Stichting De Wip Wap Locatie Ienie Mienie Pedagogisch Beleidsplan Versie: Juni 2015
Onder de verantwoordelijkheid van Stichting Peuterspeelzalen de Wip Wap vallen: Peuterspeelzaal De Wipwap Locatie Zuiderkerk Neuweg 148 1214 JG Hilversum 035 - 623 52 86
[email protected] www.peuterspeelzaal.net
Peuterspeelzaal Ienie Mienie Lieven de keylaan 56 1222 LH Hilversum 0356839918 www.psz-ieniemienie.nl
Inhoudsopgave
1.
Woord vooraf ...................................................................................................................................... 1.1.
Waarom een pedagogisch beleidsplan? ........................................................................
1.2.
Het belang van een pedagogisch beleidsplan..............................................................
1.3.
Uitleg van gebruikte naamsvormen ...............................................................................
2.
Doelstelling...........................................................................................................................................
3.
Verantwoordelijkheid ........................................................................................................................
4.
3.1.
Stichting Peuterspeelzalen De Wip Wap ....................................................................
3.2.
Ongevallen / W. A. verzekering.....................................................................................
3.3.
Verantwoordelijkheid van de ouders............................................................................
3.4.
Verantwoordelijkheid van de pedagogisch medewerker..........................................
Emotionele veiligheid en welbevinden ............................................................................................ 4.1.
Het kind in een veilige omgeving....................................................................................
4.2.
De pedagogisch medewerker..........................................................................................
4.3.
Zelfstandigheid en zelfredzaamheid ...........................................................................
4.4.
Zelfvertrouwen, eigenwaarde en respect ...................................................................
4.5.
Structuur ............................................................................................................................
4.6.
Inrichting en veiligheid....................................................................................................
5.
Wennen..................................................................................................................................................
6.
Normen en waarden............................................................................................................................
7.
6.1.
Peuterangst ........................................................................................................................
6.2.
Agressie...............................................................................................................................
6.3.
Eigen wil...............................................................................................................................
6.4.
Normbesef..........................................................................................................................
Ontwikkeling, leren = doen ............................................................................................................... 7.1.
Persoonlijke en emotionele ontwikkeling .....................................................................
7.2.
Sociale ontwikkeling .........................................................................................................
7.3.
Cognitieve ontwikkeling, ordenen-tellen-meten.........................................................
7.4. 7.4.1. 7.4.2.
Spraak- en taalontwikkeling ........................................................................................... Oorzaken spraak- en taalachterstand ......................................................................... Stimuleren spraak- en taalontwikkeling .......................................................................
Versie: 2015
7.5.
Creatieve ontwikkeling.....................................................................................................
7.6.
Lichamelijke ontwikkeling ...............................................................................................
7.7.
De pedagogische dagindeling ..........................................................................................
8.
Doelgroepkinderen............................................................................................................. 8.1.
Kwaliteitssysteem .............................................................................................................
8.2. 8.2.1. 8.2.3.
Samenwerking .................................................................................................................... Ketensamenwerking .......................................................................................................... Zorgstructuur....................................................................................................................
8.3. 8.3.1. 8.3.2. 8.3.3.
Ouderbetrokkenheid, ouderparticipatie ..................................................................... Ouderbetrokkenheid, samen sterk .............................................................................. Gezinsgerichte ondersteuning Tutorprogramma ...................................................... Samenwerking met basisscholen ...................................................................................
9
Personele bezetting……………………………………………………………………………………………………………….. 9.1 9.2 9.3 9.4
10
Dagelijkse leiding……………………………………………………………………………………………………………. Privacyreglement…………………………………………………………………………………………………………….. Klachtenprotocol……………………………………………………………………………………………………………… Protocol kindermishandeling…………………………………………………………………………………………. Samenwerken met andere belanghebbende
Bijlagen:
1 Stagebeleid 2 Vrijwilligersbeleid 3 Controlelijst rituelen en regels peuterspeelzaal 4 Sociale kaart peuterspeelzaal Ienie Mienie
Versie: 2015
1.
Woord vooraf
1.1.
Waarom een pedagogisch beleidsplan?
In dit pedagogisch beleidsplan wordt de werkwijze beschreven van de pedagogisch medewerkers werkzaam op de peuterspeel Ienie Mienie. Het gaat in dit plan over de grote lijnen waarbinnen elke pedagogisch medewerker in haar/zijn eigen stijl invulling kan geven. Door het naleven van dit beleidsplan willen wij het kind geven waar hij recht op heeft: een veilige en prikkelende omgeving om met leeftijdsgenoten spelend wijs te worden. De peuterspeelzalen zijn er voor kinderen van alle gezindten en worden opgevangen in een groep van 16 Er wordt rekening gehouden met ieders normen en waarden. 1.2.
Het belang van een pedagogisch beleidsplan
Dit pedagogisch beleidsplan is van belang om: • ouders, pedagogisch medewerkers en derden bekend te maken met de verschillende regels, normen en waarden op de peuterspeelzaal. • een richtlijn vast te stellen voor nieuwe medewerkers; • bij problemen en/of misverstanden terug te kunnen grijpen naar de vastgestelde normen en waarden. 1.3.
Uitleg van gebruikte naamsvormen
In dit beleidsplan wordt in algemene zin gesproken over “de peuter”, “het kind” of “de ouder”. Ter bevordering van de leesbaarheid kan voor de woorden: hij, hem, mama, moeder of ouder(s) gelezen worden: zij, haar, papa, vader en/of andere verzorg(st)er van het kind.
2.
Doelstelling
Stichting De Wip Wap beschouwt het peuterwerk als een basisvoorziening, iedereen die dat wil kan er gebruik van maken tegen een redelijke ouderbijdrage waardoor de algemene toegankelijkheid gewaarborgd is. De basisdoelstellingen zijn: • Het bieden van een veilige, stimulerende en vriendelijke speel en leeromgeving aan peuters van 2 tot 4 jaar in aanvulling op de speelmogelijkheden thuis. • Het bieden van o.a. persoonlijke, sociale, motorische en creatieve ontplooiingsmogelijkheden aan peuters. • Het bieden van de mogelijkheid tot onderlinge ontmoeting en contact met peuters en volwassenen. • Het vergroten van de (be)leefwereld van de peuter. • Het vormen van besef van normen en waarden. • Het volgen, observeren en signaleren om peuters optimale ontwikkelingskansen te kunnen bieden. • Het ondersteunen van kinderen met een behoefte aan extra stimulans.
Versie: 2015
Het vormgeven van de doorgaande ontwikkelingslijn als partner in de uitvoering van het lokaal jeugdbeleid. • Het samenwerken met ouders in het proces ‘spelend wijs worden’. Wij vinden het belangrijk dat het kwantitatieve aanbod niet alleen in omvang, maar ook in aard, zo optimaal mogelijk aansluit bij de brede vraag naar peuterspeelzaalwerk. Iedere peuter wordt ongeacht sociale of culturele achtergrond, nationaliteit of levensovertuiging bij ons met aandacht, zorg en respect benaderd. •
Wij vinden dat een voorschoolse voorziening als de peuterspeelzaal een belangrijke bijdrage levert aan de ontwikkeling van het kind. Om die reden streven wij er dan ook naar dat in principe alle peuters ook in financieel opzicht de peuterspeelzaal moeten kunnen bezoeken. De gevraagde ouderbijdrage moet betaalbaar zijn voor alle ouders, ongeacht hun inkomen.
3. 3.1.
Verantwoordelijkheid Stichting Peuterspeelzalen De Wip Wap
De twee peuterspeelzalen binnen de gemeente Hilversum vallen onder de verantwoordelijkheid van Stichting De Wip Wap. De dagelijkse leiding berust bij de hoofdleidsters en het dagelijks bestuur. 3.2. Ongevallen / W. A. verzekering De stichting is verzekerd tegen ongevallen van peuters en medewerker en schade toegebracht aan derden gedurende het verblijf op de peuterspeelzaal en het daarbij behorende terrein. 3.3. Verantwoordelijkheid van de ouders De ouders dragen de verantwoordelijkheid voor hun peuter(s) tot het kind is overgedragen aan de pedagogisch medewerker (of in geval van ziekte aan haar vervanger). Bij het halen eindigt de verantwoordelijkheid van de pedagogisch medewerker na het overdragen aan de ouders. 3.4. Verantwoordelijkheid van de pedagogisch medewerker De verantwoordelijkheid van de pedagogisch medewerkers omtrent de opvoeding is en blijft een secundaire verantwoordelijkheid. Ouders zijn onder alle omstandigheden primair verantwoordelijk voor de zorg en opvoeding van hun kind.
Versie: 2015
4.
Emotionele veiligheid en welbevinden
4.1.
Het kind in een veilige omgeving
Op de speelzaal trachten wij een sfeer te creëren waarbij het kind zich prettig en veilig voelt, vertrouwen ontwikkelt in eigen kunnen, voor zichzelf leert opkomen, respect ontwikkelt voor zichzelf en anderen en zijn zelfstandigheid en sociale vaardigheden vergroot. Er wordt ruimte geboden voor de individuele ontplooiing en behoeften van het kind, naast de aandacht die wordt besteed aan het samenleven en spelen in groepsverband. Dit alles in een vertrouwde, overzichtelijke, plezierige omgeving met aandacht voor een prikkelende inrichting van de binnen- en buitenruimte. 4.2. De pedagogisch medewerker De pedagogisch medewerkers leveren een bijdrage aan de opvoeding van het kind. De stichting vindt het belangrijk dat deze bijdrage positief is en dat de pedagogisch medewerkers zich betrokken voelen bij het kind en sensitief en responsief zijn naar haar/zijn behoeften. Om rust in de groep te kunnen bieden, is structuur en duidelijkheid nodig. Daarom wordt gewerkt met een dagprogramma (paragraaf 7.7, Pedagogische dagindeling). De pedagogisch medewerkers zijn zich bewust van hun voorbeeldfunctie en geven aan op welke veilige en sociale manier een kind kan functioneren en participeren in de groep. Hiernaast is het belangrijk dat het kind voldoende mogelijkheden krijgt om een relatie aan te gaan met één of meerdere pedagogisch medewerkers, zodat hij zich geborgen en veilig voelt in de groep te midden van zijn groepsgenootjes. Om ervoor te zorgen dat het kind het gevoel heeft ‘erbij te horen’ dient aan een aantal voorwaarden te worden voldaan: • Wij proberen in een groep zoveel mogelijk met vaste medewerkers te werken voor de vertrouwensband tussen kind en pedagogisch medewerker. • De samenstelling van de groep is zoveel mogelijk constant • De kinderen wordt de gelegenheid geboden om aan de pedagogisch medewerkers, andere kinderen en de omgeving te wennen. • Naast groepsgerichte activiteiten krijgen kinderen individuele aandacht, gericht op het eigen niveau. • Het aangeboden speelgoed en de activiteiten worden afgestemd op het niveau van het kind. 4.3. Zelfstandigheid en zelfredzaamheid Een peuter van 2 jaar begint een zelfbeeld te ontwikkelen. Hiermee gaat gepaard de drang tot experimenteren en onderzoeken van en in zijn omgeving en het ontdekken van zijn grenzen en mogelijkheden.
Versie: 2015
Een goede begeleiding is belangrijk in deze periode voor het versterken van het gevoel van eigenwaarde. Het is belangrijk dat een balans wordt gevonden tussen het verleggen van de grenzen van eigen kunnen en het niet overschatten ervan. Onze pedagogisch medewerkers stimuleren het kind om zelf dingen te doen, ook als dit niet direct (volledig) lukt. Ze geven grenzen aan ter verzekering van de veiligheid en ter voorkoming van een negatief zelfbeeld bij mislukkingen als het kind ver boven zijn kunnen probeert te reiken. Daarnaast zullen zij het kind aanmoedigen om zelf problemen op te lossen. 4.4. Zelfvertrouwen, eigenwaarde en respect Voor een positief zelfbeeld is het belangrijk dat het kind zelfvertrouwen en een gevoel van eigenwaarde ontwikkelt en dat deze gepaard gaat met respect voor zichzelf en anderen. De pedagogisch medewerkers stimuleren deze ontwikkeling door het kind buiten de groepsactiviteiten een grote vrijheid te geven in het kiezen van activiteiten om de eigen initiatiefneming te bevorderen. Als een kind iets goed heeft gedaan of een aangegeven taak naar beste kunnen heeft volbracht, laten de pedagogisch medewerkers het kind merken dat zijn inzet wordt gewaardeerd. 4.5. Structuur Het bieden van structuur geeft een kind duidelijkheid. Structuur wordt geboden door het werken met een vaste dagindeling en dagelijkse rituelen zoals: - brengen door de ouders die even met hun kind spelen en informatie uitwisselen met de leidster(s) - welkomstkring met welkomstliedje - tussendoortje - zindelijkheidstraining - opruimritueel, na het afronden van een activiteit wordt samen opgeruimd een logische en gezellige activiteit die tegelijkertijd het samenwerken en samen leven bevordert - afscheidskring/-liedje
4.6. Inrichting en veiligheid Kinderen komen steeds in dezelfde vertrouwde ruimte waar ze, op dezelfde plaats een ruime keuze aan speelgoed weten te vinden om rustig en veilig mee te spelen. Kinderen weten welk speelgoed ze wel en welk niet zelf mogen pakken. Bovendien wordt geleerd hoe er mee om te gaan ook om er zo lang mogelijk van te kunnen genieten. Voor het rennen en ravotten wordt gebruik gemaakt van de buitenruimte waar ander speelgoed aanwezig is voor de (grove) motoriek: fietsjes, loopauto’s, en ander materiaal waar ze zich mee uit kunnen leven.
Versie: 2015
Met het oog op een optimale hygiëne en fysieke veiligheid wordt jaarlijks de Risico-inventarisatie Gezondheid en Veiligheid uitgevoerd. Daarnaast wordt gewerkt conform de protocollen Hygiëne en Veiligheid die ter inzage liggen op de locatie. De kinderen worden opgevangen in een voor hen gezonde omgeving, er mag dan ook op geen enkel moment worden gerookt. De veiligheid wordt gewaarborgd door het gebruik van professionele, deugdelijke spel- en speelmaterialen. Alle pedagogisch medewerkers hebben een EHBO diploma. Daarnaast voeren ze regelmatig met de kinderen een ontruimingsoefening uit. Dit in samenwerking met de Da Costaschool.
5.
Wennen
Voor een peuter is peuterspeelzaal vaak de eerste plaats en de eerste keer dat hij in aanraking komt met een voor hem vreemde omgeving, vreemde pedagogisch medewerkers en andere kinderen. Ook voor de ouders is het soms de eerste keer dat zij hun kind achterlaten in een vreemde omgeving. Voordat zowel kind en ouders vertrouwd raken met de nieuwe situatie, kan een gewenningsperiode nodig zijn. Bij Ienie mienie is er in overleg met de ouders en passend bij het kind een wendagdeel mogelijk. Het dagdeel is bedoeld voor zowel de ouders als de kinderen. Ouders kunnen op deze manier wennen aan het wegbrengen van het kind en de kinderen kunnen wennen aan het afscheid van de ouders die na een relatief korte tijd alweer terug zijn. De pedagogisch medewerkers zullen de kinderen goed en passend bij het kind begeleiden op die eerste spannende dag. Indien het nodig blijkt te zijn dat een kind behoefte heeft aan één of meerdere wendagdelen zal hierover overleg plaatsvinden tussen de pedagogisch medewerker en de ouders. Een wenmoment vindt plaats vóór de eerste opvangdag. Tijdens het wenmoment is er extra aandacht voor het moment van afscheid; dit is voor het kind vaak emotioneel. De pedagogisch medewerker onderkent deze emoties en zal de peuter troosten door hem bijvoorbeeld op schoot te nemen, te knuffelen of af te leiden door middel van het aanbieden van leuk speelgoed. De praktijk leert dat een kind meestal de nieuwe situatie snel aanvaart en zijn verdriet vergeet. Het weerzien van de ouders bij het halen kan echter soms aanleiding zijn tot een nieuwe uiting van verdriet. Dit kan erg verwarrend zijn voor de ouder die de indruk zou kunnen krijgen dat het kind de hele tijd heeft doorgebracht met huilen. Het is belangrijk dat vooral in deze periode de pedagogisch medewerkers hierop inspelen en de ouders geruststellen dat dit een normale reactie is die doorgaans vanzelf overgaat naarmate het kind meer vertrouwd raakt met de peuterspeelzaal en zeker niet typerend is voor de tijd dat hij daar doorbrengt. Bijna alle peuters vertonen huilgedrag bij het afscheid nemen tijdens de gewenningsperiode. Ervaring leert dat in de meeste gevallen het kind snel rustig wordt nadat mama afscheid heeft genomen, er is gezwaaid en zij is uit het zicht is verdwenen. Tijdens de eerste periode is er de mogelijkheid een eigen knuffel mee te nemen.
Versie: 2015
Indien nodig kan er in overleg met de ouder nog even (telefonisch)contact met de ouder plaatsvinden om de ouder tijdens het wenmoment gerust te stellen. Als blijkt dat na een redelijke gewenningsperiode het achterlaten van het kind problematisch blijft, wordt samen met de ouders naar een oplossing gezocht. Meestal wordt geadviseerd een paar maanden te wachten en het dan weer te proberen. Dit gaat allemaal in goed overleg met ouders. Tips voor ouders om het wennen makkelijker te laten verlopen: •
•
•
•
•
•
6.
Laat uw kind regelmatig komen en kijk niet alleen naar de eerste keer (alle begin is moeilijk) het is belangrijk dat uw kind regelmatig komt. Leg uw kind uit dat u na een paar minuutjes weg gaat en neem afscheid, niet stiekem weggaan. maak het afscheid niet te lang, hoe langer het afscheid nemen duurt hoe moeilijker het is. haal uw kind op tijd op, het is niet goed als een kind wat aan het wennen is als laatste gehaald wordt. Het kind kan in paniek raken en de volgende keer kan het veel meer moeite hebben met afscheid nemen. heeft uw kind een speentje, lapje, knuffel of iets anders waar het aan gehecht is geef dit dan mee aan uw kind als u er behoefte aan heeft mag u altijd bellen.
Normen en waarden
Elk kind is anders waardoor er dagelijks een diversiteit aan mensjes en karakters aanwezig is. De rol van de pedagogisch medewerker is ervoor te zorgen dat iedereen met respect met elkaar omgaat. Bij het samen spelen en samen delen kan er een conflict ontstaan waarbij de pedagogisch medewerker een begeleidende rol neemt. Het ene kind dient te worden gestimuleerd om op te komen voor zichzelf, een der kind dient te worden gecorrigeerd. De pedagogisch medewerker heeft een voorbeeldfunctie geeft grenzen en daarmee duidelijkheid aan, en doet dit door een interactieve communicatie waarbij oogcontact en het op kindhoogte praten voorop staat. 6.1.
Peuterangst
Peuters kunnen soms erg angstig zijn. Zij kunnen last hebben van verlatingsangst (de angst om mama kwijt te raken), faalangst (de angst om fouten te maken / om niet lief te worden gevonden) of angstig zijn in nieuwe situaties. Ook de eigen, vaak levendige, fantasie kan tot angst leiden. Het kind ziet dan bijvoorbeeld “overal spoken” en kan realiteit en fantasie niet uit elkaar houden. Door te trachten het kind vertrouwen te leren hebben in zichzelf Versie: 2015
en in het feit dat mama hem heus wel weer komt halen, proberen de pedagogisch medewerkers deze peuterangsten te verminderen en weg te nemen. Zijn zelfstandigheid en zelfvertrouwen worden gestimuleerd door de peuter te helpen en dingen samen te doen totdat hij het zelf kan. De pedagogisch medewerkers tonen begrip voor de angsten van het kind en samen met hem zoeken zij op een positieve manier naar een oplossing. 6.2. Agressie Agressie wordt over het algemeen als negatief gedrag gezien en als onaanvaardbaar bestempeld. Bij een peuter is agressie echter vaak een uiting van een gevoel van verdriet of ontevredenheid, doordat iets niet lukt, of doordat hij iets niet krijgt dat hij verlangt en vloeit voort uit zijn onvermogen om zich op een andere, sociaal aanvaardbare, manier te uiten. Doordat de peuter zich nog niet goed met taal kan uiten, laat hij via zijn gedrag zien wat hij wenst. Door geduld te tonen, rustig met het kind te praten en hem eventueel te helpen, trachten de pedagogisch medewerkers het agressieve gedrag te verminderen. 6.3. Eigen wil Tijdens de peuterperiode ontdekt het kind dat hij een individu is, anders dan zijn ouders of de andere kinderen om hem heen. Hij ontdekt dat hij een eigen karakter heeft en dat door te zeggen “ik wil” hij vaak iets voor elkaar krijgt. Een andere ontdekking is het woord “nee” waarmee hij kan zich verzetten tegen iets dat hij niet wil. De pedagogisch medewerker geeft het kind zo veel mogelijk de gelegenheid zelf te experimenteren binnen acceptabele grenzen. Deze flexibele maar consequente omgang met de peuter leert hem dat hij “iemand” is met een eigen karakter. 6.4. Normbesef Peuters hebben nog weinig besef van goed en kwaad. Door de peuter op een consequente en rustige manier uit te leggen wat goed is en wat niet, brengen de pedagogisch medewerkers het kind de beginselen van deze begrippen bij en leren zij hem met zijn geweten om te gaan. De regels die op de peuterspeelzaal gelden worden regelmatig in de kring herhaalt en/of als daar aanleiding toe is.
7.
Ontwikkeling, leren = doen
7.1.
Persoonlijke en emotionele ontwikkeling
Onder emotionele ontwikkeling verstaan we het leren kennen van eigen gevoelens, ermee omgaan en ze aan anderen duidelijk kunnen en durven maken. De pedagogisch medewerkers zijn alert op de emoties van het kind en bieden steun en aandacht wanneer dat nodig is. Dit doen zij door in te spelen op momenten en situaties waarin de emoties van het kind een rol spelen zoals bij verjaardagen, vakantie, geboorte van een broertje of zusje of het moment van afscheid nemen. Het ingrijpen als de emoties Versie: 2015
zich uiten in onacceptabel gedrag en het respecteren van een kind dat zelf zijn verdriet wil verwerken en niet getroost wenst te worden. Uiteraard wordt het kind in het laatste geval door de pedagogisch medewerkers in de gaten gehouden. Het kind wordt geholpen om zijn emoties te verwoorden om er zodoende vat op te krijgen. Dit kan door met het kind te praten, bijvoorbeeld bevestigen dat mama nu weg gaat maar dat zij ook weer terugkomt, of door het voorlezen en/of verhaaltjes vertellen waarin emoties een rol spelen. Het is ook belangrijk om de gevoelens van het kind te verwoorden, bijvoorbeeld; “jij bent verdrietig omdat mama weg is”. Zo voelt het kind zich begrepen. 7.2. Sociale ontwikkeling Het eigen maken van sociale vaardigheden is zeer belangrijk voor de ontwikkeling van het kind. De pedagogisch medewerkers stimuleren de vaardigheden van het kind, niet alleen in zijn omgang met andere mensen maar ook in het oog krijgen voor wat er in zijn omgeving gebeurt en het ontwikkelen van een groepsgevoel en een gevoel van saamhorigheid. Concreet houdt dit in dat de pedagogisch medewerker het kind aanmoedigt om contact te zoeken met de pedagogisch medewerker(s) en de andere kinderen uit de groep b.v. door met elkaar te spelen en ook andere kinderen uit te nodigen om in het spel te participeren. Ook het durven meezingen en dansen in de kring, het durven antwoorden in de kring en het rond delen van koekjes behoren tot de sociaal (emotionele) ontwikkeling. Daarnaast worden omgangsregels aangeboden, zoals elkaar geen pijn doen en wordt aandacht besteed aan conflictsituaties waarbij het kind wordt gestimuleerd om, waar mogelijk, zelf oplossingen te zoeken. 7.3. Cognitieve ontwikkeling, ordenen-tellen-meten Bij de cognitieve ontwikkeling staat de ontwikkeling van het denken centraal. Tijdens de peuterfase begint het kind naast het puur concrete denken (iets is hard of zacht, licht of zwaar, eetbaar of niet) ook eenvoudige begrippen als jong / oud, groot / groter, vandaag / morgen, op / onder steeds beter te beheersen. Wat meer abstracte begrippen zoals b.v. kleuren, aantallen (1, 2, veel), het benoemen van niet direct tast- of zichtbare dingen zoals b.v. de wind, krijgen steeds meer betekenis voor de peuter. Om deze ontwikkeling te stimuleren zullen de pedagogisch medewerkers spelmateriaal aanbieden dat uitnodigt tot experimenteren, ontdekken en manipuleren. Zij zullen het kind aanmoedigen om zich te concentreren (rekening houdend met het niveau) en zijn ervaringen te verwoorden en delen met de groep. Bijvoorbeeld: - kinderen tellen in de kring - wie is groter/kleiner - dieren sorteren - past de knikker wel/niet - koffie drinken in de poppenhoek: “mag ik koffie in een rood kopje”
Versie: 2015
Het kind wordt serieus genomen in zijn ideeën en de oplossingen die hij aandraagt voor problemen. 7.4. Spraak- en taalontwikkeling De ontwikkeling van spraak- en taalvaardigheden staat in nauw verband met de cognitieve ontwikkeling. Wie zijn ervaringen niet kan verwoorden, kan deze immers maar zeer moeilijk begrijpen en wordt derhalve geremd in zijn verdere ontwikkeling van denkwijze en begrip van de wereld waarin hij leeft. 7.4.1.
Spraak- en taalachterstand
Een spraak- of taalachterstand kan allerlei oorzaken hebben. Naast fysieke oorzaken kunnen de volgende omgevingsfactoren ook van invloed zijn: • Babygebrabbel wordt binnen het gezin, of door oudere gezinsleden zo goed vertaalt dat de prikkel ontbreekt om duidelijk de taal te ontwikkelen. • Taal wordt niet veel gebruikt in de thuissituatie. Het gezin is niet gewend om veel met elkaar over hun ervaringen te praten. • Er is sprake van een afwijking. Zelfs bij een normale taalontwikkeling is het belangrijk dat het kind steeds wordt geprikkeld om zijn vaardigheden verder uit te breiden. 7.4.2.
Stimuleren spraak- en taalontwikkeling
Om de spraak- en taalontwikkeling te stimuleren worden de kinderen door de pedagogisch medewerkers aangemoedigd om te praten over wat zij zien en doen en duidelijk te maken wat zij voelen, kunnen of willen. Ook worden zij geprikkeld om hun fantasie te gebruiken. 7.5. Creatieve ontwikkeling Het kind moet zich op verschillende manieren kunnen uiten. Derhalve wordt ook aandacht besteed aan de creatieve ontwikkeling. De pedagogisch medewerkers bieden materiaal aan dat uitnodigt tot fantasiespel door gebruik te maken van verkleedkleren en het experimenteren met allerlei materialen door middel van knutselactiviteiten (kleien, knippen, prikken, kleuren). Het kind krijgt de gelegenheid om zijn eigen fantasie te gebruiken en om hem te stimuleren wordt het resultaat geprezen. Tegelijkertijd laat de pedagogisch medewerker merken dat het meedoen aan een creatieve activiteit en er plezier aan beleven, ongeacht het resultaat, erg belangrijk is.
7.6. Lichamelijke ontwikkeling Een peuter gebruikt alle zintuigen om zijn wereld te ontdekken en om te experimenteren. Daarom wordt aandacht besteed aan de lichamelijke ontwikkeling van het kind, zowel in zijn grove- als zijn fijne motoriek.
Versie: 2015
Speelgoed en materiaal worden aangeboden waarbij binnen en buiten de verschillende grondvormen van beweging aan de orde komen, zoals fietsen, klim- en glijtoestellen en materiaal dat uitnodigt tot experimenteren zoals Duplo. Liedjes met bewegingen, dansen en gymen vinden peuters leuk en krijgen ook op onze peuterspeelzaal, plaats in het dagelijkse programma. Het gebruik van verschillende hulpmiddelen en technieken bij het knutselen, zoals prikken, knippen en lijmen, bevordert ook de fijne motoriek. Het is de verantwoording van de pedagogisch medewerkers om een balans te creëren tussen uitdaging en veiligheid en zij zullen de aangeboden activiteiten aanpassen aan de leeftijd en mogelijkheden van het kind. Het is toegestaan dat het kind lawaai maakt, bij sommige activiteiten is dit zelfs onvermijdelijk. Er worden echter wel afspraken gemaakt over wanneer dit wel en niet kan. 7.7. De pedagogische dagindeling Omdat een peuter nog geen begrip heeft van tijd kan hij de betekenis van moeders “ik kom je straks weer halen” bij het afscheid nog niet bevatten. Daarom is het uiterst belangrijk om een gestructureerde dagindeling aan te bieden met een regelmatig en consequent programma en vaste regels zodat het “straks” voor het kind wordt verduidelijkt. Een vast programma zorgt ervoor dat het kind vertrouwen krijgt in zijn omgeving en dat mama hem inderdaad komt ophalen. Eerst gaan wij dit doen, dan doen wij dat, dan gaan wij eten en drinken en vervolgens doen wij nog even iets anders en dan komt mama. Het programma geeft op deze manier houvast aan zowel de peuter als de pedagogisch medewerkers. De pedagogisch medewerkers respecteren de wil van het kind maar zullen hem aanmoedigen tot participatie in een activiteit. Een regel is bijvoorbeeld dat bij het verlaten van het lokaal om buiten te spelen alle kinderen meegaan en niemand achterblijft in het lokaal. Het dagelijkse programma is gebaseerd op de volgende structurele momenten: • Het emotionele moment van het afscheid nemen. • Het individuele moment van het beginnen met vrijspelen • Het collectieve moment van samen eten en drinken. • Het sociale moment van in groepsverband een activiteit ondernemen of buitenspelen. • Het moment van afscheid nemen van de pedagogisch medewerkers bij het ophalen van de peuter. Tijd *
Activiteit
Sociaal /collectief/
08.30-09.00
Inloop spelen met ouder
Leren van elkaar
09.00-09.15
vrij spelen
Leren samen spelen
09.15-09.30
Samen opruimen
Leren opruimen
09.30-10.00
Kring
Lezen, zingen, praten,
Versie: 2015
10.00-10.15
Aan tafel
Samen eten drinken
10.15-10.30
Toilet/verschoning
Zindelijkheidstraining
10.30 – 11.00
Activiteiten
Knutselen,thema
11.00- 11.15
opruimen
Voorbereiden naar huis gaan
11-15-11.30*
kringspel
Samen spelletjes doen
De kinderen gaan zoveel mogelijk naar buiten: voor beweging, zelfredzaamheid (zelf jassen aan doen) en frisse neus. Is dit niet mogelijk dan is dit tijdstip het moment voor dansen, gymmen, muziekles, circuit e.d. Om naar buiten te gaan maken de beroepskrachten gebruik van een loop je mee lijn. Een gekleurde lijn met gekleurde ringen. Alle peuters pakken een ring en vormen een lange rij. Doordat dit regelmatig wordt gedaan zullen de peuters bij ontruiming precies weten wat ze moeten doen.
8.
Doelgroepkinderen
De stichting vormt een belangrijke schakel in het lokale jeugdwerk: de pedagogisch medewerkers zijn getraind om achterstanden en problemen te signaleren en aan te pakken.
8.1.
kwaliteitssysteem
Kwaliteitssysteem waarborgt Kernkwaliteiten Het pedagogisch educatief aanbod op de peuterspeelzalen wordt gewaarborgd door een kwaliteitssysteem waarin ‘7 Kernkwaliteiten’ zijn gedefinieerd: - Geborgenheid en veiligheid - Ouderbetrokkenheid/contact ouders - Observeren, signaleren - Methodisch werken, dagindeling - Spelen binnen, buiten – motoriek - Interactie -kind - Thematisch werken Dit alles binnen het kader van het pedagogisch beleidsplan.
8.2. Samenwerking 8.2.1.
Ketensamenwerking
De meeste peuters van peuterspeelzaal ienie mienie stromen door naar de Da-Costaschool of scholen in de wijk. Geen van deze scholen werkt met een VVE programma.
Versie: 2015
Voor opvoedingsondersteuning van de ouders/leidster kan een beroep worden gedaan op diverse instanties: CJG: Centrum Jeugd en Gezin GGD: Inspectie locatie Edi : Training en educatie leidster Consultatiebureau Gooi en Vechtstreek Indien een specifieke situatie of vraag zich voordoet, wordt de ouder gewezen op de mogelijkheid om hier gebruik van te maken. Op eigen verzoek van de ouder of indien de leidster hiertoe aanleiding ziet. Aan de hand van de dagelijkse observaties tijdens het spelen kan het voorkomen dat de medewerkers iets signaleren waar ze zich zorgen over maken. De medewerkers maken zo nodig gebruik van de deskundigheid van het CJG, CB of maatschappelijk werk als ondersteuning bij een zorgvraag.
8.2.2.
Doorgaande leerlijn
In elke kern vindt periodiek overleg plaats tussen peuterspeelzaal en de basisschool/scholen. Dit om de doorgaande leerlijn vorm te geven en verder af te stemmen Teneinde de overgang naar de basisschool soepel te laten verlopen wordt gewerkt met een, een overdrachtsformulier waarin de ontwikkeling van het kind gedurende de peuterspeelzaaltijd tijd staat beschreven. Dit wordt, na overleg met de ouders, doorgegeven naar de basisschool.
8.2.3.
Zorgstructuur
In samenwerking met onder andere Consultatiebureau Gooi en Vechtstreek, Het richten op (doelgroep)kinderen - Het verwijzen door en naar deskundigen - Het opstellen van een zorgplan (ontwikkelingsplan) - Het betrekken van de ouder(s)/verzorger(s), gezinsgerichte activiteiten - Het ondersteunen op het kindercentrum en/of extern - Het stimuleren van één of meer van de ontwikkelingsgebieden
Versie: 2015
8.3. Ouderbetrokkenheid, ouderparticipatie 8.3.1.
Ouderbetrokkenheid, samen sterk
Ouderbetrokkenheid is van groot belang en wordt gestimuleerd door onder andere: - Intake gesprek bij aanmelding - Info/thema-avond - Oudergesprekken bij invullen overdrachtsformulier basisschool - Periodiek tevredenheidsonderzoek - Individuele voortgangsgesprekken met ouders 8.3.2.
Gezinsgerichte ondersteuning
Het succes van het gezinsgerichte ondersteuning, is mede afhankelijk van de wijze waarop dit in de thuissituatie wordt ondersteund. Regelmatig wordt ouders daarom gevraagd thuis met de kinderen een boekje te lezen, een knutselwerkje (af) te maken of wat woordjes te herhalen. Tijdens regelmatige gesprekken die met ouders worden gevoerd, spreken we over de ontwikkeling van uw kind, zowel op de peuterspeelzaal als thuis. 8.3.3.
Samenwerking met basisscholen
Teneinde de overgang naar en de start op de basisschool voor de kinderen zo soepel en goed mogelijk te laten verlopen is in samenspraak met de beleidsmedewerker van de Gemeente Hilversum, alle basisscholen en alle peuterspeelzalen, een overdrachtsboekje opgesteld. Dit boekje beschrijft onder andere de ontwikkeling van het kind gedurende de periode op peuterspeelzaal, alsmede de uitslagen van (de eventuele) toetsen. Aan het einde van de periode op het peuterspeelzaal wordt het overgangsboekje met de ouders besproken, en vervolgens, na akkoordverklaring, overhandigd aan de toekomstige basisschool. In bepaalde situaties vindt een extra gesprek plaats tussen de pedagogisch medewerker en de leerkracht van de basisschool. Met deze informatie, die van belang is voor de overgang naar de basisschool en de verdere ontwikkeling, vindt een professionele en grondige overgang plaats.
Versie: 2015
9. Personele bezetting 9.1 Dagelijkse leiding Elke peuterspeelzaalgroep heeft een vaste pedagogische medewerker (5 ochtenden per week) en assistent- pedagogische medewerker ( 3 ochtenden per week). In principe kunnen zij geen vrije dagen opnemen buiten de schoolvakanties. Bij ziekte of andere redenen van afwezigheid wordt er naar gestreefd om zoveel mogelijk de pedagogische medewerker te vervangen door een voor de peuters bekend gezicht. Naast de medewerkers in vaste of tijdelijke dienst zijn er ook stagiaires aan de teams toegevoegd. Zij worden, gericht op hun opleiding, deskundig begeleid door pedagogisch medewerkers. Eén en ander staat beschreven in het stagebeleid. (Bijlage 1) Er zijn ook vrijwilligers binnen de peuterspeelzaal werkzaam. Soms gaat het hierbij om mensen die via de vrijwilligerscentrale Versa Welzijn komen. (maatschappelijke stage) Deze vrijwilligers zijn vaak voor een kortere periode werkzaam op de peuterspeelzaal. Daarnaast hebben we een hulpouders die het team versterken. Vaste vrijwilligers tekenen een vrijwilligersovereenkomst. Vrijwilligersbeleid (Bijlage 2) Achterwacht Een achterwacht is iemand die ten alle tijden bij calamiteiten kan worden ingeschakeld. Op het bord in de peuterspeelzaal hangt een lijst met namen en telfoonnummers. 9.2 Privacyreglement In het totale proces van inschrijvingen/ plaatsing komen leidsters van de peuterspeelzaal veelvuldig in contact met privacygevoelige informatie. Te denken valt hierbij aan persoonsgegevens, salarisgegevens, informatie omtrent personen (zowel kinderen als gezinsleden), etc. Het registreren en inzien van deze informatie is noodzakelijk voor een goede opvang en/of is vereist vanuit de wetten regelgeving. Vanzelfsprekend zullen de leidsters zeer zorgvuldig met deze informatie omgaan en zich hierbij houden aan het privacyreglement zoals dat binnen de organisatie wordt gehanteerd. 9.3 Klachtenreglement Soms kunnen de belangen van ouders en leiding van de peuterspeelzaal met elkaar in botsing komen. Wanneer een ouder/verzorger een klacht heeft, moet de peuterspeelzaal erop gericht zijn het signaal goed op te vangen en ervoor zorgen dat er op korte termijn actie wordt ondernomen om tot een oplossing te komen. Het beleid ten aanzien van het omgaan met en de behandeling van klachten staat beschreven in het klachtenreglement.
Versie: 2015
9.4 Protocol kindermishandeling Iedere organisatie welke werkt met kinderen heeft vanuit de wetgeving de verplichting om een protocol kindermishandeling te hanteren. Kindermishandeling betreft niet alleen fysieke mishandeling, maar ook geestelijke mishandeling, seksueel misbruik en verwaarlozing. In het protocol is een stappenplan opgenomen, waarin de volgende fases aan bod komen: vermoeden, overleg, plan van aanpak, beslissen, handelen, evaluatie en nazorg. Ook is in een aparte bijlage opgenomen hoe te handelen in de mogelijke situatie dat een beroepskracht de vermoedelijke dader is. 10 Samenwerking met andere belanghebbenden Onder belanghebbenden wordt in deze verstaan: al die personen en partijen die vanuit een klantrelatie, opdrachtrelatie of afstemmings- c.q. samenwerkingsrelatie betrokken zijn bij de activiteiten van de peuterspeelzalen.
Ouders De samenwerking en afstemming met ouders is in dit pedagogisch beleidsplan beschreven onder hoofdstuk 6. Gemeente Stichting de Wip Wap is opgenomen in het register peuterspeelzaalwerk van de Gemeente Hilversum Middels de subsidierelatie voor zowel het reguliere peuterspeelzaalwerk als ook het VVE aanbod, is er sprake van een intensieve samenwerking tussen gemeente en peuterspeelzalen. Daarnaast is de intensieve samenwerking ook gebaseerd op een gedeelde maatschappelijke verantwoordelijkheid van beide organisaties. De peuterspeelzalen moeten voldoen aan de gestelde wet- en regelgeving (zie hfdst. 4), waaronder de gemeentelijke verordening Peuterspeelzaakwerk. De gemeente heeft een toezichthoudende taak t.a.v. de omvang, de kwaliteit en het functioneren van het aangeboden peuterspeelzaalwerk. De gemeente heeft het toezicht op de kwaliteit gedelegeerd aan de GGD. Het inspectierapport is openbaar; indien tekortkomingen worden geconstateerd, heeft de gemeente een handhavende verantwoordelijkheid. Primair onderwijs De samenwerking met het primair onderwijs betreft verschillende terreinen: - overdracht van peuterspeelzaal naar basisscholen; tevens voor zorgkinderen warme overdracht - gezamenlijk activiteitenaanbod in het kader van stimuleren ouderbetrokkenheid - ontwikkeling samenwerking in het kader van brede school ontwikkeling - gezamenlijk gebruik van ruimtes binnen basisscholen en/of peuterspeelzaalwerk
Versie: 2015
Jeugdgezondheidszorg - Organisatie thema-avonden voor ouders in het kader van opvoedingsondersteuning - Deelname aan project zorgcoördinatie - Afstemming en overleg inzake toeleiding peuters naar peuterspeelzaal Bibliotheek - Project Boeken: aanbod van voorleesmateriaal t.b.v. taalontwikkeling - Project 50 +leest voor. - Organisatie en uitvoering van activiteiten in het kader van het Nationaal Voorleesontbijt c.q. de Nationale Voorleesweek
Versie: 2015
Bijlage bij pedagogisch beleidsplan: De nieuwe Wet OKE die 1 augustus 2010 in werking treedt vereist dat binnen het dagprogramma (dus dagelijks) de in de wet genoemde 4 ontwikkelingsgebieden aan de orde komen, zijnde: 1. Taal/woordenschat 2. Rekenen 3. Motoriek 4. SEO Het gaat erom dat de 4 ontwikkelingsgebieden bewust en gestructureerd een vast onderdeel van het dagprogramma vormen. Tijdens de nieuwe (jaarlijkse) GGD inspecties gaat men hier namelijk naar kijken. Taal/woordenschat - kring o verhaaltje met behulp van ‘attributen’ o Zingen met handen en voeten - vrij spel - Spelbegeleiding o kinderen benaderen o Kleine groep / 1 op 1 o ingaan op spel of aanbieden/prikkelen, individueel afstemmen o boekje lezen met aantal (teruggetrokken) kinderen - muziek - knutselen - eten Rekenen - kring o kinderen tellen o groot/klein, groter (“pak de grootste/kleinste kraal”) - per dagdeel o dieren sorteren o tellen schaapjes in de lente - spelbegeleiding/vrij spel o past knikker wel/niet o hoge/lage toren, welke is hoogste o kind in poppenhoek: “ik kom koffie drinken in een rood kopje” Motoriek - grove o o o o Versie: 2015
motoriek muziek (ook mondmotoriek) buiten spelen dansen gymen in de klas
-
SEO -
-
-
-
-
fijne motoriek o tijdens vrij spel o knutselen (kleien, knippen, prikken, kleuren)
welkomstkring (“is iedereen er?.....Jantje is er niet, wat zal er zijn….”) o dagritmekaarten bespreken, interactie grote kring o rekening houden met elkaar o interactie – vraag/antwoord o wachten o naar elkaar luisteren o uitlokken/prikkelen o durven antwoorden/koekjes delen muziek o durven (mee)zingen o durven dansen/bewegen buiten spelen o kinderen komen elkaar veel tegen o samen in de zandbak o speelgoed delen o op beurt wachten voor fiets/glijbaan vrij spel o samenspel o teruggetrokken kind laten puzzelen met ander (teruggetrokken) kind o kinderen samen taak geven: samen opruimen eten o wachten op elkaar, tot iedereen klaar is
Versie: 2015
Bijlage 1 Stagebeleid De opzet van de stagebegeleiding frequentie van de begeleiding : begeleiding wanneer : eventueel afspraken over taken en bevoegdheden van stagebegeleider en stagedocent/stage coördinator : afspraken over de (periodieke) evaluatie van de stage : T.a.v. begeleidingstijd. Een stagiaire heeft recht op a) minimaal 2 uur in de week begeleiding door de werk en/of praktijkbegeleider gericht op het plannen van de komende leeractiviteiten van de stagiaire dan wel het evalueren of beoordelen van de voortgang van de uitgevoerde stage activiteiten door de stagiaire in kwestie. b) de stagiaire ontvangt daarnaast zoveel begeleiding als nodig is om tot realisatie van de leerdoelen in de stage situatie te komen. Te denken valt aan het geven van aanwijzingen en begeleiding van activiteiten die voorkomen vanuit het primair proces van de instelling voor zover deze een relatie hebben met de te behalen leerdoelen van de stagiaire. Een en ander conform het doel van de stage en de opdrachten vanuit de opleiding. Overweging hierbij is dat de tijdsinvestering die het kost om uren in de begeleiding te steken in de vorm van door de leerling uit te voeren stage activiteiten weer recht getrokken worden. Kwaliteit van de begeleiding. De begeleiding dient uitgevoerd te worden door die personen die op basis van hun deskundigheid in staat zijn om de leerling vakinhoudelijk en tevens didactisch in staat zijn adequate werk/praktijkbegeleiding te geven. Te stellen eisen aan de begeleider. Werk/praktijkbegeleider functioneert minimaal op hetzelfde opleidingsniveau van de te begeleiden stagiaire en als beroepskracht voldoende werkervaring bij moet hebben. Concreet minimaal 1 jaar werkervaring. Tevens dient de begeleider op de hoogte te zijn van de leerdoelen van de stagiaire vanuit de opleiding en in staat zijn deze te vertalen naar de stage situatie. De begeleider dient daarnaast te beschikken over relevante competenties om leerlingen te begeleiden. *Zie voor meer informatie over een mogelijk taak en functieomschrijving en vervulling voor werk/praktijkopleiders het beroepsprofiel voor de stagebegeleider op niveau 3/ 4 en de aangepaste kwalificatiestructuur praktijkopleider niveau 3/4 die door Calibris wordt
Versie: 2015
beheerd. www.calibris.nl. d. Introductie, Huisregels, Ziekte Introductie Aan het begin van de stage zal de stagiair een introductie binnen de stageorganisatie doormaken, welke hem of haar in staat stelt zich gemakkelijk in de instelling te 'bewegen'
Huisregels De stagiair is bekend met en zal zich houden aan de algemeen geldende gedragsregels en voorschriften van de stage organisatie. De stage organisatie stelt een exemplaar van het huishoudelijk reglement aan de stagiair beschikbaar. De stagiair is verplicht tot geheimhouding van hetgeen uit hoofde van zijn functie ter kennis komt, voor zover deze verplichting uit de aard van de zaak volgt of hem uitdrukkelijk is opgelegd. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van de stageovereenkomst. Een en ander op basis van de wet Persoonsregistratie en het daartoe geldende organisatieprotocol daarover. Is bereid om op verzoek van het bestuur een Verklaring Omtrent Gedrag aan te vragen en te overleggen Ziekte Ingeval van ziekte doet de stagiaire daarvan melding aan de stageorganisatie overeenkomstig de voorschriften van de stageorganisatie. Datzelfde gebeurt bij betermelding. e. Stageverslag In alle gevallen verplicht de stagiaire zich aan het eind van de stage tot het maken van een stageverslag. Daarin geeft hij of zij weer welke ervaringen er met de stage zijn opgedaan en welke bijdrage de stage geleverd heeft aan het opleidingsdoel. De wijze van verslagleggen is afhankelijk van de eisen die ook de onderwijsinstelling daaraan stelt. Het verslag wordt, gecompleteerd met een verslag van bevindingen van de stagebegeleider en de opleidingspraktijkbegeleider, aan de opleiding en de stageorganisatie aangeboden, eveneens binnen de randvoorwaarden en eisen die de onderwijsorganisatie daaraan stelt. g. Klachten regeling De stagiaire geniet dezelfde behandeling als de bij de stageorganisatie in dienst zijnde medewerkers op het gebied van faciliteiten en medewerking die nodig zijn om de stagetaken uit te kunnen voeren. Voor zover er sprake is van het (mogelijk) schenden van afspraken die rechtstreeks voortvloeien uit de stageovereenkomst tussen stagiaire en stageverlenende organisatie kan de stagiaire een klacht indienen bij een vertegenwoordiger van de instelling, niet zijnde
Versie: 2015
de betrokken stagebegeleider. Deze vertegenwoordiger onderzoekt en hoort betrokkenen over de aan de klacht verbonden situatie en neemt een beslissing om de probleemsituatie op te lossen. De stagiaire heeft het recht een persoon aan te wijzen die hem tav de klachtafhandeling bij staat. Indien de student zich niet kan vinden in het genomen besluit kan deze een klacht indienen bij de onderwijsinstelling op grond van het geldende opleidings en examenreglement van de onderwijsinstelling, op grond van hun op wettelijke grondslag gebaseerde eindverantwoordelijkheid voor het onderwijs. Naam door werkgever aan te wijzen functionaris zoals bedoeld in deze regeling: h. Opschorting en beëindiging Deze overeenkomst kan alleen voortijdig worden beëindigd na overleg met alle betrokken partijen. In eerste instantie overleggen de stagebegeleider en de stagiair. Vervolgens wordt overleg gevoerd met de stagedocent/stagecoördinator. De stageorganisatie heeft in ieder geval het recht tot opschorting van de stage over te gaan wanneer de stagiair de afspraken zoals opgenomen in deze overeenkomst niet nakomt. Zij stelt de opleiding terstond schriftelijk van deze opschorting op de hoogte. Zij deelt tevens terstond de stagiair (schriftelijk) de reden(en) van opschorting mede. De stagiair heeft het recht tot opschorting van een stage over te gaan wanneer naar zijn mening het verloop van de stage en/of de begeleiding vanuit de stageorganisatie niet voldoet aan de eisen zoals die door de onderwijsinstelling zijn vastgelegd. De stagiair deelt terstond de stageorganisatie (schriftelijk) de reden(en) van opschorting mede.
Versie: 2015
Bijlage 2 Vrijwilligersbeleid Stichting de Wip Wap Locatie Ienie Mienie Inleiding Op de peuterspeelzalen wordt al jaren gewerkt met vrijwilligers en hulpouders. Afspraken met deze vrijwilligers worden als vanzelfsprekend beschouwd en als zodanig nageleefd. De stichting hecht er belang aan om deze afspraken te waarborgen als onderdeel van de kwaliteitsbewaking. Hierdoor ontstaat er helderheid omtrent de inzet van vrijwilligers. Vrijwilligerswerk wordt gedefinieerd als werk dat onbezoldigd en met enige regelmaat wordt verricht binnen de Stichting. Vanwege de beperkte financiële middelen binnen het peuterspeelzaalwerk, is het niet mogelijk om 5 dagen per week op de speelzaal te werken met twee beroepskrachten op één groep. Daarom wordt gebruik gemaakt van hulpouders/vrijwilligers. Er is geen sprake van een dienstverband tussen de stichting en de vrijwilligers. De leden van het Bestuur verrichten hun werkzaamheden voor de stichting eveneens op vrijwillige basis. Omdat deze leden een bijzondere positie hebben binnen de stichting en werken volgens een eigen reglement vallen zij ook onder het Vrijwilligers beleid. Bij vrijwilligers gaat het om personen die als aanvulling op de beroepskrachten meewerken. Vrijwilligers verrichten aanvullende, ondersteunende werkzaamheden, direct of indirect ten behoeve van de kinderen op de peuterspeelzaal. Door te werken met vrijwilligers wordt in het algemeen de betrokkenheid van ouders/verzorgers en andere mensen uit het werkgebied vergroot en de werklast voor de beroepskrachten verlaagd. Globaal profiel Er is een duidelijk verschil in de taken die de vrijwilliger uitvoert en die de beroepskracht uitvoert. Een mogelijke profielschets van een vrijwilliger is: • Is gemotiveerd en heeft affiniteit met de peuterspeelzaal. •
Leeftijd minimaal 18 jaar
•
Bij voorkeur ervaring in de omgang met kinderen in de betreffende leeftijdsgroep
•
Kan verantwoordelijkheid dragen en kan omgaan met vertrouwelijke informatie
•
Is bereid om op verzoek van het bestuur een Verklaring Omtrent Gedrag aan te vragen en te overleggen
Versie: 2015
Verdere vereisten: • Enthousiast •
Beschikbaar op de afgesproken tijd
•
Bereid om aanwijzingen van de beroepskracht op te volgen
•
Bereid om het (pedagogisch) beleid van de peuterspeelzaal na te leven
Onkostenvergoeding Het is mogelijk dat een vrijwilliger een vergoeding ontvangt. Dat zijn geen inkomsten, maar een vergoeding van eventueel te maken onkosten. Vrijwilligers zijn niet in loondienst van de stichting en er worden daarom geen premies afgedragen over eventuele uitgekeerde vergoedingen. Verzekering Tijdens openingsuren van de peuterspeelzaal, dient er altijd een beroepskracht aanwezig te zijn. Er is een collectieve ongevallen verzekering afgesloten, waaronder ook alle geregistreerde vrijwilligers vallen. Onder geregistreerde vrijwilligers wordt verstaan: vrijwilligers die zijn opgenomen in een rooster of op enige andere wijze zijn opgenomen in een vorm van registratie bij de stichting.
Versie: 2015
Bijlage 3 Controlelijst rituelen en regels Welkom en afscheid Jassen voorzien van naam van de kinderen gaan aan de overkant van het lokaal aan de kapstok. Sjaals en mutsen in de mouw gestoken. De kinderen hebben geen eigen haakje. Als kinderen bij regen, laarzen aan hebben is het fijn als ze slofjes meenemen. Laarzen kunnen dan onder de kapstok. De kinderen worden bij binnenkomst persoonlijk begroet door de leidsters. Beker en bakje worden op het dienblad gezet en de tas kan onder de tafel in de wasmand. Het wordt niet aangeraden om eigen speelgoed mee te nemen naar de speelzaal. De kinderen gaan met hun ouders aan tafel spelen, bouwen, lezen, puzzelen etc. Ze mogen ook in de auto of poppenhoek. Het is niet de bedoeling dat er met speelgoed uit de laden of bakken wordt gespeeld. De ouders nemen na ongeveer 10 minuten afscheid van hun kind. Voor het kind is het belangrijk dat u duidelijk afscheid neemt en niet stiekem het lokaal verlaat. Tijdens het vrij spelen vertellen de pedagogisch medewerkers aan de kinderen waar ze wel en niet mee mogen spelen. Niet op de commode, kasten van de leidsters en plastic bakken met speelgoed en kast met dichte lades. Rennen in het lokaal is niet toegestaan. Spelen in diverse hoeken wordt door de pedagogisch medewerkers gestimuleerd. Daar waar nodig is worden de kinderen gestimuleerd om samen te spelen. Groepsexploratie Om ongeveer 9.30 worden alle kinderen, door middel van het opruimliedje verzocht om op te ruimen. De leidsters helpen actief mee en stimuleren de kinderen om het samen te doen. De pedagogisch medewerker vertelt aan de kinderen dat we in de kring gaan zitten. De kring wordt voor in het lokaal opgebouwd. De kinderen pakken allemaal een stoeltje en zetten deze in de kring. De pedagogisch medewerkster zet alle stoelen nog even op de juiste plaats. Als de kinderen zitten verzoekt de pedagogisch medewerkster de mondjes even dicht te houden. Alle namen van de kinderen worden genoemd van de kinderen die aanwezig zijn met behulp van de absentielijst. Vervolgens wordt het welkomstliedje gezongen. Er wordt een boekje voorgelezen of even gekletst over het thema waarmee gewerkt wordt. De jarige kinderen worden benoemd en er wordt uitgelegd dat we aan het einde van de ochtend de verjaardag gaan vieren. Dan gaan de kinderen liedjes zingen die aansluiten bij het thema of tijd van het jaar.
Versie: 2015
Ongeveer 10.00uur is het tijd om aan tafel te gaan voor het tussendoortje. De kinderen moeten de stelen aan de achterkant optillen, dit in verband met vallen over de stoel. Tussendoortje Als de kinderen allemaal zitten, wordt het liedje “smakelijk eten ”gezongen. De kinderen wensen elkaar allemaal smakelijk eten, en de pedagogisch medewerkster begint met uitdelen van het tussendoortje. Eerst wordt het bakje met het hapje uitgedeeld, en vervolgens het drinken. Van de kinderen wordt verwacht dat ze aan tafel blijven zitten tijdens het eten en drinken, en tot iedereen klaar is. Ze worden gestimuleerd om zoveel mogelijk op te eten en drinken. Maar de kinderen worden hier niet toe gedwongen. Als de meeste kinderen klaar zijn met eten/drinken mogen ze van tafel. De zindelijke kinderen gaan mee naar het toilet en de andere kinderen worden verschoond. Plassen en verschonen De zindelijke kinderen worden per twee a drie mee genomen door de pedagogisch medewerkster naar de toilet. Regelmatig worden de bijna zindelijke kinderen mee genomen, om mee te kijken. Dit om het zindelijk worden te bevorderen. De kinderen worden gestimuleerd om zich zelf aan/uit te kleden, maar de leidster helpt de kinderen actief mee. Van de jongetjes wordt verwacht dat ze gaan zitten op de wc. Er wordt door uitgelegd dat ze goed voorover op de wc moeten zitten en in het water moeten plassen. De pedagogisch medewerkster veegt bij poep de billen af van de kinderen. Ook als kinderen het zelf willen doen. De pedagogisch medewerkster helpt met het aankleden van de kinderen. Na de toiletgang worden de handen gewassen met zeep, en afgedroogd met een papieren handdoek uit de automaat. Samen gaan ze terug naar het lokaal, en neemt de pedagogisch medewerkster een volgende groep mee naar het toilet. Bij ongelukje op de toilet of in het lokaal worden kinderen op een discrete manier verschoont. De kinderen wordt vertelt dat het altijd kan gebeuren en niet erg is. Op de speelzaal is reserve kleding aanwezig. Het verschonen van kinderen gebeurt op de commode. Kinderen lopen zelf het trapje op om op de commode te komen. Bij verschonen van een poepluier draagt de leidster een handschoen. Bij iedere luier wordt een nieuwe handschoen gebruikt. Tijdens het verschonen is er contact tussen leidster en kind. Bij luieruitslag worden de billen ingesmeerd met speciale zalf. Na het verschonen worden de handen goed gewassen met zeep.
Versie: 2015
Werken en activiteiten Tijdens het knutselen worden alle kinderen gevraagd aan tafel te komen zitten. Er wordt uitgelegd wat we gaan maken. Plaksel, kwasten wordt meestal door de pedagogisch medewerkster uitgedeeld. De namen worden op het werkje gezet. Soms door een oudere peuter die al goed mee kan helpen en kleine opdrachten begrijpt. De kinderen worden zoveel mogelijk gestimuleerd om zelf te plakken , kleuren, verven etc. Het is zeker niet de bedoeling dat de leidster het werkje af maakt voor het kind. Zo kan het kind laten zien dat hij/zij het zelf gemaakt heeft. Werkjes worden in de vensterbak gedroogd of opgehangen aan de was rekjes. Werkjes die klaar zijn en kunnen worden meegenomen liggen op de tafel van de leidster of in de daarvoor bestemde mapjes. Verjaardag vieren De stoelen worden om 11.15 uur in de kring gezet. De jarige mag op de verjaardag stoel. Ouders worden uitgenodigd om bij het feest aanwezig te zijn. De taart staat in het midden op de tafel. Er worden liedjes gezongen en gedanst. De jarige mag grabbelen uit de doos. Als laatste mag de jarige de traktatie te voorschijn toveren. Als de kinderen 4 jaar worden krijgen ze een diploma. Lokaal verlaten voor buiten spelen. De kinderen wordt verzocht om in een rij bij de deur te gaan staan. De pedagogisch medewerkster pakt de jassen van de kapstok en legt deze op de grond. Een voor een wordt de kinderen gevraagd om de jas aan te trekken. De pedagogisch medewerkster assisteert hierbij. Een van de kinderen of de pedagogisch medewerkster pakt uit de kast de ” loop je mee lijn”. Een lijn met ringen en kleuren. Ieder kind moet zich vast houden aan een ring. Bij het arriveren van buitenplaats mag de ring worden losgelaten. De lijn wordt weer opgeborgen in de hoes. Er loopt een pedagogisch medewerkster voor en achteraan de lijn. Bij het buiten spelen blijven de kinderen op de speelplaats. De de fietsen en speelgoed worden buiten gezet. De buitenspeelplaats wordt grondig geïnspecteerd op zwerfafval en verwijderd. Er wordt voortdurend opgelet dat kinderen de speelplaats niet alleen verlaten. Het hek is op slot gedurende de speeltijd. Ouders kunnen de kinderen bij het hekje ophalen. Niet door het raam naar binnen tillen.
Versie: 2015
Kring en afscheid Het liedje wij maken een kringetje word gezongen voor de laatste kring activiteit. Deze kring gebruiken we geen stoelen. Tijdens deze kring gaan we een spelletje doen als: zigeunermeisje/jongetje, voorlezen, dansen etc. Als het bijna tijd is om de deur open te doen, zingen we een afscheidsliedje. De pedagogisch medewerkster doet de deur open en de ouders kunnen hun kind binnen ophalen. De kinderen blijven binnen tot ze hun jas aan hebben en de pedagogisch medewerkster gedag hebben gezegd. Bij het afscheid, wordt van de kinderen en ouders verwacht dat ze de pedagogisch medewerkster gedag zeggen. Ontruiming van het lokaal. Bij ontruiming van het lokaal tijdens bv. calamiteiten verlaten de kinderen de groepsruimte met de “loop je mee lijn”. Omdat hier regelmatig mee gewerkt wordt, is dit een duidelijke routine voor de kinderen. De kinderen worden op het schoolplein opgevangen bij de letter 0. De pedagogisch medewerkster controleert het aantal kinderen adhv de absentielijst, en houdt haar groep bijeen met de lijn. Hygiëne Op het bord hangt een handen was protocol. Alle pedagogisch medewerksters en vrijwilligers dienen zich hier aan te houden. Neusjes en snoetjes worden schoongemaakt met een stukje wc papier of een vochtig doekje. Niet met stoffen zakdoekjes of lapjes. Na het afvegen worden deze doekjes direct in de prullenbak gegooid. Dagelijks hangt er een schone handdoek. Voor het schoonmaken van de tafels wordt steeds een schoon doekje gebruikt. Dagelijks wordt de vloer geveegd en gedweild. Een schoonmaakschema hangt op het bord.
Versie: 2015
Bijlage 4 Sociale kaart van Peuterspeelzaal IenieMienie Organisatie : Politie alarmnummer (bij noodsituaties) Telefoonnummer: 112 Organisatie : Crisisdienst Regionale Bureau Jeugdzorg (bij noodsituaties) Telefoonnummer: T 088 - 777 80 00 Organisatie : Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (in regio) Adres : (Op werkdagen van 9 tot 17 uur) Telefoonnummer: 0900 - 123 123 0 (5 cent per minuut) Organisatie : Algemeen Maatschappelijk Werk (in regio) Contactpersoon : Algemeen maatschappelijk werk Versa Adres : Larenseweg 301221 CN Hilversum Telefoonnummer: 035) 683 01 54(035) 685 01 14 Organisatie : Bureau Jeugdzorg (in regio) Adres : Oude Torenstraat 11211 BV Hilversum Telefoonnummer: 088 - 777 80 00 Organisatie : GGD (in regio) Adres : Burg. de Bordesstraat 80, Bussum Telefoonnummer: 035) 692 62 22 E-mailadres :
[email protected] Organisatie : Politie (ook sociale jeugd- zedenzaken) (in regio) Telefoonnummer: 0900-8844 Organisatie : Steunpunt Huiselijk Geweld (in regio) Adres : Burg. de Bordesstraat 80, Bussum Telefoonnummer:
[email protected] 0900 126 26 26 E-mailadres :
[email protected] Organisatie : Centrum voor Jeugd en Gezin (gemeentelijk of regio) Contactpersoon : ma, wo en do 9.00 - 11.30 Adres : Larenseweg 30 1221 CN Hilversum Telefoonnummer: 035-6292966 E-mailadres : www.cjghilversum.n
Versie: 2015