Kasteel vorden In het lange bestaan van het kasteel hebben natuurlijk verbouwingen plaats gehad, maar geen van alle hebben ze het karakter van de rechthoekige aanleg ernstig aangetast. Sommige werkzaamheden volgden op beschadigingen die aan het huis werden toegebracht. In 1580, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, vernielden en plunderden Engelse huursoldaten in Staatse dienst veel aan en in het kasteel. Het duurde bijna twintig jaar voor de naar Groningen en het Graafschap Oost-Friesland uitgeweken bezitter terugkeerde naar Vorden en zijn kasteel liet opknappen. De geveltoppen van de vierkante toren werden bij die gelegenheid hersteld of vernieuwd. Op de rechter kraagsteen onder de trapgevel is het getal 603 aangebracht, hetgeen naar deskundigen menen, het jaartal 1603 zal moeten zijn. In 1666 lijdt het huis opnieuw onder geweld. Ditmaal is de schuldige Christoph Bernard van Galen, de bisschop van Munster. Samen met zijn ruige troepen trekt hij na de bezetting van Borculo door Gelderland en valt onder meer Vorden aan. Vermoedelijk verwoest hij bij deze gelegenheid de zeer dicht bij het kasteel gelegen waterradmolen. Enige tijd hierna worden er werkzaamheden aan het kasteel uitgevoerd. Het is mogelijk dat noodzakelijk herstel werd gecombineerd met andere bouwactiviteiten. Na 1782 werd het kasteel nauwelijks bewoond, daar de toenmalige eigenaren, Van der Borch van Verwolde, eveneens het kasteel Verwolde bij Laren bezaten en ook daar woonden. Wanneer echter Paulus Anthony baron van der Boch van Verwolde in 1871 kasteel en onderhorige erft, breken er betere tijden aan. De nieuwe bezitter, op 8 augustus 1872 gehuwd met Johanna Maria barones van Nagell, besluit het zo lang verwaarloosde huis in 1873 te laten herstellen en in te richten voor permanente bewoning. Zijn plannen blijken veel meer te omvatten dan alleen de inrichting van een redelijk comfortabele residentie. Bij deze verbouwing werd toen helaas de ingang verplaatst naar de noordkant en werden er grote spiegelramen in het muurwerk gezet en verrees een nieuw koetshuis in neorenaissance stijl. Ten behoeve van de nieuwe ingang wordt een raam uitgebroken om plaats te maken voor een zware eikenhouten deur met daarboven een ronde raamopening. De bouw van de vestibule vereist dat muren worden afgebroken en nieuwe worden opgetrokken. De zogenaamde ridderzaal (thans raadzaal) wordt in de lengte verkleind om de vestibule zo ruim mogelijk te kunnen maken. Voor de nieuwe hoofdingang wordt, gesteund door 18 zware heipalen, een landhoofd van zeer solide metselwerk met bordes en trap opgetrokken. Tot de eisen welke de moderne tijd stelt behoren ook sanitaire voorzieningen: op de begane grond, aansluitend aan de vestibule wordt een „secreet" gebouwd van werkelijk vorstelijke afmeting, bijna 3 meter lang en 1,70 meter breed. Over het algemeen blijkt dat zeer veel aandacht wordt besteed aan verhoging van het wooncomfort en toepassing van decoratieve elementen. In de jaren vijftig van de twintigste eeuw breekt helaas weer een tijdperk aan van geleidelijk verval. Het gebouw heeft twintig jaar leeg gestaan als het weer een restauratie ondergaat. Helaas ziet de erfgenaam Paulus Anthony in 1956 zich genoodzaakt om het landgoed te verkopen. Eigenaar wordt dan de N.V.Landbouw- Bos- en Bouwexploitatiemaatschappij "De Renkumsche Heide". Na het faillissement van deze N.V. wordt de Stichting "Het Geldersch Landschap" in 1974 eigenares van het landgoed; het kasteel wordt voor fl. 200.00,= eigendom van de Gemeente Vorden. Een grondige restauratie volgde, maar de veranderingen van 1873 mochten niet ongedaan gemaakt worden, aangezien die ook weer bouwhistorie waren. Bij de gemeentelijk herindeling begin 2005 is Vorden ondergebracht in de nieuwe gemeente Bronckhorst, met als middelpunt het gemeentehuis te Hengelo (Gld). Het Huis te Vorden werd te koop aangeboden en is (helaas) overgegaan in particuliere handen. Naar verluid heeft de familie Rodink een aanzienlijk bedrag neergeteld voor het kasteel en de
overige opstallen. De familie Rodink is voornemens een gedeelte van het kasteel particulier te gaan bewonen. In de rest van het kasteel zullen mogelijkheden worden geboden voor Bed & Breakfast, het sluiten en vieren van huwelijken, seminars, presentaties, vergaderingen etc. Tevens zal het kasteel geopend blijven voor bezichtigingen en rondleidingen. De bijgebouwen zullen worden verhuurd aan derden.
Steven van Vorden De eerste van wie zeker is dat hij kasteel Vorden heeft bezeten en bewoond, is Steven van Vorden geweest, zoon van Sweder. Dit blijkt uit de in 1315 opgemaakte akte.De plechtige overdracht door Steven en zijn vrouw Mariona van kasteel Vorden en daarbij horende goederen en rechten aan zijn oom Dirk van Vorden vindt plaats ten overstaan van het gericht in ambt Vorden. Omdat Steven vanwege Vorden leenman is van de heer van Keppel, dient hij voor de verkoop diens consent te hebben. Deze toestemming wordt nog eens bekrachtigd door de persoonlijke aanwezigheid van de leenheer, Wolter van Keppel.Behalve een aantal met name genoemde leden van adellijke Gelderse geslachten zoals,, . . Elegherus de Hekeren, Everardus de Middachten, Fredericus de Ese, Theodoricus de Steynre en Rodolfus de Virackere, zijn ook vele andere ,, rechtschapen´´ en ,,eerwaardige´´ mannen aanwezig. Ten bewijze van de overdracht heeft Steven zijn zegel aan de akte gehangen. Bovendien heeft ook de leenheer zelf, op speciaal verzoek van Steven en Mariona, ter bekrachtiging en ter staving van de waarheid zijn eigen zegel aangehangen. Ten slotte heeft ook Elegherus de hekeren eveneens daartoe verzocht en ook ter staving van de waarheid zijn zegel aangehangen. Helaas zijn in de loop der eeuwen de zegels verdwenen, onder aan de akte zijn nog drie paar spleten te zien waar de zegel staarten doorheen waren getrokken. Dirk van Vorden laat het goed na aan zijn zoon Willem, aangehuwd met Lisebeth. Dit echtpaar heeft drie kinderen: twee zoons, Johan en Berend, en een dochter Bertrade, die in 1367 trouwt met Gerrit van Hackfort. Haar vader beleeft deze trouwdag niet meer. Op alle goeds heiligendaghe (1 november) van huwelijksjaar wordt ten overstaan van Johan van den Sande, drost in het land Zutphen, vastgesteld dat Lisebeth van Vorden en haar beide zoons Johan en Berend, hun tienden over de goederen Tyoding en Hacforden onder Vorden en andere goederen en horigen onder Seelhem (Zelhem) overdragen aan Gerrit van Hackfort en goederen onder Roderlo (Ruurlo) aan hun dochter, resp, zuster Bertrade, vrouw van Gerrit. Heel kort hierna sterft Johan, die Vorden van zijn vader had geërfd. Het kasteel gaat over naar zijn broer Berend. In een akte van 18 november 1372 (dat was donderdag na St.Brixiusdag, een heiligendag die op 13 november valt) staat de nieuwe bezitter aangeduid als ,,Berent van Vorden met sijnen hues ende goederen te Vorden´´. Overgang naar geslacht Hackfort Het huwelijk van Berend van Vorden en Bertha van Dorth blijft kinderloos. Berend beslist daarom, wanneer hij komt te sterven, zijn neef Jacob, de oudste zoon van zijn zuster, beleend moet worden met Vorden. Zijn leenheer Wolter van Voorst en Keppel verklaart in 1378 voor zichzelf en namens zijn nakomelingen, dat het huis Vorden en bijbehorende goederen zal vererven op Jacob Hackfort, zoon van Bertrade of diens erven en dat hij niemand anders daarmee belenen zal. Wanneer de leenheer zes jaar daarna sterft is zijn zoon Sweder dus eveneens gebonden aan deze belofte. Na de dood van Sweder 1401 bevestigen zijn zusters Elisabeth en Johanna de door hun vader en broer gedane uitspraak. Jacob van Hackfort komt in 1405 in het bezit van Vorden, dat tot in de tweede helft van de 16de eeuw in zijn geslacht blijft. Henrick van Hackfort, zijn achterkleinzoon, die in 1518 sterft, laat geen zonen na, doch
twee dochtertjes. Zijn weduwe hertrouwt na enkele jaren met Michiel van Eck. Uit deze verbintenis komt in 1530 wél een zoon voort, Henrick van Eck, heer van Medler, die het familieleden lastig zal maken, omdat hij meent aanspraken te kunnen doen gelden op Vorden. Voor het zover is, erft eerst zijn halfzusje Catharina het kasteel van haar vader. Zij en haar man wonen er ook. Met haar jongere zuster Henrica sluit zij op 22 januari 1533 een overeenkomst, die bepaalt dat de langstlevende van hen beiden universeel erfgename van de ander zal worden als er geen kinderen zijn. Een paar maanden nadien overlijdt Catharina, ongeveer 24 jaar oud, kinderloos en laat henrica zich belenen met Vorden. Zij is dan juist gehuwd met Hajo Ripperda, heer van Farsum (bij Delfzijl) en Pettekum (gelegen in WestDuits-land), lid van fameus Gronings geslacht. In 1550 wordt hij keizerlijk raad van Karel V in Gelderland. Ook deze echtelieden verblijven doorgaans op het kasteel en het is wel zeker, dat zij het middeleeuwse kasteel geheel laten verbouwen. In het bezit van het geslacht Ripperda Definitief naar het geslacht, Ripperda gaat Vorden in 1561, wanneer Maurits, hun tweede zoon, Vorden in bezit krijgt. Nu pas gaat Henrick van Eck zich roeren. Hij bestrijdt dat zijn half neef recht heeft op het goed, omdat Catharina het kasteel nooit had mogen nalaten aan haar zuster. Zij had haar moeder erfgename moeten maken, in welk geval hij dan bezitter zou zijn geworden. Het verhaal gaat, dat Henrick van Eck bij het terugrijden te paard uit Zutphen zijn neef tegenkwam en hem toeriep: ,, Ghij sittet op het mijne, het huis to Vorden hoort mij´´. Ondanks het feit, dat Henrick van Eck tot zijn dood in 1581 toe de geldigheid van het testament blijft bestrijden, hebben oom en neef, die overigens maar een paar jaar in leeftijd verschillen, verdere goede contacten, waarbij ze ,,vake bij malcanderen quamen en te samen gegeten en gedronken hebben zonder twist te hebben´´, zoals een bediende getuigt. Maurits wordt bovendien voogd over de minderjarige kinderen van Henrick, die tijdens de 80-jarige oorlog sneuvelt. Een van deze kinderen, Vrijdach, voert op zijn beurt ook een langdurig proces over het bezit van Vorden. Niet eerder dan op 17 september 1620, zeven en tachtig jaar nadat Henrica van haar zuster het kasteel erfde, bepaalt het Hof van Gelderland, dat Hendrick van Eck (een kleinzoon van Henrick, die het proces aanspande) afstand moet doen van zijn aanspraken op het huis ten behoeve van Adolf Ripperda (een zoon van Maurits), waarvoor hem 20.000 daalders uitgekeerd worden. Maurits Ripperda woont met zijn gezin op het kasteel tot op 23 november 1580 Engelse huursoldaten in Staatse dienst het kasteel aanvallen en innemen. Er wordt veel vernield en weggehaald, terwijl de onverlaten bovendien de vrouw des huizes, haar kinderen en bedienden ontvoeren. Na het betalen van een losgeld worden ze weer vrijgelaten. Maurits ontspringt deze dans, omdat hij niet thuis is. Kort hierna wordt door soldaten brand gesticht op het kasteel, maar dan heeft het gezin Vorden al verlaten en zijn intrek genomen in een huis aan de Halterstraat in Zutphen. Daarvandaan trekt Maurits naar Groningen. Door Graaf Edzard II van Oost-Friesland wordt hij aangesteld als drost van Bierum en van Norden, gelegen in het graafschap Oost-Friesland, waar Ripperda´s vele bezittingen hebben. In de loop der jaren negentig keert hij terug naar zijn gehavende kasteel. Omstreeks de eeuwwisseling wordt de schade aan het kasteel hersteld.In 1617 sterft Maurits. Zijn oudste zoon en erfgenaam Adolf stelt waarschijnlijk geen prijs op Vorden. Een jaar nadat hij Hendrik van Eck 20.000 daalders heeft moeten betalen, draagt hij Vorden over aan zijn jongere broer Peter Vincent. Die laat in 1637 Vorden na aan zijn oudste zoontje Maurits Herman, die pas na toen jaar de leeneed zelf mag afleggen. Nog weer tien jaar later trouwt hij in Vorden met Adriana Sophia van Renesse van Elderen. Twee weken voor de bruiloft leent de bruidegom van Jan Gijsen, richter te Vorden en zijn vrouw Mechteld Tengbergen f 2000,en twee jaar later nog eens f 1000,-. Wanneer Mechteld Tengbergen en Jan Gijsen overlijden,
resp. 10 maart 1674 en 10 december 1683 is er nog niets afgelost. Pas in 1688 betaalt Maurits Herman een gedeelte terug plus achterstallige rente. Zijn erfgenamen blijven opgescheept met de rest van de schuld, maar ook zij maken geen enkele haast daar iets tegen te doen. Na nog eens twintig jaar is het bedrag opgelopen tot f 8000,- en dat wordt de erven van het echtpaar Gijsen te machtig. Omdat er geen enkel onbezwaard allodiaal goed bij de Ripperda´s meer te vinden is, vragen ze aan Adriaen Werner van Pallandt, als leenheer van Vorden, toestemming om ,,ten landrechte te mogen prodederen op de havesathe Vorden, sijne meulen. . .´´. Van Pallandt stemt hierin toe en in 1709, vijftig jaar na het aangaan van de lening, draagt het gericht van Scholambt Zutphen, waartoe ook het ambt Vorden behoort, de familie Ripperda op haar schuld te betalen. Maurits Herman heeft niet alleen moeilijkheden veroorzaakt, hij krijgt ze ook, want tijdens de tweede Engelse oorlog (1665-1667) trekt de bisschop van Munster, Christoph Bernard van Galen, Gelderland binnen, daartoe overgehaald door de Engelse Koning Karel II. De bisschop lijkt dit een uitstekende gelegenheid om in één moeite door zijn eigen zaakje in het Gelderse op te knappen. Hij bezet de heerlijkheid Borculo, waarop hij meent rechten te hebben en brandschattend rukt hij verder door Gelderland. In 1665 bezet hij kasteel de Wildenborch in Vorden, 1666 wordt Vorden zijn slachtoffer. Wanneer Maurits Herman in 1689 overlijdt, leeft er van hem nog één zoon, Vincent Willem, die zijn vader maar kort overleeft en kinderloos de wereld verlaat. Het goed gaat dan over op Vincent Willems zuster, Anna Margriet, gehuwd met Willem Hendrik Carel Ripperda, afkomstig uit een jongere tak van het geslacht Ripperda. Kort na haar huwelijk en de geboorte van haar eerst kind in 1695 is ze gestorven. Maurits Carel George Willem wordt als kleuter van twee jaar beleend met Vorden, waarbij zijn vader als voogd optreedt. Op zijn zevende erft hij de heerlijkheid Verwolde in het Gelderse Laren van de oom van zijn moeder. Hij huwt in 1724 met Anna Maria Dorothea van lintelo, bezitster van het kasteel de Ehze onder Almen. Het echtpaar woont daar ook, al verblijft het nu en dan in Zutphen. Maurits Carel verkoopt Verwolde in 1737 aan Allard Philip van der Borch, wiens nakomelingen het tot 1977 hebben bezeten. Maurits Carel en Anna krijgen geen kinderen. Bij het overlijden in 1751 van Maurits wordt een inventaris opgemaakt van zijn bezittingen waartoe o.a. behoren: ,,Het huys Vorden met deszelfs Stallingen, Hoven, Boomgaarden, de windemoolen, de waetermoole, de Looijerije aan de Beeke´´. Op het onbewoonde kasteel bevindt zich wat meubilair en huishoudelijk goed, alles bij elkaar een wonderlijk allegaartje. Op de bovenkamers staan elf oude stoelen met vijf oude stolkussens, een bedstede en ,,eenige rommelerie op het kleine toorencamerthjen´´. In de grote ridderzaal wordt het interieur gevormd door een theetafel, een kleine troonhemel van een bed, drie stoelen, een kleine eiken kastje, een tafeltje van vurenhout en rustbank. De eetzaal herbergt een buffet en een theetafel, alsmede een brandroede, een tang en drie landkaarten. Op de meidenkamer bevindt zich een eiken provisiekast en een dito kast met allerhande oude papieren. Op de slaapkamer staan behalve een bed, voorzien van peluw, kussens, een katoenen en een wollen deken, maar liefst achttien stoelen, waaronder twee armstoelen met vijf kussens, brandroede, tang en blaasbalg ontbreken niet. Aan de wand hangt een spiegel met vergulde lijst, waaronder een kastje prijkt. In de keuken treft men een kleine eettafel aan plus een grote eiken kast, in de kelder een bedstede, enige boeken, een reiskoffertje en een klein kistje, waarop verscheidende wapens genaaid zijn. Sophia van Gent Aan een ongetrouwde nicht van Maurits Herman, Sophia Amalia Maria van Gent, wordt Vorden nagelaten. Zij laat het goed taxeren in verband met het opmaken van testament. Taxateurs zijn de Vordenaren Jan Mellink en jan Gallee, die tussen 19 december 1757 en 30 maart 1758 het hele terrein ,,aftreden´´, wat blijkens een mededeling niet meevalt in verband
met de winterse wateroverlast. Het kasteel en het bouwhuis (waarmee stellig het meest westelijk gelegen bouwhuis bedoeld wordt) zijn naar hun mening zeer oud en ,,aan reparatie niet alleen veel kosten moeten worden gedaan maar ook van ´t selve geen opkomsten komen´´. Het poortgebouw is nog aanwezig, vlak daarachter staat een koeiestal, het bouwhuis uit 1713 doet dienst als paardestal. De mannen lopen langs het huis met zijn vijvers, grachten en sloten, door de hof en door de boomgaard, terwijl ze intussen nauwkeurig alle bomen tellen. Er blijken meer dan 4000 eiken te zijn en een bescheidener aantal beuken, populieren, essen, linden, iepen, dennen, en wilgen. Er wordt melding gemaakt van de beek en van de oude beek, de allée, de nieuwe allée, en de dwarsallée, de windmolen en de watermolen. Omstreden erfenis voor Maria Torck Freule van Gent, die in 1764 is overleden, laat bij testament Vorden na aan Maria Margaretha Torck , een 67-jarige achternicht. Maria, sinds 1731 douairiere Rudolph Bernard Volkier graaf van Rechteren tot Vellenaer, zal echter niet ongestoord van haar bezit kunnen genieten. Direct nadat Sophia van Gent is overleden, laat Frederik Borchard Lodewijk van Westerholt, heer van Hackfort zich door de leenkamer van Keppel als ,,leenrechtelijk erfgenaam´´ met huis Vorden belenen. Uit Pruisen ontvangt Van Hackfort echter in 1767 een gerechtelijke kennisgeving van Carel Casimir vrijheer van Wittenhorst Sonsfelt, mede als gemachtigde van zijn broer en twee zusters, dat hij zich beschouwt als de wettige erfgenaam van Sophia van Gent. Maria Torck spant voor Hof van Gelderland een proces aan tegen deze wel wat optimistische majoor in Koninklijk Pruisische dienst, zesdegraads familielid van Sophia van Gent. In Berlijn laat de majoor op 14 september1767 een volmacht opmaken, waarbij hij Mr. Otto Dijkhuis Wakker, ,,advocaat voor den Hove van Gelderland´´ aanstelt als behartiger van zijn zaken. De raadsman blijkt zich meermalen op het kasteel op te houden. Maria Torck, zeventig jaar nu, verzoekt haar schoonzoon Frederik Willem van der Borch van Verwolde op te komen voor haar belangen. Van der Borch laat zich bijstaan door zijn rentmeester Johan Hendrik Brass, die later – in 1776 – bouwer, eigenaar en bewoner zal worden van het dicht bij kasteel Vorden gelegen historische landhuis de Kieftskamp, een der acht kastelen van Vorden. In een brief van 27 augustus 1768 meldt Brass aan Van der Borch, dat de heer Wakker, die,,zedert gepasseerde Woensdag op Vorden is, voornemens is den 1. September namens de heer Wittenhorst te vercoopen twee extra swaere eyke boomen liggende omrent den huyse Vorden en die voor drie jaren door de sterke wind omgewaayt sijn, waervan naeders de publicatie aan het Wijnhuis aangeplakt gevonden´´. Hij vermeldt tevens: ,,gisteren is te Vorden in de buitenvijver gevist.´´ Niettegenstaande het protest van Brass worden beide eiken verkocht. Op 25 mei 1769 laat Brass aan Van der Borch weten dat Mr Wakker pachters op Vorden bij zich heeft geroepen om de pachten te innen, maar volgens Brass is er niet veel geld gebeurd en ,,d´Hr. Wakker is wederom naar Arnhem vertrokken onder de belofte van in de groote vacantie wederom te sullen komen en alsdan alles reguleren´´. Maria Torck is er niet gerust op dat het proces gunstig voor haar zal aflopen. Zij besluit haar huis aan de Oeverstraat in Arnhem, waar ze ook woont, als onderpand te geven om daaruit de kosten te betalen, indien zij het proces mocht verliezen. Op 31 mei 1769 wordt hiervan voor de Magistraat van de stad Arnhem een akte opgemaakt. Maar twee weken later al schrijft Brass voldaan aan Van der Borch, dat ,,de regeeringe van die heeren op Vorden wel salle gedaen wesen´´. Frans Reyger, al jaren op Vorden als jager in dienst van Maurits Carel Ripperda en Anna Maria Dorothea van Lintelo, is hem namelijk komen zeggen, dat Wakker naar Zutphen is gekomen om zijn confrater aldaar Mr Welmers, mee te delen, dat de Graaf van Wylich en Lottum (neef en erfgenaam van de inmiddels op 13 november 1768 overleden Carel Casimir Van Wittenhorst) van Vorden wil afzien. Mr Wakker heeft toen meteen ook tegen Frans gezegd, dat die nu niet meer ,, onder haare ordres stond´´, waarover ,,eene groote verbaastheyt
bij d´Hr. Welmers en desselfs bruydt, die vandaag ingeschreven worden, bespeurt wierde´´. In 1772 doet het Hof van Gelderland uitspraak, waarbij de gedaagde veroordeeld wordt om de havezathe Vorden in te ruimen. Maria Torck is dan al twee jaar geleden gestorven, zodat haar dochters erfgename Sophia Juliana van Rechteren deze gunstige uitslag in ontvangst neemt. Via Van Rechteren aan van der Borch Sophia, gehuwd met Frederik Willem van der Borch, die zich met rentmeester Brass zoveel moeite heeft gegeven de zaak voor zijn schoonmoeder tot een goed einde te brengen, gaat hierna op het kasteel wonen. Het lijkt aannemelijk dat dit echtpaar het voorpoortgebouw met traptorentje heeft laten afbreken en ook het aanbouwsel tegen de westelijke vleugel verwijderde. Als eerste en enig lid van het geslacht Van Rechteren is Sophia tot haar dood in 1793 vrouwe van Vorden. Dan wordt haar zoon Allard Philip Reinier Carel de eerste bezitter uit het geslacht Van der Borch. In 1788, zeven jaar na de dood van Sophia´s echtgenoot, vechten verre Duitse veranten opnieuw de geldigheid aan van het testament van freule Van Gent, overigens wederom zonder succ6. Allard Philip woont niet op Vorden, maar komt er wel jagen. Hij laat regelmatig reparaties aan huis en bijgebouwen verrichten, zoals het vernieuwen van ruiten in het kasteel en paadestal. Ook het schilderwerk wordt bijgehouden. Bouwhuizen en andere bijgebouwen worden gebruikt voor het opbergen van hooi, stro, paarden, koeien en mest. In 1829 verpacht hij, voorlopig voor drie jaar, de kelderverdieping aan Gerit Jan Norde, die zich ertoe verplicht de kelderverdieping zindelijk te bewonen en de rest van het huis schoon te houden en te luchten. Een groot aantal rechten en plichten is in de overeenkomst vastgesteld. Wanneer de baron met zijn familie naar het landgoed komt en op het kasteel wenst te eten, dient Norde er in ieder geval voor te zorgen, dat alles op het kasteel in beste orde verkeert en moet hij een maaltijd bereiden. Het blijkt dat in 1861 de weduwe van Gerrit Jan Norde (nog steeds) op Vorden woont, maar dan heeft Arendvan der Borch zoon van Allard het kasteel al bijna vijf en twintig jaar onvoldoende laten onderhouden. De verf bladdert af, in de ruiten zit het weer, de stoep is gebroken, muren en dak van het dak van het kasteel zijn grauw bemost, de gracht raakt vol gegroeid, de paden en lanen overwoekerd met onkruid en struikgewas. In deze staat erft in 1871 de dan 27jarige Paulus Anthony van der Borch de bezitting van zijn oom Arend. Maar Paulus Anthony laat zich niet ontmoedigen. Hij is van plan zich te verloven met de vijftienjarige Johanna Maria baronesse van Nagell. Hij wil met haar op het kasteel een gezin stichten en besluit daarom tot herstel en modernisering van het oude huis. Tot hij, 57 jaar oud, overlijdt in 1901 woont hij met zijn vrouw en veertien kinderen – waarvan één jong is gestorven - op kasteel Vorden. Zijn echtgenote zal hem nog 42 jaar overleven. Zijn oudste zoon Willem Francios Emile erft het goed. Die blijft tot zijn dood in 1954 eigenaar, dan komt Vorden aan zijn enige zoon Paulus Anthony, die het in 1956 verkoopt aan de N.V. Landbouw-, Bos en Bouwexploitatiemij. ,, De Renkumsche. In 1974 verwerft de Stichting ,, Het Geldersch Landschap te Arnhem het kasteel en daarbij behorende goederen en grond. Het kasteel omringend terrein wordt doorverkocht aan de gemeente Vorden, de rest blijft eigendom van ,, Het Geldersch Landschap´´ Familie Rodink Vanaf december 2004 neemt de familie Rodink het over van de gemeente Vorden. Daarmee worden ze de nieuwe eigenaren van het kasteel en de daarbij behorende goederen en grond Kasteel Vorden bestaat uit vijf woonlagen, waaronder de, Keldergewelven (14/15e Eeuws).
Totaal 235 m2. Bestaande uit diverse ruimtes die middels 3 toegangsdeuren betreden kunnen worden. Alle ruimtes zijn opengesteld en worden op aanvraag in dagdelen verhuurd. Beganegrond Totaal 225 m2. Bestaande uit een ontvangstruimte, vergaderruimte, spreekkamer, trouwzaal, hal en eetkamer. Alle ruimtes zijn opengesteld. De eetkamer 40 m2 is geheel ingericht en bestaat uit een grote eettafel waar met maximaal 20 personen op afspraak gedineerd kan worden. 1e Verdieping Totaal 235 m2. Deze verdieping wordt prive bewoond maar wordt in de rondleidingen onder begeleiding dikwijls getoond. 2e Verdieping Totaal 230 m2. Alle ruimtes worden opengesteld behoudens de kamers die door de gasten in gebruik zijn. 3e Verdieping Totaal 180 m2. Dit betreft de bovenzolder en wordt tijdens de rondleidingen niet getoond