Startersboek
voor gemeenteraadsleden
Startersboek
voor gemeenteraadsleden
100 en meer vragen en antwoorden
Vlaamse overheid - Agentschap voor Binnenlands Bestuur Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten Expertisecentrum van Gemeentesecretarissen Vereniging van Vlaamse OCMW-secretarissen Vlaamse Lokale Ontvangers
Inhoud
Woord vooraf............................................................................................................................................6
1. Welkom in de wereld van het lokale bestuur.........................................................7 2. Wat doet een gemeente?...........................................................................................................9 1. Welke opdracht heeft de gemeente?...............................................................................................9 2. Kan een gemeente alles doen wat ze wil?................................................................................10 3. Welke taken heeft een gemeente?................................................................................................11 4. Welke rollen heeft een gemeente?.................................................................................................11 5. Hoe organiseert de gemeente zich?..............................................................................................12 6. Op welke beleidsterreinen is de gemeente actief?...............................................................13 7. Welke functies ondersteunen de gemeentelijke werking?................................................13 8. Hoe stemmen we de politieke en de ambtelijke organisatie op elkaar af?..........14 3. De gemeente en haar partners op lokaal niveau.............................................15 9. Met welke partners kan de gemeente samenwerken op lokaal niveau?................15 10. Wat doet het OCMW?..........................................................................................................................16 11. Meer samenwerking tussen gemeente en OCMW.............................................................17 12. Hoe kan een gemeente samenwerken met andere gemeenten?...............................17 13. Hoe regioscreening een aanzet is om de samenwerking te verbeteren?................18 14. Hoe kan een gemeente taken verzelfstandigen?...................................................................19 15. Wat zijn politiezones en welke taken hebben ze?................................................................20 16. Wat doen de besturen van de erediensten?.............................................................................20 17. Een toekomst voor de parochiekerken?.......................................................................................21 18. Welke financiële relatie heeft de gemeente met de andere lokale partners?..........................................................................................................................................21 19. Wat is publiek-private samenwerking?........................................................................................22 4. De gemeente is geen eiland..................................................................................................23 20. Welke overheden spelen naast de gemeenten een rol in het bestuurlijk landschap?............................................................................................................................23 21. Hoe verhoudt het lokale bestuur zich tot de andere besturen?....................................23 22. Wat beoogt de Vlaamse ‘interne staatshervorming’?...........................................................24 23. Welke instrumenten kan een centraal bestuur inzetten om het lokale beleid te beïnvloeden?............................................................................................................................25 5. Enkele belangrijke regels voor de gemeente........................................................29 5.1 Openbaarheid van bestuur...............................................................................................................29
-2-
24. Wat betekent openbaarheid van bestuur voor de gemeente?.......................................29 25. Kan de gemeente weigeren om sommige documenten openbaar te maken?....29 26. Wat is het verschil tussen openbaarheid van bestuur en het inzagerecht van een gemeenteraadslid?.....................................................................................30 5.2 Overheidsopdrachten......................................................................................................................................30 27. Kan een gemeente zomaar een auto aankopen bij de lokale garagist?.................30 28. Wat zijn de basisprincipes voor overheidsopdrachten?......................................................30 5.3 Planlastdecreet...................................................................................................................................................31 29. Waarom is het Planlastdecreet belangrijk voor de gemeente?......................................31 30. Hoe heeft het gemeentelijke meerjarenplan te maken met het planlastdecreet?................................................................................................................................32 6. De taken en opdrachten van een gemeenteraad en een gemeenteraadslid............................................................................................................................33 31. Wat is de taak van de gemeenteraad?.......................................................................................33 32. Welke rol heeft een gemeenteraadslid?......................................................................................33 33. Welk profiel heeft een gemeenteraadslid?................................................................................33 7. Stap voor stap door het eerste werkjaar..................................................................35 7.1 U bent verkozen, wat nu?..................................................................................................................35 34. Wat moet een raadslid weten voordat het in de gemeenteraad komt?..................35 35. Wat is een fractie?...................................................................................................................................35 36. Kan een kartellijst splitsen?.................................................................................................................36 37. Komt u in de meerderheid of in de oppositie?........................................................................36 38. Zijn er coalitiegesprekken nodig?.....................................................................................................37 39. Welke functies zijn er te verdelen?.................................................................................................38 40. Wie wordt voorzitter van de gemeenteraad?...........................................................................38 41. Hoe zit dat nu met de taken van de schepenen?................................................................39 42. Bestaat er een lijstje met taken of opdrachten die onder de leden van het college van burgemeester en schepenen moeten worden verdeeld?.........................39 43. Welke rol hebben de verkozenen bij de voordrachten van de uitvoerende mandatarissen?...............................................................................................................40 44. Zijn er nog andere functies waarover afspraken moeten worden gemaakt?........42 45. Je bent verkozen, maar ga je zetelen?..........................................................................................43 46. Kunt u uw mandaat als raadslid eventueel ook over twee jaar opnemen?...........43 47. Wat is het belang van opvolgers?...................................................................................................43 7.2 Het statuut van het gemeenteraadslid: een overzicht.......................................................44 48. Hoeveel wordt u vergoed voor uw mandaat?..........................................................................44 49. Hebt u recht op politiek verlof?........................................................................................................45 50. Wat is een aangifte van mandaten en van vermogen?.....................................................46
-3-
51. Bent u als gemeenteraadslid aangifteplichtig?........................................................................46 52. Wat houdt het indienen van de mandatenlijst in?................................................................46 53. Wat houdt het indienen van de vermogensaangifte in?....................................................48 54. Wie is de institutionele informatieverstrekker en wat doet die?...................................49 7.3 De eerste gemeenteraadsvergadering.......................................................................................49 55. Wanneer vindt de eerste gemeenteraadsvergadering plaats?.......................................49 56. Hoe worden de verkozenen uitgenodigd op de installatievergadering van de gemeenteraad?..........................................................................................................................49 57. Wat moet u doen als u dan met vakantie bent?..................................................................50 58. En wat als u met bevallingsrust bent, of van uw arts wegens ziekte thuis moet blijven?....................................................................................................................................50 59. Waar moet u gaan zitten?..................................................................................................................50 60. Wat staat er op de agenda?..............................................................................................................51 61. Wie zit de installatievergadering voor?........................................................................................51 7.4 De volgende vergaderingen.............................................................................................................52 62. Hoe verloopt een gemeenteraadszitting?...................................................................................52 63. Welke agendapunten worden er behandeld en in welke volgorde?............................52 64. Hoe komt u tussen in de gemeenteraad?..................................................................................53 65. Hoe brengt u zelf agendapunten aan?........................................................................................54 66. Op welke wijze kunt u vragen stellen?.........................................................................................54 7.5 Hoe werkt u als gemeenteraadslid?.............................................................................................54 67. Wat kunt u als raadslid verwachten?............................................................................................55 68. Kunt u als raadslid het verschil maken, en hoe doet u dat dan?..................................55 69. Hoe verwerft u invloed?.........................................................................................................................56 70. Welke ruimte heeft u als raadslid van de oppositie of van de meerderheid?.......56 71. Hoe combineert u een mandaat met werk en gezin?.......................................................57 72. Waarom duurt het zo lang voordat er iets gebeurt?...........................................................57 73. Hoe onderhoudt u de relatie met de burger en de achterban?....................................58 74. Wat betekent burgerparticipatie voor de gemeenteraad en het raadslid?.............59 75. Kan een raadslid aan dienstbetoon doen?.................................................................................60 76. Hoe gaat u om met de informatie die u hebt?......................................................................60 77. Zijn perscontacten interessant?........................................................................................................60 78. Bij wie kunt u terecht met vragen?.................................................................................................61 8. De gemeentelijke financiën, het meerjarenplan en BBC..........................62 79. Wat is toch die beleids- en beheerscyclus?...............................................................................62 80. Moeten gemeenten een meerjarenplan maken?...................................................................63 81. Wat is het budget?...................................................................................................................................63 82. Hoe blijft een raadslid op de hoogte van wat op financieel vlak gebeurt?.............65 83. Wanneer bespreekt u de jaarrekening?......................................................................................65
-4-
84. Waar halen gemeenten hun geld vandaan, en waaraan wordt het besteed?......66 85. Mogen gemeenten zo maar belastingen heffen?..................................................................67 86. Waarvoor dient het Gemeentefonds?...........................................................................................68 87. Mogen gemeenten zo maar leningen aangaan?...................................................................69 9. Rechten en plichten van de gemeenteraadsleden...........................................70 88. Kunt u over alles mee beraadslagen en beslissen?...............................................................70 89. Mag u de personeelsleden om uitleg vragen?.........................................................................70 90. Kunnen de raadsleden de gemeenteraad bijeenroepen?..................................................71 91. Kunnen de raadsleden een nieuw college en een nieuwe burgemeester voordragen als ze het vertrouwen in de uitvoerende mandatarissen kwijt zijn?.. 71 92. Wat is het inzagerecht van de gemeenteraadsleden?........................................................72 93. Mag u als raadslid de gemeentelijke instellingen bezoeken?..........................................72 94. Kan een gehandicapt raadslid bijstand krijgen?.....................................................................73 95. Kan iemand u als raadslid tijdelijk in de gemeenteraad vervangen?.........................73 96. Waar kunt u een klacht indienen?..................................................................................................74 97. Wanneer mag u om belangenvermenging te vermijden niet aanwezig zijn op de gemeenteraad?............................................................................................74 98. Wat mag u om belangenvermenging te vermijden niet doen?......................................75 99. Kunt u alles zeggen wat u wilt?........................................................................................................76 100. Wat is het belang van het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad?.....76 101. Welke deontologische regels moet u respecteren?...........................................................77 10. Samenwerking van het raadslid met het college en de administratie...............................................................................................................................78 102. Hoe verhoudt u zich als gemeenteraadslid tot de gemeentelijke administratie?..........................................................................................................78 103. Welke impact hebt u op de gemeentelijke administratie?...........................................79 104. Hebt u invloed op het college van burgemeester en schepenen?............................80 11. Basisbronnen.......................................................................................................................................81 12. Overzicht van de belangrijkste regelgeving voor de lokale besturen..................................................................................................................................82 Colofon.......................................................................................................................................................84
-5-
Woord vooraf Mevrouw, Mijnheer, Proficiat! U bent verkozen als raadslid in uw gemeente. Dat is een belangrijke opdracht. Want u zult de komende zes jaar het beleid van uw gemeente van op de eerste rij mee bepalen en opvolgen. Wellicht bent u voor het eerst verkozen en hebt u allerlei vragen. Op welke domeinen is mijn gemeente allemaal actief? Hoe werkt de gemeenteraad? Wat zijn mijn rechten en plichten als lokale bestuurder? Met welke partners werkt mijn gemeente samen? Wat is de beleids- en beheerscyclus? Op deze en andere vragen wil dit boekje een antwoord geven. Het is opgevat als een startersboekje voor gemeenteraadsleden en geschreven in vraag- en antwoordvorm, wat de leesbaarheid vergroot. Het boekje maakt deel uit van een vormingspakket voor startende maar ook meer ervaren mandatarissen. In drie avondsessies overlopen wij de taken en opdrachten van de gemeentelijke mandatarissen vanuit verschillende invalshoeken. Wie daarnaast nog meer informatie wenst, vindt ook nuttige verwijzingen in dit boekje. De informatiesessies en het startersboek zijn het resultaat van een constructieve samenwerking tussen het Agentschap voor Binnenlands Bestuur van de Vlaamse overheid, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, het Expertisecentrum van Gemeentesecretarissen, de Vereniging van Vlaamse OCMW-secretarissen en de Vlaamse Lokale Ontvangers. Ik wil alle betrokkenen van harte danken voor hun bijdrage aan dit project. Ik wens u alle succes toe in uw mandaat en ben ervan overtuigd dat dit startersboek daaraan kan en zal bijdragen.
Geert Bourgeois Viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand
-6-
1. Welkom in de wereld van het lokale bestuur U bent een van de bijna 7700 verkozenen voor een gemeenteraad of een districtsraad in Vlaanderen. De kiezers hebben u aangeduid om het lokale beleid mee vorm te geven. De verwachtingen zijn hooggespannen. U beloofde immers om het beter te doen dan uw voorgangers of om op hetzelfde elan door te gaan. U wilt uw eigen accenten leggen. En u moet rekening houden met een steeds complexere samenleving en regelgeving. Het is niet evident om dat als gemeenteraadslid allemaal onder de knie te krijgen. De lokale politiek kent immers allerlei spelregels. Vele daarvan zijn door de Vlaamse, federale of Europese overheid vastgelegd. Andere spelregels spreekt u in de gemeente onder elkaar af. Bij het begin van een nieuwe zittingsperiode komt er een pak informatie op u af. Het Gemeentedecreet legt sinds 2006 de regels voor het gemeentelijke functioneren vast. Het is ondertussen al herhaalde malen gewijzigd. En ook nu, bij de start van de nieuwe besturen, zijn er veel nieuwigheden. De jongste wijzigingen van het Gemeentedecreet (2012) duiden wij in het boek aan met NIEUW . Een eerste deel – de eerste zes hoofdstukken – maakt een verkenning van het reilen en zeilen van de gemeente. We staan stil bij haar taken en opdrachten. Ze is op heel veel terreinen actief. De gemeente is niet het enige bestuur dat lokaal actief is. Het OCMW, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, verzelfstandigde eenheden, de politiezone, de besturen van de erediensten zijn partners. Daar gaan we in hoofdstuk drie op in. De andere bestuursniveaus zoals de provincie, de Vlaamse, federale en Europese overheid komen kort aan bod in hoofdstuk vier. Een volgend deel schetst enkele specifieke regels van de gemeentelijke werking. Zo komen de openbaarheid van bestuur, het planlastdecreet en overheidsopdrachten aan bod. Het tweede deel focust op de werking van de gemeenteraad en uw werk als raadslid. Hoofdstuk zes schetst de taken van de raad en het raadslid. Het uitgebreide zevende hoofdstuk vertrekt van het eerste jaar van de gemeentelijke bestuursperiode. In 2012 krijgen de raadsleden met allerlei zaken voor het eerst te maken. Het begint eigenlijk al vóór de installatievergadering wanneer de verkozenen coalities proberen te vormen. Een goed voorbereid raadslid is op de hoogte van zijn statuut: vergoedingen, politiek verlof, aangifte van mandaten en vermogen komen aan bod. Daarna bekijken we de installatievergadering en wijze waarop in de volgende gemeenteraadszittingen wordt gewerkt.
-7-
Hoofdstuk acht biedt inzicht in de gemeentelijke financiën, het meerjarenplan en de beleids- en beheerscyclus (BBC). Daarna komen de rechten en plichten van het raadslid aan bod. Een greep uit wat we behandelen: het inzagerecht, de tijdelijke vervanging, situaties van belangenvermenging. De relaties van u als raadslid met het college van burgemeester en schepenen en met de gemeentelijke administratie staan centraal in hoofdstuk tien. Ten slotte geven we u een overzicht van de belangrijkste informatiebronnen en regelgeving over het lokale bestuur. Dit boekje wil u goed voorbereid aan de start brengen. Met een goede wegwijzer vindt u gemakkelijker uw weg in de boeiende en gevarieerde wereld van de lokale politiek. Goede reis!
-8-
2. Wat doet een gemeente? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Welke opdracht heeft de gemeente? Kan een gemeente alles doen wat ze wil? Welke taken heeft een gemeente? Welke rollen heeft een gemeente? Hoe organiseert de gemeente zich? Op welke beleidsterreinen is de gemeente actief? Welke functies ondersteunen de gemeentelijke werking? Hoe stemmen we de politieke en de ambtelijke organisatie op elkaar af?
1.Welke opdracht heeft de gemeente? In het Gemeentedecreet staat de missie of opdracht goed geformuleerd: ‘De gemeenten beogen om op het lokale niveau bij te dragen tot het welzijn van de burgers en tot de duurzame ontwikkeling van het gemeentelijk gebied.’
‘Het welzijn van burgers’ is een brede omschrijving: het gaat niet alleen om het ruime welzijnsbeleid maar evengoed om beleidsdomeinen zoals cultuur, omgeving,
-9-
welvaart of veiligheid. Het gaat bovendien niet alleen om de eigen inwoners. Denk maar aan verkeersveiligheid of de Noord-Zuid-werking. Met duurzame ontwikkeling wil een gemeente een antwoord bieden op de behoeften van de huidige generatie zonder die van de toekomstige generaties te bezwaren. Een duurzame gemeente streeft naar zoveel mogelijk welvaart en welzijn voor elke burger maar wel zo dat ook onze kinderen, kleinkinderen en de volgende generaties daarvan kunnen genieten. Duurzaamheid heeft voor het lokale bestuur vier grote dimensies. Ten eerste is er de economische invalshoek: onze beperkte grondstoffen doelmatig gebruiken. De ecologische dimensie vereist dat beslissingen getoetst worden aan de ruimtelijke kwaliteit en de ecologische randvoorwaarden. De sociale invalshoek betekent dat het lokale beleid rekening houdt met de grote diversiteit van burgers in de gemeente en dat er speciale aandacht gaat naar mensen en groepen die zich in achterstandsituaties bevinden. En ten slotte is er de bestuurlijke dimensie: besturen op lokaal niveau vereist betrokkenheid van burgers gedurende de hele beleidsperiode en niet alleen op de verkiezingsdag. ‘Welzijn van burgers’ en ‘duurzame ontwikkeling’: het gaat niet om de theorie, wel om doelstellingen die elke dag gerealiseerd moeten worden. Het lokale niveau is uitermate geschikt om in alle beleidssectoren deze missie te realiseren: integraal veiligheidsbeleid, ouderenbeleid, lokaal sociaal beleid, hoogwaardige ruimtelijke ordening, nieuwe banen in de diensteneconomie, betaalbaar wonen voor elke inwoner, afvalpreventie en een diversiteitsbeleid op maat van de gemeente enzovoort.
2. Kan een gemeente alles doen wat ze wil? Neen, een gemeente kan niet alles doen. Niet alles is immers lokale bevoegdheid. Bovendien moet een gemeente zich uiteraard ook houden aan de regels die de centrale overheden opleggen. Een gemeente kan bijvoorbeeld in de gemeentelijke politieverordening enkel gedragingen sanctioneren die nog niet in andere wetten of decreten werden bestraft. De gemeenten vormen het basisniveau dat het dichtst bij de burger staat en het herkenbaarst is. Op basis van het subsidiariteitsprincipe beschikt het lokale niveau over een zo ruim mogelijk takenpakket zonder limitatieve opsomming. Dit principe houdt in dat centrale overheden zich moeten onthouden wanneer het lokale bestuur iets kan afhandelen. Gemeenten kunnen alle taken uitoefenen die betrekking hebben op hun territoriaal belang behalve wanneer er wettelijke of decretale verbodsbepalingen gelden of wanneer de wetgever zelf die voor een
- 10 -
andere overheid voorbehouden heeft. In een complexe samenleving heeft de burger in de eerste plaats een goed aanspreekpunt voor zijn contacten met de overheid nodig. De lokale besturen zijn door hun directe betrokkenheid en nabijheid het uitgelezen niveau voor dat contact. Subsidiariteit en ontwikkeling van het lokale niveau veronderstellen ook dat zowel de provincies als de Vlaamse en de federale overheid zich terughoudend opstellen bij het ontplooien van hun activiteiten.
3.Welke taken heeft een gemeente? De gemeente heeft drie soorten wettelijke taken. 1) zuivere uitvoeringsopdrachten: opgelegd door centrale overheden aan gemeentebesturen zonder dat zij daar enige beleids- of appreciatieruimte bij hebben. Voorbeelden zijn het afleveren van rijbewijzen en documenten van de burgerlijke stand, en van allerlei attesten in verband met studiebeurzen, pensioenaanvragen. Het gaat hier om verplichte taken (‘medebewind’). 2) opdrachten van ‘gemengd belang’: opgelegd door centrale overheden, maar bij de concrete invulling is er beleidsruimte (appreciatie) voor gemeenten. Maatwerk is binnen grenzen mogelijk. Voorbeelden van zulke opdrachten zitten op het niveau van ruimtelijke ordening, natuurinrichting, bibliotheekbeleid of milieubeleid. Meestal zijn deze taken gekoppeld aan subsidies en is er dus een gemengde financiering. Hier zit veel gradatie in de ruimte die lokale besturen hebben. 3) opdrachten van zelfbestuur: hier speelt de beleidsruimte van de gemeenten ten volle. Ze bepalen zelf of en hoe ze opdrachten en taken organiseren. Uiteraard blijven er wel algemene grondwettelijke en wettelijke principes gelden. Vele initiatieven in verband met stads-, dorps- of wijkontwikkeling vallen binnen deze categorie.
4.Welke rollen heeft een gemeente? We kunnen voor een gemeente drie rollen onderscheiden. 1) dienstverlener: tachtig procent van wat gemeenten en OCMW’s dagelijks doen, is dienstverlening. Ze leveren producten en diensten aan burgers, organisaties en bedrijven. De kwaliteit en de klantgerichtheid van deze dienstverlening kunnen nog op vele vlakken verbeterd worden. De burger eist als gebruiker en financier van publieke goederen een behoorlijke, zakelijke en efficiënte dienstverlening.
- 11 -
2) bevoegd gezag: dit is de gemeente in haar ‘klassieke’ overheidsrol. De gemeente heeft de bevoegdheid bindende beslissingen te nemen over rechten en plichten van burgers en organisaties. In deze rol moet ze vaak tegenstrijdige belangen tegen elkaar afwegen. Deze taak omvat onder andere de planningsfunctie, het handhavings- en preventiebeleid en de ontwikkeling van voorzieningen. 3) regisseursrol: Lokale besturen regisseren maatschappelijke ontwikkelingen. Ze zijn organisator, bedenker en initiator van activiteiten in de plaatselijke samenleving. Al te vaak willen lokale besturen alles zelf doen en uitvoeren. Maar ze zouden vooral trends moeten oppikken en zorgen dat er iets mee gebeurt. Ze staan aan de wieg van belangrijke voorzieningen in de samenleving en moeten het goede bevorderen en het slechte tegengaan. Deze rol omvat ook de signaalfunctie: als ‘radar’ registreert de gemeente ontwikkelingen in de samenleving. Ze signaleert problemen en wensen bij burgers en organisaties. Gemeenten zijn vaak een proeftuin voor overheidsbeleid. Wanneer lokale besturen een vergrijzende bevolking hebben, staan ze bijvoorbeeld voor de uitdaging om nieuwe woonvormen te creëren om mensen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen.
5. Hoe organiseert de gemeente zich? Vroeger waren de veiligheid van de burgers, het bijhouden van de registers van de burgerlijke stand en de bevolking, en de regeling van het verkeer de basisopdrachten voor gemeenten. Ondertussen is er wel heel veel veranderd. Gemeentebesturen worden op steeds meer terreinen actief: van een vrijetijdsbeleid tot economisch beleid, van een beleid voor jongeren tot een ouderenbeleid, van ruimtelijke ordening tot een welzijnsbeleid. De uiteenlopende beleidsthema’s binnen het college van burgemeester en schepenen worden niet zomaar verdeeld. Ook de gemeentelijke ambtelijke organisatie gebeurt niet lukraak. Om het lokale bestuur vorm te geven is een visie nodig. Een bestuur moet goed nadenken over de wijze waarop het bestuur zowel ambtelijk als politiek gestructureerd wordt. Doel is in de dagelijkse bestuurspraktijk een aantal beleidsterreinen die wezenlijk met elkaar samenhangen, beter te integreren. Enerzijds houden we dan rekening met de grote inhoudelijke beleidsterreinen van het lokale bestuur en anderzijds met de interne ondersteunende functies die in een gemeentebestuur nodig zijn. We werken dat in vraag 6 en vraag 7 in grote lijnen uit.
- 12 -
6. Op welke beleidsterreinen is de gemeente actief? Een gemeente is op zes grote beleidsterreinen actief: 1) lokale veiligheid: van oudsher de belangrijkste taak van de gemeenten. Het gaat dan om politie, brandweer, rampenplanning, bestrijding van criminaliteit en vandalisme, preventiebeleid. 2) burgerzaken: bevolking, burgerlijke stand, nationaliteit, rijksregister, pensioenaanvragen, rijbewijzen, reispassen. De gemeente is hier het basisloket voor de hele overheid. 3) omgevingsmateries: ruimtelijke ordening, stedenbouw, verkeer en mobiliteit, grondbeleid, afval, huisvesting, milieu, natuur, publieke ruimte, groenvoorzieningen, openbare werken, waterbeleid. 4) welzijnsmateries: het brede sociale beleid van de gemeente in verband met asielzoekers, wonen, ouderenbeleid, gezinsbeleid, bijzondere jeugdzorg, lokaal sociaal beleid, kinderopvang, gezondheidsbeleid, drugpreventie, de taken en opdrachten van het OCMW. 5) culturele materies: we gebruiken het woord ‘cultuur’ in de zeer brede betekenis: alles wat te maken heeft met overdracht van kennis, waarden en normen zowel in de vrije tijd als daarbuiten. Hieronder vallen dan onderwijs, sport, cultuur, jeugd, bibliotheek, educatie, toerisme (culturele aspecten), monumentenzorg, architectuurbeleid, erediensten, ontwikkelingssamenwerking, emancipatiebeleid, (etnisch-cultureel) diversiteitsbeleid, internationale samenwerking, jumelages. 6) economische materies: het hele terrein van de lokale economie. Handel, industrie en bedrijven, zelfstandige ondernemers, landbouw, ambulante handel, openbare markten, plaatselijk werkgelegenheidsbeleid, havenbeleid, economische aspecten van toerisme, nutsvoorzieningen (elektriciteit, gas, water, kabel).
7.Welke functies ondersteunen de gemeentelijke werking?
1) intern bestuur: algemene coördinatie van diensten, ondersteuning van politieke organen, aansturing overheidsopdrachten, coördinatie van de planning, juridische zaken. 2) personeelsbeleid: humanresourcesmanagement, aanwervingen en bevorderingen, vorming en opleiding van de medewerkers, personeelsbeoordeling, loonbeleid, wet welzijn op het werk, sociale dienst voor het eigen personeel.
- 13 -
3) financieel beleid: (financiële aspecten van) meerjarenplan en budget, boekhouding, jaarrekening, belastingen en andere inkomsten, liquiditeiten, financiële analyses, tarievenbeleid, leningen en beleggingen. 4) ICT: ondersteuning van de werking en dienstverlening, geografische informatiesystemen (GIS), afstemming van en communicatie tussen diverse toepassingen. 5) patrimonium en technische diensten: onderhoud en herstellingen, energie. 6) communicatie: zowel intern als extern.
8. Hoe stemmen we de politieke en de ambtelijke organisatie op elkaar af? Dergelijke indeling in brede clusters van beleidsdomeinen en ondersteunende diensten kan aan de basis liggen van de ambtelijke en politieke organisatie van de gemeente. Op basis van het organogram van de gemeente kunnen zo ook de taken en de opdrachten van de leden van het college, de organisatie van mogelijke gemeenteraadscommissies of de burgerparticipatie helder georganiseerd worden en wordt ook een integraler beleid mogelijk. Traditioneel spreken we over de bevoegdheden binnen het college van burgemeester en schepenen. Het gaat echter veeleer over taken. Het college is immers een orgaan waar de leden collegiaal en samen beslissingen nemen. Het Gemeentedecreet zegt niets over de wijze waarop het college de taken van de schepenen organiseert. De Gemeentewet zegt wel dat het veiligheidsbeleid thuishoort bij de burgemeester. (zie ook vraag 41 en 42)
- 14 -
3. de gemeente en haar partners op lokaal nIveau 9. Met welke partners kan de gemeente samenwerken op lokaal niveau? 10. Wat doet het OCMW? 11. Meer samenwerking tussen gemeente en OCMW 12. Hoe kan een gemeente samenwerken met andere gemeenten? 13. Hoe regioscreening een aanzet is om de samenwerking te verbeteren? 14. Hoe kan een gemeente taken verzelfstandigen? 15. Wat zijn politiezones en welke taken hebben ze? 16. Wat doen de besturen van de erediensten? 17. Een toekomst voor de parochiekerken? 18. Welke financiële relatie heeft de gemeente met de andere lokale partners? 19. Wat is publiek-private samenwerking?
9. Met welke partners kan de gemeente samenwerken op lokaal niveau? Naast de gemeente zijn er op het lokale niveau nog andere openbare partners actief. Samen geven zij vorm aan het beleid en zorgen zij voor dienstverlening aan de bevolking.
- 15 -
Wie zijn die partners? > het OCMW, > de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, > de autonome gemeentebedrijven, > de besturen van de erediensten, > de politiezone, > andere zoals huisvestingsmaatschappijen of gemeentelijke vzw’s. Naast de openbare partners die als lokaal bestuur optreden zijn er particuliere partners waar de gemeente mee samenwerkt. Een bekende vorm is de publiek-private samenwerking.
10.Wat doet het OCMW? Elke persoon heeft recht op maatschappelijke dienstverlening. Dit betekent dat elke burger in de mogelijkheid moet zijn om een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid. In elke gemeente is er daarom een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (OCMW) dat deze dienstverlening verzekert. In tegenstelling tot de gemeenten die ruime en algemeen gedefinieerde bevoegdheden hebben, hebben de OCMW’s een zeer specifieke opdracht. Zij moeten hulp verstrekken aan elke persoon die er behoefte aan heeft, ongeacht zijn vermogenstoestand. Binnen deze taakomschrijving kan het OCMW een min of meer autonoom beleid voeren. Goed om weten is dat het OCMW belangrijke federale opdrachten heeft (leefloon uitkeren, opvang van asielzoekers, ...). De Vlaamse Regering heeft er bij de goedkeuring van het OCMW-decreet voor gekozen om de principes en uitgangspunten die aan de grondslag liggen van het Gemeentedecreet zo veel mogelijk ook van toepassing te maken op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Het is belangrijk dat de gemeente en haar OCMW hun sociaal beleid op elkaar afstemmen. Daartoe is er een geregeld overleg noodzakelijk. Daarom zit de voorzitter van het OCMW vanaf 2013 in alle gemeenten in het college van burgemeester en schepenen. De laatste jaren heeft lokaal sociaal beleid aan belang gewonnen. Het streeft naar een maximale toegankelijkheid van de dienstverlening voor elke burger en een optimaal bereik van de beoogde doelgroep.
- 16 -
11. Meer samenwerking tussen gemeente en OCMW Het is belangrijk dat de gemeente en haar OCMW hun beleid op elkaar
NIEUW afstemmen. Die samenwerking kan leiden tot efficiëntieverbetering zodat
het lokale bestuur de middelen beter kan inzetten voor haar kernopdrachten en de dienstverlening aan burgers kan verbeteren. Aanpassingen aan het Gemeente- en OCMW-decreet hebben ertoe geleid dat enkele juridische hinderpalen voor een doorgedreven samenwerking zijn weggewerkt. Het gaat onder andere om volgende maatregelen: alle gemeenten kunnen een beroep doen op de OCMW-secretaris of de financieel beheerder van het OCMW om de functie van gemeentesecretaris of gemeentelijke financieel beheerder uit te oefenen. De vroegere beperking tot gemeenten met niet meer dan 20.000 inwoners werd opgeheven. > de samenstelling van de afzonderlijke managementteams kan worden aangevuld met alle personen waarvan de deelname aan het managementteam nuttig wordt geacht voor het functioneren van het bestuur. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om het gemeentelijk managementteam aan te vullen met OCMW-personeelsleden en omgekeerd. > het delen van elkaars personeel. > de gemeente en haar OCMW kunnen een samenwerkingsovereenkomst sluiten voor de gezamenlijke werving en selectie van het personeel, en eventueel ook voor het aanleggen van gemeenschappelijke wervingsreserves. >
12. Hoe kan een gemeente samenwerken met andere gemeenten? Een intergemeentelijk samenwerkingsverband (IGS) biedt gemeenten de mogelijkheid om samen te werken met andere gemeenten. Zo kunnen ze een gemeenschappelijke doelstelling realiseren, die voor ieder afzonderlijk niet haalbaar zou zijn. Er bestaan vier verschillende vormen van samenwerking: > opdrachthoudende vereniging: hierbij doet de gemeente afstand van het recht zelfstandig de opdrachten uit te voeren waarvan ze beslist heeft de realisatie toe te vertrouwen aan het intergemeentelijke samenwerkingsverband (zogenaamde beheersoverdacht). Deze verenigingen vinden we vooral terug in de energiesector (water, gas, elektriciteit), de afvalverwerking en crematoria. > dienstverlenende vereniging: vooral om activiteiten te ontwikkelen voor de aangesloten gemeenten, op domeinen waarvoor deze geen overdracht van hun beheersbevoegdheid kunnen of willen toestaan. Deze samenwerkingsverbanden zijn vooral actief in de streekontwikkeling en de financieringssector. > projectvereniging: bedoeld voor kleinschalige projecten, maar kan wel optreden als afzonderlijke rechtspersoon, met alle eraan verbonden implicaties (bijvoor-
- 17 -
>
beeld de mogelijkheid eigen personeel te hebben). Deze verenigingen zijn dikwijls in de sectoren sport, cultuur en toerisme te vinden. interlokale vereniging: vooral voor de realisatie van projecten die in omvang beperkt zijn (geen rechtspersoonlijkheid). Vanaf 2013 moet elke gemeente een gemeenteraadscommissie
NIEUW hebben die waakt over de afstemming van het gemeentelijk beleid
op het beleid van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en de extern verzelfstandigde agentschappen. Daarnaast wordt ook een vertegenwoordiging van de gemeenteraad opgenomen in het bestuur van het intergemeentelijke samenwerkingsverband.
Andere maatregelen zijn: > gemeenteraadsleden kunnen verzoeken om de notulen van de raad van bestuur van de IGS elektronisch ter beschikking te stellen. > dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen publiceren op hun site een lijst van hun beslissingen > Gemeenten houden een volledig en geactualiseerd overzicht bij van de IGS waaraan ze deelnemen.
13. Hoe regioscreening een aanzet is om de samenwerking te verbeteren? In de jaren negentig van de vorige eeuw is het aantal samenwerkingsverbanden, structuren en gebiedsafbakeningen waaraan gemeenten deelnemen fors gestegen. Vanaf 2000 is er sprake van een explosieve groei. Het gaat om samenwerkingsverbanden, structuren en gebiedsafbakeningen die opgericht zijn door de gemeenten, de provincies, de Vlaamse of federale overheid. Deze sterke groei heeft op het lokale niveau geleid tot een ‘bestuurlijke verrommeling’. Gemeenten zagen door het bos de bomen niet meer. Vereenvoudiging dringt zich. Met het Witboek Interne Staatshervorming heeft de Vlaamse Regering beslist in 2011 om een regioscreening uit te voeren in Vlaanderen. Deze regioscreening is een instrument in handen van gemeenten waarmee zij hun samenwerkingsverbanden, structuren en gebiedsafbakeningen in kaart kunnen brengen en waarmee bottom-up een proces kan worden opgestart om te komen tot een vereenvoudiging van de samenwerkingsverbanden. Deze screening is opgedeeld in drie fasen: > inventarisatie: de bestaande samenwerkingsverbanden, structuren en gebiedsafbakeningen worden per gemeente in kaart gebracht. > audit en evaluatie: de geïnventariseerde gegevens worden geëvalueerd.
- 18 -
>
actieplan met concrete maatregelen: de gemeenten werken actieplannen uit op basis van een menu aan instrumenten zoals het clusteren van regionale structuren, de inrichting van shared services, het wijzigen van Vlaamse regelgeving of fusies van gemeenten.
Begin 2012 is de inventaris afgerond. In totaal zijn er meer dan 2200 samenwerkingsverbanden van Vlaamse gemeenten opgelijst en zijn er analyses uitgevoerd. Vanaf 2013 kunnen de gemeenteraden aan de hand van de bestaande analyses en instrumenten de samenwerkingsverbanden, structuren en gebiedsafbakeningen verder evalueren en ook concrete acties ondernemen. De gouverneurs hebben de opdracht om in elke provincie een traject op te starten samen met de lokale besturen.
14. Hoe kan een gemeente taken verzelfstandigen? Gemeenten hebben de mogelijkheid bepaalde activiteiten een zelfstandiger leven te laten leiden, ofwel binnen het gemeentebestuur, ofwel erbuiten. Gemeenten kunnen beslissen een autonoom gemeentebedrijf (AGB) op te richten. Dat heeft rechtspersoonlijkheid en staat dus voor een stuk buiten de gemeente. De raad van bestuur van een autonoom gemeentebedrijf bestaat voor een groot stuk uit afgevaardigden van de gemeenteraadsfracties. Vele AGB’s zijn onder andere opgericht omwille van de mogelijke btw-voordelen maar intussen zijn er AGB’s actief op heel wat domeinen: van vastgoedontwikkeling over beheer en exploitatie van infrastructuur (vooral in de sector vrije tijd) tot beheer van parkeergelegenheden. Het Gemeentedecreet heeft de banden met de gemeente nauwer aangehaald. Zo moet er een beheersovereenkomst worden afgesloten, is er een jaarlijkse evaluatie door de gemeenteraad, moet het AGB zich inschakelen in de beleids- en beheerscyclus die ook voor de gemeente geldt. Het Gemeentedecreet regelt ook andere vormen van verzelfstandiging. Zo kunnen gemeenten lid worden van een vzw of er een oprichten, kunnen ze participeren in een vennootschap enzovoort. Alle extern verzelfstandigde entiteiten kregen in het Gemeentedecreet de verzamelterm ‘extern verzelfstandigd agentschap’ (EVA). Dit slaat dan zowel op de hiervoor genoemde AGB’s (publiekrechtelijke EVA’s) als op structuren als vzw’s, vennootschappen, stichtingen, … (privaatrechtelijke EVA’s). Gemeenten kunnen sinds de inwerkingtreding van het Gemeentedecreet ook intern verzelfstandigde agentschappen (IVA’s) oprichten. Dat zijn dan diensten zonder rechtspersoonlijkheid die operationele autonomie genieten. Een soort interne dienst van de gemeente, met een zekere mate van autonomie, ook op financieel vlak.
- 19 -
15.Wat zijn politiezones en welke taken hebben ze? België is ingedeeld in politiezones. In elke politiezone verzekert één korps – het lokale politiekorps – de basispolitiezorg. Dit houdt onder meer volgende taken in: onthaal, wijkwerking, recherche, openbare orde, slachtofferbejegening en interventie. Elk lokaal korps staat onder de leiding van een korpschef die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het lokale politiebeleid. Daarnaast is er ook het federale politiekorps dat op federaal niveau instaat voor de gespecialiseerde functies en de steun aan de lokale politiezone. Politiezones bestaan uit een of uit meer gemeenten. In een eengemeentezone is de politiezone gelijk aan het grondgebied van de gemeente. Hier blijven de gemeenteraad, het college van burgemeester en schepenen en de burgemeester bevoegd over de organisatie en het beheer van de lokale politie. Een eengemeentezone heeft geen aparte rechtspersoonlijkheid, ze valt immers onder de rechtspersoonlijkheid van de gemeente. Wel moet de eengemeentezone (de gemeente dus) voor de lokale politie een eigen begroting en een eigen rekening maken. Een meergemeentezone is een politiezone die meer dan één gemeente omvat. Ze beschikt over een aparte rechtspersoonlijkheid en staat als bestuur los van de gemeenten uit de politiezone. De politieraad en het politiecollege zijn de beslissingsorganen van de meergemeentezone. De politieraad oefent de bevoegdheden van de gemeenteraad uit betreffende de organisatie en het beheer van het lokale politiekorps. Hij bestaat uit een afvaardiging vanuit de gemeenteraad van elke deelnemende gemeente. Het politiecollege staat in voor de bevoegdheden van het college van burgemeester en schepenen. De burgemeester van elke deelnemende gemeente zit in het politiecollege.
16. Wat doen de besturen van de erediensten? In België zijn er zes erkende erediensten: de rooms-katholieke, de protestantse, de anglicaanse, de israëlitische, de orthodoxe en de islamitische. De laatste twee erediensten worden niet georganiseerd op gemeentelijk niveau. In de gemeente kunnen een of meer besturen van de eredienst actief zijn. Voor de rooms-katholieke eredienst zijn dit de kerkfabrieken. Het bestuur van de eredienst zorgt ervoor dat de eredienst kan plaatsvinden. Een kerkfabriek bijvoorbeeld is belast met het onderhoud en de bewaring van de kerk of kerken van de parochie en met het beheer van de goederen en gelden die eigendom zijn van de kerkfabriek of die bestemd zijn voor de uitoefening van de eredienst in de parochie. De gemeente is sinds enkele jaren niet meer vertegenwoordigd in de eredienstbesturen. In plaats daarvan is er een overleg gekomen tussen het centrale eredienstbestuur en het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeente.
- 20 -
17. Een toekomst voor de parochiekerken? In Vlaanderen zijn er ongeveer 1800 parochiekerken. Het grote aanbod aan kerken staat in tegenstelling tot de voortgaande ontkerkelijking. Gemeenten moeten strategisch nadenken over de toekomst van de parochiekerken op hun grondgebied en een langetermijnvisie ontwikkelen op hun kerkelijk patrimonium. Deze visie kan ook leiden tot een zinvolle neven- of herbestemming van de kerkgebouwen.
18. Welke financiële relatie heeft de gemeente met de andere lokale partners? De financiële relatie tussen de gemeente en haar lokale partners is nogal uiteenlopend. De gemeente is verplicht het werkingstekort uit het OCMW-budget te dragen. Ze moet dat bedrag in haar eigen budget opnemen en het in maandelijkse schijven aan het OCMW betalen. De gemeenteraad moet het meerjarenplan dat het OCMW opstelt, goedkeuren. Daarnaast moeten gemeente en OCMW afspraken maken over wie wat krijgt uit het Gemeentefonds dat aan gemeente en OCMW samen wordt toegekend. Komen ze niet tot een akkoord, dan krijgt het OCMW 8 % van het bedrag. Verder kunnen gemeente en OCMW natuurlijk ook nog andere beslissingen met financiële consequenties nemen, bijvoorbeeld wie bepaalde welzijnsactiviteiten voor zijn rekening neemt. De begroting van de politiezone is ten laste van de verschillende gemeenten van de politiezone (via de gemeentelijke dotaties) en van de federale overheid (via de federale dotatie). Elke gemeenteraad keurt de dotatie goed die aan de lokale politiezone wordt toegekend. Een gemeente kan die dotatie op eigen initiatief verhogen indien zij van de lokale politiezone bijkomende opdrachten verwacht (bijvoorbeeld de openbare orde bewaken bij wedstrijden van de lokale voetbalclub). Hoeveel betaalt elke gemeente die deel uitmaakt van een politiezone? Het principe is dat de gemeenten zelf tot een consensus komen over de verdeling van de gemeentelijke dotatie aan de politiezone. Indien er geen overeenstemming is over de verdeelsleutel, dan gebeurt dit volgens de regels vastgelegd in een Koninklijk Besluit. In een eengemeentezone valt het tekort van de zone volledig ten laste van de gemeente van die zone. Gemeenten zijn ook verplicht de tekorten van de besturen van de eredienst (kerkfabrieken) te financieren. Strikt genomen gaat het alleen om tekorten die voortvloeien uit de organisatie van de eredienst zelf. De financiële relatie met de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden is wat complexer. Als die winstgevend zijn (bijvoorbeeld in de energiesector), dan zal de gemeente een dividend (een stukje van de winst) uitgekeerd krijgen. Het is echter ook mogelijk dat de gemeente moet bijpassen in het verlies. Voorts wijzen
- 21 -
gemeenten opdrachten toe aan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, bijvoorbeeld om het afval op te halen en te verwerken. In dat geval zal de gemeente de facturen moeten betalen. De verzelfstandigde entiteiten (bijvoorbeeld autonome gemeentebedrijven) kunnen ook een winstuitkering aan de gemeente genereren. Als de verliezen te hoog oplopen, zal de gemeente moeten bijpassen. De zogenaamde gemeentelijke vzw’s krijgen van de gemeente vaak subsidies. In dat geval is de gemeente verplicht om te onderzoeken of die subsidies wel voor het juiste doel worden gebruikt.
19. Wat is publiek-private samenwerking? Publiek-private samenwerking (PPS) is een samenwerkingsverband waarin de publieke en de private sector, met behoud van hun eigen identiteit en verantwoordelijkheid, gezamenlijk een project realiseren om meerwaarde te realiseren. De meerwaarde kan financieel, maatschappelijk of operationeel zijn. De samenwerking gebeurt op basis van een heldere taak- en risicoverdeling. PPS is een andere formule dan een traditionele overheidsopdracht (zie ook vraag 27 en 28). Bij een klassieke overheidsopdracht gaat het over een project dat door de overheid wordt uitgewerkt en waarvan de uitvoering aan een derde wordt toevertrouwd. Bij een publiek-private samenwerking maken beide partijen ruimte om de vooropgestelde resultaten te behalen. Centraal staat de idee van een win-winsituatie. Op die manier wil de overheid gebruik maken van de denk- en innovatiekracht van de markt. De publiek-private samenwerking kan betrekking hebben op uiteenlopende projecten zoals: > stads- of wijkontwikkeling, > de bouw en exploitatie van voorzieningen zoals sportinfrastructuur, woon- en zorgcentra of parkeerfaciliteiten, > de aanleg en exploitatie van een bedrijvencomplex. Vele PPS-overeenkomsten nemen de vorm aan van een DBFM-overeenkomst. DBFM staat voor design (ontwerpen), build (bouwen), finanance (financiering) en maintenance (onderhoud). Een dergelijke overeenkomst is een geïntegreerde contractvorm waarbij de uitvoering van verschillende onderdelen van een infrastructuurproject aan één private partner worden toevertrouwd. Deze partner zal de volgende operationele onderdelen van het project voor zijn rekening nemen: design (ontwerpen), build (bouwen), finance (financiering) en maintenance (onderhoud). De afgelopen jaren hebben sommige lokale besturen van de DBFM-formule gebruik gemaakt voor de bouw van sportinfrastructuur en voor de bouw van scholen.
- 22 -
4. De gemeente is geen eiland 20. Welke overheden spelen naast de gemeenten een rol in het bestuurlijk landschap? 21. Hoe verhoudt het lokale bestuur zich tot de andere besturen? 22. Wat beoogt de Vlaamse ‘interne staatshervorming’? 23. Welke instrumenten kan een centraal bestuur inzetten om het lokale beleid te beïnvloeden?
20.Welke overheden spelen naast de gemeenten een rol in het bestuurlijke landschap? Naast de gemeenten zijn de volgende overheden actief in het bestuurlijke landschap: > de provincies, > de Vlaamse overheid, > de federale overheid, > de Europese Unie. De relaties tussen de gemeenten en deze overheden zijn heel specifiek. (zie ook vraag 21 en 22)
21. Hoe verhoudt het lokale bestuur zich tot de andere besturen? Voor de lokale mandataris is het belangrijk dat hij een goed beeld krijgt van de plaats en de rol van het lokale bestuur tussen al die andere bestuursniveaus (provinciaal, Vlaams - gewest, gemeenschap, federaal, Europees). Elk bestuursniveau heeft een eigen taak en rol. Vaak kan één bestuursniveau niet alles alleen aan en is er samenwerking tussen de niveaus nodig. Deze samenwerking gebeurt het best in partnerschap. De gemeenten vormen het basisniveau dat het dichtst bij de burger staat en meteen ook het herkenbaarst is. De meeste mensen zullen sneller kunnen zeggen voor welke dienstverlening ze terecht kunnen bij hun gemeenten dan bijvoorbeeld bij de Europese Unie. De Vlaamse, federale en Europese overheid hebben een ander doel dan het lokale niveau. Zij treden op als een sturingsniveau dat in hoofdlijnen de organisatie van de samenleving op een goede en democratische wijze tracht vorm te geven. Deze besturen zijn te omschrijven als het centrale bestuursniveau. Elk van deze drie niveaus is verantwoordelijk voor een bepaald takenpakket. De opeenvolgende staatshervormingen hebben stelselmatig de verantwoordelijkheid van de Vlaamse overheid over het beleid van de lokale besturen uitgebreid. Het
- 23 -
Lambermontakkoord van 13 juli 2001 was daarbij ongetwijfeld een mijlpaal. Met dit akkoord is de Vlaamse overheid zelf bevoegd geworden om de organieke regels voor de inrichting van de gemeenten vast te leggen. Toch hebben ook de federale en de Europese overheid nog belangrijke bevoegdheden zoals politie en veiligheid. Ook zal de zesde staatshervorming die de huidig federale regering voorbereidt, de komende jaren een aantal bevoegdheden zoals werkgelegenheid, onteigeningen of grootstedenbeleid overdragen aan de gewesten en gemeenschappen. Het is nog onduidelijk wat dit kan betekenen voor de gemeenten. Belangrijk is dat de impact van het Europees beleid op het lokale bestuur steeds groter wordt. De provincie zit op een intermediair niveau, tussen de gemeente en de andere bestuursniveaus. De provincies maken beleidskeuzen die niet gemaakt kunnen worden op lokaal niveau doordat zij de belangen van dat niveau te boven gaan en die evenmin zodanig algemeen zijn dat een centrale beslissingsbevoegdheid wenselijk is. Hun opdracht is afgebakend (zie ook vraag 22).
22.Wat beoogt de Vlaamse ‘interne staatshervorming’? De Vlaamse Regering keurde op 8 april 2011 het Witboek Interne Staats-
NIEUW hervorming goed. Dit Witboek vormt de basis voor de uitvoering van een interne staatshervorming in Vlaanderen.
De grote lijnen van deze hervorming zijn: > de bestuursopbouw vertrekt van het subsidiariteitsprincipe. Er komen meer bevoegdheden voor de lokale besturen. De Vlaamse overheid zal zich meer terughoudend opstellen, minder detailregelingen uitwerken en de processen vereenvoudigen. Een mijlpaal hierbij is de planlastvermindering: alle sectorale plannen en rapporten (bijvoorbeeld het cultuurbeleidsplan, het jeugdbeleidsplan) die de gemeenten, vaak in ruil voor Vlaamse subsidies, moeten opstellen, worden geïntegreerd in het strategische meerjarenplan. Er worden maatregelen genomen om de bestuurskracht van de gemeenten te versterken. > de klemtoon van de beleidsvorming ligt bij de gemeenten aan de ene kant en bij Vlaanderen aan de andere kant. De gemeenten moeten als politiek basisniveau verregaand versterkt worden. Zij moeten een maximale beleidsruimte hebben. De Vlaamse overheid is vooral kaderstellend, vooruitziend en ondersteunend. > de taken en bevoegdheden van de provinciebesturen worden afgebakend. Voor de grondgebonden bevoegdheden (bijvoorbeeld milieu, ruimtelijke ordening) kunnen de provincies hun bevoegdheden blijven uitoefenen. Voor de nietgrondgebonden bevoegdheden (bijvoorbeeld cultuur, welzijn) kunnen zij enkel
- 24 -
bevoegdheden uitoefenen als daarvoor een wettelijke of decretale basis is. In een bestuursakkoord dat de Vlaamse Regering met elke provincie sluit, zullen afspraken gemaakt worden over de wijze waarop de provincies invulling geven aan deze bevoegdheden. > de processen worden performanter: er zullen minder bestuursniveaus tussenkomen in subsidieprocessen. Er moet een betere coördinatie komen tussen de Vlaamse diensten. Hiervoor krijgen de provinciegouverneurs de opdracht om de werking van de Vlaamse buitendiensten af te stemmen op deze van de andere bestuursniveaus. > de bestuurlijke verrommeling op het tussenniveau wordt aangepakt (zie vraag 13)
23.Welke instrumenten kan een centraal bestuur inzetten om het lokale beleid te beïnvloeden? Het centrale bestuursniveau (Vlaams, federaal of Europees) kan verschillende instrumenten aanwenden om richting te geven aan de samenleving. Zo kan het proberen het lokale beleid in een gewenste richting te doen evolueren. De instrumenten zijn: > het ontwikkelen van regelgeving, > het gericht inzetten van financiering van het lokale bestuursniveau, > het houden van toezicht, > het ondersteunen van de lokale besturen. Door deze instrumenten gericht in te zetten ontwerpt het centrale bestuur een kader waarbinnen de lokale overheid haar eigen beleid vorm kan geven. Het ontwikkelen van regelgeving De centrale overheid ontwikkelt regelgeving die van toepassing is op de lokale besturen. De wetgeving vormt het juridische kader waarbinnen de lokale besturen hun eigen beleid vorm kunnen geven. In 2005 keurde het Vlaams Parlement het Gemeentedecreet goed. Dit decreet bevat organieke bepalingen. Het legt dus vast hoe een gemeente zich organiseert om de dienstverlening voor haar burgers op te zetten. Intussen is het decreet aangepast op een aantal punten. De laatste aanpassingen dateren van 2012. Het decreet is ontwikkeld op basis van volgende uitgangspunten: > deregulering en afstemming van de regels voor gemeente en OCMW, > autonomie, > ruimte voor lokaal maatwerk, > vereenvoudiging.
- 25 -
Naast het Gemeentedecreet zijn er nog veel andere wetten, decreten en Europese richtlijnen van belang voor de lokale besturen. Enkele voorbeelden: het decreet ruimtelijke ordening, milieuwetgeving, decreet cultuurbeleid, de wet op de geïntegreerde politie, de regelgeving in verband met asielzoekers, wetgeving overheidsopdrachten. Het gericht inzetten van financiering van de lokale besturen Om hun werking te financieren heffen de gemeenten belastingen. Daarnaast rekenen ze voor sommige diensten kosten aan. Voor bepaalde opdrachten krijgen de gemeenten subsidies van de Vlaamse of de federale overheid. Dat is bijvoorbeeld het geval voor het gemeentelijk onderwijs of de politie. De fiscale mogelijkheden van de gemeenten verschillen erg. Het inkomen van de inwoners, de kadastrale inkomens en de aanwezige economische bedrijvigheid beïnvloeden deze mogelijkheden. In verschillende gemeenten kunnen gelijke aanslagvoeten bijzonder uiteenlopende opbrengsten per inwoner opleveren. Om die ongelijkheid voor een stuk te corrigeren is het Vlaamse Gemeentefonds opgericht. Dit fonds wordt verdeeld over de gemeenten. De criteria daarvoor zijn zo samengesteld dat gemeenten die minder eigen inkomsten hebben, doordat ze bijvoorbeeld een minder kapitaalkrachtige bevolking hebben en dus minder belastingontvangsten hebben, meer middelen uit het fonds ontvangen en vice versa. Ook de centrumsteden en de kustgemeenten krijgen via het Gemeentefonds extra middelen. Het Gemeentefonds zorgt eveneens voor de basisfinanciering voor een aantal taken die de centrale overheid oplegt aan de gemeenten. Daarnaast bestaan er nog tientallen Vlaamse en federale subsidiekanalen voor gemeenten. Die zijn steeds bestemd voor een bepaalde sector (cultuur, milieu, veiligheid, …). Het houden van toezicht Gemeenten en OCMW’s zijn autonome, democratische besturen. Ze bepalen zelf hun prioriteiten en de wijze waarop ze die zullen uitvoeren. De bestuurders zijn verantwoordelijk tegenover de bevolking, die hen rechtstreeks of onrechtstreeks heeft verkozen. De lokale besturen maken deel uit van Vlaanderen, de federale staat, de Europese Unie. Als ze hun bevoegdheden uitoefenen, moeten ze de regelgeving naleven. Ze
- 26 -
moeten ook de beginselen van behoorlijk bestuur in acht nemen, zoals zuinigheid, billijkheid en evenredigheid. Tot slot mogen hun beslissingen niet strijdig zijn met de belangen van de ruimere gemeenschap. Om na te gaan of de lokale besturen zich aan deze verplichtingen houden, heeft de wetgever een systeem van toezicht op hun handelingen ontwikkeld. Hierbij werd gestreefd naar een optimaal evenwicht tussen bestuurlijke autonomie en bestuurlijk toezicht. De laatste jaren zijn de procedures voor de uitoefening van het toezicht versoepeld en vereenvoudigd. Voor veruit de meeste beslissingen van de lokale besturen stapt Vlaanderen af van goedkeuringstoezicht (zwaarste vorm van controle), waarbij de lokale overheid de beslissing pas kan uitvoeren als ze groen licht krijgt van de Vlaamse overheid. Steeds meer geldt het algemeen toezicht. Dit impliceert dat de Vlaamse overheid meestal pas optreedt tegen een beslissing van een gemeente, als ze er een klacht over ontvangen heeft die gegrond blijkt te zijn. De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur is verantwoordelijk voor het grootste deel van het bestuurlijk toezicht. Hij kan bijvoorbeeld beslissingen van de lokale besturen vernietigen. De gouverneur is de commissaris van de Vlaamse Regering in de provincie. Hij werkt onder haar politieke verantwoordelijkheid. De gouverneur kan beslissingen van de gemeenten en de OCMW’s schorsen. Voor de interlokale samenwerkingsverbanden heeft de Vlaamse Regering een commissaris aangesteld die schorsingsbevoegdheid heeft. Raadsleden (veelal uit de oppositie), personeelsleden maar ook burgers kunnen klachten indienen of vragen stellen over de werking van het lokale bestuur. Ze kunnen een klacht indienen bij de minister, bij de provinciegouverneur of bij het Agentschap voor Binnenlands Bestuur. Dit agentschap ondersteunt de minister en de gouverneurs. De minister en de gouverneur kunnen binnen bepaalde termijnen optreden tegen besluiten van het lokale bestuur. Op basis van het onderzoek beslist de minister of de gouverneur om al dan niet op te treden tegen het bestuur. Ook de federale overheid heeft nog een beperkte toezichtsbevoegdheid op de gemeenten, bijvoorbeeld op het vlak van politie en veiligheid. Het ondersteunen van de lokale besturen Een gemeente besturen is niet eenvoudig. De lokale besturen hebben bevoegdheden in zeer veel maatschappelijke sectoren. De wetgeving is vaak complex en
- 27 -
wijzigt snel. Het is dan ook een belangrijke opdracht van het centrale bestuur om de gemeenten te ondersteunen met advies. Dit gebeurt onder andere door informatie te verspreiden, overlegmomenten te organiseren met verenigingen die de lokale besturen vertegenwoordigen, op een klantvriendelijke wijze vragen van lokale besturen te beantwoorden en gegevens over de lokale besturen te monitoren en ter beschikking te stellen van die lokale besturen.
- 28 -
5. Enkele belangrijke regels voor de gemeente 5.1 Openbaarheid van bestuur 24. Wat betekent openbaarheid van bestuur voor de gemeente? 25. Kan de gemeente weigeren om sommige documenten openbaar te maken? 26. Wat is het verschil tussen openbaarheid van bestuur en het inzagerecht van een gemeenteraadslid?
24.Wat betekent openbaarheid van bestuur voor de gemeente? Het decreet op de openbaarheid van bestuur van 26 maart 2004 draagt ertoe bij dat de gemeenten en de andere overheden in Vlaanderen een transparant beleid voeren voor hun burgers. Het decreet verplicht de gemeente om zelf actief haar doelgroepen te informeren over haar beleid, regelgeving en dienstverlening. In dit geval spreken we over actieve openbaarheid van bestuur. Dat moet systematisch, correct, evenwichtig, tijdig en op verstaanbare manier gebeuren. Het decreet regelt ook het recht van elke burger om (bestaande) documenten bij de gemeente openbaar te laten maken (passieve openbaarheid van bestuur). Het principe is dat alle bestuursdocumenten openbaar zijn. Iedereen kan er inzage van nemen, een afschrift van verkrijgen of er uitleg over vragen. Wanneer de behandeling van de aanvraag niet naar wens verloopt, kan de burger hoger beroep aantekenen bij de ‘Beroepsinstantie inzake de openbaarheid van bestuur’.
25. Kan de gemeente weigeren om sommige documenten openbaar te maken? Het principe is dat alle bestuursdocumenten in aanmerking komen voor openbaarheid. Bepaalde informatie kan echter vertrouwelijk zijn en moet daarom niet openbaar gemaakt worden. Het bestuur beoordeelt elke aanvraag geval per geval. Een aanvraag kan onder meer om volgende redenen afgewezen worden: > onredelijke aanvraag, > bestaande geheimhoudingsverplichting (bv. militair) of specifieke vertrouwelijk karakter (bv. industriële informatie, interne audit), > bescherming van de persoonlijke levenssfeer of privacy, > geheim van de beraadslagingen (bv. aanstelling personeel in de gemeenteraad), > economisch, financieel of commercieel belang, > specifieke informatie over lopende rechtszaken, strafvorderingen, administratieve sancties,
- 29 -
de openbare orde en de veiligheid, de bescherming van het milieu.
> >
Naast deze uitzonderingen zijn ook specifieke regels van de federale overheid aan de orde, bijvoorbeeld voor het auteursrecht.
26.Wat is het verschil tussen openbaarheid van bestuur en het inzagerecht van een gemeenteraadslid? Het decreet openbaarheid van bestuur geeft rechten aan de burgers om bestuursdocumenten in te kijken. Het inzagerecht voor raadsleden is een veel ruimer recht en geeft toegang tot alle informatie die nodig is om de gemeente te besturen. Zo zijn er voor een raadslid minder uitzonderingen. Uiteraard kan een raadslid ook een beroep doen op het decreet openbaarheid van bestuur. (zie ook vraag 92) 5.2 Overheidsopdrachten 27. Kan een gemeente zomaar een auto aankopen bij de lokale garagist? 28. Wat zijn de basisprincipes voor overheidsopdrachten?
27. Kan een gemeente zomaar een auto aankopen bij de lokale garagist? Wanneer een gemeente een auto wil aankopen gaat dat volgens de regelgeving op overheidsopdrachten. Dergelijke opdracht is een specifieke overeenkomst die wordt gesloten tussen de gemeente en een aannemer, leverancier of dienstverlener. Heel wat beslissingen van gemeenten hebben te maken met de toepassing van de wetgeving op de overheidsopdrachten, zoals opdrachten voor leningen, levering van energie, aankoop van voertuigen of kantoormateriaal. Een auto zomaar aankopen kan dus niet.
28.Wat zijn de basisprincipes voor overheidsopdrachten? De aanbestedende overheid, de gemeente dus, moet het beginsel van mededinging respecteren. De mededinging zorgt ervoor dat de concurrentie zo goed mogelijk speelt op de markt en dat het voor alle ondernemingen mogelijk is om naar de overheidsopdracht te dingen. Gelijkheid van de kandidaat-inschrijvers staat hierbij centraal. Daarnaast moet de opdracht uitgevoerd worden tegen een vooraf overeengekomen prijs. De regelgeving beschrijft drie procedures bij het plaatsen van overheidsopdrachten: de aanbesteding, de offerteaanvraag en de onderhandelingsprocedure. Bij de
- 30 -
aanbesteding geldt enkel de laagste prijs. Bij een offerteaanvraag wordt de opdracht toegewezen op basis van verschillende gunningscriteria die vooraf in het bestek zijn opgenomen. De onderhandelingsprocedure is een uitzonderingsprocedure: de gemeente kan ze enkel in een beperkt aantal gevallen gebruiken. Ook sociale criteria en criteria in verband met duurzaamheid kunnen bij vele overheidsopdrachten geïntroduceerd worden. Binnen de wettelijke criteria houdt de gemeente bij het kiezen van de meest geschikte procedure rekening met de aard en dringendheid, het gewenste resultaat en de omvang van de opdracht, met de economische omstandigheden. 5.3 Planlastdecreet 29. Waarom is het planlastdecreet belangrijk voor de gemeente? 30. Hoe heeft het gemeentelijke meerjarenplan te maken met het planlastdecreet?
29.Waarom is het planlastdecreet belangrijk voor de gemeente? Het Vlaams Parlement heeft op 6 juli 2011 het planlastdecreet goedgekeurd. Het decreet kan een forse vereenvoudiging betekenen in de relatie tussen de Vlaamse overheid en de lokale besturen. De Vlaamse overheid maakt hiermee een belangrijke bestuurlijke hervorming mogelijk die uitgaat van de filosofie van administratieve vereenvoudiging en subsidiariteit en die gericht is op het verminderen van de vele plan- en rapporteringverplichtingen die de Vlaamse overheid oplegt. Het hoeft dus niet langer om per subsidiestroom (bv. voor cultuur of sport) een apart plan te maken met telkens weer andere voorwaarden, tijdschema’s en verantwoordingen. Het uitgangspunt van het decreet is dat uiterlijk op 1 januari 2014 vijftien sectorale planningsverplichtingen voor lokale besturen zullen verdwijnen. Deze verplichtingen hebben te maken met volgende beleidsdomeinen: > cultuur, cultureel erfgoed > sport > jeugd, kinderopvang > gemeentelijk onderwijs, flankerend onderwijs, opvoedingsondersteuning > integratie > lokaal sociaal beleid > lokale diensteneconomie > milieu > ontwikkelingssamenwerking
- 31 -
> >
ouderenbeleidparticipatie stedenbeleid
30. Hoe heeft het gemeentelijke meerjarenplan te maken met het planlastdecreet? De koppeling van de planlastvermindering en de beleids- en beheerscyclus (BBC) (zie ook vraag 79) zorgt ervoor dat naast de rapporten die het Gemeentedecreet oplegt geen aparte documenten meer moeten worden opgesteld. Besturen krijgen zo meer tijd voor de uitvoering van de plannen, in plaats van vooral energie te steken in mooi opgestelde en uitgebreide beleidsplannen en rapporten. Zo vragen gemeenten vanaf 2013 subsidies niet langer aan met een afzonderlijk beleidsplan maar door het BBC-meerjarenplan digitaal in te dienen bij de Vlaamse overheid. Ze geven aan in welke mate ze willen inspelen op de beleidsprioriteiten die Vlaanderen in oktober 2012 bekendmaakte.
- 32 -
6. De taken en opdrachten van een gemeenteraad en een gemeenteraadslid
31. Wat is de taak van de gemeenteraad? 32. Welke rol heeft een gemeenteraadslid? 33. Welk profiel heeft een gemeenteraadslid?
31.Wat is de taak van de gemeenteraad? De gemeenteraad: > is de rechtstreeks verkozen volksvertegenwoordiging: daar moet de stem van de burger klinken, > staat aan het hoofd van de gemeente: hij moet bezig zijn met de visie en met de toekomst van de lokale ontwikkeling (welke koers moet de gemeente varen?), dit is besturen op hoofdlijnen, > is actief controleur: hij oefent toezicht uit op het college en het ambtelijk functioneren.
32.Welke rol heeft een gemeenteraadslid?
Een gemeenteraadslid is een volksvertegenwoordiger die als medebewoner het vertrouwen krijgt om namens (een deel van) de bevolking beslissingen te nemen. Gemeenteraadsleden brengen de agenda van de burger in de gemeenteraad. Zij investeren volop in contacten met de inwoners van hun gemeente zodat ze weten of gemeentelijke plannen voldoende draagvlak hebben of nog hard bijgestuurd moeten worden om dat draagvlak te verwerven. Aan de ene kant moeten raadsleden kritische vragen stellen aan het college en de medewerkers van het bestuur. Aan de andere kant leggen zij mee verantwoording af voor de keuzes die het gemeentebestuur maakt. Zij informeren burgers met feiten en achtergronden. Het is een kerntaak van de gemeenteraad om de participatie van de bevolking te organiseren (zie ook vraag 74). Dit betekent ook dat alle inhoudelijke resultaten van deze participatie op de eerste plaats in de gemeenteraad(scommissies) aan bod moeten komen.
33.Welk profiel heeft een gemeenteraadslid? Stel dat een raadslid niet verkozen maar aangeworven werd. In de vacature kunnen volgende profielelementen staan: > U bent in de eerste plaats volksvertegenwoordiger. > U handelt strategisch vanuit een echte zorg voor de hele lokale samenleving. > U staat met beide benen in de lokale samenleving en bent bereid naar inwoners en bevolkingsgroepen te luisteren, u wilt intensief communiceren met lokale
- 33 -
initiatiefnemers en met collega-raadsleden van andere partijen. U bent in staat problemen en wensen van burgers en burgergroepen te vertalen in lokale beleidsbeslissingen, wat dus meer is dan op de gemeenteraad het belang van een individu of een groep verdedigen. > U durft nee zeggen tegen overdreven eisen van belangengroepen of onrealistische voorstellen van comités, adviesraden of actiegroepen. > U bent bereid moeilijke beslissingen uit te leggen, toe te lichten en te verdedigen tegenover belanghebbenden. > U bent in staat uw standpunt helder te verantwoorden, kunt op een eerlijke manier een debat voeren, hebt onderhandelingsvaardigheden en kunt verantwoord omgaan met de media. > U kunt en wilt in teamverband werken (in een politieke formatie, in een fractie, in een gemeenteraadscommissie…). > U hebt kennis van en inzicht in de gemeentelijke bestuurlijke organisatie (financieel, personeel, organisatie van het bestuursapparaat). > U specialiseert zich in een of meer beleidsdomeinen, in afspraak met de collegaraadsleden van de eigen fractie. > U voert bestuurlijke integriteit hoog in het vaandel. U vermijdt belangenvermenging, u past de bestaande wettelijke normen streng toe. U verlaat bijvoorbeeld de vergadering bij de bespreking van of de beslissing over een voorstel waarbij uzelf of een familielid een persoonlijk belang heeft, u mijdt platte meerderheidminderheidspelletjes. > U hebt de volgende persoonlijkheidskenmerken: staan voor wat u zegt, mensen serieus nemen zonder naïef te zijn, kritisch blijven kijken naar wat er op u afkomt, kunnen relativeren. > U bent financieel en qua carrière op lange termijn niet afhankelijk van de functie van raadslid. >
- 34 -
7. Stap voor stap door het eerste werkjaar 7.1 U bent verkozen, wat nu? 34. Wat moet een raadslid weten voordat het in de gemeenteraad komt? 35. Wat is een fractie? 36. Kan een kartellijst splitsen? 37. Komt u in de meerderheid of in de oppositie? 38. Zijn er coalitiegesprekken nodig? 39. Welke functies zijn er te verdelen? 40. Waarom krijgt de gemeenteraad eventueel een andere voorzitter? 41. Hoe zit dat nu met de taken van de schepenen? 42. Bestaat er een lijstje met taken of opdrachten die onder de leden van het college van burgemeester en schepenen moeten worden verdeeld? 43. Welke rol hebben de verkozenen bij de voordrachten van de uitvoerende mandatarissen? 44. Zijn er nog andere functies waarover afspraken moeten worden gemaakt? 45. Je bent verkozen, maar ga je zetelen? 46. Kunt u uw mandaat als raadslid eventueel ook over twee jaar opnemen? 47. Wat is het belang van opvolgers?
34.Wat moet een raadslid weten voordat hij of zij in de gemeenteraad komt? Nu de stemmen geteld en de zetels verdeeld zijn, staat het vast: u wordt gemeenteraadslid. De periode tussen de verkiezingen en de installatievergadering is belangrijk. Er staat van alles te gebeuren en dit is het moment om u te informeren en eventueel mee belangrijke beslissingen voor de komende bestuursperiode te nemen. U kunt dus maar beter goed voorbereid zijn. Hoe meer u weet, hoe beter. In dit hoofdstuk bespreken we een aantal punten die al aan de orde zijn vóór de installatievergadering van begin januari 2013.
35.Wat is een fractie? Een fractie bestaat in principe uit de personen die op dezelfde lijst verkozen zijn. Samen zorgt u ervoor dat het programma van uw partij in de gemeenteraad wordt verwezenlijkt. Op de fractievergadering wordt bepaald welke standpunten de partij zal innemen en hoe de raadsleden op de eerstvolgende gemeenteraad zullen stemmen. De agenda van de gemeenteraad dient als basis voor de gesprekken en discussies in de fractie. Ook andere punten waarvoor een partijstandpunt aangewezen is, komen ter sprake. Alle leden van de fractie kunnen een inbreng hebben. Bij het begin van een beleidsperiode wordt in de fractie een taakverdeling afgesproken. Elk raadslid neemt een domein voor zijn rekening. Voor ieder onderwerp is er
- 35 -
dus een fractielid dat kan meedenken met of weerwerk bieden aan het college van burgemeester en schepenen. Een fractielid heeft echter ook op de domeinen die buiten zijn specialisatie vallen een inbreng. Kritische vragen stellen kan bijvoorbeeld zeer verrijkend zijn. U moet dus ook tijd reserveren voor de vergaderingen en de werking van de fractie. In de aanloop naar de installatievergadering van de gemeenteraad zullen de verkozenen en de opvolgers zeker enkele malen samenkomen om een en ander af te spreken. Bent u als enige van uw lijst verkozen, dan vormt u een eenpersoonsfractie. Het spreekt voor zich dat u, als u alleen in de gemeenteraad zit, niet alles kunt doen. Kies dus bepaalde thema’s uit die u wilt opvolgen. Laat u bijstaan door partijgenoten die niet verkozen zijn. Denk er wel aan dat zij niet de rechten en plichten hebben die u als gemeenteraadslid wel hebt.
36. Kan een kartellijst splitsen? Ja, dat kan, maar enkel als de kartellijst dit bij het indienen van de kandidatenlijst vóór de gemeenteraadsverkiezingen mogelijk heeft gemaakt. De kartellijst splitst zich dan op in twee officiële fracties. De kandidaat-gemeenteraadsleden beslissen bij de indiening van de voordrachtsakte, of verbeteringsakte, dat de op de lijst verkozen gemeenteraadsleden twee fracties (en niet meer dan twee fracties) vormen of kunnen vormen. Het kartel hoeft dus niet te beslissen op het ogenblik dat het de kandidatenlijst indient, het moet wel de mogelijkheid open houden. Het kartel kan dan splitsen als een meerderheid van de verkozen gemeenteraadsleden, die potentieel een afzonderlijke fractie kunnen uitmaken, daartoe op de installatievergadering van de gemeenteraad beslist. Een hele reeks voorwaarden moet dit in goede banen leiden. Een van die voorwaarden is dat een splitsing in fracties enkel kan, als de naam van de kartellijst uit meerdere letterwoorden bestaat die minstens de twee fractienamen omvatten. Kartels vallen in de loop van de bestuursperiode soms uit elkaar. Twee of meerdere groepen gaan dan elk hun eigen weg. Officieel blijft het kartel echter één fractie.
37. Komt u in de meerderheid of in de oppositie? Of u als raadslid in de meerderheid of de oppositie terechtkomt, is een heel verschil. Komt uw partij in de meerderheid, dan betekent dit dat ze alleen of met een of meer andere partijen de meerderheid van de zetels, en dus van de stemmen, in de gemeenteraad heeft. Dit is uiteraard nodig om beslissingen te kunnen nemen. De andere partijen zijn niet nodig om de meerderheid van de stemmen te halen en komen dus in de oppositie, of de minderheid, terecht.
- 36 -
Misschien zijn er al (stilzwijgende) afspraken gemaakt vóór de verkiezingen. De huidige coalitie wil graag doorgaan als ze als winnaar uit de bus komt. Of partijen die vermoeden de meerderheid te vormen, komen overeen met elkaar in zee te gaan. Pas nadat de verkiezingsuitslag definitief is, wordt echter duidelijk hoe de kaarten liggen. In vele gevallen begint dan het puzzel- en rekenwerk. Welke partijen behalen samen de meerderheid? Is er een partij die op haar eentje de meerderheid haalt? Wie zit er eventueel op de wip? Zal de grootste partij een voorzet geven of vindt die onvoldoende steun? Wie werpt zich op als ‘formateur’? Uw werk als raadslid zal anders zijn als oppositieraadslid dan als raadslid van de meerderheid. Als uw partij in de meerderheid zit, bestaat de mogelijkheid dat u een uitvoerend mandaat krijgt. Een uitvoerend mandaat is een mandaat als burgemeester of als schepen. Uiteraard betekent dit een serieuze tijdsinvestering. Het is een beslissing die u allicht niet onmiddellijk kunt nemen. Kijk na hoe u dit in uw professionele leven en in uw privéleven zult inpassen. Een goede verhouding tussen uw politieke en uw andere activiteiten is nodig om het vol te kunnen houden. Niet alle leden van de meerderheidspartijen kunnen een uitvoerend mandaat opnemen. Velen blijven gemeenteraadslid. De meerderheidsraadsleden ervaren dit soms als een functie in de schaduw van de leden van het college van burgemeester en schepenen. Het is inderdaad soms makkelijker en zichtbaarder om als gemeenteraadslid in de oppositie te zitten. Bent u meerderheidsraadslid, dan doet u er goed aan u in bepaalde materies te specialiseren zodat u de schepenen van uw partij kunt bijstaan. Een interessante mogelijkheid voor raadsleden is dat de gemeenteraad een eigen voorzitter kiest. Het mag de burgemeester zijn, maar dat hoeft niet. Dit kan voor een raadslid een boeiende functie zijn. U krijgt immers een heel belangrijke taak: u leidt de gemeenteraad. Uiteindelijk geldt voor alle raadsleden dat goede afspraken met de partijgenoten over wie wat doet, belangrijk zijn om elk mandaat op een constructieve en bevredigende wijze te vervullen.
38. Zijn er coalitiegesprekken nodig? Stel dat geen enkele partij de absolute meerderheid haalt. Is uw partij kandidaat om een meerderheid te vormen, dan moet ze met een of meer andere partijen onderhandelen. U moet dus weten wat voor uw partij belangrijk is. Coalities vormen is een spel van geven en nemen. Het bestuursakkoord is dan ook een evenwichtsoefening tussen de wensen van de partijen en haalbare voorstellen waarin de coalitiepartners zich kunnen vinden. Zorg voor een goed uitgewerkt bestuursakkoord. Het is de basis voor de inhoudelijke samenwerking voor de volgende zes jaar.
- 37 -
39.Welke functies zijn er te verdelen? Over volgende functies maken de verkozenen voor de gemeenteraad afspraken vóór de installatievergadering: > wie is kandidaat-burgemeester? > hoeveel schepenen nemen we op in het college? Het Gemeentedecreet biedt de mogelijkheid om het aantal schepenen te verminderen. (Elk college moet minstens twee schepenen tellen.) > hoeveel schepenen krijgt mijn partij? > wie wordt voorzitter van de gemeenteraad? De OCMW-voorzitter komt boven op het aantal schepenen dat het Gemeentedecreet voor een gemeente van een bepaald inwoneraantal vastlegt. Tabel 1: Het maximale aantal schepenen volgens het inwonersaantal aantal inwoners
aantal schepenen
minder dan 1000 inwoners
2
van 1000 tot 4999 inwoners
3
van 5000 tot 9999 inwoners
4
van 10.000 tot 19.999 inwoners
5
van 20.000 tot 29.999 inwoners
6
van 30.000 tot 49.999 inwoners
7
van 50.000 tot 99.999 inwoners
8
van 100.000 tot 199.999 inwoners
9
vanaf 200.000 inwoners
10
NIEUW Vanaf 2019 telt elke gemeente één schepen minder. 40.Wie wordt voorzitter van de gemeenteraad? De gemeenteraad kiest zelf een voorzitter. Het voorzitterschap gaat dus niet automatisch naar de burgemeester. De verkozenen voor de gemeenteraad moeten een kandidaat-voorzitter voordragen: het kan een raadslid, een schepen maar ook de burgemeester zijn. De bedoeling van deze vrije keuze is de gemeenteraad als controleur van de uitvoerende mandatarissen (de burgemeester en de schepenen) te versterken. Een sterke voorzitter verstevigt de onafhankelijke positie van de gemeenteraad en maakt een duidelijker scheiding tussen beleid en beheer mogelijk.
- 38 -
41. Hoe zit dat nu met de taken van de schepenen?
Het college van burgemeester en schepenen is een collegiaal orgaan. Dat wil zeggen dat niet de individuele schepen de beslissingen neemt, maar wel het college als geheel. Bij voorkeur beslissen de leden van het college bij unanimiteit. Lukt dat niet, dan beslist de meerderheid van de aanwezige leden. Er wordt veel aandacht besteed aan het verdelen van de taken van de schepenen. Ook al haalt het individu daar geen beslissingsmacht uit, toch wordt deze schepen gezien als de persoon die specifieke beleidsthema’s of projecten voorbereidt en opvolgt.
42. Bestaat er een lijstje met taken of opdrachten die onder de leden van het college van burgemeester en schepenen moeten worden verdeeld? Neen. Het oplijsten van beleidsdomeinen van de leden van het college van burgemeester en schepenen en het toewijzen van deze domeinen is een zaak van het college zelf. In de praktijk worden tijdens de coalitiegesprekken de taken verdeeld onder de kandidaat-schepenen. Dit is een moeilijke evenwichtsoefening. Partijen
- 39 -
willen uiteraard de thema’s die het best bij hun profiel aansluiten. De onderhandelingen daarover kunnen enige tijd duren. (zie ook vragen 5 tot en met 8) Enkele voor de hand liggende opdrachten: > burgerzaken > cultuur > feestelijkheden > financiën > huisvesting > ICT > internationale samenwerking > jeugd > milieu > onderwijs > openbare werken > personeel > ruimtelijke ordening > sport > veiligheid > verkeer, mobiliteit > welzijn
43. Welke rol hebben de verkozenen bij de voordrachten van de uitvoerende mandatarissen? De verkozenen voor de gemeenteraad dragen via een akte van voordracht de kandidaat-burgemeester, de kandidaat-schepenen en de kandidaat-voorzitter van de gemeenteraad voor. Dit gebeurt dus vóór de installatievergadering van de gemeenteraad. Wie voor welke functie wordt voorgedragen wordt afgesproken in de partij(en) die de meerderheid vormt (vormen). Een voordrachtakte is een formulier dat u als raadslid mee ondertekent en waarin u verklaart akkoord te gaan met de kandidatuur van een bepaalde persoon. Er zijn voordrachten nodig voor de burgemeester, de schepenen en de voorzitter van de gemeenteraad. De sjablonen van voordrachtakten zijn te vinden op de site van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur (www.vlaanderenkiest.be).
- 40 -
Een voordrachtakte moet om geldig te zijn de handtekeningen bevatten van: > meer dan de helft van de verkozenen op de lijsten die aan de verkiezingen deelnamen, > een meerderheid van de personen die op dezelfde lijst als de voorgedragen kandidaat werden verkozen. Niemand mag meer dan één gezamenlijke akte van voordracht ondertekenen. Wie dat wel doet krijgt een sanctie, en die is niet min. Deze persoon kan voor de duur van de zittingsperiode niet worden benoemd of verkozen als burgemeester, schepen, voorzitter van de gemeenteraad, voorzitter van een commissie of OCMW-raadslid. Bovendien mag de betrokkene de gemeente niet vertegenwoordigen en dus ook niet namens de gemeente een mandaat opnemen in een extern verzelfstandigd agentschap of andere verenigingen, stichtingen of vennootschappen. En ten slotte kan hij ook het OCMW niet vertegenwoordigen of namens het OCMW een mandaat bekleden in bepaalde ziekenhuizen en bepaalde verenigingen, stichtingen en vennootschappen. De voordrachtakten bevatten de mogelijkheid om het mandaat voor de voorgedragen kandidaat in de tijd te beperken en eventueel de opvolger al aan te duiden. Niet zelden spreken mensen van een zelfde fractie of coalitie af dat iemand een bepaalde functie voor een beperkte periode opneemt en ze daarna overlaat aan een andere persoon. Bijvoorbeeld, de eerste helft van de bestuursperiode is de ene persoon schepen en na drie jaar geeft hij zijn mandaat door aan zijn jongere partijgenoot. Einddatum mandaat Het is mogelijk om in de voordrachtakte van die bepaalde kandidaat (als burgemeester, schepen, voorzitter van de gemeenteraad) een einddatum op te nemen. Gebeurt dat niet, dan blijft de persoon in functie tot het einde van de beleidsperiode. Wordt er wel een einddatum in de voordrachtakte opgenomen, dan eindigt het mandaat van die persoon automatisch op die datum. Eventuele opvolger Een voordrachtakte met een einddatum kan de opvolger voor die welbepaalde functie vermelden, maar het hoeft niet. Op de voordracht wordt in dat geval de naam van de opvolger bekendgemaakt. Voor alle duidelijkheid: een voordrachtakte met enkel de naam van de opvolger zonder datum waarop die het mandaat overneemt, kan niet. De met naam genoemde opvolger moet weten op welke datum hij in functie zal treden.
- 41 -
44. Zijn er nog andere functies waarover afspraken moeten worden gemaakt?
Er zijn inderdaad nog een hele reeks functies waarover de gemeenteraad een beslissing moet nemen. Ze worden niet noodzakelijk vóór de installatievergadering van de gemeenteraad al verdeeld, maar ze zullen dan toch in de eerste maanden van de nieuwe bestuursperiode op de agenda van de gemeenteraad staan. Denk goed na voor u een bijkomend mandaat of een vertegenwoordiging opneemt. Sommige van deze opdrachten vragen een grote bijkomende inzet. Zorg ervoor dat ze zoveel mogelijk in uw interessesfeer liggen. Een paar voorbeelden: > de verkiezing van de OCMW-raadsleden (op de installatievergadering van de gemeenteraad),
NIEUW Alle OCMW-raadsleden mogen gemeenteraadslid zijn. >
de verkiezing van de politieraadsleden als uw gemeente deel uitmaakt van een politiezone die uit meer dan één gemeente bestaat (op de installatievergadering van de gemeenteraad),
- 42 -
de vertegenwoordigers in de verschillende intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, > de vertegenwoordigers in de zogenaamde gemeentelijke vzw’s, > de vertegenwoordigers in de socialehuisvestingsmaatschappijen, > vertegenwoordigingen in andere rechtspersonen en feitelijke verenigingen. >
Behalve de overlegorganen en organisaties waar u als raadslid de gemeenteraad vertegenwoordigt, zijn er ook nog de werkgroepen, vergaderingen en activiteiten waar u als lid van een partij of fractie verwacht wordt, bijvoorbeeld de vergaderingen met de fractie om de gemeenteraadszitting voor te bereiden en standpunten te bepalen.
45. U bent verkozen, maar gaat u zetelen? Een verkozene van de gemeenteraad kan vóór de installatievergadering van de gemeenteraad afstand doen van het mandaat van gemeenteraadslid. Het raadslid dat afstand wil doen van zijn mandaat, brengt de uittredende voorzitter van de gemeenteraad daarvan schriftelijk op de hoogte. De afstand wordt definitief zodra de gemeenteraad daarvan kennis heeft genomen.
46. Kunt u uw mandaat als raadslid eventueel ook over twee jaar opnemen? Als u effectief verkozen bent – u haalde met andere woorden voldoende voorkeurstemmen – dan zult u worden opgeroepen om op de installatievergadering van de gemeenteraad de eed af te leggen. Vanaf het ogenblik dat u de eed aflegt, bent u daadwerkelijk lid van de gemeenteraad. Indien u afstand doet van uw mandaat en de eed niet aflegt, dan is dat definitief. U komt dus niet op de lijst met de opvolgers en kunt niet later in de bestuursperiode alsnog uw mandaat opnemen. Denkt u eraan uw mandaat niet op te nemen, weet dan dat u moet wachten tot de gemeenteraadsverkiezingen in 2018 om opnieuw kans te maken op een zetel in de gemeenteraad.
47.Wat is het belang van opvolgers? Bent u niet rechtstreeks verkozen, dan wordt u automatisch opvolger. Het is steeds de persoon die de eerste plaats op de opvolgerslijst bekleedt, die wordt opgeroepen als een verkozene van dezelfde lijst ontslag neemt uit de gemeenteraad. Verzaakt de opvolger aan het mandaat, dan is dit definitief. Hij verdwijnt voorgoed van de opvolgerslijst. Wanneer een kartellijst in twee fracties splitste en er is een vacature, dan is het mogelijk dat de eerste opvolger tot de andere fractie behoort. Als er geen opvolgers meer zijn en er dus een vacature open blijft, kan de gemeenteraad beslissen een buitengewone verkiezing te organiseren. Dit gebeurt alleen maar als de vacature ertoe leidt dat de gemeente onbestuurbaar wordt, bijvoorbeeld omdat er geen meerderheid meer is.
- 43 -
7.2 Het statuut van het gemeenteraadslid: een overzicht 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54.
Hoeveel wordt u vergoed voor uw mandaat? Hebt u recht op politiek verlof? Wat is een aangifte van mandaten en van vermogen? Bent u als gemeenteraadslid aangifteplichtig? Wat houdt het indienen van de mandatenlijst in? Wat houdt het indienen van de vermogensaangifte in? Wie is de institutionele informatieverstrekker en wat doet die?
48. Hoeveel wordt u vergoed voor uw mandaat? Gemeenteraadsleden krijgen een presentiegeld van de gemeente. Ze krijgen het voor elke vergadering van de gemeenteraad en eventueel ook voor de gemeenteraadscommissies of andere vergaderingen. Uiteraard is er alleen presentiegeld voor de aanwezigen. Een uitvoeringsbesluit van het Gemeentedecreet (5 juni 2009) heeft deze basisregel uitgewerkt: > een minimum- en maximumbedrag dat de gemeenteraad moet respecteren als hij het bedrag van het presentiegeld vastlegt, > een lijst met vergaderingen waarvoor de aanwezige raadsleden presentiegeld kunnen ontvangen (dus niet alleen voor de gemeenteraadszittingen), > de wijze waarop inkomensverlies kan worden gecompenseerd, bijvoorbeeld, een gepensioneerde die te veel zou bijverdienen via zijn mandaat, verliest (een deel van) zijn pensioen. Het maximumbedrag bedraagt (zomer 2012) 197,08 euro, het minimumbedrag 45,05 euro. Let wel, dat krijgt u niet netto in handen. De gemeente zal er eerst nog de bedrijfsvoorheffing afhouden. Eventueel zijn er ook nog afdrachten aan de partij, terugvorderingen bij politiek verlof e.a. Ook de vertrouwenspersoon van een raadslid met een handicap heeft recht op presentiegeld onder dezelfde voorwaarden als het gemeenteraadslid. Naast het presentiegeld kunnen bepaalde kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat van gemeenteraadslid of voorzitter (van de raad, van een fractie of van een commissie) worden terugbetaald. Ook dit staat in het uitvoeringsbesluit. Eventuele andere vergoedingen en voorwaarden vindt u terug in het reglement van uw gemeente. Reglementen blijven in principe gelden, ook tijdens een volgende beleidsperiode, tenzij ze voor een bepaalde periode genomen zijn. Ziet u de regeling
- 44 -
over de kwaliteitsbevorderende maatregelen liever anders, dan zal de gemeenteraad het reglement moeten aanpassen. Bestaan er geen maatregelen in uw gemeente, dan kunt u daar misschien werk van maken. Immers: welke kosten kunnen worden terugbetaald, móét worden geregeld door de gemeenteraad. Anders is er geen terugbetaling (of terbeschikkingstelling van faciliteiten) mogelijk. Hetzelfde geldt voor andere vergaderingen dan de gemeenteraadszittingen waarvoor een presentiegeld wordt toegekend. Burgemeesters en schepenen krijgen geen presentiegeld, maar ontvangen ten laste van de gemeente een wedde. De Vlaamse overheid bepaalt het bedrag daarvan, op basis van het bevolkingscijfer van de gemeente.
49. Hebt u recht op politiek verlof? Heel veel verkozenen hebben een baan op het ogenblik dat ze in de gemeenteraad komen. Voor werknemers, medewerkers, militair en onderwijspersoneel bestaat er een verlofregeling. Zij kunnen dus afwezig zijn op hun werk om tijd vrij te hebben voor het lokale mandaat. Het recht op politiek verlof en het aantal dagen politiek verlof verschilt naar gelang van de sector waarin u werkt en het mandaat dat u opneemt. Vraag dus zeker na bij uw werkgever hoe het voor u zit. Raadsleden die in de privésector werken, hebben de mogelijkheid een bepaald aantal dagen verlof te nemen voor de uitoefening van hun politieke mandaat. In gemeenten met minder dan 10.000 inwoners bedraagt dit een halve dag per maand, in gemeenten met 10.000 inwoners of meer één dag per maand. De werknemer die politiek verlof neemt, behoudt haar of zijn loon gedurende de afwezigheid op het werk, maar de gemeente betaalt op verzoek een bepaald bedrag terug aan de werkgever. Dit bedrag wordt vervolgens (tot op zekere hoogte) afgehouden van het presentiegeld dat het raadslid ontvangt. Raadsleden die bij de overheid werken, hebben recht op twee dagen ‘dienstvrijstelling’ per maand. Daar komt nog facultatief politiek verlof bij: twee dagen per maand voor gemeenten tot 80.000 inwoners en vier dagen per maand voor gemeenten met meer dan 80.000 inwoners. Dienstvrijstelling heeft geen invloed op wedde, pensioen of vakantiegeld van de werknemer, facultatief politiek verlof vaak wel. Gemeenteraadsleden die in het onderwijs staan, hebben recht op voltijds of deeltijds politiek verlof (onbezoldigd). Voor het personeel van overheidsbedrijven zoals bpost, gelden aparte regelingen, die vergelijkbaar zijn met deze van ander overheidspersoneel.
- 45 -
Voor burgemeesters en schepenen bestaat een andere regeling. De hoeveelheid politiek verlof hangt ook hier af van het inwonersaantal van de gemeente en de sector waarin men werkt. Voor gemeenteraadsvoorzitters bestaat er geen aparte regeling. Zij volgen de regeling voor gemeenteraadsleden.
50.Wat is een aangifte van mandaten en van vermogen? Burgemeesters, schepenen, OCMW-voorzitters en de leden van de raad van bestuur en het directiecomité van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden moeten een lijst van hun mandaten, ambten en beroepen (jaarlijks) en een vermogensaangifte (in het jaar na dat van het begin of einde van een mandaat) indienen. Wie geen aangifte indient, is strafbaar. De bedoeling van deze regeling is een mogelijk belangenconflict tussen het ambt en de persoonlijke toestand van de mandataris duidelijk te maken en zo de politieke ethiek te versterken. De uitoefening van een functie mag immers geen onterechte voordelen opleveren. Het Rekenhof controleert deze regeling.
51. Bent u als gemeenteraadslid aangifteplichtig? Op lokaal niveau zijn volgende personen verplicht een aangifte in te dienen: > burgemeesters, > schepenen, > voorzitters van de raad voor maatschappelijk welzijn, > leden van de raad van bestuur en het directiecomité van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Naast lokale mandatarissen zijn onder andere ook ministers en staatssecretarissen, parlementsleden, provinciale mandatarissen, medewerkers-generaal en leidinggevenden van openbare instellingen aangifteplichtig. Gemeenteraadsleden zijn dus niet aangifteplichtig, maar moeten hun mandaat als gemeenteraadslid wel aangeven als ze dat door een ander mandaat, bijvoorbeeld bestuurder van een intergemeentelijk samenwerkingsverband of parlementslid, wel zijn.
52.Wat houdt het indienen van de mandatenlijst in? Jaarlijks moet tussen 1 januari en 31 maart een schriftelijke aangifte gebeuren van alle mandaten, ambten of beroepen van welke aard ook, die de mandatarissen tijdens het voorgaande jaar uitoefenden.
- 46 -
Het gaat dus over: > de ambten of mandaten die een persoon uitoefende tussen 1 januari en 31 december van het vorige jaar, ook al was het maar voor één dag, > alle mandaten, zowel de bezoldigde als de onbezoldigde, > functies in het binnen- én in het buitenland, > functies zowel in de overheidssector als in de particuliere sector, > ‘gewone’ beroepen (bijvoorbeeld advocaat, leraar, ambtenaar…), > bestuurs- of ledenmandaten van de beleidsorganen van een vzw, een politieke partij, een feitelijke vereniging, het oudercomité van een school, de plaatselijke heemkundige kring enzovoort. Het criterium is dat het moet gaan om mandaten die een zekere ‘macht of invloed’ verlenen. Is dit niet het geval, dan is een aangifte niet nodig. De bedoeling van de aangifte is immers om na te gaan hoeveel ‘macht’ en banden iemand heeft en of daarbij geen belangenvermenging kan optreden. De mandataris hoeft het bedrag van de bezoldiging van het mandaat niet te vermelden (wél of het bezoldigd is of niet). Wat wel moet worden vermeld, is de begin- en/ of einddatum van het mandaat, voor zover die data vallen in het jaar waarop de aangifte betrekking heeft. Verder zijn op de aangifte natuurlijk ook nodig: de naam, de voornamen, het adres, de geboorteplaats en -datum en de handtekening van de betrokkene, de datum waarop de mandatenlijst is opgesteld en een verklaring dat de mandatenlijst juist en oprecht is opgesteld. De lijsten met mandaten worden jaarlijks, uiterlijk op 15 augustus, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Voorbeelden 1) Wie in de loop van 2012 (bv. van 15 januari tot 20 maart) een aangifteplichtig mandaat of ambt uitoefende, moet vóór 1 april 2013 een lijst indienen met alle mandaten, ambten of beroepen die hij tussen 1 januari 2012 en 31 december 2012 heeft uitgeoefend. Wijzigingen vanaf 1 januari 2013 hoeven niet te worden aangegeven (mogelijk wél in 2014). 2) Een kandidate werd op 8 oktober 2006 tot gemeenteraadslid verkozen. Op 30 september 2011 wordt zij als schepen verkozen. Omdat zij in 2007-2010 geen aangifteplichtig mandaat had – we gaan ervan uit dat er geen andere mandaten in aanmerking komen –, moest ze pas in 2012 een mandatenlijst indienen als gevolg van haar nieuw verworven schepenmandaat.
- 47 -
53.Wat houdt het indienen van de vermogensaangifte in? Wie een aangifteplichtig mandaat uitoefent, moet behalve een mandatenlijst ook een vermogensaangifte indienen. De regels hiervoor werden met ingang van het aangiftejaar 2010 versoepeld. Voortaan moet de betrokkene in het jaar volgend op het jaar waarin men een aangifteplichtig mandaat opnam, hernieuwde of stopzette, een vermogensaangifte indienen, nl. tussen 1 januari en 31 maart (niet vroeger!). Wie dus in 2014 een schepenmandaat opneemt, hoeft niet langer in de maand volgend op de eedaflegging een vermogensaangifte in te dienen, maar pas tussen 1 januari en 31maart 2015 (net zoals bij de mandatenlijsten, zie hierboven). Het gaat bovendien maar om één vermogensaangifte, ongeacht hoeveel mandaten iemand in het voorgaande jaar heeft opgenomen of stopgezet. Die vermogensaangifte moet dan de stand van het vermogen (roerend en onroerend) op 31 december 2014 weergeven. Aangifteplichtigen waarvan de situatie betreffende aangifteplichtige mandaten in de loop van 2014 ongewijzigd is gebleven (geen benoeming, hernieuwing of stopzetting) hoeven tussen 1 januari 2015 en 31 maart 2015 geen vermogensaangifte in te dienen (maar uiteraard wel een mandatenlijst). Wie een mandaat voor meer dan zes jaar of voor onbepaalde tijd heeft, moet wel telkens vóór 1 april van het zesde jaar na het jaar van zijn benoeming en vóór 1 april van ieder daaropvolgende zesde jaar, een vermogensaangifte indienen.Verkozen mandatarissen moeten enkel een aangifte doen bij het verstrijken van het oude mandaat, deze aangifte geldt dan meteen ook als aangifte bij de opneming van het nieuwe mandaat. De vermogensaangifte bevat alle schuldvorderingen, alle onroerende goederen en alle waardevolle roerende goederen die een persoon bezat op de dag dat hij het mandaat opnam of beëindigde. Het gaat dus over bankrekeningen, aandelen of obligaties, maar ook over een huis, kunstwerken en antiquiteiten. Ook de zaken die men in gemeenschap of in mede-eigendom heeft, moeten aangegeven worden. Een schatting van de goederen is niet verplicht. Om latere misverstanden te vermijden kan men eventueel ook zijn schulden vermelden. Verder moet de aangifte de volgende gegevens bevatten: de gegevens van de aangifteplichtige (naam, voornamen, adres, plaats en datum van geboorte), de mandaten en ambten waardoor men aangifteplichtig is, datum en handtekening, en een verklaring op erewoord dat de vermogensaangifte juist en oprecht is. Dit alles moet in een gesloten omslag worden ingediend, met aan de buitenzijde naam, voornamen en adres van de betrokkene, alsook de vermelding ‘vermogens-
- 48 -
aangifte’ en de mandaten waardoor men aangifteplichtig is (incl. reden van indiening: ontslag, benoeming, verstrijken vijfjarige periode). De informatie over het vermogen mag enkel ingekeken worden door de onderzoeksrechter, in het kader van een strafrechtelijk onderzoek dat tegen de mandataris wordt gevoerd in hoofde van zijn mandaat of zijn ambt.
54.Wie is de institutionele informatieverstrekker en wat doet die? De institutionele informatieverstrekker is een persoon, door de wet aangeduid, die het Rekenhof helpt de lijsten van de aangifteplichtigen op te stellen en bij te houden. Voor de gemeenten is dit de gemeentesecretaris. De secretaris moet dus jaarlijks aan het Rekenhof de lijst bezorgen van de gemeentemandatarissen die een mandatenlijst en een vermogensaangifte moeten indienen. Hij moet de aangifteplichtigen ook de nodige informatie bezorgen over deze regels. 7.3 De eerste gemeenteraadsvergadering 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61.
Wanneer vindt de eerste gemeenteraadsvergadering plaats? Hoe worden de verkozenen uitgenodigd op de installatievergadering van de gemeenteraad? Wat moet u doen als u dan met vakantie bent? En wat als u met bevallingsrust bent, of van uw arts wegens ziekte thuis moet blijven? Waar moet u gaan zitten? Wat staat er op de agenda? Wie zit de installatievergadering voor?
55.Wanneer vindt de eerste gemeenteraadsvergadering plaats? Na de gemeenteraadsverkiezingen in oktober 2012 duurt het nog wel even voor u als raadslid daadwerkelijk aan de slag kunt. Het nieuwe bestuur treedt immers pas aan in 2013. Het Gemeentedecreet bepaalt dat de installatievergadering – dit is de eerste vergadering van de nieuwe bestuursperiode – van rechtswege plaatsvindt in het gemeentehuis op de eerste werkdag van de maand januari om 20 uur. Dat is woensdag 2 januari 2013.
56. Hoe worden de verkozenen uitgenodigd op de installatievergadering van de gemeenteraad? De verkozen raadsleden worden door de gemeentesecretaris ten minste acht dagen voor de installatievergadering van de gemeenteraad op de hoogte gebracht van de datum, het uur en de plaats van de installatievergadering. Het is echter wenselijk dat
- 49 -
de gemeentesecretaris bij de kennisgeving een overzicht voegt van de agendapunten die op de installatievergadering zullen worden behandeld.
57.Wat moet u doen als u dan met vakantie bent? Het is inderdaad mogelijk dat u op 2 januari 2013 met vakantie bent. Indien u dat kunt vermijden, dan doet u dat beter, want de installatievergadering is een bijzondere vergadering die u als nieuw raadslid ‘moet’ bijwonen. Bovendien heeft de installatievergadering ook een plechtig aspect: alle nieuw verkozen raadsleden leggen de eed af in handen van de voorzitter. Indien u er echt niet bij kunt zijn, heeft dit niet onmiddellijk gevolgen voor uw mandaat. Het Gemeentedecreet bepaalt: ‘De verkozen gemeenteraadsleden die niet aanwezig zijn op de installatievergadering en die, nadat ze daartoe uitdrukkelijk zijn opgeroepen, zonder geldige reden afwezig zijn op de eerstvolgende vergadering, worden geacht afstand te hebben gedaan van hun mandaat.’ Breng dus in ieder geval via de gemeentesecretaris van uw bestuur de voorzitter van de gemeenteraad van uw afwezigheid op de hoogte. Als u op de tweede vergadering van de gemeenteraad weer afwezig bent en u heeft daar geen geldige reden voor, dan staat dit dus gelijk met afstand doen van uw mandaat. Als u uw mandaat zeker wilt opnemen, laat dan altijd weten waarom u er niet kan zijn (bv. ziekte, professionele verplichtingen).
58. En wat als u met bevallingsrust bent, of van uw arts wegens ziekte thuis moet blijven? Indien u wegens bevallingsrust of om medische redenen niet kunt deelnemen aan de installatievergadering en aan daaropvolgende vergaderingen van de gemeenteraad, dan heeft dit niet onmiddellijk gevolgen voor uw mandaat. Uiteraard zijn dit geldige redenen van afwezigheid en zult u later uw eed kunnen afleggen. Om geldig afwezig te zijn moet u wel een medisch attest aan het gemeentebestuur bezorgen. Dit doet u het best via de gemeentesecretaris, die de voorzitter van de gemeenteraad en de gemeenteraad daarvan op de hoogte zal brengen.
59.Waar moet u gaan zitten? De plaatsen van de gemeenteraadsleden in de raadzaal worden onder de fracties en binnen de fracties afgesproken. Dit kan ook geregeld zijn in het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad. In de praktijk worden naamkaartjes aangebracht op de verschillende plaatsen in de raadzaal. De fractieleider zal u overigens wel helpen om uw plaats te vinden.
- 50 -
60.Wat staat er op de agenda? Op de agenda van de installatievergadering worden de volgende punten vermeld: 1) kennisgeving van de geldigverklaring van de gemeenteraadsverkiezingen 2) mededeling van de benoeming en de eedaflegging van de burgemeester 3) installatie gemeenteraadsleden (onderzoek van de geloofsbrieven) en eedaflegging van de gemeenteraadsleden 4) verkiezing van de voorzitter van de gemeenteraad 5) verkiezing van de schepenen 6) fractievorming 7) aanstelling van de financieel beheerder 8) verkiezing van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn 9) machtiging tot het aanstellen van ondervoorzitters in de raad voor maatschappelijk welzijn (in voorkomend geval) 10) verkiezing van de leden van de politieraad. De installatievergadering is een bijzondere, plechtige raadszitting. Zo staat het onderzoek van de geloofsbrieven van de verkozen gemeenteraadsleden op de agenda. Het Gemeentedecreet wijst deze taak uitdrukkelijk toe aan de gemeenteraad. In feite gaat de gemeenteraad na of de verkiesbaarheidsvoorwaarden voor elk van de verkozenen werden vervuld. Vervolgens worden de raadsleden van wie de geloofsbrieven werden goedgekeurd uitgenodigd om de eed af te leggen. De eed luidt: ‘Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen.’ Elk gemeenteraadslid zal door de voorzitter worden opgeroepen om deze eed af te leggen. Na de eedaflegging wordt de voorzitter van de gemeenteraad verkozen. Dit gebeurt in principe aan de hand van een voordrachtakte die acht dagen vooraf wordt ingediend. Daarna wordt het college van burgemeester en schepenen samengesteld. De burgemeester is al benoemd door de Vlaamse Regering en legt – gewoonlijk in de loop van de maand december – de eed af bij de gouverneur. De burgemeester treedt in functie op 1 januari. De kandidaat-schepenen worden, via een voordrachtakte die acht dagen vooraf wordt ingediend, voorgedragen. Als de voordrachtakte helemaal in orde is, worden de schepenen verkozen verklaard. Er is dus geen stemming nodig. Dit is ook zo voor de gemeenteraadsvoorzitter. Ten slotte verkiezen de gemeenteraadsleden, op basis van voordrachtakten, ook nog de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn en in een meergemeentepolitiezone de politieraadsleden.
61.Wie zit de installatievergadering voor? De installatievergadering van de gemeenteraad wordt bijeengeroepen door de uit-
- 51 -
tredende gemeenteraadsvoorzitter. Indien de uittredende voorzitter dit niet doet, omdat die bijvoorbeeld niet herverkozen is, gebeurt de bijeenroeping door een uittredend lid van het college van burgemeester en schepenen in volgorde van rang. De uittredende voorzitter van de gemeenteraad zit de installatievergadering voor en blijft aan tot de nieuwe voorzitter is verkozen. Na het onderzoek en de goedkeuring door de gemeenteraad van de geloofsbrieven van de verkozenen, en na de eedaflegging van de raadsleden, wordt de voorzitter van de gemeenteraad verkozen op basis van een voordrachtakte. Indien de akte ontvankelijk is, wordt de voorgedragen kandidaat-voorzitter ook effectief verkozen verklaard.Vanaf dat moment neemt deze het voorzitterschap op zich en leidt hij de vergadering. 7.4 De volgende vergaderingen 62. 63. 64. 65. 66.
Hoe verloopt een gemeenteraadszitting? Welke agendapunten worden er behandeld en in welke volgorde? Hoe komt u tussen in de gemeenteraad? Hoe brengt u zelf agendapunten aan? Op welke wijze kunt u vragen stellen?
62. Hoe verloopt een gemeenteraadszitting? Als raadslid krijgt u telkens een uitnodiging voor de vergaderingen van de gemeenteraad. Het Gemeentedecreet bepaalt dat de gemeenteraad ten minste tien maal per jaar vergadert (zie ook vraag 91). De voorzitter van de gemeenteraad beslist tot bijeenroeping en stelt de agenda samen. De agenda bepaalt plaats en tijdstip van de vergadering. Zorg ervoor dat u op tijd aanwezig bent, want de aan- of afwezigheid van raadsleden heeft een grote impact op het verloop van de vergadering. De voorzitter van de gemeenteraad opent de vergadering en handhaaft ook de orde. Elk agendapunt wordt kort toegelicht en vervolgens wordt het debat over het agendapunt geopend.Tot slot vraagt de voorzitter de stemming over het agendapunt. Alle agendapunten worden in volgorde afgewerkt. Uiteraard is het belangrijk (maar niet noodzakelijk) dat er binnen de fractie afspraken worden gemaakt over wie welke tussenkomsten zal doen.
63.Welke agendapunten worden er behandeld en in welke volgorde? De agenda van de gemeenteraad wordt vastgesteld door de voorzitter. Het college van burgemeester en schepenen geeft de agendapunten door. Het zijn dossiers die het college voorbereidde en die nu klaar zijn om erover te beslissen. Ook individuele raadsleden hebben initiatiefrecht en kunnen vragen een punt aan de agenda toe te voegen. Indien u van dit recht gebruik wenst te maken, moet u de bepalingen van het decreet respecteren: elk agendapunt moet een toegelicht voorstel van beslissing
- 52 -
zijn. U schrijft op wat uw voorstel is en doet daar een toelichting bij. Die motiveert waarom u het voorstel doet.Ten minste vijf dagen vóór de vergadering bezorgt u het bijkomende agendapunt aan de gemeentesecretaris. Op een agenda van de gemeenteraad zullen uiteraard enkel dossiers voorkomen waarvoor de gemeenteraad als gemeentelijk orgaan bevoegd is. Typische dossiers zijn budgetten en rekeningen opmaken, voorwaarden en wijze van gunnen vaststellen, belastingen en retributies vaststellen, beleidsplannen opmaken, en verordeningen en reglementen goedkeuren.
64. Hoe komt u tussen in de gemeenteraad?
De voorzitter van de gemeenteraad is bevoegd om het debat in goede banen te leiden. Hij moet er uiteraard voor zorgen dat alle raadsleden die een tussenkomst wensen te doen, daartoe de kans krijgen. Indien u vragen of bedenkingen hebt bij een dossier, dan vraagt u aan de voorzitter door middel van handopsteking het woord. Tijdens een gemeenteraadszitting behandelt de gemeenteraad veel dossiers. Uit respect voor uw collega’s gemeenteraadsleden houdt u uw tussenkomsten beknopt en ter zake.
- 53 -
65. Hoe brengt u zelf agendapunten aan? Elk gemeenteraadslid heeft dus het recht zelf punten op de agenda te laten plaatsen. Het Gemeentedecreet bepaalt duidelijk hoe u dat moet doen: ten minste vijf dagen voor de vergadering bezorgt u het bijkomende agendapunt, mét een toegelicht voorstel van beslissing en een toelichting aan de gemeentesecretaris. Overleg eerst wel even met de collega’s van uw fractie. Stel u maar eens voor dat uw partijgenoten uw voorstel niet zouden steunen. Voorbeeld De gemeenteraad vergadert op maandag 9 september. De agenda moet dan ten laatste op zondag 1 september worden verstuurd. Indien dit via de post gebeurt, moet het dus op vrijdag 30 augustus. De raadsleden moeten hun bijkomende agendapunten uiterlijk woensdag 4 september aan de secretaris bezorgen. Het is het duidelijkst als het huishoudelijk reglement bepaalt hoe punten aan de agenda worden toegevoegd: aanvaardt de secretaris bijvoorbeeld een agendapunt dat het raadslid via e-mail verstuurt? Of moeten agendapunten via de post aankomen op het gemeentehuis?
66. Op welke wijze kunt u vragen stellen? Het Gemeentedecreet bepaalt dat gemeenteraadsleden het recht hebben om aan de burgemeester en aan het college van burgemeester en schepenen mondelinge en schriftelijke vragen te stellen. In veel besturen wordt dit recht uitgewerkt in het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad. 7.5 Hoe werkt u als gemeenteraadslid? 67. 68. 69. 70. 71. 72. 73. 74. 75. 76. 77. 78.
Wat kunt u als raadslid verwachten? Kunt u als raadslid het verschil maken, en hoe doet u dat dan? Hoe verwerft u invloed? Welke ruimte heeft u als raadslid van de oppositie of van de meerderheid? Hoe combineert u een mandaat met werk en gezin? Waarom duurt het zo lang voordat er iets gebeurt? Hoe onderhoudt u de relatie met de burger en de achterban? Wat betekent burgerparticipatie voor de gemeenteraad en het raadslid? Kan een raadslid aan dienstbetoon doen? Hoe gaat u om met de informatie die u hebt? Zijn perscontacten interessant? Bij wie kunt u terecht met vragen?
- 54 -
67.Wat kunt u als raadslid verwachten? De gemeenteraadscultuur in uw gemeente heeft een grote invloed op wat u kunt verwachten. Is er veel openheid, een constructieve sfeer, zijn er sterke bestuurders, heeft de gemeenteraad een bekwame voorzitter, zijn mensen integer, is er voldoende en goed gemeentepersoneel? Of wordt er integendeel op een defensieve wijze gewerkt, gaat het er soms hard aan toe in de gemeenteraad, speelt men op de man en niet op de bal? Kortom, het zijn de mensen die het verschil maken. Staar u niet blind op de gemeenteraadszitting. Gemeenteraadslid zijn is veel meer dan naar de maandelijkse vergadering komen. De dossiers die er besproken worden, kunt u vooraf inkijken en bestuderen in het gemeentehuis terwijl u er dan ook vragen over kunt stellen. In de meeste gemeenten hebben raadsleden aan het einde van de openbare zitting de gelegenheid om allerlei mondelinge vragen te stellen. Maak hiervan gebruik want de pers zit ook nog op de banken. Voor elke raadszitting kunt u ook zelf agendapunten indienen die u dan zelf moet motiveren op de zitting. U bent wellicht verkozen omdat u over een ruim netwerk beschikt. Verzorg dit netwerk door te blijven volleyballen, joggen of bridgen of door actief te blijven meewerken in het oudercomité. Zo blijft u aanspreekbaar en houdt u zelf de vinger aan de pols.
68. Kunt u als raadslid het verschil maken, en hoe doet u dat dan? Ja, u kunt als raadslid een verschil maken. Het college van burgemeester en schepenen bereidt de beslissingen voor. Zeker grote en ingrijpende beslissingen kennen een lange voorbereidingstijd. Gedurende die periode kunt u als raadslid nog opmerkingen maken. Niet zelden geven raadsleden tijdens de besprekingen suggesties om de op stapel staande beslissing te verbeteren. Verwacht echter geen wonderen. U zult de heraanleg van een gewestweg niet kunnen hertekenen, maar misschien komt er dankzij u wel een verkeersdrempel bij. Hoe beter u voorbereid bent en hoe meer u betrokken bent bij de totstandkoming van een project, hoe sneller u invloed kunt uitoefenen. Zorg dus voor goede dossierkennis. Staaf uw argumenten met feiten. Volg de besprekingen in de gemeenteraadscommissies. Wees op de hoogte van de activiteiten van de gemeentelijke adviesraden. Specialiseer u in bepaalde thema’s, u kunt immers niet alles opvolgen. Hoewel specialiseren noodzakelijk is, moet u er wel voor zorgen dat u de globale kijk op het gemeentelijk beleid niet verliest. Grijp regelmatig terug naar het bestuursakkoord, zodat u kunt nagaan hoe het met de uitvoering ervan staat. Ken de beleidshistoriek, het kan u helpen de voorstellen, standpunten of beslissingen in een juist perspectief te plaatsen.
- 55 -
Stel vragen. Indien iets voor u niet duidelijk is, bestaat er veel kans dat het ook voor anderen niet helemaal helder is of dat er nog onvolkomenheden aan een voorstel zijn. Gebruik uw rechten en ga documenten inkijken. Ga op bezoek bij de gemeentelijke instellingen. (zie ook vraag 94) Een goede politicus heeft allerlei vaardigheden. Luisteren naar wat er leeft bij de bevolking is zeer belangrijk. Al die, eventueel tegenstrijdige, wensen omzetten in beleid is een ander paar mouwen. Ontwikkel uw vaardigheden. U kunt leren onderhandelen, leren hoe u met de pers omgaat, hoe u voor een publiek spreekt enzovoort. Laat aan uw achterban en aan de bevolking weten wat u in de gemeenteraad doet, welke standpunten u er inneemt. Leg uit wat u wel en wat u niet hebt kunnen verwezenlijken. Zorg ook voor goede relaties met de pers. Houd u echter aan de deontologische regels.
69. Hoe verwerft u invloed? De fractievergadering is een belangrijke plaats om als raadslid invloed te verwerven en op het partijstandpunt en het beleid te wegen. Een voorstel van een gemeenteraadslid wordt meestal in de fractie besproken, ook al omdat het dan door de partij gedragen kan worden. Naast de fractie zijn commissievergaderingen, overlegorganen en stuurgroepen fora waarop u zich kunt laten opmerken. Wie zijn commissiewerk ernstig neemt, wordt ook ernstiger genomen op de openbare zitting. Op de gemeenteraad roeren vaak vooral de oppositieleden hun mond, de raadsleden van de meerderheid profileren zich doorgaans een stuk minder. Een goed gefundeerd dossier is essentieel om gehoord te worden. Het is ook aangewezen om er de belangrijke beleidspunten uit te pikken. Wie om de haverklap tussenkomt, wordt niet ernstig genomen.
70.Welke ruimte heeft u als raadslid van de oppositie of van de meerderheid? Meer dan eens zeggen raadsleden van de meerderheid dat hun positie minder gemakkelijk is dan die van een oppositieraadslid. Van meerderheidsraadsleden wordt verwacht dat ze de voorstellen van het college volgen. Zij hebben vaak het gevoel dat ze weinig kunnen bijdragen. Een kritische houding tegenover het college wordt niet altijd op prijs gesteld. Het is dan ook aangewezen om binnen de fractie, met de leden van het college van burgemeester en schepenen, af te spreken wat u als raadslid kunt doen. Is er in uw gemeente een meerderheidsoverleg, dan is dat een uitgelezen forum om uw mening te geven. Dit informele overleg is de plaats bij uitstek waar de meerderheidspartijen tot een gezamenlijk standpunt komen. Zit u in de oppositie, dan zult u allicht meer gelegenheid hebben om uw mening te verkondigen. Een waakzame oppositie die het beleid volgt en controleert is ook
- 56 -
voor de meerderheid goed. Het houdt de bestuursploeg alert en verplicht ze om de zaken grondig voor te bereiden voordat ze dossiers aan de gemeenteraad voorlegt. Stel u in ieder geval constructief op. Een strakke meerderheid-tegen-oppositieaanpak werkt remmend op het beleid.
71. Hoe combineert u een mandaat met werk en gezin? Actief politiek bedrijven slorpt een groot stuk van uw tijd op. Al die vergaderingen en activiteiten waaraan u als raadslid deelneemt, zijn niet eenvoudig te combineren met uw gezinsleven, baan en sociale contacten. Uit onderzoek bij politici blijkt trouwens dat 44 procent van de vrouwen en 32 procent van de mannen het moeilijk heeft om gezinsleven, professionele en politieke activiteiten te combineren. Prioriteiten stellen en keuzes maken zijn onvermijdelijk om een goed evenwicht te vinden. Daarom is het ook belangrijk uw werkterrein in de politiek strikt af te bakenen en selectief te zijn in de activiteiten waaraan u deelneemt. De steun van de directe omgeving is onmisbaar voor een actief raadslid. Zorg voor een mens- en gezinsvriendelijke vergadercultuur in de gemeenteraad. Maak afspraken die rekening houden met het feit dat raadsleden ook mensen zijn. We sommen er enkele op: > één vergadervrije avond in de week respecteren, > geen bijeenkomsten op zondag, > de kosten van kinderopvang tijdens de gemeenteraad terugbetalen, > vergaderingen tijdig beëindigen.
72.Waarom duurt het zo lang voordat er iets gebeurt? Ook in de gemeentepolitiek moet u geduld hebben. Zeer vaak ligt er een lange periode tussen het idee en de uiteindelijke realisatie ervan. En uiteraard worden hopen ideeën nooit uitgevoerd. Als overheid is de gemeente gebonden aan wettelijke regels die vastleggen hoe een en ander moet gebeuren. Zo is er bijvoorbeeld de wet op de overheidsopdrachten die de gemeente moet respecteren bij de aankoop van goederen en diensten. De gemeente kan niet zomaar naar de meubelwinkel gaan om nieuwe stoelen voor de raadszaal te kopen. Ook bijvoorbeeld het aanwerven van personeel gaat in verschillende stappen. Het is goed dat u weet dat zulke zaken (veel) tijd vragen. Communiceer dit ook zo aan de bevolking.Vraagt een buurtcomité nieuwe speeltuigen voor een speelpleintje, dan moet het weten dat het verschillende maanden, misschien wel een jaar of meer, duurt voordat die toestellen er ook echt zullen staan. En dan betekent dat niet noodzakelijk dat het bestuur de zaken heeft laten aanmodderen!
- 57 -
73. Hoe onderhoudt u de relatie met de burger en de achterban?
Het college en de partijen communiceren via formele kanalen met de bevolking. Het contact van het gemeenteraadslid met de burger loopt doorgaans via het individuele gesprek. Als specialist in een bepaald domein komt het eropaan daarover veel en goede informatie te geven aan elke inwoner die erom vraagt. Communiceren betekent ook zeer goed luisteren naar burgers en bevolkingsgroepen: goed aanvoelen wat er echt leeft bij de bevolking vereist dat men de tijd neemt om te zwijgen en intens te luisteren. Als raadslid moet u ook de moed hebben om door te verwijzen naar een collega als het over een thema gaat waarin u niet zo beslagen bent. Waar mensen samenkomen, moeten raadsleden aanwezig zijn. Sommigen kunnen daar beter mee overweg dan anderen. Het is niet iedereen gegeven ‘zomaar’ een gesprek aan te knopen met een onbekende. Wees ook selectief in de keuze van activiteiten waaraan u deelneemt. Natuurlijk biedt ook het werken aan dossiers aanknopingspunten om contact op te nemen met de betrokken inwoners. Vanzelfsprekend mag u uw eigen achterban niet verwaarlozen. Raadsleden worden niet zomaar verkozen, maar zijn meestal thuis in verenigingen, bewegingen,
- 58 -
deelgemeenten of wijken. Kijk verder dan de groep van gelijkgezinden en houd voeling met wat er leeft in de hele gemeente. De opdracht van een verkozen mandataris is vanuit de vele, vaak tegenstrijdige belangen van bevolkingsgroepen in elk beleidsdossier een nieuwe, toekomstgerichte, duurzame synthese te maken van het algemeen belang. Neem voldoende afstand van belangen, wensen en eisen van particuliere burgers of burgergroepen om beslissingen te nemen voor de hele lokale samenleving. Durf neen zeggen tegen overdreven eisen van belangengroepen, tegen vragen van burgers om onwettige toestanden te tolereren, tegen eenzijdige voorstellen van actiegroepen, adviesraden of bedrijven. Facebook, Twitter, een eigen blog of website: het zijn instrumenten om uw mening en uw visie onder de aandacht van het publiek te brengen. De mogelijkheden van de ‘sociale media’ zijn onuitputtelijk en er komen steeds nieuwigheden bij. Laat u niet verleiden om met iets te beginnen als u niet zeker bent dat u ze ook echt kunt blijven gebruiken. Een blog is interessant maar pas die dan ook regelmatig aan. Het staat niet goed als u zich een vol jaar na de verkiezingen nog altijd presenteert als kandidaat of als net verkozen raadslid. Facebook en Twitter vragen veel opvolging maar u communiceert wel dikwijls met mensen met wie u anders geen contact mee hebt.
74.Wat betekent burgerparticipatie voor de gemeenteraad en het raadslid? Het Gemeentedecreet bevat twee boeiende stukjes over inspraak en participatie: 1) de gemeenten verzekeren een burgernabije, democratische, transparante en doelmatige uitoefening van de gemeentelijke bevoegdheden. Ze betrekken de inwoners zo veel mogelijk bij het beleid en zorgen voor openheid van bestuur. 2) de gemeenteraad neemt initiatieven om de betrokkenheid en de inspraak van de burgers of van de doelgroepen te verzekeren bij de beleidsvoorbereiding, bij de uitwerking van de gemeentelijke dienstverlening en bij de evaluatie ervan. Op deze manier maakt het decreet de gemeenteraad – en in het verlengde het raadslid – tot de initiatiefnemer voor de organisatie van participatie met burgers, verenigingen en bedrijven. De raad kan een volwaardig beleid ontwikkelen voor de burgerparticipatie aan het beleid (bv. participatie aan het meerjarenplan), voor projectparticipatie (bv. bij de aanleg van een straat of een plein) of voor het stimuleren van burgerinitiatieven. Het Gemeentedecreet biedt daarnaast ook een reeks specifieke instrumenten aan om de burger aan het gemeentebeleid te laten participeren: > de klachtenbehandeling, > inspraak, > de voorstellen van burgers, > verzoekschriften aan de organen van de gemeente, > de gemeentelijke volksraadpleging.
- 59 -
75. Kan een raadslid aan dienstbetoon doen? Sociaal dienstbetoon is een belangrijke taak van een gemeenteraadslid. Deze dienstverlening houdt in: beschikbaarheid, luisterbereidheid, informatieopdracht, verwijzingsfunctie en begeleidingstaak tegenover de bevolking van de gemeente. Vragen van de burger om iets te doen geeft u door aan de betrokken dienst. Die zal voor een antwoord zorgen. U kunt uiteraard wel opvolgen wat er met de vraag gebeurde. Beloof niets wat u niet kunt realiseren. Lokale besturen moeten een eigen deontologische code opstellen, niet alleen voor de medewerkers maar ook voor de politici. Hierin kunnen de spelregels met betrekking tot de dienstverlening aan de bevolking staan. Deze code zal ook andere regels bevatten in verband met andere werkterreinen van de lokale mandatarissen: afspraken naar aanleiding van de verkiezingen, de omgang met lobbygroepen, ontvangen van geschenken en dergelijke meer. Als politicus vervult u een belangrijke voorbeeldfunctie: bestrijd normvervaging, spring zindelijk om met politieke macht, vermijd belangenvermenging, respecteer de beginselen van behoorlijk bestuur, kies voor de afbouw van uitwassen van politiek dienstbetoon…
76. Hoe gaat u om met de informatie die u hebt? Dankzij het inzagerecht beschikken raadsleden over veel informatie. Dat moet wel, want om de werking van het college op te volgen en te controleren moet het raadslid goed weten waar het allemaal over gaat. Zeker bij gevoelige dossiers kan er een spanningsveld ontstaan tussen wat u weet en wat het ruimere publiek weet. Het college van burgemeester en schepenen zal niet altijd gelukkig zijn dat u informatie publiek maakt die het liever nog (enige tijd) geheim had willen houden of die een op stapel staande informatiecampagne doorkruist. Raadsleden zijn gebonden aan het beroepsgeheim. Wees voorzichtig met privacygevoelige informatie. Wie aanwezig is op het niet-openbare deel van de gemeenteraadszitting is tot geheimhouding verplicht. Houd er rekening mee dat u zich op glad ijs begeeft als u informatie naar buiten brengt, maar laat u anderzijds niet de mond snoeren. Het is dus zoeken naar evenwicht.
77. Zijn perscontacten interessant? Persrelaties zijn zeer belangrijk, ook voor individuele gemeenteraadsleden. De lokale correspondenten kennen is een minimum. U doet er goed aan de pers correcte en volledige informatie te geven, behalve wanneer dat de afhandeling van een dossier zou kunnen bemoeilijken. In dat geval is het aangewezen goede afspraken te maken: ‘Nu kan ik er nog niets over kwijt, maar volgende week mag u me gerust contacteren.’ Perslui in vertrouwen nemen is niet zonder meer af te raden. Uiteindelijk heeft ook
- 60 -
een journalist er alle belang bij een goede relatie te onderhouden met de raadsleden. Trouwens, de ervaring leert snel wie dat vertrouwen waard is en wie niet. Concrete en duidelijke dossiers maken de grootste kans om door de pers besproken te worden. Het verdient ook aanbeveling een goede persmededeling te schrijven, in klare taal. Gebruik zeker geen stadhuiswoorden, de dossiers op zich zijn vaak al ingewikkeld genoeg.
78. Bij wie kunt u terecht met vragen? Een lokaal mandaat is een grote uitdaging. In de loop van de beleidsperiode zult u ongetwijfeld nog vragen hebben over de werking van de gemeente en de gemeenteraad. Wees niet te bedeesd om ze te stellen. Hoe vaak gebeurt het niet dat ook meer ervaren en deskundige mensen het antwoord op een zogezegd simpele vraag niet kennen? En het is niet omdat het ‘al jaren zo is’ dat het ook juist is of dat het niet kan veranderen. Komt u als nieuweling in een fractie met meer ervaren collega’s, dan ligt het voor de hand dat u aan hen uitleg vraagt. Maar ook de raadsleden van andere fracties kunnen u helpen. Het is zeker de moeite om, indien u alleen of met enkel nieuwe raadsleden in een fractie zit, goede relaties op te bouwen met andere fracties. Daarnaast is de secretaris uiteraard een heel goede bron van informatie. De secretaris is voor raadsleden vaak het personeelslid dat ze het best kennen. Hij is immers altijd aanwezig op de vergaderingen van de gemeenteraad. Maar ook andere personeelsleden kunnen u helpen in uw zoektocht naar informatie. Onderhoud daarom goede relaties met de personeelsleden, zorg dat ze u kennen.
- 61 -
8. de gemeentelIjke fInancIËn, het meerjarenplan en bbc 79. 80. 81. 82. 83. 84. 85. 86. 87.
Wat is toch die beleids- en beheerscyclus? Moeten gemeenten een meerjarenplan maken? Wat is het budget? Hoe blijft een raadslid op de hoogte van wat op financieel vlak gebeurt? Wanneer bespreekt u de jaarrekening? Waar halen gemeenten hun geld vandaan, en waaraan wordt het besteed? Mogen gemeenten zo maar belastingen heffen? Waarvoor dient het Gemeentefonds? Mogen gemeenten zo maar leningen aangaan?
79.Wat is toch die beleids- en beheerscyclus? De kans is groot dat u de voorbije tijd de term ‘beleids- en beheers-
NIEUW cyclus’ (kortweg ‘BBC’) al eens bent tegengekomen toen het ging over
gemeentefinanciën. In de beleids- en beheerscyclus gaat het om de opeenvolgende stappen van de meerjarenplanning (enkele jaren vooruit kijken), de budgetopmaak voor het komende jaar, het uitvoeren (en registreren) van wat gepland was, hierover rapporteren en evalueren wat is gebeurd, om waar nodig bij te sturen. De beleidscyclus zit dan vooral op het politieke niveau, waar de grote keuzes worden gemaakt, de beheerscyclus beschrijft eerder de uitvoering zelf en wat daarvoor nodig is. De Vlaamse overheid vindt al langer dat gemeenten in hun beleidsvoering niet alleen naar de financiën mogen kijken, maar ook naar het beleidsmatige. De essentie van de BBC is dan ook de permanente koppeling van de inhoudelijk-politieke elementen (wat willen we bereiken, wat gaan we daarvoor doen) aan de financiële onderdelen (hoeveel middelen zijn hiervoor nodig, wat zijn hiervan de financiële gevolgen). Deze hervorming betekent een belangrijke ommezwaai in de wijze waarop lokale besturen werken. BBC wordt algemeen van kracht vanaf 2014, maar verschillende gemeenten hebben ervoor gekozen om hier eerder mee van start te gaan. Dat was het geval met 12 gemeenten in 2011. Daar kwamen in 2012 22 gemeenten bij en in 2013 groeit de groep met nog eens 89 gemeenten aan. Dat betekent dat ongeveer 60 procent van de gemeenten pas vanaf het financiële boekjaar 2014 de BBC-principes in de praktijk zullen brengen. In wat volgt beschrijven we, tenzij anders vermeld, de gemeentelijke financiën zoals die zullen gelden bij de toepassing van de BBC.
- 62 -
80. Moeten gemeenten een meerjarenplan maken? Door de invoering van de BBC moeten alle gemeenten in 2013 een meerjarenplan opstellen. Het loopt vanaf 2014 tot en met 2019 en is dus één jaar legislatuuroverschrijdend. In dat meerjarenplan staan de beleidsdoelstellingen van het bestuur opgesomd (bv.: er moeten 100 plaatsen meer zijn in de kinderopvang, burgers moeten twee avonden in de week tot 20 uur aan het loket terecht kunnen, 95 procent van de woningen moet aangesloten zijn op een riolering), de actieplannen om daartoe te komen en de financiële gevolgen. De gemeente moet ook aangeven of en hoe ze financieel in evenwicht blijft. Met het meerjarenplan maakt een gemeente dus de belangrijkste beleidskeuzes voor de bestuursperiode. De voorbereiding van het meerjarenplan vergt veel tijd en overleg: tussen de diensten, tussen de diensten en het college van burgemeester en schepenen, met andere spelers (politiezone, OCMW, intercommunale, autonoom gemeentebedrijf, adviesraden, …). Het meerjarenplan 2014-2019 moet voor het einde van 2013 op de gemeenteraad worden goedgekeurd. Voor een raadslid is dat een bijzonder belangrijk moment, want op dat moment worden de grote lijnen voor de bestuursperiode vastgelegd. Raadsleden moeten het ontwerp-meerjarenplan dan ook ten minste veertien dagen vooraf bezorgd krijgen, zodat ze het goed kunnen bestuderen en de raadszitting grondig voorbereiden. Op die zitting kunnen ze over elk onderdeel dat ze zelf bepalen ook een aparte stemming vragen. Bij het hele traject voorafgaand aan de bespreking in de gemeenteraad worden de raadsleden in principe niet betrokken. Niets belet een gemeente echter om dat op de een of de andere manier wel te doen, bv. door een tussentijdse rapportering over de stand van zaken, door bepaalde belangrijke keuzes toch al eens informeel aan de raad voor te leggen. Het meerjarenplan loopt wel zes jaar, maar kan uiteraard tussentijds worden aangepast, bv. omdat bepaalde doelstellingen niet meer haalbaar zijn, omdat de gemeente door nieuwe maatschappelijke omstandigheden beter op andere zaken inzet, enz. Ook de aanpassingen van het meerjarenplan moeten altijd aan de gemeenteraad ter goedkeuring worden voorgelegd.
81.Wat is het budget? Op basis van het meerjarenplan, dat op een aantal vlakken nog wat algemeen is, moeten de gemeenten jaarlijks een budget opstellen. Vroeger gebeurde het eerder omgekeerd: de gemeente maakte een jaarlijkse begroting, en berekende dan in het meerjarig financieel beleidsplan wat daarvan de (vooral financiële) gevolgen tijdens de volgende jaren waren. Ook het budget bevat inhoudelijke elementen (met concrete acties om de beleidsdoelstellingen en actieplannen van het meerjarenplan te realiseren, bv.: voor de
- 63 -
nieuwe kinderopvang gaan we dit jaar grond aankopen en een ontwerper aanstellen) en financiële elementen. Het budget moet, inhoudelijk en financieel, passen in het meerjarenplan, het vormt er als het ware de concrete vertaling voor één jaar van. Een belangrijk element van het budget is verder dat het de te besteden kredieten heel precies vastlegt. Die kredieten zijn wel een stuk ruimer omschreven dan vroeger, toch blijft het zo dat het college (of eventueel andere daarvoor bevoegde spelers binnen de gemeente) niet meer mogen uitgeven dan wat de gemeenteraad in het budget heeft ingeschreven. De goedkeuring van het budget is altijd een bevoegdheid van de gemeenteraad, en ook hiervoor krijgt die ten minste twee weken om het ontwerpdocument te bestuderen. Als de gemeenteraad voor het einde van het jaar geen budget goedkeurt, moet de gemeente werken met voorlopige kredieten. Die zijn per maand gebaseerd op één twaalfde van het budget van het voorgaande jaar, waardoor de bewegingsruimte sterk beperkt is. Bovendien mag een periode van voorlopige kredieten ten hoogste drie maanden duren. In de loop van het jaar kan het nodig zijn om het budget te wijzigen, bv. omdat er voor een bepaalde uitgave te weinig krediet beschikbaar is. Ook die wijzigingen zijn een bevoegdheid van de gemeenteraad. Bovendien moet het budget ook na de
- 64 -
wijzigingen in evenwicht blijven. Over kleinere verschuivingen binnen het budget (de zogenaamde interne kredietaanpassingen) kan het college van burgemeester en schepenen alleen beslissen. De gemeenteraad wordt er wel van op de hoogte gebracht.
82. Hoe blijft een raadslid op de hoogte van wat op financieel vlak gebeurt? De gemeenteraad keurt het meerjarenplan en budget goed, maar nadien ligt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering vooral bij het college van burgemeester en schepenen. Toch blijven de raadsleden op dat vlak niet helemaal werkloos, want enkele belangrijke financiële beslissingen liggen bij de gemeenteraad. Dat is bijvoorbeeld het geval voor het goedkeuren of wijzigen van belastingreglementen. Ook de grotere overheidsopdrachten komen doorgaans eerst bij de gemeenteraad, tenzij ze al voldoende precies waren omschreven in het budget. Verder moet de financieel beheerder (dat is vanaf 2013 de nieuwe naam voor de ontvanger) ten minste een keer per jaar aan de gemeenteraad rapporteren over de thesaurietoestand, de verwachte ontwikkelingen qua liquiditeit, de beheerscontrole (zit het bestuur op schema wat de uitvoering betreft?) en de uitvoering van de budgetten. Ook over zijn controletaak voorafgaand aan het aangaan van bepaalde verbintenissen moet de financieel beheerder rapporteren aan de gemeenteraad. Tot slot is er de verplichte rapportering door het college van burgemeester en schepenen over het budgethouderschap, de mate waarin het college de budgetten die de gemeenteraad ter beschikking heeft gesteld gebruikt om de beleidsdoelstellingen, actieplannen en acties te realiseren.
83.Wanneer bespreekt u de jaarrekening? Na afloop van het jaar moet er uiteraard verslag worden uitgebracht. Dat gebeurt via de jaarrekening, die net als het meerjarenplan en het budget zowel inhoudelijke als financiële elementen bevat. De jaarrekening moet ten laatste op 30 juni door de gemeenteraad worden vastgesteld. De raadsleden moeten het ontwerpdocument ten minste veertien dagen vooraf bezorgd krijgen. De bespreking van de jaarrekening door de gemeenteraad is een heel belangrijk moment, want op dat moment kan men het gevoerde beleid evalueren. Heeft de gemeente gedaan wat ze van plan was, of niet, en waarom dan niet? Zitten we nog steeds op koers om de beleidsdoelstellingen te halen, of moeten we een tandje bijsteken? En zijn de beleidsdoelstellingen zelf nog wel de juiste, of moeten we ook die bijsturen en vervangen door andere? Het is belangrijk dat de jaarrekening tijdig aan de gemeenteraad wordt voorgelegd. Niet alleen voorkomt men zo dat de bespreking te lang na de feiten gebeurt, maar bovendien moeten een aantal financiële gegevens uit de jaarrekening ook worden verwerkt in de eerstkomende aanpassing van het meerjarenplan en het volgende
- 65 -
budget. Doet men dat niet, dan is het onmogelijk om aan te tonen dat het meerjarenplan nog financieel in evenwicht is.
84.Waar halen gemeenten hun geld vandaan, en waaraan wordt het besteed? De financiële statistieken die we verder presenteren dateren van 2010. Ze zijn dus nog opgebouwd volgens de oude structuur van de gemeentelijke financiën. Toen bestond de gemeentelijke begroting uit een gewone dienst (met de courante uitgaven en ontvangsten) en een buitengewone dienst (met vooral de investeringen en hun financiering). De Vlaamse gemeenten haalden hun gewone ontvangsten in 2010 vooral uit volgende bronnen (in miljoen euro en in %): Belastingen Gemeentefonds en andere fondsen Andere subsidies Aangerekende retributies en vergoedingen Intresten en dividenden
4.168,4 2.021,8 1.384,2 514,9 645,9
47,8 23,1 15,8 5,9 7,4
Opmerkelijk is het grote aandeel van inkomsten uit belastingen. Gemeenten staan via de belastingen dus voor een groot deel zelf in voor de financiering van hun uitgaven. Bij die belastingen komen de grootste bedragen uit de aanvullende belasting op de personenbelasting en de opcentiemen op de onroerende voorheffing, die samen goed zijn voor ca. 85 % van de fiscale ontvangsten. Ook het Gemeentefonds en allerlei andere vormen van subsidies zijn grote bronnen van middelen. Gemeenten rekenen soms ook een vergoeding aan voor de diensten die ze verstrekken (het zwembad, de uitleendienst). Die retributies zijn echter slechts goed voor een kleine 6 % van de ontvangsten. De gewone uitgaven zagen er in 2010 voor de Vlaamse gemeenten als volgt uit (in miljoen euro en in %): Personeelsuitgaven Werkingsuitgaven Subsidies aan derden OCMW Politiezone Erediensten Andere (vooral verenigingen) Aflossingen en intresten
3.405,2 1.445,9 2.378,6 744,4 757,7 44,5 831,9 906,1 - 66 -
41,9 17,8 29,2 9,1 9,4 0,5 10,2 11,1
Van de totale gewone uitgaven van de Vlaamse gemeenten (8.135,8 miljoen euro) ging in 2010 bijna 42 procent naar het personeel. Verder blijkt dat via de gemeenten ook belangrijke bedragen naar het OCMW en de lokale politiezone gaan. Het aandeel van de aflossingen en intresten van eerder aangegane leningen is de voorbije jaren alleen maar gezakt. Bekijken we de uitgaven sectoraal, dan gaan de meeste gemeentelijke bestedingen naar algemeen bestuur (de werking van het gemeentelijke apparaat), veiligheid (met vooral de dotatie aan de politiezone en de eigen uitgaven voor brandweer), sociale hulp en gezondheidszorg (vooral de dotatie aan het OCMW) en vrije tijd en erediensten. In de buitengewone dienst zien we dat gemeenten vooral investeren in wegen en verkeer (23,7%), netheid en stedenbouw (22,7%), algemeen bestuur (16,0%) en vrije tijd (13,5%). De financiering van die investeringen komt gemiddeld voor 30,8% van leningen, voor 21,7% van de verkoop van patrimonium, voor 12,6% van kapitaalsubsidies en voor 34,9% van zelf opgebouwde overschotten. Bij al die cijfers past een belangrijke waarschuwing. Het gaat telkens om het gemiddelde voor alle Vlaamse gemeenten. De gegevens van een individuele gemeente1 wijken er in elk geval van af, maar dat betekent niet dat die gemeente het dan beter of slechter doet. De afwijking kan te maken hebben met een samenspel van omgevingsfactoren (hogere of lagere inkomens op het grondgebied), historische elementen (beslissingen van tien jaar eerder die nu nog doorwerken), bewuste keuzes (bv. over zelf doen of uitbesteden), enz.
85. Mogen gemeenten zo maar belastingen heffen? De gemeenten hebben een zeer ruime belastingbevoegdheid. Kort gesteld mogen ze in ons land alles belasten tenzij het door een wet verboden is. In Nederland kunnen gemeenten alleen de expliciet toegelaten belastingen heffen. Ondanks die ruime autonomie, komt ca. 85 procent van de gemeentelijke belastingontvangsten toch uit de aanvullende belasting op de personenbelasting en de opcentiemen op de onroerende voorheffing, twee zogenaamde aanvullende belastingen. De aanvullende belasting op de personenbelasting is een percentage bovenop de personenbelasting die een belastingplichtige aan de staat moet betalen. Als iemand bijvoorbeeld 35.000 euro verdient, hierop 10.000 euro personenbelasting betaalt en in een gemeente woont met een tarief van 7 procent, dan bedraagt de totale belastingfactuur 10.700 euro. De inning van de aanvullende personenbelasting gebeurt volledig door de Federale Overheidsdienst Financiën. Veel gegevens (ook financiële) van een individuele gemeente zijn beschikbaar op www.lokalestatistieken.be > gemeentelijke profielschetsen > download een gemeentelijke profielschets.
1
- 67 -
De gemeenteraad beslist alleen over het tarief en moet zich daarbij niet houden aan een of ander opgelegd minimum of maximum. In 2012 bedroeg de aanslagvoet gemiddeld 7,16 procent. De mediaan (de middelste waarde bij een rangschikking van klein naar groot) lag op 7,50 procent. Drie gemeenten hieven in 2012 geen aanvullende belasting op de personenbelasting. Het hoogste tarief bedroeg 9 procent (vier gemeenten). Wat de aanvullende personenbelasting in een gemeente opbrengt, hangt natuurlijk niet alleen af van de hoogte van de aanslagvoet, maar ook van het aantal inwoners en de hoogte van de inkomens die op het grondgebied worden verdiend. De opcentiemen op de onroerende voorheffing zijn eigenlijk een belasting op de waarde van het vastgoed (gronden en gebouwen). Elk onroerend goed in ons land heeft een zogenaamd kadastraal inkomen, dat jaarlijks automatisch geïndexeerd wordt. De Vlaamse overheid heft hierop een onroerende voorheffing van 2,5 procent. Op dat bedrag heffen de gemeenten opcentiemen, waarbij elke 100 opcentiemen één keer de Vlaamse belasting inhoudt. Voor een kadastraal inkomen van 1000 euro geldt dus een Vlaamse onroerende voorheffing van 25 euro. Een gemeente die hierop 1400 opcentiemen heft, krijgt 14 keer 25 euro of 350 euro. De gemeenteraad beslist over het aantal opcentiemen, zonder door de wetgever opgelegde mimima of maxima. De inning van de belasting (het Vlaamse deel, en de gemeentelijke en provinciale opcentiemen) gebeurt door de Vlaamse Belastingdienst. In 2012 hieven de Vlaamse gemeenten gemiddeld 1340 opcentiemen, met een minimum van 700 (in drie gemeenten) en een maximum van 2150 opcentiemen (één gemeente). De totale opbrengst van deze belasting in een gemeente is afhankelijk van de hoeveelheid onroerende goederen, hun waardering (KI) en het gemeentelijke tarief.
86.Waarvoor dient het Gemeentefonds? Naast de inkomsten uit belastingen is ook het Gemeentefonds een belangrijke financieringsbron. Het geld is afkomstig van de Vlaamse overheid, wordt verdeeld onder alle gemeenten en kan helemaal vrij worden gebruikt. Gemeenten moeten het gebruik van de middelen ook niet verantwoorden. Het Gemeentefonds is meer dan 150 jaar oud. Het ontstond in 1860 toen de Belgische staat de gemeenten verbood om nog belastingen te heffen op de doorvoer van bepaalde goederen (de zogenaamde octrooirechten). In 2012 is het Gemeentefonds bijna 2,1 miljard euro groot. Het groeit elk jaar met 3,5 procent. Maar niet elke gemeente krijgt even veel uit het Gemeentefonds. Met het geld wil de Vlaamse overheid gemeenten immers compenseren omdat ze bepaalde kosten maken voor andere dan alleen hun eigen inwoners (dat is het geval voor een aantal centrumsteden en kustgemeenten), of omdat de belastingen er
- 68 -
minder opbrengen door de lagere inkomens of de lagere waarde van de kadastrale inkomens. Ook een aantal sociale kenmerken en de oppervlakte aan open ruimte zijn criteria die bij de verdeling in aanmerking komen. Gemiddeld kregen de gemeenten in 2011 321 euro per inwoner uit het Gemeentefonds, met een maximum van ruim 1100 euro en een minimum van 97 euro. De mediaan bedroeg 181 euro.
87. Mogen gemeenten zo maar leningen aangaan? Net als een gezin beschikt een gemeente soms over te weinig middelen om een grote investering (een rioleringsproject, een nieuw cultuurcentrum, de aanleg van fietspaden, …) te financieren. Het aangaan van een lening is dan een manier om vandaag al te kunnen beschikken over toekomstige koopkracht. De prijs die een gemeente hiervoor betaalt is de intrest. Vroeger mochten gemeenten alleen leningen aangaan voor de financiering van de buitengewone uitgaven, zeg maar de investeringen. De gevolgen van die leningen (aflossingen en intresten) werden dan beschouwd als gewone uitgaven, die met de gewone ontvangsten (belastingen, fondsen, …) moesten worden gefinancierd. Met de beleids- en beheerscyclus kijkt men anders naar leningen. Elk jaar bekijkt de gemeente de verwachte ontwikkelingen van de liquiditeit ten gevolge van de geplande uitgaven en ontvangsten op het vlak van exploitatie en investeringen. Blijkt er een tekort, dan kan dat worden aangevuld met een lening. Toch kunnen gemeenten niet zo maar onbeperkt lenen, want in hun meerjarenplan moeten ze aantonen dat ze structureel in staat zijn om uit de exploitatie voldoende middelen te halen om de leninglasten (aflossingen en intresten) te dragen. Sinds de financiële crisis kijken ook banken trouwens een stuk strenger toe alvorens ze leningen toekennen, ook aan zeer kredietwaardige spelers zoals gemeenten.
- 69 -
9. Rechten en plichten van de gemeenteraadsleden 88. 89. 90. 91. 92. 93. 94. 95. 96. 97.
Kunt u over alles mee beraadslagen en beslissen? Mag u de personeelsleden om uitleg vragen? Kunnen de raadsleden de gemeenteraad bijeenroepen? Kunnen de raadsleden een nieuw college en een nieuwe burgemeester voordragen als ze het vertrouwen in de uitvoerende mandatarissen kwijt zijn? Wat is het inzagerecht van de gemeenteraadsleden? Mag u als raadslid de gemeentelijke instellingen bezoeken? Kan een gehandicapt raadslid bijstand krijgen? Kan iemand u als raadslid tijdelijk in de gemeenteraad vervangen? Waar kunt u een klacht indienen? Wanneer mag u om belangenvermenging te vermijden niet aanwezig zijn op de gemeenteraad? 98. Wat mag u om belangenvermenging te vermijden niet doen? 99. Kunt u alles zeggen wat u wilt? 100. Wat is het belang van het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad? 101. Welke deontologische regels moet u respecteren?
88. Kunt u over alles mee beraadslagen en beslissen? Uw belangrijkste recht als raadslid is ongetwijfeld het recht om mee te beraadslagen en te beslissen over gemeentelijke aangelegenheden. De gemeenteraad en het college van burgemeester en schepen hebben hun eigen bevoegdheden. De gemeenteraad beslist dus niet over alles. De gemeenteraad kan beslissen bepaalde bevoegdheden te delegeren aan het college van burgemeester en schepenen. Dit heeft als voordeel dat de gemeenteraad meer tijd aan andere punten kan besteden. Het Gemeentedecreet regelt heel ruime delegatiemogelijkheden. Het legt echter wel een lijst vast van bevoegdheden die de gemeenteraad niet kan delegeren en waarover hij dus zelf moet beslissen: het meerjarenplan, het budget, gemeentelijke reglementen, de personeelsformatie, de gemeentebelastingen en retributies enzovoort.
89. Mag u de personeelsleden om uitleg vragen? Als raadslid kunt u ook technische uitleg vragen over stukken die in het dossier voorkomen. Deze technische assistentie krijgt u van de secretaris of de door hem aangewezen medewerkers. Het huishoudelijk reglement bevat de voorwaarden waaronder die technische inlichtingen verstrekt worden. Technische uitleg vragen betekent niet dat u aan het personeel opdracht kunt geven om informatie op te zoeken of rapporten op te vragen. Zulke vragen stelt u aan het college van burgemeester en schepenen.
- 70 -
90. Kunnen de raadsleden de gemeenteraad bijeenroepen? Gemeenteraadsleden hebben het recht om de gemeenteraad bijeen te roepen op het ogenblik dat zij dat wensen. Ze moeten wel rekening houden met de oproepingstermijnen. De voorzitter van de gemeenteraad is verplicht de gemeenteraad bijeen te roepen op de aangewezen dag en het aangewezen uur en met de voorgestelde agenda. Van dit recht kunt u enkel gebruik maken als minimaal één derde van de gemeenteraadsleden het verzoek ondertekent. Nieuw vanaf 2013 is dat de gemeenteraad, wanneer die te weinig is
NIEUW samengekomen, ook door één vijfde van de gemeenteraadsleden kan
worden samengeroepen. Dit kan enkel indien zes weken na de vorige gemeenteraad nog geen oproeping is gebeurd. De periode van zes weken wordt geschorst van 11 juli tot en met 15 augustus. Ook het college van burgemeester en schepenen, of de burgemeester zelf wat zijn eigen bevoegdheden betreft, kan aan de voorzitter vragen om de gemeenteraad samen te roepen.
91. Kunnen de raadsleden een nieuw college en een nieuwe burgemeester voordragen als ze het vertrouwen in de uitvoerende mandatarissen kwijt zijn? De gemeenteraad kan de structurele onbestuurbaarheid van de ge-
NIEUW meente vaststellen. Het is een mogelijkheid om als de onenigheden
in de meerderheid niet meer te herstellen zijn en de gemeente ‘onbestuurbaar’ wordt, de uitvoerende mandatarissen te vervangen. Hiervoor is een zogenaamde ‘wisselmeerderheid’ nodig. De meerderheidspartij(en) verliezen steun. Een of meer raadsleden vormen met de oppositie een nieuwe meerderheid. Pas nadat de bemiddelingsopdracht van de gouverneur is mislukt, kunnen de raadsleden een nieuwe gezamenlijke voordrachtsakte voor de schepenen indienen. De Vlaamse Regering ontslaat de burgemeester en de raadsleden dragen een nieuwe kandidaat voor. De OCMW-raad beslist zelf of de OCMW-raadsleden ook een nieuwe kandidaat OCMW-voorzitter voordragen. De vaststelling van de structurele onbestuurbaarheid, met de aanstelling van een nieuw college van burgemeester en schepenen en een nieuwe burgemeester, kan niet als spoedeisend punt op de agenda komen. De aanstelling van een nieuw college en een nieuwe burgemeester, na de vaststelling van de structurele onbestuurbaarheid, kan slechts eenmaal per bestuursperiode gebeuren en niet in de periode van twaalf maanden voor de dag van de gemeenteraadsverkiezingen. De structurele onbestuurbaarheid van de gemeente is een van de wijzigingen aan het Gemeentedecreet die vanaf 2013 in werking treden. In de memorie van toelichting le-
- 71 -
zen we dat het een procedure is om de bestuurbaarheid in de gemeenten te herstellen wanneer zij geconfronteerd worden met instabiliteit in het college van burgemeester en schepenen en het college niet meer kan rekenen op de steun van een meerderheid van de gemeenteraadsleden. De procedure tot herstel van de politieke bestuurbaarheid versterkt de positie van de gemeenteraad tegenover zijn uitvoerend college.
92.Wat is het inzagerecht van de gemeenteraadsleden? Dit zeer belangrijke recht voor de gemeenteraadsleden houdt in dat zij inzage hebben in alle dossiers, stukken en akten met betrekking tot het bestuur van de gemeente. Het is een zeer ruim recht, maar het is niet onbegrensd. De raadsleden hebben geen inzage in stukken die verband houden met de taken van algemeen belang, zoals de registers van burgerlijke stand. Het recht op inzage betekent ook dat de raadsleden een kopie van de stukken mogen hebben. De gemeente mag hiervoor een vergoeding vragen, maar die mag niet hoger liggen dan de kostprijs van het kopiëren. Het huishoudelijk reglement kan de procedure van inzagerecht regelen.
- 72 -
93. Mag u als raadslid de gemeentelijke instellingen bezoeken? Als gemeenteraadslid hebt u het recht de instellingen die door de gemeente opgericht zijn en beheerd worden te bezoeken: de gemeenteschool, het gemeentelijk museum… Dit bezoekrecht is een passief recht. Dit betekent dat het u niet toegelaten is tijdens uw bezoek bemerkingen te maken, vragen te stellen of u met de gang van zaken te bemoeien. Het beheer van deze instellingen gebeurt immers door het college. Opmerkingen moeten dan ook tijdens een gemeenteraadszitting aan het college worden gemaakt. Dit bezoekrecht geldt ook voor de extern verzelfstandige agentschappen van de gemeente (bv. autonoom gemeentebedrijf, gemeentelijke vzw) maar niet voor het OCMW, de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en de kerkfabriek.
94. Kan een gehandicapt raadslid bijstand krijgen? Een gemeenteraadslid dat wegens een fysieke handicap zijn mandaat niet zelfstandig kan uitoefenen, kan zich laten bijstaan door een vertrouwenspersoon. Deze vertrouwenspersoon is kiesgerechtigd in de gemeente en moet in aanmerking komen om in de gemeenteraad te zetelen. De vertrouwenspersoon mag een familielid van het raadslid zijn. Bij het verlenen van de bijstand krijgt de vertrouwenspersoon dezelfde middelen ter beschikking en heeft hij dezelfde verplichtingen als het raadslid. Hij hoeft echter geen eed af te leggen. De vertrouwenspersoon ontvangt presentiegeld onder dezelfde voorwaarden als het gemeenteraadslid.
95. Kan iemand u als raadslid tijdelijk in de gemeenteraad vervangen? Raadsleden kunnen zich in bepaalde situaties laten vervangen en nadien, als de situatie niet meer bestaat, terugkeren naar de raad. Deze situaties zijn: > een afwezigheid van minstens twaalf weken wegens medische redenen, studieredenen of verblijf in het buitenland (vervanging op vraag met een recent geneeskundig getuigschrift of een attest van de onderwijsinstelling of de opdrachtgever), > ouderschapsverlof voor de geboorte of adoptie van een kind (vervanging op vraag), > een afwezigheid van minstens twaalf weken wegens palliatief verlof of verlof voor de bijstand of de verzorging van een zwaar ziek gezinslid of familielid tot en met de tweede graad (vervanging op vraag met een schriftelijk verzoek en een verklaring op erewoord), > de voorzitter van de gemeenteraad die het mandaat uitoefent van voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn, > het gemeenteraadslid dat Europees commissaris is (vervanging op vraag), > het gemeenteraadslid dat geschorst is op grond van art. 205 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet (schorsing door de Raad voor Verkiezingsbetwistingen van maximaal drie maanden wegens inbreuk op de regels betreffende de verkiezingsuitgaven).
- 73 -
Een gemeenteraadslid wordt vervangen door de opvolger die als eerste gerangschikt is op dezelfde lijst. Wanneer het raadslid niet langer verhinderd is, komt het gewoon terug naar de gemeenteraad.
96.Waar kunt u een klacht indienen? Het kan gebeuren dat raadsleden onregelmatigheden vaststellen in verband met de gemeente of vinden dat een bepaalde beslissing niet klopt. Uiteraard zullen vooral de oppositieraadsleden het vaak niet eens zijn met een beslissing. Dat wil uiteraard niet zeggen dat zij elke beslissing kunnen aanvechten. Er moeten uiteraard goede redenen voor zijn. Het raadslid dat er politiek een andere mening op na houdt, heeft geen grond voor een klacht. Als u vindt dat de gemeente haar boekje te buiten ging, moet u dat goed controleren voor u een klacht indient bij de toezichthoudende overheid. Informeer u bij de secretaris of bij de administratie of er wel redenen zijn om een klacht in te dienen. U ondergraaft immers uw geloofwaardigheid als u onterecht klachten indient. Elk gemeenteraadslid kan bij de gouverneur een klacht indienen tegen een beslissing van de gemeenteraad. Dat kan ook rechtstreeks bij de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur. De minister zal de klacht dan aan de gouverneur bezorgen die ze zal onderzoeken. Beslissingen van de gemeente kunnen worden geschorst en eventueel worden vernietigd indien ze niet in overeenstemming zijn met het recht (wetten, decreten, beginselen van behoorlijk bestuur) of wanneer ze het algemeen belang schaden. De redenen om beslissingen van gemeentebesturen te schorsen zijn onder meer de schending van de motiveringsplicht, het algemeen belang, het Gemeentedecreet en de wet op de overheidsopdrachten. Klagen kan steeds, vaak krijgen de klagers echter geen gelijk.
97.Wanneer mag u om belangenvermenging te vermijden niet aanwezig zijn op de gemeenteraad? Gemeenteraadsleden en hun vertrouwenspersonen mogen bij de bespreking en stemming van bepaalde punten niet aanwezig zijn. Anderzijds mogen ze bepaalde activiteiten niet uitoefenen. De bedoeling van deze verbodsbepalingen is belangentegenstellingen te vermijden. Het is immers mogelijk dat de belangen van het raadslid als vertegenwoordiger van de inwoners van de gemeente in strijd komen met de belangen van het raadslid als privépersoon.
- 74 -
Het is voor een gemeenteraadslid verboden deel te nemen aan de bespreking en de stemming over: 1) aangelegenheden waarin hij een rechtstreeks belang heeft > hetzij persoonlijk, > hetzij als vertegenwoordiger, > of waarbij de echtgenoot of bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben. Dat verbod gaat maar tot bloeden aanverwanten van de tweede graad bij de voordracht van kandidaten, benoemingen, afzettingen, ontslagen en schorsingen. Om discriminatie te vermijden bepaalt de decreetgever uitdrukkelijk dat voor de toepassing van deze bepaling personen die wettelijk samenwonen, met echtgenoten worden gelijkgesteld. 2) de vaststelling of goedkeuring van de jaarrekening van een instantie waaraan hij rekenschap verschuldigd is, > of waarvan hij tot het uitvoerend orgaan behoort. Deze bepaling is niet van toepassing op het gemeenteraadslid dat als vertegenwoordiger van de gemeente is aangewezen in andere rechtspersonen. >
Wanneer een dergelijk punt aan de orde is, verlaat u de zitting. U gaat dus even buiten of gaat in het publiek zitten.
98.Wat mag u om belangenvermenging te vermijden niet doen? Raadsleden mogen niet: 1) rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris tegen betaling werken in geschillen ten behoeve van de gemeente. Dat verbod geldt ook voor personen die binnen een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het gemeenteraadslid werken. 2) rechtstreeks of onrechtstreeks als advocaat of notaris werken in geschillen: > ten behoeve van de tegenpartij van de gemeente, > of ten behoeve van een personeelslid van de gemeente aangaande beslissingen in verband met het werken binnen de gemeente. Dat verbod geldt ook voor personen die binnen een associatie, groepering, samenwerking of op hetzelfde kantooradres met het gemeenteraadslid werken. 3) rechtstreeks of onrechtstreeks: een overeenkomst sluiten (behalve als het om een schenking gaat),
>
- 75 -
of deelnemen aan een opdracht voor aanneming van werken, levering of diensten, verkoop of aankoop voor de gemeente of de gemeentelijk extern verzelfstandigde agentschappen (behalve wanneer u gebruik maakt van dienstverlening van het bestuur, bijvoorbeeld van de gemeentelijke kinderopvang).
>
4) optreden als afgevaardigde of deskundige van een vakorganisatie in een bijzonder onderhandelingscomité of het hoog overlegcomité van de gemeente.
99. Kunt u alles zeggen wat u wilt? U blijft aansprakelijk tegenover derden voor wat u in de gemeenteraad zegt. U kunt dus worden vervolgd wanneer u personen beledigt. Dit in tegenstelling tot parlementsleden, die kunnen niet worden vervolgd voor hun uitspraken die ze doen tijdens parlementaire zittingen. Als raadslid beschikt u over een ruim inzagerecht in de gemeentelijke dossiers. Als u echter misbruik maakt van dergelijke informatie (bijvoorbeeld door ze door te spelen naar de pers) en een derde lijdt hierdoor schade, dan bent u hiervoor burgerrechtelijk en strafrechtelijk aansprakelijk. U kunt bijvoorbeeld veroordeeld worden tot het betalen van een schadevergoeding. Gaat u echt te ver, dan zou u zich schuldig kunnen maken aan schending van het beroepsgeheim.
100.Wat is het belang van het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad? Het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad is een belangrijk document en een onmisbaar instrument voor de raadsleden. Hierin wordt immers de werking van de gemeenteraad nader omschreven en vinden de raadsleden informatie over hun rechten. Bij de aanvang van een nieuwe bestuursperiode moet de gemeenteraad een huishoudelijk reglement goedkeuren. Dit kan een volledig nieuw reglement of de bekrachtiging van het bestaande reglement zijn. In ieder geval moeten de raadsleden er een uitspraak over doen. Uiteraard kunnen de raadsleden het reglement tijdens de zittingsperiode steeds wijzigen. Denk goed na over de inhoud van het huishoudelijk reglement. Mochten de behoeften veranderen, dan kan de gemeenteraad het reglement aanpassen. Het reglement moet onder meer volgende punten regelen: > de vergaderingen waarvoor presentiegeld wordt betaald en het bedrag daarvan, > regels in verband met de eventuele terugbetaling van specifieke kosten die verband houden met de uitoefening van het mandaat, > de wijze van verzending van de oproeping voor de gemeenteraad en het ter beschikking stellen van het dossier aan de gemeenteraadsleden,
- 76 -
de wijze waarop de gemeentesecretaris of de door hem aangewezen medewerkers technische inlichtingen aan de raadsleden kunnen verstrekken, > de voorwaarden voor het inzagerecht en het recht van afschrift, > de voorwaarden voor het bezoekrecht aan de gemeentelijke diensten, > de voorwaarden waaronder de gemeenteraadsleden mondelinge en schriftelijke vragen kunnen stellen aan de leden van het college van burgemeester en schepenen, > de wijze waarop de notulen van de gemeenteraad worden gemaakt en ter beschikking worden gesteld, > de regels voor de samenstelling en de werking van de commissies en de fracties. >
101.Welke deontologische regels moet u respecteren? Het Gemeentedecreet verplicht de gemeenteraad een deontologische code aan te nemen. Wat daarin moet staan, omschrijft het decreet niet, dat bepalen de raadsleden zelf. Naast de wettelijke verplichtingen om bijvoorbeeld belangenvermenging te vermijden is een aanvullende gedragscode nuttig. De bijkomende gedragsregels kunnen handelen over de relatiepatronen waarmee raadsleden worden geconfronteerd: > Onderlinge gedragsvormen tussen mandatarissen: bijvoorbeeld, hoe communiceren raadsleden met hun collega’s, > Omgaan met het gemeentepersoneel: bijvoorbeeld, de spelregels bij een aanwerving correct volgen, > Omgaan met aanbiedingen van derden: bijvoorbeeld, hoe gaat men om met uitnodigingen om evenementen bij te wonen, in welke mate kunnen raadsleden geschenken aanvaarden? > Omgaan met vragen om dienstverlening van de burgers: bijvoorbeeld, raadsleden mogen niet aan de politie vragen om een proces-verbaal te seponeren.
- 77 -
10. Samenwerking van het raadslid met het college en de administratie
102. Hoe verhoudt u zich als gemeenteraadslid tot de gemeentelijke administratie? 103. Welke impact hebt u op de gemeentelijke administratie? 104. Hebt u invloed op het college van burgemeester en schepenen?
102. Hoe verhoudt u zich als gemeenteraadslid tot de gemeentelijke administratie? In de gemeente zijn er twee belangrijke componenten: de politieke en de ambtelijke. Binnen de politieke component zijn er drie organen met eigen bevoegdheden: de gemeenteraad, de burgemeester, en het college van burgemeester en schepenen. Krijgt de gemeenteraad een aparte voorzitter, dan is er eigenlijk nog een vierde orgaan. De ambtelijke component, zeg maar de gemeentelijke administratie, zorgt mee voor de voorbereiding en de uitvoering van het beleid. De gemeentelijke administratie staat onder leiding van de gemeentesecretaris. Het is dus normaal dat u met vragen of problemen bij de gemeentesecretaris aan het goede adres bent. Als gemeenteraadslid hebt u rechten en plichten. Bij de uitoefening van uw rechten zult u ongetwijfeld contact hebben met de gemeentelijke administratie. Houd er ook rekening mee dat de uitoefening van uw ‘prerogatieven’ (rechten) als raadslid ook wordt geregeld in het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad. Als gemeenteraadslid hebt u recht van inzage in alle dossiers, stukken en akten die het bestuur van de gemeente betreffen. Ook hebt u recht op een afschrift als u dat wenst. U hebt ook het recht de inrichtingen en diensten van de gemeente te bezoeken. Raadsleden kunnen het personeel echter geen opdrachten geven. Bij de uitoefening van uw rechten moet u ook een zekere kiesheid aan de dag leggen, gemeenteraadsleden vallen immers onder de bepalingen over het beroepsgeheim en zijn hiervoor strafrechtelijk aansprakelijk.
- 78 -
103.Welke impact hebt u op de gemeentelijke administratie? Als gemeenteraadslid hebt u geen individuele bevoegdheden. Elk raadslid kan echter zijn stem laten horen in het politieke debat en mee beslissingen nemen. Als hoogste gemeentelijk orgaan zal de gemeenteraad voor een stuk de administratieve organisatie mee bepalen. Zo is hij verantwoordelijk voor de definitieve vaststelling van de budgetten. In veel besturen loopt het aandeel van de personeelsuitgaven op tot 50 procent van de totale gewone begroting. Een aantal specifieke budgetten voor personeelskosten, zoals vorming, training en opleiding, hebben uiteraard rechtstreeks invloed op de gemeentelijke administratie. Het Gemeentedecreet geeft aan de gemeentesecretaris de opdracht om in overleg met het managementteam een internecontrolesysteem uit te werken. Dat is het geheel van gecoördineerde methodes en procedures die worden uitgewerkt ter realisatie van de doelstellingen van het gemeentebestuur. De gemeenteraad keurt het algemene kader voor het internecontrolesysteem goed en bepaalt op die manier mee de grote lijnen van de administratieve organisatie. De opmaak van het organogram (de schematische voorstelling van de organisatiestructuur) en de functiebeschrijvingen is eveneens een taak van de gemeenteraad. Daardoor krijgt die het laatste woord over de vraag wie in het managementteam zetelt.
- 79 -
104. Hebt u invloed op het college van burgemeester en schepenen? Het is belangrijk dat u op de hoogte bent van wat het college doet. De leden van het college bereiden nieuwe plannen en initiatieven voor die dan op het college worden besproken. Wanneer u de agenda van het college kent, weet u wat er in de pijplijn zit en dan kunt u eventueel in een vroeg stadium proberen invloed uit te oefenen. Maak gebruik van uw recht om vragen te stellen aan het college van burgemeester en schepenen. In het verleden bleek het in sommige gemeenten moeilijk om als raadslid snel de notulen van het college van burgemeester en schepenen te ontvangen. Soms lieten de notulen weken of zelfs maanden op zich wachten. Het Gemeentedecreet legt echter op dat het college de notulen op de eerstvolgende gewone vergadering moet goedkeuren. En dat het ze bovendien onmiddellijk daarna aan de raadsleden moet bezorgen. Aangezien veel colleges wekelijks vergaderen, zullen de raadsleden de notulen vrij kort na de vergadering van het college van burgemeester en schepenen ontvangen. Notulen zijn echter niet de enige bron van informatie. Kijk ook regelmatig de briefwisseling in die aan de gemeente wordt gestuurd. Het Gemeentedecreet verplicht de gemeente om een register van alle ingaande en uitgaande briefwisseling aan te leggen. Een regelmatige inzage van het register brengt u op de hoogte van wat burgers en andere overheidsinstanties aan de gemeente voorleggen. In principe worden brieven aan het college gericht, niet aan de gemeenteraad. Niet alleen de formele stukken die u kunt inkijken, zijn interessant. Uiteraard zijn goede contacten met de leden van het college onontbeerlijk. Ook leden van de oppositie kunnen een goede verstandhouding opbouwen. Een constructieve oppositie is geen bedreiging voor het college.
- 80 -
11. Basisbronnen www.binnenland.vlaanderen.be de website van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur Binnenl@nd - de elektronische nieuwsbrief van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur BinnenBand - het tijdschrift van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur www.lokalestatistieken.be - de website van de Vlaamse overheid met voor elke gemeente cijfers en statistieken over inwoners en ondernemingen tot reeksen over vrijwel alle beleidsdomeinen zoals wonen, ruimtelijke ordening, milieu, welzijn, cultuur www.vvsg.be - de website van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten VVSG-week - de elektronische nieuwsbrief van de VVSG Lokaal - het tijdschrift van de VVSG De VVSG heeft eveneens een hele reeks publicaties over het lokale bestuur. De pockets zijn in principe specifiek voor gemeenteraadsleden gemaakt. Een greep uit de grote hoeveelheid publicaties. > Het statuut van de lokale mandataris (pocket) > Gemeentefinanciën voor niet-specialisten (pocket) > Het Gemeentedecreet ontleed (pocket) > Hoe werk ik als gemeenteraadslid? (pocket) > De gemeentegids (de tekst van het Gemeentedecreet en de gemeentewet in één pocket) > Gemeentecodex (losbladige verzameling belangrijkste basiswetgeving voor gemeenten) U vindt het volledige overzicht van alle VVSG-publicaties op de website van uitgeverij Politeia - www.politeia.be www.ecg.be - de website van het Expertisecentrum van Gemeentesecretarissen www.vvos.be - de website van de Vlaamse Vereniging van OCMW-secretarissen www.ontvangers.org - de website van de Vlaamse Lokale Ontvangers www.rekenhof.be - website van het Rekenhof waar u het vademecum ten behoeve van de aangifteplichtige personen kunt vinden
- 81 -
12. Overzicht van de belangrijkste regelgeving voor de lokale besturen
Veel regelgeving is op het internet te vinden. Hou er rekening mee dat wetten en decreten regelmatig wijzigen. Zorg er dus voor dat u steeds de laatste versie raadpleegt. Goede bronnen zijn: www.codex.vlaanderen.be www.ejustice.just.fgov.be/wet Organieke regelgeving > Gemeentedecreet van 15 juli 2005 > Nieuwe Gemeentewet, gecoördineerd in het KB van 24 juni 1988. Het Gemeentedecreet heft een groot deel van de Nieuwe Gemeentewet op. > OCMW-decreet van 19 december 2008 > organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Het OCMW-decreet heft een groot deel van de organieke wet op. > besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 2007 houdende het statuut van de lokale en provinciale mandataris > besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de bezoldigingsregeling van de lokale en provinciale mandataris > besluit van de Vlaamse Regering van 25 juni 2010 betreffende de beleids- en beheerscyclus van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn > decreet van 15 juli 2011 houdende de vaststelling van de algemene regels waaronder in deVlaamse Gemeenschap en in hetVlaamse Gewest periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd (Planlastendecreet) Samenwerking > decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking > decreet betreffende publiek-private samenwerking van 18 juli 2003 Erediensten > decreet van 7 mei 2004 betreffende de Materiële Organisatie en Werking van de Erkende Erediensten > besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2005 houdende vaststelling van de criteria voor de erkenning van de plaatselijke kerk- en geloofsgemeenschappen van de erkende erediensten
- 82 -
Fondsen > decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaamse Gemeentefonds > decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds Verkiezingen Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011 > Decreet van 25 mei 2012 houdende de organisatie van de digitale stemming bij de lokale en provinciale verkiezingen >
Openbaarheid van bestuur decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur > decreet van 27 april 2007 betreffende het hergebruik van overheidsinformatie >
Overheidsopdrachten Wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten
>
Politie wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus
>
- 83 -
Colofon Samenstelling Deze publicatie is het resultaat van een samenwerking tussen het Agentschap voor Binnenlands Bestuur van de Vlaamse overheid, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, het Expertisecentrum van Gemeentesecretarissen, de Vereniging van Vlaamse OCMW-secretarissen en de Vlaamse Lokale Ontvangers. Verantwoordelijke uitgever Agentschap voor Binnenlands Bestuur Guido Decoster Administrateur-generaal Auteurs Marian Verbeek Arnold Blockerije Katie Heyse Jan Leroy Jan Van Alsenoy Cartoons Floris Vormgeving en druk Depotnummer D/2012/3241/251 Uitgave november 2012
- 84 -
Vlaamse overheid - Agentschap voor Binnenlands Bestuur Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten Expertisecentrum van Gemeentesecretarissen Vereniging van Vlaamse OCMW-secretarissen Vlaamse Lokale Ontvangers