PEDAGOGISCH BELEID VAN STICHTING PEUTERWERK LEUSDEN Peuterwerkplaatsen en voorscholen
Pedagogische beleid herzien juni 2014
--
1
INHOUDSOPGAVE Pedagogisch beleid van Stichting Peuterwerk leusden .......................................................................... 1 Inleiding ................................................................................................................................................... 3 1 Missie en visie ................................................................................................................................. 4 2 De vier opvoedingsdoelen ............................................................................................................... 5 2.1 Emotionele veiligheid .............................................................................................................. 5 2.2 Persoonlijke competentie ........................................................................................................ 6 2.3 Sociale competentie ................................................................................................................ 7 2.4 Het Eigen maken van normen en waarden ............................................................................. 7 3 De binnen en de buiten ruimte ........................................................................................................ 8 4 De stamgroep .................................................................................................................................. 9 4.1 Groepsgrootte en inzet beroepskrachten.......................................................................................... 9 5 Activiteiten ..................................................................................................................................... 10 6 Spelmateriaal ................................................................................................................................ 11 7 Het Dagprogramma....................................................................................................................... 11 7.1 Binnenkomst en inloop van ouders/ afscheid nemen ........................................................... 12 7.2 Vrij spelen in de ruimte .......................................................................................................... 12 7.3 een gerichte activiteit ............................................................................................................ 12 7.4 Activiteiten in de kring ........................................................................................................... 13 7.5 Buiten spelen......................................................................................................................... 13 7.6 Inloop van ouders .................................................................................................................. 13 8 Eten en drinken ............................................................................................................................. 14 8.1 Uitgangspunten ..................................................................................................................... 14 9 Taalstimulering gedurende het hele programma. ......................................................................... 14 10 Bewegen ................................................................................................................................... 16 11 ouderbetrokkenheid .................................................................................................................. 17 11.1 Op individueel niveau ............................................................................................................ 17 11.2 Op groepsniveau ................................................................................................................... 18 12 Ondersteuning van de pedagogisch medewerkers................................................................... 20
Pedagogische beleid herzien juni 2014
--
2
INLEIDING
De SPL wil kinderen het allerbeste bieden. Hoe we dat op peuterwerkplaats en voorschool doen, staat beschreven in dit pedagogisch beleidsplan. Voor elke peuterwerkplaats en voorschool is dit algemeen pedagogisch beleidsplan aangevuld met een specifieke beschrijving van de locatie. Dit pedagogisch beleids- en werkplan liggen ter inzage op de locatie en staat als download bij de locatie op onze website www.spl-leusden.nl. De termen ‘peuterwerkplaats’ en ‘voorschool’ staan voor precies hetzelfde. De locatie bepaalt de naam: de peuterwerkplaats is gevestigd in een kinderdagverblijf of andere accommodatie, de voorschool is gevestigd in een basisschool. Waar in dit plan ‘peuterwerkplaats’ staat, kunt u ook ‘voorschool’ lezen. Naast het pedagogisch plan is er een informatieboekje voor de peuterwerkplaatsen/voorscholen. Het pedagogisch beleid blijft steeds in ontwikkeling en wordt door ons regelmatig geëvalueerd en bijgesteld. Dit gebeurt in samenwerking met de centrale oudercommissie van de SPL. Dit pedagogisch beleidsplan geeft weer hoe we kijken naar kinderen en hoe we werken. Wij stimuleren de peuters in hun ontwikkeling met het welbevinden van de peuter als uitgangspunt. We zijn ons bewust van onze rol in het leven van de peuter en willen hier op een positieve weloverwogen manier mee omgaan. De pedagogische medewerkers zijn gecertificeerd voor het werken met het educatieve programma Uk & Puk. Dit programma biedt alle kansen vaardigheden te oefenen op het gebied van spraak en taal, omgaan met gevoelens en omgaan met elkaar, bewegen en zintuiglijk ervaren, ruimtelijk begrip en rekenprikkels. Wij hopen dat dit pedagogisch beleidsplan u een goed beeld geeft van de wijze waarop we op onze peuterwerkplaatsen werken. Als u vragen of suggesties heeft, horen wij die natuurlijk graag. Wij wensen u en uw kind(eren) een heel goede tijd op onze peuterwerkplaats.
Manager en team van de peuterwerkplaats
Pedagogische beleid herzien juni 2014
--
3
Pedagogisch beleidsplan SPL – peuterwerkplaatsen/voorscholen
1 MISSIE EN VISIE 1.1. De missie en de droom van de SKA
Stichting Peuterwerk Leusden is een dochterorganisatie van Stichting Kinderopvang Amersfoort (SKA). SKA biedt professionele opvang voor kinderen, die in haar aanbod aansluit bij ontwikkelingen in de samenleving en vragen van ouders en bedrijven. Binnen het aanbod wordt, met effectieve inzet van mensen en middelen, gewerkt op basis van heldere en herkenbare pedagogisch inhoudelijke uitgangspunten. De SKA streeft naar een toekomst waarin: ouders in Amersfoort en nabije omgeving voor hun kinderen gebruik kunnen maken van kwalitatief goede opvang in de eigen woonomgeving. De voorzieningen staan op loopafstand van de basisscholen en/of in de buurt van andere voorzieningen. De SKA-opvangvoorzieningen zijn onderdeel van een netwerk gericht op Opvang, Ontmoeting, Onderwijs, Ontspanning en Opvoedingsondersteuning voor nul- tot veertienjarigen in de wijk. Ouders en kinderen kunnen rekenen op een veilig en samenhangend netwerk, dat kinderen begeleidt en stimuleert in hun ontwikkeling, ouders ondersteunt in hun opvoedingstaak en laagdrempelig is als bijzondere ondersteuning aan ouders en/of kinderen noodzakelijk is. 1.2. Onze visie op het opvoeden van kinderen in een groep Ieder kind heeft de drang in zich om zich te ontwikkelen. Ieder kind is uniek en ontwikkelt zich in zijn eigen tempo en op zijn eigen manier. Wij begeleiden de kinderen, individueel en als groep en houden daarbij rekening met het ontwikkelingsniveau van de kinderen. Het bijzondere aan opvoeden binnen een peuterwerkplaats is dat het in een groep met andere kinderen gebeurt. Kinderen leren van elkaar; zij beïnvloeden elkaar. De ontmoeting met andere kinderen in de groep vinden wij waardevol, omdat kinderen er al op vroege leeftijd leren relaties aan te gaan en sociale vaardigheden oefenen. Ze ervaren het plezier van samen spelen, ze leren rekening met elkaar houden en voor zichzelf opkomen. De kinderen zien veel van elkaar en worden door elkaar uitgedaagd en gestimuleerd. De groep is een ontmoetingsplaats en er kunnen hechte vriendschappen ontstaan. De peuterwerkplaats biedt kinderen daarnaast een goede start op de basisschool: kinderen leren omgaan met andere kinderen, zij leren zich aanpassen aan het groepsgebeuren en hebben zich door het gevarieerde aanbod al op diverse gebieden kunnen ontwikkelen. 1.3. Onze doelstelling We stellen ons ten doel een veilige, zorgzame en uitdagende omgeving voor kinderen te creëren. Tegelijkertijd willen we zo goed mogelijk voldoen aan de opvangwensen van de ouders. We streven ernaar te zorgen dat kinderen en ouders zich gezien, gehoord en begrepen voelen. We willen graag een goede samenwerking opbouwen met ouders en spannen ons in om de communicatie soepel te laten verlopen. Onze pedagogische doelstelling is gebaseerd op de vier opvoedingsdoelen uit de Wet kinderopvang. We hebben deze als volgt vertaald (in Hoofdstuk 2 worden deze doelen nader uitgewerkt): Het bieden van een veilige basis waar kinderen zich kunnen ontspannen en zichzelf kunnen zijn (emotionele veiligheid). Het bieden van gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke vaardigheden in een gevarieerde spelomgeving. Het bieden van gelegenheid tot het opbouwen van contacten en sociale vaardigheden in de groep. Het overdragen van waarden en normen.
Pedagogische beleid herzien juni 2014
--
4
2 DE VIER OPVOEDINGSDOELEN Voor de peuter zijn de dagdelen op de peuterwerkplaats de eerste momenten dat hij/zij zich alleen in de wereld buiten het gezin verplaatst. De pedagogisch medewerker heeft daarom een zeer belangrijke taak. Zij begeleidt de peuter in het eerste proces om op eigen benen te staan. Dit proces begint bij het afscheid nemen en zal uitgroeien tot een dagdeel waarbij de peuter in staat is zijn eigen wereld te ontdekken, met leeftijdsgenoten te spelen en zijn competenties leert uit te bouwen. De pedagogisch medewerker-kind interactie is essentieel binnen het peuterwerk Deze interactie creeert een vertrouwensband met de peuter. Die is belangrijk voor de peuter. Door de steun die de peuter voelt, is de peuter in staat zich te ontwikkelen. Haar kennis over de peuter gebruikt ze om deze zo goed mogelijk te kunnen begeleiden, stimuleren en ondersteunen. De pedagogisch medewerker is ook belangrijk door haar voorbeeldrol. 2.1 EMOTIONELE VEILIGHEID De emotionele veiligheid van de peuter is de basis waarop de verdere ontwikkeling plaats kan vinden. Vandaar dat deze veiligheid als eerste prioriteit verwezenlijkt moet worden. De pedagogisch medewerker heeft hier een enorm belangrijke rol in: We geven dat vorm op de volgende manieren: We creëren dagelijks een sfeer binnen onze peutercentra waarbij de peuters zich veilig en vertrouwd voelen. Dat is de belangrijkste basis voor een peuter om vertrouwen te hebben in de mensen en de omgeving en is een voorwaarde om überhaupt tot spelen te kunnen komen. We letten dagelijks op het welbevinden van de peuters. Een pedagogisch medewerker heeft dit als hoofdtaak en zal er altijd op letten dat de peuters zich prettig voelen. Indien dit niet het geval is, zal de pedagogisch medewerker met de peuter op zoek gaan naar de oorzaak en een oplossing vinden. Hierbij wordt de peuter nauwkeurig geobserveerd en met die kennis zal de pedagogisch medewerker inspelen op de behoefte van de peuter. Ze zal dit in overleg doen met haar collega en eventueel ook met de ouders. De benadering van peuters gebeurt op een invoelende manier. Bij het communiceren met de peuter praten we op ooghoogte van de peuter en houden de taal duidelijk en vriendelijk. Wij vinden het belangrijk om een open, begeleidende en uitnodigende houding te hebben, waarbij de mimiek en de toon van de stem onder meer deze houding bepalen. “Het is de kunst om je als volwassene zo terughoudend op te stellen dat het kind wel liefde ervaart, 1 maar alle ruimte krijgt om zichzelf te ontwikkelen.” Hieruit blijkt een liefdevolle houding van de pedagogisch medewerker die er op gericht is de peuter emotionele veiligheid te bieden, waar vanuit het kind zich geaccepteerd en gestimuleerd voelt en daar vanuit zich kan richten op ontwikkelen. Ook vinden we de volgende aspecten ten aanzien van onze houding belangrijk: We willen open en genietend zijn, kijkend, luisterend en aanvullend. We willen kijken en luisteren naar een kind en dan pas handelen. Een veilig gevoel krijgt een kind als de sfeer ontspannen en vriendelijk is, als de pedagogisch medewerkers niet alleen vriendelijk en lief zijn, maar daarnaast ook vastigheid en structuur bieden. Herkenbaarheid is voor peuters belangrijk. Die vinden ze terug in vaste pedagogisch medewerkers, een dagprogramma en vast terugkerende elementen gedurende de dag zoals rituelen.
1. Citaat van Aletha Solter Pedagogische beleid herzien juni 2014
--
5
Rituelen zijn steeds terugkerende reeksen van handelingen en regels. Zij zijn erop gericht het saamhorigheidsgevoel te verhogen. Ook bieden zij de peuters herkenning en houvast over “zo doen wij dat hier”. Een goed voorbeeld hiervan is het ritueel bij het vieren van een verjaardagsfeestje. Ook de overgangen van de ene activiteit naar de andere zijn vaak een ritueeltje op zich: als het moment is aangebroken om met elkaar op te ruimen, wordt bijvoorbeeld altijd hetzelfde liedje gezongen. De overgang van vrij spel naar het zitten in de kring wordt daardoor vergemakkelijkt en is duidelijk en het is ook nog eens gezellig: we doen het met elkaar! Bij het wennen wordt de peuter door de pedagogisch medewerker gesteund bij het afscheid nemen door middel van vaste rituelen.Het ritueel is dat met een of meer peuters voor het raam gedag gezwaaid wordt wanneer de ouder vertrekt. Het doel is dat met dit ritueel het kind duidelijkheid krijgt omtrent het moment van afscheid. Wij vinden dit belangrijk omdat de peuter leert dat afscheid nemen erbij hoort en gewoon is. De troost en de steun van de pedagogisch medewerkers en andere peuters geven het gevoel erbij te horen, waardoor het saamhorigheidsgevoel wordt gestimuleerd en de peuter ook veiligheid kan ervaren bij een ander dan de vaste verzorger. Daar hoort ook bij dat je zelf als pedagogisch medewerker waarmaakt wat je zegt. We willen in ons gedrag een goed voorbeeld zijn voor het kind. Daarnaast willen we door onze houding laten merken dat we de peuter begrijpen in het wennen aan en leren van de regels.
2.2 PERSOONLIJKE COMPETENTIE De persoonlijke competentie van een peuter wordt door de pedagogisch medewerker gevolgd. De pedagogisch medewerker krijgt een beeld van de peuter. Ieder kind is verschillend. Het bezit talenten en competenties. Door middel van observeren en het vastleggen van deze observaties in een persoonlijk ontwikkelingsboekje van het peutervolgsysteem PRAVOO, krijgen pedagogisch medewerkers een beeld van de persoonlijke competenties van het kind. Dit kan hen helpen de peuter op de juiste wijze te stimuleren en te begeleiden bij de persoonlijke groei van het kind. De pedagogisch medewerker biedt de peuter uitdaging en stimulering, door een enthousiaste houding waarbij de kennis van de peuter de basis vormt van de juiste stimulering op het goede moment. Over het algemeen zal de pedagogisch medewerker veel complimenten geven, prijzen, ingaan op verhalen van de peuter. De peuters deel laten nemen bij activiteiten en ze af en toe een voorbeeld laten zijn voor anderen. Ze zal de peuters capaciteiten laten uitbouwen waar ze goed in zijn, of wat ze leuk vinden. Ze zal kindgericht activiteiten aanbieden, om bepaalde competenties te stimuleren of uit te breiden. Ook zal ze luisteren naar de kinderen en hen zelf laten kiezen. Ze zal een sfeer creëren waarbij de peuter zich veilig voelt te ontdekken en te leren. En ze zal een voorbeeldfunctie hebben naar anderen toe. Indien nodig kan de pedagogisch medewerker een sleutelrol vervullen in het observeren, stimuleren en de aandacht geven aan ontwikkelingsgebieden van de peuter die extra aandacht nodig hebben. Door haar observaties en kennis is zij goed in staat ouders hierover te informeren. Na overleg met ouders en eventueel externe deskundigen kan er een gericht aanbod worden gedaan om een ontwikkelingsgebied extra te stimuleren. Ons peutervolgsysteem biedt diverse mogelijkheden, de ontwikkelingsgebieden die extra aandacht nodig hebben goed te onderzoeken en er gerichte activiteiten bij aan te bieden. De pedagogisch medewerker ontwikkelt (eventueel in samenwerking met de pedagogisch coach) een individueel stimuleringsprogramma. Zij werkt hier aan met de peuter. Dit is prettig voor de peuter, omdat de pedagogisch medewerker al een bekend en vertrouwd persoon is voor de peuter. Na een afgesproken tijd wordt dit geëvalueerd.
Pedagogische beleid herzien juni 2014
--
6
Spelen in een peutergroep vraagt een aantal vaardigheden van de peuters. Voor een zeer beperkt aantal peuters is dit te moeilijk. De pedagogisch medewerker kan de ouders in zo’n geval verzoeken de peuter elders, in een meer voor dat kind passende omgeving, te plaatsen. 2.3 SOCIALE COMPETENTIE De pedagogisch medewerker zorgt voor een klimaat waarin peuters met elkaar in contact kunnen komen. Zij is voorwaardescheppend bezig om zo de peuters te stimuleren om tot spel te komen met elkaar. De pedagogisch medewerker bemiddelt alleen waar nodig. Dit kan zijn bij conflictsituaties, of wanneer zij een bedoeling heeft de peuter bij de groep te betrekken die het alleen nog wat eng vindt en de veiligheid van de pedagogisch medewerker nog nodig heeft. Ook kan ze uitleg geven over sociaal gedrag. Bijvoorbeeld: “Hoe vertel ik hem dat ik ook dat speelgoed wil hebben?” De pedagogisch medewerker heeft een rol in het sociale gedrag te onderkennen. In vrij spel ontwikkelt zich de sociale vaardigheid van de peuter. Het voorstellingsvermogen van peuters is nog niet zo groot dat je ze kunt vragen naar het Waarom? De pedagogisch medewerkers ondersteunen hun sociaal gedrag door ze te helpen met hun gedrag. Bijvoorbeeld door het geven van uitleg: “weten jullie waarom je niet met speelgoed mag gooien?” Of door het bieden van een alternatief. Door navraag te doen: “wie weet wat er gebeurd is?” Door ze te helpen herinneren aan de regels, want alle regels gelden tijdens het vrije spel ook! De groep biedt een betekenisvolle leeromgeving voor een peuter. Het leert er omgangsnormen, communiceren, onderhandelen, samen fantaseren en uitbouwen van verhalen, en ontdekt er verschillen en overeenkomsten met andere kinderen. De verhalen van andere peuters (o.a. in de kring) verrijken de ervaringen van de peuter en ook alleen al door naar andere peuters te kijken leren peuters ontzettend veel. Peuters leren in een groep: Luisteren naar elkaar en rekening houden met elkaars sociale vaardigheden. Ze leren regels afspreken met elkaar. En veel verhalen/ideeën worden mooier en groter als je ze met elkaar verzint en deelt. Het wennen speelt bij de emotionele veiligheid een essentiële rol. De peuter wordt door de pedagogisch medewerker begeleid bij zijn plaats in de groep. Enige vorm van overheersing of pesten wordt niet getolereerd. Er is veel aandacht voor het aanleren van sociale interactie, waarbij de nadruk op het respectvol omgaan met elkaar ligt. Er wordt gepraat over emoties (bijvoorbeeld: wie weet hoe het komt dat zij nu huilt?) en er wordt samen bedacht en uitgevoerd hoe bijvoorbeeld een conflict opgelost kan worden. Peuters die zich nog onprettig voelen in de groep worden gestimuleerd en geholpen zich veiliger te voelen. Een peuter die zich nog wat onwennig voelt, vindt het vaak prettig om aan de tafel te zitten. Dat is voor ons geen reden de peuter van tafel te sturen, hooguit om dichtbij de tafel de trein te maken en de peuter uitnodigen erbij te komen. 2.4 HET EIGEN MAKEN VAN NORMEN EN WAARDEN We zijn ons als pedagogisch medewerkers bewust van onze voorbeeldrol. We letten er op de peuters met respect te behandelen. We spreken elkaar aan met onze eigen naam, we praten niet door elkaar en wachten op elkaars beurt. Dit leren we ook aan de peuters. Als een kind: “hé “zegt, laten we horen hoe we aangesproken willen worden.”Als je me wilt roepen, noem me dan bij mijn naam: Ellen. Dat vind ik prettiger. Wij vinden het belangrijk dat peuters leren op een prettige manier met anderen om te gaan (leeftijdsgenoten en grote mensen). En dat ze leren met anderen rekening te houden. Op alle peuterwerkplaatsen wordt om die reden een aantal regels gehanteerd. Regels bevorderen een prettige sociale omgang tussen kinderen onderling en tussen de kinderen en de pedagogisch medewerkers.
Pedagogische beleid herzien juni 2014
--
7
Wanneer een peuter zich niet aan gemaakte afspraken houdt, dan wordt de peuter daar op aangesproken. Eerst wordt de afspraak herhaalt en uitgelegd aan de peuter. Het kan zijn dat de peuter hiervoor even uit de situatie wordt gehaald. Bij de tweede keer wordt er aan de peuter gevraagd zich aan de afspraak te houden. Ook wordt nog een keer uitgelegd waarom de peuter zich aan de afspraak moet houden. We spreken de peuter alleen aan op het gedrag. Gebeurt het nog een keer, dan kan de pedagogisch medewerker de peuter dichter bij zich houden om in te kunnen grijpen indien nodig of te voorkomen dat het nog een keer gebeurd. Dit hoeft niet vervelend over te komen voor de peuter. Als de peuter niet stilzit bij het voorlezen, kiezen we er vaak voor de peuter op schoot te nemen. Zo wordt voorkomen dat de peuter stoort terwijl het op schoot zitten niet als naar wordt ervaren. Het kan zijn dat de afspraken ook van tevoren in de groep besproken worden, bijvoorbeeld bij bijzondere gelegenheden zoals feesten of uitstapjes. Er wordt dan uitgelegd wat we gaan doen en aan welke afspraken de peuters zich moeten houden en waarom. Wanneer de peuters zich niet aan deze afspraken houden, worden dezelfde stappen genomen als boven.
3 DE BINNEN EN DE BUITEN RUIMTE De ruimte van onze peuterwerkplaatsen bestaat uit een binnen- en een buitenruimte. We streven ernaar door middel van onze inrichting de ruimte optimaal te benutten en zo uitnodigend mogelijk te maken t.a.v. speelmogelijkheden. We willen de peuters uitdaging bieden, maar daarnaast houvast en veiligheid. De binnenruimte van onze speelruimten bestaat uit verschillende hoeken. Dit is om de grote ruimte intiemer en overzichtelijker te maken voor de peuter. Iedere hoek nodigt uit tot een ander soort spel, zoals: een poppenhoek, deze bestaat uit een tafel en stoeltjes, een fornuisje, een poppenbed, een kinderwagen en alle benodigdheden, die ertoe bijdragen een nagebootst huishouden te maken, bedoeld voor sociaal spel en het uitleven van de fantasie, een klimrek ten behoeve van de grove motoriek, diverse puzzels en constructiemateriaal voor de cognitieve ontwikkeling, een auto- en blokkenhoek voor fantasiespel en om de samenwerking te stimuleren, een leeshoek om lekker (samen) te lezen, plaatjes te kijken, het stimuleert de taalontwikkeling en verrijkt het wereldbeeld, tafels met materiaal voor de fijne motoriek, zoals mozaïek en kralen, vaak is er ook een verkleedkist of -rek waardoor de fantasie helemaal kan worden uitgeleefd. De groepstafel. Deze wordt gebruikt voor allerlei activiteiten. Er wordt regelmatig met thema’s gewerkt van Uk & Puk en dan komen elementen van deze thema’s terug in de inrichting. Zo wordt de poppenhoek in de Sinterklaastijd bijvoorbeeld omgetoverd tot ´inpakhoek´ of in de zomerperiode tot vakantie/kampeerhoek met een tentje. Het uitgangspunt is dat er door de peuters zelf een keuze gemaakt kan worden wat ze gaan doen. Zij kunnen kiezen uit spelen aan de tafels en vrij spelen in een van de hoeken in de zaal. Op de tafels wordt materiaal neergelegd zoals puzzels en constructiemateriaal, mozaïek, kralen of noppen. Het materiaal kan halverwege de ochtend gewisseld worden. Zo kan de peuter zich terugtrekken aan de tafel om te tekenen of te puzzelen, of op de bank bij de boekjes, of juist kiezen voor de plekken waar de kans op een ontmoeting met een andere peuter groter is, zoals bij de glijbaan of bij de poppenhoek. Belangrijk voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van de peuter is dat de speelhoeken meestal iets verder weg van de pedagogisch medewerkers zijn. De hal vormt vaak een plaats waar peuters zich kunnen uitleven.Wat binnen teveel lawaai geeft, mag op de gang uitgeleefd worden. Het is ook een plek waar peuters kunnen spelen zonder direct toezicht. Oudere peuters vinden dit spannend en prettig.
Pedagogische beleid herzien juni 2014
--
8
Ook kan de hal gebruikt worden om met een klein groepje een activiteit te doen, b.v. voorlezen, verven of hamertje tik. Eén pedagogisch medewerker gaat naar de gang met een klein groepje peuters en één pedagogisch medewerker blijft in de speelruimte bij de anderen. De buitenruimte: De buitenruimte bestaat uit een afgeschermd plein. De beschikbare ruimte wordt zoveel mogelijk benut en er worden uitnodigende speelsituaties gecreëerd. De buitenruimte nodigt uit tot activiteiten waar veel ruimte voor nodig is, zoals fietsen, rennen klimmen en glijden. Hiernaast biedt de zandbak ruimte om zowel individueel en als groep te spelen. Ook is er de mogelijkheid rustig te zitten op een bank. Bij de meeste peuterwerkplaatsen is een zandbak aanwezig en is er speciaal buitenspelmateriaal en rijdend materiaal. Buiten kunnen de peuters altijd vrij spelen, maar er worden ook wel gerichte activiteiten gedaan, afhankelijk van het seizoen en het weer. Buiten spelen is natuurlijk ook een vorm van vrij spel en de peuters kunnen kiezen uit activiteiten zoals fietsen, klimmen, ballen, in de zandbak spelen, met de watertafel spelen, op de wipkip wippen, kringspelletjes doen en stoepkrijten. De peuters worden betrokken bij het verzorgen van de binnen- en buitenruimte. Opruimen wordt altijd met elkaar gedaan. Er wordt een opruimliedje gespeeld en alle peuters helpen mee de ruimte op te ruimen. Ook zijn er kleine bezems om samen het plein te kunnen vegen in de herfst. En kleine gieters om samen in de zomer de planten water te kunnen geven. Zo zorgen we met elkaar voor onze binnen- en buitenruimte en stimuleren we de peuters hierin mee te delen.
4 DE STAMGROEP 4.1 GROEPSGROOTTE EN INZET BEROEPSKRACHTEN De peuteropvang vindt plaats in vaste groepen in een vaste ruimte: “de stamgroep”. De stamgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen. Er is een vast team van pedagogisch medewerkers op vaste dagen op de groep aanwezig. Het aantal pedagogisch medewerkers op de groep is afhankelijk van het aantal kinderen en hun leeftijd en wordt bepaald op basis van de kwaliteitsregels van de Wet Kinderopvang: 1 beroepskracht per 8 kinderen in de leeftijd van 2-4 jaar. 4.2 VIER OGEN OP DE GROEP Om de veiligheid van de kinderen te waarborgen zijn er wettelijke afspraken gemaakt over het toezicht op de kinderen, de inzet van de medewerkers en de inrichting van het gebouw. Dit wordt het vierogenprincipe genoemd: ‘de opvang wordt op zodanige wijze georganiseerd, dat de beroepskracht of de beroepskracht in opleiding de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene’. Het vierogenprincipe beschermt kinderen tegen ontoelaatbaar gedrag en het maakt tegelijkertijd medewerkers minder kwetsbaar bij beschuldigingen van ontoelaatbaar gedrag. De wet schrijft niet voor dat de andere volwassene een beroepskracht is en ook niet dat deze de kinderen mee-begeleidt. Inzet medewerkers Als er in verband met het aantal kinderen slechts één pedagogisch werker wordt ingezet (bijvoorbeeld bij een halve groep) is er altijd een tweede volwassene in het gebouw aanwezig, die de mogelijkheid heeft de kinderen te zien of te horen. Al onze medewerkers zijn in het bezit van een geldige VOG (Verklaring Omtrent Gedrag). Deze worden voortdurend geüpdatet.
Pedagogische beleid herzien juni 2014
--
9
Uitstapjes Er gaan altijd twee medewerkers mee of een medewerker en een andere volwassene (bv. een stagiair). Als kinderen over een kort, vast traject vervoerd worden naar een locatie waar andere volwassenen aanwezig zijn (bv. naar een andere locatie van de SKA of een activiteit in het wijkcentrum) mag een medewerker alleen met kinderen op stap. Gebouw De locatie heeft een open en transparant karakter door het gebruik van glas in wanden en deuren.
5 ACTIVITEITEN De activiteiten die binnen onze peuterwerkplaatsen worden aangeboden zijn gericht op ontdekken, ervaren en stimuleren. We introduceren dit met een verhaal of een uitleg en kijken dan hoe het overkomt bij de peuters. We doen dit enthousiast en uitnodigend. Met het kiezen van activiteiten, houden we rekening met de leefwereld van de peuter. Vanuit het edukatieve voorschoolse programma Uk & Puk kiezen we thema’s die we gebruiken als uitgangspunt. Deze gaan vaak om dagelijkse dingen uit de directe omgeving van de peuter, bijvoorbeeld: “Oef wat warm”, ”eet smakelijk”, “dit ben ik”. Daarnaast werken we veel met seizoenen en feesten, deze worden ook aangeboden op een manier die aansluit bij een peuter. De sfeer speelt hierbij een belangrijkere rol als een product (werkje). Het thema wordt van meerdere kanten belicht. B.v. door middel van verhalen in de kring, liedjes, de aankleding van de speelruimte. Wij werken met een vast dagprogramma. De structuur in het dagprogramma biedt veiligheid. De peuters weten hoe de ochtend gaat verlopen. Bij ons hoofdstuk over het dagprogramma bespreken we alle elementen hiervan. Daarna lichten we een aantal onderdelen eruit, waarbij we het belangrijk vinden deze uitvoerig te beschrijven. De activiteiten die wij doen op onze peuterwerkplaatsen zijn eigenlijk allemaal gericht op het ontwikkelen van de persoonlijke competentie van de peuters. Het is echter verschillend waar de peuter zich met zijn individuele ontwikkeling zich bevindt, waardoor het per activiteit verschillend is wat de peuter eruit oppikt. Soms is alleen toekijken voor die peuter genoeg. We respecteren de individuele insteek van de peuter en zo nodig stimuleren op een voor de peuter prettige en invoelende manier. Wat erg belangrijk is voor een peuter is de voldoening die het ervaart, wanneer hij iets maakt of doet. Zeker als voor het eerst is of wanneer het best moeilijk is. Die momenten zijn belangrijk, het zijn zogenaamd succes ervaringen. De kunst is de peuter dat moment te gunnen. Het vergt veel kennis over de peuter om te kunnen inschatten wanneer de peuter dat moment kan ervaren. We willen stimuleren, maar niet forceren. We willen de peuters zelf laten proberen en zelf laten kiezen. Wanneer een peuter niet deelneemt aan activiteiten, proberen we uit te zoeken wat daar de oorzaak van is en bespreken we met elkaar hoe we daar mee omgaan. Het kan zijn dat we het belangrijk vinden de peuter tijd te geven, voordat het vanzelf mee gaat doen, maar het kan ook zijn dat we actief actie gaan ondernemen om de peuter meer bij de activiteiten te betrekken. Kinderen leren door ontdekken. Hierbij proberen we zoveel mogelijk aan te bieden en niet al bepalen wat het wel of niet kan. We gaan mee in de fantasie van het kind en willen niets afkappen/afkeuren. Bij het werkje maken, laten we de peuter vrij in wat het maakt en hoe de peuter het doet. We werken niet resultaatgericht, maar ervaringsgericht. Op de peuterwerkplaatsen wordt met verschillende soorten materialen gewerkt. Wij vinden het belangrijk dat de peuter leert om te gaan met de materialen, trots is op het eigen werkje, respect heeft voor het werkje van de ander en dat het gezamenlijk plezier beleeft aan het maken ervan. Op onze peuterwerkplaatsen komen kinderen met een indicatie voor voorschoolse educatie (VE). Dit houdt in dat ze vier dagdelen per week de peuterwerkplaats bezoeken en op dagdelen de pedago-
Pedagogische beleid herzien juni 2014
--
10
gisch medewerkers extra tijd inruimen om hun taalontwikkeling te stimuleren.Voor deze kinderen letten we extra op de voortgang van hun taalontwikkeling en stimuleren deze door extra activiteiten. Deze kinderen gaan vaak extra in een klein groepje een activiteit doen die gericht is op het verwerven van taal. Hiernaast biedt het ve-programma Uk& Puk voor alle kinderen kansen vaardigheden te oefenen op het gebied van spraak en taal, omgaan met gevoelens en omgaan met elkaar, bewegen en zintuiglijk ervaren, ruimtelijk begrip en rekenprikkels.
6 SPELMATERIAAL Het aanbieden van spelmateriaal is voorwaardenscheppend voor spel. Dit is zeer belangrijk, want hiermee nodigen we kinderen uit spelenderwijs te leren. Vandaar dat er veel aandacht besteed is aan het kiezen van het spelmateriaal. De volgende vragen worden hierin meegenomen: Biedt het spelmateriaal uitdaging, mogelijkheden tot ontdekking en daarnaast de mogelijkheid tot vertrouwdheid en herhaling? Past het bij de leeftijd en de ontwikkelingsfase van de peuters? Nodigt het peuters uit tot het komen van spel? Wat voor soort spel? Brengt het spel uitbreiding van persoonlijke vaardigheden of persoonlijke groei? Is het geschikt voor samenspel of individueel spel? Is er voor alle ontwikkelingsgebieden voldoende spelmateriaal aanwezig? De spelattributen die bijdragen tot fantasiespel hebben een belangrijke rol bij het bevorderen van de sociale competentie. De poppenhoek, het winkeltje, de verkleedkleren. Maar sociale vaardigheden worden getraind zodra er interactie plaatsvindt en dat kan met al het spel ontstaan. Een puzzel kan door één peuter, maar ook door meerdere peuters gemaakt worden. Wel wordt er rekening gehouden met de verdeling van spelmateriaal dat geschikt is voor jongere kinderen en spelmateriaal meer gericht op oudere peuters. Ook met interesses van jongens en meisjes wordt rekening gehouden. Er is spelmateriaal gericht op groepen en/of groepsactiviteiten (bijvoorbeeld de houten trein, hengelspel en bingo) en spelmateriaal gericht op individueel spel (b.v. boekjes en puzzels). Het spelmateriaal is zo gekozen dat het gelegenheid kan bieden situaties uit het “echte” leven na te spelen. Keukenattributen, verkleedkleren, gereedschap etc. Op deze manier kunnen kinderen de wereld naspelen en oefenen. Ook met de diversiteit en de omgangsnormen van het alledaagse leven.
7 HET DAGPROGRAMMA In ons peuterwerkplaatsen gebruiken we bij het samenstellen van het dagprogramma de volgende elementen: Binnenkomst en inloop van ouders / afscheid nemen, Vrij spelen in de hele zaal, Gerichte activiteit, Eten en drinken, Toiletbezoek of zo nodig verschonen, Activiteiten in de kring, Voorlezen en zingen, Buiten spelen, Inloop van ouders en ophalen. De elementen van dit dagprogramma, worden op alle peuterwerkplaatsen gebruikt, al kan er in de uitvoering verschil bestaan. En ook van het vaste programma wordt natuurlijk wel eens afgeweken: geen dag is hetzelfde en ook de peuters, en daardoor de groepen, zijn verschillend.
Pedagogische beleid herzien juni 2014
--
11
7.1 BINNENKOMST EN INLOOP VAN OUDERS/ AFSCHEID NEMEN De regel is dat de ouders hun kind brengen en afscheid nemen binnen de afgesproken tijd. De bedoeling is dat er gelegenheid is tot spelinloop, dat wil zeggen dat de ouders even met hun peuter kunnen meespelen of puzzelen. Als alle ouders weg zijn kunnen de pedagogisch medewerkers met de rest van het programma beginnen. Wij hechten veel waarde aan het tijdig en duidelijk afscheid nemen. Het is belangrijk dat het afscheid nemen wordt begrensd. Dit geeft de peuter duidelijkheid en de sfeer in de groep wordt bewaakt. Afscheid nemen hoort erbij, het is geen drama en papa of mama komt je gewoon weer ophalen… Wij vinden het belangrijk om op die manier een optimaal klimaat te waarborgen voor alle kinderen. De pedagogisch medewerkers hanteren als regel dat ze de afgesproken tijd van afscheid nemen handhaven. Zij zullen waar nodig de ouder hierop persoonlijk aanspreken en motiveren op tijd te vertrekken. Ze hangen de breng- en haaltijden zichtbaar op bij het peutercentrum en de deur gaat op de afgesproken tijd pas open. Deze maatregel is er ook voor bedoeld om het werken van de pedagogisch medewerkers met de groepen niet onnodig te verstoren. 7.2 VRIJ SPELEN IN DE RUIMTE Vrij spel is een belangrijke activiteit binnen de peuterwerkplaats. In totaal wordt soms wel de helft van de tijd gevuld met vrij spel. Waarom vinden we vrij spel zo belangrijk? In vrij spel is de maatschappij in het klein zichtbaar. Ook peuters hebben te maken met omgangsvormen, ze moeten leren afspraken te maken, om te gaan met conflicten, samen te werken (bouwen), leren zichzelf bezig te houden en ontmoetingen te hebben met vriendjes. Vaak ontstaat een natuurlijke rangorde door leeftijdsgenoten. Ze zien dat ze vaak meer kunnen dan ze dachten en dit geeft weer zelfvertrouwen. Al deze dingen moeten en kunnen ze leren door middel van het vrije spel. Het uitgangspunt is dat er door de peuters zelf een keuze gemaakt kan worden wat ze gaan doen. Zij kunnen kiezen uit spelen aan de tafels en vrij spelen in een van de hoeken in de zaal. Het belang van vrij spel is dat de peuter in zijn eigen fantasie kan spelen, rollen (rolgedrag) kan ontwikkelen en zich sociaal kan ontwikkelen; peuters leren onderling afspraken te maken, ze leren samen te spelen en soms ook omgaan met conflicten. Vrij spel en een gerichte activiteit kunnen ook gecombineerd worden aangeboden. Tijdens de gerichte activiteit ligt op één tafel iets waar de peuters zelf mee kunnen spelen. Vrij spel is ook een gelegenheid om een peuter met een achterstand (of een groepje peuters) apart te nemen en een kort moment mee door te brengen, bijvoorbeeld met puzzelen of lezen. 7.3 EEN GERICHTE ACTIVITEIT Een gerichte activiteit kan bestaan uit onder andere: muziek, dans, peutergym, fantasiespel, spelen met specifiek ontwikkelingsmateriaal, en vieringen van feesten zoals Sinterklaas, Kerst, verjaardag en geboorte van een zusje of een broertje. Daarnaast kunnen de gerichte activiteiten bestaan uit het maken van een knutselwerkje, verven, knippen of prikken. Er wordt gewerkt aan de hand van een thema van Uk & Puk, of bijvoorbeeld Sinterklaasof Kerst. Bij de gerichte activiteit kan er sprake zijn van een groepsactiviteit en daarnaast worden er ook gerichte activiteiten aangeboden in de kleine groep. Hier volgt de uitwerking van de gerichte activiteit in de grote groep, knutselen: Het thema van Uk & Puk en de activiteit zijn van tevoren door de pedagogisch medewerkers afgesproken. De thema’s worden jaarlijks ingepland. De pedagogisch medewerkers bereiden de activiteit voor en zetten de materialen klaar. Als de peuters uitleg krijgen over de activiteit, gebeurt dit aan de hoge tafel met acht peuters tegelijk. De groepjes worden dan afgewisseld. Er is geen vrije keuze in het materiaal. De allerjongsten en
Pedagogische beleid herzien juni 2014
--
12
nieuwe peuters worden wel gestimuleerd om mee te doen, maar niet verplicht. Een norm hierbij is dat er niet met materiaal gegooid mag worden. Het doel van een knutselactiviteit is de creatieve ontwikkeling te stimuleren en de verschillende materialen te verkennen. Daarnaast worden de fijn motorische vaardigheden gestimuleerd. De zintuiglijke ontwikkeling en de sociaal-emotionele ontwikkeling spelen een rol doordat verwerking plaatsvindt van de omgeving: de wereld om ons heen wordt zichtbaar en herkenbaar gemaakt. De uiteindelijke waardering die het kind krijgt na het maken, draagt bij aan de sociale ontwikkeling. Bijzonder speelgoed wordt gericht aangeboden of als vrij spel. Het gaat dan om materialen die niet altijd aanwezig zijn, bijvoorbeeld de watertafel, de zandtafel, vingerverf, scheerschuim, klei, rijst en vermicelli. Met name deze laatste vier zijn goed voor de ontwikkeling van de tastzin en de vorming van de zintuigen in het kader van de begrippen hard/zacht. 7.4 ACTIVITEITEN IN DE KRING Wanneer de peuters in de kring gaan, wordt deze gemaakt van kleine stoeltjes en een grote stoel voor de pedagogisch medewerker. Dit gebeurt altijd op dezelfde manier, zodat dit bekend is bij de peuters. Een kring kan gebruikt worden voor het eten en drinken, het zingen van liedjes, het voorlezen van verhaaltjes, een spelletje doen of activiteiten rond het themaonderwerp van Uk & Puk. Eventueel is er later op de ochtend nog een kring voor bijvoorbeeld het vieren van een verjaardag. Het eten en drinken wordt in het volgende hoofdstuk beschreven. Ook het voorlezen wordt hier nader uitgelicht. Door de structuur van het dagprogramma aan te houden, leren de peuters als vanzelf het ritme (her)kennen. We beginnen bijvoorbeeld altijd met een liedje, we praten over het thema en lezen het verhaaltje dat erbij hoort. Het zitten in de kring is niet voor alle peuters makkelijk in het begin. Met de allerkleinsten en de nieuwe peuters wordt er naar toe gewerkt dat ze op hun stoel kunnen blijven zitten. Het doel is dat het een rustmoment is en dat ze kunnen ervaren hoe het is om samen in de kring te zitten, het bevordert de saamhorigheid. Ook kan in de kring de aandacht beter worden vastgehouden bij de activiteit. 7.5 BUITEN SPELEN Het tijdstip van buiten spelen is afhankelijk van het weer en de ligging van de speelplaats in verband met de zon. Er is speciaal buitenspelmateriaal en rijdend materiaal. Buiten kunnen de peuters altijd vrij spelen, maar er worden ook wel gerichte activiteiten gedaan, afhankelijk van het seizoen en het weer. Peuters kunnen kiezen uit activiteiten zoals fietsen, klimmen, ballen, in de zandbak spelen, met de watertafel spelen, op de wipkip wippen, kringspelletjes doen en stoep krijten. 7.6 INLOOP VAN OUDERS Zowel bij het brengen als bij het halen van de peuters is er voor ouders gelegenheid met de pedagogisch medewerkers te praten. Wij stellen het op prijs als ouders ons informeren over belangrijke gebeurtenissen in het leven van de peuter, maar ook de dagelijkse weetjes zijn voor ons altijd interessant om te horen. Ook vinden we het andersom belangrijk ouders te informeren over het verloop van de ochtend of dag. Voor de ouders is het prettig als zij weten wat hun peuter die dag gedaan heeft en ook om mee te krijgen wat het belang er van is voor de ontwikkeling van de peuter. De verschillende thema’s waarbinnen gewerkt wordt, zijn vaak te zien aan de werkjes die opgehangen worden en aan de aankleding van de speelruimte.
Pedagogische beleid herzien juni 2014
--
13
De pedagogisch medewerkers gebruiken verschillende manieren om dit zichtbaar te maken: 1 Door het meegeven van (knutsel)werkjes naar huis of bijvoorbeeld werkjes een tijdje aan een waslijn te hangen. 2 Via een mededelingenbord waarop staat welke activiteiten die dag hebben plaatsgevonden, bijvoorbeeld peutergym (motorische ontwikkeling) of pluisjes blazen (voor de ontwikkeling van de mondspieren). 3 Door het maken van een liedjesladder. 4 Door het beschrijven van activiteiten in de peuterkrant. 5 Door ouders actief te betrekken bij een thema. De ouders krijgen bericht via de nieuwsbrief bij het wisselen van het thema van Uk & Puk. Dit zijn een paar voorbeelden van hoe de pedagogisch medewerkers van de SPL het inzicht van de ouders in de activiteiten bij de peuterwerkplaats proberen te vergroten. Wij vinden het belangrijk goed met ouders te communiceren en informatie te geven over welke ontwikkeling wordt gestimuleerd met de doelgerichte activiteit en hoe wordt aangesloten bij de ontwikkeling van de peuter.
8 ETEN EN DRINKEN 8.1 UITGANGSPUNTEN Wij willen peuters een goed voorbeeld geven door hen gezond voedsel aan te bieden. Het is belangrijk hier al op vroege leeftijd mee te beginnen. Eetpatronen worden juist op jonge leeftijd aangeleerd. We kiezen voor het aanbieden van fruit en ontbijtkoek als tussendoortje. Als we het advies van alle voedingscentra volgen en uitgaan van de schijf van vijf, blijkt dat er bijvoorbeeld twee stukken fruit per dag wordt geadviseerd, ook voor peuters. Door onze peuters fruit te geven komen we hier aan tegemoet. We maken door onze manier van aanbieden het eten aantrekkelijk. Het voorbeeld dat kinderen zien bij elkaar, stimuleert ze om ook te eten. Er zijn dan ook bijna geen peuters die het fruit niet willen. s’ Ochtends en s’ middags wordt het eten en drinken in de kring gedaan. Zo krijgen de peuters de ruimte om rustig te eten en te drinken. Hierdoor wordt er minder geknoeid en het is een moment van rust, waarbij sfeer, gezelligheid en oogcontact met iedereen voorop staan. Het uitgangspunt hierbij is dat alle peuters hetzelfde krijgen; allemaal fruit, allemaal een koek dat wordt uitgedeeld. Wij vinden het belangrijk dat de peuter leert te delen en op z’n beurt te wachten. Hierdoor wordt het saamhorigheidsgevoel vergroot. Het doel van deze werkwijze is dat de zelfstandigheid bevorderd wordt (eigen beker pakken), het stimuleert de sociale ontwikkeling (op je beurt wachten) en de taalontwikkeling wordt bevorderd (doordat de kinderen eten, luisteren ze goed en geconcentreerd).
9 TAALSTIMULERING GEDURENDE HET HELE PROGRAMMA. Taalstimulering is een belangrijk onderdeel van het programma op de peuterwerkplaats. Peuters zijn volop bezig met het ontwikkelenvan taal. Het gebruik kunnen maken van taal biedt de peuter een schat aan groeimogelijkheden. Alle peuters zijn gebaat bij het extra stimuleren van de taalontwikkeling. Maar in het kader van het VE- beleid wordt er ook ruimte gemaakt voor de peuters die nog een schepje erboven op nodig hebben. Voorlezen is erg belangrijk en ontbreekt op geen enkel dagdeel bij de peuterwerkplaats. Voorlezen stimuleert het logisch denken en het vergroten van de woordenschat. Het is een concentratie- en rustpunt voor de peuter en helpt bij de emotionele verwerking van gebeurtenissen. Vertellen en zingen (een gezongen verhaaltje) ontbreken nooit in de kring: het is gezellig, geeft sfeer, we kunnen er woorden mee aanleren. Het is leuk en geeft plezier, peuters kunnen zich uitleven met bewegingen en het verbeeldt het thema waarmee gewerkt wordt. Daarnaast vindt door het lezen cultuuroverdracht plaats, het samen-zijn in de samenleving wordt erdoor overgedragen.
Pedagogische beleid herzien juni 2014
--
14
Bij het voorlezen wordt erop gelet dat er rust is in de groep en dat de peuters allemaal het boekje kunnen zien. Iedereen heeft een plekje in de kring. De peuters zijn naar het toilet geweest en het speelgoed is opgeruimd. De pedagogisch medewerkers kiezen boeken die aansluiten bij de hele leeftijdsgroep. Er wordt aangesloten bij het thema of bij het seizoen of bij wat zich voordoet (bijvoorbeeld de geboorte van een zusje of een broertje). Afhankelijk van de groep en van de dag of drukte kan een verhaal langer of korter duren. Voorlezen kan op verschillende manieren en met verschillende doelen worden aangeboden. Vijf voorbeelden hiervan zijn: 1.
Interactief voorlezen uit een boek. Er is dan een wisselwerking tussen de pedagogisch medewerkers en de peuters. De pedagogisch medewerkers stellen vragen over het boek of verhaal, de peuters kunnen reageren. Op de bank met een klein groepje komt dit vaak het best tot uiting. Interactief voorlezen heeft verschillende functies: de boekoriëntatie; vooraan beginnen, niet ondersteboven, het vergroten van de woordenschat; bijvoorbeeld in het kader van een thema, het verhaalbegrip; er zit logica in een verhaal, het heeft een begin en een einde, het taalbegrip; inzicht in de taal verkrijgen.
2.
Lezen in de kring, bedoeld als naar het verhaal luisteren. Het voorlezen in de kring kan als doel hebben een rustpunt te vormen met een koekje erbij. Het kan gericht zijn op het vergroten van de woordenschat in het kader van het thema. De kracht van de herhaling maakt dat een boek vaak meer keren wordt voorgelezen. Met een liedje en ook met activiteiten wordt het verhaal vaak uitgebreid. Een goed voorbeeld hiervan is de jaarlijkse deelname aan de nationale voorleesweken. Vaak ook wordt lezen in de kring gecombineerd met bewegingsspelletjes zoals het bekende: “hoofd, schouders, knie en teen”. Belangrijk is hier de lol van het beleven, maar ook ondersteunt het de integratie van de begrippen: het verinnerlijken van taal wordt concreter gemaakt door de bewegingen. Het werkt ook ontspannend, daarna komen de peuters dan weer meer tot spelen.
3.
Lezen met behulp van de verteltafel. Met behulp van een verteltafel of in eenvoudiger vorm met behulp van een handpop of andere materialen, wordt het verhaal zichtbaar gemaakt. Het doel is dat het verhaal beter blijft hangen doordat het verhaal gevisualiseerd (verbeeld) wordt. Door het laten zien van voorwerpen is het leereffect groter. `Zomaar voorlezen´ en het maken van een uitgebreide verteltafel zijn twee uitersten. In de meeste gevallen wordt op de peuterwerkplaatsen voor een tussenvorm gekozen. Hierin past ook een verhaal vertellen en uitspelen met gebaren en even-tueel materialen die het verhaal verbeelden.
4.
Lezen op de bank met een klein groepje. Dit komt wel elke dag aan bod. Een klein groepje leent zich goed voor interactief voorlezen, maar kan ook goed worden ingezet als afleiding en als troost als een peuter het even moeilijk heeft. Het is niet altijd makkelijk om goede boeken te kiezen die geschikt zijn voor alle peuters. Niet alle boeken zijn geschikt voor 2-jarigen. Er zijn veel verschillende boeken die aansluiten bij de verschillende stadia van ontwikkeling van de peuter. Aansluiten bij de leeftijd en het ontwikkelingsniveau kan beter in een klein groepje.
5.
Zelf lezen en plaatjes kijken. Op alle peuterwerkplaatsen is een boekenkar- of kast waarin een aantal boeken staan die de peuters zelf mogen pakken.
Op de peuterwerkplaatsen wordt op een aantal dagdelen gewerkt met voorleesvrijwilligers, die de pedagogisch medewerkers ondersteunen. Meestal splitsen de pedagogisch medewerkers dan de groep op in twee kleine groepjes. Zo kan bij het lezen meer aandacht gegeven worden aan individuele kinderen. Het geeft de pedagogisch medewerkers ook de gelegenheid om met individuele peuters aan de slag te gaan. Bij het voorlezen door een vrijwilliger staat de gezelligheid en het plezier van het Pedagogische beleid herzien juni 2014
--
15
lezen voorop. De vrijwilliger vergroot ook het boekenrepertoire doordat ze elke keer nieuwe boeken uit de bibliotheek meeneemt. Het aanleren van begrippen en nieuwe woorden blijft bij het voorlezen de deskundigheid van de pedagogisch medewerkers. De houding van de voorlezer is erop gericht de aandacht vast te houden, enthousiast te vertellen (intonatie) en in te spelen op de groep (bijvoorbeeld het verhaal inkorten als de groep onrustig is of een liedje inlassen). De gerichte taalactiviteit is een activiteit die gericht wordt aangboden in een klein groepje. Dit kan voorlezen zijn, maar ook een spelletje, gericht op het verwerven van taal, zoals lotto of een verzamelspelletje, zoals het inpakken van een koffertje (Wat neem je mee als je gaat logeren?)
10 BEWEGEN Het is steeds belangrijker er op te letten dat peuters genoeg bewegen. Wij zien op de peuterwerkplaats peuters veel bewegen. We stimuleren dit heel actief door bewegingsactiviteiten op te nemen in ons dagprogramma. Daarin wordt peuters de gelegenheid geboden hun motorische vaardigheden te oefenen. Naast het vrije spel worden er activiteiten aangeboden en wordt er op gelet (dagelijks) voldoende buiten te spelen. Klimmen op het glij-klimhuis, lopen, kruipen, staan en buiten fietsen en steppen. Waarom vinden we dit zo belangrijk? De motorische ontwikkeling is een onderdeel van de ontwikkeling die door ons wordt gestimuleerd en gevolgd wordt in ons peutervolgsysteem. : Het is voor een peuter de fase om te leren en te ontdekken wat het allemaal kan met zijn/haar lijf (klimmen, klauteren, springen) Deze vaardigheden moeten geoefend, geoefend en geoefend worden! Dan kun je het steeds beter. Oefening baart kunst en… Dit geeft veel plezier! En het voelen wat je lichaam kan geeft je vertouwen in jezelf, en dat is heel belangrijk als basis voor alle andere ontwikkelingsgebieden! Het blijkt dat deze ontwikkeling de laatste tijd in de verdrukking komt. Dit heeft verschillende oorzaken: Kinderen kijken meer televisie en zitten meer achter de computer. Kinderen worden meer met de auto vervoerd. Er is minder tijd, gelegenheid en ruimte om buiten te spelen. Vanuit de ouder- en kindzorg komen waarschuwende berichten over overgewicht van jonge kinderen. Dit kan nare gevolgen hebben. Een dieet voor jonge kinderen wordt niet aangeraden. Daarom is preventief werken het beste. Het Nationaal Gezondheids instituut heeft voor (jonge) kinderen de 4 zgn. BOFT regels opgesteld: Bewegen stimuleren; Ontbijten, het gebruik van; Frisdrank en ander suikerhoudende dranken verminderen en Televisie kijken verminderen. SPL onderschrijft het belang hiervan. Vandaar dat wij er op letten gezonde voeding aan te bieden. En dat we de peuters alle ruimte willen geven voor bewegen. Wij hebben bij iedere peuterwerkplaats materiaal om de motorische ontwikkeling te stimuleren. Een glij-klimhuis of iets dergelijks voor binnen en ook buiten is er een klimhuis en ander materiaal om de motorische vaardigheden te oefenen. Het mooist is het namelijk, wanneer de peuters iedere keer dat ze bij ons komen even zelf kunnen klimmen en oefenen. Ze doen dit ook allemaal graag.
Pedagogische beleid herzien juni 2014
--
16
11 OUDERBETROKKENHEID De peuterwerkplaats vervult voor zowel peuters als ouders een belangrijke rol. In deze tijd van individualisering en het wegvallen van (familie)netwerken is er een toenemende behoefte aan een professionele vorm van opvoedingsondersteuning. Ook via de peuterwerkplaats kunnen ouders hun kennis vermeerderen over opvoeden in het algemeen, bepaalde opvoedingsproblemen in het bijzonder en met andere ouders in contact komen voor het uitwisselen van ervaringen. SPL ziet in de ouderbetrokkenheid en ondersteuning een aanvullende taak. In het belang van het kind kunnen de pedagogisch medewerkers en ouders elkaar wederzijds steunen. Hiervoor is een vertrouwensrelatie nodig en deze is afhankelijk van de visie van de ouders en de pedagogisch medewerkers, met andere woorden wat verwachten de ouders van ons en wat kunnen wij als peutercentrum voor de ouders betekenen? Belangrijk in het contact met de ouders is het uitwisselen van voldoende en goede informatie over het spelen en leren bij ons op het peutercentrum aan de ouders en vice versa over het spelen en de ontwikkeling van het kind thuis aan de pedagogisch medewerker. Om een goede uitwisseling tot stand te laten komen, is een aantal momenten van uitwisseling noodzakelijk. Dit kan op verschillende manieren en op verschillende niveaus tot stand komen. 11.1 OP INDIVIDUEEL NIVEAU 1
Door een kennismakingsgesprek op de peuterwerkplaats voorafgaand aan de inschrijving, met als doel het geven van algemene informatie over de SPL en het geven van een sfeerimpressie aan de ouder. Het karakter van de kennismaking is algemeen van aard, want op het moment van dit gesprek is nog niet bekend op welke peuterwerkplaats de peuter daadwerkelijk geplaatst gaat worden. Het gesprek wordt op afspraak met de pedagogisch medewerker gehouden. Meegegeven worden het informatieboekje, het inschrijfformulier, het peuterkrantje en de SPL-flyer. Voor het gesprek wordt ongeveer 15 minuten uitgetrokken. Als richtlijn voor de inhoud van het gesprek gelden de volgende onderwerpen: informatie over de SPL - planning / plaatsingsprocedure – het inschrijfformulier - geldende tarieven - algemene informatie over het dagprogramma - groepsgrootte en bezetting - openingsdagen en tijden - beantwoorden van vragen.
2
Door een plaatsingsgesprek op de peuterwerkplaats waar de peuter geplaatst is. Het doel is om kennis te maken met de pedagogisch medewerkers van de peuterwerkplaats en met de groep waarin de peuter geplaatst is. Er wordt meer specifieke informatie gegeven over de gebruiken bij de peuterwerkplaats en er wordt nader ingegaan op het werken met het peutervolgsysteem van PRAVOO. Voor het gesprek wordt een afspraak gemaakt, op de startdatum op de locatie. Er wordt ongeveer een half uur voor het gesprek uitgetrokken. Als richtlijn voor de inhoud van het gesprek gelden de volgende onderwerpen: dagprogramma van de locatie –PRAVOO – eet- en drinkbeleid - wat moet het kind meenemen - de breng- en haaltijden - eventuele bijzonderheden van het kind - de stamkaart met kindgegevens controleren -beantwoorden van vragen. Het kind krijgt ondertussen de gelegenheid kennis te maken met de ruimte, de groep en de pedagogisch medewerkers en maakt een klein stukje van de ochtend mee.
3
Door individueel contact tijdens het brengen en halen van de peuters. Dit zijn korte en informele momenten waarop de pedagogisch medewerkers de ouders kunnen informeren over de peuter en waarin de ouder met vragen naar de pedagogisch medewerker kan toestappen. Naar ouders toe zal duidelijk worden aangegeven dat deze momenten daar ook echt voor bedoeld zijn en dat vragen stellen altijd mag. Als blijkt dat er meer tijd nodig is kan een afspraak gemaakt worden voor een individueel gesprek.
Pedagogische beleid herzien juni 2014
--
17
4
Door een individueel gesprek op afspraak. Het initiatief hiertoe kan zowel door pedagogisch medewerkers als ouders worden genomen. Deze werkwijze vraagt om een actieve houding van de pedagogisch medewerkers, maar ook van ouders. Ouders van peuters waar de pedagogisch medewerker zich zorgen over maakt, kunnen uitgenodigd worden voor een wat uitgebreider gesprek bij de peuterwerkplaats buiten de openingstijden. Indien noodzakelijk, worden vervolg-afspraken gemaakt. Maar ook ouders van peuters met wie het heel goed gaat kunnen eens uitgebreider iets over hun kind terug willen horen. De pedagogisch medewerkers zullen dus geregeld expliciet aan moeten geven dat ouders naar hen toe kunnen komen. In principe worden geen huisbezoeken door de pedagogisch medewerkers afgelegd en vinden alle gesprekken plaats op de peuterwerkplaats met één van de pedagogisch medewerkers. Bij uitzondering wordt het gesprek met twee pedagogisch medewerkers gevoerd.
Door de overdracht naar de basisschool. Op het moment dat een peuter vier jaar wordt, vindt er overdracht plaats naar de basisschool. De gegevens van het kind zoals in PRAVOO vastgelegd en de bevindingen van de pedagogisch medewerkers worden met de ouders doorgesproken voordat de overdracht plaatsvindt. Met de ouders wordt een afspraak gemaakt aansluitend aan de bezoektijden van de peuterwerkplaats. De gegevens zijn ter inzage en worden door de pedagogisch medewerkers zo nodig toegelicht. De pedagogisch medewerkers sturen het PRAVOO- observatieformulier op naar de basisschool. Ook kan er, na het verkrijgen van toestemming van de ouders, gekozen worden voor een warme overdracht naar de basisschool toe, dat wil zeggen dat de pedagogisch medewerker een korte mondelinge overdacht geeft aan de lerares (leraar) van de basisschool waar de peuter bij in de klas komt.
11.2 OP GROEPSNIVEAU 1
Ouderbijeenkomsten of thema-avonden blijken in de praktijk in een behoefte te voorzien. Jaarlijks zal elk peutercentrum in overleg met de oudercommissie een onderwerp kiezen en een thema-avond organiseren. De SPL maakt voor de inhoudelijke opzet van deze avonden gebruik van derden, zoals bijvoorbeeld: de Ouder & Kindzorg, logopedisten en jeugdbibliothecaris.
2
De dagelijkse spelinloop combineert een kort spelmoment met het halen en brengen van de peuters. De ouders worden in de gelegenheid gesteld om samen met hun kind even te puzzelen aan tafel of samen een van de hoeken in te gaan om te spelen. Het doel ervan is het afscheid nemen makkelijker te maken en de peuter over de “drempel” heen te helpen.
3
De nieuwsbrief is belangrijk voor de betrokkenheid van de ouders bij de peuterwerkplaats en om hen te informeren over de activiteiten van de peuterwerkplaats. De pedagogisch medewerkers geven hierin informatie over de thema’s en feesten, over de gerichte activiteiten die fysiek wat minder zichtbaar zijn op de peuterwerkplaats en actuele onderwerpen. Zowel ouders als pedagogisch medewerkers en peuters leveren een bijdrage. Er kunnen kindertekeningen en foto’s worden geplaatst.
4
Jaarlijkse ouder-doe-avond. Op alle peuterwerkplaatsen zijn er ouder-doe-avonden. Dit kan een schoonmaakavond of een avond ter voorbereiding van het Sinterklaasfeest zijn. Het doel is vooral de sociale contacten tussen ouders onderling te bevorderen en de betrokkenheid te vergroten.
5
De pedagogisch medewerkers organiseren een aantal malen per jaar een koffie-ochtend om de ontmoeting tussen de ouders onderling te bevorderen. Ouders kunnen dan aan het begin van de ochtend wat langer bij hun peuter op de zaal aanwezig zijn.
Pedagogische beleid herzien juni 2014
--
18
6
Voorlichting over de peuterwerkplaats en PRAVOO. Ouders vinden het belangrijk om informatie te krijgen over wat er allemaal gebeurt op de peuterwerkplaats. Het kan tevens een informatieve mogelijkheid zijn voor ouders die een kind op de wachtlijst hebben staan.
Pedagogische beleid herzien juni 2014
--
19
12 ONDERSTEUNING VAN DE PEDAGOGISCH MEDEWERKERS De pedagogisch medewerkers worden op een aantal manieren ondersteund bij hun werkzaamheden: 1.
Pedagogisch beleidsplan en werkplan: het geeft weer hoe we kijken naar kinderen en hoe we vanuit deze visie werken binnen onze locaties om zodoende kinderen de kans te geven zich optimaal te ontwikkelen. Bij dit proces hebben de pedagogisch medewerkers ondersteuning van een pedagogisch coach. 2. Handboek: in diverse documenten is vastgelegd hoe groepsleiding omgaat met allerlei situaties. Het team van de peuterwerkplaats stelt pedagogisch werkplan op in samenwerking met de pedagogisch coach. Biedt steun door het scheppen van de juiste randvoorwaarden binnen de kaders van vastgesteld beleid. 3. Collega’s bieden steun aan elkaar door middel van overleg en het geven van advies en raad. 4. Teamoverleg: gemiddeld 4 keer per jaar. Dit is een overleg van de groepsleiding van de betreffende locatie waarbij het groepsproces, het activiteitenaanbod, de ontwikkeling van de kinderen en de samenwerking tussen de pedagogisch medewerkers wordt besproken. 5. Kwaliteitsvergaderingen: gemiddeld 2 keer per jaar waarin onderdelen van) het kwaliteitsbeleid en de uitvoering ervan centraal staat. 6. Clusteroverleg: gemiddeld 4 keer per jaar. Hierin in ruimte voor het bespreken van casussen, verdieping en het bespreken van zorgkinderen. De clusters bestaan uit de teams van de locatie. Pedagogische coach en manager zijn deels aanwezig bij het overleg. 7. Opleiding en training: zowel intern als extern gericht op het vergroten van de vaardigheden van de pedagogisch medewerkers. 8. Observatie: bij twijfel aan de ontwikkeling van een kind of aan de gekozen aanpak van de groepsleiding kan er in beperkte mate beroep gedaan worden op extra personele inzet voor extra observaties. In voorkomende gevallen wordt een orthopedagoog ingezet voor observatie en consultatie. Ook kunnen pedagogisch medewerkers overleggen met de pedagogisch coach. 9. Peutervolgsysteem: het peutervolgsysteem helpt de pedagogisch medewerker bij het methodisch en structureel observeren en signaleren van de ontwikkeling van alle kinderen. Op basis van deze observaties wordt zo nodig en in overleg met de ouders extra ondersteuning gegeven. Hierbij gebruiken de pedagogisch medewerkers de werkwijze zorgkinderen. 10. Overleg met derden: met de wijkverpleegkundigen van de KGZ 0-4 jaar is een aantal keren per jaar overleg mogelijk omtrent kinderen die extra zorgen geven. Zo kan gezamenlijk te zorg of noodzakelijke interventie worden afgestemd. 11. Centrum voor Jeugd en Gezin: zo nodig kan de coördinator van het Centrum voor Jeugd en Gezin om advies gevraagd worden. 12. Ten behoeve een aantal kinderen wordt op de speelzalen samengewerkt met MEE Utrecht, de Amerpoort in het kader van het project “Kinderen in de samenleving” (KIDS) en met logopedisten.
Pedagogische beleid herzien juni 2014
--
20