FINANCIAL SERVICES
Stapeling Regelgeving Een onderzoek naar de effecten van de toename en stapeling van regelgeving op de Nederlandse bancaire dienstverlening September 2012 kpmg.com
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
Inhoudsopgave Introductie
5
Lijst met afkortingen
6
1. Samenvatting
7
2. Werking bankbedrijf en omgevingsfactoren
12
3. Overzicht te implementeren regelgeving
21
4. Effecten van stapeling van te implementeren regelgeving
30
5. Belangrijkste nieuwe initiatieven beleidsmakers
51
Bijlagen
56
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
5 | Stapeling Regelgeving
Introductie
In opdracht van VNO-NCW heeft KPMG de effecten van de stapeling van regelgeving op de Nederlandse bancaire dienstverlening geanalyseerd. Het eerste hoofdstuk van deze rapportage bevat een samenvatting en onze conclusies. De volgende hoofdstukken beschrijven de resultaten van onze analyse. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de bancaire sector in Nederland, de werking van het bankbedrijf en de relevante omgevingsfactoren waar de bancaire sector mee geconfronteerd wordt. In totaal zijn 38 nieuwe regels en initiatieven geanalyseerd. In de bijlagen is hiervan een overzicht opgenomen. In hoofdstuk 3 wordt een overzicht gegeven van regels die op dit moment en op korte termijn van wezenlijke invloed is c.q. zal zijn op de bancaire dienstverlening.
In hoofdstuk 4 volgt een analyse. Deze geeft een overzicht van de effecten van regelgeving en is in die zin geen beoordeling van de kwaliteit en effectiviteit van de (individuele) regelgeving als zodanig. De analyse richt zich specifiek op de dienstverlening van de Nederlandse bancaire sector. Onder dienstverlening wordt het geheel van diensten dat banken aan consumenten en bedrijven bieden verstaan. Een deel van de analyse beslaat een kwantificering van een viertal maatregelen waarvan wordt verwacht dat deze de grootste effecten op het bedrijfsmodel van de banken hebben en voldoende kwantificeerbaar zijn. Tot slot worden in het laatste hoofdstuk de mogelijke (versterkende) effecten van nieuwe initiatieven op gebied van regelgeving besproken.
Figuur 1: Structuur van het rapport
Werking bankbedrijf en omgevingsfactoren [Hoofdstuk 2] Effecten van stapeling van regelgeving in voorbereiding
Belangrijke nieuwe initiatieven van beleidsmakers
[Hoofdstuk 4]
[Hoofdstuk 5]
Overzicht regelgeving in voorbereiding [Hoofdstuk 3]
In hoofdstuk 4 volgt een analyse. Deze Stapeling regelgeving geeft een overzicht van de effecten
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
6 | Stapeling Regelgeving
Lijst met afkortingen
AFM
Autoriteit Financiële Markten
BCBS
Basel Committee on Banking Supervision
DNB
De Nederlandsche Bank
EBA
European Banking Authority
ECB
European Central Bank
ESA
European Supervisory Authorities
ESMA
European Securities and Markets Authority
ESRB
European Systemic Risk Board
FSB
Financial Stability Board
IMF
International Monetary Fund
SIFI
Systemically Important Financial Institution
Zie bijlagen voor een toelichting op afkortingen van wet- en regelgeving.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
7 | Stapeling Regelgeving
1. Samenvatting
De afgelopen jaren hebben mondiale, Europese en nationale wetgevers en autoriteiten veel nieuwe regelgeving geïntroduceerd om de bancaire sector stabieler te maken en risico’s in te perken. Hoewel de impact van afzonderlijke voorstellen veelal wel inzichtelijk wordt gemaakt, ontbreekt het aan een overzicht van en inzicht in de effecten van al deze voorstellen samen, in het bijzonder zoals die gelden voor Nederland. Dit rapport beoogt dat gat te vullen door een integraal overzicht te bieden van recente en op handen zijnde regelgeving. Het uitgevoerde onderzoek beoogd inzicht te geven in de mogelijke effecten van de nieuwe regelgeving op met name het kredietverlenend vermogen van de banken en daarmee de mogelijkheid tot financiering van de Nederlandse economie. De kernfunctie van banken is het aantrekken van gelden van particulieren en bedrijven en het weer uitlenen daarvan in de vorm van kredieten. Banken zijn voor Nederlandse bedrijven de primaire bron voor kredietverlening. Nederland heeft een open economie en het bedrijfsleven is sterk internationaal georiënteerd. Ook de banken in ons land opereren van oudsher sterk internationaal. Daarmee is de kernfunctie van banken essentieel voor de Nederlandse economie. Anders dan in het buitenland kunnen Nederlandse banken deze kernfunctie slechts beperkt vervullen op basis van het aantrekken van particulier spaargeld. Nederlanders sparen wel, maar dit is onvoldoende om bijvoorbeeld de uitstaande hypothecaire leningen te financieren. Bovendien sparen Nederlanders voor een belangrijk deel via het Nederlandse
pensioenstelsel. Die spaargelden worden door pensioenfondsen vooral buiten Nederland belegd en zijn daarmee niet beschikbaar om via de bancaire kredietverlening in de Nederlandse samenleving te investeren. Daarom moeten Nederlandse banken, meer dan banken in andere Europese landen, de voor kredietverlening aan bedrijven en particulieren benodigde gelden aantrekken op de internationale kapitaalmarkten. In deze omgeving moeten de Nederlandse banken de bovengenoemde kernfunctie vervullen. Hierbij dienen ze tegelijkertijd voldoende buffers (solvabiliteit), voldoende direct beschikbare gelden (liquiditeit) aan te houden en tevens een rendement te realiseren dat voldoet aan de eisen van hun financiers (verschaffers van vreemd vermogen op de internationale kapitaalmarkt en aandeelhouders).
de maatregel vereist, maar al in 2013 zullen voldoen aan bepaalde eisen zoals de kapitaalseisen conform Bazel III. Het rapport brengt de kwalitatieve impact op het bancaire bedrijfsmodel en dienstverlening in beeld van 38 maatregelen. Vervolgens is het cumulatieve effect van de vier meest ingrijpende maatregelen gekwantificeerd, namelijk:
•
Bazel III / CRD IV: dit betreffen voorstellen om de weerbaarheid van banken te vergroten. Het belangrijkste doel van de voorstellen is dat hierdoor de kwaliteit en kwantiteit van kapitaal die banken moeten aanhouden wordt verbeterd, liquiditeitsbuffers toenemen en het risicobeheer aanzienlijk dient te worden versterkt;
•
Bankenbelasting, de specifieke belasting van EUR 600 miljoen, welke vanaf medio 2012 door de banken betaald zal worden en naar de algemene middelen vloeit;
•
Ex ante depositogarantiestelsel (DGS): hiervoor wordt een fonds opgericht waarin banken per jaar minimaal EUR 400 miljoen zullen storten. Het doel van het fonds is om spaarders hun spaargeld uit te kunnen keren, indien een bank niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen;
•
Bail-in-debt (crisis management framework): in de Europese voorstellen voor crisismanagement is een maatregel opgenomen die toezichthouders de bevoegdheid geeft vreemd vermogen om te zetten in eigen vermogen op het moment dat een bank in de problemen komt.
Opzet onderzoek Dit rapport analyseert de impact van nieuwe regelgeving, die van wezenlijke invloed is op de manier waarop banken hun kernfunctie kunnen blijven vervullen. De nadruk van de analyse ligt op maatregelen die bedoeld zijn om de stabiliteit van het bankwezen te vergroten en welke op de stabiliteit de grootste impact hebben. Het onderzoek richt zich op de periode 2012 – 2015 omdat de piek bij de invoering van nieuwe maatregelen in de bancaire sector in de komende vier jaar zal liggen. Belangrijk is om hierbij op te merken dat voor het bepalen van effecten niet altijd uitgegaan mag worden van formele implementatietermijnen, die in sommige gevallen lopen tot 2019. De tucht van de markt betekent dat banken bijvoorbeeld niet in 2019 zoals
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
8 | Stapeling Regelgeving
Dit betekent dat schuldeisers van banken (financiers) mee moeten betalen aan eventuele verliezen van de bank. Een bank in de problemen krijgt hierdoor op dat moment meer ademruimte om te kunnen herstellen, waardoor het risico dat beroep moet worden gedaan op de overheid wordt verminderd. Bij het bepalen van de kwantitatieve impact van deze vier maatregelen voor de Nederlandse bancaire sector als geheel is eerst de uitgangssituatie, gecorrigeerd voor de belangrijkste Bazel III effecten (post migratie), vastgesteld. Vervolgens is het effect van bovenstaande regelgeving doorgerekend om inzicht te geven in de solvabiliteit, liquiditeit en rentabiliteit wanneer de banken geen maatregelen zouden treffen. Mede op basis van literatuurstudies en werksessies met bancaire experts en economen zijn de meest waarschijnlijke maatregelen die de banken dienen te nemen -acties ingeschat en het effect daarvan op de beschikbaarheid en prijsstelling doorgerekend. De banken kunnen in hoofdzaak de volgende maatregelen nemen:
•
kosten besparen;
•
nieuw kapitaal uitgeven;
•
kredieten herprijzen (rente op kredieten verhogen);
•
lange termijn financiering aantrekken ter vervanging van korte termijn ongedekte financiering (omdat lange termijnfinanciering minder herfinancieringsrisico’s met zich meebrengt en daarom beter is voor de stabiliteit van de bank. Dit komt tot uitdrukking in de voorgeschreven liquiditeitsratio);
•
balans laten krimpen (minder kredieten uitzetten bijvoorbeeld).
Elke keuze voor één van deze acties (of combinatie daarvan) heeft vervolgens een impact op het kredietverlenend vermogen van de banken en daarmee op de financiering van de Nederlandse economie. Inherent leidt de gevolgde methodiek en de voor het onderzoek beschikbare informatie tot een aantal beperkingen zoals de subjectiviteit van aannames (zie 4.3.2) en de representativiteit van de 2011 cijfers als basis voor de inschatting van de ontwikkelingen in de komende jaren. Tevens gaat het gehanteerde model uit van geaggregeerde cijfers voor de sector. De impact op het niveau van een individuele bank of binnenlandse c.q. buitenlandse activiteiten kan daarmee afwijken. Daarnaast worden de economische ontwikkelingen, bijvoorbeeld kredietverliezen, renteverwachtingen en vraag/aanbod interacties buiten beschouwing gelaten. Het model is daarom te kenmerken als een aanbodmodel. Verder zijn de effecten van Bazel III, DGS en bankenbelasting op dit moment reeds concreet en goed door te rekenen in het model. Bail-in debt als onderdeel van het crisismanagement pakket is evenwel een relatief nieuw begrip en omzetting in Nederlandse regelgeving moet nog plaatsvinden. Op basis van de reeds beschikbare studies is wel al duidelijk dat deze maatregelen een kostenverhogend effect zullen hebben op de financieringskosten van banken voor het aantrekken van vreemd vermogen met een looptijd tot na 2018 in de komende jaren. Dit betekent dat de berekende resultaten moeten worden gezien als een onderbouwde
en consequent doorgerekende inschatting, die niettemin onvermijdelijk omgeven is door onzekerheden. De plausibiliteit van de in de analyse gehanteerde methodiek en informatie is gevalideerd middels gesprekken met experts en economen uit de bancaire sector. Dit betreft met name de representativiteit van de 2011 cijfers en de gehanteerde aannames voor de doorrekening. Conclusies Uit het onderzoek naar de effecten van 38 maatregelen volgt dat de bancaire sector wordt geconfronteerd met regelgeving, die ieder aspect van het bancaire bedrijf raakt:
•
Zo zal de bank substantieel meer kapitaal moeten aanhouden, terwijl juist de financiering via de kapitaalmarkt onder druk staat.
•
Ook zullen de banken geconfronteerd worden met hogere financieringskosten en een lager resultaat uit overige dienstverlening.
•
Als gevolg van alle nieuwe wetgeving ontstaat een structurele toename van rapportage gerelateerde werkzaamheden, resulterend in meer druk op de bestaande organisatie.
•
De maatregelen leggen een groot beslag op de capaciteit van een bank om regelgeving te kunnen absorberen.
Het gezamenlijke effect van de meest ingrijpende maatregelen is gekwantificeerd. Dit betreft Bazel III / CRD IV, bail-in-debt, bankenbelasting en het depositogarantiestelsel (ex-ante DGS).
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
9 | Stapeling Regelgeving
Uit de analyse blijkt dat het gezamenlijke effect van deze maatregelen er toe leidt dat Nederlandse banken zonder aanpassingen in de aangeboden bancaire dienstverlening en het bankbedrijf niet kunnen voldoen aan de per 2015 gestelde wettelijke en/of door de markt verlangde (minimum)vereisten Het onderzoek toont aan dat met uitsluitend kostenbesparingen het onmogelijk is om de gestelde eisen te behalen. In de doorrekening wordt ervan uitgegaan dat banken in deze situatie overigens geen dividend uitkeren aan hun aandeelhouders. Tegelijkertijd is het in de huidige marktsituatie zo dat het vinden van nieuwe aandeelhouders zeer lastig, zo niet onmogelijk is. Daarmee resteren voor de bank ingrepen zoals het herprijzen van nieuwe kredieten, het aantrekken van lange termijn financiering ter vervanging van zogenoemde ongedekte korte termijn financiering, en het laten krimpen van de totale bankbalans. Op basis van deze beperkte mogelijkheden zijn verschillende scenario’s in beeld gebracht, waarbij wordt voldaan aan alle vereisten, die uit de regelgeving en markt voortvloeien. Het meest waarschijnlijk scenario dat is doorgerekend, waarin banken hun financieringsprofiel in beperkte mate kunnen aanpassen, leidt ertoe dat -na volledige winstinhouding om de solvabiliteit en liquiditeit te versterken- een cumulatieve krimp van € 200 miljard (ca. 9 procent van de totale activa) gecombineerd met een gemiddelde herprijzing van 0,80 tot 0,90 procent resulteert. Daarbij wordt dan uitgegaan van een kostenbesparing van 5 procent en het aantrekken van € 50 miljard aan
lange termijn financiering. In het rapport worden dit scenario, en andere varianten, nader uiteengezet. Een belangrijke uitkomst van de analyse is dat het relatieve effect van de bail-in-debt regelgeving zeer omvangrijk kan zijn. De impact wordt mede bepaald door de wijze waarop deze voorgenomen Europese regelgeving zal worden omgezet in nationale wetgeving. Een meer beperkte invoering gericht op specifieke vormen van financiering zal in Nederland minder grote gevolgen hebben dan een brede invoering, waarbij alle financiering door de toezichthouder kan worden omgezet in eigen vermogen. Hierbij wordt in het rapport eens temeer duidelijk dat maatregelen die risico’s beperken en een positief effect hebben op de stabiliteit van de bancaire sector, ten koste kunnen gaan van stimulering van de economie. Tegelijkertijd draagt het borgen van stabiliteit bij aan een vruchtbaar ondernemingsklimaat. Naast de bovengenoemde 38 maatregelen geeft het rapport ook een doorkijk naar nieuwe initiatieven voor regelgeving. Op dit moment wordt door wetgevers en autoriteiten nagedacht over additionele regels op het terrein van een banken unie, afscherming van nutsactiviteiten, een Europese financiële transactietaks of stamp duty en aanvullend macro prudentieel toezicht. De specifieke uitwerking hiervan kan het geconstateerde effect op de bancaire sector beïnvloeden. Met name een vergaande splitsing van Nederlandse banken zal de financieringsbehoefte via de kapitaalmarkt verder vergroten. Gezien de grote impact van het totaal aan maatregelen moet benadrukt worden dat de regelgeving niet alleen een directe financiële impact heeft,
maar ook van grote invloed is op de verandercapaciteit van banken. Met een grote hoeveelheid aan regelgeving gedreven projecten in het bankbedrijf is het – zeker in het huidig economisch klimaat - uitdagend voldoende middelen en capaciteit vrij te maken om ook initiatieven gericht op de klant, innovatie en commerciële doelen van de banken te realiseren. Samenvattend beperkt het totaal aan bestaande en nieuwe regelgeving aan de ene kant risico’s, biedt het meer transparantie en leidt het tot een betere informatievoorziening. Aan de andere kant leiden de onderzochte maatregelen tot een afname van kredietverstrekking en toename van kosten voor kredietverstrekking en afname van keuzemogelijkheden voor klanten van banken. Deze conclusie – specifiek van toepassing op de Nederlandse bancaire sector – wordt voor een belangrijk deel gedreven door de afhankelijkheid van de Nederlandse banken van financiering op de kapitaalmarkt dan wel de beperkte mogelijkheden om spaargelden aan te trekken. Deze beperking wordt versterkt door de Solvency II regelgeving die voor verzekeraars in ontwikkeling is en waarschijnlijk leidt tot een verminderde vraag naar obligaties uitgegeven door banken. Tot slot heeft de regelgeving gezamenlijk mogelijk een procyclisch effect, waarbij de additionele (externe) buffervereisten die via het DGS en de bankenbelasting wordt ingevoerd een direct beperkend effect hebben op de leencapaciteit van banken en mogelijk slechts een beperkte incrementele (in aanvulling op de verwachte effecten van Bazel III / CRD IV en bail-in-debt) versterking van de weerbaarheid van de sector tot gevolg heeft.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
10 | Stapeling Regelgeving
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland. © 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
11 | Stapeling Regelgeving
2. Werking bankbedrijf en omgevingsfactoren In Nederland is de bancaire sector vrijwel volledig verantwoordelijk voor de financiering van het bedrijfsleven en huishoudens. De belangrijke rol die banken daarmee innemen om de economische groei te faciliteren maakt dat de bancaire sector met een groot aantal belanghebbenden te maken heeft. De bancaire sector staat voor een grote uitdaging om het verloren vertrouwen bij deze belanghebbenden te herwinnen in een tijd waarin de economische crisis, de onzekere situatie op de financiële markten en de negatieve ontwikkeling van andere omgevingsfactoren bewegingsmogelijkheden beperken.
2.1 Introductie De Nederlandse bancaire sector vervult van oudsher een essentiële rol in de open Nederlandse economie. Banken hebben een spilfunctie in de economie door op effectieve en efficiënte wijze vraag en aanbod van financiële middelen en diensten bij elkaar te brengen.
•
Geconsolideerd: na enkele decennia van fusies bestaat de sector uit een beperkt aantal grote universele banken en een zeer diverse groep van middelgrote, kleinere en buitenlandse banken;
•
Relatief omvangrijk ten opzichte van andere sectoren: met een balanstotaal van de in Nederland gevestigde banken van circa 2.500 miljard (exclusief eventuele buitenlandse vestigingen) (2) biedt zij werkgelegenheid aan 131.656 mensen (2010) (3) en draagt zij met een aandeel van ruim 4% in het nationaal inkomen (2009) (4) relatief veel bij aan de Nederlandse economie.
•
Een belangrijk onderdeel van de Nederlandse financiële sector en daarmee voor het vestigingsklimaat voor (Europese) hoofdkantoren.
Meer dan 95% (1) van het bedrijfsleven ziet banken als de primaire partner voor kredietverlening. De bancaire sector verzorgt het (internationale) betalingsverkeer voor hun klanten. Daarnaast beheren banken de aan hen toevertrouwde spaargelden en voorzien zij particulieren van (hypothecair) krediet. Andere activiteiten zijn zakelijke diensten zoals het beheren van vermogen voor particulieren en institutionele beleggers, het voor ondernemingen en overheden plaatsen van emissies van obligaties en aandelen, het bewaren van effecten, het verzorgen van internationaal betalingsverkeer, het geven van kredietgaranties, het afhandelen van financiële transacties op de beurs of het afdekken van posities in vreemde valuta’s en rente. De Nederlandse bancaire sector is te typeren als:
•
Internationaal georiënteerd doordat zij van oudsher bedrijven bijstaat die over de grens willen ondernemen;
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
12 | Stapeling Regelgeving
2.2 Bedrijfsmodel bankbedrijf
Figuur 2: Vereenvoudigde weergave looptijdtransformatie ter illustratie 100%
Nederlandse banken vervullen zoals gezegd diverse functies in de economie. Banken treden onder andere op als adviseur, intermediair en als beheerder van ter beschikking gestelde gelden. Hoewel deze activiteiten voor banken belangrijk zijn, laat het bedrijfsmodel van de Nederlandse banken zich voornamelijk typeren als ’rentebedrijf‘. Hetgeen het aantrekken en uitzetten van financiële middelen aan zowel particulieren als ondernemingen inhoudt. Als bedrijf voegt een bank in deze rol maatschappelijk waarde toe door ’transformatie‘ van omvang, looptijden en risico van in- en uitgeleend geld.
30% 65% 50% 70% 35% 0% Bezittingen
Bron:
KPMG analyse gebaseerd op DNB informatie
Bezittingen Kredieten
Schulden Vreemd vermogen
Hypotheken Particulieren Kredieten Bedrijfsleven
2.2.1 Transformatie Deze functie kan worden geïllustreerd aan hand van de relatie tussen spaargeld en hypotheken en deze lichten we hieronder toe: Omvangtransformatie: door de relatief kleine bedragen op spaarrekeningen te accumuleren kan een bancaire instelling zijn klanten hypotheken met grotere omvang aanbieden. Men spreekt hier van een ’omvangtransformatie’. De spaarder wordt vergoed met rente over zijn tegoed en de woningeigenaar vergoedt de bank door rente over de schuld te betalen. Het verschil tussen beide vergoedingen vormt de brutomarge (voor aftrek van kosten) voor de bank.
Lange looptijd (>1 jaar)
Figuur 3: Vereenvoudigde weergave balans bankbedrijf
Om de effecten van de stapeling van regelgeving goed inzichtelijk te maken is het waardevol om de werking van een bank eerst te doorgronden. Derhalve volgt hieronder een uitleg.
1.
Schulden
Korte looptijd (<1 jaar)
Eigen investeringen Bron:
2.
Waardepapieren
Spaartegoeden Particulieren Leningen Kapitaalmarkt
Eigen vermogen
Kapitaal (aandeelhouders)
KPMG analyse
Looptijdtransformatie: naast de omvang speelt ook de looptijd van verplichtingen een belangrijke rol. De looptijd (opvraagbaarheid) van een spaarcontract is in de regel kort, enkele dagen tot weken. Daarentegen is de looptijd van een hypotheek lang, doorgaans een periode van 30 jaar (zie figuur 2). Omvangtransformatie gaat vaak samen met looptijdtransformatie.
3.
Risicotransformatie: door als tegenpartij tussen spaarder en lener op te treden worden meerdere risico’s naar de bank verplaatst. Dit wordt ’risicotransformatie’ genoemd. De bank neemt dan de risico’s van het uitlenen van geld van de spaarders over. Vervolgens mitigeert de bank deze risico’s door ze te spreiden over verschillende leners. Aan de terugbetaling worden strikte criteria aan leners gesteld. Ook worden risico’s afgedekt op de financiële markten.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
13 | Stapeling Regelgeving
Door omvang-, looptijd- en risicotransformatie zorgt een bank voor een efficiënte inzet van beschikbare middelen waardoor bedrijven en huishoudens rente op hun spaargeld krijgen en leningen kunnen afsluiten.
(slechts een fractie van de verstrekte leningen wordt niet terug betaald) is deze buffer, afgemeten ten opzichte van het balanstotaal (de zogenaamde leverage ratio) laag ten opzichte van niet financiële instellingen.
De invulling van de transformatiefunctie van de bank bepaalt de omvang en samenstelling van de balans. De rol van de bank als tegenpartij voor zowel schuldeiser als lener wordt ook gereflecteerd in de balans van een bankbedrijf (zie figuur 3). De bezittingen van een bank bestaan traditioneel uit verstrekte kredieten waaronder hypotheken, investeringen in waardepapieren en kasgeld. De schulden bestaan uit aangetrokken spaargelden, leningen (vreemd vermogen) van professionele tegenpartijen (bijv. verzekeraars, pensioenfondsen, beleggingsinstellingen) en vermogen verstrekt door aandeelhouders (kapitaal).
Dit eigen vermogen is onderverdeeld in twee categoriën: Tier 1 en Tier 2 kapitaal. Het verschil tussen de twee is de mate waarin de vermogensverschaffer vergoed wordt in geval van faillissement, met andere woorden de terugbetalingsplicht van de bank aan de eigen vermogensverschaffer toe. Deze is lager bij Tier 1 dan bij Tier 2 kapitaal. Er is zelfs een sub-categorie binnen Tier 1, het zogenoemde Core tier 1 kapitaal waar de terugbetalingsplicht geheel afwezig is.
Verstrekte kredieten dragen afhankelijk van de onderliggende activiteiten verschillende risico’s. Zo bepaalt de kredietwaardigheid van een kredietnemer het kredietrisico van deze ‘tegenppartij’. De essentie van het rentebedrijf is dat het bankbedrijf bij het transformeren deze risico’s beprijst en vanuit haar verantwoordelijkheid ten aanzien van toevertrouwde middelen te hoge risico’s uitsluit.
Voor de overige schulden dient een bank schuldeisers, ongeacht of dit nu particulieren of professionele investeerders betreft, een vergoeding te bieden die mede afhankelijk is van het risico dat een bank op zijn kredietportefeuille loopt. De mate waarin een bank kredieten kan verschaffen wordt bepaald door de omvang van de kapitaalspositie.
Tegenover de kredieten staan schulden in de vorm van aan de bank toevertrouwde middelen. Net als andere bedrijven houdt een bank zogenoemd eigen vermogen (kapitaal) aan om in een buffer te voorzien ingeval van verliezen op kredieten. Door de samenstelling van de balans en de relatief lage risico’s verbonden aan de kredietverlening van banken
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
14 | Stapeling Regelgeving
2.2.2 Balans en winst- en verliesrekening
Figuur 4: Vereenvoudigde weergave bedrijfsmodel bankbedrijf
Het bedrijfsmodel en het resultaat van een bank worden voornamelijk bepaald door de volgende factoren: rentebaten, vermogenskosten en overige opbrengsten (zoals provisiebaten en handelsactiviteiten).
Balanstotaal
x
Marge
= Verdiende fees
Het bedrijfsmodel van een bank bestaat primair uit een ‘rentebedrijf’ en daarnaast een ‘adviesbedrijf’. Het rentebedrijf, gedreven door eerder genoemde transformatiefunctie van de bank, genereert een rentemarge (de bank ontvangt meer rente dan ze betaalt), terwijl de adviesfunctie fee opbrengsten genereert. Gezamenlijk vormen de rentemarge en de fees de omzet van de bank (zie figuur 4). Kosten die de bank maakt komen hierop in mindering. Om te komen tot het resultaat dienen de risicokosten, bijv. afschrijvingen op beleggingen of leningen, en af te dragen belastingen afgetrokken te worden van het bruto resultaat. Wanneer een winst resteert kan deze onder meer worden gebruikt om het kapitaal te versterken of om uit te keren aan de aandeelhouders.
Omzet
-/Bedrijfskosten
-/Overige kosten
= Bruto resultaat
-/Naar risico gewogen activa
Risico kosten
= Resultaat voor belastingen
De risico’s voortvloeiend uit de balans van de bank (zoals kredietrisico of renterisico) bepalen de hoeveelheid kapitaal (buffer) die nodig is om onverwachte verliezen voortvloeiend uit deze risico’s te absorberen.
-/Belastingen
= Kapitaal
Bron:
Resultaat
KPMG analyse
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
15 | Stapeling Regelgeving
2.3 Belanghebbenden van banken
Verwachtingen van de voornaamste belanghebbenden Particuliere klanten
Burgers
Het overzicht hiernaast geeft inzicht in de belangrijkste belanghebbenden van banken en een weergave van hun verwachtingen.
• •
• •
Hieruit blijkt dat banken voor de uitdaging staan om aan een groot aantal verwachtingen van een diverse groep van belanghebbenden dienen te voldoen: een lastige “balancing act”. Deze uitdaging wordt nog vergroot door het feit dat de diverse groepen belanghebbenden niet gelijkvormig zijn en op verschillende manieren hun stem laten horen. Doordat de banken veelal international opereren zijn de belanghebbenden zowel nationaal als internationaal. Dit vergt bij het continu afwegen van diverse belangen uiterste nauwkeurigheid. De organisatie van de bank is hierop ingesteld.
• •
Hypotheekverstrekking Deposito’s tegen een zo hoog mogelijke rente Zekerheid
• •
Toegang tot financiering Gespecialiseerd advies
•
Redelijk rendement op het eigen vermogen
• • •
Dividend
Toezichthouders
• • •
Solide bancaire instellingen Klant centraal Marktwerking
Geen bonussen
Vermogenverschaffers
Veilig betalingsverkeer
Ondernemingen
Geen buitensporige rendementen
Duidelijkheid over juridische positie Voldoende zekerheid op terugkrijgen van hun inleg
Werknemers
• •
Werkzekerheid Concurrerend salaris voor specialisten
Overheid
• • Bron:
Beschermen belastingbetaler Financiering economische bedrijvigheid KPMG analyse
Het is in het belang van allen dat de bancaire sector een veilige, stabiele en betrouwbare dienstverlening blijft aanbieden.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
16 | Stapeling Regelgeving
2.4 Specifieke omstandigheden van de Nederlandse bancaire sector
Figuur 5: Specifieke omstandigheden
In onderstaande paragraaf wordt ingegaan op belangrijke omgevingsfactoren waar Nederlandse banken mee te maken hebben en een overzicht gegeven van een aantal specifieke omstandigheden waar de Nederlandse banken mee te maken hebben (zie figuur 5).
2.4.1 Open economie Meer dan 95% (1) van het bedrijfsleven ziet banken als de primaire partner voor kredietverlening. Het Nederlandse bedrijfsleven draait bovendien voor een belangrijk deel op de export (5) die eveneens door de bancaire sector wordt gefinancierd. Dat maakt dat de Nederlandse economie voor haar functioneren en groei sterk afhankelijk is van de bancaire sector. Het feit dat de Nederlandse economie zo sterk afhankelijk is van de export zorgt mede ervoor dat economische en politieke ontwikkelingen in Europa van grote invloed zijn op zowel de Nederlandse economie als de Nederlandse bancaire sector.
Europese schuldencrisis
Verwevenheid met de nationale overheid
Omgevingsfactoren
Ontwikkelingen op de vastgoedmarkt
Bron:
Open economie
Afhankelijkheid internationale kapitaalmarkt
Aangetast onderling vertrouwen tussen banken
KPMG analyse
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
17 | Stapeling Regelgeving
2.4.2 Afhankelijkheid van de internationale kapitaalmarkt Nederlandse banken moeten zich voor een groot gedeelte, meer dan 20% (6), op de (internationale) kapitaalmarkt financieren. De achtergrond hiervan is dat Nederlanders weliswaar veel sparen, maar hun spaargeld voor een groot deel verplicht onderbrengen bij pensioenfondsen en verzekeraars. Pensioenfondsen treden op hun beurt in beperkte mate op als financier van Nederlandse banken. Hierdoor is voor banken in Nederland ten opzichte van de rest van Europa relatief weinig spaargeld beschikbaar om de transformatiefunctie te vervullen (zie 2.2.1).
Pensioenfondsen treden op hun beurt in beperkte mate op als financier van Nederlandse banken. Anderzijds is de langlopende kredietverlening aan particulieren (>120% van het BBP in 2011) ten opzichte van andere landen (~60% voor de Eurozone) hoog (7). Hierdoor is het bedrag aan in Nederland uitstaande bedrijfsfinancieringen en hypothecaire leningen (in totaal circa 900 miljard euro) veel groter dan de in Nederland aan banken toevertrouwde particuliere spaartegoeden (circa 400 miljard euro): een verschil van circa 500 miljard euro, einde 2011 (2). Deze situatie staat bekend als de ’Retail Funding Gap‘.
2.4.3 Onderling vertrouwen tussen banken is aangetast Door de financiële crisis die startte in 2007 is het vertrouwen van de internationale kapitaalmarkt in banken aangetast. Dit heeft in de markt een ’reset‘ veroorzaakt in de manier waarop gedacht wordt over het niveau en de kwaliteit van de aan te houden kapitaalbuffers. Wat heeft geleid tot nieuwe regelgeving.
Figuur 6: Afhankelijkheid van de internationale kapitaalmarkt 2.500
Overige activa Buitenlandse activa
2.000
Binnenlandse hypotheken
EUR miljard
913 1.357
1.500
1.000
Overige binnenlandse retail-leningen
418
Overige passiva 401
Buitenlandse retail deposito's
388
Binnenlandse retail deposito's
172
101
Kapitaal
Bezittingen
Schulden
487 500 256 0
Leningen aan binnenlandse bedrijven
Retail funding gap
Bron:
DNB
Noot:
Cijfers gebaseerd op de zes grootste banken (ING, Rabobank, ABN AMRO, SNS Bank, Friesland Bank en NIBC). Cijfers 2de kwartaal tot en met 4de kwartaal 2011.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
18 | Stapeling Regelgeving
Banken zijn sinds het uitbreken van de crisis ook terughoudender geworden om geld aan elkaar uit te lenen. Hierdoor is de werking van de interbancaire geldmarkt verstoord. Dat maakt(e) het voor banken moeilijker hun transformatiefunctie uit te oefenen en heeft dus gevolgen voor de kredietverlening. Voor Nederlandse banken, met hun grote afhankelijkheid van de interbancaire geldmarkt, speelt dit in versterkte mate. Deze trend is versterkt door de Europese schuldencrisis. De ECB heeft eind 2011 en begin 2012 financiering, van in totaal EUR 1.000 miljard en met een looptijd van 3 jaar (8), verstrekt aan banken tegen gunstige tarieven. Deze financiering is door de banken vooral gebruikt ter vervanging van aflopende leningen op de kapitaalmarkt en gaf hierdoor indirect ondersteuning aan de instandhouding van kredietverstrekking van banken aan het bedrijfsleven en consumenten.
2.4.4 Ontwikkelingen op de vastgoedmarkten in Nederland De Nederlandse bancaire sector is met een bedrag van EUR 487 miljard (6) aan uitstaande binnenlandse hypotheken verreweg de belangrijkste financier van de Nederlandse woningmarkt. Daarbij is de totale Nederlandse hypotheekschuld eind 2011 bijna EUR 670 miljard. Dit is 111% van het BBP en daarmee het hoogste van de Eurozone. Daar staat tegenover dat de waarde van alle koopwoningen tweemaal zo hoog is als de hypotheekschuld. Daarnaast hebben huishoudens spaar(beleg)depots en vorderingen op pensioenreserves die de hypotheekschuld overtreffen (10).
Daarbij wordt opgemerkt dat op dit moment de woningmarkt grotendeels tot stilstand gekomen en volgens het Centraal Plan Bureau zal de woningwaarde verder onder druk komen als gevolg van de laagconjunctuur. Door een mogelijk oplopen van de werkloosheid en beperkte vraag naar huizen als gevolg van onduidelijkheid over het toekomstige woningmarktbeleid nemen de risico’s voor banken in deze markt toe. De omvang van de uitstaande vastgoedleningen aan vooral vastgoedbedrijven, beleggers en projectontwikkelaars is met EUR 80 miljard (9) van een andere orde, maar ook in deze markt nemen door de huidige economische ontwikkeling de risico’s voor banken toe.
2.4.5 Verwevenheid met de nationale overheid In de periode 2008 tot en met 2010 heeft een aantal grotere Nederlandse financiële instellingen staatssteun in de vorm van kapitaal ontvangen om de stabiliteit van het bancaire systeem te waarborgen. In de komende jaren zal, op basis van de huidige afspraken met de Europese Commissie, deze staatssteun moeten worden terugbetaald. Daarnaast is, als gevolg van het uiteenvallen van de Fortis Groep, de Nederlandse overheid eigenaar geworden van één van de Nederlandse grootbanken, ABN AMRO.
investering versterkt de relatie tussen de Nederlandse overheidsfinanciën en kredietwaardigheid en die van de bank. Voor de grotere, systeemrelevante banken geldt daarnaast dat de overheid de onvermijdelijke rol heeft dat zij als achtervang optreedt mocht een dergelijke systeemrelevante bank in de problemen komen. De overheid kan zich een faillissement van een systeembank niet permitteren, omdat dit kan leiden tot ernstige schade voor de rest van het financiële systeem en de reële economie. Deze ‘moral hazard’ is een belangrijk onderdeel van de discussies die hebben geleid tot nieuwe regelgeving.
2.4.6 Europese schuldencrisis De Nederlandse bancaire sector heeft slechts beperkte hoeveelheden gelden aan de Griekse, Ierse en Portugese overheden verstrekt. Verdere uitbreiding van de schuldencrisis naar Spanje en Italië zal echter wel de Nederlandse bancaire sector raken. DNB becijferde de totale vorderingen van Nederlandse banken per jaareinde 2011 op Spanje op EUR 32 miljard en op Italië op EUR 15 miljard (9). Indien de Nederlandse bancaire sector hier verliezen op zou moeten nemen zou dit een belangrijke aanslag op haar kapitaalpositie kunnen vormen. Hierdoor zou het risico ontstaan dat banken minder leningen aan huishoudens en bedrijven zullen verstrekken om hun kapitaalpositie op orde te brengen.
Ook leidt het toenemende gebruik van overheidsgaranties, bijvoorbeeld NHGgaranties, tot meer verwevenheid. Bazel III/CRD IV stimuleert investeringen in Nederlandse staatsobligaties en deze vorm van
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
19 | Stapeling Regelgeving
2.5 Samenvatting Uit bovenstaande valt te concluderen dat de bancaire sector in Nederland een bijzonder belangrijke functie vervult als financier van economische bedrijvigheid. Dit heeft mede tot gevolg dat de sector met een diverse groep belanghebbenden te maken heeft die grote verwachtingen van de sector heeft. De economische crisis en de ontwikkeling van andere omgevingsfactoren versterken deze druk en risico’s, waardoor de banken minder financiële bewegingsruimte hebben om aan die verwachtingen te voldoen. Daarbij is de verwevenheid met de overheid aanzienlijk.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
20 | Stapeling Regelgeving
3. Overzicht te implementeren regelgeving De bancaire sector wordt in de periode van 2012 tot 2015 met een grote golf aan nieuwe nationale en Europese regelgeving geconfronteerd. In totaal is sprake van minimaal 38 nieuwe wetten en regels en daarnaast honderden technische standaarden. Van een aantal individuele regels is de impact groot. Dan betreft het in het bijzonder de regelgeving met betrekking tot kapitaal en liquiditeit en het voorkomen van systeemrisico. Voor andere regels is de impact beperkter, maar stelt de omvang van veranderingen op zich de bank voor een uitdaging.
3.1 Introductie De kredietcrisis die in de zomer van 2007 vanuit de Verenigde Staten escaleerde tot een wereldwijde financiële crisis in 2008/2009 en aansluitend in de (overheids-) schuldencrisis in Europa, bracht een verandering in het denken over onzekerheden bij de uitoefening van het bankbedrijf teweeg. De afgelopen jaren hebben banken en beleidsmakers als reactie vele initiatieven ontplooid om herhaling in de toekomst te voorkomen. Zo zijn sinds het uitbreken van de financiële crisis, bovenop de uitgebreide bestaande regelgeving, alleen al op Europees niveau ruim 20 nieuwe maatregelen geïnitieerd die voor de meeste Nederlandse banken relevant zijn. In totaal zijn er 38 regels geïdentificeerd.
Daarnaast is een veelvoud aan technische standaarden en beleid ontwikkeld door de toezichthouders op Europees (EBA en ESMA) en nationaal niveau (DNB, AFM en Ministerie van Financiën). In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de regelgeving in voorbereiding, die in de eerstvolgende jaren van wezenlijke invloed is op het bankbedrijf en daarmee op de beschikbaarheid van bancaire diensten aan de samenleving. Naast de reeds ingrijpende veranderingen van bestaande regelgeving is hierbij ook sprake van een groot aantal nieuwe regels.
Er zal stilgestaan worden bij wet- en regelgeving die banken in de periode 2012 – 2015 hetzij wettelijk dan wel door de markt opgelegd dienen te implementeren. In die periode ligt, voor zover nu in te schatten het zwaartepunt van de implementatie werkzaamheden voor banken. De implementatie hiervan is verspreid over een periode van vier jaar, met als uitschieter het jaar 2013 waarin 16 van de in totaal 38 geïdentificeerde regels in werking zullen treden (zie figuur 7).
Aantallen regelgeving
Figuur 7: Regelgeving per jaar
12 12
4 4
2012
2013 Aanpassingen
Bron:
3
2 1
2014
2015
Nieuw
KPMG analyse
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
21 | Stapeling Regelgeving
De aantallen nieuwe regels en de impact van de individuele regels verschillen per categorie (zie figuur 8). Als categorieën zijn kapitaal en liquiditeit, systeemrisico, belastingen en overig gedefinieerd. De categorieën volgen uit de aard en het doel van de verschillende wet- en regelgeving. Zo richten regels in de categorie kapitaal en liquiditeit zich op versterking van kapitaals- en liquiditeitsbuffers.
Figuur 8: Impact per categorie van geselecteerde wet- en regelgeving
Daarbij wordt de grootste impact verwacht uit regel-geving op gebied van kapitaal en liquiditeit (Bazel III/CRD IV) en systeemrisico (zoals regelgeving rondom “bail-in-debt”).
Bron:
Focus
Cumulatief effect
Aantal regels
Kapitaal & Liquiditeit § 3.2.1
2
Systeemrisico § 3.2.2
7
Belastingen § 3.2.3
1
Overige regelgeving § 3.3
28
Beperkt effect Gemiddeld effect Hoog effect
KPMG analyse
Verwachtingen van de markt Hierbij merken wij op dat de formele invoeringstijd van de Bazel III/CRD IV regelgeving door de financiële markten buiten beschouwing gelaten wordt; zo worden de Europese banken door marktpartijen geacht reeds in 2013 te voldoen aan de gestelde vermogenseisen. De formele tijdslijnen en de inhoud van de wetgeving zijn overigens vaak nog onderhevig aan veranderingen. Dit komt enerzijds door een zorgvuldig te doorlopen besluitvormingsproces en anderzijds ook door veranderende economische omstandigheden.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
22 | Stapeling Regelgeving
3.2 Beschrijving belangrijkste te implementeren regelgeving Om inzicht te geven in het effect van de regelgeving op het bankbedrijf en op de beschikbaarheid van bancaire diensten aan de samenleving biedt deze paragraaf een nadere uitleg van de regelgeving. De grote omvang en diversiteit van de voorgestelde regelgeving vereist een selectieve en vereenvoudigde weergave en een beperking tot de 20 meest ingrijpende onderdelen zoals in
figuur 9 weergegeven. De overige regelgeving wordt op hoofdlijnen geadresseerd in paragraaf 3.3. In de bijlagen is een uitgebreider overzicht te vinden. In figuur 9 worden de verwachte tijdslijnen van de in te voeren regelgeving getoond. Daarbij wordt opgemerkt dat met effectief het moment wordt geduid waarop de bank moet voldoen aan de wet- en regelgeving.
3.2.1 Kapitaal en liquiditeit Bazel III (en de vertaling hiervan in Europese richtlijnen onder CRD IV) verhoogt de eisen ten aanzien van
kapitaalbuffers, risicoweging en liquiditeit, die vereist zijn voor het uitoefenen van een bankbedrijf. De regelgeving heeft ten doel de weerbaarheid van het bankbedrijf te vergroten door het vermogen om onvoorziene verliezen op te vangen te verhogen. Hoewel de hoofdlijnen al zijn bepaald op een aantal belangrijke punten zoals liquiditeitseisen, de hoogte van additionele buffers die systeembanken dienen aan te houden en additionele eisen op nationaal niveau, is er nog geen duidelijkheid over de uiteindelijke vormgeving.
Figuur 9: Verwachte tijdslijnen in te voeren regelgeving Focus
Wet / regelgeving
2012
2013
2014
2015
Kapitaal & Liquiditeit CRD IV (EU) / Bazel III § 3.2.1 IFRS 9 (EU) Systeemrisico § 3.2.2
Interventiewet (NL) Raamwerk herstelplan (NL) Ex ante DGS (NL) SIFI Buffer (NL / EU) Crisis management framework (EU) Crisis management framework (EU) – Bail in
Belastingen § 3.2.3
Bankenbelasting (NL)
Voorbereiding
Overige regelgeving § 3.3
AIFMD (EU)
Rechtsgelding / invoering
Consumer Credit Directive (EU)
Effectief
EMIR (EU) FATCA (VS) MAD II (EU) Provisieverbod (NL) SEPA (EU) Transparency Directive (EU) CRA II (EU) MiFID II (EU) PRIPs (EU) Bron:
KPMG analyse
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
23 | Stapeling Regelgeving
In de praktijk betekent dat de financiële markten vooruitlopend op de besluitvorming hierover, de banken dwingen om aan de verwachte eisen te kunnen voldoen. Kapitaal De eisen ten aanzien van het door banken aan te houden kapitaal worden als volgt verzwaard:
•
Banken moeten meer kernkapitaal aanhouden, namelijk 4,5% (dit kernkapitaal heet ook wel Core tier 1), en voor dit kernkapitaal gelden
bovendien de allerstrengste eisen;
•
Bazel III introduceert additionele opslagen (zogenaamde ‘kapitaalsbuffers’) voor het kernkapitaal van banken. De zogenaamde conservation buffer heeft een hoogte van 2,5% Core tier 1. Gecombineerd met de bovenstaande 4,5% eis betekent dat een 7% Core tier 1 kapitaaleis ten opzichte van de risicogewogen activa. Dat is een forse verhoging van de kernkapitaalseis, die onder Bazel II nog 2% was en waarvoor minder strenge kwaliteitsregels
golden;
•
Er wordt een anti-cyclische buffer (die tegen de economische conjunctuur in beweegt) van 0 tot 2,5% geïntroduceerd;
•
Systeembanken dienen nog een zogenoemde SIFI buffer aan te houden. Dit wordt in 3.2.2 nader toegelicht.
In de kwantitatieve analyse wordt met name aandacht besteed aan de effecten van de verzwaring van de aan Core tier 1 kapitaal gestelde eisen.
Figuur 10: Verandering van regelgeving met betrekking tot aan te houden kapitaal “Core tier I” Kapitaal
Totaal Kapitaal
Tier 1 Kapitaal
11,5 -16,5 % 9,5 - 14,5 %
1 – 3,5 %
8,0 – 13 % 1 – 3,5 %
10,5 –13 %
1 – 3,5 % 0 - 2,5 %
8,5 – 11 % 7,0 – 9,5 %
0 - 2,5 % 2,5 %
0 – 2,5 %
8,0 % 2,5 %
2,5 % 4,0 % 2,0 %
8,0 %
8,0 %
Oud
Bazel III
6,0 %
4,5 %
4,0 %
Bazel III
Oud
2,0 % Oud
Minimum buffer Bron:
Conservatieve buffer
Bazel III Anti-cyclische buffer
SIFI buffer
KPMG analyse
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
24 | Stapeling Regelgeving
Daarnaast dient als gevolg van Bazel III in een aantal situaties meer kapitaal te worden aangehouden ten opzichte van de risico gewogen activa:
•
•
Meer kapitaal bij kapitaalmarkttransacties. De hoogte van het aan te houden kapitaal is afhankelijk van het tegenpartijrisico, wat tot uitdrukking komt in de risicogewogen activa; Meer kapitaal aan te houden bij eigen handelsposities en deelnemingen in andere financiële instellingen.
Uit figuur 10 blijkt de forse verandering in de regels ten aanzien van kapitaal. Hoewel de toezichthouder geen additionele eisen heeft uitgevaardigd, heeft de stresstest van de EBA er toe geleid dat de markt een Core tier 1 ratio van 9% eist (11). Liquiditeit Naast de kapitaalseisen worden in Bazel III voor het eerst wereldwijd liquiditeitseisen gesteld aan de banken. Deze eisen zien toe op de mate waarin zowel aan directe betalingsverplichtingen als aan overige verplichtingen kan worden voldaan:
•
•
Op grond van de ‘Liquidity Coverage Ratio’ (LCR) dienen banken voldoende liquide middelen ter beschikking te hebben om te voldoen aan een stresssituatie die 30 dagen duurt; Op grond van de ‘Net Stable Funding Ratio’ (NSFR) dienen banken voldoende stabiele (lange) financiering aan te houden voor hun langlopende kredietverlening.
Verslaggevingaspecten Eind 2015 worden nieuwe verslaggevingregels (IFRS 9) verwacht die het effect van de Bazel III/CRD IV regelgeving zullen verzwaren. Op grond van de nieuwe regelgeving zullen waarschijnlijk veranderingen in de classificatie en waardering van de liquide activa plaatsvinden. Liquide activa (bijv. staatsobligaties) worden in de toekomst veelal tegen (lagere) kostprijs (na aftrek van kredietverliezen) gewaardeerd, waar de waardering op dit moment tegen marktwaarde geschiedt. Daarnaast leidt IFRS 9 waarschijnlijk tot wijzigingen in de rapportage van de verwachtte kredietverliezen, waardoor de kapitaalbuffers mogelijk extra onder druk komen te staan.
3.2.2 Systeemrisico Op dit moment worden wereldwijd voorstellen besproken om risico’s die samenhangen met de grootte en onderliggende verwevenheid van instellingen (zogenoemde systeemrisico’s) te mitigeren. De Europese Commissie heeft het ‘EU Crisis Management Framework’ gepubliceerd met de intentie deze in 2013 te laten omzetten in nationale regelgeving. In Nederland loopt DNB en het Ministerie van Financiën hier deels op vooruit met de invoering van een eigen ’Raamwerk Herstelplan‘ en de Interventiewet. Herstelplan Het ‘EU Crisis Management Framework’ stelt voor dat banken een herstelplan opstellen waarin zij aan hun nationale toezichthouder aangeven hoe zij in tijden van verhoogde stress de continuïteit zullen waarborgen. De bank zal ten behoeve van de toezichthouder een een resolutieplan
opstellen, dat de toezicht-houder een strategie geeft hoe een bank af te wikkelen, zonder dat dit ten koste gaat van de financiële stabiliteit. Een onderdeel van deze strategie kan zijn dat een bank kritische functies en het kernbedrijf van de bank economisch en juridisch dient af te splitsen. In Nederland loopt DNB en het Ministerie van Financiën hier op vooruit door het invoeren van het ’Raamwerk Herstelplan‘, waardoor herstel- en resolutieplannen al worden toegepast in de praktijk. Daarbij wordt opgemerkt dat de Europese voorstellen nog niet finaal zijn. Interventiewet Begin 2012 is in Nederland de ’Wet bijzondere maatregelen financiële ondernemingen‘ (in het kort: ’de Interventiewet‘) aangenomen. De Nederlandse Interventiewet geeft de Nederlandse toezichthouder en de Minister van Financiën verregaande rechten om, met toestemming van de rechter, in te grijpen om een dreigend faillissement van een bank te voorkomen. De belangrijkste nieuwe bevoegdheden van DNB zijn de verkoop van de instelling, de overdracht van de deposito’s aan een private partij met financiering vanuit het depositogarantiestelsel of de overdracht van activa en/of passiva (zie figuur 3) aan een derde partij. De Minister van Financiën kan, indien de stabiliteit van het financiële systeem bedreigd wordt, overgaan tot onteigening van een bank. Bail-in-debt Naast het opstellen van plannen geeft de Europese Commissie in het ‘EU Crisis Management Framework’ aan van plan te zijn om de juridische positie van bepaalde vreemd vermogen verschaffers (zie 2.2.2) te wijzigen om
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
25 | Stapeling Regelgeving
hen, indien een bank in moeilijkheden verkeert, verplicht te laten delen in de eventuele verliezen als gevolg van een herstructurering. Bail-in-debt is tegen deze achtergrond een verzamelnaam voor het vreemd vermogen dat op gezag van DNB omgezet kan worden in kapitaal. Op deze wijze worden de kosten van een faillissement voor de belastingbetalers verkleind. Om het risico van onteigening te accepteren zal de vreemd vermogen verschaffer een additionele vergoeding verlangen. Met als gevolg dat de banken bij de invoering van deze regelgeving geconfronteerd worden met stijgende (vreemd vermogen) financieringskosten. De uiteindelijke impact is echter nog onduidelijk, omdat nog geen helderheid bestaat over de vorm waarin deze regelgeving ingevoerd zal worden. Zo is de reikwijdte nog niet vastgesteld en bestaat nog geen uniforme definitie van het omslagpunt, het moment waarop het vreemd vermogen verplicht wordt omgezet in kapitaal. De voorstellen van de Europese Commissie verplichten banken om voldoende bail-in-debt aan te houden per 2018. Echter, ook hier zal de markt al in een eerder stadium rekening houden met de mogelijke effecten. SIFI buffers De ‘Financial Stability Board’ (FSB) heeft aangegeven dat zij van plan is om banken die systeemrelevant zijn voor het wereldwijde financiële systeem (Global SIFIs) te verplichten zich zwaarder te laten kapitaliseren. De hoogte van de zogenaamde Global SIFI buffer is nog niet exact bepaald maar bedraagt naar verwachting tussen 1% en 3,5%.
DNB en het Ministerie van Financiën willen daarboven op kapitaalseis van 1% tot 3% van de zogenoemde risicogewogen activa invoeren voor de banken die op nationaal niveau systeemrelevant zijn. Deze extra buffer zal geleidelijk (van 2016 tot 2019) opgebouwd dienen te worden en dient te bestaan uit kapitaal met het grootste verliesabsorberende vermogen (zogenoemd Core tier 1 kapitaal). Een hogere kapitaalbuffer verhoogt de weerbaarheid van een bank tegen onverwachte verliezen, waarmee de kans wordt verkleind dat de overheid een systeemrelevante bank op enig moment moet ondersteunen. Depositogarantiestelsel Het Nederlandse depositogarantiestelsel (DGS) garandeert spaartegoeden tot EUR 100.000 van particulieren en kleine ondernemingen mocht een bank niet aan haar klantenverplichtingen kunnen voldoen. Per 1 juli 2013 wordt het DGS van een ex-post gefinancierd stelsel in een exante gefinancierd stelsel gewijzigd. Beoogd wordt dat banken met een Nederlandse bankvergunning vanaf deze datum vooraf per kwartaal een bijdrage moeten leveren aan de opbouw van een fonds dat over 15 jaar een omvang zal moeten hebben dat gelijk staat aan 1% van de door de sector gedekte deposito’s. Bovendien zullen banken bovenop de genoemde bijdrage afhankelijk van hun risicoprofiel een risico-opslag van 25%, 50% of 100% moeten betalen aan het fonds. Hierdoor zal het fonds groter worden dan 1% en doorgroeien totdat 2% van de gedekte deposito’s in het fonds gestort zijn. Banken kunnen dit geld niet aanwenden voor kredietverlening.
De omzetting van een ex-post naar een ex-ante stelsel heeft als doel dat het faillerende bankbedrijf een bijdrage heeft geleverd aan het fonds en de kosten worden verspreid over een langere periode.
3.2.3 Belasting In Nederland heeft de wetgever een bankenbelasting van EUR 600 miljoen per jaar ingesteld. De bankenbelasting zal medio 2012 in werking treden en is van toepassing op de banken met een balanstotaal van meer dan EUR 20 miljard. De bankenbelasting zal berekend worden over de schulden van de banken, met uitzondering van de deposito’s, waarbij verplichtingen met een resterende looptijd korter dan een jaar twee maal zo hoog worden belast. Voor banken waarvan een bestuurslid een variabele beloning ontvangt die hoger is dan 100% van de vaste beloning (na twee jaar te verlagen tot 25%) wordt de belaste som met 10% verhoogd. De doelstelling van de bankenbelasting is dat de bancaire sector via deze weg een bijdrage levert aan de eerdere overheidsinvestering in de stabiliteit van de sector. Daarnaast heeft de belasting tot doel een prikkel te geven om, ter bevordering van de stabiliteit, langlopende financiering te stimuleren. DNB heeft het effect van de bankenbelasting op de kredietverlening geanalyseerd. Onder twee extreme scenario’s constateert DNB dat als gevolg van de belasting de kredietverlening aan Nederlandse bedrijven en huishoudens jaarlijks EUR 1,4 tot 28 miljard lager kan uitvallen (12).
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
26 | Stapeling Regelgeving
3.2.4 Staatsgesteunde banken In de periode 2008 tot en met 2010 is ABN AMRO genationaliseerd en hebben ook ASR Nederland, AEGON, ING en SNS REAAL staatssteun ontvangen. Voor het ontvangen van de kapitaalsteun wordt door de Europese Commissie eisen gesteld op instellingsniveau zoals het reduceren van activiteiten en beperkingen ten aanzien van de gehanteerde commerciële tarieven. Deze regels hebben tot doel verstoring van concurrentieverhoudingen te voorkomen en de last van de steunverstrekking mede door de ontvangende instelling te laten dragen. Ook moeten de banken de ontvangen staatssteun terugbetalen.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
27 | Stapeling Regelgeving
3.3 Beschrijving overige te implementeren regelgeving Naast de bovenstaande regelgeving is een groot aantal andere regelgevingstrajecten ingezet die kunnen worden onderverdeeld in de volgende categorieën: governance, toezicht en sectorspecifiek. Naast de overige regelgeving uit figuur 9 die tot de meest ingrijpende regelgeving werd gerekend wordt in figuur 11 ook de overige minder ingrijpende regelgeving getoond naar de voornoemde categorieën. Hierna volgt per categorie een toelichting.
3.3.1 Governance In het algemeen kan worden gesteld dat de nieuwe regels op het gebied van governance erop gericht zijn om het publieke vertrouwen in de sector te herwinnen. Dit kan door onder andere perverse prikkels te verwijderen en meer transparantie te realiseren. De initiatieven adresseren onder andere de kwaliteit van de organisatie en besluitvormingsproces van de bank. Een voorbeeld hiervan is het door de Europese Commissie geïnitieerde beleidsdocument ‘Corporate governance in Financial Institutions and Remuneration Policies’. Hierin worden onder andere de verschillende rollen en verantwoordelijkheden van bestuurders, toezichthouders en aandeelhouders beschreven. Ook worden de belangrijke thema’s beloning en belangenconflicten geadresseerd. Daarnaast zijn veel nieuwe regels erop gericht om banken helderder over de kenmerken van hun producten te laten
Figuur 11: Regelgeving bankbreed en product / markt specifiek Regelgeving bankbreed Governance / Beloning
Toezicht
• • • •
• • •
Regeling Ken uw klant Omnibus I en II European Bank Authority Directive
•
Credit Rating Agencies (CRA) II & III
•
Dodd-Frank Act
•
Code Banken Regeling beheerst beloningsbeleid Wft Regeling Geschiktheid Corporate Governance in Financial Institutions and Remuneration Policies Financial Conglomerates Directive
Regelgeving product / markt specifiek Kapitaalmarkt
Vermogensbeheer
• •
•
• •
Short Selling Regulation Markets in Financial Instruments Directive (MiFID) II European Market Infrastructure Regulation (EMIR) Central Securities Depositories Directive (CSDD)
•
Securities Law Directive (SLD)
•
Market Abuse Directive (MAD) II
• •
Transparency Directive Regeling Prospectusplicht
Provisieverbod
•
Investor Compensation Scheme (ICS)
•
Undertakings for Collective Investment in Transferable Securities (UCITS) IV Alternative Investment Fund Manager Directive (AIFMD) Packaged Retail Investment Products (PRIPs) Foreign Account Tax Compliance Act (FATCA)
• • •
Betalingen
Leningen / Hypotheken
• • •
•
Hypotheektarieven transparantie
•
Consumer Finance Protection (FSB)
Sparen
•
Consumer Credit Directive
•
•
Mortgage Credit Directive
Payment Services Directive (PSD) Electronic Money Directive (EMD) Single European Payments Area (SEPA) Deposit Guarantee Scheme (EU)
Bron: KPMG analyse
communiceren en hun dienstverlening te laten verbeteren.
de gestelde prudentiële (minimum-) eisen.
3.3.2 Toezicht
Verder houdt de AFM toezicht op het gedrag van financiële instellingen. Het doel van het toezicht is het vertrouwen in de bancaire sector te waarborgen.
In het algemeen stelt toezichtspecifieke regelgeving het toezichtkader vast waar de bancaire sector mee te maken heeft. Op de bancaire sector wordt door diverse instanties toezicht gehouden. DNB verstrekt bankvergunningen en ziet erop toe dat banken voldoen aan
Ook heeft de bancaire sector ook zelf het initiatief genomen om zelfregulering toe te passen om het vertrouwen in de sector te herstellen.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
28 | Stapeling Regelgeving
Op Europees niveau zijn recent een drietal sectorspecifieke toezichthouders benoemd, waarvan de EBA verantwoordelijk is voor de bancaire sector. De nieuwe toezichthouders zijn op dit moment bezig hun rol c.q. positie in te nemen. Een aantal Europese verordeningen, onder andere Omnibus I, legt vast wat de verantwoordelijkheden en activiteiten van de nieuwe toezichthouders zijn.
In sommige gevallen vervangt een nieuwe regel een oude (UCITS IV vervangt UCITS III). In andere gevallen dekt de regelgever een gebied af waar voorheen minimale regelgeving bestond. Zo wordt op Europees niveau de hele kapitaalmarktketen onder toezicht gesteld door middel van een achttal verordeningen en richtlijnen waarvan de eerder genoemde richtlijnen MiFID en EMIR leidend zijn.
3.3.3 Product/Markt specifiek
Dit beperkt de diversiteit van financiële instrumenten, door wie, hoe en waar deze instrumenten mogen worden verhandeld, welke publieke en klantenrapportages dienen te worden opgesteld en hoe de afhandeling van transacties plaatsvindt.
Het merendeel van de nieuwe regelgeving is specifiek voor een bepaalde markt of product opgesteld zoals de kapitaalmarkt (EMIR en MiFID II), het betalingsverkeer (SEPA en PSD), vermogensbeheer/ investeringsproducten (PRIPs) en hypotheken (de transparantierichtlijn voor hypotheken) en raken alle banken. Zij omschrijven naast crisisspecifieke maatregelen bijvoorbeeld ook regels om een gelijkwaardige, open (Europese) markt te creëren op het gebied van governance, toezicht, product- en prijstransparantie. De regelgeving beoogt diensten, producten en kosten begrijpelijker en duidelijker voor klanten te laten beschrijven. Zo bepalen deze regels veelal gedetailleerd welke informatie klanten moet worden verstrekt voordat zij gebruik kunnen maken van een dienst of product. Op zowel internationaal, Europees als nationaal niveau worden richtlijnen opgesteld. Zo wordt in Nederland in januari 2013 een provisieverbod ingevoerd, maar wordt op Europees niveau hetzelfde onderwerp als deel van de revisie van de MiFID nog druk bediscussieerd.
Voor vermogensbeheer worden nieuwe regels ingevoerd waaraan vermogensbeheerders dienen te voldoen. Banken die vaak optreden als vermogensbeheerders dienen hierbij een keuze te maken onder welk regime ze gaan vallen (AIFMD of UCITS IV). Zij dienen zich vervolgens in te richten conform de eisen van het gekozen regime.
3.4 Samenvatting Initiatieven voor regelgeving vinden plaats op zowel internationaal, Europees als nationaal niveau. De diverse beleidsmakers (overheden en toezichthouders) hebben hier ieder hun eigen ambitie om voor hen relevante doelstellingen te bereiken. Dit resulteert in een zeer groot aantal nieuwe regels waaraan in de periode 2012 tot 1 januari 2015 voldaan moet worden. De effecten van stapeling van regelgeving op zowel de bancaire sector als haar klanten zullen in het volgende hoofdstuk gecategoriseerd naar effecten op balans, bedrijfsmodel, operationeel model en verandercapaciteit worden toegelicht.
FATCA is fiscale wetgeving uit de Verenigde Staten die ook van toepassing is op Nederland gevestigde banken. FATCA is opgesteld met als doel inzicht te verkrijgen in de totale vermogenspositie van Amerikaanse bedrijven en particulieren ten behoeve van de belastingheffing daarover. Ook Nederlandse banken zijn verplicht om aan de Amerikaanse autoriteiten gedetailleerd inzicht te verschaffen in de klantbediening aan Amerikaanse ingezetenen, hetgeen leidt tot hogere administratieve kosten.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
29 | Stapeling Regelgeving
4. Effecten van stapeling van te implementeren regelgeving Het effect van stapeling van regelgeving op de bancaire sector is stevig en banken zullen niet in staat zijn om deze effecten volledig zelf te absorberen. De mate waarin banken dit effect aan de klant doorgeven hangt af van de door banken te nemen maatregelen. Onze kwantitatieve analyse laat zien dat afhankelijk van de gemaakte keuzes, de kredietverlening in de periode tot en met december 2015 mogelijk tot EUR 200 miljard zal afnemen. Daarnaast zal naar verwachting sprake zijn van prijsverhogingen en een versobering van de dienstverlening.
4.1 Introductie Het bankbedrijf is zoals in hoofdstuk 2, in de kern het transformeren van de looptijd, omvang en risico’s van financiële middelen. Het bankbedrijf haalt zijn omzet uit het rentebedrijf. Om dat te kunnen uitoefenen moeten zij zelf (vreemd en eigen) vermogen aantrekken. De veelheid aan nieuwe regels (hoofdstuk 3) hebben invloed op de dienstverlening van banken en op de mogelijkheden van banken om financiering aan te trekken.
Deze impact van de stapeling van regelgeving komt tot uitdrukking in (1) de balans; (2) het bedrijfsmodel en (3) het operationeel model van een bank. De impact van de stapeling van regelgeving verschilt weliswaar per bank maar kan systematisch geanalyseerd worden langs deze drie factoren. Ook heeft de veelheid aan regelgeving die op de bancaire sector afkomt ook een impact op de verandercapaciteit van de bank (4). Onder verandercapaciteit wordt verstaan de eigenschappen van het bankbedrijf, zoals de kennis en omvang van een bankbedrijf om tegemoet te kunnen komen aan de nieuwe eisen. Op al deze punten wordt in paragraaf 4.2 ingegaan.
In 4.3 wordt vervolgens stilgestaan bij de kwantitatieve impact die stapeling van een beperkt aantal regels (Bazel III, bail-in-debt, bankenbelasting en DGS) op de bancaire sector heeft. In 4.4 wordt ingegaan op de mogelijke effecten op de bancaire dienstverlening. In 4.5 volgt een beschrijving van de mogelijke effecten op de samenleving, waarna in 4.6 met een samenvatting wordt afgesloten. In figuur 12 wordt per factor ingegaan op de aard van de impact van de regelgeving.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
30 | Stapeling Regelgeving
Figuur 12: Impact van stapeling van een selectie van regelgeving Balans
Bedrijfsmodel
Operationeel model
Verandercapaciteit
CRD IV (EU) / Bazel III
IFRS 9 (EU)
Focus
Wet / regelgeving
Kapitaal & Liquiditeit § 3.2.1 Systeemrisico § 3.2.2
Interventiewet (NL) Raamwerk herstelplan (NL) Ex ante DGS (NL) SIFI Buffer (NL / EU) Crisis Management Framework (EU) Crisis Management Framework (EU) – Bail in
Belastingen § 3.2.3
Bankenbelasting (NL)
Overige regelgeving § 3.3
AIFMD (EU) Consumer Credit Directive (EU) EMIR (EU) FATCA (VS) MAD II (EU) Provisieverbod (NL) SEPA (EU) Transparency Directive (EU) CRA II (EU) MiFID II (EU) PRIPs (EU)
Bron:
KPMG analyse
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
31 | Stapeling Regelgeving
4.2 Kwalitatieve effecten van regelgeving op banken 4.2.1 Effecten van regelgeving op de balans van een bank Er is een aantal regels dat de bankbalans en dan met name de passivazijde (kapitaal en vreemd vermogen) direct beïnvloedt. Kapitaal Een bank zal zowel de omvang als de kwaliteit van haar kapitaalspositie moeten verbeteren om aan de door Bazel III gestelde eisen te kunnen voldoen. Voor bepaalde activa, zoals voor deelnemingen in financiële instellingen en voor tegenpartijrisico, dient additioneel kapitaal te worden aangehouden. Tevens verlangt Bazel III voor bepaalde (derivaten) transacties specifiek additioneel kapitaal. Voor grote bancaire instellingen geldt dat de FSB en de DNB de bevoegdheid hebben om additionele kapitaaleisen op te leggen in het kader van de Global en Domestic SIFI buffer. Voorzien wordt dat IFRS 9 voorts leidt tot een lagere waardering van vorderingen die op haar beurt tot een verlaging in de kapitaalspositie kan leiden. Een kleinere kapitaalspositie betekent dat banken minder mogelijkheden hebben om kredieten te verstrekken. Vreemd vermogen De mogelijkheden tot aantrekken van vreemd vermogen door een bank worden beïnvloed door de regelgeving zelf, maar ook door de voortdurende onzekerheid over de uiteindelijke regelgeving. De regelgeving bepaalt immers (direct) aan welke criteria vermogen dient te voldoen om mee te tellen als kapitaal en heeft, voordat de
regelgeving officieel is ingetreden, al invloed. De aankondiging van het plan om ‘bail-in-debt’ regelgeving in te voeren leidt daarnaast al tot veranderingen in de door investeerders geëiste vergoedingen voor vreemd vermogen. Door het Europese Crisis Management Framework (via bail-in) en de Nederlandse Interventiewet (via onteigening) lopen vreemd vermogen verschaffers het risico hun geld te verliezen in het geval van insolventie van de bank. Deze nieuwe regelgeving zal de bereidheid van investeerders om vreemd vermogen te verschaffen naar verwachting afnemen c.q. de vergoeding die zij daarvoor eisen doen toenemen. Hiermee nemen de kosten van vreemd vermogen voor de bank toe, wat leidt tot druk op de winstgevendheid en de mogelijkheid kapitaalbuffers te vormen van de banken. Tot slot ondervinden banken toenemende druk van de toezichthouder om het verstrekken van onderpand ter dekking van bankobligaties te beperken. Dit gebeurt onder andere door eisen die DNB stelt aan de kwaliteit van de balans van de individuele bank alvorens toestemming te geven om gedekte obligaties uit te geven. Dit leidt op korte termijn ertoe dat er minder ruimte is om gedekte bankobligaties uit te geven.
4.2.2 Effecten van regelgeving op het bedrijfsmodel van een bank Het bedrijfsmodel en het resultaat van een bank worden voornamelijk bepaald door de volgende factoren: rentebaten, vermogenskosten en overige opbrengsten (zoals provisiebaten en handelsactiviteiten). Verschillende
regelgeving heeft impact op verschillende onderdelen van het bedrijfsmodel. Rentebaten De Bazel III liquiditeitseisen verlangen dat een bank relatief meer liquide bezittingen (LCR) aanhoudt en minder langlopende leningen afsluit (NSFR). Een bank kan normaal gesproken een vergoeding vragen voor het langer uitzetten van gelden, zoals bij de verstrekking van lange termijn financiering. Als banken relatief meer liquide activa aan moet houden dan dalen de rentebaten. Vermogenskosten De nieuwe regelgeving vereist dat voor dezelfde activiteiten meer kapitaal aangehouden dient te worden waardoor de vermogenskosten stijgen. Verschaffers van kapitaal (of eigen vermogen) vragen immers een hogere vergoeding dan verschaffers van vreemd vermogen. De liquiditeitseisen van Bazel III (NSFR) zorgen ervoor dat banken ter financiering van langlopende kredietverlening meer langlopende financiering dienen aan te houden. Langlopende financiering is in de regel duurder dan korte financiering. Daarnaast zal de eerder besproken reductie in beschikbaarheid van ongedekte leningen door de ‘bail-in’ regelgeving, de kosten van vreemd vermogen naar verwachting substantieel verhogen. De kosten van het aanhouden van deposito’s ter financiering van de bankactiviteiten gaan omhoog door de invoering van een ex-ante DGS stelsel. De invoering van dit stelsel dienen banken vanaf juli 2013 te financieren, hetgeen tot additionele financieringskosten leidt.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
32 | Stapeling Regelgeving
Figuur 13: Impact van geïdentificeerde regelgeving op bedrijfsmodel 1. Balanstotaal
Marge
x
3
3 10
=
Verdiende fees 1
6 13 14 15 22 23 25 26 27 28
Omzet
-/Bedrijfskosten
1 4 5 6 7 8 9 13 14 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
-/Overige kosten 11 12 20
= Bruto resultaat
-/Naar risico gewogen activa 3 9 20
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
Risico kosten
22.
=
23. 24. 25.
Resultaat voor belastingen
-/-
26. 27. 28. 29.
Alternative Investment Fund Manager Directive (AIFMD) Bankenbelasting Capital Requirements Directive (CRD) IV Central Securities Depositories Directive (CSDD) Common Reporting (COREP) Revision 3 Consumer Credit Directive (CCD) Consumer Finance Protection (CFP) Corporate Governance in Financial Institutions and Remuneration Policies Credit Rating Agencies (CRA) II Crisis Management Framework (EU) Ex-ante DGS (NL) Deposit Guarantee Scheme (EU) Electronic Money Directive (EMD) European Market Infrastructure Regulation (EMIR) Foreign Account Tax Compliance Act (FATCA) Financial Conglomerates Directive Financial Reporting (FINREP) revision 3 Hypotheektarieven transparantie Investor Compensation Scheme (ICS) International Financial Reporting Standards (IFRS) Market Abuse Directive & Regulation (MADII) Markets in Financial Instruments Directive & Regulation (MiFID) II Mortgage Credit Directive (MCD) Omnibus 1 Packaged Retail Investment Products (PRIPs) Payment Services Directive (PSD) Provisieverbod Undertakings for Collective Investment in Transferable Securities (UCITS) IV Transparency Directive
Belastingen 2
= Kapitaal
Bron:
Resultaat
KPMG analyse
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
33 | Stapeling Regelgeving
Zie figuur 13 voor een schematische weergave van de 27 van de 38 geïdentificeerde regels die het bedrijfsmodel raken, waarbij aanvullend de aanpassingen van de rapportagevereisten COREP en FINREP zijn meegnomen. De overige 11 regels hebben geen impact op het bedrijfsmodel of de implementatie van deze regelgeving is nog onvoldoende duidelijk is om te duiden waar de impact op bedrijfsmodel terecht zal komen. Deze 11 regels zijn: Code Banken, Dodd-Frank, Geschiktheidtoets, Interventiewet, Ken uw klant, Omnibus II, Prospectusplicht, Raamwerk Herstelplan, SLD, SSR en Regeling beheerst beloningsbeleid.
Samenvattend leidt de stapeling van regelgeving tot lagere rentebaten, hogere vermogenskosten en verminderde winstgevendheid uit overige dienstverlening. Bovendien werken eerder genoemde omgevingsfactoren (zie 2.4) onder andere op de volgende wijze versterkend:
•
Banken dienen in tijden van crisis een deel van hun winsten aan te wenden om voorzieningen te vormen voor verwachte kredietverliezen;
•
De handel voor cliënten op de internationale kapitaalmarkten in aandelen, obligaties, grondstoffen en valuta vereisen in toenemende mate grote investeringen in IT;
Overige activiteiten Nieuwe regelgeving introduceert een aantal heffingen en belastingen waardoor de kosten van verschillende producten en activiteiten zullen toenemen. Niet voor elk (type) bank is de impact even groot. Onderstaand wordt op hoofdlijnen aangegeven welke effecten de stapeling van de regelgeving heeft:
•
•
Kapitaalmarkttransacties worden zowel door Bazel III (additioneel aan te houden kapitaal) als door EMIR (additioneel aan te houden onderpand en verplichte afwikkeling via de beurs) zwaarder gereguleerd en daarmee voor banken duurder om aan te bieden; MiFID: beperkt het klantenaanbod door klantsegmentatie, EMIR zorgt daarnaast voor een beperking van de potentiële klantengroep die producten (hoofdzakelijk dervivaten) kan afnemen omdat een klant bereid moet zijn meer onderpand te verstrekken.
•
Vermogensverschaffers zullen niet snel banken compenseren voor toegenomen stabiliteit door lagere vermogenskosten in rekening te brengen. Dit is het gevolg van het feit dat vreemd vermogen verschaffers eerst nog moeten worden overtuigd van het feit dat banken inderdaad stabieler zijn geworden.
4.2.3 Effecten van regelgeving op het operationele model van een bank De regelgeving heeft in verschillende mate een effect op de effectiviteit en efficiëntie van het operationele model, en daarmee op de kosten, van de banken. In deze rapportage verstaan we onder het operationele model: de organisatie en processen alsmede de infrastructuur die een bank nodig heeft om te kunnen functioneren.
Uit de kwalitatieve analyse blijkt dat nieuwe regelgeving verschillende bancaire diensten en processen op diverse punten beïnvloeden. In onderstaande wordt ingegaan op welke wijze deze invloed merkbaar is. Efficiëntieverhogend en kostenverlagend De nieuwe regelgeving heeft voordelen en nadelen voor het bankbedrijf. De baten zijn grotendeels toe te wijzen aan de nadruk op risicomitigatie en wellicht standaardisatie. De nadelen liggen veelal op het gebied van uitleg en rapportage. Het merendeel van nieuwe regelgeving wordt op Europees niveau vastgelegd. Dit leidt ertoe dat banken hun organisatie, processen en producten steeds meer kunnen standaardiseren voor de Europese markt. Dit leidt er op de langere termijn toe dat er mogelijkheden tot schaalvoordelen kunnen ontstaan. Op de korte termijn is er echter sprake van een veelheid aan regels waar banken mee om moeten gaan wat een additionele tijdsinspanning vergt. Efficiëntieverminderend en kostenverhogend Op een aantal terreinen wordt additionele regelgeving opgesteld die ertoe leidt dat de interne organisatie, in ieder geval op de korte termijn, zwaarder dient te worden ingericht en een stevigere infrastructuur moet worden opgetuigd. Organisatie Nieuwe regelgeving stelt additionele, overkoepelende (Bazel III) en productspecifieke (PSD, MiFID, EMIR) eisen aan risicomanagement en de compliance functie. Daarnaast zal het testen van de bedrijfsprocessen en de
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
34 | Stapeling Regelgeving
IT-organisatie als gevolg van de regels ter vermindering van systeemrisico tot meer werk voor de compliance afdeling leiden. Ook maken additionele wensen van toezichthouders dat het bankbedrijf structureel onderhevig is aan meer verantwoording en rapportage (CRD IV toezichtrapportages). Bovendien heeft de bancaire sector te maken met een geheel vernieuwd toezichtkader op Europees niveau met, sinds 2011, nieuwe toezichthouders (zoals de EBA en ESRB). Dit maakt verantwoording afleggen complexer. Tevens wordt in meerdere nieuwe regels de verstrekking van klantspecifieke informatie verlangd (FATCA, UCITS, MiFID). Ook wordt regelgeving geïntroduceerd waar voorheen geen regelgeving bestond (EMD, EMIR, MCD, SLD etc.). Tot slot zullen de toegenomen kwalificatie-eisen voor personeel op grond van verschillende governance en sectorgebaseerde wetgeving er mogelijk toe leiden dat hoger opgeleid personeel dient te worden
aangetrokken waarmee hogere loonkosten dan voorheen zijn gemoeid. Samenvattend zal de stapeling van regelgeving er toe leiden dat de organisatie op de korte termijn zwaarder moet worden opgetuigd. IT Infrastructuur De IT infrastructuur van de bancaire sector zal significant veranderen. Dit is vooral terug te voeren op product- en sectorspecifieke regelgeving waaraan banken die deze producten voeren dienen te voldoen. Zie figuur 14 voor de van toepassing zijnde regels vanuit het totaal aan 38 geïdentificeerde regels. Daarnaast is het terug te voeren op de rapportage-verplichtingen van onder andere Bazel III. Daarnaast leidt de nieuwe regelgeving tot de mogelijkheid van verdere standaardisatie hetgeen een aantal voordelen heeft voor de IT infrastructuur: nationale producten worden vervangen door Europese producten, maatwerk zal reduceren en er bestaan meer mogelijkheden voor het gebruik van genormeerde,
standaard software en outsourcing. Tevens zal het aantal externe systeemkoppelingen afnemen doordat producten van leveranciers zich ook harmoniseren. Een afname van complexiteit kan positief bijdragen aan de veiligheid en stabiliteit van bancaire systemen. Daarnaast zal wetgeving zoals Bazel III, UCITS en MiFID de ontwikkeling van een volledig en accuraat beeld van de klant en de aan hem verstrekte bankproducten ondersteunen. Concluderend zal sprake zijn van enerzijds druk op nieuwe IT investeringen om aan een reeks nieuwe regelgeving te voldoen. Anderzijds zijn in de toekomst kostenbesparingen mogelijk als gevolg van standaardisatie.
Figuur 14: Overzicht geïdentificeerde regelgeving voor specifieke bancaire diensten Kredietverlening
Betalingsverkeer
Kapitaalmarkt
• •
• • •
•
Central Securities Depositories Directive (CSDD)
•
European Market Infrastructure Regulation (EMIR)
• •
Market Abuse Directive (MAD) II
• • • •
Regeling prospectusplicht
• •
Consumer Credit Directive Consumer Finance Protection (FSB) Mortgage Credit Directive Hypotheektarieven transparantie
Sparen
• •
Bron:
Ex-ante DGS (NL) Deposit Guarantee Scheme (EU)
Electronic Money Directive (EMD) Single Euro Payments Area (SEPA) Payments Services Directive (PSD)
Vermogensbeheer
•
Alternative Investment Fund Manager Directive (AIFMD)
• • • • •
Investor Compensation Scheme (ICS) Foreign Account Tax Compliance Act (FATCA) Packaged Retail Investment Products (PRIPs) Provisieverbod
Markets in Financial Instruments Directive & Regulation (MiFID) II
Securities Law Directive (SLD) Short Selling Regulation Transparency Directive
Undertakings for Collective Investment in Transferable Securities (UCITS) IV
KPMG analyse
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
35 | Stapeling Regelgeving
4.2.4 Effecten van regelgeving op de verandercapaciteit van een bank De veranderende wensen van klanten, toezichthouders, overige belanghebbenden en technologische innovaties maken dat het bankbedrijf structureel bezig is met veranderingen in de organisatie. De stapeling van de regelgeving is aanzienlijk. Op Europees niveau moet een bank meer dan 25 nieuwe verordeningen en richtlijnen volgen, waarvan het alles overkoepelende doel is om de bancaire sector te versterken, opdat de sector in staat is economische schokken op te vangen en tevens in staat is en blijft om de economie te financieren en te laten groeien. Een complexe richtlijn als Bazel III genereert tot 70 afgeleide, gedetailleerde technische standaarden binnen een periode van twee à drie jaar. Het implementeren van de veranderingen met betrekking tot de nieuwe regelgeving zal leiden tot een verminderde aandacht van het management op het initiëren en implementeren van andere veranderingen, bijvoorbeeld initiatieven gericht op betere bedieningsconcepten.
veranderingen bovendien complexer omdat een substantieel deel van de nieuwe regelgeving nog in ontwikkeling is. Daardoor is er geen stabiele basis waarop gewerkt kan worden. Echter, de invoeringstermijnen staan wel vast, zodat nieuwe technische standaarden en implementatie daarvan binnen de banken onder zeer grote druk tot stand komen. Dit zal onvermijdelijk tot fouten leiden. Hierdoor is het voor banken niet werkbaar om implementatie uit te stellen tot meer over de regelgeving bekend is.
Nieuwe regelgeving maakt een bank mogelijk minder flexibel in het doorvoeren van veranderingen, de nieuwe situatie zal immers ook moeten voldoen aan deze regelgeving en de informatiebehoefte die deze regelgeving met zich meebrengt. Als gevolg hiervan zullen veranderingen die voor producten of operaties efficiënt en/of gewenst zijn niet doorgevoerd worden wanneer deze niet voldoen aan de regelgeving. In de huidige tijd is het doorvoeren van
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
36 | Stapeling Regelgeving
4.3 Kwantitatieve effecten van stapeling van regelgeving op bancaire dienstverlening 4.3.1 Introductie In aanvulling op de kwalitatieve analyse zoals weergegeven in voorgaande paragrafen worden in deze paragraaf de mogelijke kwantitatieve effecten middels een projectie inzichtelijk gemaakt. Deze analyse betreft primair de effecten op het bedrijfsmodel van de bank, en daarmee de bancaire dienstverlening. Eventuele macro economische effecten zoals de ontwikkeling van de vraag naar kredietverlening onder verschillende economische scenario’s of het verlaagde risico voor toekomstige staatssteun als het gevolg van de versterkte wet- en regelgeving zijn niet meegenomen in deze analyse. Allereerst wordt de methodiek met daarbij de belangrijkste aannames beschreven. Vervolgens wordt geïllustreerd wat de effecten van regelgeving voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015 zijn waarbij er nog geen rekening wordt gehouden met door de banken te nemen maatregelen. Op basis van deze uitkomst wordt stilgestaan bij de acties die de sector kan overwegen om in overeenstemming te komen met de vereiste target ratio’s en de haalbaarheid ervan. Vervolgens wordt het meest waarschijnlijke pakket aan maatregelen (zoals bepaald in overeenstemming met de sector) doorgerekend om te laten zien wat de effecten kunnen zijn op de balansomvang en rentabiliteit van de sector. Tot slot laat een gevoeligheidsanalyse zien hoe de verschillende
aannames en maatregelen de ratio’s beïnvloeden.
4.3.2 Methodiek Een gedetailleerd beeld van de impact van de stapeling van wet- en regelgeving is alleen mogelijk indien men in staat zou zijn om alle individuele migratieplannen van banken samen te nemen. Vanuit concurrentieoogpunt kunnen en willen banken deze informatie niet publiek maken en daarom is gekozen om een model te gebruiken dat op geconsolideerd niveau voor de Nederlandse bankensector een beeld geeft door generieke aannames te hanteren. Het model dat ten grondslag ligt aan de analyse projecteert de 2011 geaggregeerde balans gecorrigeerd voor de belangrijkste Bazel III effecten (post implementatie) en winstgevendheid tot en met 2015 (2), (13), (14) en (15). Hoewel de relevante regelgeving gefaseerd wordt ingevoerd over de periode eindigend in 2018, is de verwachting dat de ‘tucht van de markt’ de banken noodzaakt om al in 2013 te voldoen aan de Bazel III kapitaals- en liquiditeitseisen. De balanssamenstelling van 2011 van de geconsolideerde Nederlandse banken (2) wordt als uitgangssituatie gehanteerd op basis waarvan de effecten voor de periode januari 2012 tot en met december 2015 berekend zijn. Er is uitsluitend van publieke informatie gebruik gemaakt. Waar noodzakelijk zijn inschattingen gehanteerd. De regelgeving die in ogenschouw wordt genomen bestaat uit:
•
Bazel III (zie 3.2.1 voor nadere toelichting);
•
Kosteneffecten m.b.t. bail-in-debt (zie 3.2.2 voor nadere toelichting op bail-in-debt);
•
Ex-ante depositogarantiestelsel (DGS) (zie 3.2.2 voor nadere toelichting);
•
Bankenbelasting (zie 3.2.3 voor nadere toelichting).
De keuze voor bovenstaande onderdelen volgt uit de verwachting dat deze regels de grootste effecten op het bedrijfsmodel van de banken hebben en voldoende kwantificeerbaar zijn. Vanuit Bazel III of de financiële markten volgt een aantal minimale ratio’s waaraan de banken dienen te voldoen. Deze staan, naast beschikbaarheid en prijsstelling van kredieten, centraal in de analyse. De analyse begint met de uitwerking van de uitgangssituatie. Hierbij is, een aantal aannames gehanteerd om een zo goed mogelijk beeld te schetsen van de periode januari 2012 tot en met december 2015. Deze aannames zijn voorgelegd aan bancaire experts en economen. Buiten de aannames worden in de uitgangssituatie geen acties door de sector verondersteld om de voornoemde ratio’s te verbeteren. Aannames De belangrijkste aannames (zie 4.3.7 voor een gevoeligheidsanalyse omtrent deze aannames) zijn:
•
Banken voeren een structurele kostenbesparing door van 5%;
•
Er is sprake van een cumulatieve balansgroei van EUR ~90 miljard; Op basis van onze gesprekken met de sector volgt deze toename onder meer uit de verwachting dat
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
37 | Stapeling Regelgeving
Nederlandse banken dienstverlening van terugtrekkende buitenlandse kredietverstrekkers overnemen en de aflossing van door derden verstrekte financiering van woninghypotheken die aanstaande is (groei van funding gap);
•
2,5% natuurlijke groei van toevertrouwde middelen (bestaande uit Nederlandse spaargelden en gelden aangetrokken in buitenlandse markten waarin Nederlandse banken opereren), dit wordt gebruikt om kortlopende marktfinanciering af te bouwen. Dit ligt lager dan de historisch geobserveerde en verwachte groei van Nederlands spaargeld doordat het de verwachting is dat, tenzij het Europese DGS snel wordt ingevoerd, buitenlandse toezichthouders in toenemende mate beperkingen zullen opleggen aan buitenlandse banken die in hun markten opereren wat een remmende werking heeft op de aanwas van buitenlands spaargeld.
•
Winsten worden ingehouden ter versterking van de kapitaalspositie (m.a.w. er wordt geen dividend uitgekeerd). De winst wordt gebruikt om liquiditeiten aan te schaffen die meegeteld worden in de berekening van de LCR;
•
De resterende staatssteun inzake de bankbedrijven (EUR ~3,3 miljard nominaal) wordt in zijn geheel in 2015 terugbetaald;
•
Lange financiering die door banken is aangetrokken en in de periode 2012-2015 afloopt kan worden vervangen door financiering met soortgelijke looptijden (geen
additioneel negatief effect op NSFR);
•
De lokale toezichthouders moeten de exacte regels nog vaststellen waaronder zij het bail-in regime willen uitvoeren, maar door de Europese Commissie is reeds aangegeven dat er geen sprake zal zijn van een uitzonderingspositie op de reeds aangetrokken schuld door banken (“no grandfathering”). Daardoor is de huidige consensus in de markt dat vreemd vermogen verstrekkers voor bankverplichtingen die na 2018 aflopen een opslag uit hoofde van dit nieuwe risico (conversie) zullen hanteren. De kosten die gemoeid zijn met bail-in-debt (zie 3.2.2.) worden in het model gefaseerd over de periode 2012-2015 en zijn berekend met een opslag ten opzichte van de huidige financieringslasten van 50 basispunten (100 basispunten is gelijk aan 1 procent). Hierbij hanteren we de aanname dat uiteindelijk door de toezichthouder gebruik wordt gemaakt van een alomvattende omvang aan vreemd vermogen dat gebruikt kan worden door de toezichthouder om te converteren naar eigen vermogen. Deze omvang bedraagt 40% van het vreemd vermogen. Deze gehanteerde opslag ligt aanzienlijk lager dan de verwachte opslag die volgt uit een marktonderzoek van JP Morgan (16) maar hoger dan de opslag van 0,28% zoals berekend in een recente impactstudie van de Europese Commissie (17). De reden hiervoor is dat de Europese Commissie namelijk twee belangrijke aannames hanteert in de impactstudie die een dempend effect hebben op de kosten die
slechts op de langere termijn zullen gelden of in Nederland slechts een beperkt effect zullen ressorteren in onze optiek;
•
De EC meent dat door het gebruik van bail-in in combinatie met overige onderdelen van het crisismanagementpakket zal de LGD (loss given default ofwel verwachte verlies) die obligatiehouders in de toekomst ervaren lager zijn dan het historisch gemiddelde en derhalve zullen zij met een lagere risico-opslag genoegen nemen;
•
De EC meent dat de markt er vanuit zal gaan dat hoewel bailin in principe toegepast kan worden op alle banken, in de praktijk toezichthouders dit instrument alleen zullen gebruiken voor systeem relevante banken. Hierdoor zouden de totale kosten voor de bankensector lager uitkomen. Gelet op de specifieke omstandigheden van de Nederlandse bancaire markt (dominante positie voor aantal systeemrelevante banken) zal dit effect relatief beperkt zijn.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
38 | Stapeling Regelgeving
Beperkingen Inherent aan de methodiek en de beschikbare informatie is sprake van een aantal beperkingen. Naast de eerdergenoemde aannames en de representativiteit van de 2011 cijfers voor de komende jaren zijn de belangrijkste beperkingen:
•
•
•
Het model is gebaseerd op geaggregeerde cijfers voor de sector (2) waardoor resultaten voor individuele banken of binnenlandse c.q. buitenlandse activiteiten significant anders kunnen zijn. Wij wijzen in dit kader op de mogelijkheid dat banken individueel nog voordelen kunnen behalen door de balanssamenstelling te optimaliseren waardoor de macro effecten anders tot uitdrukking kunnen komen; Economische ontwikkelingen, bijv. kredietverliezen, renteverwachtingen, verslechtering van de vastgoedmarkt, en vraag/aanbod interacties zijn buiten beschouwing gelaten. Het model is te kenmerken als een aanbodmodel; De effecten van Bazel III, DGS en bankenbelasting zijn op dit moment reeds erg concreet en goed te verifiëren. Echter, bail-indebt als onderdeel van het crisismanagement pakket dat ter beschikking staat van toezichthouders is een relatief nieuw begrip. Er is recent een pakket aan maatregelen ingediend door de Europese Commissie (juni 2012) maar een en ander moet nog in nationale wet- en regelgeving worden verwerkt waarbij lokale toezichthouders nog belangrijke keuzes moeten maken met betrekking tot het voorgestelde raamwerk. Hierdoor is er nog
aan de eis te voldoen. Derhalve lijken de gestelde 7,0%-9,5% Core tier 1 ratio in 2015 onvoldoende;
sprake van aanzienlijke onzekerheid in de markt. Tegelijkertijd zijn experts (en ook de Europese Commissie middels een impactstudie (17)) ervan overtuigd dat deze maatregelen een kostenverhogend effect zullen hebben op de financieringslasten van banken. Omdat is aangegeven dat er geen “grandfathering” zal worden toegepast lijkt het aannemelijk dat de markt dit zal inprijzen voor financieringen met een einddatum na de beoogde 2018 implementatiedatum. Dit betekent dat de berekende resultaten moeten worden gezien als een goed onderbouwde inschatting, die niettemin onvermijdelijk omgeven is door onzekerheden.
•
Leverage ratio: 3,5% Om bewegingen bij marktvolatiliteit op te kunnen vangen is de minimum ratio van 3,0% in 2015 onvoldoende;
•
NSFR: 110% Op basis van onze gesprekken met de sector volgt dat een target ratio van 110% toereikend wordt geacht om op continue basis aan de wettelijke minimumvereiste van 100% te kunnen voldoen;
•
LCR: 125% Door de waarderingsmethodiek van de liquide activa is deze ratio gevoelig voor marktbewegingen. Om deze bewegingen op te kunnen vangen wordt een target ratio van 125% gehanteerd;
•
Rendement op eigen vermogen (ROE): 8% In de analyse wordt een minimale rendementseis van 8% in 2015 gehanteerd om een voldoende duurzaam bedrijfsmodel en toegang tot de kapitaalmarkt te verkrijgen.
Gehanteerde target ratio’s De wet- en regelgeving stelt een aantal minimum ratio’s verplicht. Daarnaast zijn er op bepaalde gebieden zoals rendement op eigen vermogen of kosten/inkomsten ratio’s ook minimale verwachtingen van de markt. Banken zullen in ieder geval aan de minimum verwachtingen willen voldoen maar ook additionele flexibiliteit willen hanteren om in geval van eventuele volatiliteit in de markt niet direct in een “non-compliant” situatie te belanden. Daarom hebben wij in samenspraak met een aantal experts de belangrijkste target ratio’s als volgt gedefinieerd:
•
Core tier 1 ratio: 10% De nieuwe anticyclische en systeembuffers (beschreven in 3.2) verhogen de minimale kapitaalbuffers. Daarbij is een additionele buffer nodig om bewegingen bij marktvolatiliteit op te kunnen vangen, zodat er enige mate van zekerheid is om continu
4.3.3 Resultaten als gevolg van de regelgeving Figuur 15 laat de resultaten als gevolg van de regelgeving zien aan de hand van zes ratio’s waarbij voor vijf minima en/of targets zijn vastgesteld. Het verloop van de ratio’s gedurende de projectieperiode is te zien. Uit figuur 15 blijkt dat in de hiervoor geschetste uitgangssituatie de Nederlandse bankensector ultimo 2015 niet voldoet aan alle wettelijke minimumvereisten of de target ratio’s.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
39 | Stapeling Regelgeving
Figuur 15: Impact van regelgeving op financiële ratio’s zonder management ingrijpen
2012 2013 2014 Core tier 1 ratio Core tier 1 ratio target
2%
100% 90%
100%
2014
2015
14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% 2011
80% 2011
2015
2012 2013 NSFR NSFR minimum NSFR target
2014
2015
Kosten / inkomsten ratio 100% 90%
Ratio
Ratio
120%
2012 2013 LCR LCR minimum LCR target
2012 2013 2014 Leverage ratio Leverage ratio minimum Leverage ratio target
Rendement op eigen vermogen
140%
Ratio
110%
3%
0% 2011
2015
160%
Bron:
120%
4%
1%
Liquidity Coverage Ratio
80% 2011
5%
Ratio
Ratio
Ratio
14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% 2011
Net Stable Funding Ratio
Leverage ratio
Core tier 1 ratio
80% 70% 60% 50%
2012 2013 ROE ROE minimum
2014
2015
40% 2011
2012 C/I ratio
2013
2014
2015
KPMG analyse
De figuur laat zien dat de winstgevendheid door alle wet- en regelgeving ernstig wordt aangetast en lijkt zonder maatregelen niet duurzaam. Tevens wordt zonder ingrijpen in 2015 niet voldaan aan de target ratio’s – uitgezonderd de leverage ratio. Additionele maatregelen zijn dus noodzakelijk.
4.3.4 Mogelijkheden tot ingrijpen Beperkte mogelijkheden om aan de regelgeving te voldoen Om de target ratio’s te behalen hebben we voor de analyse een vijftal managementmaatregelen geïdentificeerd die hieraan een positieve bijdrage kunnen leveren en tevens voldoende kwantificeerbaar zijn. Deze maatregelen en de effecten daarvan op de ratio’s zijn in figuur 16 weergegeven. Doordat alle geïdentificeerde acties gevolgen
hebben voor zowel de balans als de winstgevendheid zal iedere maatregel alle ratio’s in meer of mindere mate beïnvloeden. We merken op dat ook in geval van een balanskrimp een hogere winstgevendheid nodig is omdat bij een kleinere balansomvang rente inkomsten reduceren en bij een gelijkblijvend c.q. toenemende kapitaalspositie het rendement op eigen vermogen dus sterk daalt. Daarnaast geeft figuur 16 aan dat binnen deze acties er sprake is van twee soorten uitruil (overigens zijn beide maatregelen noodzakelijk):
•
Kosten besparen versus kredieten herprijzen om het rendement op eigen vermogen te verhogen en kapitaalbuffers te versterken;
•
Aantrekken van langlopende financiering om kortlopende financiering mee af te lossen versus balans krimpen. Beiden zijn gericht op verhoging van de NSFR en LCR.
Kostenbesparing (Rendement) Voor wat betreft kosten besparen wordt een structurele 5% netto reductie in de operationele kosten als realistisch maximum beschouwd. Deze netto reductie bestaat enerzijds uit kostenverhogende effecten als gevolg van de benodigde werkzaamheden om het brede scala aan regelgeving te implementeren (zoals beschreven in 4.2) en anderzijds uit substantiële besparingen op operationele kosten. Hierbij merken wij op dat de gevoeligheidsanalyse aangeeft dat een verdere (netto) kostenbesparing slechts een beperkt effect heeft op de benodigde herprijzing.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
40 | Stapeling Regelgeving
Uitgave nieuw kapitaal Door de relatieve slechte financiële performance van de financiële sector in de afgelopen jaren en de mate van onzekerheid die bestaat bij beleggers over het businessmodel van banken gelet op alle op handen zijnde veranderingen is het niet reëel dat nieuw kapitaal kan worden aangetrokken in de komende jaren. Daarom wordt in de analyse deze optie niet gebruikt om het eigen vermogen aan te sterken.
Om in overeenstemming te komen met het minimum ROE van 8% moet een additionele marge van ~0,80% tot ~0,90% worden doorbelast. Dit staat los van een eventuele opslag die door banken zal worden doorbelast in verband met hogere liquiditeitskosten voor het verstrekken van langere looptijden bij kredieten (in het model nemen wij aan dat deze neutraal worden doorbelast d.w.z. zonder additionele winstbijdrage voor de banken).
zich tot circa 8%-12% van de totale activa van de sector in 2011. Netto krimp wordt hierbij gedefinieerd als de som van de groei van de balans met EUR ~90 miljard uit hoofde van financieringsverplichtingen die ontstaan vanuit het terugtreden van buitenlandse banken en de noodzakelijke krimp om aan de ratio’s te voldoen.
Herprijzen kredieten
Balans krimpen (NSFR)
Anderzijds is er de extreme situatie waarin banken onbeperkt mogelijkheden hebben om langlopende financiering aan te trekken, hetgeen evenwel niet realistisch is. In dat geval is een krimp niet noodzakelijk, maar zal cumulatief EUR ~200 tot ~250 miljard aan kortlopende financiering worden vervangen door langlopende financiering.
Door de additionele kosten die banken hebben uit hoofde van Bazel III, bail-indebt maatregelen, DGS en bankenbelasting daalt het rendement aanzienlijk. Naast kostenbesparingen is het noodzakelijk om de bestaande kredietportefeuille op termijn te herprijzen om deze toegenomen kosten op te vangen. In het model is aangenomen dat ~20% van de portefeuille kredietverlening jaarlijks kan worden herprijst.
In de extreme situatie waarin banken geen mogelijkheid hebben om hun financieringsprofiel te veranderen, d.w.z. dat enkel herfinancieren van bestaande korte en lange financiering mogelijk is, een cumulatieve netto krimp in activa (excl. liquiditeiten die aangewend dienen te worden voor de LCR) van EUR ~250 tot ~300 miljard (ofwel gemiddeld EUR ~75 miljard per jaar) nodig is om aan de target ratio’s in 2015 te voldoen. Dit bedrag verhoudt
Aantrekken lange financiering ter vervanging van korte ongedekte financiering (NSFR)
Figuur 16: Effecten van managementmaatregelen op ratio’s Ratio
Core tier 1
2015 uitgangssituatie Target
Leverage
NSFR
LCR
ROE
C/I
9%
3,5%
96%
98%
1%
71%
10%
3,5%
110%
125%
8%
N.v.t.
Managementmaatregel Kosten besparen
+
+
+
+
++
Nieuw kapitaal uitgeven
++
++
+
+
--
++ +
Herprijzen van kredieten
+
+
+
+
++
++
Aantrekken van lange financiering ter vervanging van korte ongedekte financiering
-
-
++
++
--
--
Balans krimpen
+
+
++
++
--
--
Legenda ++ Managementmaatregel heeft een direct groot positief effect; +
Managementmaatregel heeft een direct klein positief effect of een indirect positief effect;
-
Managementmaatregel heeft een direct klein negatief effect of een indirect negatief effect;
--
Managementmaatregel heeft een direct groot negatief effect.
Bron:
KPMG analyse
Noot:
Gezien voor de ROE geen target is gedefinieerd volgen we hierbij het minimum van 8%.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
41 | Stapeling Regelgeving
Figuur 17: Impact van regelgeving op financiële ratio's na management ingrepen
2013 2014 2012 Core tier 1 ratio Core tier 1 ratio target Core tier 1 ratio zonder ingrijpen
2015
2%
100% 90%
2012 2013 LCR LCR minimum LCR target LCR zonder ingrijpen
2014 2012 2013 Leverage ratio Leverage ratio minimum Leverage ratio target Leverage ratio zonder ingrijpen
2014
2015
14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% 2011
80% 2011
2015
2012 2013 2014 NSFR NSFR minimum NSFR target NSFR zonder ingrijpen
2015
Kosten / inkomsten ratio 100% 90%
Ratio
Ratio
Ratio
120% 100%
80% 70% 60% 50%
2012 2013 ROE ROE minimum ROE zonder ingrijpen
2014
2015
40% 2011
2012 2013 2014 C/I ratio C/I ratio zonder ingrijpen
2015
KPMG analyse
4.3.5 Waarschijnlijk pakket van maatregelen om te voldoen aan de target ratio’s Mede op basis van gesprekken met de Nederlandse bancaire sector zijn we tot een inschatting gekomen voor de meest haalbare mix aan managementmaatregelen. De inschatting voor de meest haalbare mix aan managementmaatregelen bestaat uit:
•
110%
3%
Rendement op eigen vermogen
140%
•
4%
0% 2011
160%
Bron:
120%
1%
Liquidity Coverage Ratio
80% 2011
5%
Ratio
Ratio
Ratio
14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% 2011
Net Stable Funding Ratio
Leverage ratio
Core tier 1 ratio
Structurele 5% netto kostenreductie; Cumulatief EUR ~50 miljard aan lange termijn financiering aantrekken ter vervanging van korte financiering;
• •
Cumulatief EUR ~200 miljard netto krimp in activa (excl. liquiditeiten); Gemiddelde herprijzing van ~0,80% tot ~0,90% ervan uitgaande dat een portfolio ter grootte van ~20% van de totale activa (excl. liquiditeiten) jaarlijks kan worden herprijst. De herprijzing voor diverse type leningen kan variëren en is afhankelijk van beleidskeuzes van individuele banken waar geen inzicht in is.
Met dit pakket maatregelen worden de targets voor de core tier 1 ratio, leverage ratio, LCR, NSFR en ROE gehaald zoals is weergegeven in figuur 17.
De omvang van de acties wordt binnen de Bazel III maatregelen met name bepaald door de NSFR. Deze ratio vergt in de analyse de meeste inspanning door de Nederlandse bankensector, omdat grote aanpassingen in de balanssamenstelling nodig zijn om de NSFR met een procentpunt te laten stijgen. De NSFR staat voor de verhouding tussen de omvang van de uitzettingen die de bank gedaan heeft en de langere termijn, stabielere, funding waarmee de bank deze moet financieren. Door de verstoring van het vertrouwen in de bancaire sector is het lastig om langlopende financiering aan te trekken. Klanten zijn echter nog
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
42 | Stapeling Regelgeving
Figuur 18: Stapelingseffecten van regelgeving op nettowinstontwikkeling
Tot slot, nieuw kapitaal uitgeven lijkt niet nodig te zijn voor de Core tier 1 ratio, mits voldoende winst wordt gegenereerd om in te houden. Deze additionele winst volgt uit de doorgevoerde kosten besparingen en herprijzing van de kredietportefeuille.
4.3.6. Stapelingseffect regelgeving De stapelingseffecten van de regelgeving worden gevisualiseerd aan de hand van figuur 18. In het eerste plaatje linksboven worden de effecten die Bail-in, Bazel III, Bankenbelasting en DGS op de winstgevendheid ressorteren weergegeven. Hieruit volgt dat indien er geen managementingrepen zouden plaatsvinden om deze negatieve effecten te repareren de
13,0
13,0
11,0
11,0
5,0
5,0
150
Bazel III (kosten acties t.b.v. compliance)
(3,0)
(0,6)
(0,2)
(0,6)
Nettowinst 2015 na stapeling regelgeving
(3,3)
DGS
(3,8)
10%
2011
3,0 1,2
1,0 (1,0)
(0,6)
(3,0)
150
Kosten besparen
1,0
Dit leidt tot een onhoudbare situatie waardoor winstverhoging nodig is.
Nettowinst 2015 na stapeling regelgeving
3,0
EUR miljard
7,0
(1,0)
12,1
9,0
7,3
7,0
Bankenbelasting
EUR miljard
9,0
11,5
Nettowinst 2015
15,0
Nettowinst 2011
In consultatie met de bancaire sector lijkt het mogelijk tot EUR ~50 miljard aan lange termijn (ter vervanging van korte termijn) financiering aan te trekken. Om alsnog in overeenstemming te komen met de target ratio vereist dit vervolgens een (netto)krimp van circa EUR ~200 miljard (circa 7% van de totale activa in 2011).
Effecten managementingrijpen ten behoeve van rendementdoelstelling 15,0
Herprijzen
Stapelingskosten regelgeving
De afhankelijkheid van kapitaalmarktfinanciering door het bestaan van de funding gap is significant en kan slechts op termijn afnemen door een groei van spaargeld (draagt bij aan stabiele beschikbare financiering) en/of door bijvoorbeeld nieuwe hypotheekproducten te verstrekken die een amortiserend karakter hebben, d.w.z. er wordt gedurende de looptijd afgelost. De hoofdconclusie is dat het voor een bank lastig is om de NSFR ratio te beïnvloeden: daar gaat tijd overheen.
Bail-in
steeds gericht op lange termijn kredieten.
10%
2015
8%
8% 100
50
6% EUR 94 miljard
6,5%
0% Core tier 1 kapitaal
50
EUR 131 miljard
6% 8,1%
ROE
4% 2%
2%
-
Bron:
4%
100
-
0% Core tier 1 kapitaal
ROE
KPMG analyse
ROE in 2015 circa -0,6% zou bedragen. Dat is onhoudbaar en ligt onder het gehanteerde minimum van 8%. Het bovenste rechterplaatje geeft vervolgens aan tot welk resultaat de managementingrepen vervolgens leiden. De reden waarom er uiteindelijk een hogere nettowinst moet worden
gerealiseerd in 2015 rekening houdend met de effecten van wet- en regelgeving en de managementingrepen is terug te vinden in de twee onderste diagrammen. Linksonder wordt namelijk de geconsolideerde kapitalisatie ad. EUR ~94 miljard weergegeven voor de
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
43 | Stapeling Regelgeving
Nederlandse bankensector per ultimo 2011 en het gerealiseerde rendement op dit eigen vermogen getoond. Rechtsonder wordt tot de kapitalisatie per 2015 weergeven zoals vereist onder Bazel III en het rendement op eigen vermogen wat na de managementmaatregelen wordt gerealiseerd. Te zien is dat de hoeveelheid kapitaal is in deze periode als gevolg van de regelgeving is gegroeid met EUR 37 miljard terwijl het rendement van ~8,1% nog maar net voldoet aan de doelstelling.
Figuur 19: Belangrijkste aannames en maatregelen voor gevoeligheidsanalyse
Figuur 18 laat ook zien dat de extra rentelasten door bail-in het grootste effect heeft op de winstgevendheid van de Nederlandse bankensector, gevolgd door de diverse Bazel III aspecten.
Structurele netto kostenreductie (per 2012 te realiseren)
De relatieve effecten van de banken belasting en DGS lijken hierdoor beperkt. Hierbij merken wij op dat wanneer deze effecten separaat, zonder de Bazel III en bail-in gerelateerde effecten worden geanalyseerd een ander beeld ontstaat, gezien het vanuit de leverage ratio een negatief effect op de leencapaciteit heeft. Zoals eerder aangegeven constateert DNB gegeven bepaalde aannames dat als gevolg van de belasting de kredietverlening aan Nederlandse bedrijven en huishoudens jaarlijks EUR 1,4 tot 28 miljard lager kan uitvallen (8) .
Bron:
4.3.7 Robuustheid De benodigde omvang van het pakket aan maatregelen dat leidt tot het voldoen aan de gestelde target ratio’s is bepaald door eerst in het model aan te tonen tot welke resultaten de weten regelgeving leidt indien er geen managementmaatregelen worden ondernomen (figuur 15) waarbij een aantal uitgangspunten m.b.t.
Absolute waarden
Parameters Belangrijkste aannames in input parameters Core tier 1 ratio 2011
8,4%
LCR 2011
94%
Bail-in effect
50 basispunten
Jaarlijkse groei toevertrouwde middelen
2,5%
Cumulatieve balansgroei door 'funding gap' in de periode 2012-2015 Representativiteit 2011: gemiddelde rentemarge
EUR ~90 miljard 1,6%
Belangrijkste aannames in managementmaatregelen Activa waarop herprijzing jaarlijks mogelijk is
20%
Cumulatieve netto balanskrimp in activa exclusief liquiditeiten Cumulatieve aantrekking van lange termijn financiering ter vervanging van korte termijn financiering in de periode 2012-2015
5% EUR ~200 miljard EUR ~50 miljard
Extra rentelasten door het vervangen van korte ongedekte financiering uitgedrukt als het gemiddelde renteverschil tussen korte en lange financiering
1%
KPMG analyse
spaargeld, kosten bail-in en Bazel III elementen worden gehanteerd. Deze aannames hebben een grote impact op de uiteindelijke uitkomsten en dus op het pakket aan maatregelen. Voor zowel de geïdentificeerde wet- en regelgevingelementen (bail-in, Bazel III, bankenbelasting en DGS) als de managementmaatregelen geldt dat er zowel een effect is op de balanssamenstelling alsook op het rendement van de bank. In figuren 17 en 18 werd duidelijk wat het effect is van enerzijds de wet- en regelgeving en anderzijds de gekozen managementmaatregelen op de belangrijkste balansratio’s alsook de winstontwikkeling van de banken door 2011 te vergelijken met 2015 (na verwerking wet- en regelgeving en managementmaatregelen).
In samenspraak met de banken is er een maatregelenpakket gedefinieerd dat rekening houdt met de (on)mogelijkheden die men op dit moment ervaart op het gebied van zaken zoals financiering, kapitalisatie, kostenbesparingsmogelijkheden en mogelijkheden tot herprijzing. Er is zoveel mogelijk geprobeerd om de grootste gemeenschappelijke deler te vinden in alle gesprekken die over de aannames en mogelijke maatregelen hebben plaatsgevonden. Desondanks geldt dat voor individuele banken afwijkende beelden kunnen bestaan met betrekking tot een of meerdere aannames en manieren waarop de managementmaatregelen kunnen worden vormgegeven.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
44 | Stapeling Regelgeving
De waarden van de belangrijkste aannames en maatregelen zoals gebruikt in de kwantitatieve analyse (zie 4.3.6) en onderworpen aan een gevoeligheidsanalyse zijn weergegeven in figuur 19. Om een inzicht te krijgen in de mate van gevoeligheid voor de uitkomsten van dit onderzoek met betrekking tot de gehanteerde uitgangspunten en van de individuele managementmaatregelen is figuur 20 opgenomen. Hier is met betrekking tot individuele aannames en maatregelen een pessimistische en optimistische variant doorberekend voor de aanname of de maatregel ten opzichte van de in dit onderzoek gehanteerde getal en het daaruit volgend effect op de relevante ratio’s.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
45 | Stapeling Regelgeving
Figuur 20: Uitkomsten gevoeligheidsanalyse 2015 ratio’s
Pessimistisch (-) / optimistisch (+)
Absolute Core tier 1 Leverage waarde
NSFR
LCR
ROE
C/I
Target
10,0%
3,5%
110%
125%
8,0%
N.v.t.
Uitkomsten waarschijnlijk pakket
12,9%
4,8%
110%
151%
8,1%
54%
Gevoeligheden input parameters Basiswaarde tussen haakjes Core tier 1 ratio 2011 (8,4%) LCR 2011 (94%) Bail-in effect (50 basispunten)
-
7,4%
11,6%
4,6%
110%
151%
8,1%
54%
+
9,4%
14,3%
4,9%
110%
151%
8,1%
54%
-
84%
12,9%
4,8%
110%
130%
8,1%
54%
+
104%
12,9%
4,8%
110%
173%
8,1%
54%
-
75 bps
12,5%
4,6%
110%
149%
7,0%
57%
+
25 bps
13,4%
4,9%
110%
153%
9,1%
52%
Groei toevertouwde middelen (2,5%)
-
1%
12,9%
4,8%
106%
151%
8,1%
54%
+
4%
12,9%
4,8%
114%
151%
8,1%
54%
Cumulatieve balansgroei door 'funding gap' (EUR ~90 miljard)
-
EUR 140 mld
12,8%
4,7%
108%
142%
8,4%
53%
+
EUR 40 mld
13,1%
4,8%
112%
161%
7,7%
55%
Representativiteit 2011 (gem. rentemarge) (1,6%)
-
1,10%
9,1%
3,5%
107%
138%
2,3%
70%
+
2,10%
16,4%
5,9%
112%
163%
11,4%
45%
Significante transacties banken*
-
*
12,5%
4,9%
103%
131%
8,3%
55%
+
*
13,0%
4,8%
116%
158%
7,2%
57%
Gevoeligheden effectiviteit managementacties Basiswaarde tussen haakjes Activa waarop herprijzing mogelijk is (20%) Structurele netto kostenreductie (5%) Cum. netto krimp in activa excl. liquiditeiten (EUR ~200 miljard) Cum. aantrekking lange termijn financiering ter vervanging van korte termijn financiering (EUR ~50 miljard)
-
10%
11,5%
4,3%
109%
146%
4,6%
63%
+
30%
14,1%
5,1%
111%
155%
9,3%
51%
-
0%
12,5%
4,6%
110%
149%
7,5%
57%
+
10%
13,4%
4,9%
110%
153%
8,6%
51%
-
EUR 150 mld
12,8%
4,7%
108%
142%
8,4%
53%
+
EUR 250 mld
13,1%
4,8%
112%
161%
7,7%
55%
-
EUR 25 mld
13,0%
4,8%
108%
146%
8,2%
54%
+
EUR 75 mld
12,9%
4,7%
112%
157%
8,0%
55%
-
1,5%
12,9%
4,7%
110%
151%
8,0%
55%
Extra rentelasten door vervangen korte ongedekte financiering (1%)
+
0,5%
13,0%
4,8%
110%
151%
8,2%
54%
Effectiviteit van acties op LCR
-
50% minder
12,9%
4,8%
110%
130%
8,1%
54%
+
50% meer
12,9%
4,8%
110%
181%
8,1%
54%
Legenda Ratio voldoet aan target Ratio voldoet niet aan target X%
Effect op ratio is relatief klein.
Bron:
KPMG analyse
Noot:
* Er is een optimistische en pessimistische inschatting gemaakt voor het effect van transacties aangekondigd door banken die een significante impact kunnen hebben op de resultaten van het rapport. Specifiek: de verkoop van ING Direct US door ING, hetgeen ultimo 2011 nog niet was afgerond. En de intentie van RBS N.V. om een deel van haar activa te verkopen aan het Britse moederbedrijf. Laatstgenoemde was gedeeltelijk per ultimo 2011 gerealiseerd.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
46 | Stapeling Regelgeving
4.4 Gevolgen voor de bancaire dienstverlening 4.4.1 Inleiding Zoals uit de analyse van 4.3 blijkt zal het management van Nederlandse banken door de nieuwe regelgeving en de stapeling daarvan worden gedwongen om een afweging te maken tussen de keuzemogelijkheden die voor haar open staan. Het zijn vooral de veranderingen in de balanssamenstelling en het bedrijfsmodel van een bank die de prijs, diversiteit en beschikbaarheid van producten en diensten beïnvloeden. Daarnaast bepalen extra activiteiten en eisen in het operationele model de prijs en dienstverlening aan de klant. Voor het bedrijfsleven en de consument ligt de focus in deze analyse op de impact op het gebied van beschikbaarheid van bancaire producten en diensten, meer specifiek uitgedrukt in de prijsstelling en de klantenbediening. De nadruk bij de samenleving zal liggen op het systeem risico, steun door overheid en effect op de reële economie. In 4.4.2 wordt ingegaan op de gevolgen (in termen van beschikbaarheid van kredietverlening en de prijs van bancaire dienstverlening) van de door de bancaire sector gemaakte keuzes. 4.4.3 gaat in op de effecten op de klantbediening en adresseert deze voor de consument. Tot slot wordt in 4.4.4 kort stilgestaan bij de effecten op de samenleving.
4.4.2 Effecten op prijs en beschikbaarheid van kredietverlening Gevolgen beschikbaarheid Afhankelijk van de beschikbaarheid van lange termijn financiering zullen de banken gedwongen worden om hun balans te laten krimpen. In het meest extreme geval waarin banken geen mogelijkheid hebben om hun financieringsprofiel te veranderen, d.w.z. dat enkel herfinancieren van bestaande korte en lange financiering mogelijk is, zal een cumulatieve netto krimp in activa (excl. liquiditeiten) van EUR ~250 tot ~300 miljard nodig zijn om aan de target ratio’s in 2015 te voldoen.
zekerheden kunnen bieden, vaak wordt het MKB hieronder geschaard, juist te maken kunnen krijgen met een krappere financieringsmarkt. Gevolgen prijsstelling Een sterke winststijging door kostenbesparingen en herprijzingen is nodig om tot een duurzaam bedrijfsmodel te komen en kapitaalbuffers via winsten te kunnen versterken zodat aan de vereisten kan worden voldaan.
Dit bedrag verhoudt zich tot circa 8%12% van de totale activa van de sector in 2011.
Een gemiddelde herprijzing van ~80 tot ~90 basispunten lijkt realistisch, ervan uitgaande dat een portfolio ter grootte van ~20% van de totale activa (excl. liquiditeiten) jaarlijks kan worden herprijst. De herprijzing voor diverse type leningen kan variëren en is afhankelijk van beleidskeuzes van individuele banken.
De wijze waarop deze krimp gerealiseerd zal worden is sterk afhankelijk van het beleid van de individuele instellingen.
Deze benodigde herprijzing wordt voor een belangrijk deel gedreven door verwachte effecten van bail-in-debt en het draagvlak voor de herprijzing.
In het algemeen is de verwachting dat grote en langdurig lopende projecten of (hypotheek) leningen moeilijker financierbaar worden omdat deze, via de uit hoofde van de Bazel III vereisten lastig, beschikbare langlopende financiering behoeven.
•
Wanneer de additionele financieringskosten als gevolg van bail-in-debt 28 in plaats van 50 basispunten bedragen is een gemiddelde herprijzing van ~65 tot ~75 basispunten nodig;
•
Een minder brede toepassing van bail-in (20% in plaats van 40%) van de verplichtingen vereist een gemiddelde herprijzing ~65 tot ~75 basispunten;
•
In geval een portfolio ter grootte van ~15% in plaats van ~20% van de totale activa (excl. liquiditeiten) jaarlijks kan worden herprijst is de nodigde herprijzing 105 tot 115 basispunten.
Een mogelijke ontwikkeling is dat het goed gekapitaliseerd bedrijfsleven ook kan profiteren van de regelgeving. Goed presterende klanten met een laag risicoprofiel zullen mogelijk extra aantrekkelijk worden voor de bancaire sector voor kredietverlening. Banken zullen voor een laag risico profiel bereid zijn om met een lager rendement genoegen te nemen. Keerzijde hiervan is dat klanten met een hoger risicoprofiel en die minder
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
47 | Stapeling Regelgeving
In het algemeen zullen de kosten van het afsluiten van een nieuwe hypotheek mede als gevolg van de uitgebreidere informatievoorziening toenemen.
regelgeving en het effect van de regelgeving op de bancaire sector. Sector gebaseerde regels (SEPA, AIFMD, UCITS, PRIPs, MiFID, etc.) hebben als doel de toegangsbarrières en verschillen op nationaal niveau te vereffenen, standaardisatie op Europees niveau te introduceren en gedragsregels voor de bancaire sector vast te leggen. Hierdoor kunnen banken het merendeel van hun diensten in de EU aanbieden wat competitie in de bancaire sector zal bevorderen.
Als gevolg van de eisen ten aanzien van liquiditeit zal de concurrentie op de beperkt groeiende markt voor spaarmiddelen verder toenemen, hetgeen een hogere rentevergoeding voor consumenten tot gevolg kan hebben. De ex-ante financiering van het DGS verhoogt de kostprijs van het aanhouden van spaarmiddelen, hetgeen de rentevergoeding zal drukken.
(2013/2014) moet gaan accepteren. De bescherming voor klanten wordt bevorderd door de regelgeving maar gaat wel ten koste van de beschikbaarheid van diensten en producten. Tevens zal de overdracht van informatie van klant naar bank toenemen en daarmee de inspanning aan beide kanten. De klant zal door standaardisatie wel een transparanter zicht hebben op het aanbod van producten en diensten. Het effect van vooral de kapitaals- en liquiditeitseisen vanuit Bazel III en verslaggeving zal leiden tot een verminderde beschikbaarheid van risicovolle producten en een korte looptijd van kredieten.
Door deze veranderingen zal de klant nationale producten zien verdwijnen. Hiervoor komen meer gestandaardiseerde, Europese producten terug welke de klant door de stapeling van regelgeving binnen een korte periode
4.4.3 Effecten op de klanten De dienstverlening aan de klant wordt veelvuldig beïnvloed door de
Figuur 21: Overzicht stapelingseffecten op klanten Consument
Bedrijven - MKB
Bedrijven - Grootbedrijf
•
Toename klantenbescherming (Consumer Credit Directive, Mortgage Credit Directive)
•
Afname van kredietverstrekking door risicoprofiel van MKB
•
Afname complexe, risicovolle producten
•
Afname van nationale betalingsproducten ( SEPA, PSD, MiFID, EMIR)
•
Toename standaardisatie betalingsproducten ( Electronic Money Directive)
•
Afname van kapitaalmarkt diensten / producten door eisen vanuit EMIR/MiFID
•
Afname keuze in hypotheken (standardisatie)
•
Implementatie nieuwe, Europese standaarden in systemen en diensten (SEPA, PSD, MiFID, EMIR)
•
Toename onderpand voor kapitaalmarkt diensten
• •
Hypotheken met korte looptijd
•
•
Toename kosten van kredietverstrekking
Toename zekerheid deposito’s (exante DGS)
Betere informatie bancaire diensten en producten
•
Minder en duurdere kredieten
•
Toename ondersteuning van Europese dienstverlening
•
Meer inspanning bij aanvraag van diensten / producten
•
Lagere kosten voor Europese diensten / producten (SEPA, PSD)
•
Meer bescherming bij vermogensbeheer (PRIPS, AIFMD, UCITS, MiFID)
•
Meer operationele inspanning bij aanvraag van diensten, producten
• •
Meer transparantie en overzicht
•
Meer competitie van buitenlandse banken en niet-bancaire partijen voor commercial banking activiteiten
•
Minder en duurdere hypotheken
Bron:
Meer keuze van dienstverleners (hypotheektarieven) KPMG analyse
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
48 | Stapeling Regelgeving
4.4.4 Effecten van de regelgeving bezien vanuit de samenleving
•
Naast effecten voor consumenten en bedrijfsleven zijn er andere effecten in de samenleving. Op grond van de regelgeving zullen banken weerbaarder zijn tegen onverwachte omstandigheden, met als gevolg een lager risico dat er op enig moment een beroep moet worden gedaan op de overheid. Systeemrisico en onafhankelijkheid
•
Verschaffers van vreemd vermogen worden via de bail-in debt regelgeving geconfronteerd met een hoger risico, hetgeen gepaard gaat een hogere rendementseis vanuit de verschaffer. Hiermee verslechtert de toegang van de banken tot de kapitaalmarkt.
•
Bazel III/CRD IV stimuleert investeringen in Nederlandse staatsobligaties en deze vorm van investering versterkt de relatie tussen de Nederlandse overheidsfinanciën en kredietwaardigheid en die van de bank.
Door een transparant risicoprofiel van banken en extra toezicht is de samenleving beter geïnformeerd over de financiële situatie en het business model van banken en de sector in het algemeen. Het versterken van kapitaal en liquiditeitsbuffers verhoogt de weerbaarheid van banken en zij zijn daardoor beter bestand tegen onvoorziene omstandigheden. Het opstellen van herstel- en resolutieplannen biedt toezichthouders handvatten om in een crisissituatie een bank op een duidelijke en gestructureerde wijze te begeleiden. Een ex-ante depositogarantiestelsel ontlast de overheid op langere termijn. Onder het huidige ex-post DGS regime schiet de overheid overigens ook alleen bedragen voor, mits noodzakelijk, op het moment dat een (kleine) bank niet langer aan zijn verplichtingen kan voldoen. Keerzijde De extra zekerheid en stabiliteit zullen naar verwachting op termijn bijdragen aan het vertrouwen van de samenleving in de banksector maar heeft ook een keerzijde op de korte termijn:
De hogere liquiditeit en solvabiliteit verlagen het risicoprofiel van het bankbedrijf, maar het is maar zeer de vraag of investeerders tegen een horizon met tal van alternatieve investeringsmogelijkheden bereid zullen zijn tegen een lager rendement te investeren en banken hun kapitaalbuffers op vereist niveau kunnen houden.
beschikbaarheid van producten en diensten beïnvloeden. De mate waarin banken dit effect aan de klant doorgeven hangt af van de door banken te maken managementbeslissingen. De kwantitatieve analyse laat zien dat afhankelijk van de gemaakte keuzes, de kredietverlening in de periode tot en met 2015 mogelijk tot EUR ~200 miljard kan afnemen. Daarnaast zal naar verwachting sprake zijn van prijsverhogingen en een versobering van de dienstverlening.
De regelgeving leidt tot standaardisatie en versobering van financiële producten en diensten en werpt daarmee een drempel voor nietstandaard dienstverlening in het retailsegment en druk op internationaal gerelateerde diensten en producten.
4.6 Samenvatting Het effect van stapeling van regelgeving op de bancaire sector is stevig en banken zullen niet in staat zijn om deze effecten volledig zelf te absorberen. Het zijn vooral de veranderingen in de balanssamenstelling en het bedrijfsmodel van een bank die de prijs, diversiteit en
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
49 | Stapeling Regelgeving
5. Belangrijkste nieuwe initiatieven beleidsmakers Op dit moment wordt door beleidsmakers nagedacht of in brede termen additionele regels nodig zouden zijn om de bancaire sector structureel te versterken. De specifieke uitwerking kan het effect op de bancaire sector sterk beïnvloeden maar van een aantal gedachten kan op voorhand al gezegd worden dat zij sterk op de sector kunnen uitwerken. Met name een vergaande splitsing van de Nederlandse, algemene, banken, zal kunnen leiden tot instabiliteit in de sector en daarnaast de financieringsbehoefte via de kapitaalmarkt vergroten. De bankenunie, kan, mits op de juiste wijze geïmplementeerd, de Nederlandse bancaire sector juist versterken.
5.1 Introductie Op dit moment wordt op meerdere plekken nagedacht of, naast de reeds aangekondigde regelgeving, additionele regelgeving nodig is om de bancaire sector te versterken. De initiatieven waarover wordt nagedacht zijn sterk verschillend van aard. In dit hoofdstuk geven we een kort overzicht van een aantal belangrijke onderwerpen waarover op dit moment discussie gevoerd wordt en geven aan op welke aspecten deze met name hun uitwerking op banken kunnen hebben.
Uit de hieronder opgenomen figuur blijkt de mogelijke impact die de nieuwe initiatieven in termen van stapeling bovenop de reeds lopende initiatieven kunnen hebben. Vanzelfsprekend is hierbij sprake van een inschatting onzerzijds van de meest waarschijnlijke uitwerking van de initiatieven. Lastig voorspelbare ontwikkelingen op globaal en Europees niveau maken ook deze nieuwe intiatieven onderhevig aan constante veranderingen in prioriteit en inhoud.
een forse toename van de afhankelijkheid van banken van de kapitaalmarkt en de capaciteit van de sector om krediet te verlenen kan verminderen. Dit is met name het gevolg van een grotere afhankelijkheid van de kapitaalmarkt (met name indien een aanpak wordt gekozen die vergelijkbaar is met hetgeen door “Vickers” wordt voorgesteld).
Met name de afscherming van nutsvan zakenbank activiteiten zal leiden tot
Figuur 22: Impact van nieuwe initiatieven op de sector Gemiddeld effect van te implementeren regels
Nieuw initiatieven
Kapitaal & Liquiditeit
Macro Prudentieel Toezicht
Systeemrisico
Bankenunie Scheiding nuts / zakenbanken
Belastingen
Financiële transactietaks Financial Activities Tax Stamp Duty
Cumulatieve impact
Overige
Legenda Bron:
Hoog effect
Gemiddeld effect
Beperkt effect
KPMG analyse
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
50 | Stapeling Regelgeving
Figuur 23: Mogelijke implicaties van Volcker Rule vs. Vickers op Nederlandse algemene banken Volcker Rule (VS)
Vickers (VK)
•
• • •
Uitsluiting risico's voor deposito’s n.a.v eigen zaken activiteiten.
•
Een Nederlandse zakenbank sluit financiering via deposito's uit. Dit creëert een financieringsprobleem voor zakelijke kredieten.
•
De zakenbankactiviteiten van Nederlandse banken zijn zeer beperkt in omvang. Daardoor kunnen de in de toekomst deze activiteiten hun operationele lasten slechts beperkt spreiden, hetgeen sterk kostprijs verhogend kan werken.
• •
Ongelijk speelveld voor Nederlandse banken vs buitenlandse banken met filiaal in Nederland.
Uitsluiting van risico's voor deposito’s als gevolg van handel voor eigen rekening.
•
Bank kan handelsboek aanhouden voor risicomanagement doeleinden.
•
Beperkt effect omdat omvang van handel voor eigen rekening gering is in Nederland.
Bron:
Diversificatievoordeel voor bank gaat verloren. Een Nederlandse retailbank blijft afhankelijk van de kapitaalmarkt om hypotheken te financieren. Een opsplitsing creëert een financieringsprobleem.
Nutsbank moet voor risicomanagement kapitaalmarkt producten blijven gebruiken en moeten deze dan uitbesteden aan zakenbank wat wederom een afhankelijkheid creëert.
KPMG analyse
5.2 Afscherming nutsen zakenbankactiviteiten Doel De scheiding tussen nuts- en zakenbankactiviteiten is een naar aanleiding van de financiële crisis veel genoemde maatregel. Het idee achter de afscherming van nutsbankactiviteiten van zakenbankactiviteiten is het voorkomen dat spaargeld wordt aangewend voor de financiering van activiteiten met een verhoogd risico. Er worden verschillende opties overwogen om dit doel te bereiken. Middel In de Verenigde Staten (Volcker Rule) en het Verenigd Koninkrijk (’Independent Commission on Banking‘ onder leiding van Sir John Vickers) zijn verschillende voorstellen opgesteld om deze afscherming te bewerkstelligen.
De Volcker Rule maakt deel uit van de zogenaamde Dodd Frank Act, een set van regelgeving als antwoord op de financiële crisis. De Volcker Rule beperkt bancaire instellingen speculatieve handelsactiviteiten uit te voeren. Daarnaast wordt het voor banken onmogelijk om participatiemaatschappijen te financieren. We merken daarbij op dat de regelgeving nog niet finaal is en er nog discussies lopen over de reikwijdte. De commissie onder leiding van Sir John Vickers gaat een stap verder om een afscherming te realiseren. Zij stelt voor om een bank welke zowel nutsbankactiviteiten als zakenbankactiviteiten uitvoert te splitsen. Waarbij elk onderdeel operationeel gesplitst zal worden en als aparte juridische entiteit verder dient te gaan. Beide bovenstaande oplossingen hebben een aantal implicaties (zie figuur 23).
In Nederland heeft de Commissie De Wit ook gepleit voor een verdere afscherming. De Europese Commissie heeft in februari 2012 een groep van experts onder voorzitterschap van de heer Erkki Liikanen opdracht gegeven om aanbevelingen over de structuur van de Europese bancaire sector te doen. Aanbevelingen door de Commissie Liikanen worden naar verwachting in oktober 2012 gepubliceerd. In afwachting van deze publicatie is in het VK de omzetting van de voorstellen van Vickers naar regelgeving vertraagd. Daarnaast gaat in Nederland de Commissie Structuur Nederlandse Banken van start om onderzoek te doen naar de afwikkelbaarheid van banken en de eventuele noodzaak van structuuraanpassingen hiertoe met als doel om de stabiliteit van het Nederlandse financiële systeem zo goed mogelijk te waarborgen.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
51 | Stapeling Regelgeving
Implicaties In reactie op de aanbeveling van de Commissie De Wit heeft het Ministerie van Financiën geconcludeerd dat zij een opsplitsing van een instelling slechts als crisismaatregel ziet, die gebruikt dient te worden indien er geen toekomst meer is voor de volledige bank. Hiermee zou het effect voor de consument en het zakenbedrijf beperkt blijven. De conclusies van de Commissie Liikanen staan nog niet vast. Zou deze echter concluderen dat een opsplitsing van nuts- en zakenbanken onvermijdelijk is, zal dit grote gevolgen hebben voor de beschikbaarheid en prijsstelling van hypotheken en zakelijke kredieten. Dit is met name het geval omdat deposito’s niet meer aangewend kunnen worden om de activiteiten van ondernemingen te financieren. Anderzijds zal het in een vergaande vorm van scheiding voor nutsbanken niet toegestaan zijn om voor de financiering van hypotheken de kapitaalmarkt op te gaan.
financierbaarheid van banken heeft en daarmee op de mogelijkheden om krediet te verlenen. Dit raakt de economie, wat leidt tot minder belastingsinkomsten. Om dit negatieve terugkoppelingsmechanisme te verminderen heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd over de opzet van een zogenaamde bankenunie. Middel Het voorstel van de Europese Commissie voor een bankenunie bestaat uit drie delen: centraal Europees toezicht, een uniform, centraal Europees depositogarantiestelsel (DGS) en een Europees resolutiefonds.
•
5.3 Bankenunie Doel De verwevenheid tussen de bancaire sector en nationale overheden is tijdens de Europese schuldencrisis toegenomen. Er is een spanningsveld ontstaan omdat enerzijds een aantal banken door hun nationale overheid wordt ondersteund, anderzijds banken door de gestelde kapitaals-eisen (Bazel III) relatief veel obligaties van hun eigen overheid aanhouden. Hierdoor beïnvloedt een afname in de kredietwaardigheid van een land direct de kredietwaardigheid van een bank, hetgeen wederom een impact op de
•
•
Centraal Europees toezicht wordt ingefaseerd waardoor uiteindelijk alle banken in de Eurozone per januari 2014 onder ECB toezicht komen te vallen. De Europese Commissie geeft aan dat het huidige toezichtkader te versnipperd is om de problemen aan te kunnen, hetgeen niet bevorderlijk is voor het nodige vertrouwen tussen de lidstaten; Voor een Europees DGS bestudeert de commissie diverse opties om de last bij afwikkeling gezamenlijk te dragen. Op het ogenblik is DGS op nationaal niveau vastgelegd; Een Europees resolutiefonds zal ook door banken moeten worden gefinancierd. Hierdoor doorbreekt het voorstel de relatie tussen nationale overheidsgaranties en nationale banken.
Implicaties In de situatie van een bankenunie zal de Nederlandse bancaire sector naar alle waarschijnlijkheid ook in de toekomst voor haar financiering deels op buitenlandse depositohouders blijven steunen en zal sprake blijven van een open interne Europese markt. Het toezicht op de bancaire sector zal mogelijk deels buiten Nederland gaan plaatsvinden. Hierdoor ontstaat het risico dat de Nederlandse context waarin banken opereren in de toekomst onderbelicht zal worden. Dit kan de rol die banken spelen om de Nederlandse economische groei te financieren beïnvloeden. Om een rechtstreekse herkapitalisatie van banken niet afhankelijk te maken van publieke gelden zal een Europees fonds (‘Resolution fund’) opgebouwd moeten worden via een additionele bankenheffing. Gesproken wordt over 1% van de deposito’s bovenop de bestaande heffingen zoals DGS. Het is vanzelfsprekend cruciaal dat de regelgeving rondom de ondersteuning van in problemen geraakte bancaire instellingen adequaat is opgesteld.
5.4 Macro-prudentiële maatregelen Doel Door de kredietcrisis is het duidelijk geworden dat systeemrisico’s zich niet enkel beperken tot de nationale grens. Het is daarom belangrijk te kijken welke mogelijke systeemrisico’s op Europees en monidaal niveau kunnen worden geïdentificeerd om ze vervolgens te mitigeren.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
52 | Stapeling Regelgeving
Middel Op dit moment is de ESRB samen met de ECB bezig om de instrumenten, waarmee zij in de toekomst macroprudentieel toezicht gaat uitvoeren, te structureren. Implicaties De precieze inregeling van de instrumenten zal in sterke mate bepalen in hoeverre deze maatregelen een effect op de Nederlandse bancaire sector zullen hebben. Daarnaast zal het ook van belang zijn of de ESRB en ECB bij de instrumenten landspecifieke omstandigheden (met name daar waar het gaat om de verstrekking van hypotheken) mee zal nemen in de afweging welke instrumenten zij zal gaan gebruiken.
5.5 Belastingen Doel Overheden hebben in het recente verleden geïnvesteerd in de stabiliteit van hun nationale banksector om zo de financiële stabiliteit zeker te stellen. Om banken mee te laten betalen aan de redding van de sector hebben overheden de bancaire sector belastingen opgelegd. Deze belastingen hebben meerdere doelen:
•
Specifieke, risicovol geachte activiteiten te ontmoedigen;
•
Bancaire instellingen mee te laten betalen aan de kosten voor de financiële crisis;
•
Overheidsfinanciën te versterken.
Middel Naast de onlangs in Nederland geïntroduceerde bankenbelasting worden er op internationaal niveau verdere stappen genomen om
additionele belastingen voor de financiële sector te introduceren: Financiële Transactietaks (FTT): De FTT stelt de invoering in Europa van een belasting op een breed palet van financiële transacties (inclusief bepaalde producten zoals derivaten) voor. Het voorstel van de FTT beoogd excessieve speculatie tegen te gaan. Voor transacties die plaatsvinden binnen Europa geldt dat een belasting betaald dient te gaan worden van 0,1% voor aandelen en obligaties en 0,01% voor derivaten. De belasting dient bij een transactie door zowel de koper als verkoper betaald te worden.
bankenbelasting ook een andere financiële sectorbelasting in de vorm van een Stamp Duty. Deze Stamp Duty wordt geheven als aandelen, die oorspronkelijk zijn uitgegeven in het VK, worden verhandeld. Het maakt voor de heffing van de Stamp Duty niet uit of dat aandeel in het VK of buiten het VK is verhandeld. In beide gevallen vindt de heffing onverkort plaats. Hierdoor heeft de Stamp Duty een wereldwijde werking. Implicaties
•
DNB, AFM en het Centraal Plan Bureau achten het invoeren van een Europese financiële transactietaks (FTT) onwenselijk en geven aan dat het twijfelachtig is of verstorend marktgedrag erdoor wordt ontmoedigd. Het FTT voorstel leidt bovendien tot lagere economische groei. DNB schat de kosten van de FTT voor Nederlandse banken, pensioenfondsen en verzekeraars op EUR 4 miljard per jaar;
•
De FAT treft puur de winstgevendheid en daarmee het zelfherstellend vermogen van de banken;
•
De Stamp Duty is zo vormgegeven dat in feite alleen de eindgebruikers worden belast en niet de financiële instellingen. De Stamp Duty mist zodoende, anders dan de bankenbelasting en de FTT, het doel om de financiële sector een bijdrage te laten leveren aan de publieke middelen.
Het FFT voorstel is onlangs in de Europese Raad weggestemd als optie voor de korte termijn. Nu invoering van de FTT op korte termijn minder reëel wordt geacht gaan ook geluiden op om een Financial Activities Tax of een Stamp Duty in te voeren. Financial Activities Tax (FAT): De Financial Activities Tax (FAT) werd voor het eerst genoemd in een beleidsdocument van het IMF over mogelijke belastingen voor de financiële sector. De gedachte achter de FAT is dat de financiële sector als gevolg van marktfalen en marktverstoringen een hogere winst kan maken, en daardoor hogere lonen kan uitkeren, dan economisch verdedigbaar is. De FAT beoogt dit te corrigeren door de niet economisch verdedigbare winsten en beloningen in de heffing te betrekken. De FATheffing is een additionele heffing en kan niet verrekend worden met de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting. Stamp Duty: Het VK heeft naast een
Daarnaast is het van belang om op te merken dat de Nederlandse overheid tot nu toe geen geld op de redding van de sector (en de verleende steun) heeft verloren en derhalve het
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
53 | Stapeling Regelgeving
argument van “burden sharing” mogelijk niet volledig opgaat.
5.6 Conclusie Op dit moment wordt door diverse belanghebbenden nagedacht of in brede termen additionele regels nodig zouden zijn om de bancaire sector structureel te versterken. De specifieke uitwerking kan het effect op de bancaire sector sterk beïnvloeden maar van een aantal gedachten kan op voorhand al gezegd worden dat zij sterk op de sector kunnen uitwerken. Met name een vergaande splitsing van de Nederlandse, algemene, banken, zal kunnen leiden tot instabiliteit in de sector en daarnaast de financieringsbehoefte via de kapitaalmarkt vergroten. De bankenunie heeft voor ogen om risico’s vanuit de toegenomen verwevenheid tussen de internationale bancaire sector en nationale overheden te adresseren. De uitwerking van de bankenunie is momenteel onzeker, maar heeft de potentie, mits op de juiste wijze geïmplementeerd, de Nederlandse bancaire sector te versterken.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
54 | Stapeling Regelgeving
Bijlagen
Bijlage A: Overzicht regelgeving
No 1
Wet- en regelgeving Alternative Investment Fund Manager Directive (AIFMD)COM (2009) 207
Beschrijving Richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsfondsen.
2
Bankenbelasting
3
4
Effect op Rechtsgeldig Balans 2011 Low
Effect op Business Model Low
Effect op Operat. Model Med
Effect op verandercapaciteit Med
Instantie EU
Status Uitvoering
Nederlandse wetgeving belasting voor banken.
NL
Rechtsgeldig
2012
High
Med
Low
Low
Capital Requirements Directive / Regulation (CRD IV Package) COM(2011)453 & COM(2011)452
Europese Richtlijn en Verordening voor kapitaal en liquiditeit beslag.
EU
Onderhandeling
2013*
High
High
Med
High
Central Securities Depositories Directive (CSDD) Code Banken
Europese richtlijn voor de harmonisatie afwikkeling waardepapieren.
EU
Onderhandeling
2015*
Low
Low
Low
Low
Nederlandse vrijwillige richtlijn voor governance en beloning binnen bancaire sector
NL
Uitvoering
N.v.t.
Low
Low
Med
Low
6
Consumer Credit Directive 2008/48/EG
EU
Rechtsgeldig
2010
Low
Low
7
Consumer Finance Protection Corporate Governance in Financial Institutions and Remuneration Policies Green Paper COM(2010)284 Credit Rating Agencies (CRA II & III) COM(2011)74
Europese richtlijn om consumenten beter te beschermen van kredietaanbieder en tot een transparantere Europese markt te komen. Richtlijn klantenbescherming FSB
INT
Uitvoering
N.v.t.
Low
Low
Europees raamwerk voor governance en beloning financiële instellingen
EU
Voorbereiding
N.v.t.
Low
Low
Med
Med
Europese verordening voor Kredietbeoordelaars.
EU
Onderhandeling
2013
Med
Low
Low
5
8
9 10
Crisis Management Framework COM(2012)280
Voorstel door de EC voor een crisismanagement raamwerk richtlijn.
EU
Onderhandeling
2013*
High
High
High
High
11
Depositogarantie Ex-ante
Nederlandse wetgeving depositogarantiestelsel
NL
Rechtsgeldig
2013*
Med
Med
Low
Low
12
Deposit Guarantee Scheme (DGS) COM(2008)661
Europese richtlijn (herschikking) depositogarantiestelsels.
EU
Uitvoering
2010
Med
Low
Low
Low
13
Dodd-Frank Act (DFA)
VS wetgeving hervorming financieel stelsel.
VS
Rechtsgeldig
2010
Low
Med
Med
Low
14
Electronic Money Directive (EMD)- 2009/110/EC
Europese richtlijn voor elektronisch geld.
EU
Uitvoering
2011
Low
Low
Low
Low
15
European Market Infrastructure Regulation (EMIR)- COM(2010)484 Foreign Account Tax Compliance Act (FATCA)
Europese verordening betreffende OTC derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters. VS wetgeving betreffende nakoming belasting.
EU
Uitvoering
2013
Low
Med
Med
Med
VS
Uitvoering
2010
Low
Med
Med
Med
Financial Conglomerates Directive (FCD) COM(2010)433 Geschiktheid
Europese richtlijn voor conglomeraten met zowel bancaire als verzekerings licenties. Nederlandse wetgeving (wijziging) Wft betreffende geschiktheidstoets en betrouwbaarheidstoets. Nederlandse wetgeving over maatregelen voor transparante hypotheektarieven Nederlandse wetgeving uitvoering interventie bij banken en verzekeraars.
EU
Uitvoering
2011
Low
Med
??
??
NL
Onderhandeling
2011
Low
Low
Low
Low
NL
Onderhandeling
2013*
Low
Low
Low
Low
NL
Uitvoering
2012
Low
Low
Med
Europese richtlijn inzake beleggerscompensatiestelsel
EU
Onderhandeling
2013*
Low
Low
Low
16 17
18
19
Hypotheektarieven transparantie
20
Interventiewet
21
Investor Compensation Scheme (ICS) COM(2010)371
Bron:
KPMG analyse
Low
(wordt vervolgd)
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
55 | Stapeling Regelgeving
Bijlage A: Overzicht wet- en regelgeving (vervolg)
No 22
23
24
25
26 27 28 29
30 31 32 33 34 35 36
37
38
Wet- en regelgeving International Financial Reporting Standards / International Accounting Standards IFRS 9, IFRS 10, IFRS 13, IAS 19R, IAS 32 Ken uw klant
Market Abuse Directive & Regulation (MAD) II COM(2011) 651 & COM(2011) 654 Markets in Financial Instruments Directive & Regulation (MiFID) II COM(2011)652 & COM(2011)656 Mortgage Credit Directive COM(2011)142 Omnibus I Omnibus II - 2011/0006 (COD) Packaged Retail Investment Products (PRIPs) 2012/0169 Payment Services Directive (PSD) Prospectusplicht Provisieverbod Raamwerk Herstelplan Securities Law Directive (SLD) Short Selling Regulation 236 / 2012 Undertakings for Collective Investment in Transferable Securities (UCITS) COM(2006)926 Transparency Directive COM(2011)683 Regeling beheerst beloningsbeleid Wft 2011 Hoog effect Gemiddeld effect Laag effect
Bron:
KPMG analyse
Noot:
* KPMG verwachting
Effect op Business Model Med
Effect op Operat. Model Low
Effect op verandercapaciteit Low
Low
Low
Low
Low
2013*
Low
Low
Low
Low
Onderhandeling
2014*
Low
Med
Med
Med
Onderhandeling Rechtsgeldig
2013*
Low
Low
Low
Med
2012
Low
Low
Med
Low
Onderhandeling Onderhandeling
2013* Low
Med
Med
Med
EU
Uitvoering
2009
NL
Rechtsgeldig
2010
Low
Low
Low
Low
Nederlandse wetgeving provisieverbod Nederlandse richtlijn DNB voor herstel Europese wetgeving betreffende bewaring Europese verordening betreffende short selling en Credit Default Swaps. Europese richtlijn coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor UCITS.
NL NL EU
Rechtsgeldig Pilot Voorbereiding
2012 2012 2014*
Low
Med
Low
Low
Low
Low
Low
EU
Uitvoering
2012
Med
Low
Low
Low
EU
Uitvoering
2008
Low
Low
Low
Low
Europese richtlijn transparantievereisten voor informatie over uitgevende instellingen van effecten tot handel. Nederlandse wetgeving betreffende beloningsbeleid
EU
Onderhandeling
2013*
Low
Low
Low
Low
NL
Uitvoering
2010
Beschrijving Internationale standaarden van de IASC voor financiële instrumenten, consolidatie en fair value, pensioen verplichtingen.
Effect op Rechtsgeldig Balans 2015* High
Instantie INT
Status Onderhandeling
NL
Onderhandeling
2012
EU
Onderhandeling
Europese verordening en richtlijn (herschikking) markten voor financiële instrumenten.
EU
Europese richtlijn voor hypotheken
EU
Europese wetgeving voor Europees toezicht Europese wetgeving voor Europees toezicht Europese richtlijn pakketproducten voor retailbeleggingen. Focus op informatie voor klanten. Europese regelgeving ter ondersteuning van SEPA Nederlandse wetgeving betreffende prospectus grens Wft
EU
Nederlandse wetgeving (wijziging) ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) Europese verordening en richtlijn uitvoering strafrechtbeleid financieel stelsel.
EU EU
2013
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
56 | Stapeling Regelgeving
Bijlage B: Referenties 1. EIM. Financieringsmonitor. 2012. 2. DNB. Statistieken financiële markten en financiële instellingen. [Online] Juni 2012. http://www.statistics.dnb.nl. 3. NIBE-SVV. Bankenboekje 2011/2012 . 2011. 4. CBS. Sterke stijging toegevoegde waarde bankwezen in 2009. [Online] 2010. http://www.cbs.nl. 5. —. Export draagt 29 procent bij aan Nederlandse economie. [Online] 2012. http://www.cbs.nl/. 6. DNB. Balans Nederlandse bankensector. 2011. 7. CBS. Hypotheekschuld in Nederland. 2012. 8. DNB. Overzicht Financiële Stabiliteit. April 2012. 9. CPB. Risicorapportage Financiële Markten. 30 mei 2012. 10. CBS. Woningwaarde tweemaal zo hoog als hypotheekschuld. 2012. 11. EBA. Recommendation on the creation and supervisory oversight of temporary capital buffers to restore market confidence (EBA/REC/2011/1). 2011. 12. DNB. Brief aan Ministerie van Financiën inzake effecten bankenbelasting. 15 mei 2012. 13. Bank of International Settlements. Results of the Basel 3 monitoring exercise as of 30 June 2011. April 2012. 14. DNB. Gevolgen Basel 3 voor Nederlandse banken significant maar te overzien. Mei 2011. 15. Jaarverslagen en presentaties voor analisten betreffende de Nederlandse grootbanken. 2011 – 2012. 16. JP Morgan. European Bank Bail-In Survey – Results. Oktober 2010. 17. Europese Commissie. EU framework for bank recovery and resolution . Juni 2012.
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
57 | Stapeling Regelgeving
© 2012 KPMG Advisory N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263682, is een dochtermaatschappij van KPMG Europe LLP en lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. Gedrukt in Nederland.
Contactpersonen Carola Steenmeijer Partner, KPMG Advisory N.V. T: (+31) 20 656 8283 E:
[email protected] Age Lindenbergh Partner, KPMG Advisory N.V. T: (+31) 20 656 7965 E:
[email protected] Ferdinand Veenman Partner, KPMG Advisory N.V. T: (+31) 20 656 8586 E:
[email protected]