PEDAGOGISCH BELEID STICHTING KINDEROPVANG PINKELTJESLAND
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD INLEIDING EN LEESWIJZER HOOFDSTUK 1: PEDAGOGISCHE VISIE (blz. 1 t/m 3) 1.1 Het wettelijke kader 1.2 De visie van Pinkeltjesland HOOFDSTUK 2: GROEPEN EN WERKWIJZE (blz. 4) HOOFDSTUK 3: BASISDOEL EMOTIONELE VEILIGHEID (blz. 5 t/m 9) 3.1 Het wat en waarom van emotionele veiligheid 3.2 Hoe werkt Pinkeltjesland aan de emotionele veiligheid in de interactie pedagogisch medewerker-kind? 3.3 Hoe werkt Pinkeltjesland aan de emotionele veiligheid in de binnen- en buitenruimte? 3.4 Hoe werkt Pinkeltjesland aan de emotionele veiligheid van het kind in en met de groep? 3.5 Hoe waarborgt Pinkeltjesland de emotionele veiligheid van het kind bij het organiseren en aanbieden van activiteiten? 3.6 Hoe dragen we bij aan de emotionele veiligheid van het kind door onze omgang met het spelmateriaal? HOOFDSTUK 4: BASISDOELEN PERSOONLIJKE EN SOCIALE COMPETENTIE (blz. 10 t/m 18) 4.1 Het wat en waarom van persoonlijke competentie 4.2 Het wat en waarom van sociale competentie 4.3 Vier ontwikkelingsterreinen 4.4 Hoe werkt Pinkeltjesland aan de ontwikkeling van persoonlijke en sociale competentie in de interactie pedagogisch medewerker-kind? 4.5 Hoe draagt de binnen- en buitenruimte van Pinkeltjesland bij aan de ontwikkeling van persoonlijke en sociale competentie? 4.6 Hoe dragen we in en met de groep zorg voor het ontwikkelen van persoonlijke en sociale competentie? 4.7 Hoe pakken we de activiteiten aan zodat de persoonlijke en sociale competentie van het kind gestimuleerd worden? 4.7 Hoe gaan we om met het spelmateriaal om de ontwikkeling van persoonlijke en sociale competentie te bevorderen? HOOFDSTUK 5: BASISDOEL OVERDRACHT WAARDEN EN NORMEN (blz. 19 t/m 21) 5.1 Het wat en waarom van overdracht van waarden en normen, cultuur 5.2 Hoe dragen wij in de interactie pedagogisch medewerker-kind waarden en normen over? 5.3 Hoe dragen we waarden en normen over in de wijze waarop we de ruimte aanbieden, in de groep, bij de activiteiten en de spelmaterialen?
VOORWOORD
Niet bij papier alleen... Onze wetgever heeft bepaald dat iedere organisatie in de kinderopvang moet beschikken over een pedagogisch beleidsplan waarin de visie van die organisatie op de omgang met kinderen staat beschreven. Dit alles met het doel om te komen tot verantwoorde kinderopvang. Verantwoorde kinderopvang wordt daarbij geformuleerd als: “opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.” Daarbij gelden ouders als de belangenbehartigers van hun kinderen. Het is dan ook vanzelfsprekend dat ouders nauw betrokken zijn bij de vaststelling van het pedagogisch beleid en het toezicht op de uitvoering. De ouderraad van Pinkeltjesland houdt in dat opzicht de vinger aan de pols en heeft samen met de leidinggevende en het bestuur geconstateerd dat het pedagogisch beleidsplan van Pinkeltjesland wel een opknapbeurt kon gebruiken. Enerzijds omdat de vorige versie alweer enkele jaren oud was en anderzijds omdat het nieuwe meerjarenbeleidsplan van Pinkeltjesland daar aanleiding toe gaf. In dat meerjarenbeleidsplan hebben wij onze visie op het belang van verantwoorde kinderopvang opnieuw geformuleerd. Daarbij hebben wij aangegeven dat wij ons vooral willen onderscheiden vanwege onze pedagogische kwaliteiten. Daarom formuleerden wij een visie die een antwoord geeft op de vraag: wie zijn wij en waar staan we voor als organisatie. Die visie is gebaseerd op een aantal kernwaarden die centraal staan in het handelen van iedereen binnen onze organisatie: Respect, vertrouwen, flexibiliteit en betrokkenheid. Het zijn kernbegrippen die elk op hun eigen wijze richting geven aan ons handelen en onze besluitvorming, nu en in de toekomst. Ook in het pedagogisch beleid moeten deze waarden herkenbaar terugkomen. Dat vroeg om een aanpassing van het huidige beleidsplan. Belangrijker nog dan het formuleren van een beleidsplan is om het vervolgens handen en voeten te geven. Een beleidsplan is vooral veel papier en daar worden kinderen niet gelukkiger van. Het is in het contact met anderen dat zij zich ontwikkelen. Daarom is het ook zo belangrijk dat in ons nieuwe pedagogisch beleidsplan beschreven staat hoe wij met de kernwaarden respect, vertrouwen, flexibiliteit en betrokkenheid in het achterhoofd die ontwikkeling vorm geven. Daarbij moet het steeds weer samen met ouders bespreken van de pedagogische visie, de uitgangspunten en het pedagogisch handelen ervoor zorgen dat het niet bij een beleidsplan in de kast blijft, maar dat het ook werkelijk wordt uitgevoerd. Laat met name dat laatste de opdracht zijn voor de komende jaren. Als we er samen in slagen om het pedagogisch beleidsplan echt tot leven te brengen dan is onze missie geslaagd. Een missie om kinderen in staat te stellen zich vanuit een veilige basis zo optimaal mogelijk te ontwikkelen, aangepast aan de ontwikkelingsfasen, mogelijkheden en talenten van elk individueel kind. Ik dank iedereen van harte die een bijdrage heeft geleverd aan dit fraaie document maar roep tegelijkertijd al deze mensen op om het niet te laten bij papier alleen. Fred van der Loo Voorzitter Pinkeltjesland
INLEIDING EN LEESWIJZER Zeggen wat je doet en doen wat je zegt, daar gaat het om. Dat betekent niet dat je klaar bent als het beleid op papier staat. Pedagogisch beleid is een constant proces van verbetering en vernieuwing, een gezamenlijk proces van pedagogisch medewerkers, management, bestuur én ouders. Zo begon in 2006 de vorige versie van ons pedagogisch beleidsplan en zo beginnen we weer. We hebben intussen hard gewerkt. We hebben het landelijke kwaliteitskeurmerk verworven. Ook hebben we een algemeen beleid vastgesteld voor de langere termijn. En we blijven hard werken om onze kwaliteit op niveau te houden. Veel van ons pedagogisch beleid is onveranderd gebleven, maar door er intensief mee te werken hebben we het verder kunnen verdiepen. Door de constante wisselwerking van beleid en praktijk kunnen we nu uitvoeriger dan vier jaar geleden ingaan op onze eigen visie op kinderopvang, die gestuurd wordt door ons geloof in de duurzame samenleving, en laten zien hoe ons ‘groenbeleid’ geworteld is geraakt in al ons handelen. In hoofdstuk 1 leest u over de Wet kinderopvang. Die benoemt de algemene doelstellingen van kinderopvang en de vijf middelen die pedagogisch ingezet worden om die doelen te verwezenlijken. We omschrijven onze eigen specifieke visie op kinderopvang waarmee wij invulling geven aan die pedagogische middelen. In hoofdstuk 2 vindt u een kort overzicht van de groepen en de werkwijze. In de hoofdstukken 3 tot en met 5 staan steeds de wettelijke basisdoelen centraal. We staan eerst stil bij het wat en waarom van het desbetreffende doel en beschrijven daarna hoe wij de pedagogische middelen invullen om dat doel te verwezenlijken.
HOOFDSTUK 1 PEDAGOGISCHE VISIE
1.1 Het wettelijke kader De wet schrijft voor dat elke instelling voor kinderopvang een pedagogisch beleidsplan heeft. De algemene pedagogische doelstellingen zijn vastgelegd in de wet: 1. Emotionele veiligheid: het aanbieden aan kinderen van een gevoel van veiligheid. 2. Gelegenheid geven tot het ontwikkelen van persoonlijke competentie: persoonlijke eigenschappen zoals veerkracht, zelfstandigheid, zelfvertrouwen, flexibiliteit en creativiteit. Het gaat dan om het kind als individu. 3. Gelegenheid geven tot het ontwikkelen van sociale competentie: kennis en vaardigheden zoals het inleven in de ander, duidelijk communiceren, samenwerken, anderen helpen, conflicten voorkomen of oplossen, verantwoordelijkheid voelen en nemen. Het gaat dan om het kind als sociaal wezen. 4. De kans om zich waarden en normen, de ‘cultuur’ van een samenleving eigen te maken. De wet onderscheidt vijf pedagogische middelen om die basisdoelen te verwezenlijken: 1. De interactie pedagogisch medewerker-kind (dus de opstelling van de pedagogisch medewerkers ten opzichte van de kinderen). 2. De fysieke omgeving (hoe wordt de binnen- en buitenruimte ingericht). 3. De groep (vast of flexibel, leeftijdsopbouw en dergelijke). 4. Het activiteitenaanbod (wat voor aanbod, hoe aangeboden). 5. Het spelmateriaal (wat voor materiaal, hoe aangeboden). In haar pedagogisch beleidsplan legt een kindercentrum vast vanuit welke eigen visie ze werkt en hoe ze een eigen invulling geeft aan de verschillende pedagogische middelen om te werken aan de vier algemene doelstellingen.
1.2 De visie van Pinkeltjesland Duurzame samenleving en groenbeleid Wij willen bijdragen aan de totstandkoming van een duurzame samenleving. We geloven dat kinderopvang daarvoor een voorwaarde is. Kinderopvang levert immers een goede bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen en het stelt ouders in staat om de zorg voor kinderen te combineren met andere activiteiten. Dankzij de kinderopvang kunnen mannen en vrouwen zich ontwikkelen en deelnemen aan de samenleving in al haar aspecten. Daarmee is kinderopvang een belangrijke pijler onder sociale duurzaamheid. Verder maakt kinderopvang het mogelijk dat mannen en vrouwen werken, waardoor het een belangrijke pijler is onder de economische duurzaamheid. Een derde pijler onder de duurzame samenleving is de ecologische duurzaamheid. We onderscheiden ons van vele andere kindercentra met ons ‘groenbeleid’: de inzet om kinderen op te voeden tot milieubewuste burgers, de natuurbeheerders van de toekomst. Met alle middelen die ons ten dienste staan brengen wij kinderen in aanraking met de natuur om ons heen. We laten ze de natuur zien, horen, ruiken, proeven en voelen. We leren ze de natuur kennen en hanteren. We doen dat met liefde en respect voor alles wat leeft. Pedagogisch beleid versie 2010
1
Kernwaarden Pinkeltjesland werkt in al haar beleid, en zeker ook in het pedagogisch beleid, vanuit vier algemene kernwaarden: respect, vertrouwen, flexibiliteit en betrokkenheid. Respect en vertrouwen Elk kind is uniek met zijn eigen karakter, mogelijkheden en onmogelijkheden. Natuurlijk stimuleren wij kinderen om zich maximaal te ontplooien, maar wij zullen kinderen niet forceren, ze nooit over hun eigen grenzen heen duwen. Geen wedstrijden bij ons wie het beste is, maar waardering voor ieders eigen manier om iets goed te doen. Wij respecteren de eigenheid van elk kind en leren de kinderen dat het belangrijk is om respect voor de ander te hebben. ‘Behandel de ander zoals die ander zelf graag behandeld wil worden’ is een algemeen devies op Pinkeltjesland. Dat vraagt erom dat je jezelf altijd probeert te verplaatsen in de vraag van de ander en dat je niet alleen uitgaat van je eigen wensen en ideeën. Vertrouwen gaat een stapje verder. Dat draait om respect én het bieden van vrijheid, ook de vrijheid om fouten te maken en daarvan te leren. Het is belangrijk om ook kinderen van jongs af aan vrijheid te geven, maar wel vrijheid binnen gestructureerde grenzen. Het verschuiven van die grenzen gaat stap voor stap. Het begint bij de peuters met kleine, overzichtelijke keuzetaken die ze zelfstandig uitvoeren. Naarmate ze zich verder ontwikkelen worden de taken omvangrijker, verantwoordelijker en complexer. Flexibiliteit en betrokkenheid Geen cultuur van ‘regels zijn regels’ op Pinkeltjesland, maar wel een goed oog voor het waarom van de regels en een bereidheid om oplossingen te zoeken binnen de mogelijkheden die er zijn. Flexibiliteit ten aanzien van kinderen en ouders is voor ons een permanent punt van aandacht. Het is een mentaliteit waarbij steeds de balans gezocht wordt tussen wensen en behoeften aan de ene kant en (organisatorische) haalbaarheid aan de andere kant. We zijn een kleinschalige organisatie. We kennen onze ouders en kinderen en werken vanuit een directe betrokkenheid bij elk van hen. Geen afstandelijke bejegening, maar welgemeende persoonlijke aandacht voor iedereen. Ieder kind welkom We zijn ervan overtuigd dat het waardevol is voor álle kinderen om contact te hebben met kinderen die anders zijn. Kinderen die om wat redenen dan ook extra aandacht nodig hebben, hebben vaak veel baat bij een kinderdagverblijf. Voor de andere kinderen is het bijzonder leerzaam om om te gaan met kinderen die, tijdelijk of voortdurend, minder goed bedeeld zijn. Als het enigszins mogelijk is, is ieder kind bij ons dan ook welkom. Denk bijvoorbeeld aan een kind waarbij gaandeweg blijkt dat zijn ontwikkeling stagneert, of een kind met een beentje in het gips, of een kind dat uitzonderlijk druk is in de groep, of een kind dat ingrijpende emotionele ervaringen heeft opgedaan, of een kind dat astma heeft. Voor ons is het een erezaak om oplossingen te vinden en aanpassingen te treffen. We zullen een kind pas weigeren als duidelijk is dat onze mogelijkheden uitgeput zijn. Wij spannen ons in om onze mogelijkheden uit te breiden voor kinderen met een beperking.
Pedagogisch beleid versie 2010
2
Kwaliteitsopvang Als professionele zorgorganisatie voeren we kwaliteit hoog in het vaandel. De stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector (HKZ) regelt in Nederland de certificering in de verschillende sectoren van zorg en welzijn. In 2009 hebben wij het HKZkeurmerk voor kinderopvang verworven. Wij zijn ons er goed van bewust dat kwaliteit geen momentopname is, maar een permanent proces. In elk teamoverleg van de pedagogisch medewerkers wordt een onderwerp van het pedagogisch beleid aan de orde gesteld en wordt besproken hoe we daaraan invulling geven in de dagelijkse praktijk. Onze pedagogisch medewerkers zijn allen naar behoren geschoold op niveau 3. Wij streven naar een stapje verder: minimaal 1 medewerker per groep op niveau 4. Onze kernwaarden komen ook tot uiting in ons personeelsbeleid. Wij respecteren en vertrouwen onze medewerkers. We geven ze de mogelijkheden, de ondersteuning en de begeleiding om te werken aan het behoud van hun competenties en aan verdere ontwikkeling. We geven ze grote vrijheid en verantwoordelijkheid. We kiezen voor een coachende stijl van leiding geven.
Pedagogisch beleid versie 2010
3
HOOFDSTUK 2 GROEPEN EN WERKWIJZE Pinkeltjesland biedt vaste en flexibele opvang voor hele of halve dagen. Dat betekent dat de samenstelling van de groepen kan wisselen. Geen grote groepen op Pinkeltjesland. Bij een maximale bezetting hebben we: - twee babygroepen met maximaal 9 kinderen en 2 pedagogisch medewerkers - twee dreumes/peutergroepen met maximaal 14 kinderen en 2 pedagogisch medewerkers. Elke groep heeft een eigen ruimte. De dreumesen en peuters worden geplaatst op een van de twee groepen, maar kiezen vaak zelf in welke groep ze gaan spelen of met een activiteit mee doen. Er is een groepje vaste pedagogisch medewerkers voor de baby’s en een groepje vaste pedagogisch medewerkers voor de dreumesen/peuters. Beide groepen bespreken regelmatig de wederwaardigheden van ‘hun’ kinderen.
Pedagogisch beleid versie 2010
4
HOOFDSTUK 3 BASISDOEL EMOTIONELE VEILIGHEID
3.1 Het wat en waarom van emotionele veiligheid Een kind moet zich veilig voelen. Dat is het allereerste basisdoel van de opvoeding van kinderen. Die veiligheid is niet alleen nodig voor het welbevinden van het kind, maar ook voor alle andere pedagogische doelen. Een kind dat zich veilig en geborgen weet ziet de wereld met vertrouwen tegemoet. Het heeft een innerlijke drang om die wereld te ontdekken en zich te ontwikkelen. Een kind dat zich onveilig voelt, wordt geblokkeerd in zijn ontwikkelingsmogelijkheden. Een gevoel van veiligheid wordt in de kinderopvang vooral tot stand gebracht door: 1. Vaste, vertrouwde pedagogisch medewerkers die een goede gevoelsband kunnen opbouwen met de kinderen. 2. (Vanaf het tweede levensjaar) de aanwezigheid van bekende leeftijdsgenootjes waarmee de kinderen zich verbonden kunnen voelen. 3. Een prettige inrichting van de fysieke omgeving.
3.2 Hoe werkt Pinkeltjesland aan de emotionele veiligheid in de interactie pedagogisch medewerker-kind? Vaste pedagogisch medewerkers We hebben vaste pedagogisch medewerkers voor de twee babygroepen en vaste pedagogisch medewerkers voor de twee dreumes- en peutergroepen. De kinderen en pedagogisch medewerkers raken zo snel vertrouwd met elkaar. Met een goed personeelsbeleid binden we de pedagogisch medewerkers aan Pinkeltjesland, zodat er weinig verloop is. Diversiteit pedagogisch medewerkers We streven naar een diversiteit van pedagogisch medewerkers als het gaat om leeftijd, eigenheid en culturele achtergrond. Graag zouden we vrouwen én mannen aanstellen, maar dat is voorlopig nog onhaalbaar. De diversiteit van pedagogisch medewerkers bevestigt voor het kind dat er ruimte is voor verschillen. Sensitieve pedagogisch medewerkers: gevoel voor de eigenheid van elk kind We vinden het van het allergrootste belang dat de pedagogisch medewerkers sensitief zijn, gevoelig voor de eigenheid van elk kind, in staat om aan te sluiten op de persoonlijke gevoelens en ervaringen van het kind, in staat om het kind positief te begeleiden. Onze pedagogisch medewerkers herkennen de signalen die een kind afgeeft en kunnen inschatten wanneer een kind wel of niet behoefte heeft aan aandacht. Ze maken contact met alle kinderen in hun groep, zowel verbaal, door te praten, als non-verbaal. Bij non-verbaal contact kun je bijvoorbeeld denken aan aanraking (zoals een knuffel), aan lichaamstaal (zoals uitgespreide armen of een vrolijke gezichtsuitdrukking) en aan de toon van de stem. Kinderen die dat prettig vinden worden vaak op schoot genomen en geknuffeld. Kinderen die lichamelijk contact afweren, worden anders benaderd. Dan zal de pedagogisch medewerker non-verbaal aan het kind duidelijk maken dat het welkom is. Natuurlijk worden kinderen gestimuleerd om mee te doen met de groep en zich te ontwikkelen, maar een verlegen kind hoeft niet op een stoel te gaan staan en een druk kind wordt niet gedwongen een hele poos stil te zitten. Elk kind wordt gerespecteerd in zijn eigenheid. Pedagogisch beleid versie 2010
5
Responsieve pedagogisch medewerkers: reageren op de kinderen Onze pedagogisch medewerkers laten de kinderen merken dat ze hen zien, ze tonen begrip voor hen en laten hen merken dat ze welkom zijn. Bij de baby’s gebeurt dat vooral nonverbaal. Met de dreumesen en peuters wordt veel gesproken. Als niet helemaal duidelijk is wat een kind bedoelt, dan verwoordt de pedagogisch medewerker wat ze denkt dat bedoeld wordt en vraagt aan het kind of dat klopt. Als helemaal onduidelijk is wat een kind bedoelt, probeert de pedagogisch medewerker dat met gerichte vragen duidelijk te krijgen. De pedagogisch medewerkers zorgen ervoor dat elk kind evenveel aandacht krijgt. Er worden geen kinderen vergeten of voorgetrokken. De pedagogisch medewerker toont geen voorkeuren of antipathieën. Begeleiding emoties kinderen Kinderen mogen bij ons kind zijn. Ze hoeven zich niet te gedragen als kleine volwassenen die hun gevoelens onder controle hebben. We vinden het juist belangrijk dat ze hun gevoelens uiten. Onze pedagogisch medewerkers ondersteunen hen bij de verwerking ervan. Ontspannen sfeer, klimaat van respect, vertrouwen, flexibiliteit en betrokkenheid Belangrijk voor het gevoel van veiligheid is een ontspannen sfeer. Op Pinkeltjesland werken we daaraan in een klimaat waarin onze kernwaarden tot uitdrukking komen: respect, vertrouwen, flexibiliteit en betrokkenheid. De pedagogisch medewerkers geven het goede voorbeeld en vragen dezelfde opstelling van de kinderen. Bijdragen aan een positief zelfbeeld Onze pedagogisch medewerkers zijn zich goed bewust van de invloed die ze hebben op het zelfbeeld van de kinderen. Met gerichte, positieve aandacht leveren ze een bijdrage aan een positief zelfbeeld. Duidelijke regels/ grenzen stellen Het gedrag van het ene kind kan niet ten koste gaan van de veiligheid van het andere kind. We hanteren regels en stellen grenzen om de veiligheid en de leefbaarheid in de groep te garanderen. We vinden het bijvoorbeeld niet goed als kinderen anderen uitschelden, spugen of pijn doen. De pedagogisch medewerkers geven met hun goede voorbeeld de kinderen houvast bij het naleven van de regels. Als de grenzen overschreden worden, wordt daar afhankelijk van de situatie op gereageerd met positieve aandacht. Straffen komt nauwelijks voor. Vaste dagindeling en rituelen De pedagogisch medewerkers bieden de groep een dagprogramma met vaste rituelen. Zo verloopt het afscheid nemen van de ouders steeds volgens hetzelfde patroon. Het programma biedt het kind structuur en draagt daarmee bij aan het gevoel van geborgenheid. Informatie-uitwisseling met de ouders Een goede informatie-uitwisseling met de ouders is van groot belang om veiligheid te creëren voor het kind. Als de ouders geen vertrouwen hebben in het dagverblijf, zal het kind zich minder veilig voelen. Als pedagogisch medewerkers en ouders niet van elkaar weten wat voor bijzondere dingen er spelen, kunnen ze niet inspelen op de persoonlijke ervaringen van het kind. Zo kunnen de pedagogisch medewerkers bijvoorbeeld aandacht besteden aan de geboorte van een nieuw broertje of zusje of doorvragen naar vakantieverhalen. Als een kind in een moeilijke emotionele periode zit, bijvoorbeeld scheidingsangst of de koppigheidsfase, dan zullen pedagogisch medewerkers en ouders met elkaar afstemmen hoe ze daarmee omgaan.
Pedagogisch beleid versie 2010
6
Het brengen en halen van een kind is een duidelijk moment waarop informatie kan worden uitgewisseld. Bij de babygroep houden de pedagogisch medewerkers voor elk kind een schriftje bij. Bij de peuters en dreumesen staat alle informatie over activiteiten en bijzonderheden op het witte mededelingenbord. Tijdens ouderavonden en 10 minutengesprekken kan dieper ingegaan worden op zaken. Als een kind ongeveer 20 maanden oud is, vindt er overleg plaats tussen de pedagogisch medewerker, het hoofd en de ouders over het moment waarop een kind overgaat van de babygroep naar de dreumesgroep. De ouders worden uitgenodigd voor een kennismakingsgesprek op de dreumesgroep en kunnen na 6 tot 8 weken gebruik maken van de mogelijkheid om een evaluatiegesprek te voeren. Overigens kunnen ouders altijd een afspraak maken met de pedagogisch medewerker voor een gesprek.
3.3 Hoe werkt Pinkeltjesland aan de emotionele veiligheid in de binnen- en buitenruimte? Eigen vertrouwde groepsruimte Pinkeltjesland is een klein kinderdagverblijf met een huiselijke atmosfeer. Elke groep heeft een eigen vertrouwde ruimte. Die is licht, met warme en vrolijke kleuren en heeft een aangename akoestiek. Voor de dreumesen en peuters zijn de ruimtes overzichtelijk ingericht met verschillende functies. Het is duidelijk dat ze aan tafel bezig kunnen zijn of op de grond, dat ze uit de open kasten zelf speelgoed en materialen mogen nemen, dat ze op verschillende plekken op verschillende manieren bezig kunnen zijn (keukenhoek, poppenhoek). Er is een bankje waar ze rustig een boekje kunnen bekijken. De ruimtes bieden mogelijkheden om met de hele groep bezig te zijn, met een klein groepje of alleen. Ook is er gelegenheid voor een kind om zich even terug te trekken. Er speelt geen radio in de groepsruimtes. Dat vinden we onnodig en ongewenst. Buitenruimte Twee speelruimtes buiten zijn omheind. De ene is voor de gezamenlijke babygroepen en de andere voor de gezamenlijke peuter/dreumesgroepen. De ruimtes zijn aangenaam ingericht met gras en een zandbak, en bieden volop speelmogelijkheden en ligt midden in het groen. Er is veel ruimte om te bewegen. Maar er zijn ook diverse mogelijkheden voor kinderen om zich even terug te trekken, achter de bergruimte of in het houten treintje bijvoorbeeld, of even uitrusten in een hangmat. Daarnaast is er nog een extra buitenruimte met een omgevallen boom, een hut van wilgentakken en de moestuin waarin we groente, fruit, aardappelen en kruiden kweken. Dat doen we samen met de kinderen zodat ze buiten het genieten van het buiten bezig zijn, ook leren hoe eten groeit. Buiten de buitenruimte Buiten de buitenruimte is er anderhalve hectare bos en groen met een dierenweide, een kinderboerderij en een ontdektuin, waar we regelmatig heengaan. De kinderen raken vertrouwd met de dieren en de tuin.
Pedagogisch beleid versie 2010
7
3.4 Hoe werkt Pinkeltjesland aan de emotionele veiligheid van het kind in en met de groep? De groep als vertrouwde omgeving Hoewel de groepen geen vaste samenstelling hebben, we bieden immers ook flexibele opvang, zorgt de kleinschaligheid ervoor dat de groep een vertrouwde omgeving vormt. We hebben goed oog voor de vriendschappen die kinderen met elkaar aangaan en houden daar rekening mee bij de samenstelling van de groepen. Ook als we bij activiteiten kleinere groepjes vormen, houden we daar bewust rekening mee. Jezelf zijn binnen de groep Kinderen worden binnen de groep in hun eigen waarde gelaten. Ze worden niet geforceerd. Wel worden ze gestimuleerd zichzelf te manifesteren. Zo worden de peuters als ze aan tafel zitten regelmatig uitgenodigd om iets over hun belevenissen te vertellen, terwijl van de anderen aandacht gevraagd wordt om daarnaar te luisteren. Ruimte voor experimenteren De pedagogisch medewerkers laten de kinderen zo veel mogelijk ruimte om te experimenteren. Ze grijpen zo weinig mogelijk in. Ze zorgen wel dat er geen gevaarlijke situaties ontstaan. De pedagogisch medewerker is duidelijk aanwezig en toont zich geïnteresseerd in de bezigheden van de kinderen. Ze stimuleert ze om op positieve wijze met elkaar om te gaan.
3.5 Hoe waarborgt Pinkeltjesland de emotionele veiligheid van het kind bij het organiseren en aanbieden van activiteiten? Vast dagprogramma De baby’s hebben natuurlijk een individueel dagprogramma, maar voor de dreumesen en peuters verloopt elke dag volgens een vast programma met een afwisseling van rust en actie en een afwisseling van begeleid spel en vrij spel. Bij binnenkomst kunnen de dreumesen en peuters zich uitleven in vrij spel. Daarna volgt een rustmoment. Vervolgens kunnen de kinderen hun energie weer kwijt in vrij of begeleid spel. Halverwege de ochtend is er opnieuw een rustmoment voor de hele groep: samen aan tafel eten of drinken, zingen, kleien, een boekje bekijken of iets dergelijks. Daarna kunnen ze weer bewegen, vaak is dat buiten spelen. De middag kent een zelfde soort afwisseling. Het dagprogramma is geen keurslijf. Als de kinderen zich moeilijk kunnen concentreren, zullen ze korter aan tafel blijven dan als het erg gezellig is. Als de kinderen geconcentreerd opgaan in hun eigen spel, wordt dat niet onderbroken omdat er misschien een groepactiviteit op het programma stond. Het dagprogramma is zeker ook geen sleur. Door steeds langdurig met thema’s aan de slag te gaan, zorgen we voor verrassing, afwisseling en uitdaging. Bijzondere gebeurtenissen, denk aan verjaardagen of de komst van een nieuw kind of het vieren van Sinterklaas, worden met hun eigen rituelen ingepast in het programma. Ruimte voor vrije keuze Naast de groepsactiviteiten bevat het dagprogramma steeds perioden dat het kind zelf kiest wat het doet en met wie.
Pedagogisch beleid versie 2010
8
3.6 Hoe dragen we bij aan de emotionele veiligheid van het kind door onze omgang met het spelmateriaal? Overzichtelijk aanbod Een groot deel van het spelmateriaal ligt in open kasten. Bij de babygroepen bieden de pedagogisch medewerkers vaak bewust bepaald speelgoed aan. De dreumesen en peuters kunnen zelf kiezen waarmee ze willen spelen. De peuters ruimen zelf mee op voordat ze weer aan tafel gaan. Multifunctioneel speelgoed We hechten belang aan multifunctioneel speelgoed dat kinderen uitdaagt om zelf de spelmogelijkheden ervan te ontdekken. Vaak bieden we natuurlijke materialen aan om mee te spelen, zoals takjes en gevallen bladeren.We bieden geen speelgoedwapens aan. Als kinderen met duplo ‘pauw, pauw, pauw’ gaan roepen, proberen we het spel om te vormen. We maken er geen zwaar punt van. Meestal associëren de kinderen dit spel immers niet met elkaar pijn doen. Steun van de pedagogisch medewerkers De pedagogisch medewerkers begeleiden het kind bij de keuze van en de omgang met speelgoed zonder te veel of onnodig te sturen. Ze prikkelen ze, stellen zich positief op tegenover de nieuwsgierigheid van de kinderen en remmen ze niet af, tenzij daar dringende redenen voor zijn.
Pedagogisch beleid versie 2010
9
HOOFDSTUK 4 BASISDOELEN PERSOONLIJKE EN SOCIALE COMPETENTIE
4.1 Het wat en waarom van persoonlijke competentie Een competent persoon is iemand die grip heeft op zijn eigen leven. Zo iemand kan zich aanpassen aan veranderende omstandigheden en weet op een goede manier de problemen aan te pakken die op zijn weg komen. Met persoonlijke competentie bedoelen we de persoonskenmerken die daarvoor nodig zijn. Het gaat om eigenschappen als veerkracht, zelfstandigheid, zelfvertrouwen, flexibiliteit en creativiteit. We hebben het hier over eigenschappen van het individuele kind. Door middel van onderzoek en spel ontwikkelt een kind persoonlijke competentie. Jonge kinderen die zich veilig voelen, hebben een natuurlijke drang om de wereld te onderzoeken. Ze ontdekken nieuwe mogelijkheden, oefenen die, brengen variatie aan en verbetering. Dit gebeurt voor een groot deel in het spel. De kwaliteit van onderzoek en spel bepaalt dan ook in hoge mate de kwaliteit van de latere persoonlijke competenties. Deze kwaliteit wordt vooral bevorderd door de volgende drie factoren: 1. De fysieke omgeving en het aanbod van materialen en activiteiten. Deze moeten niet alleen veiligheid bieden, maar ook voldoende stimulans en uitdaging. Jonge kinderen ontwikkelen zich vooral via motorisch spel. Naarmate ze ouder worden, worden andere soorten spel ook belangrijk naast de zinvolle groepsactiviteiten en de contacten met de wereld buiten het kinderdagverblijf. 2. De vaardigheden van de pedagogisch medewerkers De pedagogisch medewerkers spelen een belangrijke rol bij het uitlokken en begeleiden van spel. Het is zaak dat ze goed aansluiten bij de mogelijkheden en interesse van het kind bij het aanbieden van materialen en activiteiten. En het is van belang dat ze het spel begeleiden, eventueel verrijken, zonder het kind het initiatief uit handen te nemen. De pedagogisch medewerker helpt het kind zo met het opbouwen van kennis, vaardigheden en betekenis. Ze helpt het kind om de eigen grenzen te verleggen en steeds een stapje verder te komen. 3. De aanwezigheid van bekende leeftijdsgenoten Als kinderen elkaar beter kennen, spelen ze meer samen en krijgt hun spel meer kwaliteit. De aanwezigheid van bekende leeftijdsgenoten is daarom van groot belang voor de ontwikkeling van persoonlijke competentie.
4.2 Het wat en waarom van sociale competentie We noemen iemand ‘sociaal competent’ als hij als hij goed uit de voeten kan met anderen in allerlei situaties. Het gaat dan om een groot scala van kennis en vaardigheden. Voorbeelden zijn: je inleven in de ander, duidelijk communiceren, samenwerken, anderen helpen, conflicten voorkomen of oplossen, verantwoordelijkheid voelen en nemen. De kinderopvang is bij uitstek de plek waar kinderen zich sociaal ontwikkelen. Ze hebben er immers steeds te maken met de groep. Kinderen die al jong negatieve ervaringen opdoen in de omgang met andere kinderen lopen risico agressief te worden of juist erg teruggetrokken.
Pedagogisch beleid versie 2010
10
Daarom is het van zeer wezenlijk belang dat de pedagogisch medewerker het contact tussen de kinderen onderling in goede banen leidt. Kinderen die van jongs af aan positieve ervaringen opdoen in de groep leggen een uitstekende basis voor hun latere sociale competentie. Vertrouwde pedagogisch medewerkers en bekende leeftijdsgenootjes bevorderen gevoelens van veiligheid, verbondenheid en sociale verantwoordelijkheid en daarmee de ontwikkeling van sociale competentie.
4.3 Vijf ontwikkelingsgebieden Een kind ontwikkelt zijn persoonlijke en sociale competentie op diverse gebieden. Wij onderscheiden de motorische ontwikkeling, de verbale ontwikkeling, de cognitieve, de sociaal-emotionele en de creatieve ontwikkeling. We streven naar een evenwichtige ontwikkeling op deze gebieden. Motorisch De motorische ontwikkeling is de ontwikkeling van controle over de spieren. Jonge kinderen ontwikkelen hun persoonlijke en sociale competentie vooral via de motoriek. Een baby van vier weken zal pogingen doen om zijn hoofd op te tillen. Later probeert het kind om te rollen en te grijpen naar speelgoed. Daarna gaat het zitten, kruipen en lopen. Bij de motorische ontwikkeling onderscheiden we de grove motoriek, (kruipen, lopen, rennen), de fijne motoriek (nodig voor knippen, plakken, tekenen) en de mondmotoriek (nodig om te praten). Een kind ontwikkelt zijn motoriek door dingen zélf te doen. De voornaamste rol van het dagverblijf is zorg dragen voor de nodige bewegingsruimte en het kind uit te dagen tot beweging. Verbaal De verbale ontwikkeling is de ontwikkeling van taalvaardigheid. We hebben het dan over taal in ruime zin: niet alleen de woorden en zinnen, maar ook de gezichtsuitdrukkingen en de gebaren die mensen gebruiken om te communiceren. De eerste zeven levensjaren zijn cruciaal voor de verbale ontwikkeling. Het begint met luisteren naar geluiden en ontdekken dat die betekenis kunnen hebben. Tussen de één en drieëneenhalf jaar gaan kinderen zelf woorden zeggen en zinnen vormen. Door te oefenen met luisteren, bewegen van de mond en zelf te praten ontwikkelt het kind zijn verbale mogelijkheden. Het is zaak dat pedagogisch medewerkers veel met de kinderen praten en de kinderen stimuleren om onderling veel praten. Cognitief De cognitieve ontwikkeling is de verstandelijke ontwikkeling. Deze is afhankelijk van motorische vaardigheden en zintuiglijke ervaringen. Een kind ontwikkelt zich door te voelen, zien, horen, ruiken en proeven. Door een voorwerp vast te grijpen, leert het dat voorwerp kennen. In een later stadium leert het de begrippen waarmee het zijn kennis kan ordenen en er betekenis aan kan ontlenen. Zo leert het dat zijn knuffelbeertje behoort tot de ‘verzamelcategorie’ speelgoed. Denk ook aan begrippen als boven-onder en voor-achter en de ontwikkeling van tijdsbesef. Een kind ontwikkelt dit soort vaardigheden stapje voor stapje. Het is van groot belang dat de pedagogisch medewerker steeds aansluit bij de mogelijkheden en interesses van dat moment.
Pedagogisch beleid versie 2010
11
Sociaal-emotioneel De sociaal-emotionele ontwikkeling betreft de vaardigheid om eigen gevoelens en gevoelens van anderen te herkennen en hanteren. Een kind dat merkt dat zijn verdriet of boosheid herkend en gerespecteerd wordt, zal durven experimenteren met manieren om zich te uiten. Het zal ook makkelijker de gevoelens van anderen herkennen en makkelijker durven experimenteren met reacties op andermans gevoel. Creatief De creatieve ontwikkeling is de ontwikkeling van vaardigheden om zichzelf uit te drukken, niet alleen met taal en gebaren, maar ook met andere middelen. Denk bijvoorbeeld aan kleien en tekenen. Het kind ontwikkelt zijn mogelijkheden door te experimenteren met al die middelen en materialen en het plezier ervan te ervaren.
4.4 Hoe werkt Pinkeltjesland aan de ontwikkeling van persoonlijke en sociale competentie in de interactie pedagogisch medewerker-kind Bijdragen aan een positief zelfbeeld Onze pedagogisch medewerkers zijn zich goed bewust van de invloed die ze hebben op het zelfbeeld van de kinderen. Een positief zelfbeeld is nodig voor het ontwikkelen van persoonlijke en sociale competentie. De pedagogisch medewerkers kijken naar het niveau van het kind: wat kan het al wel en wat nog niet? Ze stimuleren het kind om zich verder te ontwikkelen vanuit de mogelijkheden die het kind op dat moment heeft. Ze moedigen het kind aan en geven het complimentjes als het dingen goed doet (ook al zou het kind dat al lang ‘moeten’ kunnen op die leeftijd). Een complimentje kan uitgesproken worden, maar kan ook de vorm hebben van een knipoog of een aai over de bol. Door negatieve aandacht zoveel mogelijk te vermijden levert de pedagogisch medewerker een bijdrage aan het zelfvertrouwen van het kind. Als kinderen negatieve aandacht vragen, zal de pedagogisch medewerker proberen te achterhalen wat er aan de hand is, zodat ze kan proberen het gedrag om te buigen en positieve aandacht kan geven. Als een paar kinderen te druk worden zal ze bijvoorbeeld niet boos worden, maar het spel proberen om te vormen: ‘Allemaal heel hard stampen, als olifanten. Dat kunnen jullie goed zeg! En nu als hele kleine muisjes...’ . De pedagogisch medewerkers zijn er alert op dat ze geen dubbele signalen geven aan de kinderen. Wat ze tegen een kind zeggen, dat menen ze ook en dat stralen ze uit. Dus niet met een vriendelijke stem zeggen dat je iets prima vindt terwijl je met je hele lichaam boosheid uitdrukt. Dubbele signalen zijn verwarrend en kunnen het zelfvertrouwen van een kind ondermijnen. Samen met een kind bezig zijn en grenzen ontdekken en verleggen Onze pedagogisch medewerkers bevorderen de persoonlijke en sociale competentie van de kinderen door samen met ze bezig te zijn. Ze hebben oog voor het kind als individu en voor het kind als lid van de groep. Met een prikkelend aanbod van spelmaterialen en activiteiten stimuleren ze het kind om nieuwe dingen te onderzoeken. Door het kind bewust te observeren weet een pedagogisch medewerker wat het wel en niet kan, wil en durft. Ze helpt het om de eigen grenzen te verleggen, altijd zonder het te forceren. Ze heeft oog voor de leermomenten van een kind. Ze zal een kind dat op ontdekkingstocht is niet nodeloos afremmen. Ze geeft ieder kind de ruimte en tijd die het nodig heeft om zich vaardigheden bij te brengen. Ze zoekt mogelijkheden om dingen stap voor stap te leren. Als een kind bijvoorbeeld bezig is te leren om zelf zijn jasje aan te trekken, dan is het aantrekken van één mouw al een hele prestatie.
Pedagogisch beleid versie 2010
12
Sociaal-emotionele ontwikkeling Begeleiding emoties kinderen Kinderen worden nooit uitgelachen om hun emoties. De redenen van hun angst of boosheid worden nooit gebagatelliseerd. Kinderen mogen huilen en schreeuwen, stampen en juichen. De pedagogisch medewerkers houden wél in de gaten dat andere kinderen niet gestoord of gekwetst worden door heftige emoties. De pedagogisch medewerker zal een boos of verdrietig kind laten merken dat ze het ziet, dat ze het accepteert en begrijpt. Een huilende peuter mag best even huilen en zal niet meteen afgeleid worden. Als hij even gehuild heeft, zal de pedagogisch medewerker hem wel afleiden of troosten. Een boos kind, dat contact afweert, wordt even met rust gelaten voordat er toenadering gezocht wordt. De pedagogisch medewerker is een klankbord voor het kind. Bij peuters zal ze verwoorden wat er gebeurt (‘ Ik zie dat jij vrolijk bent’) zodat het kind zich begrepen voelt. Ze zal de emotie van het kind nooit veroordelen. Dus wel ‘Vind je het erg dat papa weggaat?’, maar nooit ‘Grote kinderen huilen niet’. Als kinderen een conflict(je) hebben leggen de pedagogisch medewerkers uit hoe het ook ánders kan. Op een later moment verduidelijken de pedagogisch medewerkers de situatie voor het kind met een verhaaltje of spelletje. Ruimte voor experiment/ stimuleren van sociale contacten De pedagogisch medewerkers laten de kinderen zo veel mogelijk ruimte om te experimenteren met sociale contacten. Ze grijpen zo weinig mogelijk in. De pedagogisch medewerker is wel duidelijk aanwezig en toont zich geïnteresseerd in de bezigheden van de kinderen. Ze stimuleert ze om op positieve wijze met elkaar om te gaan. Ze begeleidt de emoties die ontstaan in het onderlinge contact. Ze heeft oog voor de relaties die tussen de kinderen ontstaan en respecteert die. Er mag best wel eens een beetje geruzie zijn, als het de algemene sfeer maar niet te veel bederft. Als dat dreigt te gebeuren, zal de pedagogisch medewerker sturing geven aan het spel om een echte ruzie te voorkomen. Dreigt er alsnog een conflict te ontstaan dan probeert de pedagogisch medewerker dit samen met de kinderen op te lossen. Steeds opnieuw maakt de pedagogisch medewerker duidelijk dat conflicten het beste aangepakt kunnen worden door te praten en compromissen te sluiten. We leren de kinderen spelenderwijs dat waarden als tolerantie en verdraagzaamheid belangrijk zijn. Relaties tussen kinderen respecteren en in goede banen leiden Onze pedagogisch medewerkers respecteren de relaties die ontstaan tussen de kinderen. Kinderen krijgen de ruimte om hun vriendschappen te ervaren, ervan te genieten, ze uit te bouwen. De pedagogisch medewerkers vragen wel van ze dat ze geen andere kinderen buitensluiten. Kinderen mogen een hekel aan elkaar hebben, maar moeten elkaar wel tolereren en respecteren. Kinderen mogen experimenteren en er mag wel eens ruzie gemaakt worden, maar de pedagogisch medewerkers zullen situaties bijsturen als de emotionele veiligheid van een kind serieus in het gedrang komt. Motorische ontwikkeling De pedagogisch medewerkers stimuleren de motorische ontwikkeling door het kind letterlijk en figuurlijk de ruimte te geven en door het gerichte materialen en activiteiten aan te bieden die uitdagen tot beweging. En natuurlijk door veel positieve aandacht te geven aan het bewegende kind.
Pedagogisch beleid versie 2010
13
Verbale ontwikkeling De pedagogisch medewerker praat regelmatig tegen en met het kind. Ze zorgt daarbij voor veel oogcontact, een duidelijke gezichtsuitdrukking en veel gebaren. Ze benoemt de dingen die ze tegenkomt, zeker ook buiten in de natuur: de paddenstoelen, de eikels, de vlinders, de torretjes etcetera. Wanneer een kind zijn eerste woordjes gaat zeggen, reageert ze daar positief op. Ze ‘vertaalt’ wat het kind wil zeggen zonder te corrigeren. Als het kind bijvoorbeeld ‘dink’ zegt, vraagt de pedagogisch medewerker ‘ Wil je wat drinken?’ De pedagogisch medewerker gebruikt gewone spreektaal. Ze vermijdt moeilijke zinnen en moeilijke woorden. Ze stimuleert de kinderen ook om met elkaar te praten. Cognitieve ontwikkeling Ze stimuleert de cognitieve ontwikkeling door een prikkelend aanbod van activiteiten en materialen en veel positieve aandacht. Ze zal daarbij regelmatig dingen aanwijzen en benoemen, bijvoorbeeld voorwerpen of lichaamsdelen. Ook begrippen als ‘hard-zacht’, ‘boven-onder’, ‘naast’ en ‘tussen‘, ‘voor en na’ en ‘voor en achter’, ‘warm en koud’ worden geoefend. Ze stimuleert het grotere kind te vertellen wat het heeft meegemaakt. Ze betrekt het bij eenvoudige beslissingen, zodat het zich bewust wordt van keuzemogelijkheden. Met ons ‘groenbeleid’ zetten we een speciaal stempel op de cognitieve ontwikkeling. Heel veel van de activiteiten en materialen die we aanbieden en de zaken die we benoemen, hebben betrekking op de natuur. Creatieve ontwikkeling Door het aanbieden van materialen en activiteiten en door haar positieve aandacht stimuleert de pedagogisch medewerker de creatieve ontwikkeling. We vinden het belangrijk dat het kind de vreugde ervaart van iets dat het, alleen of samen, gemaakt heeft. Overigens is het resultaat geen doel op zich. Het gaat erom dat het kind materialen en technieken leert kennen en gaat gebruiken om zichzelf uit te drukken. Ook hierbij speelt ons ‘groenbeleid’een grote rol. Bij ons worden prachtige plakwerkjes gemaakt met gras en madeliefjes…
4.5 Hoe draagt de binnen- en buitenruimte van Pinkeltjesland bij aan de ontwikkeling van persoonlijke en sociale competentie? Bewegingsruimte bieden Zowel binnen als in de buitenruimte als in het bos vinden kinderen veel bewegingsruimte. Zeker bij de baby’s zijn de pedagogisch medewerkers zich erg bewust van hun stimulerende rol. Ze zoeken steeds naar manieren om de kinderen te prikkelen. Zo kan bijvoorbeeld een spiegel op de vloer van de babyruimte voor grote verrassingen zorgen, net zoals het voelen en ruiken van het loof van worteltjes. We hebben de ‘kruiptunnel’ voor de kleintjes, die in gang staat of op de groep.) Sommige baby’s willen niet te veel prikkels. De pedagogisch medewerkers zijn daar alert op en spelen bewust in op de behoeften van het kind. Groepsruimte Met zijn vrije speelruimte, zijn tafel en stoelen en zijn themahoeken biedt de groepsruimte de mogelijkheid voor gevarieerde spelervaringen. Daarbij leren de kinderen wat veilig en onveilig is en wat gepast en ongepast gedrag is. Er is bijvoorbeeld een regel dat je niet op de tafels, de vensterbanken en dergelijke mag staan, omdat dat onveilig en ongepast is. Overigens kan er best eens een bijzondere situatie zijn waarbij een kind wel op tafel mag staan. Dan zal de pedagogisch medewerker uitleggen dat regels ook uitzonderingen kennen.
Pedagogisch beleid versie 2010
14
We vinden het van belang dat er veel gesproken wordt met elkaar en veel geluisterd naar elkaar. Constante ruis, zoals het geluid van muziek op de achtergrond, vermijden we. De thema’s waarmee we bezig zijn zorgen ervoor dat de inrichting van de groepsruimte ook veel wisselende en verrassende elementen heeft. We brengen vaak de natuur binnen in de groepsruimte, op allerlei manieren. We kijken bijvoorbeeld hoe de zelfgevangen kikkervisjes zich in hun bakje stap voor stap ontwikkelen tot echte kikkers. We hebben er bewust voor gekozen dat je vanuit elke ruimte naar buiten kunt kijken. Ook zo brengen we de natuur naar binnen… Buitenruimte Buiten leren de kinderen dat ze bij het hek op elkaar moeten wachten, omdat ze elkaar anders kunnen bezeren. En bij het fietsen moeten ze goed oppassen dat ze elkaar niet omver rijden. Natuurlijk gebeuren er van tijd tot tijd kleine ongelukjes. De pedagogisch medewerkers grijpen die aan om de kinderen inzicht te geven in de risico’s en hun verantwoordelijkheid voor elkaar. Soms kan dat ter plekke. Soms is het beter om later op de gebeurtenis terug te komen. Naast de omheinde speelruimtes beschikken we achter het gebouw over de ontdektuin en de moestuin waar we samen met de kinderen zaaien, gewassen verzorgen en oogsten. Er staat ee echte wilgenhut voor de groteren. We staan open voor nieuwe ideeën, waardoor er ook regelmatig dingen veranderen aan de buitenruimte.
4.6 Hoe dragen we in en met de groep zorg voor het ontwikkelen van persoonlijke en sociale competentie? Vaste momenten van aandacht In de dagprogramma’s voor dreumesen en peuters zijn vaste momenten ingebouwd, bijvoorbeeld tijdens het eten en drinken, waarin er ruimte en aandacht is voor elk individueel kind. Elk kind kan zo ervaren dat het een gewaardeerd lid is van de groep en dat het zichzelf mag zijn. Elk kind ervaart ook wat het betekent om aandacht te geven aan een ander, zich in de ander in te leven. Spelen met eigen vriendjes Vriendschappen tussen kinderen worden serieus genomen. Het dagprogramma biedt volop vrije ruimte om te spelen met eigen vriendjes. Als er bij de activiteiten met kleinere groepjes gewerkt wordt, wordt bij de indeling rekening gehouden met de wensen van de kinderen. Dat wil niet zeggen dat kinderen elkaar buiten mogen sluiten. Er geldt een regel dat alle kinderen mogen meespelen met andere kinderen. Groepsactiviteiten Tijdens de groepsactiviteiten leren de kinderen sociaal gedrag, bijvoorbeeld op elkaar wachten (want de ander is bijvoorbeeld bezig met de lijmpot), samen iets delen (bijvoorbeeld kleurpotloden), aandacht geven aan elkaar (bijvoorbeeld luisteren naar elkaar). Ze worden gestimuleerd om zich te uiten en met elkaar te communiceren. Aan tafel leren ze zich te concentreren en rustig te blijven zitten op hun stoeltje of bank, maar ze hoeven niet onnodig lang te blijven zitten als ze daar moeite mee hebben. Bij de baby’s wordt bewust onderscheid gemaakt tussen vrij spelen en begeleid spelen.
Pedagogisch beleid versie 2010
15
De groep als leeromgeving Het kind leert om binnen de groep om te gaan met wensen en gevoelens van zichzelf en van anderen, om zichzelf te laten zien en om conflicten te hanteren. Bij dat leerproces is er volop ruimte voor experiment. Het kind komt erachter hoe het bepaalde reacties uitlokt met bepaald gedrag. De pedagogisch medewerker grijpt niet direct in als er ruzie dreigt, maar toont wel interesse. Ze ondersteunt het kind in het leerproces en helpt het kind een positief zelfbeeld op te bouwen.
4.7 Hoe pakken we de activiteiten aan zodat de persoonlijke en sociale competenties van het kind gestimuleerd worden? Om een evenwichtige ontwikkeling te stimuleren, bieden we activiteiten aan die de motorische, verbale, cognitieve en creatieve ontwikkeling stimuleren. We gaan daarbij regelmatig het bos in, waar de kinderen in aanraking komen met de buitenwereld. De vaste activiteiten zorgen voor regelmaat en veiligheid. Daarnaast worden activiteiten aangeboden die nieuwe ontdekkingen en leermomenten mogelijk maken. Vaak werken we daarbij langdurig (soms maandenlang) met een bepaald thema, zoals ‘ziekenhuis’ of ‘winkel’. Veel activiteiten worden ingegeven door ons ‘groenbeleid’. Geen competitie Respect opbrengen voor de eigenheid van elk kind betekent voor ons dat we geen wedstrijdelementen inbrengen. Dus niet ‘ wie het eerst bij die boom is’ of ‘wie het mooiste huis getekend heeft’. Activiteiten om de motorische ontwikkeling te stimuleren We moedigen de kinderen aan om te bewegen. Denk bijvoorbeeld aan: - Bellen blazen. - Balspelletjes. - Over dingen heen rollen. - In en uit een voorwerp kruipen. - Doe-, kring- en renspelletjes. - Zingen en bewegen tegelijkertijd. - Hurken, op één been staan, hinkelen. - Dansen op muziek. - Fietsen, rennen, klimmen, wippen, glijden. - Scheuren, plakken, knippen (voor de fijne motoriek). - Spelen met zand, water, klei. - Kliederen met scheerschuim, yoghurt. - Spelen met zachte kussens. Alleen als er tijdelijk te veel onrust ontstaat op de groep, remmen we het enthousiasme wat af. We maken veel gebruik van de ontdektuin: rollen op het gras, zaaien en oogsten in de moestuin en, met speciaal klein gereedschap, plantjes water geven en onkruid wieden. Denk ook aan wrijven over de blaadjes van verschillende kruiden, het doppen van doperwtjes, en aan vele, vele andere handelingen. Activiteiten om de creatieve ontwikkeling te stimuleren We geven de kinderen de ruimte om verschillende materialen te ontdekken, eigen voorkeuren te ontwikkelen, eigen vormen om zich uit te drukken. Doel is dat het kind er plezier aan beleeft, zijn eigen expressiemogelijkheden ontdekt en het plezier van samenwerken.
Pedagogisch beleid versie 2010
16
Denk aan activiteiten als: - Dingen maken met zand, water, klei, modder, vingerverf, wol, watten. - Tekenen met kleurpotloden, wasco. - Kleien met synthetische klei en natuurlijke klei. - Verven met vingerverf en plakkaatverf. - Muziek maken en zingen. - Papier scheuren. - Plakken met diverse materialen zoals papier, wol, kurk, takjes, gras, hooi, stro, bloemetjes. - Dansen op muziek. - Schminken en verkleden. - Verven met ecoline. - Tekenen met viltstiften, pastelkrijt, houtskool. - Knippen in verschillende soorten papier. Activiteiten om de verbale ontwikkeling te stimuleren Het kind wordt uitgenodigd om te benoemen wat het ziet, voelt, wenst en vindt. Specifieke activiteiten voor de verbale ontwikkeling zijn: - Samen gekke gezichten trekken en geluiden maken (werken aan bewegingsmogelijkheden van de mond). - Laat de kinderen eens ervaren wat het betekent om geluid te produceren, bijvoorbeeld door herrie te maken met pannen en lepels. - Liedjes, rijmpjes, versjes doen. - Kinderen laten vertellen. Activiteiten om de cognitieve ontwikkeling te stimuleren Velerlei activiteiten stimuleren het kind om kennis op te doen en betekenis te leren geven aan dingen: - Doespelletjes als ‘kiekeboe’ en ‘klap eens in je handjes’. - Bewust luisteren naar muziek. - Jezelf bekijken in de spiegel. - Samen boekjes kijken. - Kleine opdrachten, bijvoorbeeld: ‘Gooi dat maar in de prullenbak’. - Torens bouwen van blokken. - Helpen met dagelijkse klusjes (bijvoorbeeld tafel dekken). - Naspelen van bekende situatie, bijvoorbeeld ‘vadertje en moedertje’ of ‘winkeltje’. - Spelletjes waarbij het kind moet raden of zijn geheugen gebruiken. Veel activiteiten worden ingegeven door ons ‘groenbeleid’. De baby’s voelen en ruiken (met mate) gras, bloemen en kruiden, en bijvoorbeeld het loof van worteltjes. Met de dreumesen en peuters gaan we vogeltjes voeren in de winter en in het voorjaar gaan we op gepaste afstand kijken hoe de kleine vogeltjes door hun ouders worden gevoerd. We nodigen ze uit om eens een steen op te tillen en te kijken wat daaronder leeft. Ze leren dat spinnen en andere insecten niet eng hoeven te zijn. Ze leren dat je niet zo maar alles kunt plukken en waarom het ene wel en het andere niet. En we gaan naar de kinderboerderij om kennis te maken met de dieren. Op Pinkeltjesland leren kinderen vroeg om de verschillende weersomstandigheden te onderscheiden, want ze gaan ook naar buiten als het regent. En ze leren vroeg om het verband te zien van zaaien, groeien, oogsten, bereiden en eten. Ze leren respect te hebben voor het leven in zijn vele verschijningsvormen.
Pedagogisch beleid versie 2010
17
Contact met de buitenwereld We vinden het belangrijk dat een kind in contact komt met de ‘grotemensenwereld’ buiten het dagverblijf. Met de baby’s, dreumesen en peuters gaan we vaak uit wandelen. De grotere kinderen nemen we mee om post op te halen, of dingen te kopiëren, om boodschappen te doen in de supermarkt of speelgoed uit te zoeken in de Speel-o-theek. Buiten spelen, ook als het regent We laten ons zo weinig mogelijk afschrikken door de weersomstandigheden. Als het regent trekken de kinderen hun laarsjes aan, en mogen ze een paraplu meenemen. 4.8 Hoe gaan we om met het spelmateriaal om de ontwikkeling van persoonlijke en sociale competentie te bevorderen? Vast aanbod spelmateriaal Er is spelmateriaal aanwezig dat aansluit bij de verschillende ontwikkelingsstadia van het kind. We hebben veel speelgoed om motorische vaardigheden te oefenen. Voor de grotere kinderen bieden we daarnaast materialen aan die helpen bij de ontwikkeling van ruimtelijk inzicht, materialen voor fantasie- en rollenspelen, materialen waarbij ze hun geheugen gebruiken, materialen die de taalontwikkeling stimuleren, materialen die de creativiteit stimuleren etcetera. We hebben veel materialen waarmee kinderen op meerdere manieren kunnen spelen. Er is speelgoed waarmee het kind individueel aan de slag kan en speelgoed voor groepjes. Het spelmateriaal ligt grotendeels in open kasten. Kinderen kiezen zelf waarmee ze spelen. We benadrukken de sociale kant van het spelen. Kinderen worden niet apart gezet met een eigen doos speelgoed, maar mogen altijd samen spelen. Wisselende en bijzondere spelmaterialen We maken dankbaar gebruik van de Speel-o-theek om steeds wisselende en bijzondere materialen aan te bieden. Als we bezig zijn met een thema als ‘ziekenhuis’ dan komen er een rolstoel en een brancard, dan zijn er gips, verband en pleisters... De natuur als leverancier van spelmaterialen We maken graag gebruik van het rijke aanbod van spelmaterialen dat de natuur ons levert. Denk aan dennenappels, eikels en kastanjes, maar ook aan een grote berg van dorre bladeren waarin je bijna kunt zwemmen...We maken zelf soep van de spullen uit de moestuin. Een stapel houtstammetjes op de buitenspeelplaats is bijzonder in trek als speeltuig. Stimuleren De pedagogisch medewerkers zijn zich erg bewust van het belang van spelmaterialen. Ze zijn steeds op zoek naar nieuwe, verrassende materialen om een kind een stapje verder te helpen. Ze observeren het kind. Wat kiest het om mee te spelen? Kan het gemakkelijk tot een keuze komen? Komt het uit zichzelf tot spel? Hoe lang kan het zichzelf bezig houden? Maakt het kind in het vrije spel contact met andere kinderen? Zulke observaties geven de pedagogisch medewerkers het inzicht om gericht spelmateriaal aan te bieden dat aansluit bij mogelijkheden en behoefte én uitdaagt tot ontwikkeling. Als een kind speelgoed kiest wat eigenlijk te moeilijk is kan de pedagogisch medewerker wijzen op andere mogelijkheden, maar ze kan ook samen met het kind dat moeilijke speelgoed gaan verkennen. Regels spelmateriaal Kinderen mogen geen speelgoed van elkaar afpakken. Ze moeten voorzichtig omgaan met het materiaal. Ze mogen het niet opzettelijk kapotmaken. De peuters helpen met opruimen voordat ze aan tafel gaan. Pedagogisch beleid versie 2010
18
HOOFDSTUK 5 BASISDOEL OVERDRACHT WAARDEN EN NORMEN, CULTUUR
5.1 Het wat en waarom van overdracht van waarden en normen, cultuur Om te kunnen functioneren in de samenleving moet iemand zich de normen en waarden, de ‘cultuur’ van die samenleving eigen maken. De eerste samenleving waarin een kind normen en waarden leert, is het gezin. Het kinderdagverblijf biedt een samenleving die groter is dan het gezin. Hier komt het kind in aanraking met veel leeftijdsgenootjes waardoor er veel leersituaties zijn om normen en waarden te oefenen. Bovendien komt het in het dagverblijf in aanraking met de diversiteit die kenmerkend is voor de Nederlandse samenleving. De kinderen ontwikkelen hun besef van normen en waarden door het nadoen van anderen en door de reacties die ze krijgen van anderen. De opstelling van de pedagogisch medewerkers is hierbij uiterst belangrijk. Zij geven het goede voorbeeld en zij maken duidelijk waar de grenzen liggen van goed en slecht, van moeten en mogen.
5.2 Hoe dragen wij waarden en normen over? Welke waarden? Respect, vertrouwen, flexibiliteit en betrokkenheid zijn de waarden die ten grondslag liggen aan al ons handelen. Daarbij speelt de natuur een hoofdrol. Met deze waarden en normen willen wij onze bijdrage leveren aan de totstandkoming van een duurzame samenleving. Duidelijke regels hanteren De pedagogisch medewerkers hanteren een aantal duidelijke regels waarmee de waarden en normen worden overgedragen:
-
Sociale regels Kinderen mogen elkaar niet pijn doen: niet slaan, krabben, bijten, schoppen of plagen of uitschelden. Alle kinderen mogen meespelen met andere kinderen: er worden geen kinderen buitengesloten. Niet gillen of veel lawaai maken als dat anderen stoort. Voorzichtig zijn met speelgoed: niet opzettelijk kapot maken. Kinderen mogen geen speelgoed van elkaar afpakken. Peuters helpen met opruimen van het lokaal voordat ze aan tafel gaan.
-
Veiligheidsregels Kinderen mogen niet op tafels, vensterbanken en dergelijke staan. Bij de berging moeten de kinderen op elkaar wachten. Bij het fietsen moet ze goed opletten waar ze rijden.
-
-
Praktische regels Het is of allemaal binnen spelen of allemaal buiten spelen, anders kan er onvoldoende toezicht uitgeoefend worden door de pedagogisch medewerkers.
Pedagogisch beleid versie 2010
19
Regels over de omgang met natuur en milieu Geen nodeloze vernielingen. Wel wespenvangers ophangen als er te veel wespen zijn, maar geen spin doodtrappen als je die net zo goed even buiten kunt zetten. Dit benoemen we altijd. We zeggen dan ‘ga maar buiten spelen’. We vinden het belangrijk dat de pedagogisch medewerkers alert blijven op de regels die ze hanteren, zodat onnodige regels voorkomen kunnen worden. Op regels kunnen uitzonderingen gemaakt worden. Er zijn bijvoorbeeld activiteiten waarbij een kind wel op tafel mag staan. Bij de grotere kinderen benoemen de pedagogisch medewerkers dan dat er sprake is van een uitzondering. Goede voorbeeld geven Onze pedagogisch medewerkers zijn zich sterk bewust van hun voorbeeldfunctie. Ze realiseren zich dat hun voorbeeld de kinderen een belangrijk houvast geeft bij het naleven van regels. Zo mogelijk leggen ze de kinderen uit waar de regels voor bedoeld zijn. Grenzen stellen Als de grenzen overschreden worden, zullen de pedagogisch medewerkers afhankelijk van de situatie reageren: Ombuigen en belonen Als het enigszins mogelijk is buigen ze het negatieve gedrag om naar iets positiefs zodat ze het kind een complimentje kunnen geven. Positieve aandacht heeft meestal het beste effect. Nee zeggen Al bij de jongste kinderen beginnen we met nee zeggen als het kind iets doet wat niet mag. Zo krijgt het gaandeweg een besef van grenzen. Denk aan een kind dat op schoot zit en aan een oorbel trekt. Of een kind dat eten op de grond gooit. Of een kind dat een ander kind pijn doet. De pedagogisch medewerker zegt ‘nee’ of ‘Nee, dat mag niet’. Ze trekt er een ernstig gezicht bij en schudt haar hoofd. Zo ziet het kind dat het menens is. Afleiden Als een kind iets blijft doen dat niet mag, ook nadat er nee gezegd is, kan het verstandig zijn om het af te leiden. Dit wordt vooral bij de jongste kinderen gedaan. Negeren Blijft een kind zeuren nadat een pedagogisch medewerker nee gezegd heeft, dan kan de pedagogisch medewerker dat gedrag negeren. Alleen het gedrag wordt genegeerd, niet het kind! Apart zetten Als een kind niet kan stoppen met negatief gedrag, kan het nodig zijn het even apart te zetten zodat het tot rust kan komen. Het kind wordt in dezelfde ruimte even op een stoeltje gezet. De reden daarvan wordt uitgelegd. Na enkele minuten wordt het kind er weer bijgehaald. Straffen? Echt straffen, in de zin van iets leuks onthouden aan het kind of het kind iets vervelends laten doen, komt nauwelijks voor. Kinderen onder de vier jaar zijn zich nog niet zo bewust van hun gedrag. Nee zeggen, afleiden, gedrag negeren of kind apart zetten heeft meestal voldoende effect. Straffen heeft alleen zin als het kort duurt en direct na de gebeurtenis plaatsvindt. We halen geen oude koeien uit de sloot. Pedagogisch beleid versie 2010
20
Een voorbeeld van een soort straf die wel eens gehanteerd wordt is de volgende situatie. Drie kinderen zijn vol overgave aan het gooien met blokjes. De pedagogisch medewerker zegt dat ze daarmee op moeten houden omdat ze andere kinderen daarmee pijn kunnen doen. De kinderen blijven doorgaan. De pedagogisch medewerker zegt: ‘Als jullie nu niet ophouden, dan zet ik de blokjes weg’. Geen rolpatronen m/v Het is onze visie dat mannen en vrouwen gelijkwaardig zijn. Onze pedagogisch medewerkers leggen de kinderen dan ook geen rolpatronen op. Een boos meisje mag even hard stampen als een boos jongetje. En verdrietig jongetje mag even lang huilen als een verdrietig meisje.
Pedagogisch beleid versie 2010
21