STAD LIER
STEDELIJKE PARKEERVERORDENING STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENING voor PARKEREN van auto's en fietsen
Vastgesteld op de Gemeenteraad van Lier in zitting van .. ~ ..2
3 HAART 2015
De Secretaris,
Versie conform het goedkeuringsbesluit van de Deputatie van de Provincie Antwerpen dd. 4 juni 2015. Publicatie in het Belgisch Staatsblad op 12 juni 2015. In werking getreden op 22 juni 2015.
INHOUD 1 / DOELSTELLINGEN VAN DEZE STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENING
1
1.1 / LIER WOONSTAD
1
1.2 / DUURZAME MOBILITEIT
2
1.3 / LIER, STAD VOOR WINKELEN EN TOERISME
6
1.4 / BIJDRAGE IN STEDELIJKE KOSTEN VOOR MOBILITEIT EN PARKEERVOORZIENINGEN: DE MOBILITEITSBIJDRAGE
7
1.5 / SOCIALE RECHTVAARDIGHEID
7
2 / DEFINITIES TOEPASSINGVELD EN KOPPELING AAN MOBILITEITSBIJDRAGE
9
2.1 / DEFINITIES
9
2.2 / MATEN EN EISEN OPGELEGD AAN PARKEERVOORZIENINGEN
19
3 / VERPLICHTINGEN ALGEMEEN
20
3.1 / VERBOD VOOR AANLEG
21
3.2 / VOOR WELKE WERKEN GELDT DEZE PARKEERVERORDENING?
21
3.3 / WAT IS HET AANLEGGEN VAN EEN PARKEERPLAATS OF FIETSENSTALLINGPLAATS?
22
3.4 / WAAR AANLEGGEN?
22
3.5 / HOE AANLEGGEN?
23
3.5 / VRIJSTELLINGEN VOOR PARKEERPLAATSEN
26
3.6 / MOBILITEITSBIJDRAGE BIJ ONTBREKEN VAN PARKEERPLAATSEN, VOORWAARDELIJK!
27
3.7 / WIJZE VAN BEPALING VAN DE MINIMUM- EN MAXIMUMAANTALLEN PARKEERPLAATSEN EN FIETSENSTALLINGEN
27
3.8 / RELATIE MET ANDERE REGELGEVING
31
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / I
4 / MINIMUM- EN MAXIMUMAANTAL PARKEERPLAATSEN VIA KWANTITATIEVE NORMEN PER FUNCTIE EN GEBIED
32
4.1 / MINIMUM- EN MAXIMUMAANTAL PARKEERPLAATSEN VOOR WONINGEN
32
4.2 / MINIMUM- EN MAXIMUMAANTAL PARKEERPLAATSEN VOOR KANTOREN EN DIENSTEN
36
4.3 / MINIMUM- EN MAXIMUMAANTAL PARKEERPLAATSEN VOOR COMMERCIËLE FUNCTIES
39
4.4 / MINIMUM- EN MAXIMUMAANTAL PARKEERPLAATSEN VOOR ANDERE DAN WONEN, KANTOREN EN COMMERCIËLE FUNCTIES
42
4.5 / MINIMUMAANTAL PRIVATE FIETSENSTALLINGEN PER FUNCTIE EN GEBIED
46
5 / DOSSIERSAMENSTELLING
49
5.1 / MOBILITEITSFICHE TOE TE VOEGEN DOOR AANVRAGER
49
5.2 / SITUERINGSPLAN EN BESCHRIJVING VAN HET FUNCTIONEREN
50
5.3 / MOBILITEITSTOETS
51
5.4 / MOBER
52
6 / VASTSTELLEN VAN HET AANTAL PARKEERPLAATSEN EN FIETSENSTALPLAATSEN
53
7 / KOPPELING AAN BELASTINGREGELMENT VOOR HET BEPALEN VAN DE MOBILITEITSBIJDRAGE
54
BIJLAGE I / OVERZICHT PARKEERNORMEN GEORDEND PER GEBIED
56
BIJLAGE II TECHNISCHE VEREISTEN
53
BIJLAGE III SAMENSTELLING MOBILITEITSTOETS/MOBER
59
BIJLAGE IV MOBILITEITSFICHE VOOR GROEPSWONINGBOUW EN ANDERE FUNCTIES OF EEN GEMENGD PROJECT
65
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / II
1 / DOELSTELLINGEN VAN DEZE STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENING Sinds de afschaffing in 1997 van de omzendbrief (Vlaams Gewest) van 20 oktober 1982 betreffende de eis om bij bouwwerken parkeerruimte te scheppen, behoort het stedelijke parkeer- en garagebeleid volledig tot de bevoegdheid van de stad. Deze stedenbouwkundige verordening is opgemaakt in toepassing van Art. 2.3.2 §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO). Een stedenbouwkundige verordening is een geschikt instrument om het stedelijk vergunningsbeleid inzake ruimtelijke ordening te ondersteunen met maatregelen van algemene stedenbouwkundige aard, die gelden voor een deel van of het gehele grondgebied. De normen in deze parkeerverordening gelden slechts voor de bouw van parkeerplaatsen voor privaat gebruik gekoppeld aan een hoofdfunctie. Een buurtparking of rotatieparking blijft mogelijk op privaat initiatief. Deze parkeerverordening dient enkele algemene beleidsdoelstellingen van de stad.
1.1 / LIER WOONSTAD Met het oog op het gebruikscomfort voor de bewoners in de stadskern en de randen is het aangewezen dat er bij nieuwe meergezinswoningen voldoende parkeerruimte op eigen terrein wordt voorzien. Zo niet wordt het parkeren van auto’s volledig op het openbaar domein afgewenteld. De doelstelling is dus tweeledig: Een beschikbaarheid van voldoende parkings op loopafstand van de woning moet het wonen bevorderen (ook van gezinnen met meerdere wagens) of met andere woorden geen verdrijvingseffect van bewoners uit de stad door gebrek aan parkeerplaatsen. Een tweede subdoelstelling is de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid door: -
geen aantrekking autoverkeer in zones met beperkte draagkracht;
-
vermindering van de parkeerdruk op het openbaar domein voor de vergroting van de ruimte voor verblijven.
Dit leidt tot een principe waarbij men bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen parkeervoorzieningen aanlegt op eigen terrein en/of eigendom. Daarom is het ook wenselijk om bij de opsplitsing van een eengezinswoning naar en de realisatie van meergezinswoning, de functiewijziging van een woning naar een kantoor of winkel enz. via een vergunningenbeleid de realisatie van bezoekers- en bewonersparkeerplaatsen op eigen terrein juridisch te kunnen afdwingen.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 1
Men wil ook het wonen van gezinnen met kinderen bevorderen, daarom is de (bestaande) woningvoorraad van eengezinswoningen van groot belang. Deze parkeerverordening is terughoudend wat betreft het opleggen van extra lasten voor deze woningen. Voor projecten van enige omvang, en dus ook grotere financiële draagkracht, worden wel minimumaantallen opgelegd qua fiets- en autoparkeerplaatsen. Er is echter ook de tendens van toenemende gezinsverdunning en vergrijzing, met meerdere kleinere woningen tot gevolg. Daarom wordt ook de grootte van de woning in rekening gebracht voor het opstellen van parkeernormen. Een derde doelstelling is de sociale veiligheid door het behouden van woonvertrekken met zicht op de straat: men wil vermijden dat straten met rijwoningen uitgroeien tot een wand van garagepoorten. Een gevolg van deze doelstelling is dat een principe van de oude omzendbrief terug overgenomen wordt, namelijk een verbod om garage-inritten te maken in woningen die niet breder zijn dan 7 meter (gemeten op de bouwlijn en met een voortuinstrook kleiner dan 5 meter). Bij een afstand breder dan 7 meter is er naast een toegang van een garage (2,50 à 3 m) en een ingang (1,50 à 2 m) immers ook nog een bewoond vertrek mogelijk (2 à 3 m). Een auto mag in een voortuinstrook geplaatst worden, maar de voortuin mag slechts voor 50 % worden verhard. Er worden in deze verordening ook verplichtingen opgelegd tot realisatie van een zeker aantal fietsenstallingsplaatsen, als basisvoorwaarde om het fietsen te bevorderen. De aanwezigheid van voldoende mogelijkheden om auto’s en fietsen in de nabijheid van de eigen woning te kunnen stallen is een aspect dat bijdraagt aan het comfort van het wonen in een stad. In deze parkeerverordening wordt ook rekening gehouden met het stimuleren van wonen boven winkels.
1.2 / DUURZAME MOBILITEIT De grote concentratie van voorzieningen in de binnenstad en de zone binnen de Ring genereert vele verplaatsingen van zowel bezoekers als werknemers. Tegelijkertijd is de capaciteit en de leefbaarheid van de ontsluitingsassen van de stad beperkt. Daarom hanteert het mobiliteitsbeleid het STOP-principe. Bij middelen- of ruimtegebrek worden eerst de ruimtes voor Stappers (voetgangers) ingevuld, vervolgens voor Trappers (fietsers), voor Openbaar vervoer en ten slotte voor Privaat vervoer. Hierbij speelt de efficiëntie van energieverbruik en het beperken van hinder een grote rol. Dit vanuit een bezorgdheid voor veiligheid, gezondheid, en milieukwaliteit. Hieruit volgen 2 principes nl. een beperking van het maximum aantal parkeerplaatsen. en een gebiedsdifferentiatie.
1.2.1 / Maximaal aantal In de zone die goed ontsloten is voor voetgangers, fietsers en openbaar vervoer is het aangewezen om geen overtal aan parkeerplaatsen te voorzien. Daarom worden naast minima ook maxima bepaald.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 2
1.2.2 / Gebiedsdifferentiatie gekoppeld aan bereikbaarheid met openbaar vervoer Deze minima en maxima worden gekoppeld aan verschillende gebieden, afhankelijk van de ligging van het gebouw ten opzichte van het verkeerssysteem (station als openbaar vervoerknooppunt en of het al dan niet in het kerngebied gelegen is (zie hierna 1.3 / Lier Winkelstad). Met andere woorden in de directe stationsomgeving en in de binnenstad wordt daarom rekening gehouden met minder autobezit en -gebruik. Het gebied binnen de Ring ligt op 1.000 meter van regionale openbaarvervoerknopen en beschikt over een fijnmazig wegennet met tal van autoluwe fiets- en voetgangersassen. Er is dus een gebiedsdifferentiatie nodig voor de toepassing van normen. Hierdoor onderscheiden we een kerngebied, een deelzone A, een deelzone B en een deelzone C. Voor het toepassen van de minimum- en maximumnormen worden vier gebieden onderscheiden: − In het kerngebied mogen geen private parkeerplaatsen worden aangelegd die ontsluiten via het kerngebied. Voor het kerngebied en de stedelijke ontwikkelingsgebieden (vb. SION, Dungelhoeff, Stationsomgeving) wordt zoveel mogelijk gewerkt met gebundelde parkings voor bezoekers en bewoners. Gebundelde parkings hebben immers het voordeel dat bezoekers via dynamische bewegwijzering naar vrije parkeerplaatsen worden geleid. Dit vermindert het parkeerzoekverkeer. Ten tweede is er meer dubbelgebruik mogelijk. − Deelzone A: Een zone in de stad die plus minus overeenkomt met de binnenstad en de stationsomgeving, waarbij een zeer goede bereikbaarheid met het openbaar vervoer geldt en waar een zeer hoge verblijfskwaliteit van het publiek domein nodig is: hier wordt overtal van private parkeerplaatsen vermeden om concurrentie met het openbaar vervoer te verminderen. Hier gelden de minima als maxima − Deelzone B: omgeving met goede openbaarvervoerbediening waarin minima en maxima gelden. De maxima moeten vermijden dat concurrentie met het openbaar vervoer ontstaat door een ongelimiteerd aantal parkeerplaatsen aan te bieden. In deelgebied B wordt ervan uitgegaan dat bij een verdeling van de vervoerswijzen 50% autogebruik haalbaar is. − Deelzone C: waar minima gelden maar geen maxima worden opgelegd. In deelzone A en B (min het kerngebied) is ook het principe van zuinig ruimtegebruik van belang en verdichting, in evenwicht met voldoende open ruimte. Daarom worden bij groepswoningbouw of andere functies, parkeervoorzieningen gestapeld voorzien (ondergronds, half ondergronds op het maaiveld, op een verdieping of op het dak). Deze gebiedsindelingen kunnen op termijn veranderen als de stedenbouwkundige of verkeerskundige structuur wijzigt. Bij een groot succes van het kerngebied kan het bijvoorbeeld nodig zijn dit te verruimen. Indien er assen voor hoogwaardig vervoer zouden bijkomen, bijvoorbeeld een tram op de Antwerpsesteenweg, kan de deelzone B uitgebreid worden met een corridor van 400 meter vanaf deze as. Ook kan het inzicht groeien dat woonwijken beter beschikken over gebundelde parkeerplaatsen voor bewoners aan de rand van de wijk, in plaats van overal individuele parkeerplaatsen te maken in de wijk of het parkeren op straat te behouden. Hierdoor worden wijken bijna autovrij, wat het verblijven zeer aangenaam maakt. Dit is vergelijkbaar met het Begijnhof. Dit wordt in het bijzonder geapprecieerd door (oudere) voetgangers en kinderen.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 3
Figuur 1 / Deelzones A, B en C- Deelzone A is een zone met het merendeel van de binnenstad (binnen de vesten) uitgebreid met de stationsomgeving en omgeving Dungelhoeff. Deelzone B is het stedelijk gebied binnen de ring in een straal van 1000 meter rond het station van Lier, uitgebreid met de residentiële wijk Zevenbergen. Deelzone C is de rest van het grondgebied.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 4
Figuur 2 Deelzone B in verstedelijkte zone Koningshooikt
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 5
1.3 / LIER, STAD VOOR WINKELEN EN TOERISME Een deel van de historische binnenstad is afgebakend als kerngebied en wordt deels ingericht als voetgangerszone, onder meer voor de uitbouw van de regionale uitstraling van Lier voor winkelen en toerisme. Verder wil men vermijden dat autobewegingen naar publieke of semipublieke parkings doorheen dit gebied moeten rijden. Daarom is het aangewezen om bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in een kerngebied af te zien van het principe van parkeren en stallen op het eigen terrein, maar dient de parkeerbehoefte opgevangen te worden in gebundelde parkeergarages. Door het meervoudig gebruik van de staanplaatsen (dag, avond, nacht, weekdag, weekend) levert dit per saldo ook een efficiënter ruimtegebruik op. Daarnaast ontwikkelt het gemeentebestuur een visie en beleid voor het ondersteunen van de commerciële functie van de stad. Daarvoor onderscheidt ze enerzijds een stedelijke handelsas en anderzijds clusters voor concentratie van grootschalige kleinhandel (Antwerpsesteenweg tussen Grote Ring (R16) en omgeving Duwijckstraat) en de zone langsheen de Ring tussen Boomlaarstraat en Bosstraat. In deze gebieden wordt gestreefd naar een grotere concentratie van parkeerplaatsen en ook verdichting van het weefsel. Het groeperen van parkeerplaatsen kan ook hier ruimtewinst opleveren.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 6
1.4 / BIJDRAGE IN STEDELIJKE KOSTEN VOOR MOBILITEIT EN PARKEERVOORZIENINGEN: DE MOBILITEITSBIJDRAGE In sommige gevallen worden er enerzijds minimumnormen voorzien en is er anderzijds toch het verbod om deze aan te leggen op het eigen perceel (bv. in het kerngebied). Gelet op de kost van stedelijke initiatieven voor gebundelde parkeerplaatsen dienen investeerders hiertoe bij te dragen. Daarom wordt in relatie tot deze parkeerverordening een compenserende vergoeding ingesteld via een stedelijk belastingsreglement, verder ‘mobiliteitsbijdrage’ genoemd. De stad kan deze financiële middelen vervolgens aanwenden voor realisatie van parkeervoorzieningen (bezoekers en bewoners, eventueel werknemers) en het opwaarderen van de publieke ruimte. Anderzijds moet het voldoende aantrekkelijk zijn om in de binnenstad een menging van functies te behouden met behoud van de fijne korrel van een historisch stadscentrum. Daarom wordt de eerste schijf van 400 m² vloeroppervlakte vrijgesteld van het betalen van deze vergoeding. Aan lokale problematieken, en in bijzondere stedelijke ontwikkelingsgebieden, kan de stad Lier alsnog verder tegemoetkomen en afwijken van deze parkeerverordening bij de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen en/of met een gepaste aanleg van het openbaar domein. Er kunnen bijvoorbeeld in een RUP voor een nieuw te ontwikkelen zone meer parkeerplaatsen per woning worden opgelegd om een voorraad te krijgen aan bewonersparkeren voor een nabijgelegen dense woonwijk met een tekort aan parkeerplaatsen.
1.5 / SOCIALE RECHTVAARDIGHEID In eerste instantie worden de parkeernormen niet met terugwerkende kracht toegepast. Al de vergunde bebouwing blijft dus vrijgesteld van toepassing. Bij verbouwing of uitbreiding krijgen alleen de nieuwe functies en de uitbreidingen een verplichting opgelegd. Bij het opstellen van de normen in deze parkeerverordening wordt ook rekening gehouden met de draagkracht van het project. Daarom is er bijvoorbeeld: -
geen verplichting voor parkeren bij de bouw van 1 tot en met 3 woningen;
-
een differentiatie in woninggrootte (tussen 25 en 80 m² (= tussen studentenkamer en studio in; 81 m² en meer ));
-
geen verplichting voor kleinschalige kantoor-, en hotelprojecten in de deelzone A (bv. bed-and-breakfast) en dit door een vrijstelling voor een eerste schijf van 400 m²;
-
verplichting voor parkeerplaatsen bij groepswoningbouw slechts vanaf 4 woonentiteiten, hierdoor wordt ook een aanpassing aan een woning voor het maken van een zorgwoning, niet gehinderd;
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 7
-
Een project van sociale woningbouw met openbaar domein dient slechts tot 60 % op privaat domein te voorzien. 40 % mag dan op openbaar domein voorzien worden. Indien er meer parkeerplaatsen op het openbaar domein worden gesubsidieerd dan kan de 60/40regel worden opgeheven.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 8
2 / DEFINITIES TOEPASSINGVELD EN KOPPELING AAN MOBILITEITSBIJDRAGE 2.1 / DEFINITIES Punt 2.1 van de verordening geeft een aantal definities voor de toepassing van deze stedenbouwkundige verordening weer. Autostaanplaats of parkeerplaats Voorziening voor het stallen of parkeren van gemotoriseerde voertuigen, dit kan zowel inpandig zijn als in openlucht. Publieke parkeerplaatsen − Deze parkeerplaatsen dienen toegankelijk te zijn voor iedereen zodanig dat ze gebruikt kunnen worden door alle bezoekers, deze parkeerplaatsen dienen als dusdanig ook aangeduid te worden, volgens een aanduiding goedgekeurd door de vergunningverlenende overheid.. − Voor deze parkeerplaatsen kan door de uitbaters een vergoeding gevraagd worden. Fietsenstallingplaats of fietsparkeerplaats Een open of overdekte ruimte die voldoende groot en uitgerust is (bv. met klemmen, rekken, een steunmuur al dan niet overdekt) voor het stallen van één fiets, dit wil zeggen horizontaal geplaatst of gestapeld indien dit aangepast is aan de fysieke mogelijkheden van de doelgroep (er bestaan nl hydraulisch ondersteunde gestapelde fietsenstallingen). Parkeerbalans Nota toe te voegen aan stedenbouwkundige vergunning met berekening van het aantal verplichte (minimale en maximale) parkeerplaatsen (= de vraag) en het aantal parkeerplaatsen volgens plan (= het aanbod) en de vergelijking daartussen, hetzij door een evenwicht tussen vraag en aanbod, hetzij door het tekort te regelen via een compenserende vergoeding. Deze laatste is een voorwaarde te bepalen door het schepencollege. Gestapeld parkeren Parkeerplaatsen aangebracht onder of boven een hoofdfunctie d.w.z. ondergronds, half ondergronds, op een verdieping op maaiveld of op dak.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 9
Woning Gebouw of deel van een gebouw bestemd voor het wonen van één gezin. In die zin dient een woonboot met een vaste ligplaats ook als een ‘woning’ beschouwd te worden (zie ook ‘woongelegenheid’). (Studenten)Kamer Afgesloten entiteit waar de bewoner voor koken en/of sanitaire basisbehoeften naar gemeenschappelijke delen in het gebouw of elders dient te gaan. De oppervlakte van de studentenkamer wordt beperkt tot 25m² vloeroppervlakte; indien een studentenkamer groter dan 25m² uitgevoerd wordt, wordt zij verrekend als afzonderlijke woongelegenheid. Assistentiewoning Een assistentiewoning is een individuele woongelegenheid in een groep van assistentiewoningen. Een groep van assistentiewoningen is een voorziening die bestaat uit een of meer gebouwen die functioneel een geheel vormen en waar, onder welke benaming ook, aan gebruikers van 65 jaar of ouder die er zelfstandig verblijven in individuele aangepaste wooneenheden, huisvesting wordt gegeven en ouderenzorg waarop zij facultatief een beroep kunnen doen (art. 33 Woonzorgdecreet). Eén van de verschillen met de voormalige serviceflats is, dat het vanuit de wetgeving inzake Welzijn niet langer noodzakelijk is dat de groep van assistentiewoningen erkend is, en bovendien moeten ze ook niet langer passen binnen een programmatie. Studio Woning zonder afzonderlijke slaapkamer met een netto bewoonbare vloeroppervlakte van maximaal 45 m². Eengezinsgebouw Een gebouw waarin één woning is gelegen. Meergezinsgebouw of appartement Een gebouw waarin twee of meerdere woningen/woonentiteiten zijn gelegen. Groepswoningbouw Een totaalproject vanaf 4 woonentiteiten. Woongelegenheid / Woonentiteit Afgesloten entiteit waar de bewoner kan wonen, koken, slapen en waar sanitaire voorzieningen aanwezig zijn (WC en wasbak) (zie ook Woning).
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 10
Binnenstad Dit is het gebied binnen de vesten (deze omschrijving is niet gelinkt aan normen).
Kerngebied Volgende straten behoren tot het kerngebied: -
Antwerpsestraat
-
Eikelstraat
-
Felix Timmermansplein
-
Florent van Cauwenbergstraat
-
Grote Markt
-
Kartuizersvest tussen Antwerpsetraat en Vervlietstraat/ingang RAC
-
Kolveniersvest
-
Leopoldplein
-
Rechtestraat
-
Schapenkoppenstraat
-
Vismarkt
-
Werf
-
Zimmerplein
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 11
Deelzone A: (zie figuur 1) Binnenstad / zone rond station zonder kerngebied Dit is een gebied met een dicht woonweefsel min of meer samenvallend met de historische binnenstad binnen de vesten, uitgebreid met de stationsomgeving en de omgeving Dungelhoeff. Deze zone heeft een zeer goede bereikbaarheid met openbaar vervoer. In deze zone is een sturend parkeerbeleid nodig. Ook deze zone kan door het schepencollege gewijzigd worden, bvb afhankelijk circulatieplannen voor de binnenstad. Volgende straten behoren tot Deelzone A: -
Abtsherbergstraat Anton Bergmannlaan Antwerpsesteenweg tussen station en kruising Eeuwfeestlaan/Zuid Australiëlaan Aragonstraat Arthur Vanderpoortenlaan Bareelstraat Baron Opsomerlaan Begijnhofstraat Berlaarsestraat Bles Blokstraat Bodegemstraat Boomlaarstraat: even huisnummers tot hoek Vredelaan, oneven huisnummers tot nummer 123 Bril Broeksteeg Brouwerijstraat Dageraadstraat De Heyderstraat: huisnummers 2, 4, 6, 8 Deensestraat Dijkje Eeuwfeestlaan tussen Antwerpsesteenweg en kruispunt Bareelstraat / Sterrenstraat Ernest Staaslei Frederik Peltzerstraat Gasthuisvest Grachtkant
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 12
-
Groenstraat Heilige-Geeststraat Hellestraat Hemdsmouwken Hofstraat Huibrechtstraat Kalkovenstraat Kalvarieberg Kammenstraat Kantstraat Kanunnik Davidlaan Kapucijnenvest Kardinaal Mercierplein Kartuizersvest tussen Vervlietstraat/ingang RAC en F. Peltzerstraat Kattenstraat Kavesweg Kazernedreef Keizershof Kerkstraat Kloosterstraat Koning-Albertstraat Koningin Astridlaan: huisnummers 2 en 4 Kruisbogenhofstraat Lantaarnstraat Leopold III-laan Lisperstraat Martienushoek Mechelsesteenweg: even huisnummers tot nummer 42, oneven huisnummers tot Sint Annastraat Mechelsestraat Molenlaan Mosdijk Netelaan Ogezlaan
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 13
-
Oud - Kerkhof Papegaaistraat Paradeplein Parelstraat Planeetstraat Pompstraat Predikherenlaan Rederijkerslei Renaat Veremansplein Rolwagenstraat Sint Annastraat Sint-Gummarusstraat Sint-Margaretastraat Sluislaan Spoorweglei tussen station en Bareelstraat Spuilei Symphorosastraat Tramweglei tot hoek Vredelaan Van Boeckellaan Vervlietstraat Vlietje Volmolenstraat Vredebergstraat Vredelaan Waterpoortstraat Wezenstraat Wijngaardstraat Zagerijstraat tussen Antwerpsesteenweg en Eeuwfeestlaan Zuid Australiëlaan: even en oneven huisnummers tot kruising Tulpenlaan
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 14
Deelzone B (zie figuur 1 en 2) Figuur 1 Een zone grotendeels samenvallend met de zone binnen de Grote Ring (R16), uitgebreid met de wijk Zevenbergen, liggend binnen een perimeter met een hemelsbrede straal van 1000 meter ten opzichte van het station, met dus een goede bereikbaarheid met openbaar vervoer, (zonder deelzone A). De contour van deze zone wordt in wijzerzin omschreven als volgt: Vertrekkende vanaf het kruispunt R16 – Hagenbroeksesteenweg binnenkant ring, verder Hagenbroeksesteenweg, Lispersteenweg even huisnummers tot nummer 268, oneven huisnummers tot hoek Hagenbroeksesteenweg, Rivierstraat even huisnummers tot nummer 52 en oneven huisnummers tot nummer 11, verder de contour van de Kleine Nete volgend tot hoek Berlarij/Ros Beiaardstraat. Verder Paul Krugerstraat tot huisnummernummer 41. Verder de Hoogveldweg volgend tot aan het snijden van de R16 met de Waversesteenweg. In wijzerszin de binnenkant van de R16 volgend tot aan het beginpunt kruispunt R16/Hagenbroeksesteenweg. De deelzone A (zoals straatsgewijs opgesomd) maakt geen deel uit van deze contour. In surplus behoort de wijk Zevenbergen tot deze eerste contour: Deze wordt in wijzerszin omschreven als volgt: Vertrekkende buitenkant R16 vanop de kruising ter hoogte R16/Smedenstraat, in noordwestelijke richting de spoorweg volgend tot en met de Guido Gezellelaan, tot en met Antwerpsesteenweg 467. Aan de noordzijde van de Antwerpsesteenweg vanaf Joseph Van Instraat tot aan Plaslaar, de Plaslaar meenemend tot aan de kruising met de R16 ter hoogte van de Bollaarstraat.
Figuur 2 Dit is de verstedelijkte kern van Koningshooikt Volgende straten behoren tot deze deelzone: -
zuidzijde Aarschotsesteenweg tussen Leliënlei en Burgemeester Hensstraat Beekstraat: even huisnummers vanaf Dorpsstraat tot en met nummer 70, oneven huisnummers vanaf Dorpsstraat tot en met nummer 55 Bernard Van Hoolstraat Burgemeester Hensstraat Dorpsstraat
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 15
-
Koningsplein Leliënlei; even huisnummers: 2 tot en met 26/1, oneven huisnummers: 1 tot en met 31 Liersebaan even huisnummers: 1 tot Leliënlei, oneven huisnummers: 2 tot en met nr. 119 Putsesteenweg Sander De Vosstraat; even huisnummers tot en met nr. 68, oneven huisnummers tot en met nr. 89 Schoolstraat Alle straten gelegen binnen de zone " Dorpsstraat - Beekstraat - Itterbeek - Putsesteenweg"
Deelzone C Het gehele grondgebied van Lier min kerngebied, deelzones A en B Functiewijziging Het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de hoofdfunctie van een bebouwd onroerend goed. Nieuwbouw Het oprichten van een volume bedoeld om een hoofdfunctie in onder te brengen: -
Wonen,
-
Handel,
-
Kantoren en diensten,
-
Industrie en ambacht
Herbouw Een constructie volledig afbreken, of meer dan veertig procent van de buitenmuren van een constructie afbreken, en binnen het bestaande bouwvolume van de geheel of gedeeltelijk afgebroken constructie een nieuwe constructie bouwen. Verbouwing Aanpassingswerken doorvoeren binnen het bestaande bouwvolume van een constructie waarvan de buitenmuren voor tenminste zestig procent behouden worden. Vloeroppervlakte
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 16
Hier bedoeld als bruto vloeroppervlakte dus vloeroppervlakte van alle niveaus samen, gerekend incl. buitenkant muur. Voor kelders, ondergrondse parkeergarages en overdekte buitenruimtes worden muren niet meegerekend; vloeren onder het dak worden enkel meegerekend vanaf 1,80 meter begaanbare ruimte; bijgebouwen worden eveneens meegerekend. Bij vloeroppervlakte van winkels wordt echter gerekend met netto vloeroppervlakten, dus alleen de oppervlakte toegankelijk voor het publiek. Rooilijn Huidige of toekomstige grens tussen de openbare weg en de aangelande eigendommen. Bouwlijn Lijn op een perceel waarachter bebouwing mag worden opgetrokken, soms ook verplichte bouwlijn. Voortuinstrook Onbebouwde zone tussen rooilijn en bouwlijn. Bij het ontbreken van rooilijnen wordt gemeten vanaf de uiterste rand van het voetpad, van het einde van de openbare groenzone of vanaf de kruin van een bermgracht. De diepte wordt gerekend haaks op de rijweg. Mag maximaal voor 50 % verhard worden. Verzorgend niveau (van een winkel) − Stads- of wijkverzorgend niveau: winkel met een bereik groter dan 2 à 3 km (speciaalzaak, winkelketens, waarvoor men een gerichte verplaatsing uitvoert, of omweg overweegt); − Buurtverzorgend niveau: winkel die hoofdzakelijk mikt op de nabijheid van de buurt (+/- 2 à 3 km) voor meestal dagelijkse of wekelijkse aankopen of diensten (bakker,slager, apotheker, kleine supermarkten type ‘proxy’), én met een maximum vloeroppervlakte van 400 m2 Mobiliteitsbijdrage Een vergoeding aan de stad voor parkeerplaatsen die omwille van verkeerskundige en stedenbouwkundige redenen niet kunnen gebouwd worden op het eigen perceel of in een zone van 200 meter, aantal bepaald aan de hand van voorliggende stedenbouwkundige verordening.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 17
MOBER (mobiliteitseffectenrapport) − een informatief document dat deel uitmaakt van een aanvraagdossier tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning; − een document dat ramingen en informatie verschaft over het bestaande bereikbaarheidsprofiel van de gehuisveste functie, het te verwachten vervoer dat het project teweeg zal brengen, de vervoerswijzen, de routekeuzen, de parkeerbehoefte, de effecten op vlak van verkeer en hoe de inrichting/het bedrijf hierop kan inspelen. De inhoudelijke vereisten van een MOBER zijn weergegeven als bijlage. Zie ook http://www.mobielvlaanderen.be/vademecums/mober.php Mobiliteitstoets − een informatief document dat deel uitmaakt van een aanvraagdossier tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning; Dit dient toegevoegd te worden vanaf een bepaalde grootte van een project. (zie ook hoofdstuk 5.3) − hiervoor is een standaardformulier beschikbaar op http://www.mobielvlaanderen.be/vademecums/mober.php
Mobiliteitsfiche
− een document dat informatie verschaft over de parkeerbalans (het aantal units en/of m2 , berekening van de benodigde parkeerplaatsen, aangeven hoeveel parkeerplaatsen werden voorzien (met nr. op plan) en de wijze van ontsluiting, functioneren en toegankelijkheid van parkeerplaatsen en fietsstaanplaatsen).
− Hiervoor zal een standaardformulier beschikbaar worden gesteld op de website van de stad Lier.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 18
2.2 / MATEN EN EISEN OPGELEGD AAN PARKEERVOORZIENINGEN Fietsenstallingen Er kunnen verschillende vormen worden onderscheiden: − een box waarvan de minimale binnenafmetingen zijn: 1,92 m x, 0,70 m en 1,25 m hoog; − een standplaats (overdekt of in openlucht) daartoe speciaal aangelegd) •
Een fietsenstallingsplaats zonder voorzieningen: 1,75 m x 0,70 m
•
De minimumafmetingen van de standplaats met voorzieningen en uitgerust met bv. klemmen, rekken, een steunmuur, zijn 1,75 m x 0,50 m (= 0,90 m²).
•
Een fietsenstallingplaats met fietsrekken met hoogteverschil tussen voorwielen en sturen: 1,75m x 0,50 m
In deze getallen is de circulatieruimte niet meegerekend (incl. circulatie wordt de oppervlakte 1,60 m² ). De standplaats dient minimaal verhard te worden met grint. De stalling moet gemakkelijk toegankelijk zijn vanaf het openbaar domein, dit wil zeggen zonder door woon- of bureelgedeelten van het gebouw te gaan. De vrije breedte van de toegangsweg tot de fietsenstallingen moet minimaal 0,90 m bedragen. Fietsenstallingen in voortuinstroken kunnen wel; indien een dak wordt aangebracht kan dit op maximaal 1,50 m. Parkeerplaats: − Ofwel een garage, een garagebox of carport, met de volgende minimumafmetingen: 5 m lang, 2,75 m breed en een minimale vrije hoogte van 1,80 m langs de toegangszone voor de wagen; ofwel een standplaats (overdekt of in openlucht) daartoe speciaal aangelegd en uitgerust. − De minimale afmetingen zijn 5 m lang op 2,30 m breed en een vrije hoogte van 1,80 m. − De standplaats dient minimaal verhard te worden met grint met onderfundering, zodat ze niet verzakt onder het verkeer en begaanbaar is voor voetgangers. Elke parkeerplaats dient afgebakend te worden met duurzame materialen (hier bedoeld als niet vergankelijke materialen of gemakkelijk te overwoekeren door nabije beplanting, waardoor deze de facto niet meer bruikbaar zou worden). De parkeerplaatsen in openlucht dienen uitgevoerd te worden in waterdoorlatende materialen (volgens hemelwaterverordening). Schikking en toegangswegen moeten voldoen aan de maatvoering die in volgende figuren aangegeven wordt (figuren in Bijlage II hoofdstuk B.). Er worden maximaal 2 in elkaars verlengde liggende en aansluitende parkeerplaatsen toegestaan voor zover het geen parkeerplaatsen betreft die nodig zijn voor een publieke bestemming of voor meerdere woningen. VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 19
Parkeerplaatsen voor mindervaliden: − Deze parkeerplaatsen worden bij voorkeur aangelegd op de hoeken. − De maten en eisen richten zich naar de gewestelijke stedenbouwkundige verordening toegankelijkheid.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 20
3 / VERPLICHTINGEN ALGEMEEN 3.1 / VERBOD VOOR AANLEG Er geldt een verbod voor aanleg van een parking op een perceel kleiner dan 7 m, gemeten op de bouwlijn, én een voortuinstrook kleiner dan 5 m. In het Kerngebied kunnen geen parkeerplaatsen aangelegd worden die ontsluiten via het kerngebied zelf.
3.2 / VOOR WELKE WERKEN GELDT DEZE PARKEERVERORDENING? De vergunninghouder moet in principe het nodige aantal parkeerplaatsen en fietsenstallingen aanleggen, zoals bepaald in deze verordening bij volgende vergunningsplichtige werken met het oog op de realisatie van of werken aan terreinen en gebouwen: − het oprichten of uitbreiden van een gebouw; − het opsplitsen van een gebouw of het vermeerderen van het aantal woonentiteiten; − het uitvoeren van een vergunningsplichtige functiewijziging van een bebouwd onroerend goed; − de realisatie van recreatieve terreinen en terreinen voor gemeenschapsfuncties. De verplichtingen voortkomend uit deze verordening maken blijvend deel uit van de stedenbouwkundige vergunning. Dit wil zeggen dat: − de parkeerplaatsen, fietsstaanplaatsen nodig om te voldoen aan deze verordening als dusdanig aanwezig moeten blijven zolang de inrichting waarvoor ze gelden blijft bestaan; − ze geen andere functie mogen krijgen of voor iets anders gebruikt mogen worden. Indien een parkeerplaats of fietsenstallingplaats die werd gerealiseerd om te voldoen aan deze verordening, naderhand wijzigt van functie, dient een andere parkeerplaats of fietsenstallingplaats voorzien te worden De verplichting tot het voorzien van de vereiste stallingplaatsen blijft bestaan tot de vergunde werken teniet gaan. Het wijzigen of opheffen van deze stedenbouwkundige verordening heeft geen impact op vroeger afgegeven stedenbouwkundige vergunningen; de verplichting tot het behoud van de vereiste stalplaatsen verdwijnt niet, behalve voor eventuele verruiming van deelzone A en deelzone B. De verplichting blijft dus bestaan tenzij de stad Lier bij algemene maatregelen zou besluiten de verplichting op het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsenstallingen op te heffen of te wijzigen.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 21
Indien er een sociaal woonproject is zonder aanleg van nieuwe wegenis, dan gelden onverkort de normen van de parkeerverordening. Indien echter de aanvraag de aanleg van een nieuw openbaar domein voorziet, dan moet 60 % van de norm worden gerealiseerd op het private gedeelte. Het ontbrekende deel om tot 100 % te komen, moet dan kunnen voorzien worden binnen het openbaar domein. Indien er meer parkeerplaatsen kunnen worden gesubsidieerd op het openbaar domein dan mag de 60/40-regel worden losgelaten.
3.3 / WAT IS HET AANLEGGEN VAN EEN PARKEERPLAATS OF FIETSENSTALLINGPLAATS? Onder aanleg van een parkeerplaats of fietsenstalling wordt verstaan: − Het bouwen van een nieuwe parkeerplaats of fietsenstalling. − Het in volle eigendom, in erfpacht, bezitten of verwerven van een bestaande parkeerplaats of fietsenstalling, die enerzijds voldoet aan de voorwaarden van deze verordening en anderzijds nog niet gebruikt werd voor het bekomen van een vergunning volgens deze parkeerverordening. Parkeerplaatsen en fietsenstallingen welke in overtreding aangelegd werden komen niet in aanmerking als bestaande parkeerplaats of fietsenstalling. Het is aan te bevelen bij de uitwerking van parkeervoorzieningen rekening te houden met de toename van het aantal elektrische voertuigen.
3.4 / WAAR AANLEGGEN? Verbondenheid met het gebouw De parkeerplaatsen moeten aangelegd worden ofwel voorzien zijn op het bouwperceel waarop het gebouw zal komen, ofwel op een perceel gelegen op maximaal 200 meter van het bouwperceel gemeten via het openbaar domein of via een erfdienstbaarheid. De aanvrager geeft de loopafstand op in zijn aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning. De fietsenstallingen moeten aangelegd worden binnen een wandelafstand van maximaal 50 meter tot de (gemeenschappelijke) ingang van de woningen of van andere functies. De ligging van de parkeerplaatsen en fietsenstallingen moet op een situeringplan aangegeven worden. Een detail met actueel en/of gepland inrichtingsplan wordt toegevoegd bij de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 22
3.5 / HOE AANLEGGEN? Parkeerplaatsen en fietsenstallingen dienen de minimumafmetingen en kwaliteiten te hebben volgens maten in bijlage II. (Zie ook 2.2) Alle parkeerplaatsen moeten zoveel mogelijk langs een gemeenschappelijke toegang op de openbare weg uitmonden. Zie voor aanvullende info over parkeervoorzieningen ook Deel 7 van het Vademecum Duurzaam Parkeerbeleid. http://www.mobielvlaanderen.be/vademecums/parkeerbeleid Bij een perceel met een breedte, gemeten op de bouwlijn, kleiner dan 7 m en een voortuinstrook van minder dan 5 meter diep kan er geen autostaanplaats toegestaan worden. Een woning op een perceel van meer dan 7 m, gemeten op de bouwlijn mag een inpandige autostaanplaats aanleggen. Een autostaanplaats kan ook in de voortuinstrook indien de voortuinstrook minimaal 5 m diep is. De voortuinstrook mag in alle gevallen voor maximaal 50 % verhard worden (voor het stallen van een wagen of een toegang tot een garage en de woning). Bij het ontbreken van rooilijnen wordt gemeten vanaf de uiterste rand van het voetpad, van het einde van de openbare groenzone of vanaf de kruin van een bermgracht. Wanneer men in voortuinstroken bij kantoren, diensten of winkels meer dan één parkeerplaats wil aanleggen mogen die niet haaks geparkeerd worden op de rijweg met andere woorden er is slechts één toegang tussen parkeerplaatsen en de rijweg. .
Figuur 31 Geen haaks parkeren voor meerdere wagens in voortuinstroken (rechts), toegang tot parkings minimaliseren (links) Afwijken van deze parkeerverordening kan alleen in zones waarin stedenbouwkundige bepalingen dit toelaten (BPA, RUP, verkavelingvoorschriften).
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 23
Voor een verkaveling met grondgebonden woningen is één garagetoegang per woning toegestaan mits de ‘minimum 7m-regel’ in acht wordt genomen. Als in een RUP of verkaveling niets wordt bepaald dan is bovenstaand principe van toepassing. Voor een woning, groepswoning/appartementen die ingeplant worden op één perceel van minimaal 7 m breedte gemeten op de bouwlijn, mag er slechts één toegang tot parkeerplaatsen voorzien worden (met maximaal 3 m breedte, tenzij breder noodzakelijk is voor de toegankelijkheid van voertuigen in een bocht of voor brandweer). Meer dan één toegang is wel mogelijk bij grote complexen én waarbij dit gemotiveerd wordt door een MOBER. Deze regels hebben als gevolg dat in zone A, B en C, op een perceel met een breedte kleiner dan 7 m, er geen groepswoningbouw mogelijk is met meer dan drie woningen, tenzij de parkeerplaatsen elders liggen. In het kerngebied kan dit nog wel omdat daar de verplichting voor het voorzien van een parkeerplaats vervalt (en men een mobiliteitsbijdrage betaalt voor aantal woningen boven de drie). In de zone A en B dienen parkeerplaatsen voor groepswoningbouw vanaf een bepaalde schaal gestapeld te gebeuren. Een volledig ondergrondse parkeergarage moet ruimer kunnen worden voorzien dan de maximale bouwdiepte op het gelijkvloers. De maximale ondergrondse bouwdiepte wordt beperkt tot de maximale bouwdiepte maaiveld + 4 m (bruikbaar voor terras) zodat een comfortabele organisatie mogelijk blijft. Bij halfondergrondse parkeergarages geldt deze mogelijkheid niet. Parkeren in het gebouw op het gelijkvloers kan enkel indien er hoofdfuncties aanwezig zijn over de volledige gevelbreedte aan de straatzijde (met uitzondering van de parkinginrit). Op het dak kunnen enkel parkeerplaatsen worden voorzien die niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. Vanaf wanneer gestapeld parkeren? In zone A en B: vanaf 4 parkeerplaatsen tot en met 7 parkeerplaatsen: mogen maximaal 4 parkeerplaatsen effectief voorzien worden op het maaiveld van het eigen perceel, of moet men aantonen dat parkeerplaatsen in eigendom aanwezig zijn binnen de vooropgestelde wandelafstand van 200 meter. Voor de overige parkeerplaatsen wordt dan een mobiliteitsbijdrage betaald. Alle parkeerplaatsen gestapeld voorzien behoort ook tot de mogelijkheid. Vanaf 8 parkeerplaatsen zijn alle parkeerplaatsen verplicht gestapeld aan te leggen.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 24
Figuur 4 Ontwerpend onderzoek mogelijk inpassing van 8 parkeerplaatsen in ondergronds niveau met 4 m extra Een fietsenstalling met een dak dat niet hoger is dan 1,50 m kan wel in de voortuinstrook aangebracht worden. Fietsenstallingen die in een open ruimte achter de bouwlijn worden gebouwd dienen op een esthetische manier afgewerkt te worden. Het dient onderdeel te zijn van de gevelarchitectuur. Ook hier is het de bedoeling dat de relatie van de hoofdfunctie met de straat, bv. wonen, zoveel mogelijk behouden blijft, vandaar een beperking voor gesloten fietsbergingen aan de straatkant tot 50 % van de perceelsbreedte.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 25
3.5 / VRIJSTELLINGEN VOOR PARKEERPLAATSEN De bepalingen voor fietsenstallingen gelden steeds, hiervoor zijn er geen vrijstellingen of compenserende vergoedingen mogelijk behalve in het kerngebied. Voor aanleg van parkeerplaatsen (en/of betalen van een mobiliteitsbijdrage) zijn er vrijstellingen.
3.5.1 / Vrijstelling tot en met 3 woningen Er is een vrijstelling van het toepassen van parkeernormen (en/of mobiliteitsbijdrage) voor projecten tot en met 3 woningen. Met andere woorden vanaf 4 woonentiteiten is het voorzien van parkeerplaatsen (of in het kerngebied de vervangende mobiliteitsbijdrage) verplicht.
3.5.2 / Vermindering mobiliteitsbijdrage voor woningen in het kerngebied. In het kerngebied wil men wonen boven winkels en gemengde projecten (kantoren –wonen) bevorderen. Daarom wordt bij een gemengd project (woningen-winkels, kantoren-woningen) de mobiliteitsbijdrage gehalveerd voor de parkeerplaatsen. voor de woningen die aan de straatkant gelegen zijn.
3.5.3 / Vrijstelling voor functies die de levendigheid van de binnenstad (Kerngebied en Deelzone A) bevorderen −
restaurant
−
café
−
feestzaal, danszaal
−
een eerste schijf van 400 m² voor andere functies dan wonen (bv. kantoren, winkels,…)
Bezoekers van deze zone komen met duurzame vervoerwijze of worden opgevangen in publieke parkings, idem voor personeel, waarvoor eveneens randparkeerplaatsen beschikbaar zijn. Indien deze functies parkeerplaatsen voorzien op eigen perceel, moeten zij via een MOBER aantonen dat de draagkracht van de straten niet wordt overschreden.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 26
3.5.4 / Vrijstelling voor functies die nabijheid van commerciële functies in woonwijken bevorderen In deelzones B en C genieten commerciële functies in gesloten bebouwing, tot 400 m², een vrijstelling om de nabijheid van buurtwinkels en cafés te bewaren. Voor vrijstellingen in verband met verbouwingen, zie hoofdstuk 3.7.3.
3.5.5 / 60% op privaat domein bij sociale woningbouw Een project van sociale woningbouw mét openbaar domein dient slechts tot 60 % van de norm op privaat domein te voorzien. 40 % mag dan op openbaar domein voorzien worden. Wanneer er meer parkeerplaatsen op het openbaar domein worden gesubsidieerd kan de 60/40-regeling worden opgeheven.
3.6 / MOBILITEITSBIJDRAGE BIJ ONTBREKEN VAN PARKEERPLAATSEN In het kerngebied kunnen de parkeervoorzieningen op eigen perceel niet gebouwd worden, maar dient de stad (of het parkeerbedrijf) te voorzien in parkeerplaatsen. Daarom wordt hiervoor een mobiliteitsbijdrage geïnd. De mobiliteitsbijdrage is geen ‘afkoopsom’ of ‘boete’ die zonder meer kan betaald worden, als er niet voldaan wordt aan de parkeerverordening. Wanneer in deelzone A of B niet geopteerd wordt voor gestapeld parkeren is er voor de parkeerplaatsen 5 t/m 7 verplicht een mobiliteitsbijdrage te betalen. De mobiliteitsaspecten in het algemeen en de parkeerverordening in het bijzonder zijn immers een criterium bij het beoordelen van de stedenbouwkundige vergunning zelf. Indien een project onvoldoende parkeerplaatsen kan bouwen moet het project minder groot gemaakt worden om te kunnen voldoen aan de parkeerverordening.
3.7 / WIJZE VAN BEPALING VAN DE MINIMUM- EN MAXIMUMAANTALLEN PARKEERPLAATSEN EN FIETSENSTALLINGEN Het minimumaantal aan te leggen parkeerplaatsen en fietsenstallingen en voor bepaalde functies ook het maximumaantal aan te leggen parkeerplaatsen, wordt vastgelegd bij het (her)bouwen van een gebouw, het opsplitsen van een gebouw of het wijzigen van het aantal woningen in een gebouw of vergunningsplichtige functiewijziging van een gebouw:
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 27
−
hetzij - in de gevallen zoals bepaald onder punt 3.7.4 - aan de hand van een MOBER.
−
hetzij - in de overige gevallen - als norm, volgens hoofdstuk 4 en bijbehorende tabellen 1 tot en met 10.
Wanneer normen een aantal per vloeroppervlakte voorschrijven - bijvoorbeeld 0,8 parkeerplaatsen per 81 m² en meer - of aantal kamers bijvoorbeeld 1 parkeerplaats per 3 kamers -, geldt dit per begonnen schijf van genoemd oppervlak of aantal, er wordt m.a.w. afgerond naar het gehele getal naar boven bv. 2,4 parkeerplaatsen volgens berekening = 3 parkeerplaatsen te realiseren.
3.7.1 / Berekeningswijze bij menging van functies; samengebruik mag Wanneer in een gebouw meerdere functies, die in onderstaande tabellen 1 tot en met 10 voorkomen, zijn gehuisvest, gelden de minimum- en maximumaantallen zoals vermeld in onderstaande tabellen 1 tot en met 10 ten aanzien van elke functie. Het totale minimum- en maximumaantal parkeerplaatsen en fietsenstallingen is gelijk aan de som van het minimum- en maximumaantal parkeerplaatsen en fietsenstallingen per functie. De afrondingen naar boven gebeuren op het resultaat van de optelsom en niet bij elk afzonderlijke functie. Indien meervoudig ruimtegebruik van de parkeer- en fietsenstallingen mogelijk is, kan men evenwel van de kwantitatieve normen afwijken aan de hand van een MOBER (zie hiervoor). Wanneer bij een KMO een toonzaal wordt gerealiseerd, dient men voldoende parkeerplaatsen en fietsenstallingen te realiseren voor de KMO evenals voor de toonzaal en ook hier moet men de som maken van de vereiste aantallen per functie.
3.7.2 / Berekeningswijze bij nieuwbouw Bij nieuwbouw wordt geen rekening gehouden met de bestaande toestand. De toestand op plan bepaalt het aantal parkeerplaatsen.
3.7.3 / Berekeningswijze bij verbouwing: bestaande toestand in min brengen mag voor woningen en bij behoud van dezelfde functie Om te vermijden dat bijvoorbeeld een vergund bestaand woningen- of appartementencomplex zonder garage, die licht verbouwd wordt, daardoor plots over een parkeerplaats zou moeten beschikken maar dit niet op eigen perceel kan realiseren, wordt een regel geformuleerd bij verbouwing. Van het minimumaantal parkeerplaatsen uitgaande van de functies en oppervlakten van het gebouw volgens de huidige stedenbouwkundige vergunning, mogen (niet moeten), de parkeerplaatsen die zouden gelden in de toestand (parkeerplaatsen volgens oppervlakte) vóór verbouwing, afgetrokken worden en moet dus ook geen mobiliteitsbijdrage betaald te worden. Met andere woorden, de normen worden enkel toegepast op de nieuwe oppervlakten of de functiewijzigingen. Zoals hierboven reeds gesteld, geldt deze regel niet voor een opsplitsing van een woning in twee woningen. Anderzijds mogen vergunde parkeerplaatsen die behouden blijven uiteraard in rekening gebracht worden in de nieuwe
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 28
parkeerbalans. Wanneer er echter overtal ontstaat (overschrijding van de minimumnormen voor deelzone A en maximumnormen in deelzone B) gelden de aantallen volgens de huidige stedenbouwkundige vergunning. Het is immers niet de bedoeling dat er overtallen aan parkeerplaatsen gecreëerd worden in deelzones A en B. In principe moeten deze dan verminderd worden, tenzij dit een antwoord is op een vraag voor stallingplaatsen in de buurt, waardoor de parkeerdruk op openbaar domein vermindert en tenzij de goede ruimtelijke ordening niet wordt geschaad. Een overtal realiseren of behouden kan slechts als dit aangetoond kan worden in een MOBER. De vermindering geldt ook voor het minimumaantal fietsenstallingen bij woningen en kantoren. Immers, wanneer er achteraan een rijwoning een ruimte wordt bijgebouwd, wordt een verbouwing aan de gang of kamer aan de straatkant niet nodig geacht. Anderzijds, wanneer een bestaande rijwoning omgevormd wordt tot studentenkamers (meer dan 2) moeten er alvast voor de wooneenheden boven twee fietsenstallingen voorzien worden, omdat het comfort voor fietsers primordiaal geacht wordt voor het stimuleren van het fietsgebruik én om overlast op voetpaden te vermijden. Bestemmingen die eerder wederrechtelijk gerealiseerd werden, kunnen echter niet in aanmerking genomen worden voor de bepaling van de huidige toestand. Wanneer een bestaand gebouw (anders dan woningen) voor dezelfde functie wordt uitgebreid met meer dan 50 m², of wanneer een gebouw opgesplitst wordt, gelden de minimum- en maximumaantallen wel, zoals bepaald in onderstaande tabellen 1 tot en met 10, maar enkel voor de bijkomende delen van het gebouw en of nieuwe functies. Bij een functiewijziging verliest men deze aftrekmogelijkheid. Een functiewijzing wordt beschouwd als een nieuwe toestand. Bij een verbouwing in het kerngebied en in deelzone A is de eerste schijf van 400 m² in ieder geval vrijgesteld. Wordt deze oppervlakte overschreden, dan gelden de bepalingen van deze verordening (min parkeerplaatsen voor de eerste schijf).
3.7.4 / Gevallen waarin de minimum- en maximumaantallen parkeer- en fietsenstallingplaatsen worden bepaald aan de hand van een MOBER of Mobiliteitstoets Hoofdstuk 4. geeft weer hoe het minimumaantal, en in bepaalde gevallen ook het maximumaantal parkeerplaatsen en fietsenstallingen wordt bepaald. In bepaalde gevallen worden deze minima en maxima bepaald aan de hand van een MOBER (mobiliteitseffectenrapport), te voegen bij de aanvraag tot het bekomen aan een stedenbouwkundige vergunning. In geval het aantal in te richten parkeerplaatsen en fietsenstallingen bepaald wordt aan de hand van een MOBER, dient de aanvraag tot het bekomen van de stedenbouwkundige vergunning te voorzien in de realisatie van het volgens het MOBER verantwoorde aantal parkeerplaatsen en fietsenstallingen. De MOBER is door het Besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2009 verplicht gesteld voor een aantal gevallen. In dit Besluit is de ondergrens voor het opmaken van een MOBER bepaald. Indien een project deze ondergrens overschrijdt, is men verplicht een MOBER op te maken. Er zijn
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 29
echter vele projecten die onder deze grenswaarde liggen, met toch een niet te verwaarlozen impact op de mobiliteit. Een beperkt onderzoek naar de impact is hier wenselijk, en dit onder de noemer van mobiliteitstoets. In sommige gevallen kan hieruit blijken dat een MOBER toch nog gewenst blijkt. A Bij de realisatie van grotere projecten, met een totale bruto vloeroppervlakte van 3.000 m² en bij projecten met een sterk verkeersgenererend karakter zal een MOBER moeten uitwijzen wat het verantwoorde aantal parkeerplaatsen en fietsenstallingen is. In de tabel van hoofdstuk 5.3 worden de gevallen aangegeven vanaf wanneer een mobiliteitstoets nodig is. B Bij een aanvraag die afwijkt van de minimum- en maximumaantallen in te richten parkeerplaatsen en fietsenstallingsplaatsen, zoals vermeld in tabellen 1 tot en met 10 onder hoofdstuk 4, omdat meervoudig ruimtegebruik van de parkeerplaatsen- en fietsenstallingen mogelijk is, of een parkeervraag uit de omgeving kan worden opgevangen, wordt het aantal in te richten parkeerplaatsen en fietsenstallingen verantwoord aan de hand van een MOBER, te voegen bij de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning. C Wanneer een gebouw wordt gerealiseerd waarin een andere functie wordt gehuisvest dan in de tabellen 1 tot en met 10 onder hoofdstuk 4 wordt aangegeven, of een functie waarvan kan worden verwacht dat deze een sterk verkeersgenererend karakter vertoont, kan de stad verplichten een MOBER te voegen bij de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning. D Indien meervoudig ruimtegebruik van de parkeerplaatsen en fietsenstallingen mogelijk is (bv. wegens een verschil in tijdstip waarop de verschillende functies actief zijn zoals in een project dat winkels en een bioscoop huisvest), kan tevens worden afgeweken van de minimum- en maximumnormen voor parkeerplaatsen of fietsenstallingen zoals vermeld in bijgevoegde tabellen wanneer aan de hand van een MOBER wordt aangetoond welke het verantwoorde aantal parkeerplaatsen of fietsenstallingen voor het betreffende gebouw is. In de overige (meeste) gevallen worden deze bepaald aan de hand van de kwantitatieve normen zoals weergegeven in hoofdstuk 4, tabellen 1 tot en met 10. Deze parkeerverordening verplicht de opmaak van een mobiliteitstoets zoals voorzien in het richtlijnenboek (zie bijlage III). Grootschalige projecten van instellingen met een openbare nutsfunctie alsook projecten van sociale woningbouw kunnen een overeenkomst met de stad afsluiten voorafgaand aan een stedenbouwkundige aanvraag. Deze overeenkomst moet deel uitmaken van de aanvraag. Het al dan niet opleggen van parkeerplaatsen en het aantal ervan moet blijken aan de hand van een MOBER of mobiliteitstoets.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 30
Bij buurtparkings en rotatieparkings op privaat initiatief is er eveneens voorafgaandelijk een overeenkomst met de stad/parkeerbeheer noodzakelijk en een goedkeuring van het College van Burgemeester en Schepenen. Bij rotatieparkings kan dit ook afspraken inhouden over prijs voor afstemming op het algemene parkeerbeleid van de stad. Een MOBER/mobiliteitstoets kan dan de effecten op de omgeving in beeld brengen.
3.8 / RELATIE MET ANDERE REGELGEVING De stedenbouwkundige voorschriften van de ruimtelijke uitvoeringsplannen of andere plannen van aanleg heffen, voor het grondgebied waarop ze betrekking hebben, de bepalingen van deze stedenbouwkundige verordening die daar strijdig mee zijn, van rechtswege op, in overeenstemming met Art. 2.3.3 van de Vlaamse codex Ruimtelijke Ordening (VCRO). De overeenstemming van een stedenbouwkundige aanvraag met deze verordening houdt niet automatisch in dat deze strookt met de goede ruimtelijke ordening, die beoordeeld wordt door de vergunningverlenende overheid bij de afgifte van de stedenbouwkundige vergunning, noch met de geldende RUP’s, noch met andere geldende wetten en verordeningen, en die ertoe kunnen leiden dat de vergunningverlenende overheid de stedenbouwkundige aanvraag weigert. De goede plaatselijke ordening mag helemaal niet in het gedrang worden gebracht; dit wil zeggen dat men zijn project moet aanpassen met het oog op de vermindering van de behoefte aan parkeerplaatsen wanneer men niet voldoende parkeerplaatsen kan inrichten, zonder de goede plaatselijke ordening te schaden (en bijvoorbeeld voldoende tuinruimte moet kunnen vrijwaren bij de geplande woningen, een waardevolle boom op het openbaar domein moet kunnen behouden enz.). Het voldoen aan deze verordening ontslaat de aanvrager niet van de verplichting van andere bestaande regelgeving.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 31
4 / MINIMUM- EN MAXIMUMAANTAL PARKEERPLAATSEN VIA KWANTITATIEVE NORMEN PER FUNCTIE EN GEBIED De bepaling ‘vanaf x-aantal woningen’ in de onderstaande tabellen dient gelezen te worden als te berekenen met inbegrip van x. Bijvoorbeeld: vanaf 3 woningen parkeerplaats per woning = 3 woningen x 1 parkeerplaats = 3 parkeerplaatsen; De eerste schijf van 400 m² voor andere functies dan wonen en kantoren, dient niet meegerekend te worden bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen of de mobiliteitsbijdrage.
4.1 / MINIMUM- EN MAXIMUMAANTAL PARKEERPLAATSEN VOOR WONINGEN Voor woningen gelden er verschillende regelingen in relatie tot vier gebieden: -
Kerngebied
-
Deelzone A; (met inbegrip van het kerngebied)
-
Deelzone B (uitgezonderd Deelzone A);
-
Deelzone C (uitgezonderd deelzone A en B)
In sommige gevallen kunnen er meer parkeerplaatsen aangelegd worden dan het maximumaantal voor de activiteiten op het eigen perceel, indien er een aantoonbare parkeerdruk op het openbaar domein ontstaat en/of een markt voor verkoop aan derden (buren, parkeerplaatsen voor projecten in deelzone A). Dit moet aangetoond worden door een MOBER of mobiliteitstoets.
4.1.1 / Kerngebied In het kerngebied mogen geen nieuwe toegangen tot parkeerplaatsen worden voorzien die ontsloten worden via het kerngebied. In deze zone is zo weinig mogelijk autoverkeer aangewezen. De verblijfskwaliteit primeert er voor bezoekers van winkels en toeristen, kinderen bewoners. Voor de berekening van de mobiliteitsbijdrage worden de parkeernormen van deelgebied A gehanteerd (tabel 1).Ter ondersteuning van wonen boven winkels wordt bij een gemengd project (woningen-winkels, kantoren-woningen) de mobiliteitsbijdrage gehalveerd voor de parkeerplaatsen voor de woningen die aan de straatkant gelegen zijn.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 32
Parkeerplaatsen mogen ook buiten dit gebied liggen (eigendom, zie punt 3.3 en afstandsregel van 200 meter).en dan is geen mobiliteitsbijdrage verschuldigd.
4.1.2 / In de deelzone A In deelzone A zijn de minimumnormen ook de maximumnormen. Bij een perceelsbreedte van meer dan 7 meter mag in deelzone A, een garage worden aangebracht. Om het wonen voor gezinnen in de binnenstad te bevorderen en verdichting van het gebruik van het bestaande patrimonium toe te laten, is er geen verplichting tot aanleg van parkeerplaats bij het bouwen en verbouwen van (groeps-)woningbouw tot en met 3 woningen. De binnenstad is immers een interessante woonlocatie voor wie geen auto wil. Er wordt een differentiatie per woninggrootte toegepast voor het bepalen van de aantallen.
tabel 1 WONINGTYPE Woning van 81 m² en meer Woning van 25 m² tot en met 80 m² (studio)** (studenten)kamer tot 25 m²
AANTAL 0,8 parkeerplaats/woning *
0,5 parkeerplaats/woning*
Geen
* vrijstelling tot en met 3 woningen ** voor assistentiewoningen zie 4.4.2 tabel 9 Bij 1 tot en met 3 woningen geen verplichting wel toelating wanneer gesloten bebouwing met perceelsbreedte van meer dan 7 m, geen toelating wanneer gesloten bebouwing en niet breder dan 7 m (gemeten op de bouwlijn en voortuinstrook kleiner dan 5 m) Opgelet: in groepswoningbouw van meer dan drie woonentiteiten, kan de vrijstelling van splitsing van één woning naar twee of drie wooneenheden, dus niet ‘afgetrokken’ worden. Er moeten dan het minimum aantal parkeerplaatsen worden gerealiseerd voor alle wooneenheden. VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 33
4.1.3 / Deelzone B
tabel 2
minimum- en maximumaantallen parkeerplaatsen bij woningen binnen deelzone B
WONINGTYPE
MINIMUM AANTAL
MAXIMUM AANTAL
Woning van meer 81 m² en meer
1,3 parkeerplaatsen/woning*
2 parkeerplaatsen/woning
Woning van 25 m² tot en met 80 m² (studio)**
1 parkeerplaats/woning*
2 parkeerplaatsen/woning
(studenten)kamer tot 25 m²
Groepswoningbouw vanaf 10 kamers: 1 per 3 kamers en 1 parkeerplaats per schijf van 10 kamers
1 parkeerplaats per kamer
* vrijstelling tot en met drie woningen. ** voor assistentiewoningen zie 4.4.2 tabel 9
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 34
4.1.4 / Deelzone C In dit gebied voorzien we geen maximumaantal parkeerplaatsen.
tabel 3
minimum- en maximumaantallen parkeerplaatsen bij woningen deelzone C
WONINGTYPE
MINIMUM AANTAL
MAXIMUM AANTAL
Woning van 81 m² en meer
1,5 parkeerplaatsen / woning* =
Niet bepaald
Woning van 25 m² tot en met 80 m² (studio)**
(studenten)kamer tot 25 m²
1,2 parkeerplaatsen / woning* Niet bepaald Groepswoningbouw vanaf 10 kamers: 1 per 3 kamers en 1 parkeerplaats per schijf van 10 kamers
Niet bepaald
* met uitzondering van gesloten bebouwing met perceelsbreedte minder dan 7 m, vrijstelling tot en met 3 woningen. ** voor assistentiewoningen zie 4.4.2 tabel 9
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 35
4.2 / MINIMUM- EN MAXIMUMAANTAL PARKEERPLAATSEN VOOR KANTOREN EN DIENSTEN Ook voor kantoren en diensten onderscheiden we de vier zones: -
Kerngebied
-
Deelzone A (met inbegrip van het kerngebied)
-
Deelzone B (uitgezonderd Deelzone A);
-
Deelzone C (uitgezonderd deelzone A en B)
In sommige gevallen kunnen er meer parkeerplaatsen aangelegd worden dan het maximumaantal voor de activiteiten op het eigen perceel, indien er een aantoonbare parkeerdruk op het openbaar domein ontstaat en/of een markt voor verkoop aan derden (buren, parkeerplaatsen voor projecten in deelzone A). Dit moet aangetoond worden door een MOBER of mobiliteitstoets.
4.2.1 / Kerngebied In het kerngebied mogen geen nieuwe toegangen tot parkeerplaatsen worden voorzien die ontsloten worden via het kerngebied. In deze zone is zo weinig mogelijk autoverkeer aangewezen. De verblijfskwaliteit primeert er voor bezoekers van winkels en toeristen, kinderen bewoners. Voor de berekening van de mobiliteitsbijdrage worden de parkeernormen van deelgebied A gehanteerd. Om menging van functies in de binnenstad te bevorderen en verdichting van het gebruik van het bestaande patrimonium toe te laten, moet geen mobiliteitsbijdrage betaald worden bij het bouwen en verbouwen tot 400 m², m.a.w. de eerste schijf van 400 m² is vrijgesteld van deze verplichting. Voor een kantoorgebouw vanaf 400 m² zijn er dan twee mogelijkheden: − een mobiliteitsbijdrage voor de ontbrekende minimumaantallen met een vrijstelling van de eerste schijf van 400 m². Hierdoor krijgt het stadsbestuur middelen voor het geclusterd bouwen van parkings die gehuurd of verkocht kunnen worden aan werknemers en bezoekers; − het bezitten van een bepaald maximumaantal parkeerplaatsen mogelijk indien deze buiten het kerngebied gesitueerd zijn (zie afstandsregel 200 meter te meten via openbare weg of erfdienstbaarheid). Ter ondersteuning van wonen boven winkels wordt bij een gemengd project (woningen-winkels, kantoren-woningen) de mobiliteitsbijdrage gehalveerd voor de parkeerplaatsen voor de woningen die aan de straatkant gelegen zijn.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 36
4.2.1 / Deelzone A In de deelzone A is het de bedoeling om zo weinig mogelijk parkeerplaatsen aan te leggen voor werknemers en het voorzien van gemeenschappelijke voor bezoekers. Anderzijds, voor een goede functiemenging mogen er in de deelzone A ook kantoren en diensten gevestigd worden (bv. op verdiepingen). In deelzone A zijn de minimumnormen ook de maximumnormen. Gelet op de goede bereikbaarheid met alternatieve vervoerswijzen en beperkte draagkracht van de wegen in de binnenstad wordt het maximumaantal parkeerplaatsen te realiseren binnen een afstand van 200 meter beperkt tot 1 parkeerplaats per 100 m². In de binnenstad en daar rond zal het betalend en bewonersparkeerregime het gebruik van langparkeren op parkeerplaats De Mol bevorderen. Daar kan ook gebruikgemaakt worden van bedrijfsfietsen voor het natransport naar de werkplek. Het lage minimumaantal parkeerplaatsen wordt ook ingegeven uit efficiëntie van het aantal publieke parkings, namelijk het dubbelgebruik in avond/weekends door bewoners en bezoekers van cultuur en recreatie in de binnenstad. Deze minimum- en maximumnorm zijn anderzijds toch nodig voor het opvangen van werknemers die de auto nodig hebben voor bedrijfsverkeer. Desnoods kan een bedrijf het aantal wagens optimaliseren door gebruik te maken van poolwagens en/of autodelen.
tabel 4
minimum- en maximumaantallen parkeerplaatsen bij kantoren in de deelzone A
KANTOREN
MINIMUMAANTAL
MAXIMUMAANTAL buiten het kerngebied
Kantooroppervlakte tot en met 400 m²
vrijstelling
1 parkeerplaats per 100 m²
Kantooroppervlakte meer dan 401 m²
1 parkeerplaats per 100 m²
1 parkeerplaats per 100 m²
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 37
4.2.2 / Deelzone B In deze zone is er meer ruimte om parkeerplaatsen te bouwen en is de draagkracht van de wegen iets groter, anderzijds is er een goede bereikbaarheid met openbaar vervoer (en fiets). Tegelijkertijd blijft de doelstelling om geen parkeerdruk af te wentelen op het openbaar domein (meestal een woonzone of as met gemengde functies). Bedrijven die uit kostenoverwegingen gokken op het minimumaantal, terwijl de bedrijfscultuur toch een groter aantal parkeerplaatsen nodig heeft, zullen geconfronteerd worden met maatregelen van het stadsbestuur, namelijk het instellen van blauwe zone of andere parkeerduurbeperkingen in combinatie met bewonerparkeren op het openbaar domein, in de omgeving van het bedrijf dat overlast veroorzaakt. Bedrijven die geen inspanning leveren voor een meer duurzame modal split1 kunnen met 3 parkeerplaatsen per 100 m² toch voldoen aan de parkeerbehoefte van werknemers en bezoekers. Hierdoor ontstaat ook geen ongewenste verdrijving van kantoren buiten het stedelijk gebied. In principe is het betalen van de mobiliteitsbijdrage niet mogelijk in deelzone B of afwijkingen voorzien in een RUP (cf. beoordelingsbevoegdheid schepencollege). Met andere woorden, hier dienen de parkeerplaatsen effectief beschikbaar te zijn op privaat domein.
tabel 5
1
minimum- en maximumaantallen parkeerplaatsen bij kantoren in deelzone B
KANTOREN
MINIMUMAANTAL
MAXIMUMAANTAL
Kantooroppervlakte
2 parkeerplaatsen per 100 m²
3 parkeerplaatsen per 100 m²
Verdeling van de verschillende vervoerswijze, bijvoorbeeld 70 % komt te voet, met de fiets of het openbaar vervoer en 30 % komt per auto of carpoolend
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 38
4.2.3 / Deelzone C In dit gebied voorzien we het aantal parkeerplaatsen dat nodig is voor gebieden die niet goed door openbaar vervoer ontsloten zijn (72 % autogebruik in woon-werkverkeer). Bedrijven kunnen via een MOBER aantonen dat zij desondanks minder parkeerplaatsen nodig hebben, bijvoorbeeld door een doorgedreven aanpak van carpoolen of collectief bedrijfsvervoer.
tabel 6
minimum- en maximumaantallen parkeerplaatsen bij kantoren in deelzone C
KANTOREN
MINIMUMAANTAL
MAXIMUMAANTAL
Kantooroppervlakte
3 parkeerplaatsen per 100 m²
niet bepaald
4.3 / MINIMUM- EN MAXIMUMAANTAL PARKEERPLAATSEN VOOR COMMERCIËLE FUNCTIES Voor winkels en diensten gelden eveneens de vier zones: kerngebied en deelzones A, B en C. Hoewel niet bepaald in deze parkeerverordening, wordt aandacht gevraagd voor de logistieke afhandeling en dus het laden en lossen en het beperken van geluidshinder en emissie van stationair draaiende motoren. In gemengd stedelijke gebieden is soms inpandige logistieke afhandeling nodig.
4.3.1 / In het kerngebied In het kerngebied worden geen parkings toegelaten die een ontsluiting hebben via het kerngebied (tenzij ze door de overheid worden aangeboden of door een concessie verleend door de overheid). Een eerste schijf van 400 m² is vrijgesteld van het betalen van een mobiliteitsbijdrage. Voor volgende schijven gelden de aantallen voorzien in tabel 8. Voor winkels vanaf 400 m² wordt wél een minimumaantal parkeerplaatsen opgelegd, wat leidt tot twee mogelijkheden: − Betalen van de mobiliteitsbijdrage bij niet-realisatie van de voorziene minimumaantallen. Hierdoor krijgt het stadsbestuur middelen voor het geclusterd bouwen van parkings die gehuurd of verkocht kunnen worden voor bewoners en bezoekers;
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 39
− Anderzijds blijft het bezitten van een bepaald maximumaantal parkeerplaatsen mogelijk indien deze buiten het kerngebied gelegen zijn (zie afstandsregel 200 meter), bijvoorbeeld voor eigenaar/gerant met woonplaats buiten de deelzone A of voor personeel.
4.3.2 / In de deelzone A, B en C In deelzone A zijn de minimumnormen ook de maximumnormen. Voor vrije beroepen en diensten die beperkt zijn tot 100 m² is er een vrijstelling in gesloten bebouwing. In deelzone A is een eerste schijf van 400 m² vrijgesteld. In deelzone B en C is een eerste schijf van 400 m² in gesloten bebouwing vrijgesteld. van een verplichting tot aanleggen van parkeerplaatsen. Dit is ook ingevoerd vanuit het oogpunt om buurtwinkels en cafés in buurten te behouden. Winkels kleiner dan 400 m² mogen op eigen terrein of eigendom parkeerplaatsen aanbieden aan klanten (binnen de regels van goede ruimtelijke ordening), maar ze zijn hier niet toe verplicht. Ze dienen er echter rekening mee te houden dat het stadsbestuur te allen tijde allerlei maatregelen kan invoeren op het openbaar domein, zoals: het invoeren van bewonerparkeren, het beperken van parkeerplaatsen voor herinrichting van straten, blauwe zone of parkeerduurbeperkingen al dan niet in combinatie met betalend parkeren. Het ontbreken van parkings op eigen terrein kan nadien niet ingeroepen worden als argument voor een eventuele vermindering van het aantal parkings op het openbaar domein. Voor winkels en diensten in open en halfopen bebouwing worden minima opgelegd om overlast op de omgeving te vermijden. Wanneer men in voortuinstroken meer dan één parkeerplaats wil aanleggen mogen die niet haaks geparkeerd worden op de rijweg met andere woorden er is slechts één toegang tussen parkeerplaatsen en de rijweg. In de deelgebieden A en B gelden minimum én maximumaantallen, in deelgebied C enkel de minimumaantallen.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 40
tabel 8
minimum- en maximumaantallen parkeerplaatsen bij commerciële functies
MINIMUMAANTAL (voor deelzone A, B, C)
MAXIMUMAANTAL (voor deelzone B)
super- of hypermarkt meer dan 800 m²
1 per 20 m² vloeroppervlakte; min. 5
1 per 10 m² vloeroppervlakte
handel op stads-/ wijkverzorgend niveau
1 per 50 m² vloeroppervlakte;
5 per 100 m² vloeroppervlakte
tussen 400 en 800 m²
min. 1
handel op buurtverzorgend niveau
1 per 100 m² vloeroppervlakte*;
minder dan 400 m²
min. 1*
FUNCTIE
diensten en vrije beroepen
1 per 50 m² vloeroppervlakte;
2,5 per 100 m² vloeroppervlakte
4 per 100 m² vloeroppervlakte
min. 1 maar met vrijstelling indien minder dan 100 m² * vrijstelling in gesloten bebouwing tot 400 m²
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 41
4.4 / MINIMUM- EN MAXIMUMAANTAL PARKEERPLAATSEN VOOR ANDERE DAN WONEN, KANTOREN EN COMMERCIËLE FUNCTIES Hier wordt een onderscheid gemaakt tussen het kerngebied, de deelzone A, deelzones B en C. In deelzone A is een eerste schijf van 400 m² vrijgesteld. In deelzone B en C is een eerste schijf van 400 m² in gesloten bebouwing vrijgesteld. Voor functies die beperkt zijn tot 400 m² is in gesloten bebouwing een vrijstelling. Voor deze functies geldt de bruto vloeroppervlakte met uitzondering van winkels waar met netto vloeroppervlakte wordt gerekend, dus exclusief speciale voorzieningen of lokalen die niet toegankelijk zijn voor publiek; de kantooroppervlaktes worden afzonderlijk gerekend.
4.4.1 / In het kerngebied In het kerngebied worden geen parkings toegelaten die een ontsluiting hebben via het kerngebied (tenzij ze door de overheid worden aangeboden of door een concessie verleend door de overheid). Volgende functies ongeacht hun grootte zijn in het kerngebied vrijgesteld van een minimumaantal en dus ook de mobiliteitsbijdrage: − Restaurant − Café − Feestzaal, danszaal Voor de rest van de opgenoemde functies (tabel 9) is een eerste schijf van 400 m² vrijgesteld van het betalen van een mobiliteitsbijdrage. Voor Het berekenen van de mobiliteitsbijdrage voor de volgende schijven gelden de aantallen voorzien in tabel 9 wat leidt tot twee mogelijkheden: − Betalen van de mobiliteitsbijdrage bij niet-realisatie van de voorziene minimumaantallen. − het bezitten van een bepaald maximumaantal parkeerplaatsen buiten het kerngebied op een afstand van maximum 200 meter gemeten langs openbaar domein of erfdienstbaarheden.. Bv. een hotel in het kerngebied dient wel een mobiliteitsbijdrage per ‘ontbrekende’ parkeerplaats (op deel groter dan 400 m²) te betalen, indien men geen parkings aanbiedt buiten de deelzone A of indien men niet kan aantonen dat men een langlopend contract heeft voor het te voorzien aantal parkeerplaatsen, bijvoorbeeld met reserveringsmogelijkheid van parkeerplaatsen in een publieke parking.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 42
4.4.2 / In de deelzone A, B en C In deelzone A zijn de minimumnormen ook de maximumnormen. In deelzone A is een eerste schijf van 400 m² vrijgesteld. In deelzone B en C is een eerste schijf van 400 m² in gesloten bebouwing vrijgesteld. Voor deelzone A en B gelden de minimum- én maximumaantallen van tabel 9, echter met een vrijstelling voor de eerste 400 m² in gesloten bebouwing. Voor deelzone C gelden geen maximumnormen. De onderstaande functies gelden voor de lokalen of oppervlakten gerelateerd aan bezoekers of gebruikers inclusief bergplaatsen en opslagplaatsen of bijzondere installaties (keukens, koelkamers, refter personeel). Daarbovenop dienen de ruimtes voor kantoorfuncties bepaald te worden. Scholen en ziekenhuizen worden ook verplicht om gestapelde parkeerplaatsen te voorzien. Het is niet eenvoudig om de logica van een private verordening door te trekken op openbare nutsvoorzieningen tenzij zij gesubsidieerd worden door de overheid. Bovendien wil het stadsbestuur zulke instellingen niet verjagen uit de binnenstad. Desondanks kan er wel een parkeerproblematiek aanwezig zijn. Openbare nutsvoorzieningen worden best geval per geval bekeken. Grootschalige projecten van instellingen met een openbare nutsfunctie en projecten van sociale huisvesting, kunnen een overeenkomst met de stad afsluiten met betrekking tot het aantal parkeerplaatsen, voorafgaand aan een stedenbouwkundige aanvraag. Deze overeenkomst moet deel uitmaken van de aanvraag. Het al dan niet opleggen van parkeerplaatsen en het aantal ervan moet blijken aan de hand van een mobiliteitstoets of MOBER. Vanaf een bepaalde schaal zullen onderstaande normen op maat van de betrokken functie worden bepaald via een mobiliteitstoets of MOBER. tabel 9
minimum- en maximumaantallen parkeerplaatsen bij andere functies
ANDERE FUNCTIE
MINIMUM AANTAL
MAXIMUM AANTAL
sociale werkplaats
Niet bepaald
0,25 per 100 m² vloeroppervlakte
werkplaats, KMO, industriële en ambachtelijke bedrijven enz.
2 parkeerplaatsen per 100 m²; min. 1
3 parkeerplaatsen per 100 m² vloeroppervlakte
stapelplaats, opslag groothandel enz.
1 parkeerplaats per 100 m²; min. 1
2 per 100 m² vloeroppervlakte
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 43
vergaderzaal,
4 parkeerplaatsen per 100 m²
8 parkeerplaatsen per 100 m² vloeroppervlakte
congreszaal,
8 parkeerplaatsen per 100 m²
16 per 100 m² vloeroppervlakte
1 parkeerplaats per 5 zitplaatsen; Religiegebouw (kerk, moskee groetruimte)
Via MOBER of mobiliteitstoets
feestzaal, danszalen
1 parkeerplaats per 10 m² vloeroppervlakte; minimum 5
2 parkeerplaatsen per 5 m²
schouwburg, bioscoop enz.
1 per 5 zitplaatsen; min. 5
3 per 10 zitplaatsen
sportcomplex
1 parkeerplaatsen per 50 m² vloeroppervlakte; min. 2
3 per 100 m² vloeroppervlakte
sportterreinen
0,3 parkeerplaatsen per 100 m² incl. randzone Vanaf 4 kamers:
hotel
1 parkeerplaats per 3 kamers; min. 1
0,5 per tewerkstellingsplaats + 1 per kamer
restaurant
8 parkeerplaatsen per 100 m² vloeroppervlakte; min. 2
15 per 100 m² vloeroppervlakte
café
n. v. t.
5 per 100 m² vloeroppervlakte
onderwijsinstellingen
1 parkeerplaats per klas*; min. 2
4 per klas
kinderkribben
1 parkeerplaats per 75 m2
museum, bibliotheek
0,5 parkeerplaats per 100 m² vloeroppervlakte; min. 2
VECTRIS CVBA / STAD LIER
1 per 100 m² vloeroppervlakte
PARKEERNORMEN / 44
assistentiewoningen
1 parkeerplaats per begonnen schijf van 3 kamers en 1 parkeerplaats per begonnen schijf van 10 assistentiewoningen
rust- en verzorgingstehuizen,
1 per 4 bedden/kamers
ziekenhuizen, polikliniek
1 parkeerplaats per bed en 1 per consultatieruimte
1 per bed
* Worden niet aanzien als klas: labo’s, tekenzalen, refters voor zover niet toegankelijk voor publiek, wel instructielokaal, audiovisueel / ICT-lokaal seminariezalen, auditoria. De vloeroppervlaktes zijn bruto vloeroppervlaktes van het gebouw met uitzondering van winkels waar gerekend wordt met netto vloeroppervlakte (dus zone toegankelijk voor het publiek).
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 45
4.5 / MINIMUMAANTAL PRIVATE FIETSENSTALLINGEN PER FUNCTIE EN GEBIED In het kerngebied en deelzone A zijn winkels en diensten vrijgesteld van het realiseren van fietsenstallingsplaatsen. Voor scholenbouw wordt er gedifferentieerd naar leeftijd. Het instrument voor duurzame scholenbouw van GO! hanteert de richtwaarde dat er voor 70 % van de leerlingen een fietsenstalling voorzien dient te worden. Uit het onderzoek verplaatsingsgedrag regio Antwerpen (2000-2001) blijkt dat ongeveer 34 % van de leerlingen met de fiets naar school komt (voor alle schooltypes samen). Voor crèches en scholen wordt aandacht gevraagd voor het stallen van fietskarren, wat een toenemende tendens is voor vervoer van één of meerdere kinderen per fiets. Het wordt echter niet als verplichting opgenomen. Een tweede tendens zijn de elektrische fietsen. Hiervoor is het aan te bevelen om kluizen te voorzien (minimaal voor de batterijen), uitgerust met een stopcontact zodat de zware batterijen niet moeten worden meegenomen naar kantoor of appartement. Zoals in de algemene bepalingen reeds gesteld, worden voor woningen in gesloten bebouwing met percelen smaller dan 7 meter gemeten op de bouwlijn én een voortuinstrook kleiner dan 5 meter, geen parkeerplaatsen toegelaten. Voor de andere woningen worden spontaan oplossingen gemaakt, zoals ruimte voor fietsenstallingen in garage of voortuinstrook. In voortuinstroken mogen fietsenstallingen worden gemaakt indien de dakhoogte niet hoger is dan 1,50 m (= lage fietskluis kan dus wel). In zones met veel smalle rijwoningen zal de stad een beleid ontwikkelen voor fietsenstallingen op het openbaar domein. In deze zones geldt een vrijstelling bij de bouw of verbouwing tot en met 3 individuele woningen. Echter, het is wel een aanbeveling om op een creatieve manier fietsenstallingen te integreren (bv. een inpandige fietsloggia vóór het eerste bewoond vertrek). Voorzieningen kleiner dan 400 m² in aangesloten bebouwing met bebouwing op de rooilijn zijn eveneens vrijgesteld. In onderstaande tabel worden fietsenstallingen of fietsenstallingsplaatsen (fsp) beschouwd bij de woningen. Fietsenstallingen zijn liefst overdekt en hebben een diefstalbeveiliging. Hiervoor kunnen ook gestapelde systemen toegelaten worden (indien ondersteund door pneumatische of mechanische constructie) en enkel wanneer het over langparkeren gaat (gelijk aan of langer dan 3 uur) en aangepast aan de fysieke mogelijkheden van de doelgroep. Er wordt ook gewezen op het toenemend gebruik van fietskarren en bakfietsen. Fietsstallingen bij kantoren dienen vergezeld te zijn van een doucheruimte. Fietsenstallingen (bij woningen) dienen een vlotte toegankelijkheid te hebben vanaf het openbaar domein, bij ongelijkvloerse ligging via een helling van maximaal 24 % of trap met goot tot maximaal 30 %.(eveneens aangepast aan de fysiek mogelijkheden van de doelgroep) 20 % van de fietsenstallingen moeten beschikbaar en bereikbaar zijn voor fietskarren en bakfietsen. Voor fietsenstallingen voor bewoners, bezoekers en werknemers is er een maximale loopafstand van 50 meter tot de ingang van de wooneenheid, trappenhal of lift of de ingang andere functies.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 46
Alleen bij grote entiteiten (perceelsgrootte meer dan 3.000 m²) voor andere functies dan wonen (werknemers, kantoren, scholen, ...) is de loopafstand maximaal 100 meter tot de ingang, trappenhal of lift.
tabel 10
minimumaantal fietsenstallingen
FUNCTIE
MINIMUMAANTAL
woning meer dan 150m²
4 per woning *
woning van 81 tot 150 m²
3 per woning *
woning van 50 tot en met -80 m²
2 per woning *
assistentiewoning of studio of (studenten-)kamer
1 fsp per woning *
kantoren (vrije beroepen, diensten, kantoorgebouw)
1 fsp per 50 m² vloeroppervlakte
super- of hypermarkt of toonzaal
1 fsp per 100 m²
handel op stad- / wijkverzorgend niveau
1 fsp per 50 m²
handel op buurtverzorgend niveau
1 fsp per 50 m²
dienstverlenende functie en vrije beroepen 1 fsp per 75 m² restaurant
1 fsp per 10 zitplaatsen + 1 fsp per 10 zitplaatsen (werknemers)
hotel
1 fsp per 3 kamers + 1,5 fsp per 10kamers (werknemers)
feestzaal danszaal
1 fsp per 5 m² 3 fsp per kleuterklas
onderwijsinstellingen
VECTRIS CVBA / STAD LIER
10 fsp per klas lagere school
PARKEERNORMEN / 47
15 fsp per klas in secundair, volwassenonderwijs of hogeschool 1 fsp per 10 bedden (bezoekers) rust- en verzorgingstehuizen,
1 fsp per 10 bedden
ziekenhuizen, polikliniek
1 fsp per 2 bedden
museum, bibliotheek
0,4 fsp per 100 m2 1 fsp per 5 zitplaatsen +
schouwburg, bioscoop enz.
1 fsp per 100 zitplaatsen (werknemers) 1 fsp per 10 zitplaatsen (zakelijk) 1,5 fsp per 5 zitplaatsen (sociaal cultureel)
Vergader, congreszaal
+ 1 fsp per 50 zitplaatsen (werknemers) 1 fsp per 50 m² vloeroppervlakte
sportcomplex
of min 25 % van aantal bezoekers (bv. uitschuifbare tribunes/balkons)
sportterrein
1 fsp per 50 m²
stapelplaats, opslag, werkplaatsen, KMO, fabriekshal enz.
1 fsp per 200 m²
*met vrijstelling tot en met 3 woningen
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 48
5 / DOSSIERSAMENSTELLING 5.1 / MOBILITEITSFICHE TOE TE VOEGEN DOOR AANVRAGER Elke aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning voor groepswoningbouw en andere functies, moet vergezeld zijn van een berekeningsformulier volgens model in bijlage IV (Mobiliteitsfiche), waaruit blijkt dat aan de vereiste aantallen parkeerplaatsen, fietsenstallingen en gemeenschappelijke berging is voldaan. Maar ook bij een verkavelingaanvraag of RUP dient een parkeerbalans toegevoegd te worden. Een parkeerbalans bestaat dus uit drie delen: De vraagzijde: berekening2 van het benodigde aandeel parkeerplaatsen volgens norm van deze parkeerverordening, met onderscheid in -
-
minimaal aantal parkeerplaatsen voor •
bewoners
•
werknemers
•
bezoekers
maximaal aantal parkeerplaatsen voor •
bewoners
•
werknemers
•
bezoekers
De aanbodzijde: berekening van het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voorzien in de plannen. De vergelijking van de vraagzijde met de aanbodzijde, die aantoont dat een evenwicht is bereikt of voor welk ontbrekend aantal een mobiliteitsbijdrage wordt betaald. Er wordt ook gevraagd aan te geven wat de verhouding is tussen de vergoeding voor gebruik door bezoekers op private delen enerzijds en de kostprijs van gebruik op het openbaar domein in de omgeving anderzijds. De omgeving staat gelijk met een straal van 400 meter rond de toegangen van het gebouw. Voor bezoekerparkeren wordt de vergoeding voor 4 uur vergeleken. 2In
een MOBER wordt de reële behoefte van parkeerplaatsen berekend en zijn de normen in deze verordening niet bepalend
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 49
Deze bepaling zijn nodig om te kunnen beoordelen of de vergoeding niet te laag is om twee redenen: a)
concurrentie met prijs van publieke parkings en verstoring van het parkeerbeleid van de stad
b)
wegduwen van private bezoekers naar het openbaar domein
5.2 / SITUERINGSPLAN EN BESCHRIJVING VAN HET FUNCTIONEREN Op het grondplan dat bij de aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning is gevoegd, moeten de parkeerplaatsen en fietsenstallingen worden aangegeven met (vanaf 1 tot het aanwezige aantal) genummerde rechthoeken die voldoen aan bepaalde minimale afmetingen. Op dat grondplan moeten ook de toegangen met hun afmetingen duidelijk worden aangeduid. Telkens dient de verkeersverbinding met het openbaar domein, evenals eventuele verplichte circulatie, aangegeven te worden, alsook de looplijnen naar de toegangen (bv. gemeenschappelijke traphal, liften,…). Bij niveauverschillen worden de hellingsgraden aangegeven in %. De vergunningverlener zal vooral voor de fietsenstalling beoordelen of er comfortabele verbindingen naar de hoofdfunctie worden gemaakt. Desgevallend dient beschreven te worden met welk mechanisme bezoekers toegang krijgen tot deze parkeerplaatsen (intercom, slagboom, betaalautomaat, …).
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 50
5.3 / MOBILITEITSTOETS Het mobiliteitsdecreet voorziet dat een MOBER verplicht is vanaf een bepaalde grootte van de ontwikkeling. Men voorziet ook in de mogelijkheid dat de gemeente voor projecten met minder mobiliteitsimpact een mobiliteitstoets kan vragen. Hiervoor geeft het richtlijnenhandboek een voorstel dat door middel van deze parkeerverordening in Lier ook algemeen toepasbaar wordt.
Woonfunctie
Omvang van het project
Personenauto-equivalent
Aandachtspunten in mobiliteitstoets
100 woningen
25 pae
Verkeersveiligheid Ontsluiting Kwaliteit multimodale bereikbaarheid
Kantoren zonder loketfunctie
3000 m² bvo
35 pae
Parkeerbeleid / openbaar vervoerknooppunt
Kantoren met loketfunctie
2000 m²
35 pae
Parkeerbeleid openbaar vervoerknooppunt
Bedrijvigheid/KMO
8000 m²
20 pae
Zwaar verkeer in relatie tot leefbaarheid en verkeersveiligheid
Handel in dagelijkse sector
1.250 m² bvo
40 pae
Parkeerbeleid
Handel in niet-dagelijkse sector
1.250 m² bvo
40 pae
Parkeerdruk op de omgeving
Wachtruimte 50 zitplaatsen
25 pae
Parkeerdruk op de omgeving
50 parkeerplaatsen
25-50 pae
Mortuarium Andere activiteiten waarbij een openbare rotatieparking is voorzien van minimaal 50 parkeerplaatsen
VECTRIS CVBA / STAD LIER
Verkeersveiligheid ontsluiting Parkeerbeleid in relatie tot zowel de activiteit als de omgeving
PARKEERNORMEN / 51
5.4 / MOBER In de gevallen zoals aangegeven onder punt 3.6. wordt bij de aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning een MOBER gevoegd. Een MOBER voldoet aan de inhoudelijke vereisten zoals weergegeven in bijlage van deze verordening. Het MOBER geeft hiertoe naast een beschrijving van het huidige bereikbaarheidsprofiel van de locatie en de verkeersgeneratie van het bedrijf of de inrichting (bv. een ziekenhuis), een omschrijving van de vervoerswijzekeuze, routekeuze en toebedeling weer, evenals effecten op het vlak van verkeer, een raming van de parkeerbehoeften en de andere voorgestelde maatregelen om te komen tot een duurzame mobiliteit. Informatie- en sensibiliseringsacties naar personeel, bezoekers, leveranciers en afnemers, extra faciliteiten of (financiële) stimuli voor fietsgebruik, van gebruik van openbaar vervoer, voor gebruik van eventueel collectieve parkeerplaatsen op loopafstand, voor (deelname aan) collectief bedrijfsvervoer, carpooling, thuiswerk enz. gebundeld of gecombineerd al dan niet met andere kantoren, diensten of bedrijven, alsook het parkeerregime op het eigen terrein in vergelijking met dat op het openbaar domein in de onmiddellijke omgeving 3 en vragen en verwachtingen naar betere bediening met openbaar vervoer en spoor worden hiertoe gerekend. Er wordt ook gevraagd aan te geven wat de verhouding is van de vergoeding voor gebruik door bezoekers op de private delen enerzijds en kostprijs van gebruik op het openbaar domein in de omgeving anderzijds.
3
Bijvoorbeeld de verhouding tussen de te vragen parkeervergoeding op eigen terrein enerzijds en de parkeervergoeding op het openbaar domein in de
onmiddellijke omgeving anderzijds, of de verhouding tussen de beperking van de parkeerduur op eigen terrein enerzijds en de beperkingen in parkeerduur op het openbaar domein in de onmiddellijke omgeving anderzijds.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 52
6 / VASTSTELLEN VAN HET AANTAL PARKEERPLAATSEN EN FIETSENSTALPLAATSEN Teneinde de omvang van de verplichting te kunnen vaststellen wordt volgende procedure gevolgd. a)
Op basis van de ingediende plannen van de aanvraag wordt berekend hoeveel parkeerplaatsen en fietsenstallingen er volgens de verordening moeten voorzien worden. Dit aantal wordt in de aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning vermeld (= parkeerbalans).
b)
De gemachtigde ambtenaar of zijn afgevaardigde kan de vergunde werken controleren. Hiertoe wordt de vergunninghouder minstens 8 kalenderdagen vooraf per aangetekend schrijven, of tegen ontvangstbewijs van een brief of op datum van een schriftelijk akkoord, uitgenodigd om bij de vaststelling aanwezig te zijn. De vergunninghouder zal toegang geven tot alle ruimten die betrekking hebben op het volledige gebouw, ook als deze ruimten niet begrepen zijn in de stedenbouwkundige vergunning. Wanneer deze toegang niet verleend wordt zal geen enkele parkeerplaats aanvaard worden. Bij vaststelling van gebreken kan een PV worden opgemaakt waarin het werkelijk aangelegde (of onvoldoende) aantal parkeerplaatsen en fietsenstallingen wordt opgenomen. Dit wordt ook in het vergunningenregister genoteerd.
c)
De vergunninghouder kan bij het college van burgemeester en schepenen aanvragen om de toestand binnen de 2 jaar te reorganiseren en een herkeuring aan te vragen zodat kan worden geconfirmeerd. Zo niet betaalt hij de mobiliteitsbijdrage per ontbrekende parkeerplaats.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 53
7 / KOPPELING AAN BELASTINGREGLEMENT VOOR HET BEPALEN VAN DE MOBILITEITSBIJDRAGE Voor het innen van de mobiliteitsbijdrage is een gemeentelijk belastingreglement nodig. De constructie van bovengrondse parkeerplaatsen kost ongeveer 2.000 €; voor een ondergrondse parkeerplaats voor wagens is dit ongeveer 15.000 €; voor een ondergrondse parkingplaats voor semipubliek gebruik (bij bestemmingen) ongeveer 20.000 € (= 25 m² aan 800 €/m²). Dit is een bouwkost zonder onderhoud, financieringskosten en kosten grondaandeel. In Lier is de mobiliteitsbijdrage geen boete maar een mobiliteitsbijdrage voor een overheidsinitiatief voor o.m. gebundelde publieke parkings, waarbij ook derden gebruik kunnen maken van deze ruimte en er dus meer rotatie mogelijk is. Parkeerplaatsen voor bezoekers aan winkels, kunnen ‘s avonds verhuurd worden aan bewoners en bezoekers van horeca. Daarbij worden er voor het gebruik van deze parkeerplaatsen ook nog kosten aangerekend m.a.w. zijn er ook inkomsten, vooral voor exploitatie- en onderhoudskosten, deels voor de investerings- en financieringskosten. Momenteel subsidiëren de inkomsten uit het bovengronds parkeren immers de kosten voor ondergronds parkeren, m.a.w. het parkeertarief is niet kostendekkend voor een ondergrondse parkeergarage. Een lager bedrag dan de volledige investeringskost is dus billijk en stimuleert het collectief gebruik van schaarse ruimte. Een lager bedrag is ook te verantwoorden omdat men geen ‘rechten’ verwerft voor parkeren in deze gebundelde parkeervoorzieningen. Anderzijds wil de stad slechts met mate parkeerplaatsen uit publieke middelen subsidiëren en moet zij ook op voorhand investeren in parkeervoorzieningen op plaatsen waar dit past en niet enkel waar er een toevallige opportuniteit is. Als we dit bepalen op ½ van de investeringskost dan komen we uit op een bedrag van 10.000 € (te indexeren).
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 54
Stadsbestuur Lier Bijlage 1 Stedelijke Parkeerverordening OVERZICHT PARKEERNORMEN PER FUNCTIE EN PER DEELGEBIED Algemeen geldende opmerkingen: 1.a: geen toelating voor aanbrengen parkeerplaats wanneer de breedte van de bouwlijn kleiner is dan 7 m 1.b: Bij een bouwlijn van 7 m en meer mag in deelzone A, B en C, maar buiten kerngebied, een garage worden aangebracht 2: Vrijstelling bij het bouwen en verbouwen van (groeps)woningbouw tot 2 woningen. 3: Vrijstelling tot 400 m² bij aaneengesloten bebouwing voor commerciële functies, diensten en anderen 4: In het kerngebied mogen geen nieuwe toegangen tot parkeerplaatsen worden voorzien. 5: In zones voor grootschalige kleinhandel is het aantal te bouwen parkeerplaatsen te bepalen via een MOBER voor commerciële functies vanaf 200 m² bruto-vloeroppervlakte.
Deelzone B
Deelzone A
Deelzone C
TYPE
SUBTYPE
Minimum = maximum
Opm:
Minimum B
Maximum B
Opm:
Minimum C
Maximum C
Opm:
wonen
Woning van 81 m² en meer
0,8 ppl / woning
1-2-4
1,3 ppl / woning
2 ppl / woning
1-2
1,5 ppl /woning
Niet bepaald
1-2
Woning van 25 m² tot en met 0,5 ppl / woning 80 m² (serviceflat of studio)
1-2-4
1 ppl / woning
2 ppl /woning
1-2
1,2 ppl / woning
Niet bepaald
1-2
(studenten)kamer tot 25 m²
geen
1-2-4
Groepswoningbouw vanaf 10 kamers: 1 per 3 kamers en 1 ppl per 1 per kamer schijf van 10 kamers
1-2
Groepswoningbouw vanaf 10 kamers: 1 per 3 kamers en 1 ppl per Niet bepaald schijf van 10 kamers
1-2
kantoren
Kantoren
indien > 400 m²: 1 ppl per 100 m²
3
2 ppl per 100 m²
3 ppl per 100 m²
3
commerciële functies
super- of hypermarkt = meer 1 per 20 m² vloeroppervlakte; dan 800 m² min. 5
3-4
1 per 20 m² vloeroppervlakte; min. 5 1 per 10 m² vloeroppervlakte
3-5
1 per 20 m² vloeroppervlakte; min. 5 niet bepaald
3-5
handel op stads-/ wijkverzorgend niveau= tussen 400 m²-800 m²
3-4
1 per 50 m² vloeroppervlakte; min. 1
3-5
1 per 50 m² vloeroppervlakte; min. 1
3-5
handel op buurtverzorgend niveau =<400 m² diensten en vrije beroepen
andere
sociale werkplaats
1 per 50 m² vloeroppervlakte; min. 1
1 per 100 m² vloeroppervlakte; 3-4 min. 1 1 per 50 m² vloeroppervlakte; min. 1 maar met vrijstelling indien minder 3-4 dan 100 m² minimum niet bepaald; maximum 0,25 3-4 ppl per 100 m²
werkplaats, KMO, industriële en ambachtelijke bedrijven 2 ppl per 100 m², min. 1 enz. stapelplaats, opslag 1 ppl per 100 m²; min. 1 groothandel enz. Religiegebouw (kerk, moskee, groetruimte)
via MOBER of mobiliteitstoets
vergaderzaal
4 ppl per 100 m²
3-4
2 ppl per 100 m²; min. 1
3 ppl per 100 m² vloeroppervlakte
3
2 ppl per 100 m²; min. 1
niet bepaald
3
3-4
1 ppl per 100 m²; min. 1
2 per 100 m² vloeroppervlakte
3
1 ppl per 100 m²; min. 1
niet beplaald
3
via MOBER of mobiliteitstoets
via MOBER of mobiliteitstoets
via MOBER of mobiliteitstoets
via MOBER of mobiliteitstoets
4 ppl per 100 m²;
8 ppl per 100 m² vloeroppervlakte
8 ppl per 100 m²; 1 ppl per 5 zitplaatsen;
niet bepaald
1 ppl per 10 m² vloeroppervlakte; min 5 /vrijstelling in kerngebied
3-4 3-4
onderwijsinstellingen Kinderkribben
3-4 3-4
Vanaf 4 kamers: 1 ppl per 3 kamers; 3-4 min. 1 8 ppl per 100 m² vloeroppervlakte; 3-4 min. 2 / vrijstelling in kerngebied
café
8 ppl per 100 m² vloeroppervlakte; m1 ppl per 5 zitplaatsen 1 ppl per 10m² vloeroppervlakte; min 5 1 per 5 zitplaatsen; min. 5 1 ppl per 50 m² vloeroppervlakte; min. 2 0,3 ppl per 100 m² incl. randzone
2
indien > 400 m²: 1 ppl per 75 m 0,5 ppl per 100 m² vloeroppervlakte; museum, bibliotheek min. 2 / vrijstelling in kerngebied 1 ppl per begonnen schijf van 3 serviceflats kamers en 1 ppl per begonnen schijf van 10 serviceflats 1 per 4 bedden/kamers en 1 ppl per rust- en verzorgingstehuizen, schijf van 10 bedden/kamers; min. 5 1 ppl per bed en 1 ppl per ziekenhuizen, polikliniek consultatieruimte
3-4 3-4 3-4 3-4 3-4 3-4
3
1 ppl per klas*; min. 2 2
8 ppl per 100 m
2
niet bepaald
2 ppl per 5m²
3
1 ppl per 5 m² vloeroppervlakte; min 5
niet bepaald
3
3 per 10 zitplaatsen
3
1 per 10 zitplaatsen; min. 5
niet bepaald
3
niet bepaald
3
niet bepaald
3
3 per 100 m² vloeroppervlakte
3 3
5 per 100 m² vloeroppervlakte
3
4 per klas
3
1 ppl per 75 m 0,5 ppl per 100 m² vloeroppervlakte; 1 per 100 m² vloeroppervlakte min. 2 1 ppl per begonnen schijf van 3 kamers en 1 ppl per begonnen schijf van 10 serviceflats 1 per 4 bedden/kamers en 1 ppl per 1 per bed/consultatiekamer schijf van 10 bedden/kamers; min. 5 1 ppl per bed en 1 ppl per consultatieruimte
VECTRIS CVBA / STAD LIER
3
16 ppl per 100 m2 vloeroppervlakte 3
Vanaf 4 kamers: 1 ppl per 3 kamers; 0,5 per tewerkstellingsplaats + 1 per 3 min. 1 kamer 8 ppl per 100 m² vloeroppervlakte; 15 per 100 m² vloeroppervlakte 3 min. 2
3-4 1 ppl per klas*; min. 2 / vrijstelling in kerngebied
3-5
3
feestzaal ,danszalen
Restaurant
3-5
niet bepaald
3-4
Hotel
3-5
1 per 100 m² vloeroppervlakte; niet bepaald min. 1 1 per 50 m² vloeroppervlakte; min. 1 maar met vrijstelling indien minder niet bepaald dan 100 m²
Niet bepaald
2
Sportterreinen
3-5
3
8 ppl per 100 m
Sportcomplex
1 per 100 m² vloeroppervlakte; 2,5 per 100 m² vloeroppervlakte min. 1 1 per 50 m² vloeroppervlakte; min. 1 maar met vrijstelling indien minder 4 per 100 m² vloeroppervlakte dan 100 m²
niet bepaald
0,25 per 100 m² vloeroppervlakte
congreszaal
1 ppl per 50 m² vloeroppervlakte; min. 2 0,3 ppl per 100 m² incl. randzone
5 per 100 m² vloeroppervlakte
niet bepaald
Niet bepaald
3-4
schouwburg, bioscoop enz.
3 ppl per 100 m²
3 3 3 3 3
1 ppl per 50 m² vloeroppervlakte; min. 2 0,3 ppl per 100 m² incl. randzone
Vanaf 4 kamers: 1 ppl per 3 kamers; niet bepaald min. 1 8 ppl per 100 m² vloeroppervlakte; niet bepaald min. 2
1 ppl per klas*; min. 2 2
1 ppl per 75 m 0,5 ppl per 100 m² vloeroppervlakte; min. 2 1 ppl per begonnen schijf van 3 kamers en 1 ppl per begonnen schijf van 10 serviceflats 1 per 4 bedden/ kamers en 1 ppl per schijf van 10 bedden/kamers; min. 5 1 ppl per bed en 1 ppl per consultatieruimte
3 3
niet bepaald
3
niet bepaald
3
niet bepaald
3
niet bepaald
3
niet bepaald
3
niet bepaald
3
niet bepaald
3
PARKEERNORMEN / 55
Bijlage II Technische Vereisten In deze bijlage worden alle technische vereisten, zoals afmetingen, toegankelijkheid enz., weergegeven. Minimale afmetingen en maximale hellingsgraden van inritten verzekeren de bruikbaarheid van de gerealiseerde parkeer- of fietsenstallingsplaatsen. Er zijn ook bepalingen gericht op de toegankelijkheid, de functionaliteit, de brandveiligheid van de plaatsen enz. Elementen van de goede plaatselijke ordening, zoals de verkeersveiligheid of de bruikbaarheid van de voorliggende weg, het behoud van de beeldwaarde van een kenmerkend pand of de integratie van het gebouw in zijn omgeving, mogen niet worden geschaad om te kunnen voldoen aan de in deze verordening weergegeven minimum- en maximumaantallen parkeerplaatsen of fietsstallingsplaatsen.
A / Minimale afmetingen van verplicht te realiseren parkeer- of fietsenstallingsplaatsen -
Garage of box: 5,25 m x 2,75 m;
-
Autostaanplaats: 5 m x 2,30 m (voor bezoekersparkeren is een breedte van 2,50 m aangewezen)
-
Fietsenstalling of fietsparkeerplaats zonder voorziening : 1,80 m x 0,70 m
-
Fietsenstalling of fietsparkeerplaats met fietsbeugels: 1,80 m x 0,50 m
-
Fietsenstallingen of fietsparkeerplaatsen met fietsrekken met hoogteverschillen tussen voorwielen en sturen 1,80 m x 0,40 m
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 56
B / Minimale breedte in- en uitrit naar parkeerplaatsen Hoek tussen standplaats en in en uitrit 0°
3m
Fig. 1
30°
3,50 m
Fig. 3
45°
4m
Fig. 4
60°
5m
Fig. 5
90°
Afhankelijk van de breedte, minimaal 6 m
Fig. 2
Fig. 1
Fig. 2
Fig 3
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 57
Fig 4
Fig 5
MEER INFO OVER MAATGEVING EN INRICHTING VAN PARKEERVOORZIENINGEN OP http://www.mobielvlaanderen.be/vademecums/parkeerbeleid Fietsenstallingen(bij woningen) dienen een vlotte toegankelijkheid te hebben vanaf het openbaar domein. Voor toegangen tot ongelijkvloers gelegen fietsenstallingen kunnen trappen worden gebruikt, indien een helling van 24° niet inpasbaar is, hetzij via een ruime lift . De maximale helling van een trap is dan 30°.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 58
BIJLAGE III SAMENSTELLING MOBILITEITSTOETS/MOBER Een mobiliteitstoets/MOBER moet de onderstaande onderdelen bevatten. Meer info op http://www.mobielvlaanderen.be/vademecums/mober/richtlijnenboek.pdf
1. / Bereikbaarheidsprofiel 1.1 / Doel Het bereikbaarheidsprofiel geeft een inzicht in de bereikbaarheid van de projectlocatie.
1.2 / Inhoud Het bereikbaarheidsprofiel omvat een beschrijving van hoe de site waar het project wordt ingeplant, momenteel bereikbaar is, zowel voor auto, openbaar vervoer, fiets als voetganger. Daarbij worden eventuele knelpunten in kaart gebracht op het gebied van verkeersafwikkeling (filevorming), verkeersleefbaarheid (de mate waarin het verkeer de normale uitoefening van andere activiteiten hindert, bijvoorbeeld als gevolg van geluidsoverlast), verkeersveiligheid, bereikbaarheid, parkeerdruk, alsook de verkeersintensiteit op de toeleidende wegen en kruispunten. Als verschillende alternatieven behandeld worden, worden die allemaal weergegeven. Die alternatieven worden in een latere fase van de mobiliteitstoets (stap 3) gebruikt om de effecten te bepalen.
2 / Mobiliteitsprofiel - raming van de verkeersgeneratie 2.1 / Doel Het mobiliteitsprofiel geeft een inzicht in de omvang en de aard van het verkeer dat door het geplande project wordt gegenereerd. Dat geldt met name voor personenverkeer, en in voorkomend geval ook voor goederenverkeer.
2.2 / Inhoud Het mobiliteitsprofiel van een activiteit wordt bepaald aan de hand van een aantal basisgegevens. a)
Minimaal te toetsen beoordelingscriteria : Het mobiliteitsprofiel wordt ten minste vastgesteld op basis van de elementen die worden weergegeven in de onderstaande tabel.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 59
Elementen Mobiliteitsprofiel Aard/doelstelling/omvang van het project Exploitatiefase Verkeersproductie en -attractie
per dagdeel werknemers bezoekers bewoners vrachtverkeer
Keuze van vervoerswijze
auto vrachtwagen openbaar vervoer fiets voetganger
Ritgeneratie (aantal voertuigverplaatsingen) Parkeerbehoefte
auto fiets
b) Toelichting : 1) Aard/doelstelling/omvang van het project De aard van de activiteit bepaalt in belangrijke mate de randvoorwaarden en aannames die gemaakt moeten worden om het mobiliteitsprofiel te berekenen. Concreet houdt dat in dat duidelijk moet worden aangegeven wat de functie van het project is (wonen, handel ...). Voor kantoorfuncties moet in ieder geval ook aangegeven worden of er een loketfunctie verbonden is aan die kantoorfunctie. 2) Exploitatiefase De verkeersgeneratie van het project wordt geraamd voor de exploitatiefase (eventueel gefaseerd naargelang van de ontwikkeling). 3) Verkeersproductie en -attractie Verkeersproductie, respectievelijk -attractie verwijst naar het aantal verplaatsingen dat vertrekt, respectievelijk aankomt op de projectlocatie. De verkeersproductie en -attractie van het project moet worden bepaald voor de verschillende doelgroepen, afhankelijk
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 60
van het project (werknemers, bezoekers, bewoners, vrachtverkeer). Aangezien kan worden aangenomen dat het verkeer niet gelijkmatig verdeeld is over de dag, wordt de verkeersproductie en -attractie bepaald voor een maatgevende periode, dat is de periode waarop de grootste hoeveelheid verkeer wordt gegenereerd. Vaak zal dat de ochtend- of avondspits zijn. In het geval van recreatiefunctie kan de pieksituatie zich situeren tijdens het weekend. Om een zo goed mogelijke inschatting te maken van de verschillende parameters worden waar mogelijk de cijfers gebaseerd op de waarden die bij vergelijkbare activiteiten op vergelijkbare locaties gevonden worden, eventueel aangevuld met waarden die gevonden worden door middel van een literatuuronderzoek. Een belangrijke bron hierbij vormt de gegevens van het OVG (Onderzoek Verplaatsingsgedrag) die de Vlaamse overheid heeft uitgevoerd en beschikbaar stelt op de website www.mobielvlaanderen.be/ovg van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken. Kencijfers houden geen rekening met de bijzonderheden van elk individueel project. Het gebruik van kencijfers voor de bepaling van de verkeersproductie en -attractie moet dan ook als een laatste noodoplossing beschouwd worden. De verkeersproductie en -attractie worden weergegeven voor het drukste uur of de drukste uren van de dag. 4) Keuze van de vervoerswijze In de berekening van de vervoerswijzekeuze wordt het aantal verplaatsingen verdeeld over de verschillende vervoerswijzen volgens beredeneerde aannames. Daarbij wordt ook rekening gehouden met verplaatsingen als autobestuurder of als autopassagier. Dat onderscheid is belangrijk met het oog op de bepaling van het aantal autoritten en de parkeerbehoefte. De keuze van vervoerswijze is afhankelijk van de projectlocatie, maar ook van de aard van de activiteiten. Daarom moet de keuze van vervoerswijze bij voorkeur worden bepaald aan de hand van vergelijkbare functies op vergelijkbare locaties. Als die niet voorhanden zijn, wordt teruggevallen op vaste kencijfers (bijvoorbeeld op basis van het Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen OVG, dat geconsulteerd kan worden op /http://www.mobielvlaanderen.be/ovg 5) Ritgeneratie Vervolgens wordt in de mobiliteitstoets het aantal autoritten bepaald. De ritgeneratie is het product van de verkeersproductie en het aandeel van de verplaatsingen als autobestuurder. Hetzelfde kan gedaan worden voor de andere vervoerswijzen. Dat is nuttig voor de dimensionering van de specifieke voorzieningen. Zo wordt bij een groot aantal fietsers beter een breder fietspad voorzien. Hetzelfde geldt voor voetgangers. 6) Parkeerdruk De parkeerbehoefte wordt berekend aan de hand van de autoritgeneratie en de verblijfstijden. De autoritgeneratie geeft het aantal auto's dat binnen een bepaalde tijdsspanne toekomt of wegrijdt van de locatie. Als auto's maar gedurende een korte periode ter plaatse blijven en niet alle voertuigen tegelijk aankomen, kan een parkeerplaats opeenvolgend door verschillende voertuigen gebruikt worden en zijn er bijgevolg minder parkeerplaatsen nodig. Een parkeeronderzoek bij vergelijkbare functies kan daarin meer inzicht in geven. Parkeerkencijfers kunnen aanvullend gebruikt worden als toetsing van de verkregen resultaten. Analoog wordt de behoefte aan fietsenstallingen bepaald.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 61
3 / Confrontatie bereikbaarheidsprofiel en mobiliteitsprofiel = de te verwachten effecten 3.1 / Doel De confrontatie van het bereikbaarheidsprofiel van de locatie met het mobiliteitsprofiel van de activiteit is een toets over de mate waarop activiteiten en locatie bij elkaar passen. Vraag en aanbod worden in deze stap bij elkaar gebracht. Door die confrontatie komen de te verwachten effecten in beeld.
3.2 / Inhoud Er wordt in deze stap van de mobiliteitstoets nagegaan in hoeverre de vervoersstructuur aangepast is aan de te verwachten verkeersgeneratie (en omgekeerd). a)
Minimaal te toetsen beoordelingscriteria : In onderstaande tabel worden de te behandelen thema's weergegeven. Elementen Confrontatie bereikbaarheidsprofiel - mobiliteitsprofiel Verschillende alternatieven Routekeuze
auto openbaar vervoer fiets voetganger vrachtwagen
Toedeling op wegennet Totale belasting Capaciteitstoets (verkeersafwikkeling)
wegvakken kruispunten
Andere effecten dan verkeersafwikkeling
Verkeersveiligheid Verkeersleefbaarheid Oversteekbaarheid Parkeerdruk
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 62
b) Toelichting : 1) Verschillende alternatieven Bij de bepaling van het bereikbaarheidsprofiel worden verschillende alternatieven bestudeerd. Zo kunnen verschillende ontsluitingsvarianten bekeken worden. Deze alternatieven komen ook in deze confrontatie aan bod. De verschillende alternatieven worden vervolgens onderling vergeleken met betrekking tot de gegenereerde mobiliteitseffecten. 2) Routekeuze en toebedeling op wegennet In het mobiliteitsprofiel wordt de totale verkeersproductie bepaald die door een bepaalde activiteit gegenereerd wordt op vlak van automobiliteit. Het verkeer maakt uiteraard gebruik van de beschikbare infrastructuur (weergegeven in het bereikbaarheidsprofiel). In dit deel wordt het verkeer toegedeeld aan het wegennet. Voor projecten die minder dan 1 000 parkeerplaatsen omvatten, gebeurt de toedeling op micro- en op mesoniveau. Op microniveau wordt nagegaan in welke richting het verkeer rijdt ter hoogte van de aansluiting op het wegennet en op de relevante kruispunten in de onmiddellijke buurt van de projectlocatie. Op mesoniveau wordt nagegaan welke routes het meest gebruikt worden. Bij projecten met meer dan 1 000 parkeerplaatsen moet ook een toedeling op macroschaal worden geïmplementeerd. Als er voetgangers-, fiets- of vrachtverkeer wordt gegenereerd, moet voor die vervoerswijzen een toedeling gemaakt te worden. Voor voetgangers en fietsers worden de belangrijkste wandel- en fietsroutes aangeduid die gebruikt zullen worden. Voor vrachtwagens worden dat de belangrijkste vrachtroutes, waarbij rekening wordt gehouden met bestaande beperkingen (bijvoorbeeld een brug met beperkte doorrijhoogte). De toedeling gebeurt op basis van de totale verkeersproductie en -attractie, bepaald in het mobiliteitsprofiel, en de (verwachte) herkomst en bestemmingen van bewoners, werknemers of bezoekers (afhankelijk van de aard van het project). Op basis van die kennis kan een meest waarschijnlijke route bepaald worden. 3) Totale belasting Nadat de toedeling aan het wegennet is uitgevoerd, kunnen de verschillende effecten op de omgeving bepaald worden. In eerste instantie wordt de totale belasting van het wegennet bepaald. Daartoe wordt niet alleen rekening gehouden met het verkeer dat extra gegenereerd wordt door het project. Er wordt ook rekening gehouden met de huidige verkeersbelasting (dat is de verkeersbelasting zonder toevoeging van het project). Daarnaast wordt ook rekening gehouden met de autonome groei van het verkeer, los van het bestudeerde project. 4) Capaciteitstoets Voor de capaciteitstoets wordt de verwachte belasting vergeleken met de capaciteit van de rijweg. Die toetsing gebeurt in de eerste plaats op micro- en mesoniveau, op specifieke locaties zowel op wegvakken als op kruispunten. Als de capaciteit overschreden of benaderd wordt, wijst dat op problemen met de verkeersafwikkeling. Op hoofdwegen is de capaciteit gekoppeld aan het aantal rijstroken; op wegen in een stedelijk gebied is de capaciteit afhankelijk van het aantal kruisende wegen. De vooropgestelde capaciteit wordt in belangrijke mate bepaald door de wegencategorisering en dus de functie van de weg. Op het onderliggende wegennet wordt VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 63
de capaciteit bepaald door de capaciteit van de knooppunten. Naast een bepaling van de locaties waar capaciteitsproblemen kunnen optreden, is ook de invloed daarvan op het wegennet van belang. Problemen kunnen zich immers doorzetten naar andere locaties, waardoor het verkeer op zoek gaat naar alternatieven (sluipwegen). Ter hoogte van een knelpunt kunnen immers files ontstaan die reiken tot voorbij de volgende aansluiting. Daardoor bestaat het risico dat er ook problemen optreden op het onderliggende wegennet. 5) Andere effecten dan verkeersafwikkeling i) De verkeersveiligheid : Het verwachte aantal ongevallen zal in het algemeen toenemen bij een toenemende verkeersintensiteit of een hogere rijsnelheid. Als ook infrastructuuraanpassingen (of routewijzigingen) worden uitgevoerd, verandert de verkeersveiligheid ook. ii) De verkeersleefbaarheid : De verkeersleefbaarheid is in belangrijke mate een subjectief gegeven dat echter geobjectiveerd kan worden aan de hand van een aantal parameters : verkeersdruk, het aandeel en het totale aantal vrachtwagens, de rijsnelheid. Die indicatoren worden kwantitatief bepaald en worden aangevuld door een kwalitatieve verdere invulling van het begrip. Om het belang van de verschillende parameters met betrekking tot verkeersleefbaarheid te onderzoeken, kan een bevraging van de bewoners langs de onderzochte routes georganiseerd worden. iii) De oversteekbaarheid : De oversteekbaarheid wordt bepaald door de verkeersdrukte, de rijsnelheid en de breedte van de rijweg. De oversteekbaarheid is vooral belangrijk ter hoogte van openbaar-vervoerhaltes of wegvakken met verschillende functies aan weerszijden van de weg. iv) De parkeerdruk : De parkeerdruk wordt bepaald aan de hand van de parkeerbehoefte (bepaald in het mobiliteitsprofiel) en de huidige parkeerdruk (bepaald aan de hand van een parkeeronderzoek).
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 64
4 / Verkeerstechnische en flankerende maatregelen 4.1 / Doel Als uit de confrontatie van het bereikbaarheidsprofiel met het mobiliteitsprofiel blijkt dat het aanbod de vraag niet kan opvangen (negatieve effecten), moet gezocht worden naar remediërende maatregelen die inspelen op de vraag of op het aanbod. Dat kunnen zowel infrastructurele ingrepen als meer ondersteunende maatregelen zijn (zie onderstaande tabel).
4.2 / Inhoud De maatregelen kunnen zowel gericht zijn op het verminderen van de hoeveelheid (auto)verkeer (preventieve maatregelen) als op een terugdringing van de nadelige effecten (curatieve maatregelen).
Milderende maatregelen Inrichtingsconcept
toegangswegen
Wijzigingen in omvang project Infrastructureel/verkeerstechnisch kruispunten parkeren signalisatie gemotoriseerd verkeer openbaar vervoer fiets voetganger Flankerende maatregelen Milderende maatregelen
capaciteit verkeersveiligheid leefbaarheid oversteekbaarheid vervoerswijzekeuze
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 65
In de vorige stap werd een aantal (te verwachten) knelpunten blootgelegd. Om die te voorkomen of te beperken, stelt de aanvrager een aantal maatregelen voor. Een aantal maatregelen kunnen zonder meer geïntegreerd worden in de uitvoeringsplannen van het project. Dat zijn op de eerste plaats infrastructuurwerken op het terrein waarop het project gelegen is (bijvoorbeeld parkeerplaatsen, fietsstalling). Door de mobiliteitsstudie gelijklopend met het ontwerp op te maken kan daar in het ingediende project al rekening mee worden gehouden. In de afgewerkte mobiliteitsstudie wordt dan aangegeven hoe die studie de opmaak van het ontwerp heeft beïnvloed. Een andere ingreep die de aanvrager kan nemen, is een inkrimping van de omvang van het project. Door het verkleinen van het project zal de verkeersproductie kleiner worden en dus ook de verkeersdruk. In een aantal gevallen heeft de aanvrager niet de mogelijkheid om zelf de nodige maatregelen door te voeren. In dat geval wordt aangegeven welke maatregelen noodzakelijk zijn om de druk op de omgeving binnen de perken te houden. De preventieve maatregelen spelen in op de vraagzijde van de vervoersmarkt. Die maatregelen kunnen gericht zijn op het verminderen van het totale aantal verplaatsingen of kunnen inspelen op een modale verschuiving naar minder belastende vervoerswijzen. Een vermindering van het totale aantal verplaatsingen kan gerealiseerd worden door een inkrimping van de omvang van het project. Ook door ingrepen in bijvoorbeeld de arbeidsorganisatie kan het aantal verplaatsingen verminderd worden (door bijvoorbeeld telewerken), of beter gespreid over de tijd waardoor de piekbelastingen afnemen. Om het aantal autoverplaatsingen te beperken, kan ook geopteerd worden voor een verschuiving naar meer ruimtebesparende alternatieven (fiets en voetganger, maar ook openbaar vervoer). Een andere manier is om voordelen te geven aan personen die zich op een duurzame manier verplaatsen (fietsvergoeding, terugbetaling openbaar vervoer, voorzien van douches op het werk). De opmaak van een school- of bedrijfsvervoersplan kan daarbij de nodige informatie leveren. Verplaatsingen kunnen ook meer gespreid worden zodat de spitsproblematiek minder uitgesproken is (glijdende werktijden, thuisleveringen). Ook infrastructuuraanpassingen kunnen bijdragen tot een modal shift (aanleg fietspad met het oog op het verhogen van het fietsaandeel). Elke mobiliteitsstudie moet een deel bevatten over hoe een duurzame modal shift bewerkstelligd zal worden. Als aan de vraagzijde van de vervoersmarkt niet voldoende 'winst' gehaald kan worden, kan ook ingegrepen worden aan de aanbodzijde van de vervoersmarkt. Daarbij wordt de beschikbare infrastructuur uitgebreid of verbeterd. We denken daarbij aan het aanleggen van een extra rijstrook of een vrijliggend fietspad. Er kunnen verkeerslichten geplaatst worden op een kruispunt of ter hoogte van de toegangsweg tot het domein. Ook het busaanbod kan uitgebreid worden (hogere frequentie, extra lijnen) of afgestemd worden op de activiteiten. Door het verplaatsen van een halte kan de aantrekkelijkheid van het openbaar vervoer eveneens verhoogd worden. Voor de uitvoering van deze maatregelen is meestal een externe partner verantwoordelijk (de wegbeheerder, De Lijn, NMBS). Het is dan ook belangrijk om overleg te plegen met die externe partijen.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 66
Bij het formuleren van milderende maatregelen is het belangrijk dat alle verschillende vervoerswijzen in ogenschouw worden genomen, van voetgangers tot vrachtwagens, voor zover die relevant zijn voor het project. De voorgestelde maatregelen staan daarbij niet los van de vastgestelde of verwachte problemen. Ze dienen daaraan tegemoet te komen.
5 / Sensitiviteitstoets 5.1 / Doel Tijdens de uitvoering van de mobiliteitsstudie worden op verschillende plaatsen veronderstellingen gemaakt over het aantal verplaatsingen per persoon, over de vervoerswijzekeuze, over de impact van maatregelen op de vervoerswijzekeuze, herkomst en bestemming van het verkeer enzovoort. Met een sensitiviteitstoets wordt aangegeven welke de gevolgen kunnen zijn van de variaties in die aannames (bijvoorbeeld andere verdeling spits-dal, andere verdeling van de herkomst van het verkeer). De sensitiviteitstoets beoogt na te gaan of variaties in de aannames aanleiding geven tot andere resultaten (netwerkbelastingen...) die andere maatregelen vragen.
6 / Besluit De mobiliteitstoets bevat een samenvattende conclusie, met een opgave van de ruimtelijke maatregelen die de aanvrager, met het oog op het voorkomen of beperken van de mobiliteitseffecten als gevolg van de uitvoering van zijn project, zal treffen binnen de grenzen van de projectlocatie en een omschrijving van de mobiliteitseffecten die relevant zijn bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de aanvraag met de ruimtelijke context in de ruimere omgeving. Die gegevens worden geïntegreerd in de nota, vermeld in artikel 7, 2°, artikel 11, 2°, en artikel 16, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling voor een stedenbouwkundige vergunning.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 67
BIJLAGE IV MOBILITEITSFICHE VOOR GROEPSWONINGBOUW EN ANDERE FUNCTIES OF EEN GEMENGD PROJECT Dit is een voorbeeld van een mobiliteitsfiche. Het dient toegevoegd aan de stedenbouwkundige vergunning en bevat de informatie over de ‘parkeerbalans’ d.w.z. het aantal units en/of m², berekening van de benodigde parkeerplaatsen, aangeven hoeveel parkeerplaatsen werden voorzien (met nr. op plan) en de wijze van ontsluiting, functioneren en toegankelijkheid van parkeerplaatsen en fietsstaanplaatsen. Het kan via pdf of interactief invulformulier/rekenblad ter beschikking gesteld worden op website van de stad Lier Indien MOBER of mobiliteitstoets nodig is moet deze informatie geïntegreerd zijn in deze mobiliteitstudies.
1/ In welke zone is het project gelegen?
Aankruisen wat past Kerngebied
Deelzone A
Deelzone B
Deelzone C
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 68
2 / Betreft het nieuwbouw ?
Aankruisen wat past Nieuwbouw of uitbreiding of functiewijziging Renovatie
3 / Voor het deel Nieuwbouw en/of uitbreiding en/of functiewijziging Welke functies , aantal units / vrijstelling of niet/ éénheid voor berekeningen aantal benodigde autoparkeerplaatsen en fietsstallingsplaatsen?
SUBTYPE
TYPE
Aankruisen wat past
Aantal units
Vrijstelling
Bruto vloeroppervlakte
Aantal benodigde autoparkeerplaatsen
Aantal benodigde fietsenstallingsplaatsen
wonen meer dan drie woningen woning van 81 m² en meer woning van 25 m² tot en met 80 m² (assistentiewoning of studio) (studenten-)kamer tot 25 m² het perceel is smaller dan 7 m het perceel is breder dan 7 m
kantoren
kantoren
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 69
commerciële functies
super- of hypermarkt = meer dan 800 m² handel op stads-/ wijkverzorgend niveau= tussen 400 m² - 800 m² handel op buurtverzorgend niveau =< 400 m² Voor dit laatste: ligt de bouwlijn op de rooilijn ? diensten en vrije beroepen
andere
sociale werkplaats werkplaats, KMO, industriële en ambachtelijke bedrijven enz. stapelplaats, opslag groothandel enz. Religiegebouw (kerk, moskee, groetruimte) vergaderzaal, congreszaal, feestzaal ,danszalen schouwburg, bioscoop, enz. sportcomplex sportterreinen Netto vloer oppervl akte
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 70
hotel restaurant café Bruto vloer oppervl akte
onderwijsinstellingen kinderkribben museum, bibliotheek Kamer of bed
assistentiewoningen rust- en verzorgingstehuizen, ziekenhuizen, polikliniek
Totaal* *indien samengebruik mogelijk dit verantwoorden in MOBER of mobiliteitstoets.
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 71
5/ Hoeveel parkeerplaatsen voorziet het project en waar zijn deze gelegen?
Aantal parkeerplaatsen
Aantal fietsenstallingsplaatsen
Op het eigen perceel Op maaiveld In voortuinstrook In hoofdvolume Halfondergronds of op dak Ondergronds Elders in eigendom op 200 meter wandelafstand en exclusief gelinkt aan dit project Totaal
Voeg plan bij met nummering van het aantal parkeerplaatsen en fietsenstallingsplaatsen en geef toelichting bij het functioneren -
in en uitgang
-
rijrichting
-
toegang tot hoofdfunctie / looplijn / afstand
-
selectieve toegang hoe geregeld ?
VECTRIS CVBA / STAD LIER
PARKEERNORMEN / 72