gestimuleerd om te bewegen. We vinden het belangrijk dat het kind zelf ontdekt wat het kan en dat zijn wereld wordt verruimd.
Beleid
November 2013
6 / 14
De ruimtes op de speelzaal zijn zodanig ingericht dat de kinderen met verschillende materialen hun grove motoriek kunnen ontwikkelen, bijvoorbeeld door te fietsen, te klauteren en te klimmen. De ontwikkeling van de fijne motoriek wordt gestimuleerd door het aanbieden van puzzels, of door te plakken, knippen, verven enz. Door het spelenderwijs stimuleren van waarnemen wat er in de wereld om hem heen gebeurt en de stimulatie door de pedagogisch medewerkers om deel te nemen aan alle aangeboden activiteiten op de speelzaal kan het kind op een veilige manier zijn wereld vergroten. Het samengaan van waarneming en motoriek geeft hem een stevige basis van waaruit hij steeds meer gaat ontdekken. Zijn zelfvertrouwen zal groeien en hij leert in te schatten wat hij wel en niet kan. Hij leert de betekenis van verhoudingen, bijvoorbeeld dichtbij en veraf enz., kennen. De taak van de pedagogisch medewerkers is om het kind hierbij te ondersteunen en te stimuleren. 1.2.2. Creatieve ontwikkeling Door creatief bezig te zijn leren kinderen nieuwe mogelijkheden van zichzelf en van de aangeboden materialen. Wij vinden het belangrijk dat het kind verschillende materialen en technieken ontdekt en het uiteindelijke resultaat is van ondergeschikt belang. Soms is een aangeboden bezigheid zo nieuw dat een kind eerst “de kat uit de boom wil kijken” voor het aan een activiteit deel gaat nemen. Voor ons is het belangrijkste doel dat het kind met plezier zijn creativiteit leert te uiten. De taak van de pedagogisch medewerkers is bij deze ontwikkeling het aandragen van nieuwe materialen en laten zien wat de mogelijkheden hiermee zijn. 1.2.3. Cognitieve ontwikkeling Om uit te groeien tot een zelfstandig individu is het noodzakelijk dat een kind de wereld leert kennen. Dit kan op verschillende manieren gebeuren: • door dingen zelf te doen en daar door een voorkeur te ontwikkelen voor bepaalde situaties • door eindeloos te oefenen en te herhalen • door anderen te imiteren Het denkpatroon van kinderen is in de begin fase nog erg concreet. Een onderscheid maken tussen werkelijkheid en fantasie is moeilijk. Daarom zoekt hij verklaringen voor dingen die hij nog niet begrijpt. Een voorbeeld hiervan is het onbegrip bij kinderen als een pedagogisch medewerker over thuis vertelt. Dit hoort niet want zij woont toch op de speelzaal…… Op de peuterspeelzaal stimuleren wij de cognitieve ontwikkeling door het kind veel verschillende ervaringen op te laten doen, zowel individueel als in groepsverband. Voorbeelden daarvan zijn: een fantasiespel, werken met natuurlijke materialen zoals zand, water, bladeren in de herfst maar ook gesprekjes voeren en liedjes zingen over een bepaald thema. De pedagogisch medewerkers zijn een voorbeeld in het imiterend leren van de kinderen, maar ook de andere kinderen in de groep zijn dat. 1.2.4. Sociale ontwikkeling Op de peuterspeelzaal stimuleren wij de kinderen op een prettige manier met elkaar om te gaan. Een kind moet zich zelf kunnen zijn en leren voor zich zelf op te komen. Een peuter is in zijn gedrag behoorlijk egocentrisch en dat hoort bij de volledige ontwikkeling. Door Beleid
November 2013
7 / 14
groepsactiviteiten aan te bieden ervaren de kinderen dat het plezierig kan zijn om samen bezig te zijn en rekening te houden met elkaar. Wij bieden een veilige omgeving en houden rekening met het individuele kind. In de eerste periode op de speelzaal zal het kind nog op zichzelf spelen, maar oudere peuters ontdekken dat het leuker is om samen met andere kinderen uit de groep te spelen. Dit wordt door ons gestimuleerd door gezamenlijke activiteiten aan te bieden zoals kringspelletjes, samen zingen, dansen. Tijdens het spelen worden de kinderen zoveel mogelijk vrij gelaten, soms wijzen wij kinderen erop dat je speelgoed ook met een ander kind kunt delen. Door elkaar te helpen lossen we met elkaar “peuter”problemen op. Gelet wordt op sociaal wenselijk gedrag. Dit houdt in dat de peuters gestimuleerd worden in het gebruik van alsjeblieft en dank je wel. Ook op het taal gebruik van de peuters naar elkaar wordt gelet. Het gebruik van lelijke worden wordt door de pedagogisch medewerkers gecorrigeerd. 1.2.5. Emotionele ontwikkeling. Een kind wordt rond de zevende maand eenkennig. Het kind gaat huilen als het een vreemde ziet en wil het liefst zo dicht mogelijk tegen mama of papa aan kruipen. Als een kind veilig gehecht is aan de ouders/verzorgers kan hij in meer of mindere mate overstuur raken wanneer hij bij “vreemden” wordt achter gelaten. Om zich goed te kunnen hechten is een vaste liefdevolle relatie tussen ouders/verzorgers en het kind van groot belang. Als een kind zich veilig en geborgen voelt durft hij de wereld te gaan ontdekken, omdat het weet dat het op de stabiele thuisbasis kan terug vallen. Een kind kan vaak van het ene op het andere moment sterk en emotioneel reageren. Dit kan gebeuren door van ontzettend lief en aardig te zijn, ineens driftig en boos te worden. De oorzaak hiervan is dat het kind zijn gevoelens nog niet onder woorden kan brengen en nog niet weet om te gaan met zijn emoties Op de speelzaal leren wij het kind die gevoelens te herkennen door het altijd serieus te nemen in zijn gevoelens. De emotie wordt benoemd, bijvoorbeeld als een kind erg verdrietig is bij het afscheid nemen van de ouders, de pedagogisch medewerkers laten duidelijk merken dat zij er zijn voor het verdrietige kind. Ons doel is het kind ook op emotioneel gebied een zo veilig mogelijke omgeving te bieden. Het samenwerken van twee pedagogisch medewerkers per groep in een vast team draagt hier zeker toe bij. De kinderen krijgen ruim de tijd om te wennen aan de speelzaal. 1.2.6. Taalontwikkeling. Het stimuleren van de taalontwikkeling vinden wij heel belangrijk omdat: • door taal en spraak kan een kind beter uiting geven aan zijn emoties • goed vertellen wat hij precies wil • communiceren met andere kinderen en volwassenen • uiting geven aan zijn fantasie • het gevoel krijgen dat hij wordt begrepen. De taalontwikkeling wordt op de speelzaal spelenderwijs gestimuleerd door onder andere kringactiviteiten, gesprekjes en liedjes zingen in de kring, voorlezen, samen met kinderen een boekje lezen en alles waar we mee bezig zijn benoemen. Een goede beheersing van de Nederlandse taal door de peuter zorgt voor een goede aansluiting op het basis onderwijs.
Beleid
November 2013
8 / 14
Voor kinderen die om wat voor reden dan ook een taalachterstand hebben als zij de speelzaal gaan bezoeken, bestaat de mogelijkheid om gebruik te maken van de Voor- en Vroegschoolse Educatie. Dit is een taalstimuleringsprogramma waarbij de kinderen een extra dagdeel naar de speelzaal komen. In een kleiner groepje dan in de reguliere groepen wordt extra aandacht besteed aan de Nederlandse taal. De pedagogisch medewerkers hebben een speciale opleiding gevolgd om deze groepjes te leiden en gebruiken het programma van PUK en KO. Dit programma wordt ook gebruikt in de reguliere groepen en loopt door in de onderbouw van de basisscholen. Regelmatig vindt overleg plaats met de leerkrachten van de basisscholen en worden de ervaringen uitgewisseld. Op de speelzaal wordt met goed herkenbare thema’s gewerkt die niet alleen in de VVEgroepen, maar in alle reguliere groepen worden gebruikt. Als voorbeeld noemen wij: • Hoera een baby • Dit ben ik • Oef wat is het warm 2.2.
Volgen en stimuleren van de ontwikkeling
Hoewel het tempo waarin een kind zich ontwikkelt per kind verschillend is, zijn er toch leeftijdsgrenzen aan te geven wanneer een kind zich bepaalde vaardigheden moet hebben eigen gemaakt. De speelzaal ziet het als haar taak om achterstanden in de ontwikkeling of opvallend gedrag van kinderen te signaleren. Wanneer de pedagogisch medewerkers in de speelzaal verontrustende bijzonderheden signaleren, zullen zij het kind eerst observeren. Er kunnen altijd omstandigheden zijn waarom een kind zich anders ontwikkelt dan gebruikelijk. De pedagogisch medewerkers zullen over hun bevindingen altijd met de ouders/verzorgers in gesprek gaan. Het is voor de pedagogisch medewerkers van belang te weten of er in de huiselijke sfeer veranderingen hebben plaats gevonden. Te denken valt aan de geboorte van een broertje of zusje, echtscheiding, of overlijden van opa of oma. De pedagogisch medewerkers kunnen extra activiteiten aanbieden om een kind met ontwikkelingsachterstand te stimuleren en waar nodig de ouders door verwijzen naar consultatiebureau of huisarts. Wordt een taalachterstand geconstateerd dan zal het advies aan de ouders worden gegeven om de peuter gebruik te laten maken van de extra VVE-groep. Het kind gaat dan twee maal per week naar de reguliere speelzaalgroep en tweemaal per week naar de groep waar extra aandacht wordt besteed aan het gebruik van de Nederlandse taal. Op de speelzaal wordt gewerkt met een protocol dat in werking treedt wanneer er een vermoeden is van kindermishandeling. 2.2.1. Wennen Voordat een peuter in een groep geplaatst wordt nemen de pedagogisch medewerkers contact op met de ouders/verzorgers. Er wordt een afspraak gemaakt om op de speelzaal kennis te komen maken. De eerste keer komt de peuter meestal even later dan de andere kinderen naar de speelzaal. De pedagogisch medewerkers hebben dan wat meer tijd voor de nieuwkomer en als het afscheid nemen voor de peuter erg moeilijk is kan de ouder/verzorger een poosje langer blijven. Beleid
November 2013
9 / 14
Als een ouder een huilende peuter achterlaat op de groep zullen de pedagogisch medewerkers na enige tijd de ouders telefonisch informeren over de stand van zaken. Lukt het niet de peuter te troosten dan zal aan de ouders worden geadviseerd naar de speelzaal terug te komen en daar een poosje te blijven of het kind weer mee naar huis te nemen en bij het volgende bezoek aan de speelzaal even langer te blijven. Komt een peuter in aanmerking voor de extra VVE-groep dan zal hij eerst een maand alleen de reguliere groep bezoeken om aan de speelzaal te wennen en daarna de extra VVE groep gaan bezoeken. 2.2.2. Dagindeling De dagindeling is in het algemeen : • binnenkomen en begroeten • een puzzeltje maken met de ouder/verzorger • vrij spelen • activiteit • drinken aan tafel • zingen in de kring. 2.2.3. Veiligheid en Hygiëne Op de speelzaal is een optimale veiligheid en hygiëne van groot belang. Begrippen als voorbeeldgedrag, verantwoordelijkheid dragen voor de eigen gezondheid en mentaliteit spelen een grote rol. Is een peuter verkouden en moet het veel hoesten en niezen dan zullen de pedagogisch medewerkers het kind steeds vertellen dat het belangrijk is het handje voor de mond te houden. De pedagogisch medewerkers zullen uitleggen waarom dit belangrijk is. Na toilet gebruik worden de kinderen gestimuleerd de handen te wassen. Na het verschonen van een peuter die nog niet zindelijk is, wassen de pedagogisch medewerkers altijd hun handen. Het is de verantwoordelijkheid van de speelzaal om een zo schoon mogelijke speelruimte aan te bieden. 2.2.4. Zindelijkheid Zindelijk worden is voor kinderen een heel proces. Op de speelzaal is de voorbeeldfunctie van andere kinderen groot. Het kind ziet andere kinderen naar het toilet gaan en wordt gestimuleerd dit zelf ook te proberen. Overleg met de ouders over zindelijk worden is erg belangrijk. Is het kind nog niet zindelijk als het naar de speelzaal komt dan brengt het een eigen luier en eventueel schone kleertjes mee. Ook op de speelzaal zijn schone kleertjes en luiers aanwezig voor de eventuele ongelukjes. 2.2.5. Eten en drinken Een peuter neemt een eigen drinkbeker mee met zijn naam erop. Voor het drinken krijgen de peuters een biscuitjes. Locatie Driebruggen is hier een uitzondering op, daar nemen de kinderen fruit mee van thuis en word er drinken door de Peuterspeelzaal zelf verzorgt. Er wordt altijd aan tafel gedronken en met het eten wordt gewacht tot alle peuters een koekje uit de trommel hebben gepakt. Met allergieën wordt uiteraard rekening gehouden. Meestal heeft een peuter met een voedselallergie een eigen trommeltje met wat lekkers op de speelzaal. 2.2.6. Feesten De peuterspeelzaal besteedt aandacht aan feestdagen zoals Sinterklaas, Kerstmis, Pasen. Moederdag en Vaderdag en de verjaardagen van de peuters. Beleid
November 2013
10 / 14
Wanneer een kind naar de basisschool gaat wordt het op feestelijke wijze uitgezwaaid. De verjaardag van de peuter wordt met een vast programma gevierd. Een feestmuts wordt met de jarige geplakt en in de kring wordt gezongen en gedanst. Door vast te houden aan een vast patroon is het voor de peuters duidelijk wat er komen gaat en verlegen of teruggetrokken kinderen kunnen hierdoor minder angstig worden van alle aandacht. 2.2.7. Trakteren Op de speelzaal is een ontmoedigingsbeleid voor grote traktaties. De pedagogisch medewerkers kunnen de ouders de nodige adviezen en ideeën geven. 2.2.8.
Ouders
Bij het halen en brengen van het kind is er altijd ruimte voor het melden van eventuele bijzonderheden. Pedagogisch medewerkers geven informatie aan de ouders over het functioneren van hun kind in de groep. Er kunnen omstandigheden zijn die van invloed zijn op het gedrag van een kind. Pedagogisch medewerkers kunnen, wanneer ouders ernaar vragen, op sommige gebieden advies geven. Bijvoorbeeld over wat behoort tot de belevingswereld van peuters op het gebied van speelgoed, materialen, spel en ontwikkeling van de 2-4 jarigen. Vragen die veel dieper gaan verwijzen wij door naar deskundigen. Is er behoefte aan een uitgebreider gesprek dan kan dit in een aparte ruimte in alle rust plaats vinden. Ouders/verzorgers kunnen verzekerd zijn dat zorgvuldig wordt omgegaan met persoonlijke gegevens. Op het inschrijfformulier worden een aantal gegevens van het kind en de ouders geregistreerd en ook met deze gegevens wordt zeer zorgvuldig om gegaan. Uitstapjes Tijdens de openingstijden van de opvang bij het Peuterplein zullen de leidsters geen uitstapjes ondernemen met de kinderen. De activiteiten met de kinderen zullen altijd in het gebouw of de omheinde buitenruimte verblijven. Er zullen dus geen buitenhuize activiteiten aangeboden worden aan de kinderen. 2.2.9.
2.3.
Vormgeven doorgaande ontwikkelingslijn
2.3.1 Peuterestafette De pedagogisch medewerkers vullen het formulier van de “Peuterestafette” in als uw kind 3 jaar en twee maanden is en bij 3 jaar en tien maanden. In dit formulier geven de pedagogisch medewerkers aan hoe het kind zich op de speelzaal heeft ontwikkeld. Aandacht wordt besteed aan: • de sociaal-emotionele ontwikkeling • de motoriek • speel- en leergedrag • taalontwikkeling • zelfredzaamheid Dit formulier wordt doorgestuurd aan de basisschool die het kind gaat bezoeken. Beleid
November 2013
11 / 14
3.
VVE
In 2002 is op initiatief van de gemeente gestart met de invoer van de Vroege- Voorschoolse Educatie op alle locaties van ’t Peuterplein. Dit programma houdt in dat kinderen van allochtone ouders, of van ouders met een laag opleidingsniveau, of kinderen die tweetalig worden opgevoed gebruik kunnen maken van de mogelijkheid een derde en vierde dagdeel per week naar de speelzaal te komen. Ook worden in deze speciale groepen kinderen geplaatst die door het Centrum Jeugd en Gezin worden doorverwezen. 3.1.
Werkwijze
In de VVE groepen is het aanbod van spel en leeractiviteiten intensiever dan in de reguliere groepen. De VVE groepen worden geleid door teams van twee vaste pedagogisch medewerkers. Zij hebben een speciale opleiding gevolgd om VVE peuters te begeleiden. De peuters die gebruik maken van de VVE groepen worden verspreid over alle reguliere groepen en gebruiken de eerste maand in de reguliere groep om te wennen aan de speelzaal en worden na deze gewenningsperiode geplaatst in de VVE groep. De VVE groepen bestaan uit maximaal 15 peuters. Met het programma van PUK en KO worden kinderen spelenderwijs bekend en vertrouwd gemaakt met de Nederlandse taal. Door met een kleinere groep te werken is er veel ruimte voor individuele aandacht en kinderen met een duidelijke achterstand in hun taal- spraak ontwikkeling worden extra gestimuleerd. In de VVE groepen wordt gewerkt met thema’s die worden aangereikt via het PUK en KO programma. Ook in de reguliere groepen worden deze thema’s gebruikt. Alle groepen van de speelzaal maken zo gebruik van de VVE mogelijkheden en het resultaat is merkbaar in het taalgebruik van de peuters. In de onderbouw van de basisscholen wordt ook met het programma van PUK en KO gewerkt. In grote lijnen komt de dagindeling in de reguliere groepen overeen met die in de VVE groepen. 3.2.
De oudercomponent
In 2006 is gestart met de oudercomponent. Bij elk nieuw thema worden de ouders uitgenodigd in een aparte ruimte bij elkaar te komen om over het nieuwe thema te worden geïnformeerd. CD’s en boekjes worden mee gegeven om thuis te gebruiken en op deze wijze kunnen ouders volgen wat op de speelzaal wordt behandeld en worden de peuters samen met de ouders thuis gestimuleerd om de Nederlandse taal te gebruiken. De peuters die gebruik maken van deze extra groep worden over alle reguliere groepen verdeeld en komen vier dagdelen per week naar de speelzaal. 3.3.
Toetsingcriteria
Peuters worden op de VVE groep toegelaten als er een doorverwijzing is vanuit het Centrum Jeugd en Gezin of als er een van de ouders een laag opleidingsniveau heeft.
Beleid
November 2013
12 / 14
4.
Externe contacten
1.4.1. Centrum Jeugd en Gezin De speelzaal onderhoudt goede contacten met het Centrum Jeugd en Gezin. De ouders worden bij een bezoek aan daaraan geattendeerd op het bestaan van de peuterspeelzaal en het belang van het bezoeken hiervan voor hun peuter. Overleg over peuters die door de medewerkers van het Centrum Jeugd en Gezin zijn doorverwezen naar de peuterspeelzaal heeft regelmatig plaats en eventuele problemen worden dan besproken. Wordt bij een bezoek een het consultatiebureau bij een peuter een achterstand in de taalontwikkeling geconstateerd dan adviseren de medewerkers de ouders hun peuter gebruik te laten maken van de VVE mogelijkheden van de speelzaal. Het bureau hanteert bij de toetsing op taal gebied de landelijk gebruikte toetsingscriteria. De pedagogisch medewerkers kunnen overleggen met het Centrum Jeugd en Gezin als zij twijfelen over de voortgang in de ontwikkeling van een peuter. De pedagogisch medewerkers adviseren ouders met problemen over opvoedkundige zaken of medische problemen van hun peuter, contact op te nemen met het Centrum Jeugd en Gezin. 1.4.2. Logopedisten De plaatselijke logopedisten zijn op de hoogte van het VVE programma dat op de speelzaal wordt gebruikt en zij beschikken over PUK en KO poppen. 1.4.3. Bibliotheek De bibliotheek in Bodegraven werkt mee aan de thema’s die in het VVE programma op de speelzaal worden gebruikt. In de bibliotheek is een hoekje gemaakt waar prentenboeken te vinden zijn die betrekking hebben op de verschillende thema’s. De leidsters van de speelzaal zullen bekendheid geven aan het bestaan van dit speciale VVE hoekje en een bezoek van ouders met peuters aan de bibliotheek promoten. De bibliotheek zal ook bij het consultatiebureau een kist neerzetten met boeken die betrekking hebben op de thema’s. 1.4.4. Basisscholen Regelmatig heeft Onderwijs Kansen Beleid overleg plaats met de gemeente Bodegraven, leerkrachten van de onderbouw van de basisscholen en ’t Peuterplein over VVE zaken. Om de overgang van peuterspeelzaal naar basisschool zo soepel mogelijk te laten verlopen is het van groot belang dat regelmatig overleg plaats vindt. Het programma PUK en KO wordt op de peuterspeelzaal en de basisscholen gebruikt en op deze wijze loopt het naadloos in elkaar over. Twee maal per jaar ontmoeten de pedagogisch medewerkers en de leerkrachten elkaar tijdens workshops en zo worden ideeën over de programma’s uitgewisseld.
Beleid
November 2013
13 / 14
5.
Organisatie
1.5.1. Bestuur Het bestuur van Stichting Peuterplein is verantwoordelijk voor de beleidsbepaling en voor het toezicht op de uitvoering daarvan. Het bestuur vergadert eens per maand en vier maal per jaar vindt een vergadering plaats met de afgevaardigden van de pedagogisch medewerkers van de verschillende locaties. Hoofd peuterplein De dagelijkse leiding van het peuterspeelzaalwerk is in handen van hoofd Peuterplein. Zij is verantwoordelijk voor de uitvoering van het door het bestuur vastgestelde beleid. Zij vertegenwoordigt de speelzaal in de diverse overlegorganen met de gemeente Bodegraven en de basisscholen. Ze bied tevens de pedagogisch medewerkers ondersteuning bij het dagelijks werk. Dit door middel van eventuele observaties van kinderen op de groep, of overleg met het Centrum Jeugd en Gezin of opvoedbureau voor vraagstukken van de pedagogisch medewerkers.
1.5.2.
1.5.3. Administratie De administratief medewerkster is verantwoordelijk voor het inschrijven van nieuwe peuters, het beheren van de administratie hiervan en het verwerken van de ouderbijdragen. Zij ondersteunt het bestuur en de coördinator. De werkzaamheden worden uitgevoerd vanuit de locatie aan Dronenpark 1 te Bodegraven. 1.5.4. Vertegenwoordigster VVE Zij is verantwoordelijk voor de contacten met de ouders van de peuters die in aanmerking komen voor de VVE-groepen. Zij gaat op huisbezoek en geeft voorlichting over het VVE programma Puk en Ko waarmee op het peuterplein en de basisscholen in Bodegraven, Nieuwerbrug en Drieburggen wordt gewerkt. 1.5.5. Pedagogisch medewerkers Alle pedagogisch medewerkers hebben een kindgerichte opleiding genoten. Het bestuur verwacht dat de pedagogisch medewerkers actuele kennis hebben van o.a. EHBO, speelgoed en spelactiviteiten. Het bestuur stimuleert de pedagogisch medewerkers hun kennis op peil houden door het volgen van cursussen. De pedagogisch medewerkers zorgen voor een veilige en gezellige sfeer binnen de groepen. Een groep bestaat uit maximaal 16 peuters. De VVE groepen bestaan uit maximaal 15 peuters. 1.5.6. Stagiaires Stichting Peuterplein biedt mensen in opleiding de mogelijkheid werkervaring op te doen. In principe is er plaats voor één stagiaire per groep. De stagiaires worden begeleid door één van de pedagogisch medewerkers. Het hoofd Peuterplein is voor de stagiaires het aanspreekpunt vanuit de organisatie.
Beleid
November 2013
14 / 14