Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 2
Stad en stages
Onderzoek naar rollen van gemeenten op de stagemarkt
Auteurs: K. Meijer en J. Frietman m.m.v. A. Klaeijsen en S. Schram
ISBN: 978-90-77389-49-2 NUR: 840 Uitgave: Nicis Institute Laan van N.O. Indië 300 Postbus 90750 2509 LT Den Haag T +31 (0)70 344 09 66 F +31 (0)70 344 09 67
[email protected] www.nicis.nl Research en redactie: K. Meijer en J. Frietman m.m.v. A. Klaeijsen en S. Schram Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt, Nijmegen www.kenniscentrum-ba.nl Ontwerp: www.kruit.nl Drukwerk: Sterprint Grafische Partners, Woerden Oplage: 500 © Nicis Institute, Den Haag
Nicis Institute - Stad en stages -
III
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
IV
- Nicis Institute - Stad en stages
20-04-2007
12:15
Pagina IV
Nicis Institute - Stad en stages -
V
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina VI
Inhoud Kader van dit onderzoek
IX
Leeswijzer
XI
Samenvatting
XIII
1. Stages en de grote steden
1 3 8 8
1.1 Raakvlakken tussen steden en stages 1.2 Vraagstelling 1.3 Uitvoering van het onderzoek
Intermezzo: allochtone jongeren en stages
11
2. Stad en stages: een waaier aan stimulerende activiteiten
15 17 19 19 21 22 23 24 24 25
2.1 De inzet van de G4 steden op de stagemarkt 2.2 Zeven gemeentelijke rollen op de stagemarkt 2.2.1 Rol 1 – De gemeente faciliteert stage-overleg 2.2.2 Rol 2 – De gemeente zorgt voor (kwantitatieve) gegevens 2.2.3 Rol 3 – De gemeente fungeert als intermediair en naar de Rijksoverheid 2.2.4 Rol 4 – De gemeente promoot het ter beschikking stellen van stages 2.2.5 Rol 5 – De gemeente biedt zelf stages aan 2.2.6 Rol 6 – De gemeente neemt in contracten voorwaarden op omtrent stages 2.2.7 Rol 7 – De gemeente faciliteert stagewervings- en stageverbeteringsprojecten
3. Stad en stages: naar een coherente aanpak
29 31 32 32 33 35 36 38 40
3.1 Inleiding 3.2 De stagemarkt en de gemeente 3.2.1 De actoren op de stagemarkt – marges van de gemeentelijke regierol 3.2.2 De gemeente als actor: regie via contacten en contracten 3.3 Naar een gemeentelijk Stage-Actie-Plan 3.3.1 Het Stage-Actie-Plan: een fasegewijze aanpak 3.3.2 Aanbevelingen 3.4 Een vooruitblik
Literatuur
43
Bijlagen 1 Werkafspraken “Rotterdamse aanpak stagetekort” 2 Samenvatting “Stagenotitie Amsterdam” 3 Oorzaken van en oplossingen voor een tekort aan stages 4 Overzicht stageactiviteiten in elk van de G4 steden (per nov/dec 2006)
45 47 53 57 61 63 73 93 111
Amsterdam Den Haag Rotterdam Utrecht
VI - Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
VII
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina VIII
Kader van dit onderzoek Steden zijn geïnteresseerd in en hebben belang bij stages. In de loop van 2005 voerde het Kenniscentrum Grote Steden (sinds 1 januari 2007 onderdeel van het Nicis Institute) een inventarisatie uit, waaruit bleek dat met name de G4 steden – Amsterdam, Den Haag, Utrecht en Rotterdam – meer wilden weten over ‘de regierol van een gemeente bij het oplossen van het tekort aan stageplaatsen.’ Sociale Diensten en afdelingen Onderwijs kregen namelijk in toenemende mate te maken met individuele jongeren en scholen die tekorten aan stageplaatsen rapporteerden. In dit kader is aan KBA Nijmegen opdracht verleend een stage-onderzoek uit te voeren. In overleg met de begeleidingsgroep van het project, bestaande uit leden vanuit het Kenniscentrum Grote Steden en de G4, is besloten de onderzoeksvraag als volgt algemener te formuleren: hoe kan de regierol van een gemeente op de stagemarkt beleidsmatig het best vorm krijgen? De nadruk verschoof daarbij van de tekortenproblematiek naar de (gewenste) huidige en toekomstige brede inzet vanuit een gemeente bij stages en het leren-in-de-praktijk. Tevens werd afgesproken dat, gezien de urgentie van de problematiek, de nadruk zou liggen op stages binnen vmbo, mbo en deels hbo. Stages binnen reïntegratietrajecten voor werklozen en inburgeringstrajecten zijn, ondanks de inhoudelijke verwantschap en de rol van de gemeenten daarbij, buiten het bereik van het onderzoek gehouden. In de loop van 2006 is (a) een uitgebreide analyse gemaakt van stageprojecten in de vier steden, (b) zijn interviews gehouden met docenten van ROC’s, (c) zijn in drie van de vier steden levendige werksessies geweest met vertegenwoordigers van onder andere werkgevers, vakbonden, scholen, KBB’s en de betreffende gemeente en is (d) een onderzoek onder allochtone ROC-deelnemers uitgevoerd. Het veldwerk liep af eind december 2006 en de rapportagefase medio maart 2007.
VIII - Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
IX
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina X
Leeswijzer Wilt u meer weten over de achtergronden en opzet van dit onderzoek? > Lees dan hoofdstuk 1 In dit hoofdstuk komen onder andere aan de orde de plaats van stages in de collegeprogramma’s van de G4, het belang van stages voor gemeenten vanuit sociaal-integratief en economisch perspectief en de wijze waarop het onderzoek is opgezet en uitgevoerd.
Bent u nieuwsgierig naar uitdagingen voor allochtone jongeren bij het werven van stageplaatsen? > Zie het Intermezzo tussen hoofdstuk 1 en 2 Er wordt verslag gedaan van door allochtone jongeren opgetekende ervaringen van medeleerlingen bij het vinden van een stageplaats.
Bent u vooral geïnteresseerd in de rollen die gemeenten spelen op de stagemarkt? > In hoofdstuk 2 worden zeven rollen beschreven Deze rollen lopen uiteen van het als gemeente zelf stageplaatsen ter beschikking stellen tot het stimuleren van gemeentelijk stageoverleg. Elke rol wordt toegelicht aan de hand van sprekende voorbeelden uit de vier steden.
Gaat uw belangstelling vooral uit naar de beleidsmatige invulling van de rollen van een gemeente op de stagemarkt? > In hoofdstuk 3 worden diverse invalshoeken belicht Zowel de marges waarmee een gemeente rekening dient te houden, als de stappen om tot een gemeentelijk Stage-Actie-Plan te komen, worden toegelicht. Voor het opstellen van een dergelijk plan en voor de inhoudelijke invulling ervan worden aanbevelingen gedaan.
X - Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
XI
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina XII
Samenvatting Jaarlijks investeren de G4 steden – Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht – samen meerdere miljoenen euro’s in het verbeteren van de gemeentelijke stagemarkt. Ook in de komende jaren wil men dit blijven doen, zo blijkt uit de collegeprogramma’s 2006 – 2010. Als stad wil men er actief aan bijdragen dat voor iedere jongere op het gewenste moment een kwalitatief goede stageplaats beschikbaar is. Met de investeringen in stages bereiken de steden twee hoofddoelen. Het eerste is het stimuleren dat alle jongeren met een startkwalificatie op de arbeidsmarkt komen. Als reden voor het niet afronden van de beroepsopleiding wordt vaak genoemd het niet kunnen vinden van een stage. Geïndividualiseerde trajecten om hen alsnog naar de arbeidsmarkt te leiden gaan uit van ‘leren in de praktijk’. Voldoende stages zijn – vanuit een sociaal-integratief perspectief – onmisbaar zowel om uitval te voorkomen als om uitvallers weer een kans te bieden. Het tweede doel is het koppelen van het stedelijk economisch innovatiebeleid aan het onderwijsbeleid. Een ondernemende stad heeft er groot belang bij om in een vroegtijdig stadium overleg te bevorderen tussen bedrijfsleven en middelbaar en hoger beroepsonderwijs over de contouren van de toekomstige economie. Door de vervlechting van economische ontwikkeling met onderwijsplanning neemt de praktijkrelevantie van opleidingen toe en wordt de uitwisseling van expertise tussen bedrijven en scholen bevorderd. Stages, als belangrijk raakpunt tussen arbeidsmarkt en onderwijs, vormen een wezenlijk startpunt voor overleg tussen alle betrokken actoren. De G4 steden willen hun beleid ten aanzien van de stagemarkt scherper focussen. Aan het Kenniscentrum Grote Steden is gevraagd een onderzoek uit te laten voeren naar de wijze waarop de gemeentelijke regierol op de stagemarkt het best vorm gegeven kan worden. Door het Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt, Nijmegen is in de loop van 2006 voor dit onderzoek informatie ingewonnen bij vertegenwoordigers van de G4, ROC's, Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (KBB) en andere betrokkenen bij de gemeentelijke stagemarkt. Het onderzoek laat allereerst zien dat de G4 al zeer actieve rollen spelen op de stagemarkt. Elk van de gemeenten:
1> 2> 3> 4> 5> 6> 7>
faciliteert het stage-overleg binnen de gemeente; stelt informatie ter beschikking over de plaatselijke, c.q. regionale arbeidsmarkt; treedt op als intermediair voor en naar de Rijksoverheid; promoot het ter beschikking stellen van stages; biedt zelf stages aan; neemt voorwaarden over stages op in contracten; steunt stagewervings- en stageverbeteringsprojecten.
Gemeenten hebben – anders dan in de functie van leerbedrijf – geen vastgelegde rol op de stagemarkt. Alleen bedrijf, deelnemer, school en KBB hebben een wettelijk vastgelegde rol. Deze situatie maakt het voor gemeenten mogelijk de eigen rol te richten op die aspecten van de stagemarkt die, vanuit het eigen beleid bezien, het meest relevant zijn. Overigens blijkt uit de werksessies dat gemeenten en andere partijen het er over eens zijn dat het voortouw bij het optimaliseren van de stagemarkt dient te liggen bij de partners die daar vanuit wet- en regelgeving de eerste verantwoordelijkheid voor dragen.
XII - Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
XIII
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina XIV
Naar een gemeentelijk Stage-Actie-Plan. Voor het inkaderen van de rollen van een gemeente wordt aanbevolen gebruik te maken van een Stage-Actie-Plan. In een dergelijk plan wordt de makelende en schakelende rollen van een gemeente vastgelegd bij díe lopende en nieuwe stageactiviteiten die vanuit het gemeentelijk onderwijs- en economisch beleid van primair belang zijn. Het plan biedt optimale mogelijkheden om de activiteiten van een gemeente op de stagemarkt vanuit de diverse beleidsterreinen onderling op elkaar af te stemmen.
Het opstellen van een gemeentelijk Stage-Actie-Plan bestaat achtereenvolgens uit: Fase 1 > Bezinnen op / herijken van gemeentelijk stagebeleid, c.q. het vaststellen welke sociaalintegratieve en economische doelen centraal staan; Fase 2 > Opstellen van een ambitiedocument t.a.v. de gemeentelijke / regionale stagemarkt; Fase 3 > Houden van interactieve consultaties met bij dit plan betrokken partners (roc’s, vmbo’s. bedrijven, KBB’s, Kamer van Koophandel, werkgeversorganisaties, vakbonden, etc.) en vastleggen welke partij bij welke uitdagingen op de stagemarkt het voortouw heeft; Fase 4 > Implementeren van het Stage-Actie-Plan; Het plan wordt met de partners uitgevoerd, geëvalueerd en – waar nodig – bijgesteld.
Voor het inhoudelijk invullen van het Stage-Actie-Plan, c.q. het optimaal inzetten van de zeven eerder genoemde rollen van een gemeente, worden de volgende aanbevelingen gedaan: > Zorg binnen de gemeente voor stage-overleg op overkoepelend en sectoraal niveau; Met name bij bovenschoolse overleggen kan de gemeente een belangrijke ondersteunende rol vervullen als ‘neutrale’ gespreksleider.
> Leg met partners de spelregels op de gemeentelijke stagemarkt vast in een convenant; Vastleggen van de inbreng van partijen bij het bereiken van een beleidsdoel als ‘iedere (v)mbo-leerling heeft een stageplaats ’ zorgt voor helderheid en synergie.
> Bepaal wie zorgdraagt voor de kwantitatieve gegevens over de stagemarkt; Goede cijfers over de sterk fluctuerende situatie op de stagemarkt zijn onmisbaar bij het plannen en uitvoeren van stagebeleid. Maak goede afspraken over dataverzamelende activiteiten.
> Geef als gemeente het goede voorbeeld: stel een norm voor het aantal stageplaatsen; Gemeenten dienen zowel naar kwantiteit (x stageplaatsen per y medewerkers) als kwaliteit een ‘voorbeeldig’ stagebeleid te hebben.
> Ga bij een tekort aan stageplaatsen niet onmiddellijk werven! Vaak zijn andere oplossingen (met name het slimmer gebruikmaken van aanwezige stageplaatsen) net zo effectief, zo niet effectiever.
> Neem voorwaarden over het beschikbaar stellen van stages op in gemeentelijke contracten; Voor sectoren met een tekort aan stages biedt het opnemen van dergelijke voorwaarden een interessante deeloplossing.
> Koppel economisch speerpuntenbeleid duidelijk aan stage- en onderwijsbeleid. Zorg er voor dat, op termijn, binnen het gemeentelijk beleid de aandacht verschuift van ‘stages’ naar de ‘optimale samenwerking, c.q. afstemming tussen onderwijs en arbeidsmarkt.’
XIV
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
XV
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina XVI
Kader 1.1
Stages en de collegeprogramma’s van de G4: Amsterdam
Rotterdam
“De gemeente wijst bedrijven op het voordeel van het in dienst nemen van stagiaires en jonge schoolverlaters. Dit doet de gemeente o.a. door afspraken te maken met werkgevers en het MKB. We onderzoeken de mogelijkheid om aanbieders van stageplaatsen een korting op gemeentelijke lasten te geven. Het Platform Arbeidsmarkt en Onderwijs speelt hierin een belangrijke rol; daar worden de knelpunten besproken, onderzoek geëntameerd en nieuw beleid ontwikkeld. In het voortgezet onderwijs zijn stageplekken vaak een groot knelpunt, waardoor jongeren hun opleiding niet kunnen afmaken. …. Bij gemeentelijke aanbestedingen hebben bedrijven met een goed stagebeleid een voordeel.”
“Omdat het van het allergrootste belang is dat jongeren met een diploma de school verlaten en stage daarvoor een keiharde voorwaarde is, stimuleren we stageplaatsen. Als gemeente geven we daarin het goede voorbeeld. We realiseren in deze periode ook stageplekken binnen de gemeentelijke organisatie. In 2010 zijn er 10.000 Rotterdammers méér aan het werk: 10.000 regulier vanuit de Wet Werk en Bijstand, 3.750 terugkeer banen, 3.750 sociale activering, 2.500 stages.”
Den Haag
Utrecht
“Stimuleren en initiëren van (maatschappelijke) stages: > Wij zetten ons in om samen met werkgevers en scholen de stagemogelijkheden voor jongeren te vergroten. Wij stimuleren het onlangs opgerichte stagebureau voor de koppeling van stagiairs aan werkgevers. > Bij gemeentelijke aanbestedingen nemen wij in het bestek voorwaarden op voor het bieden van stageplaatsen. > Als gemeente geven wij het goede voorbeeld door jaarlijks zelf 300 stage- en leerwerkplekken te bieden. > Wij spreken ook ministeries, internationale instellingen, andere grote Haagse werkgevers en sportverenigingen hierop aan.”
“De gemeente garandeert 250 structurele stageplekken. De gemeente maakt afspraken met MKB en overig bedrijfsleven over meer leerwerkplekken. Hiervoor zoekt de gemeente met het bedrijfsleven naar creatieve oplossingen voor stages en leerwerkbanen, zoals een halfjaarlijkse speed date tussen bedrijven en scholieren en het opleidingshotel voor allochtone meiden van de Jaarbeurs.”
XVI - Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
XVII
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
Hoofds tu k 1
XVIII - Nicis Institute - Stad en stages
20-04-2007
12:15
Pagina XVIII
Stages en grote steden
Nicis Institute - Stad en stages -
1
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
Hoofds tu k 1
20-04-2007
12:15
Pagina 2
Stages en grote steden
1.1 Raakvlakken tussen steden en stages Steden en stages hebben iets met elkaar. Zo worden stages genoemd in alle collegeprogramma’s 2006 – 2010 van de G4. Zowel Amsterdam als Den Haag, Rotterdam en Utrecht willen er in de komende jaren op allerlei manieren voor zorgen dat er meer en betere stages komen (zie kader 1.1). Stages worden gezien als belangrijke toegangpoort naar de arbeidsmarkt voor alle jongeren, maar zeker voor die jongeren die of te vroeg of ongekwalificeerd het onderwijs dreigen te verlaten. De arbeidsmarkt vormt de verbindende schakel tussen gemeenten, onderwijs en stages. Gemeenten hebben als belangrijke taak het scheppen van voorwaarden voor een bloeiende en evenwichtige lokale en regionale economie. Daarbij hoort aandacht voor (a) de kennisinfrastructuur, waarbinnen bedrijven en universiteiten en andere kenniscentra samenwerken aan innovaties, (b) de instellingen die bedrijven ondersteunen, waaronder de Kamers van Koophandel en (c) de fysieke infrastructuur, bijvoorbeeld bedrijventerreinen. Echter, zeker zo belangrijk is de aandacht voor het ‘menselijk kapitaal.’ Zonder een goed opgeleide beroepsbevolking, die over competenties beschikt die gevraagd worden op de huidige en toekomstige arbeidsmarkt, zullen investeringen in de andere, meer infrastructurele, voorwaarden niet optimaal kunnen renderen.
Kader 1.2
Beroepspraktijkvorming (BPV), stages en leer- werkplaatsen De beroepspraktijkvorming (BPV) wordt georganiseerd in de vorm van: > een stage, als onderdeel van de beroepsopleidende leerweg (BOL) en omvat tussen de 20 en 59% van de opleidingsduur. De deelnemer heeft tijdens de stage de leerling status;
> een leer-werkplek, als onderdeel van een beroepsbegeleidende leerweg (BBL) en omvat minimaal 60% van de opleidingsduur. De deelnemer heeft in het bedrijf de status van werknemer.
VMBO-leerlingen VMBO-leerlingen hebben een niet verplichte oriënterende stage. VMBO-ers in de praktijkstroom werken 1 tot 4 dagen op een leer-werk plek in een erkend leerbedrijf en zijn de andere dagen op school.
MBO-leerlingen Voor MBO-leerlingen is de BPV een verplicht onderdeel van alle opleidingen, of in de vorm van een stage of een leer-werkplek.
HBO-leerlingen Voor HBO-studenten is een verplichte stage een onderdeel van alle opleidingen. Daarnaast zijn er duale (op BBL gelijkende) varianten van hbo-opleidingen.
2
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
3
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 4
Stages en leerwerkplekken – zie kader 1.2 voor omschrijvingen van deze begrippen – vormen de voornaamste punten waarop onderwijs en arbeidsmarkt elkaar treffen. Jaarlijks volgen ongeveer een miljoen jongeren op het vmbo, mbo en hbo een opleiding waarvan een stage of een leerwerkplek in een bedrijf een onderdeel van uitmaakt. Een ruwe schatting, gebaseerd op de aanname dat de helft van de vmbo, mbo en hbo onderwijsdeelnemers gedurende een schooljaar een kortere of langere tijd in een bedrijf verblijft, geeft aan dat er jaarlijks ruim een half miljoen stages georganiseerd worden. Iets meer dan de helft van de bedrijven en instellingen in Nederland biedt jongeren de kans om in de praktijk te leren.
Gemeenschappelijk in deze aanpakken is dat er, zeker voor de harde kern van de jeugdige werklozen, gewerkt wordt met een geïntegreerde aanpak. Er wordt aandacht besteed aan psychische aspecten, wonen, gezondheid, financiën, etc. Daarnaast wordt er sterk ingezet op het terugleiden naar onderwijs en het alsnog laten behalen van een startkwalificatie. Kennis maken met de arbeidsmarkt en leren in reële werksituaties zijn motiverende middelen om jongeren te bereiken. Alle belangrijke Nederlandse en Europese initiatieven om – potentiële en feitelijke – ongekwalificeerde toetreders tot de arbeidsmarkt een opleiding te laten afronden maken gebruik van leer-werkplekken en stages. De activiteiten van de Task Force Jeugdwerkloosheid, met name de oproep voor leerbanen in het MKB, zijn in dit verband exemplarisch.
Onderwijs, arbeidsmarkt en gemeenten raken elkaar op twee belangrijke punten. Het eerste raakpunt betreft de jongeren die op de huidige stagemarkt geen of moeilijk een plek kunnen vinden: het sociaal – integratieve perspectief. Het tweede raakpunt betreft het benutten van (alternatieven voor) stages voor het versterken van de lokale en regionale economie: het economische perspectief.
Echter, de laatste jaren is er een krapte ontstaan op de stagemarkt. De vraag is gestegen onder invloed van de invoering van het vmbo (met een grote nieuwe groep stagiaires), van nieuwe leervormen zoals competentiegericht leren en van langere stages in het mbo. Tegelijkertijd is, vooral onder invloed van de economische recessie in de afgelopen jaren, het aanbod gedaald.
Het sociaal-integratief perspectief: gemeenten, ongekwalificeerde jongeren en stages Ook uit het onderhavige onderzoek blijkt dat alle grote steden te maken hebben met een groep jongeren die moeite heeft toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt. Het gaat hier in het algemeen om jongeren die zonder een startkwalificatie het onderwijs hebben verlaten. Het is lastig om deze harde kern van de jeugdwerkloosheid kwantitatief in beeld te brengen. De Taskforce Jeugdwerkeloosheid komt, in een in november 2006 aan de regering verstrekt advies, tot een schatting van 38.000 jongeren tussen de 15 en 23 jaar zonder startkwalificatie die structureel werkloos zijn. Daarnaast is er een risicogroep van 96.000 jongeren die wel werken maar geen startkwalificatie hebben. In Amsterdam verlieten in het schooljaar 2003-2004 ongeveer 4.500 jongeren het onderwijs zonder startkwalificatie. “Een belangrijke oorzaak van het voortijdig schoolverlaten in het beroepsonderwijs is het gebrek aan stageplaatsen” (PAO, 2006, 7). Recent werd geschat dat het in Utrecht om een groep van rond de 800 jongeren gaat (Eimers en Roelofs, oktober 2006). Toegespitst op het niet kunnen vinden van een stageplaats hadden de beide Rotterdamse ROC’s volgens de Werkafspraken “Rotterdamse aanpak stagetekorten” (maart 2006) begin 2006 een tekort van ruim 2.300 stageplaatsen vooral bij de AKA opleidingen en bij de niveaus 1 en 2 in de sectoren administratie, handel, uiterlijke verzorging, zorg, welzijn, motorvoertuigen en beveiliging. Enkele maanden later, op 21 augustus 2006, stelt de bestuursvoorzitter van ROC Zakine in een artikel in het AD dat: “zo’n 20% van de 30.000 deelnemers geen stage- of leer-werkplek kan vinden. In de meeste gevallen zitten deze jongeren gewoon thuis.” Met andere woorden: 6.000 deelnemers zonder stageplaats op één ROC.
De stagemarkt functioneert als een echte markt. Is de vraag groter dan het aanbod dan verschuift het evenwicht tussen vraag en aanbod naar de aanbieders. Bedrijven en instellingen kunnen kiezen tussen stagiaires. Deze keuzemogelijkheden leveren verdringingsverschijnselen op. Hbo-ers verdringen mbo-ers; mbo-ers die lange stages hebben, maken de kansen van mbo-ers en vmbo-ers met korte stages weer kleiner.
Kader 1.3
Door VMBO’s en ROC’s gemelde tekorten aan stageplaatsen – situatie voorjaar 2006 –
VMBO > de grootste tekorten doen zich voor bij: • zorg- en welzijnsopleidingen • economische opleidingen • • • •
technische opleidingen bouwopleidingen de opleidingsniveaus 1 en 2 allochtone leerlingen
Den Haag / Rotterdam / Utrecht Amsterdam - administratie / Rotterdam / Utrecht (toerisme en horeca) Utrecht (metaal) Den Haag Amsterdam / Den Haag / Rotterdam / Utrecht Den Haag / Rotterdam / Utrecht
MBO > de grootste tekorten doen zich voor bij: Hoe eerder de negatieve spiraal van het niet vinden van een stageplaats, het voortijdig schoolverlaten en het niet vinden van (duurzaam) werk doorbroken wordt, hoe groter de sociale en economische opbrengst op langere termijn. De G4 gemeenten kennen een reeks van activiteiten tegen voortijdig schoolverlaten (VSV) om deze spiraal te doorbreken. Amsterdam heeft het plan “Aanval op uitval”, Den Haag heeft VSV als belangrijk thema binnen het beleidsplan “Haagse Klasse(n)”, Rotterdam kent het VSV aanvalsplan 2 “Klaar voor de start” en Utrecht heeft “Vernieuwd programma VSV” als belangrijk onderdeel van de Onderwijsagenda 2006 - 2010.
4
- Nicis Institute - Stad en stages
• zorg- en welzijnsopleidingen • technische opleidingen
• • • •
bouwopleidingen economische opleidingen de opleidingsniveaus 1 en 2 allochtone leerlingen
Amsterdam / Den Haag / Rotterdam / Utrecht Rotterdam (mobiliteit niveau 1 en autotechnicus 2) Utrecht (mobiliteitbranche / Amsterdam- bouw, metaal en voertuigtechniek) Amsterdam Rotterdam (detail- en groothandel) Amsterdam / Den Haag / Rotterdam / Utrecht Den Haag / Rotterdam / Utrecht
Nicis Institute - Stad en stages -
5
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 6
Binnen het mbo maken deelnemers op niveau 3 (vakopleiding) en 4 (middenkaderopleiding) weer meer kansen op een stageplek dan deelnemers op niveau 1 (assistentenopleiding) en 2 (basisberoepsopleiding). Binnen met name de niveaus 1 en 2 hebben autochtone deelnemers weer grotere kansen op het krijgen van een stageplek dan hun allochtone medeleerlingen.
groeirichtingen kunnen geformuleerd worden in termen van sectoren (bijvoorbeeld eco-toerisme of gezondheidszorg), van technologische ontwikkelingen (bijvoorbeeld schone energie, ICT of nanotechnologie) of, in meer algemene zin, in het leggen van de nadruk op het stimuleren van de kenniseconomie.
Ofschoon er medio 2006 louter getalsmatig geen tekort aan stageplaatsen meer is – dat wil zeggen dat in Nederland als geheel de totale vraag naar stageplaatsen en leer-werkplekken overeen komt met het totale aanbod – komen er nog steeds regionale, sectorale en doelgroep specifieke tekorten voor (Colo, 2006). In het voorjaar van 2006 is in het kader van dit onderzoek aan Utrecht, Rotterdam, Den Haag en Amsterdam gevraagd aan te geven welke tekorten aan stageplaatsen men op dat moment had. Kader 1.3 geeft een overzicht van de opleidingen en doelgroepen waarbij de grootste problemen gerapporteerd werden.
Het koppelen van het stedelijk economisch innovatiebeleid aan het onderwijsbeleid is een even voor de hand liggende als relevante stap. Er zijn zeker drie redenen om deze onderlinge band nauwer aan te halen.
Overigens is tijdens de uitvoering van het onderzoek gebleken dat het opleveren van eenduidige en robuuste cijfers over – knelpunten op – de stagemarkt alles behalve eenvoudig is. Dit enerzijds omdat de situatie op de stagemarkt, zelfs binnen een korte tijd, onderhevig is aan sterke schommelingen en anderzijds omdat betrokken partijen de cijfers interpreteren vanuit hun eigen perspectief of positie en dat als gevolg daarvan uiteenlopende conclusies worden verbonden aan het cijfermateriaal. In zowel het vmbo- als het mbo-lijstje worden allochtone leerlingen genoemd als een groep waarvoor het lastiger is dan voor autochtone leerlingen om een stageplaats of leerwerkplek te krijgen. Deze conclusie is in het onderhavige onderzoek bevestigd. In het intermezzo (geplaatst tussen hoofdstuk 1 en 2) wordt verslag gedaan van de ervaringen van een veertigtal allochtone MBOdeelnemers bij het zoeken naar een stageplaats. Overigens vonden ook in dit geval alle deelnemers uiteindelijk een plek. Het zijn de mbo-jongeren zonder stageplaats of leer-werkplek samen met de ongekwalificeerde voortijdig schoolverlaters die voor het eerste raakpunt tussen stages en gemeenten zorgen. Deze jongeren kloppen, nadat ze het onderwijs verlaten hebben, aan bij de Jongerenloketten van de gemeenten of, in toenemende mate, de Loketten bij hen. De Loketten willen de jongeren weer zicht en greep op de eigen toekomst geven. De Loketten informeren jongeren over opleidingen, stages en leer-werkplekken, vacatures en zorgen voor begeleiding terug naar school of werk. Uitgangspunt is om de jongeren, door middel van een opleiding met een stage, een startkwalificatie te laten behalen.
Het economische perspectief: gemeenten, innovatiebeleid en stages Gemeenten zetten zich op meerdere manieren in om de groei van de lokale economie te stimuleren. Men besteedt aandacht aan goed bereikbare bedrijventerreinen, draagt zorg voor een aantrekkelijke binnenstad en bevordert een goed ondernemingsklimaat. Bedrijven worden met expertise ondersteund door gemeentelijke afdelingen en diensten, door de Kamer van Koophandel en door branche-organisaties. In samenhang daarmee wordt gewerkt aan een langere termijn visie op de ontwikkelingsrichting van de lokale economie. Het gaat daarbij om het identificeren en uitwerken van de speerpunten voor toekomstige economische ontwikkelingen. Vanzelfsprekend zijn de lokale partners vanuit bedrijfsleven en kennisinfrastructuur onmisbaar in dit proces waarbinnen de contouren van de toekomstige economie van de ondernemende stad vorm krijgen. Speerpunten en
6
- Nicis Institute - Stad en stages
De eerste reden betreft de samenhang tussen onderwijs en de gemeentelijke economie. Ideeën over de groeirichtingen van de lokale economie geven gerichte impulsen aan het denken binnen het onderwijs over het ontwikkelen van daarop voorbereidende opleidingen. Impulsen die in gesprekken tussen het onderwijs en het bedrijfsleven (bijvoorbeeld in het kader van het in de G4 steden al bestaande of in oprichting zijnde Platform Arbeidsmarkt – Onderwijs) nader uitgewerkt kunnen worden. De zorg vanuit gemeenten voor het arbeidsmarktbeleid krijgt op deze wijze een vervolg binnen het onderwijs. De tweede reden betreft de transfer van expertise tussen onderwijs en bedrijfsleven. Vanuit onderwijs kan kennis over nieuwe (wetenschappelijke) ontwikkelingen naar bedrijven overgedragen worden. Praktijkopdrachten en stages bieden een uitgelezen kans voor deze vorm van synergie. Bij praktijkopdrachten formuleren bedrijven voor de bedrijfsvoering relevante opdrachten die door een kleine groep, derde of vierde jaars, ROC-deelnemers of hbo-studenten, begeleid door medewerkers uit het bedrijf en de opleiding, meestal op school uitgevoerd worden. Bij stages wordt een zelfde opzet gebruikt. Alleen ligt hier de nadruk op de uitvoering in de bedrijfspraktijk. Ervaringen laten zien dat de optelsom van know how in bedrijven en onderwijs een waardevolle bijdrage levert aan het oplossen van uitdagingen waarvoor bedrijven staan. Zowel het praktijk-echt als praktijk-relevant maken van stages, als directe schakel tussen bedrijf en onderwijs, heeft een positieve impact op de positie van de opleiding. Stages worden er voor bedrijf, stagiair en opleiding attractiever door.
De derde reden heeft betrekking op de positieve beeldvorming voortvloeiend uit de nauwe samenwerking tussen bedrijven en scholen. In ruimer verband bezien werkt een dergelijke samenwerking wederzijds innoverend en draagt bij aan een positief onderwijsimago van de stad. ‘Utrecht Onderwijsstad’ is het thema waaronder deze stad het belang van de onderwijssector benadrukt in de Onderwijsagenda 2006 – 2010. Bekend staan om het ruime onderwijsaanbod en de attractieve vormen van samenwerking tussen bedrijven en onderwijs heeft een aantrekkende werking op jongeren. Wanneer deze, na afronding van de opleiding, vervolgens werk vinden op de lokale of regionale arbeidsmarkt is de cirkel gesloten. Het versterken van de samenhang tussen economisch innovatiebeleid en de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven, in het algemeen, en op het terrein van stages, in het bijzonder, levert voor een stad driedubbel profijt op. Door de nauwe vervlechting van onderwijs en bedrijfsleven neemt de praktijkrelevantie van opleidingen toe; hoe relevanter de opleiding hoe groter de aantrekkende werking ervan op jongeren, ook van buiten de regio; en door een aantrekkelijk en relevant onderwijsaanbod stijgt het imago van de stad als ‘leverancier’ van gekwalificeerd personeel.
Nicis Institute - Stad en stages -
7
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 8
1.2 Vraagstelling Uit het voorafgaande wordt duidelijk dat gemeenten vanuit meerdere invalshoeken een wezenlijk belang hebben bij een optimaal functionerende stagemarkt. Een stagemarkt waar voor iedere jongere op het gewenste moment een kwalitatief goede stageplaats beschikbaar is. Een dergelijke stagemarkt is voor een gemeente van belang vanuit een economisch (‘human capital’) en een sociaal-integratief (ook kansen voor voortijdige of ongekwalificeerde schoolverlaters) perspectief. De realiteit is echter dat gemeenten te maken hebben met een op onderdelen minder optimaal functionerende stagemarkt. Of omdat er voor groepen leerlingen ‘aan de onderkant’ geen stageplaatsen zijn, of omdat de instroom op de arbeidsmarkt niet geheel aansluit bij de vraag. Deze problemen doen zich, verhoudingsgewijs, vooral voor in de grote steden. In het kader van het Stedelijk Innovatieprogramma hebben de vier grote gemeenten – Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht – het Kenniscentrum Grote Steden verzocht een onderzoek uit te laten voeren naar mogelijkheden om de gemeentelijke stagemarkt beter te laten functioneren.
stagetekorten betrokken partijen bijv. Rotary, Technocentrum en van bij de problematiek betrokken gemeentelijke diensten. Voor elke bijeenkomst is een werkdocument opgesteld. Daarin werd een overzicht gegeven van de belangrijkste knelpunten op de plaatselijke stagemarkt, de lopende oplossingsinitiatieven (algemeen, sectoraal en per doelgroep) en de (mogelijke) rollen van de gemeente daarbij. Tenslotte werden een aantal op de stedelijke situatie aansluitende discussiepunten voor de werksessie geformuleerd. De intensieve werksessies duurden tussen de 2,5 en 4 uur. > Er is een onderzoek uitgevoerd onder ROC deelnemers door ROC deelnemers. Doel van dit, onder de titel ‘Leerlingen over stages’ uitgevoerde explorerende, onderzoek was van ROC deelnemers zelf een beeld te krijgen hoeveel moeite het hen had gekost om een stageplaats te krijgen. Vier allochtone deelnemers aan een ROC opleiding interviewden mededeelnemers over dit onderwerp. Er is in totaal met 42 deelnemers aan ROC opleidingen gesproken. Achteraf bleek dat, op twee na, alle gesprekspartners van allochtone herkomst waren. Een verslag van dit onderzoek is opgenomen in het Intermezzo tussen hoofdstuk 1 en 2. > In aanvulling op de sessies in de gemeenten had er, ten kantore van het Colo, op 11 april 2006 een gesprek plaatsgevonden met vertegenwoordigers van het Colo en van vier KBB’s te weten: ECABO, OVDB, Kenteq en KC Handel.
De kernvraag van het onderzoek is: “Hoe kan de regierol van een gemeente op de stagemarkt zowel vanuit sociaal-integratief als economisch perspectief beleidsmatig het best vorm krijgen?” Bij de regierol gaat het om de makelende en schakelende rol die een gemeente vervult of kan vervullen tussen de bij de stagemarkt betrokken partijen. Deze regierol is met name gericht op het tot stand brengen van een lokale / regionale stagemarkt met voldoende goede stageplaatsen voor díe doelgroepen waarvoor een gemeente vanuit het eigen sociale en onderwijsbeleid een specifieke verantwoordelijkheid heeft. Het gaat hierbij met name om de opleidingsniveaus 1 en 2.
1.3 Uitvoering van het onderzoek Om de onderzoeksvraag te beantwoorden zijn in de loop van 2006 de onderstaande activiteiten uitgevoerd: > Er is een analyse gemaakt van activiteiten en projecten die gericht zijn op het verbeteren van het functioneren van de stagemarkt en waarbij de gemeente betrokken is. Gemeenten hebben hiervoor in voor- en het najaar 2006 (geactualiseerd) materiaal aangeleverd. > Er zijn telefonische interviews gehouden met vertegenwoordigers van alle ROC’s en van zoveel mogelijk vmbo’s in de vier steden. Gevraagd is naar een inschatting van de vraag – aanbodsituatie naar stageplaatsen per sector, richting en niveau; de oorzaken van eventuele tekorten en naar de (gewenste) rol van de gemeente bij het oplossen van tekorten. > Er is een werksessie belegd in Den Haag (op 18 april 2006), Rotterdam (22 mei 2006) en Utrecht (29 mei 2006). Om planning-technische reden kon een soortgelijke bijeenkomst in Amsterdam geen doorgang vinden. Per gemeente werden uitgenodigd vertegenwoordigers van de ROC’s, de vmbo’s; de werkgevers; de KBB’s, waaronder Ecabo, LOB HTV, KC Handel, OVDB; andere bij
8
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
9
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 10
Intermezzo Allochtone jongeren zoeken een stageplaats: een impressie van hun ervaringen
Hoeveel moeite heeft het gekost om een stageplaats te vinden? Deze vraag is in het voorjaar van 2006 gesteld aan veertig allochtone deelnemers aan ROC opleidingen in Den Haag en Rotterdam. Doel van het onderzoek was om een impressie te krijgen van de ervaringen van allochtone jongeren bij het vinden van een stageplaats. De vraag werd gesteld door één van de vier allochtone ROC-deelnemers, die dit explorerende onderzoek uitvoerden. Van degenen die antwoord gaven, volgden 14 een opleiding op niveau 4 (vooral Sociaal Pedagogisch Werk en Administratie), 19 een op niveau 3 (vooral Sociale Dienstverlening), 5 een op niveau 2 (Administratie) en 2 een op niveau 1 (mobiliteitsbranche).
Ervaringen van allochtone jongeren met het vinden van een stageplaats Hoeveel moeite kostte het vinden van een stageplaats? nauwelijks Zelf gevonden 30% Met hulp van school 20% Met hulp van familie, vrienden
enige 8% 4% 8%
veel 15% 10% 5%
totaal 53% 34% 13%
Totaal
20%
30%
100%
50%
(= 40 stagiaires)
Alle 40 stagiaires hebben een stageplaats Alle 40 ROC deelnemers hadden, na kortere of langere tijd, een stageplaats gevonden. Eén lukte het niet op tijd en kon pas in de volgende stageperiode beginnen. Op een enkele uitzondering na was iedereen tevreden met de stageplaats, ook al sloot niet in alle gevallen het werk precies aan op de opleiding.
De helft heeft de stageplaats zelf gevonden; de andere helft kreeg hulp van school of familie De helft van de stagiaires heeft de stageplaats zelf gevonden. Een deelnemer (opleiding niveau 4) zegt daarover: "Het ging heel goed. Mijn eerste brief was gelijk raak"; een andere (opl. niv. 3): "Het vinden van een stageplaats ging niet zo moeilijk, het ging zelfs sneller dan ik zelf verwacht had. Het heeft ongeveer een maand geduurd en ik heb zes brieven gestuurd"; en een derde (opl. niv. 3): "Het ging goed, omdat mijn netwerk breed is. Ik heb zelf gezocht. Dat vond ik beter omdat je dan zelf kunt bepalen waar je stage gaat lopen. Ik had veel keus."
10
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
11
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 12
De andere helft heeft hulp gekregen bij het zoeken. De ondersteuning kwam meestal vanuit school, zoals bij een deelnemer (opl. niv. 2): "De school heeft voor mij gezocht. Alles was in één dag geregeld"; een andere (opl. niv. 3): "Het was best moeilijk een stageplek te vinden. De school heeft wel geholpen en adressen gegeven om te solliciteren." Eén op de tien stagiaires kreeg steun van familie of vrienden. Een deelnemer (opl. niv. 2) merkt op: "In het begin ging het moeilijk omdat alle stageplaatsen al stagiaires aangenomen hadden. Via een goede vriend van mijn zus heb ik mijn huidige stageplaats gekregen. Dus veel moeite heb ik er niet voor hoeven te doen" en een andere (opl. niv. 2): "Het zoeken ging redelijk. Ik kreeg het adres via een kennis."
70% vond redelijk makkelijk een stageplaats; bij 30% ging het moeilijk Terugkijkend op het zoekproces is de helft van de veertig stagiaires van mening dat het nauwelijks moeite had gekost om een stageplaats te vinden. Twintig procent vindt dat het toch wel enige moeite gekost heeft en de resterende dertig procent - twaalf van de veertig stagiaires - vindt dat het moeilijk is geweest om een plaats te vinden.
Waarom was het voor deelnemers moeilijk een stageplaats te vinden? Deze vraag is door 10 deelnemers beantwoord. De meest genoemde reden (4x) is dat er veel sollicitanten voor dezelfde stageplaats waren. Een deelnemer (opl. niv. 3) zegt hierover: "Het verliep vrij moeilijk want iedereen ging naar dezelfde plaatsen een brief sturen. Gelukkig heb ik een plaats kunnen vinden" en een andere: "Iedereen was op hetzelfde moment op zoek naar dezelfde plaatsen en die plaatsen werden snel ingenomen." Overigens waren sommigen ook zo eerlijk om te melden dat men niet onmiddellijk begonnen was met het benaderen van stageadressen en dat dat wel een rol gespeeld zou kunnen hebben bij de afwijzingen. Drie keer werd als reden gegeven dat het moeilijk was door een gebrek aan geschikte stageplaatsen in de branche. Een deelnemer, in opleiding voor binnenhuisadviseur (niv. 4), had veel moeite een goede plek te vinden: "Ik was er ongeveer vijf weken mee bezig. Bij deze opleiding is extra begeleiding hard nodig. Die tijd bleken ze achteraf niet te hebben." Een andere ondervond hetzelfde in de mobiliteitsbranche (niv. 1): "Pas na een half jaar zoeken een plaats gevonden. Wel een leuke plek. Klein, allround bedrijf. Grote kans op een vaste baan" en zijn collega (opl. niv. 2) ook: "Elk bedrijf waar ik om een stage ging vragen, zei dat ze geen plek hadden. Het heeft zes maanden geduurd totdat ik toevallig een bedrijf vond waar ik stage kon lopen."
Over de impressie Op het eerste gezicht zien de resultaten er goed uit. Alle deelnemers vinden, soms met hulp van school en familie, een stageplaats waarover men in het algemeen tevreden is. Enkele stagiaires maken kanttekeningen bij het soort werk dat men uitvoert, drie vinden het niveau van de begeleiding wisselend en één is er uitgesproken negatief over. Al met al zijn negen van de tien uiteindelijk tevreden met de stageplaats. Toch zegt 30% van de geïnterviewde stagiaires dat het moeilijk was om een plaats te vinden. In 2005 hebben 135.000 ROC deelnemers in een vragenlijst hun mening gegeven over onder andere de stage. Van de 20.000 allochtone deelnemers aan dat onderzoek gaf 29% te kennen dat het lastig was geweest om een stageplaats te vinden. Bij de autochtone leerlingen ging toen om 17%. Gegeven de opvallende overeenkomst in percentages valt het aan te nemen dat ook nu de geïnterviewde allochtone deelnemers meer moeite hebben moeten doen om een stageplaats te krijgen dan de autochtone mede-ROC-ers. En een aantal van hen is bij het zoekproces geconfronteerd met vooroordelen.
Er valt dus nog wel het een en ander te verbeteren bij het verkrijgen van een stageplaats. Een aantal van de ROC-deelnemers gaf daarvoor tips: “Solliciteer op tijd en overal waar jij het leuk vindt.”
“Begin eerder met het zoeken naar stageplaatsen. We begonnen pas in maart. Voordat je antwoord krijgt duurt het ook wel even. Dan moeten ze je nog uitnodigen en dat is het alweer zomervakantie!”
“Geef meer hulp bij het zoeken van een plaats. De school weet wat voor soort stagiaires bedrijven willen hebben. We hebben iemand nodig die bedrijven kan vertellen welke opleidingen we doen.”
“Zorg er voor dat je Nederlands goed is. Als je Nederlands slecht is, dan krijg je niet makkelijk een stageplaats.”
Door twee stagiaires werd er een verband aangegeven tussen het allochtoon zijn en het moeite hebben met het krijgen van een stageplaats. Door een deelneemster (opl. niv. 4) werd er een directe link aangegeven: "Ik heb met moeite een stageplaats gevonden, waarschijnlijk omdat ik allochtoon ben. Ik ging namelijk met mijn vriendin samen solliciteren. Zij werd wel aangenomen en ik niet. Daarna is het mij, met veel moeite, gelukt een stageplek te vinden." In het andere geval (opl. niv. 4) is de samenhang indirect: "Ik had best wel moeite met het vinden van een stageplaats. Omdat ik mijn stagebrief elke keer fout schreef. Mijn Nederlands is niet correct genoeg. Ik had al stiekem een paar brieven de deur uitgestuurd. Maar ik kreeg nooit antwoord terug. Blijkbaar willen bedrijven iemand hebben die zonder spellingsfouten kan schrijven. De school heeft uiteindelijk een brief geschreven."
12
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
13
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
Hoofds tu k 2
14
- Nicis Institute - Stad en stages
20-04-2007
12:15
Pagina 14
Stad en stages: een waaier aan stimulerende activiteiten
Nicis Institute - Stad en stages -
15
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
Hoofds tu k 2
20-04-2007
12:15
Pagina 16
Stad en stages: een waaier aan stimulerende activiteiten 2.1 De inzet van de G4 steden op de stagemarkt In de werkdocumenten voor de werksessies is een overzicht opgenomen van de belangrijkste activiteiten waarbij men als stad betrokken is om het functioneren van de stagemarkt te verbeteren. In de periode november - december 2006 zijn de overzichten geactualiseerd. Per stad leverde dit verzoek een lijst op van tussen de 7 en 20 activiteiten (zie bijlage 4). In hun antwoorden wezen de steden er nadrukkelijk op dat niet naar volledigheid was gestreefd, maar dat men een doorsnede van de belangrijkste projecten had beschreven. Daarnaast merkte men op dat er in de steden een reeks andere stageverbeteringsprojecten in uitvoering was waarvan men wel op de hoogte maar, als gemeente, niet rechtstreeks bij betrokken was. Het gaat hierbij om projecten van scholen, van de KBB's, van samenwerkende bedrijven, enz. Deze projecten worden hier buiten beschouwing gelaten.
Kader 2.1
Rollen van gemeenten bij stage- en leer-werkinitiatieven 1 > De gemeente faciliteert gemeentelijk stage-overleg > samenbrengen van partijen betrokken bij stages; leiden en ondersteunen van overleg > opstellen van convenanten, stage-samenwerkingsafspraken
2 > De gemeente zorgt voor relevante (kwantitatieve) gegevens > ter beschikking stellen van informatie over ontwikkelingen op gemeentelijke / regionale arbeidsmarkt
3 > De gemeente treedt op als intermediair voor en naar de Rijksoverheid bij stage-onderwerpen > op agenda zetten van stagegerelateerde onderwerpen > uitvoeren van Rijksregelingen
4 > De gemeente promoot het ter beschikking stellen van stages > bevorderen dat organisaties in gemeentelijk netwerk stageplaatsen ter beschikking stellen
5 > De gemeente biedt zelf stages aan > stageplaatsen ter beschikking stellen binnen het gemeentelijk apparaat
6 > De gemeente neemt in contracten voorwaarden op omtrent stages > voorwaarden omtrent stages opnemen in vergunningen voor opdrachten
7 > De gemeente faciliteert stagewervings- en stageverbeteringsprojecten > werven extra stages > creëren van alternatieve stages
16
- Nicis Institute - Stad en stages
> matchen stagevraag en -aanbod > ondersteunen van een stagebureau
Nicis Institute - Stad en stages -
17
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 18
De ruim zestig stageactiviteiten die door de gemeenten samen zijn genoemd vallen in zeven rollen onder te brengen: zie kader 2.1. Binnen elk ervan levert de gemeente een andere bijdrage. Deze varieert van het stimuleren dat er overleg tussen partijen over de gemeentelijke stagemarkt tot stand komt en effectief verloopt, via het zelf aanbieden van stageplaatsen in de eigen organisatie tot het dienen als intermediair naar de landelijke overheid om daar met stages samenhangende aspecten op de agenda te krijgen.
Kader 2.2
Gelet op het aantal genoemde stageprojecten is het faciliteren of uitvoeren van stageprojecten
Rol 1 > bevorderen stage-overleg Rol 2 > zorgdragen voor cijfers over stages Rol 3 > intermediair zijn Rol 4 > stages promoten Rol 5 > stages ter beschikking stellen Rol 6 > stages in contracten opnemen Rol 7 > stageprojecten steunen
(rol 7) verreweg de belangrijkste gemeentelijke activiteit. Bijna de helft van alle projecten valt onder deze noemer. Het promoten van het aanbieden van stageplaatsen (rol 3) wordt het minst genoemd. Waarschijnlijk omdat deze activiteit meestal een onderdeel vormt van een breder stageproject. Ook rol 2, het verstrekken van informatie over ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, is nog wat minder prominent aanwezig. Alle andere rollen komen ongeveer even vaak voor. Tussen de vier gemeenten zijn de verschillen qua inzet bij de diverse rollen klein. Waar er verschillen zijn hebben die meestal te maken met het ontwikkelingsstadium van een rol. Zo wordt in Utrecht, in het kader van het werkgelegenheidsinitiatief, een overlegplatform over stages voorbereid (rol 1), terwijl men in de andere steden al over een dergelijk gremium beschikt. Aan de gemeenten is ook gevraagd een inschatting te geven van de financiële bijdrage aan de diverse stageactiviteiten. Bij veel projecten bleek dit niet mogelijk, of werd gezegd dat de inzet uit persoon-dagen bestond. Een vergelijking op het punt van de financiële investeringen blijft daarom achterwege. De informatie geeft wel aan dat het per stad jaarlijks om een investering in stageactiviteiten van een tot enkele miljoenen euro’s gaat.
Rollen van de G4 steden gemeente naar perspectief Rollen gemeente
2.2
Sociaal-integratief perspectief
Economisch perspectief
X X
X X
X X X X
X X
Zeven gemeentelijke rollen op de stagemarkt
In het navolgende worden de zeven rollen die een gemeente ten aanzien van stages kan vervullen – op basis van de in bijlage 4 opgenomen beschrijvingen – nader getypeerd.
In kader 2.2 worden de rollen die gemeenten feitelijk spelen bij het verbeteren van de stagemarkt – op basis van de in dit onderzoek opgespoorde gemeentelijke stageactiviteiten – gerelateerd aan de in het voorgaande hoofdstuk getypeerd sociaal-integratief en economisch perspectief. Het eerst genoemde perspectief – de directe zorg voor kansarme jongeren – staat wat meer centraal binnen de stageactiviteiten van de G4 steden dan het laatstgenoemde – het verbinden van economisch beleid met onderwijsontwikkeling.
2.2.1 Rol 1 > De gemeente faciliteert stage-overleg De G4 gemeenten zetten sterk in op het bevorderen van het overleg op diverse niveaus tussen betrokken partijen over het functioneren van de arbeidsmarkt in het algemeen en van de stagemarkt in het bijzonder. Op overkoepelend niveau heeft Amsterdam het Stageoverleg in het leven geroepen; Den Haag kent het Breed Overleg Stageproblematiek; in Rotterdam vindt binnen de Stageraad overleg plaats over de uitvoering van de Stage-werkafspraken en in Utrecht is een Stage-overlegplatform in voorbereiding. Aan dit overleg nemen de direct betrokken partijen deel. Het gaat hierbij met name om vertegenwoordigers van het onderwijs (vmbo’s, ROC’s) en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven (de KBB’s en de Kamer van Koophandel). Daarnaast zijn er vertegenwoordigers van gemeentelijke afdelingen of projecten bij betrokken die gericht zijn op het voorkomen van voortijdig schoolverlaten of de opvang van degenen die ongekwalificeerd tot de arbeidsmarkt toetreden. De gemeenten zitten dit overleg of zelf voor, of dragen dit over aan bijvoorbeeld het Platform-Arbeidsmarkt-Onderwijs. Gemeentelijk stageoverleg leidt tot twee belangrijke producten: convenanten en werkprogramma’s. De Werkafspraken “Rotterdamse aanpak stagetekort” (maart 2006) gelden als een voorbeeld van een convenant. In het document zijn de uitgangspunten vastgelegd waarlangs de partijen zullen
18
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
19
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 20
streven naar het verbeteren van de stagemarkt. Als onderdeel van de werkafspraken wordt er een Rotterdamse Stageraad in het leven geroepen die “in geval van uitblijven van oplossingen een
doorbraak kan forceren” (zie bijlage 1). In de “Stagenotitie Amsterdam” ( juni 2006) is tussen partijen een groot aantal werkafspraken vastgelegd over wie welke aspecten van de stagemarkt gaat verbeteren. Het Platform-Arbeidsmarkt-Onderwijs (PAO) heeft als streven dat iedere vmbo-er en mbo-er een stageplaats heeft. Een gezamenlijke analyse heeft geleid tot het opsporen van elf knelpunten op de stagemarkt. Acht daarvan zijn algemeen van aard. Deze hebben onder andere betrekking op uitdagingen bij de voorbereiding op en begeleiding tijdens de stage, bij het uitwisselen van informatie over vraag naar en aanbod van stageplaatsen en bij het voorkomen van discriminatie. Drie hebben betrekking op de mismatch tussen vraag en aanbod voor vmbo-stages en voor mbo- stages op de niveaus 1 - 2 en 3 - 4. Bij elk van de knelpunten is vervolgens vastgelegd welke partij op welke manier gaat werken aan de oplossing ervan (zie bijlage 2). Het algemene beeld is dat partijen redelijk tevreden zijn over het overkoepelend stageoverleg. De gemeente wordt door partijen gezien als een betrokken buitenstaander. ‘Betrokken’ omdat de gemeente zowel vanuit sociaal als economisch perspectief belang heeft bij een goed functionerende stagemarkt, en ‘buitenstaander' omdat de gemeente geen in wet- en regelgeving vastgelegde rol heeft. Op dit laatste punt wordt in paragraaf 3.2 teruggekomen. Naast het overleg dat de gemeente op lokaal niveau organiseert, brengt men ook op regionaal niveau onderwijs en arbeid bij elkaar. Zo investeert de gemeente Den Haag significant in de “Samenwerking Onderwijs – Bedrijfsleven.” Een SOB functioneert op zes afgebakende bedrijventerreinen. Bestuurlijk participeert o.a. het hbo, de ROC’s, VNO-NCW, MKB – Nederland en de Kamer van Koophandel. Inhoudelijk zet een SOB zich in om alle vormen van samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven te bevorderen. Het gaat bij de samenwerking onder andere om bedrijfsbezoeken, gastlessen, stages en praktijkopdrachten vanuit bedrijven. Deze activiteiten worden uitgevoerd onder de titel: “Partners in Business”. Deze noemer verwijst zowel naar het feit dat het om partners gaat die elkaar nodig hebben, als naar het gegeven dat er zaken gedaan worden. Bij de praktijkopdrachten en stages – zie ook hieronder – wordt er door de stagiaire(s) samen met medewerkers van een bedrijf gewerkt aan het oplossen van technische of andere uitdagingen waarvoor een bedrijf staat. Vanuit sociaal-integratief perspectief krijgt in Den Haag de plaatsing van individuele jongeren (“met naam en rugnummer”) veel aandacht. De gemeente heeft een meer-partijen overleg (ROC, CWI, gemeente: case management voortijdig schoolverlaten, account manager Task Force Jeugdwerkloosheid, Werkbeurs Jongeren) opgezet waarin toewijzing van jongeren, waar nodig op basis van een speed date tussen werkgevers en kandidaten, georganiseerd wordt. Het economisch perspectief op de stagemarkt komt onder andere naar voren binnen de Platformen Arbeidsmarkt–Onderwijs. Deze en soortgelijke overlegopties binnen gemeenten bieden optimale mogelijkheden om de huidige aansluitingen tussen onderwijs en de lokale arbeidsmarkt op alle onderwijsniveaus te bespreken. Binnen dit kader kunnen ook de uitkomsten van gemeentelijke sonderingen naar toekomstige economische speerpunten aan de orde gesteld worden en, in samenhang daarmee, de implicaties voor beroepsopleidingen en de daaraan verbonden stages.
20
- Nicis Institute - Stad en stages
2.2.2 Rol 2 > De gemeente zorgt voor (kwantitatieve) gegevens over de stagemarkt Voor het functioneren van de stagemarkt zijn twee typen informatie van groot belang. In de eerste plaats, vanuit het sociaal-integratief perspectief, moet men kunnen beschikken over gegevens over de vraag-aanbod situatie naar stages (per opleiding en niveau). Zonder een goed beeld kunnen er geen gerichte acties ondernomen worden. In de tweede plaats is, vanuit een economisch ontwikkelingsperspectief, informatie over de trends en groeirichtingen op de arbeidsmarkt gewenst. Gemeenten werken actief mee aan het zelf bijeen brengen van deze gegevens en zorgen er voor dat ze ter beschikking komen. Tot nu toe worden algemene gegevens over de gemeentelijke / regionale arbeidsmarkt vooral gebruikt bij het uitstippelen van het economisch beleid. Er zijn ontwikkelingen gaande om dergelijke informatie ook te betrekken bij het stage-ontwikkelingsbeleid. Amsterdam heeft een “Regionale arbeidsmarkt monitor”. De juli-uitgave concentreert zich op de algemene arbeidsmarktontwikkelingen in de stad en de regio. De januari-editie wordt grotendeels gewijd aan de samenhang tussen onderwijs, stages, uitstroom en arbeidsmarkt. Den Haag is bezig met de voorbereiding van een “Barometer onderwijs – arbeidsmarkt”. Er is een initiatiefgroep waarin onder andere het stadsgewest, de Kamer van Koophandel, OTC Haaglanden en het regionaal Platform Arbeidsmarkt zitting hebben. Het voornemen is om zich in de eerste fase te richten op de sector Techniek. Rotterdam laat onderzoek uitvoeren naar onder andere de kansen van laagopgeleide werkzoekenden op de plaatselijke arbeidsmarkt. Een eerste ronde heeft in 2005 plaatsgehad; het vervolg staat voor 2007 op de rol. Deze gegevens vormen een onderdeel van de in ontwikkeling zijnde regionale Arbeidsmarktmonitor. Bij deze projecten wordt er samengewerkt met brancheorganisaties en KBB’s. Utrecht heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van het Switchboard Techniek: een database via internet waarmee ontwikkelingen binnen enkele technische sectoren gevolgd kunnen worden. Ook heeft men in het kader van het nieuwe Utrechtse werkgelegenheidsoffensief door KBA Nijmegen, een 'regioportret' laten opstellen, dat weliswaar nog niet zó gedetailleerd is dat scholen er hun beleid precies op af kunnen stemmen, maar het geeft wel richtingen aan. Dat er vanuit het onderwijs en de andere partijen belangstelling voor actuele arbeidsmarktinformatie bestaat bleek overigens ook tijdens de in het kader van het onderhavige onderzoek gehouden werksessie in Rotterdam. Staande de vergadering werden er afspraken gemaakt tussen de gemeente en scholen om informatie toe te sturen. Voor het bereiken van de sociaal-integratieve beleidsdoelen zijn cijfers over de groep – potentiële – voortijdig schoolverlaters en de groep die zonder startkwalificatie is uitgestroomd onmisbaar. Cijfermatig greep krijgen op deze groepen is allesbehalve eenvoudig (zie paragraaf 1.1. en 2.2). In alle steden wordt er naar gestreefd om via de Regionale Meld en Coördinatiefunctie de voortijdig schoolverlaters in beeld te houden en aan te spreken. Deze informatie wordt teruggekoppeld naar de voor deze groep verantwoordelijke diensten binnen het gemeentelijk apparaat. In Den Haag werkt het Breed Overleg Stageproblematiek aan het opstellen van een model waarmee men de stroom jongeren vanuit het vmbo naar de verschillende sectoren en opleidingen binnen
Nicis Institute - Stad en stages -
21
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 22
het mbo in beeld kan brengen. Op basis van deze informatie wordt vervolgens bepaald op welke punten er stagetekorten te verwachten zijn. In het kader van de economische ontwikkelingsperspectieven volgen de G4 gemeenten nauwgezet ontwikkelingen op de lokale arbeidsmarkt. Naast de cijfers over de huidige vraag naar en aanbod van personeel publiceert men ook beschouwingen over groeipunten op de arbeidsmarkt. In de halfjaarlijkse Arbeidsmarktmonitor van de regio Zuidelijk Noord Holland – met Amsterdam als grootste gemeente – worden steeds één of meer van dergelijke economische groeipunten besproken. In 2006 ging het over de Kenniseconomie (conclusie: “deze levert naast banen voor hoogopgeleide kenniswerkers ook banen op aan de onderkant van de arbeidsmarkt”), Schiphol als banenmotor en de arbeidsmarkt in het toerisme. In het kader van het laatstgenoemde punt wordt o.a. aanbevolen meer mensen op te leiden voor de hogere functies en deze aan de regio te binden door “aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden, een positief carrièreperspectief en een goed
stagebeleid” (onderstreping KBA). Rotterdam ondersteunt het genereren van informatie over hoe beroepsonderwijs en bedrijfsleven samen het leren in de praktijk het best vorm kunnen geven. De gemeente ondersteunde een onderzoek van de Hogeschool Rotterdam, de projectgroep mbo – hbo en Edu-tec naar de kenmerken die samen een positieve bijdrage leveren aan de leeropbrengst van een stage. Er zijn zeven ontwerpvariabelen gevonden. Een stage is effectiever wanneer (a) de stage-opdracht maatschappelijk nut heeft; (b) er een goede balans is tussen theorie en praktijk; (c) de stagiaire serieus genomen wordt; (d) stagiaires deel uitmaken van het team, en geen buitenstaander blijven; (e) de stagiaire verantwoording moet afleggen voor de uitgevoerde taken; (f ) het bedrijf baat heeft bij de producten van de stagiaire en (g) de stagiaire een bijdrage levert aan de ‘lerende organisatie.’ Via het onderwijs worden deze resultaten verder verspreid.
2.2.3 Rol 3 > De gemeente fungeert als intermediair naar de Rijksoverheid De derde rol die een gemeente kan vervullen is die van verbindingsschakel tussen de lokale partijen en de rijksoverheid. Het gaat hierbij om het aan de orde stellen van uitdagingen bij het aanpakken van de stageproblematiek in overleg met Haagse beleidsmakers. Ook kunnen via gemeenten specifieke beleidsmaatregelen van de overheid uitgevoerd worden. De informatie vanuit de gemeenten bevat geen concrete voorbeelden van de eerste mogelijkheid, het bespreken van stageknelpunten met de overheid. Tijdens de werksessies en in de contacten met de scholen zijn er wel mogelijkheden genoemd. In verband met vmbo-stages werd voorgesteld de eis dat ook deze stageplaatsen door een KBB geaccrediteerd moeten zijn te versoepelen. Dit gezien het oriënterende karakter van de vmbo-stages. Bij mbo-stages werd opgemerkt dat de wet- en regelgeving ten aanzien van de erkenning van bedrijven herzien zou moeten worden, waardoor deze sneller en minder ‘belastend’ wordt voor bedrijven. Overigens verloopt een en ander in de praktijk – aldus de KBB’s – veel soepeler dan vaak gedacht wordt. Tijdens de werksessie in Rotterdam werd van werkgeverskant een verrassende
22
- Nicis Institute - Stad en stages
suggestie gedaan voor de aanpak van de problematiek van de voortijdig schoolverlaters. Het idee was om hen niet via een BBL-onderwijs traject, maar via een reïntegratietraject naar de arbeidsmarkt toe te leiden. Dit omdat aan laatstgenoemde trajecten een gunstiger prijskaartje hangt waardoor het eenvoudiger wordt om de benodigde extra begeleiding te bieden. Voor de omgekeerde informatie- en geldstroom (vanuit het nationale naar het lokale niveau) wordt verwezen naar de No Risk polis. Deze polis vormt onderdeel van de maatregelen om het voor werkgevers aantrekkelijker te maken aan jongeren zonder startkwalificatie een leer-werkplek aan te bieden. Met deze polis kunnen gedurende twee jaar loonkosten geclaimd worden bij ziekte van de deelnemer. In Rotterdam gaat het om 2.000 en in Den Haag om 1.000 van dergelijke polissen.
2.2.4 Rol 4 > De gemeente promoot het ter beschikking stellen van stages Zowel de peiling die in het kader van dit onderzoek is uitgevoerd (zie kader 1.3) als informatie vanuit de gemeenten laat zien dat het lastig is om voldoende stages en leer-werkplekken te vinden voor leerlingen die een niveau 1 of 2 beroepsopleiding volgen. Er wordt via meerdere ingangen gewerkt aan het vergroten van het aantal stages voor leerlingen die – alsnog – een startkwalificatie willen behalen.
“Stimuleren en initiëren van (maatschappelijke) stages. Wij spreken ook ministeries, internationale instellingen, andere grote Haagse werkgevers en sportverenigingen hierop aan” is een van de beleidsvoornemens in het Collegeprogramma van Den Haag. De PR van de gemeente komt enerzijds tot uiting in de voorbeeldfunctie die men heeft (zie rol 5, hieronder) en anderzijds in de stimulerende rol die men speelt ten aanzien van andere partijen. Ook de andere steden kennen promotionele acties. Utrecht benadert onder de titel “Utrecht blijft werken” via een samenwerkingsverband van werkgevers bedrijven om na te gaan welke steun men nodig heeft bij het vinden van goed personeel. In het kielzog van deze dienstverlening probeert men tegelijk stageplaatsen te werven. Rotterdam heeft een “Stagemakelaar” aangesteld: Jorien van de Herik. Deze: “zakenman … krijgt
als opdracht mee het tekort aan stageplaatsen in Rotterdam dit schooljaar (2006/2007) te halveren. Over twee jaar moet het tekort helemaal zijn weggewerkt. … Het idee achter de stagemakelaar is openingen te vinden bij het bedrijfsleven. … Het niet hebben van een goede stageplek blijkt namelijk een belangrijke bron van uitval voor ROC-deelnemers, terwijl ook veel werkloze jongeren het meest gebaat zijn bij een praktijkgerichte opleiding.” (Persbericht gemeente Rotterdam, 28 juni 2006). Onder andere via de makelaar wordt er naar gestreefd in het schooljaar 2006/07 1.000 extra stageplaatsen te creëren, hetgeen tot een daling van het aantal leerlingen op niveau 1 en 2 zonder stageplaats op beide Rotterdamse ROC’s moet gaan leiden. Amsterdam heeft als gemeente – samen met de VNO-NCW kring Amsterdam – het initiatief “Het stokje” gestart. Een grote onderneming wordt gevraagd om meer stageplaatsen ter beschikking te stellen. Nadat het bedrijf – waaronder tot nu toe ING, KPN, Joop van den Ende theaterproducties en Nuon – zijn doelstelling heeft bereikt wordt het stokje doorgegeven aan een ander bedrijf. Voor het MKB is een soortgelijke formule in ontwikkeling.
Nicis Institute - Stad en stages -
23
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 24
2.2.5 Rol 5 > De gemeente biedt zelf stages aan
Rotterdam heeft in 2006 het bereik van de regeling, daar bekend als “additionele bestekvoorwaarden”, uitgebreid door de doelgroep waarop deze betrekking heeft te vergroten. Naast de
Een gemeente is een bedrijf. Sterker, een conglomeraat van onderling verbonden bedrijven en instellingen dat, zeker wanneer er sprake is van deelgemeenten, een ingewikkeld patroon van samenwerkingverbanden kent. De G4 gemeenten laten zien dat ze op het punt van het ter beschikking willen stellen van stageplaatsen een voorbeeldfunctie willen vervullen.
kosten van een BBL leer-werkplek komen nu ook de kosten van een BOL stageplek (bijvoorbeeld de stagevergoeding, begeleidingskosten) voor verrekening via de 5% regeling in aanmerking. Tot nu toe werd de regeling vooral toegepast in de bouwsector en, nog in beperkte mate, bij mantelcontracten voor facilitaire diensten (schoonmaak, catering, beveiliging). Mogelijkheden worden onderzocht om ook aanbestedingen in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning onder de regeling te laten vallen. In principe kunnen afspraken omtrent stages onderdeel vormen van subsidievoorwaarden voor welzijnsinstellingen, sportclubs en culturele instellingen. Ook Den Haag gaat met ‘contract compliance’ werken.
Amsterdam heeft als norm gesteld dat elke dienst, bedrijf en stadsdeel per 50 personeelsleden 2 stageplaatsen levert. Eén van de twee is voor een vmbo-leerling, de andere voor een stagiair vanuit mbo tot wetenschappelijk onderwijs. In totaal gaat het gemeentebreed om 800 stageplaatsen. Dit beleid is geformuleerd als een prestatieafspraak, is opgenomen in de jaarlijkse plannings- en controlecyclus en wordt uitgevoerd door een coördinator. Andere Amsterdamse projecten op dit terrein zijn (a) het vanuit twee stadsdelen aanbieden van TEAM-opdrachten aan een gemengde groep mbo / hbo / wo stagiaires en (b) het maken van afspraken tussen stadsdelen en vmbo scholen over snuffelstages voor alle groepen leerlingen en specifieke, meer management-achtige, stages voor leerlingen van de vmbo theoretische leerweg. Den Haag wil tussen nu en 2010 het aantal stages stevig uitbreiden, waarbij het aantal jaarlijkse mbo stages van ongeveer 200 naar 300 groeit. Er wordt gewerkt aan het opstellen van een stagereglement waarin zaken geregeld worden over vergoeding, begeleiding, rechten en plichten. Daarnaast komt een scholingsaanbod om de begeleidingscompetenties van medewerkenden te vergroten. Rotterdam zet een werkgroep van HRM-medewerkers op om een stagereglement uit te werken. Als onderdeel daarvan wordt per dienst en deelgemeente een stagenorm geformuleerd. Binnen de dienst Gemeentebelastingen worden, onder de projectnaam “M”, 12 stageplekken voor Marokkaanse jongeren op niveau 1 en 2 gerealiseerd. Utrecht geeft een garantie voor 250 structurele stageplaatsen binnen de gemeentelijke organisatie. De coördinatie daarvan zal gebeuren via een Gemeente-stagebureau (in oprichting). De aandacht die de gemeenten besteden aan het stroomlijnen van het interne stagegebeuren sluit goed aan bij kritische opmerkingen die gemaakt zijn tijdens de werksessies. De klacht was dat er wel door het College doelen geformuleerd werden, maar dat de vertaling ervan naar de diensten en deelgemeenten weinig soepel verliep en dat er zeker voor de vmbo-ers en de ROC-ers op niveau 1 en 2 weinig tot geen plaatsen ter beschikking kwamen.
2.2.6 Rol 6 > De gemeente neemt in contracten voorwaarden op omtrent stages Onder titels als ‘sociaal contract’, ‘social return on investment’, ‘koppelingsmodel’ en ‘contract compliance’ hebben gemeenten ervaring opgedaan met de zogenaamde 5% regeling. Kern ervan is dat in een contract tussen een gemeente en een onderneming afgesproken wordt dat 5% van de gemeentelijke investering of subsidie – wanneer die meer dan ¤ 225.000 bedraagt – besteed wordt aan het bevorderen van de regionale werkgelegenheid en/of het aan een werkplek helpen van werkzoekenden. Dit kan gebeuren door langdurig werklozen voor minimaal een half jaar in te schakelen en / of door het creëren van en toeleiden naar leerling-bouwplaatsen.
24
- Nicis Institute - Stad en stages
2.2.7 Rol 7 > De gemeente faciliteert stagewervings- en stageverbeteringsprojecten De G4 gemeenten zijn zeer actief betrokken bij het verbeteren van het functioneren van de stagemarkt. Dit blijkt vooral uit het aantal projecten dat men faciliteert of mede-uitvoert om ervoor te zorgen dat er voldoende stageplaatsen zijn en dat er een goede match tussen plaats en stagiair plaats vindt. Bij deze projecten gaat het om:
(a) het door derden laten werven van extra stageplaatsen; (b) het scheppen van additionele alternatieve stageplaatsen; (c) het matchen van vraag en aanbod; (d) het opzetten van een stagebureau. a > Projecten voor het werven van extra stages Het werven van extra stages kent allerlei varianten. In elk van de gemeenten wordt in het kader van het MKB leerbanenplan naar leer-werkplekken gezocht voor voortijdig schoolverlaters, vmbo-ers, mbo-ers en jeugdige werklozen. De samenwerking tussen MKB Midden Nederland, ROC’s, vmbo’s en het CWI heeft er toe geleid dat men halverwege de looptijd ongeveer de helft van de nagestreefde 1.155 leerbanen heeft gerealiseerd. Voorts worden er projecten ondersteund die wijkgericht, sectoraal of doelgroep specifiek werken. Een wijkgerichte benadering wordt onder andere ingezet in Den Haag. In de wijk Laak, met 38.000 inwoners en een oppervlakte van 4,5 km2 het kleinste stadsdeel, loopt het project “Meester en gezel.” Door het koppelen van leerlingen vanuit het speciaal onderwijs aan ervaren vrijwilligers streeft men er naar voortijdig schoolverlaten te voorkomen. Studenten vanuit de sector Gedrag en Maatschappij van de Haagse Hogeschool begeleiden de uitvoering van het project. In de Schilderswijk en Transvaal zoeken de samenwerkende ondernemers, KC Handel, Samenwerking Onderwijs - Bedrijfsleven en vmbo scholen naar extra stageplaatsen met name bij migrantenondernemers. Rotterdam kent soortgelijke projecten in onder andere de wijken Delfshaven en Feijenoord. De stage-acquisiteur Delfshaven heeft binnen een jaar 50 plaatsen geworven voor vmbo-ers en mbo-ers bij bedrijven in Delfshaven. Deze gegevens worden ter beschikking gesteld op de stage-website van Delfshaven (http://www.stagesiterijnmond.nl/). Door middel van een subsidie aan een bureau worden in het project Feijenoord@work jongeren tussen 17 en 23 jaar zonder een startkwalificatie geleid naar school, stage en werk. In twee wijken van Utrecht zijn stageprojecten
Nicis Institute - Stad en stages -
25
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 26
in uitvoering: ‘Geef een Kanaleneilander een stagekans’ en ‘Geef een Overvechter een stagekans.’ Het project is gestart naar aanleiding van een oproep van een Marokkaanse ROC-er aan de burgemeester om mee te helpen stageplaatsen te vinden voor deelnemers uit de wijk Kanaleneiland. Daartoe gestimuleerd door de gemeente heeft de Rabobank de coördinatie – met inzet van stagiaires – op zich genomen. In 2004 zijn ongeveer 50 structurele stageplaatsen geworven. Inmiddels is het initiatief overgenomen in de wijk Overvecht. In Rotterdam is, als voorbeeld van een sectorale benadering, in de periode maart 2006 – maart 2007 actief ingezet op het werven van 250 extra stageplaatsen in de haven. Medio oktober 2006 waren er 156 toezeggingen waarvan er al 46 gebruikt werden. Via reïntegratiebedrijven, brancheorganisaties en ROC’s ondersteunt men in Rotterdam het werven van extra stageplaatsen tot en met niveau 2 in de techniek.
Een doelgroep benadering is herkenbaar in enkele Rotterdamse projecten. In het BOP project (BeroepsOriënterende Praktijkvorming in Kansenzones) wordt een aantal elementen gecombineerd om de kansen van jongeren te vergroten. Cliënten van het Jongerenloket zijn de doelgroep. Er wordt met bouwbedrijven samengewerkt, actief in economische ontwikkelzones, een ROC en gemeentelijke instellingen. De deelnemers wordt onderwezen in basisvaardigheden van timmeren en veiligheid. Van de 30 deelnemers in het schooljaar 2005/06 is eenderde doorgestroomd naar werk en een niveau 1 opleiding. Een ander Rotterdams project richt zich op met name op Antilliaanse jongeren zonder een startkwalificatie. Zij kunnen op Rotterdam Airport één of meer modules (onder andere: catering, klantafhandeling, PC-beheer) behalen die alle behoren tot het diploma basisvaardigheden luchthavenmedewerk(st)er. b > Projecten voor het creëren van alternatieve stages Mochten alle initiatieven om voldoende stageplaatsen op de arbeidsmarkt te vinden nog niet leiden tot een evenwicht tussen vraag en aanbod, dan is er altijd nog de optie van het – met financiële ondersteuning van de gemeente – scheppen van alternatieve stageplaatsen. In Den Haag vormt het Lerend Wijkcentrum een zogenaamde leerafdeling binnen een zorginstelling. Het gaat hierbij om afdelingen die in belangrijke mate draaien op de inzet van stagiaires en hun begeleiders. Daarbij kunnen hbo-studenten als begeleiders van mbo-deelnemers en vmbo-leerlingen optreden. In de periode tot april 2007 wordt er door de partners in het Haagse – te weten, vmbo’s, ROC, Hogeschool, KBB, welzijnsstichtingen en gemeente – kwartier gemaakt. In Rotterdam is Uitbreiding meidenwerk een initiatief van een ROC en de stichting Welzijn Feijenoord. Met steun van de gemeente wordt het aanbod aan meidenwerk in de zogenaamde ‘meidenhuiskamers’ en in buurthuizen uitgebreid. Deze vraag wordt deels opgevuld door extra stagiaires vanuit de opleiding Sociaal Cultureel Werk. De beroepskrachten krijgen dan een meer begeleidende rol. Het Amsterdamse “College hotel” is een commercieel functionerend hotel dat tevens functioneert als een opleidingsplaats voor jongeren die een opleiding volgen in de horeca, de bakkerij branche, het toerisme, de administratie, etc. Het hotel wordt gerund door deelnemers vanuit vmbo, mbo en hbo, onder leiding van een professionele staf.
in een periode van ruim een jaar ruim 100 praktijkopdrachten te krijgen voor vmbo-scholen. In Amsterdam fungeren zogenaamde meeting points, via welke leerwerkopdrachten worden geworven en uitgevoerd. Een daarvan richt zich, met veel succes, specifiek op de groensector. De praktijkopdrachten vanuit bedrijven bieden aanvullende mogelijkheden voor links tussen bedrijfsleven en onderwijs. In Amsterdam wordt deze aanpak aangeduid als TEAM-stage. Er wordt een team gevormd van gemiddeld vijf personen van verschillende opleidingen en niveaus (vmbo, mbo niveau 1 – 4 en hbo: “bij voorkeur van de Hogeschool van Amsterdam”) die gedurende een periode van vier tot zes maanden een uitdagende opdracht uitvoeren. Als één van de eerste projecten is er een samenwerking tussen het ROC van Amsterdam (“een school met oog voor leerlingen, de buurt én de bedrijven eromheen”) tot stand gekomen. Inmiddels worden er opdrachten uitgevoerd voor o.a. de Fietsfabriek, KPN en het De Mirandabad. Kenmerkend is dat er een nauwe link gelegd wordt tussen onderwijs en bedrijfsleven. Dit zorgt er voor dat het voor het onderwijs relevant is, maar ook dat er ideeën en inzichten vanuit het onderwijs naar bedrijven stromen.
c > Projecten voor het matchen van vraag naar en aanbod van stageplaatsen In Utrecht worden vmbo-leerlingen tijdens speed dates in de gelegenheid gesteld te vertellen welke stageplaats zij zochten. Vervolgens worden ze door het MKB-jongerenteam aan een werkgever gekoppeld, dan wel is met het MKB-jongerenteam een gerichte zoekactie afgesproken. In Rotterdam worden sinds november 2005 sectoraal speed meetings georganiseerd, waarin werkgevers en jongeren aan elkaar gekoppeld worden. Hierbij zijn het Jongerenloket en DAAD, een samenwerkingsverband van werkgevers, betrokken.
d > Projecten voor het opzetten van een stagebureau In Den Haag gaat het om een ‘virtueel stageloket’ waarbij betrokken zijn drie vmbo’s, onderdelen van de Mondriaan Onderwijsgroep, het gemeentelijk leercentrum, afdelingen van de gemeenten, Werkbeurs jongeren (zelf weer een verband van Sociale zaken, CWI, casemanagement voortijdig schoolverlaten en Mondriaan), samenwerkingsverband van vmbo’s en Mondriaangroep over doorstroom vmbo–mbo en de accountmanager Task Force Jeugdwerkloosheid. Binnen deze brede groep zal de invulling van het stageloket een belangrijk punt van overleg zijn. Het gaat hierbij met name om de wijze waarop activiteiten van bestaande stagebureaus van de ROC’s enerzijds, en stage-initiatieven vanuit de gemeente en andere partijen anderzijds, op elkaar afgestemd kunnen worden.
Een andere variant om meer stageplaatsen te krijgen is het aannemen van buiten- of binnenschools uit te voeren praktijkopdrachten. Hierbij worden door bedrijven opdrachten verleend aan scholen die vervolgens door leerlingen worden uitgevoerd. In Utrecht slaagde de Diensten Desk Utrecht er
26
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
27
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
Hoofds tu k 3
28
- Nicis Institute - Stad en stages
20-04-2007
12:15
Pagina 28
Stad en stages: naar een coherente aanpak
Nicis Institute - Stad en stages -
29
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
Hoofds tu k 3
20-04-2007
12:15
Pagina 30
Stad en stages: naar een coherente aanpak 3.1 Inleiding Gemeenten, en zeker de vier grote steden, hebben oog voor de uitdagingen waarvoor het beroepsonderwijs staat. Stages krijgen daarbij extra aandacht. Dit blijkt duidelijk uit de in het voorgaande hoofdstuk beschreven reeks van stimulerende activiteiten op de stagemarkt waarbij Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht betrokken zijn. Deze betrokkenheid heeft zowel een socialeintegratieve als een economische dimensie. Van acties gericht op het voorkomen van voortijdig schoolverlaten en op het stimuleren dat iedereen minimaal een startkwalificatie behaalt – in casu de sociale dimensie – wordt een bijdrage verwacht aan een goede start van met name kansarme jongeren op de arbeidsmarkt. Acties om er voor te zorgen dat het huidige, maar vooral ook het toekomstige, stageplaatsenbestand goed aansluit bij de vraag op de arbeidsmarkt – in casu de economische dimensie – hebben tot doel dat alle jongeren met het ‘juiste’ pakket aan competenties de arbeidsmarkt betreden. De eerder gepresenteerde beleidsvoornemens (zie kader 1.1) geven duidelijk aan dat de G4 gemeenten ook in de komende jaren aandacht willen blijven besteden aan het verbeteren van stages en de stagemarkt. De gemeenten, zo laten de werksessies zien, willen in samenwerking met andere partijen en door de inzet van diverse instrumenten, de plaatselijke en regionale stagemarkt beter laten functioneren.
In dit hoofdstuk staat de wijze waarop dit verbeteringsproces vorm kan krijgen centraal. De onderzoeksvraag – Hoe kan de regierol van een gemeente op de stagemarkt, zowel vanuit sociaalintegratief als economisch perspectief, beleidsmatig het best vorm krijgen? – structureert de opbouw van dit hoofdstuk. In paragraaf 3.2 wordt allereerst de positie van de gemeente als actor op de stagemarkt belicht, waarna vervolgens de mogelijkheden om het functioneren van die markt te beïnvloeden (of: te regisseren) aan de orde komen. In paragraaf 3.3 vormt het ontwerp van een Stage-Actie-Plan het thema. Zoals in hoofdstuk 2 aangegeven kwam met name in Amsterdam en Rotterdam tijdens de werksessies naar voren dat er behoefte is aan het stroomlijnen en op elkaar afstemmen van activiteiten van de diverse partners op de stagemarkt. In een Stage-Actie-Plan wordt vastgelegd welke doelen de gemeente, samen met de andere partijen, met stages wil bereiken. Een dergelijk plan tracht doelen en activiteiten van partijen op de stagemarkt tot een coherent geheel te smeden. Na het aangeven van het proces van totstandkoming (paragraaf 3.3.1) worden, mede op basis van het onderhavige onderzoek, aanbevelingen gedaan over aspecten van Stage-Actie-Plan. Met de regierol van een gemeente wordt bedoeld de makelende, schakelende, plannende en/of uitvoerende rol die een gemeente bij ontwikkelingen op de stagemarkt wil en kan spelen. Het gaat om de inzet vanuit een gemeente bij het stimuleren en, waar nodig, reguleren van de inzet van alle partijen die een rol spelen bij het vinden van een goede stageplaats voor alle jongeren.
30
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
31
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
3.2
20-04-2007
12:15
Pagina 32
De stagemarkt en de gemeente
Vanuit twee invalshoeken wordt de positie van een gemeente op de stedelijke stagemarkt belicht. Als eerste wordt de positie belicht vanuit een actor-analyse op de stagemarkt. In de tweede deelparagraaf worden de mogelijkheden van een gemeente om invulling te geven aan de regierol besproken.
3.2.1 De actoren op de stagemarkt – marges van de gemeentelijke regierol Op de stagemarkt hebben slechts vier actoren een in de wet vastgelegde rol. Het gaat hierbij om het bedrijf of de instelling, de deelnemer, de opleiding en het KBB (Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven). Het zijn de eerste drie actoren die bij een beroepsopleidende leerweg de praktijkovereenkomst ondertekenen. Bij een beroepsbegeleidende leerweg ondertekent ook het voor de sector verantwoordelijke KBB. Met deze ondertekening bevestigt het KBB dat de opleiding plaatsvindt in een door het KBB erkend leerbedrijf. Daarnaast zijn allerlei andere partijen beleidsmatig betrokken bij beroepsopleidingen en de plaats van stages en leer-werkplekken daarbinnen. Het gaat hierbij o.a. om vertegenwoordigende organisaties van onderwijsinstellingen (de mbo-raad en de hbo-raad), bedrijven en werknemers (VNO-NCW, MKB-Nederland, FNV, CNV), de deelnemers (JOB) en Colo (de koepel van de KBB’s), alsmede de gemeenten. Het Rijk speelt als wetgever en als financier een indirecte rol bij de beroepspraktijkvorming. In de wet- en regelgeving rondom stages en leer-werkplekken worden regio’s, provincies en gemeenten niet genoemd. Gemeenten hebben, anders dan in de functie van leerbedrijf, geen vastgelegde rol op de stagemarkt. Deze positie maakt het voor gemeenten mogelijk om – binnen marges – de eigen rol specifiek te richten op die sociaal-integratieve en economische ontwikkelingsaspecten van de stagemarkt die, vanuit het gemeentelijk beleid gezien, om de meeste aandacht vragen. Voordat ingegaan wordt op een nadere invulling van de inzet van een gemeente eerst een meer algemene opmerking over de gemeentelijke regierol. In de gesprekken die in het kader van dit onderzoek zijn uitgevoerd is deze regierol herhaaldelijk aan de orde gewest. Vanuit de direct betrokken actoren – dat wil zeggen onderwijs, bedrijfsleven, KBB’s en gemeenten zelf – wordt benadrukt dat gemeenten een rol kunnen en dienen te spelen bij de stages. In de diverse werksessies en het overleg met het Colo in het kader van het onderhavige onderzoek werd benadrukt dat op de stagemarkt weliswaar een groot aantal actoren betrokken is, maar dat, zoals ook hierboven al aangegeven, slechts voor een zeer beperkt aantal partijen een wettelijk vastgelegde rol is weggelegd. De eigen verantwoordelijkheid van deze partijen voor het optimaal laten functioneren van de stagemarkt dient voorop te staan. Of, zoals deelnemers in de werksessie in Utrecht het verwoorden: “Er moet meer samenhang komen, waarbij ieder zijn eigen verantwoordelijkheden
32
- Nicis Institute - Stad en stages
houdt”, … “Het is niet zinnig wanneer de gemeente taken overneemt van betrokkenen” en “De kern is de communicatie tussen onderwijs en werkgevers”. De opvatting, dat het voortouw voor het functioneren van de stagemarkt bij scholen, bedrijfsleven en KBB’s ligt, komt overeen met hetgeen tussen partijen in de Werktop van eind 2005 door overheid werkgevers en werknemers over het functioneren van de stagemarkt is afgesproken:
“Het kabinet stimuleert regionale netwerkvorming van scholen met hun regionale partners waaronder het (regionale) bedrijfsleven …. en KBB’s, en de school legt verantwoording af aan de regionale partners. Hierbij moet ook de beschikbaarheid van BPV plekken aan de orde zijn. Sociale partners in de verschillende branches zullen zich in de KBB’s inzetten voor macrodoelmatigheidsanalyses op basis waarvan kan worden vastgesteld in sectoren hoeveel BPV plekken nodig (zullen) zijn. Werkgeversorganisaties zullen decentrale werkgeversorganisaties oproepen om op regionaal niveau gerichte ondersteuning te bieden aan bedrijven om tot afspraken te komen met scholen voor beroepsonderwijs (vmbo, mbo, hbo) over stage- en BPV-plekken …. Werkgevers zullen zich nadrukkelijk inspannen om in overleg met scholen gemaakte afspraken over de beschikbaarheid van BPV plekken waar te maken en discriminatie bij het gunnen van een plek uit te bannen. De Stichting van de Arbeid zal de CAO-partijen wijzen op het belang van het beschikbaar stellen van voldoende BPV-plaatsen. Desgewenst kunnen hierover CAO-afspraken worden gemaakt….” Ook in het begin 2006 door het VNO-NCW gepubliceerde “Voorstel Sluitende Aanpak Stages” wordt nadrukkelijk het initiatief voor het aanpakken van tekorten aan stageplaatsen gelegd bij bedrijfsleven en ROC’s. Zij zijn de primaire actoren. Het opzetten en uitbouwen van netwerken van bedrijven rondom ROC’s vormt in het voorstel de aangewezen weg voor het oplossen van tekorten aan stageplaatsen. Kortom, centrale actoren zijn het erover eens dat het om een gedeelde, maar niet om een gelijke verantwoordelijkheid gaat. De KBB’s zijn verantwoordelijk voor het werven van voldoende erkende leerbedrijven met kwalitatief goede leerplaatsen. De scholen zijn verantwoordelijk voor het vinden van een leerplaats binnen dit bestand voor hun deelnemers. Een taakverdeling die medio oktober 2006 nog eens door Colo in een brief aan het Ministerie van OCW bevestigd is. Vanuit de idee van de gedeelde verantwoordelijkheid dienen actoren, waaronder gemeenten, te zoeken naar effectieve aanpakken bij het oplossen van problemen op de stagemarkt. De inzet vanuit gemeenten wordt hierbij vooral gestuurd door de beleidsverantwoordelijkheden, die men als gemeente heeft voor doelgroepen als voortijdig schoolverlaters en voor de onderkant van de arbeidsmarkt.
3.2.2 De gemeente als actor: regie via contacten en contracten Een niet goed functionerende stagemarkt betekent dat een gemeente op korte of langere termijn geconfronteerd wordt met de nadelige gevolgen daarvan. Op korte termijn gaat het om de jongeren die aankloppen bij de Jongerenloketten voor een uitkering en hulp. Op langere termijn gaat het om structurele problemen op de arbeidsmarkt waar er een mismatch is tussen de vraag naar personeel en door schoolverlaters. Een gemeente heeft, net als leerlingen, scholen en bedrijven groot belang bij een optimaal functionerende stagemarkt.
Nicis Institute - Stad en stages -
33
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 34
In kader 3.1 worden de drie voorwaarden genoemd voor een goed functionerende stagemarkt. Het gaat er om dat (a) de actoren die actief zijn op de stagemarkt met elkaar overleggen, (b) dat dit gebeurt op basis van actuele cijfers over de vraag-aanbodsituatie op die markt en (c) dat men het eens wordt over hoe en door wie discrepanties tussen vraag en aanbod aangepakt worden.
Kader 3.1
thema’s en de doelgroepen van de projecten kan een gemeente direct sturend werken op het functioneren van de stagemarkt.
3.3
Naar een gemeentelijk Stage-Actie-Plan
Kenmerken van een optimaal functionerende stagemarkt 1 > Er zijn overlegplatformen waarin betrokken actoren zitting hebben en waarin overlegd wordt > over onderwijs / voorkomen voortijdig schoolverlaten; > over de stagemarkt in het algemeen; > over de stagemarkt in een specifieke sector (techniek, zorg en welzijn, economie, groen).
2 > Er zijn robuuste en actuele gegevens beschikbaar over vraag naar en aanbod van stageplaatsen
Utrecht, Rotterdam, Den Haag en Amsterdam kennen een actief beleid op het terrein van stages en leer-werkplekken. Er worden op allerlei terreinen, voor diverse doelgroepen en via verschillende ingangen acties ondernomen om de stagemarkt te verbeteren. Zulke plannen komen echter nog min of meer versnipperd in allerlei beleidsdocumenten voor. In Amsterdam gaat het bijvoorbeeld om ‘Jong Amsterdam’, het onderwijs- en jeugdplan voor de periode 2006 – 2010, ‘Aanval op de uitval’, het plan om voortijdig schoolverlaten te voorkomen, het convenant ‘Leren en werken’ en het programma beroepsonderwijs 2006 – 2010. Uit deze korte lijst van beleidsdocumenten uit het Amsterdamse blijkt enerzijds de rijkdom en reikwijdte van stageactiviteiten en anderzijds het belang van coördineren en op elkaar afstemmen van deze activiteiten.
3 > Bij discrepanties tussen stagevraag en -aanbod, zijn partijen het eens over oorzaken en oplossingswegen en is men bereid aan de uitvoering van de oplossingen bij te dragen
Zoals uit het voorgaande hoofdstuk blijkt, spelen de G4 gemeenten een actieve rol bij het realiseren van deze voorwaarden. Men speelt daarbij soms een regierol. Bij het regisseren gaat het, zoals eerder gezegd, om het onderling optimaal op elkaar afstemmen van de diverse rollen van de verschillende actoren. Het gaat om het beïnvloeden, overtuigen en faciliteren van de andere actoren. Bij het handelen op, c.q. het invullen van de regierol op de stagemarkt beschikt een gemeente over twee sterke ingangen: contacten en contracten.
Bij contacten staan de grote netwerken van partners waarover zeker de G4 maar ook andere gemeenten beschikken binnen de lokale en regionale arbeidsmarkt centraal. Het gaat hierbij zowel om contacten met de sociale partners en de scholingsinstellingen als om allerlei andere partijen waaronder bijvoorbeeld zorg- en welzijnsinstellingen en gemeentelijke bedrijven. Via het bijeenbrengen van de voor stages verantwoordelijke partijen en het faciliteren van dit overleg worden partners ondersteund bij het beter laten functioneren van de stagemarkt. Deze ‘zachte’ regierol van de gemeente komt tot uiting in de bijdragen als facilitator en ondersteuner van het stageoverleg, in het optreden als stagepromoter, de intermediërende rol naar de centrale overheid toe en in de rol als informatieverstrekker over ontwikkelingen op de lokale en regionale arbeidsmarkt.
Partijen pleiten, met name tijdens de werksessies, voor meer coherentie in de door de gemeente en andere partijen uitgevoerde en ondersteunde stageactiviteiten. Lopende en nieuwe activiteiten zijn te kaderen in een gemeentelijk Stage-Actie-Plan. Hoofddoelen van een dergelijk plan zijn (a) het omschrijven van de functies van stages bij het realiseren van gemeentelijke beleidsdoelen vanuit sociaal-integratief en economische ontwikkelingsperspectief, (b) het aangeven welke stageprojecten uitgevoerd zullen worden om de doelen te bereiken en (c) het onderling op elkaar afstemmen van de stageprojecten die vanuit de gemeenten en door andere partners binnen de verschillende beleidsterreinen uitgevoerd worden. Het inkaderen van lopende en nieuwe stageactiviteiten in een stedelijk Stage-Actie-Plan vormt ook een direct antwoord op één van de knelpunten die bij de analyse van bijvoorbeeld de Amsterdamse stagemarkt gevonden werd, namelijk een:
‘wildgroei aan beleidsinitiatieven. … Alle initiatieven verschillen van elkaar … Een helder overzicht van wat er allemaal speelt ontbreekt. Hierdoor worden best practices en slechte ervaringen niet gedeeld en worden goedlopende initiatieven niet structureel gemaakt.” (Stagenotitie Amsterdam, 2006, 23 en bijlage 2). De G4 steden zijn actief op de stagemarkt. Er speelt zich daar een veelvoud aan activiteiten af. Er is geen gebrek aan dynamiek op de stagemarkt, eerder een teveel. Er is duidelijk behoefte aan meer samenhang. Als ‘betrokken buitenstaander’ kan de gemeente daarbij, waar nodig, de zachte regievoering op zich nemen. Een Stage-Actie-Plan is hierbij een structurerend middel. In paragraaf 3.3.1 worden de fasen bij het tot stand komen van het plan beschreven, waarna in paragraaf 3.3.2 aanbevelingen over de opzet ervan worden gedaan.
Bij contracten speelt de gemeente een wat stevigere regierol bij het optimaliseren van de stagemarkt. Het gaat hierbij enerzijds om de formele afspraken om als gemeente zelf stageplaatsen ter beschikking te stellen en anderzijds om het opnemen van afspraken over stages en leer-werkplekken in contracten tussen de gemeente als opdrachtgever en andere partijen als opdrachtnemer, met name in de vorm van ‘contract compliance’. Tenslotte zijn onder deze noemer de investeringen in geld en personen vanuit de gemeente in de vele stageprojecten van groot belang. Door keuze van
34
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
35
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 36
3.3.1 Het Stage-Actie-Plan: een fasegewijze aanpak
Fase 2: Opstellen van beleidskader voor de gemeentelijke / regionale stagemarkt
Hieronder wordt ingegaan op de vier fasen bij het tot stand komen van een gemeentelijk of regionaal Stage-Actie-Plan. Afhankelijk van de startsituatie zal er bij fase 1 sprake zijn van een ‘bezinning’ en ‘ijking’ of, in gemeenten die zich al langer op de stagemarkt richten: van ‘herbezinning’ of ‘herijking.’ De suggesties hieronder bij de vier fasen zijn overigens niet alleen bedoeld voor de G4 steden. Ze willen handvatten bieden aan gemeenten die zich (verder) op de stagemarkt willen begeven.
De uitkomsten van de inventariserende eerste fase vormen de basis voor het opstellen van het gemeentelijke beleidskader ten aanzien van stages. Het gaat hierbij om een open ambitiedocument ten aanzien van stages voor de gemeente én omstreken.
Vooraf zij nog opgemerkt dat het gezien de vele partijen die zich op de stagemarkt bevinden en de positie die een gemeente daarop inneemt het van groot belang is dat de diverse fasen van het proces een sterk interactief karakter hebben.
Fase 1: Bezinnen op en / of herijken van gemeentelijk stagebeleid en -praktijk De binnen het gemeentelijk apparaat aanwezige kennis over de stagemarkt, de bedoelingen met stages, de inzet van stages, enzovoort wordt door de gemeente zelf bijeen gebracht en besproken. Het gaat hierbij zowel om de huidige situatie als om de gewenste situatie op de gemeentelijke stagemarkt.
Richtinggevende vragen hierbij zijn bij de bestaande situatie: > bij welke stage-projecten zijn we als gemeente betrokken? > welke doelen (sociaal-integratief, economisch of andere) streven we met deze projecten na? > binnen welke gemeentelijke beleidsterreinen zijn stageprojecten gesitueerd? > welke rollen (zie de zeven rollen in hoofdstuk 2) speelt de gemeente bij de projecten? > welke middelen (contacten, contracten, andere) zetten we feitelijk in? > welke kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over de stagemarkt hebben we beschikbaar? > welke (algemene, sectorale, doelgroepspecifieke) stage-overleggen zijn er en aan welke daarvan nemen we deel?
Bij de gewenste situatie: > welke doelen (sociaal-integratief, economisch of andere) willen we als gemeente bereiken met > > > > > > >
het stagebeleid? welke beleidsterreinen willen we bij het stagebeleid betrekken? op welke deelmarkten van de stagemarkt willen we ons specifiek richten? wat zijn voor ons als gemeente de belangrijkste uitdagingen op de stagemarkt? welke rollen willen we als gemeente spelen (zie hoofdstuk 2)? welke middelen willen en kunnen we daarbij inzetten? hoe sluit een en ander aan op de doelen en activiteiten van de andere partijen op de stagemarkt? hoe willen we een en andere tot een coherent geheel maken?
Analyses van documenten en discussies op ambtelijk en politiek niveau leveren het materiaal aan voor het beantwoorden van de vragen.
‘Open’ verwijst naar het gegeven dat de gemeente slechts in samenwerking met de primaire partijen op de stagemarkt – bedrijfsleven, onderwijs en KKB’s – de eigen ambities kan realiseren. Een gemeente kan, maar wil dit ook niet alleen doen. In de synergie met de andere partners komt de kracht van de gemeente tot uiting. De andere partijen worden dan ook uitgenodigd de eigen ambities te formuleren en die van de gemeente aan te vullen (zie fase 3). ‘Ambities’ verwijst naar de doelstellingen die de gemeente met het stagebeleid wil realiseren op het gebied van (de integratie van) kansarme jongeren en het economisch ontwikkelingsbeleid. In het document worden de doelen geconcretiseerd in een geplande inzet van middelen en het aangeven welke rol(len) de gemeente wil spelen bij het uitvoeren van de voorgestelde activiteiten. ‘En omstreken’ verwijst naar het feit dat onderwijs en bedrijfsleven een boven-lokale rol vervullen. Zeker wanneer er sprake is van een centrum-gemeente is het van groot belang om de stagemarkt in een ruimer perspectief te bezien. Waar het sociaal-integratief perspectief nog lokaal af te bakenen is – de ongekwalificeerde jongeren in de gemeente – is dat voor het economisch perspectief veel moeilijker te doen. De hierboven gestelde richtinggevende vragen bij de gewenste situatie staan centraal bij het opstellen van het ambitiedocument. De combinatie van de ambities, de voorgestelde stageactiviteiten en de aangeven inzet van gemeentelijke rollen leveren belangrijke onderdelen van het concept Stage-Actie-Plan op.
Fase 3: Houden van interactieve consultaties / werkconferentie ‘Stad en Stages’ Met dit concept Stage-Actie-Plan gaat de gemeente naar de partners. Ofschoon er ook tijdens de voorbereidingsfase informeel overleg geweest zal zijn met de belangrijkste partners, gaat het nu om het komen tot afstemming en overeenstemming met alle betrokken partners op de stagemarkt. In een ronde van consultaties wordt aan de gemeentelijke partners gevraagd het Stage-Actie-Plan te bespreken, in samenhang met eigen ambities en activiteiten. Tevens wordt aan de partners gevraagd de relevantie van de door de gemeente gestelde doelen, respectievelijk te realiseren uitkomsten, aan te geven. In relatie daarmee kunnen partners ook de eigen inzet bij het realiseren van de gemeentelijke doelen en de – mogelijke – rol van de gemeente bij het bereiken van de partners’ doelen aangeven. Opties voor samenwerking worden zo opgespoord.
Voor de aansluitende werkconferentie zijn onder andere de volgende punten relevant: > zijn de gewenste stage-overleggen aanwezig? > zijn de benodigde kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over de stagemarkt aanwezig? Zo niet, langs welke wegen wordt er door wie voor gezorgd dat deze er komen?
> is er duidelijkheid wat de voornaamste knelpunten en uitdagingen zijn die aangepakt moeten worden?
36
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
37
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 38
> wat worden de rollen en de taakverdeling van partijen bij het aanpakken van de uitdagingen op de
Aanbeveling 3: Leg vast wie zorgdraagt voor de kwantitatieve gegevens over de stagemarkt
stagemarkt? Wie neemt het voortouw bij het oplossen van welke uitdagingen op de stagemarkt? > welke rollen gaan de partners en de gemeente bij de stage-overleggen en –activiteiten spelen?
Binnen het onderhavige project is per stad een overzicht opgesteld van de tekorten aan stages. Dit leverde reacties als: “Ik herken me niet in dit cijfermatige beeld van de stagemarkt in onze gemeente. De huidige situatie ziet er heel anders uit.” Het beeld was van voorjaar 2006, de reactie van na de zomervakantie. Ook wat fluctuaties in het verloop van de verhouding tussen vraag en aanbod betreft, geldt dat de stagemarkt een echte markt is (zie Stagenotitie Amsterdam, 2006).
Vanuit haar eigen doelen en verantwoordelijkheden richt de gemeente haar inzet op die onderdelen van het Stage-Actie-Plan die gerelateerd zijn aan (a) de zorg voor die jongeren die moeite hebben toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt en (b) op het verbinden van het onderwijs aan de gestelde economische beleidsdoelen.
Fase 4: Implementeren van het Stage-Actie-Plan Het overleg met de partijen op de gemeentelijke stagemarkt leidt tot afspraken over de inzet van partijen bij het verbeteren van de (boven)gemeentelijke stagemarkt. Fase 4 zal starten met het door de ‘projecttrekkers’ verder uitwerken van elk afzonderlijk projectplan. Hierbij kunnen de interessante en effectieve aanpakken bij het verbeteren van de stagemarkt – opgenomen in hoofdstuk 2 en bijlage 4 – als illustratieve voorbeelden dienen. Tijdens de uitvoering van de verschillende projecten heeft er uitwisseling over de voortgang ervan plaats binnen het stage-overleg op gemeentelijk en sectoraal niveau. De uitkomsten van evaluaties van de projecten worden teruggekoppeld. Waar nodig zal dit, in overleg met de lokale partners, leiden tot bijstellingen in het Stage-Actie-Plan.
3.3.2 Aanbevelingen Een Stage-Actie-Plan vormt de structuur waarmee en waarbinnen een gemeente de regierol op de stagemarkt in het algemeen kan invullen. Het onderhavige onderzoek heeft een aantal inzichten over de specifieke invulling van een dergelijk plan en de inzet van een gemeente daarbinnen opgeleverd. Deze worden hieronder in de vorm van aanbevelingen aan de lokale stage-partijen besproken.
Aanbeveling 1: Zorg voor stage-overleg op overkoepelend en sectoraal niveau Gemeenten dienen – bij ontbreken van afdoende overlegstructuren – het initiatief te nemen bij het tot stand komen van gemeentelijk stageoverleg. Met name bij bovenschoolse overleggen kan de gemeente een belangrijke ondersteunende rol spelen als ‘neutrale’ gespreksleider. Uit de werksessie en gesprekken met scholen blijkt dat met name in gemeenten waar er sprake is van een con-collegiale verhouding tussen meerdere ROC’s een actieve rol vanuit de gemeente bij het bijeenbrengen van partners en het aansturen van het overleg op prijs gesteld wordt.
Aanbeveling 2: Leg met de partners de spelregels op de gemeentelijke stagemarkt vast in een convenant Gemeenten dienen te bevorderen dat afspraken over het opereren van partijen op de gemeentelijke stagemarkt in een convenant vastgelegd worden. Zie bijlage 1 voor een voorbeeld. Plaatselijke partijen spelen verschillende rollen en hebben verschillende belangen op de stagemarkt. Het in een convenant vastleggen wie welke inzet zal plegen is van groot belang om sturing te geven aan het proces om de stagemarkt optimaal te laten functioneren.
38
- Nicis Institute - Stad en stages
Voor het kunnen bereiken van een evenwicht tussen vraag en aanbod is het daarom van groot belang om continue over robuuste gegevens over het verloop in vraag en aanbod te beschikken. Op dit punt spelen met name de onderwijsinstellingen en de KBB's een belangrijke rol. Zij verzamelen deze cijfers. Op regionaal niveau is inmiddels informatie beschikbaar. De gezamenlijke KBB's hebben sinds de Werktop van eind 2005 onder andere gewerkt aan het bouwen van een site waarop men kan zien hoe groot in een bepaalde regio voor een bepaalde opleiding de kansen zijn op het vinden van een stage (www.kansopstage.nl). Het plan is om deze informatie fijnmaziger te gaan aanbieden op RPA-niveau. Ook wordt er gewerkt aan een systeem om sneller stage-informatie tussen scholen en KBB’s te kunnen uitwisselen. Cijfermatige gegevens over de gemeentelijke stagemarkt zijn niet eenvoudig te krijgen, mede omdat ROC’s en de vmbo’s vrijwel altijd ‘boven-gemeentelijk’ opereren. Zowel het deelnemersbestand als het stagebestand is regionaal. Gemeenten kunnen stimuleren dat de benodigde vraagaanbodinformatie op tafel komt. In Den Haag streeft de gemeente er bijvoorbeeld naar dat voor alle vmbo-ers die in september instromen in een ROC een stageplaats beschikbaar is. Daarvoor is nodig dat de vmbo-scholen een indicatie geven van de opleidingskeuzes van de leerlingen. Een convenant tussen de besturen van vmbo-scholen in de gemeente en het College van B&W zorgt er voor dat nu al deze scholen deze gegevens aanleveren.
Aanbeveling 4: Geef als gemeente het goede voorbeeld: stel een stage-norm Goed voorbeeld doet volgen. Gemeenten dienen een helder en herkenbaar stagebeleid te hebben. Aanpakken zoals in Amsterdam (per 50 personeelsleden 2 stageplaatsen, waarvan 1 voor een vmbo-er) en Rotterdam (stel een norm per dienst) verdienen navolging. Te overwegen is om hieraan regels voor de verdeling over doelgroepen (allochtoon – autochtoon / meisje – jongen) en opleidingsniveaus toe te voegen.
Aanbeveling 5: Tekort aan stageplaatsen? Ga niet onmiddellijk werven, overleg eerst! Vanuit het sociaal-integratieve perspectief zijn voor gemeenten tekorten aan stageplaatsen in het algemeen, en voor allochtone leerlingen in het bijzonder, het belangrijkst. De voor de hand liggende oplossing bij een geconstateerd tekort is meestal: meer stageplaatsen werven. Echter, deze oplossing is vrijwel nooit de enige en lang niet altijd de meest effectieve. Voordat een wervingscampagne gestart wordt, is het zinvol dat partijen – onderwijs, KBB’s, werkveld en gemeente – analyseren wat de voornaamste oorzaken zijn voor de tekorten en welke oplossingen daarop aansluiten. Dergelijke analyses kunnen het best op sectoraal niveau gedaan worden. Zie bijlage 3 voor een korte beschouwing over de mogelijke oorzaken van tekorten aan stageplaatsen en potentiële oplossingen daarvoor. Vaak zal blijken dat een betere – organisatorische – benutting van het bestaande aanbod aan stageplaatsen al soulaas biedt.
Nicis Institute - Stad en stages -
39
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 40
Aanbeveling 6: Neem voorwaarden op over het beschikbaar stellen van stages in gemeentelijke contracten De ervaringen met het opnemen van voorwaarden in contracten voor het ter beschikking stellen van stages of werkgelegenheidsopties door een werkgever lijken wisselend. Rotterdam is er positief over, terwijl uit andere steden gemengde berichten komen. Met de Wet Maatschappelijke Ondersteuning komen er mogelijkheden voor het maken van contractuele afspraken over stages in de zorg. Gezien de huidige stagetekorten in die sector een interessante optie. Het verdient aanbeveling om de haalbaarheid en effectiviteit van ‘contract compliance’ als middel om de stagemarkt te verbeteren verder te onderzoeken.
Aanbeveling 7: Koppel economisch speerpuntenbeleid aan stage- en onderwijsbeleid Vanuit het economisch ontwikkelingsperspectief is het zinvol om het onderwijs in een vroeg stadium bij discussies over de richting van het gemeentelijk economisch innovatiebeleid te betrekken. Universiteiten, hbo’s maar ook mbo's kunnen, als onderdeel van de kennisinfrastructuur, bijdragen aan de discussies. In samenhang daarmee kan men er voor zorgen dat in de eigen onderwijsplanning ingespeeld wordt op de uitkomsten van de discussies.
Aanbeveling 8: Versterk de wisselingwerking tussen onderwijs en arbeid door stages en praktijkopdrachten Gemeentelijk stagebeleid dient binnen het economisch ontwikkelingsperspectief gericht te zijn op het bevorderen van de samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs op alle niveaus. Via stages en praktijkopdrachten kan bijgedragen worden aan het vitaal houden van bedrijven. Zet in een Stage-Actie-Plan in op projecten die de gerichte samenwerking tussen bedrijfsleven en onderwijs bevorderen. Door te kiezen voor een dergelijke invalshoek versterkt de gemeente deze samenhang. Het impliceert dat een stad zich wil en kan profileren als interessante en aantrekkelijke onderwijsstad.
3.4
De in Stage-Actie-Plannen opgenomen activiteiten richten zich, zo laten de ervaringen in de G4 steden zien, in eerste instantie nadrukkelijk op het in kwantitatief opzicht optimaal laten functioneren van de stagemarkt. Vraag en aanbod dienen, op alle onderwijsniveaus, op elkaar aan te sluiten. Of, zoals omschreven in de Amsterdamse Stagenotitie van juni 2006, het streven is: “voor iedere (v)mbo-leerling een stageplek.” Dat kwantitatieve aspecten van stages als eerste aan bod komen is niet verwonderlijk. Een gebrek aan stageplaatsen heeft gevolgen voor individuele leerlingen, de ouders, het onderwijs en, via het fenomeen voortijdig schoolverlaten, voor de overheid. Tekorten komen in de publiciteit en leiden soms - zoals enkele jaren geleden, toen er een tekort aan stageplaatsen voor verpleegkundigen (niveaus 4) was - zelfs tot demonstraties op het Binnenhof. Voor wat wegwerken van de kwantitatieve stagetekorten betreft zijn de voortekenen gunstig. Zo liet het Colo in het voorjaar van 2007 weten dat de tekorten aan leerplaatsen die er bestonden in een aantal branches en regio’s vrijwel geheel verdwenen zijn, met uitzondering van stageplaatsen voor een beperkt aantal specifieke opleidingen (Colo, 2007). In februari 2007 werd voor Amsterdam, nadat de Stagenotitie ruim een half jaar in werking was, gemeld dat: “er voor iedere leerling van het (v)mbo … die een verplichte stage moet lopen in 2007 in principe een stageplek is.” In de hoofdstad zijn ruim 20.000 stageplekken, waarmee daar aan de vraag van het onderwijs is voldaan. Het valt te verwachten dat het via Stage-Actie-Plannen beter gaan benutten van de aanwezige stagecapaciteit en door het uitbreiden van het aantal plaatsen, geholpen door een aantrekkende economie, kwantitatieve tekorten aan stages op belangrijke segmenten van de stagemarkt snel zullen verdwijnen.
Een vooruitblik
De rollen van de gemeente op de lokale en regionale stagemarkt staan centraal in dit onderzoek. Het onderzoeksmateriaal, de gesprekken en de discussie in de werksessies maken één ding duidelijk: steden en stages kunnen niet zonder elkaar. Stages vervullen een wezenlijke rol bij het realiseren van doelen op belangrijke gemeentelijke beleidsterreinen. Zonder stages geen trajecten naar de arbeidsmarkt voor ongekwalificeerde schoolverlaters. Zonder stages ontbreken er wezenlijke opties om economische ontwikkeling en onderwijs aan elkaar te verbinden. En, hoewel niet expliciet aan de orde gesteld in dit onderzoek, zonder stages geen effectieve reïntegratietrajecten voor langdurig werklozen. De eerste aanbeveling vanuit dit onderzoek is dan ook om de acties die een gemeente al uitvoert, respectievelijk wil uitvoeren, rondom stages bijeen te brengen in een Stage-Actie-Plan. Een Stage-Actie-Plan richt zich, zoals al uit de naam blijkt, op het operationele niveau, op actie. Een Stage-Actie-Plan vormt het punt waarop stagegerelateerde activiteiten die in beleidsnota’s
40
over onder andere voorkomen voortijdig schoolverlaten, Praktische Sector Oriëntatie in het vmbo en stages in het mbo genoemd worden, bij elkaar komen. Een Stage-Actie-Plan is van groot belang omdat het mogelijkheden biedt de diverse door een gemeente zelf ondernomen of gesubsidieerde activiteiten tot een coherent geheel te maken. In Rotterdam is, begin 2007, het ‘Actieplan aanpak stagetekort’ in ontwikkeling (Rotterdam, 2007). In dit plan, dat aansluit bij de ‘Rotterdamse werkafspraken’ (zie bijlage 1), wordt aangeven hoe de doelstelling van het college van B&W gerealiseerd zal worden om in de periode 2006 – 2010 het stageplaatsen tekort met 2.500 te verminderen.
- Nicis Institute - Stad en stages
Het grotendeels wegvallen van de kwantitatieve druk op de stagemarkt heeft voor de rol van de gemeente op de stagemarkt twee belangrijke implicaties. De eerste is dat er (nog) meer gelet kan gaan worden op de kwaliteit van de stages. Er komen middelen vrij om zich te richten op de betere inpassing van de stages in het leerproces, op de adequatere voorbereiding van de stagiaires, op de betere begeleiding tijdens de stages en op een meer diepgaande reflectie op hetgeen tijdens de stages geleerd is. Een dergelijke verschuiving in de aandacht vanuit een gemeente is gegrond omdat deze aansluit bij de kwalitatieve uitdagingen op de stagemarkt. Amsterdam (PAO, 2007) geeft aan dat er ongeveer 400 moeilijk plaatsbare jongeren zijn. De stageplaatsen voor hen zijn er in principe wel, maar de jongeren zijn nog niet 'stagerijp.' Er is sprake van nog tekort schietende kennis en vaardigheden, maar ook aan gedrag- en houdingsaspecten. Om vooral de laatstgenoemde aspecten te bevorderen subsidiëren gemeenten projecten voor bijvoorbeeld het ontwikkelen van een module 'burgerschapscompetenties' - waarin een aantal basisvaardigheden inzake gedrag, houding en persoonlijke presentatie aan de orde komen (PAO, 2007, 12) - of voor het opzetten van stageleercentra, waarin onder andere de sociale vaardigheden van toekomstige stagiaires ontwikkeld worden (Rotterdam, 2007).
Nicis Institute - Stad en stages -
41
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 42
Literatuur De tweede wezenlijke implicatie van het wegvallen van de kwantitatieve druk op de stagemarkt is dat het overkoepelende beleid vanuit een gemeente ten aanzien van het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt meer aandacht zal kunnen krijgen. Stagebeleid wordt dan veel scherper een integraal onderdeel van het bredere beleid van een gemeente gericht op het scheppen van optimale voorwaarden voor economische groei. Binnen een dergelijk breder beleidskader kunnen alle aangrijpingspunten tot hun recht komen voor het met elkaar in contact brengen en laten samenwerken van arbeidsmarktactoren, intermediaire organisaties, kennisinstellingen en onderwijs. Startend vanuit kwantitatieve uitdagingen kunnen stages, via het verbeteren van de kwaliteit ervan, voor regionale partners een belangrijk aangrijpingspunt vormen voor het zich samen, op beleidsniveau inzetten voor het optimaliseren van de afstemming tussen arbeid en onderwijs. Stageactiviteiten, zoals gepland in een Stage-Actie-Plan, vormen dan geen op zichzelf staand terrein meer, maar worden een wezenlijk onderdeel van het beleid van een gemeente en partners gericht op het verbeteren van de huidige en toekomstige regionale arbeidsmarkt.
Colo (20 oktober 2006) Persbericht: Stichting voor de Arbeid kiest voor regionale versterking kenniscentra. Zoetermeer: Colo. Colo (2 november 2006) Persbericht: Toenemend animo bij bedrijfsleven om mbo'ers op te leiden. Zoetermeer: Colo. Colo (februari 2007) Colo-barometer van de stageplaatsen- en leerbanenmarkt, peiling 1 februari 2007. Zoetermeer: Colo. Eimers, T. en M. Roelofs (oktober 2006) Werkgelegenheidsoffensief Utrecht – regioportret aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt. Nijmegen: KBA. Gemeente Rotterdam (2007) Actieplan aanpak stagetekort – “meedoen in het middelbaar onderwijs.” Rotterdam: Gemeente, afdeling Scholing en integratie. Gemeente Utrecht (2006) Utrechtse onderwijsagenda 2006 – 2010. Utrecht: gemeente Utrecht. PAO ( januari 2006) Arbeidsmarktmonitor zuidelijk Noord-Holland. Amsterdam: Platform Arbeidsmarkt en Onderwijs. PAO ( juni 2006) Stagenotitie Amsterdam. Amsterdam: Platform Arbeidsmarkt en Onderwijs. PAO ( januari 2007) Nieuwe duurzame aanpak stagevoorziening in Amsterdam – uitwerking ‘Stagenotitie Amsterdam.’ Amsterdam: Platform Arbeidsmarkt en Onderwijs. Samenwerkingspartners Rotterdam (maart 2006) Werkafspraken “Rotterdamse aanpak stagetekorten.” Rotterdam: Gemeente Rotterdam. SOB Haaglanden (september 2006) Partners in business. Den Haag: Samenwerkingsverband Onderwijs Bedrijfsleven. VNO-NCW (2006) Voorstel Sluitende Aanpak Stages. Den Haag: VNO-NCW.
42
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
43
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 44
Bijlagen
1 > p agin a 4 7 > Werkafspraken “Rotterdamse aanpak stagetekort” 2 > p agin a 5 3 > Samenvatting “Stagenotitie Amsterdam”
3 > p agin a 5 7 > Oorzaken van en oplossingen voor een tekort aan stages 4 > p agin a 6 1 > Overzicht van stageactiviteiten in elk van de G4 steden (per november / december 2006)
44
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
45
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 46
Bijlage 1
Werkafspraken ‘Rotterdamse 1 aanpak stagetekorten’ Samenwerkingspartners: Gemeente Rotterdam vertegenwoordigd door Wethouder W. van Sluis; Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen vertegenwoordigd door Staatssecretaris M. Rutte Albeda College vertegenwoordigd door voorzitter College van Bestuur ROC Zadkine vertegenwoordigd door voorzitter College van Bestuur De volgende Kenniscentra voor Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven: > Kenniscentrum voor leren in de praktijk in de sectoren Gezondheidszorg, Welzijn, Sport en Dienstverlening, OVDB; > Kenniscentrum Handel; > Kenniscentrum voor technisch vakmanschap, Kenteq; > Kenniscentrum beroepsonderwijs-bedrijfsleven voor de economisch-administratieve, ICT- en veiligheidssectoren, ECABO; > Kennis- en opleidingscentrum voor de mobiliteitsbranche, Innovam; > Kennis- en communicatiecentrum voedsel en leefomgeving, Aequor; > Kenniscentrum Transport en Logistiek, VTL; > Vereniging Kenniscentra Beroepsonderwijs-Bedrijfsleven, Colo.
Inleiding Om oplossingen te zoeken voor de stagetekorten in Rotterdam hebben genoemde partijen werkafspraken gemaakt die ze hiermee vastleggen.
Uitgangspunten: > begin 2006 is geconstateerd dat het tekort aan stageplaatsen1 op de Rotterdamse ROC’s ruim 2.300 bedraagt, vooral op de opleidingsniveaus 1 en 2 en in de sectoren administratie, handel, 1 In deze werkafspraken wordt het begrip ‘stages’ gebruikt als vervanging voor de “beroepspraktijkvorming als bedoeld in artikel 7 van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (BOL én BBL)”.
46
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
47
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 48
uiterlijke verzorging, zorg, welzijn, motorvoertuigentechniek, beveiliging en de brede arbeidsmarktkwalificerende assistentenopleiding; > het niet hebben van een goede stageplek is een belangrijke bron van uitval voor ROC-deelnemers en veel werkloze jongeren zijn het meest gebaat bij een praktijkgerichte opleiding; > daarbij is extra inzet van Kenniscentra, ROC’s en de landelijke en lokale overheid nodig; > in bepaalde groeibranches is er een tekort aan leerlingen, ook deze mismatch wordt in deze werkafspraken onderzocht en aangepakt. Dit betekent dat: > samenwerkingspartners zich vinden in een deze werkafspraken; > een aantal pilots zoals gebiedsgerichte benadering van werkgevers en coaching in 2006 en 2007 worden uitgeprobeerd, gemonitord en bij gebleken succes toegepast in andere gebieden en sectoren; > in september 2007 door samenwerkingspartners een evaluatie van deze afspraken en pilots plaatsvindt op basis van cijfers, feiten en ervaringen2.
1 > ROC’s en gemeente inventariseren de behoefte onder ingeschreven deelnemers, respectievelijk bij het Jongerenloket ingeschreven werk- of schoolzoekende jongeren naar stages, gespecificeerd naar opleiding, niveau en vorm (BOL of BBL). Alle samenwerkingspartners doen gezamenlijk jaarlijks onderzoek naar ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en verspreiden die informatie actief naar (potentiële) deelnemers, bedrijven en elkaar.
2 > Kenniscentra en ROC’s garanderen een adequate voorlichting aan de leerlingen voordat zij op stage gaan. Deelnemers worden daarom binnen de opleidingen voorbereid door de ROC’s op hun stage voor zover ze nog geen leerarbeidsovereenkomst zijn aangegaan. Dat vergroot de kans op het vinden van een praktijkleerplaats en een succesvolle stage. Bovendien voorkomt deze voorbereiding dat leerbedrijven afhaken op basis van slechte ervaringen met deelnemers. Kenniscentra stellen voorlichtingsmateriaal beschikbaar en organiseren in overleg met de ROC’s de voorlichting aan leerlingen over de bedrijfscultuur die zij in een bepaalde branche kunnen verwachten. Kenniscentra maken met de ROC’s afspraken over voorlichting aan docenten over de mogelijkheden om actuele kennis op te doen over wat zich in de bedrijven afspeelt (bijvoorbeeld via docentstages). Met extra financiering moet het mogelijk zijn om desgewenst een coach3 mee te leveren aan het stagebedrijf die ervoor zorgt dat de werkgevers administratief worden ontlast en ondersteund bij de stagebegeleiding.
3 > Samenwerkingspartners garanderen met deze werkafspraken, indien op basis van onderzoek voldoende mogelijkheden aanwezig zijn, voldoende erkende praktijkleerplaatsen op niveau 1 en 2, zodat dit geen belemmering is voor deelnemers wat betreft de instroom, voortgang en de afronding van de opleiding van hun keuze. Indien zich toch problemen voordoen, zoeken partijen gezamenlijk naar een oplossing voor de deelnemer.
2 Daarbij willen samenwerkingspartners aansluiten bij de BVE-monitor binnen de ROC’s, de Kosten-Batenanalyse van VSV door het CPB en het onderzoek van de G4 met het Kenniscentrum Grote Stedenbeleid naar de stedelijke aanpak van het stagetekort. 3 Drie varianten worden onderzocht: coach van kenniscentrum; coach van ROC en coach van bedrijf met externe financiering.
48
- Nicis Institute - Stad en stages
4 > Samenwerkingspartners spannen zich in om reeds beschikbare praktijkleerplaatsen eerst te benutten. De ROC’s melden maandelijks aan de Rotterdamse frontoffice van de kenniscentra welke praktijkleerplaatsen nodig zijn, voor welke deelnemers en wanneer. De kenniscentra ontsluiten informatie over beschikbare erkende praktijkleerplaatsen en ondersteunen bij de matching van deelnemer en praktijkleerplaats. De site kansopwerk.nl en kansopstage.nl wordt door Colo en de kenniscentra voor in 2006 fasegewijs verder uitgebouwd naar het niveau van de praktijkleerplaatsen met informatie over beschikbaarheid, leermogelijkheden en kwaliteit. Bij plaatsingsproblemen werken kenniscentrum en ROC aan een gezamenlijke oplossing. Indien dat niet gebeurt, treedt punt 10 in werking (hardheidsclausule). Bij problemen met de deelnemer op de praktijkleerplaats nemen kenniscentrum en ROC direct contact op met elkaar en bereiken ze binnen een termijn van twee weken een oplossing respectievelijk: bemiddeling tussen werkgever en deelnemer; extra ondersteuning zoals in punt 2 bepaald of een alternatieve leerwerkplaats. Indien dat niet gebeurt, treedt punt 10 van deze werkafspraken in werking (hardheidsclausule).
5 > Tijdens de stage wordt de deelnemer ondersteund en begeleid door de school, het bedrijf en de praktijkopleider van het kenniscentrum, of desgewenst door een coach zoals bij punt 2 vermeld. Zij maken afspraken met het bedrijf en met elkaar over frequentie, vorm en inhoud van ondersteuning. Ten behoeve van de begeleiding van de deelnemer tijdens de stage zal de onderwijsinstelling bij aanvang, op het einde en tussendoor (in ieder geval dus minimaal drie maal voor plaatsingen langer dan twee maanden) contact hebben met het bedrijf.
6 > Voor deelnemers voor wie een praktijkleerplaats in bedrijven naar het gezamenlijk oordeel van ROC en kenniscentrum nog een stap te ver is, worden door ROC en kenniscentrum andere vormen van praktijkleren ingezet. 7 > Als uit inventarisatie blijkt dat onvoldoende praktijkleerplaatsen beschikbaar zijn, ondernemen kenniscentrum en onderwijsinstelling gerichte actie om extra praktijkleerplaatsen te werven. Om dit goed en snel te laten verlopen gelden de volgende afspraken: Criteria Kenniscentra en ROC’s hebben overeenstemming dat bij de werving van praktijkleerplaatsen voor niveau 1 en 2 de volgende criteria gelden voor leerbedrijven: > het bedrijf biedt relevante werkzaamheden; > het bedrijf biedt voldoende begeleiding toegespitst op de doelgroep. Snelheid Na melding door de onderwijsinstelling van een nieuw bedrijf wordt dit binnen twee weken bezocht en erkend door het kenniscentrum. Gebeurt dit niet binnen twee weken, dan wordt de deelnemer, onder verantwoordelijkheid van het ROC voor de begeleiding van de deelnemer,
Nicis Institute - Stad en stages -
49
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 50
geplaatst door het ROC. Het kenniscentrum zal dan binnen twee weken na plaatsing alsnog het bedrijf bezoeken en erkennen. Blijkt dat het bedrijf niet meteen erkend kan worden, dan zorgen kenniscentrum en ROC binnen twee weken voor een oplossing binnen het bedrijf en zonodig voor een alternatief voor de deelnemer en het bedrijf. Frontoffice Kenniscentra Kenniscentra zorgen via een frontoffice dat zij voor ROC’s, gemeente en bedrijven goed herkenbaar en aanspreekbaar zijn in Rotterdam. In ieder geval kan er vanaf 1 mei 2006 via één telefoonnummer contact worden opgenomen voor praktijkleerplaatsen op niveau 1 en 2. Ook bedrijven die niet direct thuis horen bij één KBB kunnen zich hier melden. Samenwerking De kenniscentra werken samen om het volume aan praktijkleerplaatsen op niveau 1 en 2 te verhogen. Bij de bedrijfsbezoeken wordt systematisch gevraagd of het bedrijf praktijkleerplaatsen voor niveau 1 of 2 beschikbaar wil stellen. Opleidingsadviseurs van de kenniscentra vragen daarbij ook naar de mogelijkheden in andere branches en informeren hierover hun collega's bij andere kenniscentra. Daar waar meerdere kenniscentra in één bedrijf komen, stemmen de kenniscentra de erkenning met elkaar af. Daad (Rotterdamse uitwerking) De accountmanagers van het servicepunt voor werkgevers Daad werken analoog aan de opleidingsadviseurs van de kenniscentra. Verworven nieuwe plekken BBL komen eerst beschikbaar voor bij het Jongerenloket ingeschreven jongeren. Indien het Jongerenloket de plek niet kan invullen binnen twee weken wordt die via aanmelding bij de frontoffice van de kenniscentra ook voor bestaande ROC-deelnemers opengesteld.
8 > Partijen monitoren de voortgang en resultaten van deze werkafspraken en doen voorstellen voor verbetering met als doel structurele oplossingen te vinden voor de stage- en leerlingtekorten.
9 > Conform de afspraken in de werktop van sociale partners van 1 december 2005 moet discriminatie van jongeren bij het gunnen van een stageplaats worden voorkomen.
10> Partijen richten een Rotterdamse Stageraad op die in geval van uitblijven van oplossingen zoals vermeld in de voorgaande punten, met name in 3, 4 en 7, een doorbraak kan forceren. Deze bespreekt ook de evaluatie vermeld in de aanhef van deze werkafspraken en stelt desgewenst de werkafspraken bij voor volgende schooljaren.
Aldus overeengekomen en getekend, Rotterdam, 23 maart 2006.
50
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
51
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 52
Bijlage 2
Samenvatting “Stagenotitie Amsterdam” – juni 2006 Amsterdam wil in 2015 onder andere bekend staan als ‘Kennisstad’. In het kader daarvan wil men de onderwijsresultaten verbeteren en de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt optimaliseren. In samenhang met dit laatste doel is onder andere in juni 2005 het Platform Arbeidsmarkt en Onderwijs (PAO) opgericht. In dit platform werken samen de gemeente Amsterdam, onderwijsinstellingen (vmbo, mbo en hbo) en het bedrijfsleven (vertegenwoordigd door de Kamer van Koophandel). Het streven van het PAO is dat in het schooljaar 2006/2007 voor iedere scholier een stageplaats beschikbaar is. Om dit doel te bereiken is eind 2005 / begin 2006 een inventarisatie uitgevoerd van de knelpunten die zich voordoen op de gemeentelijke stagemarkt. In het schema staan de 11 geconstateerde algemene knelpunten genoemd. Daarnaast zijn per opleidingssector een aantal constateringen over de (mis)match op de stage- en de arbeidsmarkt gedaan. In de Stagenotitie – die opgevat kan worden als een concept Stage-Actie-Plan – wordt tevens aangeven welke partners het voortouw dienen te hebben bij het aanpakken van de knelpunten.
52
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
53
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 54
x x x
x x x
x
behalen. Voor het vmbo spreken we dan over de leerwerktrajecten en voor het mbo over de beroepspraktijkvormingsplaatsen.
Platform Arbeidsmarkt Onderwijs
x x
Gemeente
x x x x x
KBB
ROC opleidingen
x x x x x
Leerling studenten
VMBO-s
Sociale partners
Aan te pakken door:
Bedrijfsleven
Stagenotitie Amsterdam: Knelpunten op en constateringen ten aanzien van de stagemarkt
Knelpunten 1 Voorbereiding op stage 2 Begeleiding tijdens de stage 3 Mismatch van verwachtingen 4 Mismatch vraag en aanbod 5 Onvoldoende communicatie tussen partijen 6 Wildgroei aan beleidsinitiatieven 7 Verdringingen op de stagemarkt 8 Discriminatie van stagiaires 9 Afstemming buitenschoolse oriëntatie vmbo 10 Tekorten op niveau 1 en 2 11 Tekorten op niveau 3 en 4
x x x x x x
x x x
x x x x
Constateringen situatie arbeids- en stagemarkt 1 Welzijn en zorg 2 Handel 3 Horeca en Toerisme 4 Administratie en commerciële dienstverlening 5 Uiterlijke verzorging 6 Nieuwe BPV aanvraag offensief Leren & Werken 7 Arbeidsmarktperspectief
x x x x x
x x x x x
x x x x x x x
Overgenomen uit Stagenotitie Amsterdam - Samenvatting & conclusie “De stagenotitie is opgesteld door de partners in het Platform Arbeidsmarkt en Onderwijs (PAO). De partners zijn de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (gemeente Amsterdam), het Frontoffice Bedrijfsleven (aangestuurd door de Kamer van Koophandel) en de onderwijsinstellingen (ROC van Amsterdam en een aantal vmbo-scholen). Daarnaast hebben ook de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (KBB's, verenigd in Colo) bijgedragen aan de totstandkoming van deze notitie. Directe aanleiding voor deze stagenotitie vormt het streven van het PAO om met ingang van het schooljaar 2006 / 2007 voor iedere scholier een stageplaats te hebben. Het gaat hierbij specifiek om de leerlingen op het vmbo en mbo, die een stageplaats nodig hebben om hun diploma te kunnen
54
- Nicis Institute - Stad en stages
Om dit streven te bewerkstelligen zijn alle betrokken partijen gezamenlijk aan de slag gegaan. Onderwijsinstellingen, bedrijfsleven, kenniscentra en gemeente hebben ieder vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheden de stageproblematiek in Amsterdam geïnventariseerd. Deze samenwerking is uniek te noemen en in die zin al een winstpunt op zichzelf. De verschillende analyses zijn bij elkaar gebracht en uitvoerig door de partijen besproken. Uiteindelijk zijn er elf knelpunten benoemd. Een aantal van deze knelpunten zijn algemeen van aard. Zoals de voorbereiding en begeleiding van leerlingen voor en tijdens stages, de communicatie tussen de betrokken partijen, de problematiek van verdringing, discriminatie en de mismatch tussen vraag naar en aanbod van stageplaatsen. Aan ieder knelpunt zijn één of meerdere aanbevelingen gekoppeld, waarin concrete actiepunten zijn benoemd voor iedere partij. Het georganiseerde bedrijfsleven, de onderwijsinstellingen, de gemeente Amsterdam en de kenniscentra (verenigd in Colo) gaan gezamenlijk de strijd aan met deze knelpunten en hebben zich gecommitteerd aan de in deze notitie beschreven aanpak. Maar naast de algemene knelpunten zijn er ook specifieke knelpunten genoemd. Zo is naar voren gekomen dat in de sectoren zorg & welzijn, handel, administratie en uiterlijke verzorging op niveau 1 en 2 van het mbo de grootste tekorten aan stageplaatsen bestaan. Voor niveau 3 en 4 van het mbo geldt dat voor de sectoren zorg & welzijn, commerciële dienstverlening en horeca en toerisme. Om ook in deze sectoren voor iedere scholier een stageplaats te bewerkstelligen, zal per sector een werkgroep worden gestart. Hierin zullen zowel de betreffende opleidingen, de betrokken koepels en brancheorganisaties, als de kenniscentra plaatsnemen. De werkgroepen richten zich op de specifieke problemen per sector en rapporteren de resultaten aan het PAO. De werkgroepen zullen een aantal concrete maatregelen en acties voor de betrokken partijen, d.i. kenniscentra, onderwijsinstellingen en bedrijfsleven, voorstellen. Deze stagenotitie geeft handvatten voor de acute problematiek en richt zich dus in eerste instantie op de korte termijn. Maar deze notitie vormt ook een eerste aanzet tot de aanpak van ontwikkelingen op de middellange- en lange termijn. De veranderende relatie tussen het onderwijs en het bedrijfsleven, in het licht van de ontwikkelingen met betrekking tot het competentiegericht leren, is hiervan een belangrijk voorbeeld. De opstellers van deze notitie pretenderen niet de volledige stageproblematiek in één document te vangen. Sterker nog, met deze notitie begint het pas. Er dient vanaf nu geïnvesteerd te worden in een meer duurzame, branchegewijs opgebouwde, intensieve samenwerking tussen bedrijven/ instellingen, de ROC's en de kenniscentra. Hierin moet het praktijkleren in competentiegericht onderwijs centraal komen te staan. Met deze stagenotitie wordt een basis gelegd om verdere stappen te zetten en kansen te creëren voor Amsterdam en daarmee de zich ontwikkelende kennis- en dienstverlenende economie, en de rol van het onderwijs en het bedrijfsleven daarin, te versterken.”
Nicis Institute - Stad en stages -
55
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 56
Bijlage 3
Oorzaken van en oplossingen voor een tekort aan stages Onderzoek van de situatie op de stagemarkt wijst meestal uit dat er voor bepaalde opleidingen of groepen een tekort aan stageplaatsen is. De eerste, en voor de hand liggende, reactie is dan: meer stageplaatsen gaan werven. De vraag is echter of dit de enige en de meest effectieve oplossing is. Zonder een goed zicht op wat de oorzaken voor de tekorten zijn, is het niet goed mogelijk te kiezen voor de meest effectieve oplossing voor het wegwerken er van en voor het vaststellen welke rollen scholen, KBB’s, werkgeversverenigingen en gemeenten het best kunnen spelen. Bij het vormgeven van het Stage-Actie-Plan is inzicht in oorzaken en mogelijke oplossingen noodzakelijke informatie. In gesprekken met de scholen en tijdens de werksessies in de steden is duidelijk geworden dat tekorten veroorzaakt worden door een interactie tussen een reeks factoren (zie bovenste kader op de volgende pagina). Tekorten kunnen samenhangen met factoren op stagiair niveau. Er zijn wel voldoende plaatsen maar bedrijven vinden de investering erin in begeleiding te groot gezien het taalniveau of de werkhouding van de aanvrager. Tekorten kunnen samenhangen met de onderwijsinstelling. Bedrijven geven bijvoorbeeld geen stageplaatsen aan vmbo-ers omdat men geen idee heeft waarvoor de stage dient of kunnen ze niet geven omdat alle ROC zorg opleidingen op hetzelfde moment stages organiseren. Tekorten kunnen samenhangen met de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Door verdwijnende werkgelegenheid op de lagere niveaus en naar het buitenland en door rationalisering van werkzaamheden binnen branches, verdwijnen er stageplaatsen. In de zorgsector hebben bezuinigingen in de afgelopen jaren geleid tot een afname van de begeleidingscapaciteit. Binnen deze sector werd ook gemeld dat door het opnemen van een vaste stagevergoeding in de CAO de opnamebereidheid door instellingen afgenomen was. Tenslotte geldt dat er opleidingen zijn – de niveau 2 opleiding binnen welzijn is nogal eens als voorbeeld genoemd – waarvan gezegd wordt dat de instroom in de opleidingen, in vergelijking met de vraag op de arbeidsmarkt, te groot is. De oplossingen die bij een gegeven tekort aan stageplaatsen ingezet zullen worden hangen vanzelfsprekend nauw samen met de zwaarte die aan de verschillende oorzaken gehecht wordt. Ook voor de oplossingen geldt dat geen één-op-één relatie is tussen oorzaak en aanpak. In het onderste kader op de volgende pagina worden een aantal aanpakken genoemd om een niet optimaal functionerende stagemarkt te verbeteren. Stagetekorten zijn, vanuit het onderwijs mede op te lossen door de voorbereiding op de stages te verbeteren, bijvoorbeeld door gerichte taal- en sollicitatietrainingen. In de regio’s Twente en Groningen werd het tekort aan stageplaatsen in de zorg vrijwel geheel opgelost door een planningsmaatregel. De stages van de ROC’s werden zo gepland dat het eind van de ene stageperiode aansloot op de start van de volgende. Verder werd het opzetten van door grotendeels door stagiaires gerunde leerafdelingen en leerbedrijven of
56
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
57
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 58
binnen de school of binnen een instelling nogal eens als oplossing gezien. Andere genoemde oplossingen hadden met name betrekking op het langs allerlei kanalen bekender maken aan bedrijven van aantrekkelijke samenwerkingsmogelijkheden met het onderwijs en het bespreken met de KBB’s van aangepaste erkenningseisen.
Mogelijke oplossingen voor tekorten aan stageplaatsen School
VMBO tekorten aan stageplaatsen veroorzaakt door:
MBO tekorten aan stageplaatsen veroorzaakt door:
stage voorbereiding verbeteren (sollicitatietraining, houding, uiterlijke verzorging) slimmere planning stage BPV perioden / roulatiesysteem; gebruik van stageplaatsen in de zomervakantie > oprichten van door de school geleide bedrijven of praktijkhallen > benutten leerafdelingen in bedrijven en instellingen > extra stageplaatsen werven
factoren op leerlingniveau
factoren op leerlingniveau
Gezamenlijke scholen
> werkhouding en attitude van scholieren niveau 1 en 2
> gedrags- en/of taalproblematiek van deelnemers
>
> >
Oorzaken van tekorten aan stageplaatsen (elk in 2 of meer gemeenten genoemd)
> leeftijd: 14 en 15 jarigen worden te jong geacht
niveau 1 en 2 > de allochtone achtergrond van de deelnemers
factoren op schoolniveau > verdringing van vmbo-scholieren door mbo-stagiaires
factoren op schoolniveau
> vmbo’s organiseren stages op het zelfde tijdstip
> verdringing van mbo deelnemers door hbo studenten
> gebrek aan eenduidig stagebeleid vmbo’s
> verdringing van stagiairs door deelnemers van ROC buiten de stad
factoren op de arbeidsmarkt > verdwijnen (outsourcing) van werkgelegenheid op niveau 1 en 2 > bedrijven geen werk / belangstelling voor niveau 1 stagiairs
KBB opzetten van leerafdelingen binnen instellingen en bedrijven accrediteren op niveau van werkplek / afdeling > accreditatie eisen aanpassen aan ten aanzien van: > het niveau van de lerende (bij niveau 1 nadruk op sociaal / pedagogische eisen) > taal niveau van de allochtone werkgever > accrediteren van alternatieve leerplaatsen (bijvoorbeeld simulatiestages / bedrijven in ROC’s) > scholen de optie van een voorlopige accreditatie geven > gericht allochtone ondernemers werven >
factoren op de arbeidsmarkt > verdwijnen van werkgelegenheid (metaal en mobiliteitsbranche) > verminderding begeleidingscapaciteit (zorg) > arbeidsmarkt ‘erkent’ opleiding niet (welzijn niveau 2)
algemeen > negatieve publiciteit omtrent vmbo
gezamenlijk stagebureau (voor gezamenlijke werving en verdeling van stage plaatsen tussen vmbo en mbo) > samenwerking vmbo/mbo/hbo bij begeleiding tijdens stages. Hbo-leerlingen begeleiden of werken de vmbo/mbo leerling in. Mbo leerling begeleid vmbo leerling. Leerlingen van één niveau werken elkaar in > afstemming van stageperioden van alle stage-vragende vmbo’s en ROC’s in gemeente / regio
algemeen
>
> in CAO’s vastgelegde stagevergoedingen (zorg en welzijn)
Bedrijf / branche per bedrijf / groep bedrijven / bedrijfsterrein een stage coördinator aanwijzen gebruik maken van begeleiders vanuit school binnen een bedrijf > vanuit branche organisaties informatie verspreiden over m.n. niveau 1 deelnemers > stagelogo voor bedrijven invoeren (“Hier leren jongeren!”) > >
58
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
59
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 60
Bijlage 4
Overzicht stageactiviteiten waarbij G4 steden betrokken zijn In het werkdocument opgesteld voor elke werksessie was een lijst opgenomen met in die stad lopende stageprojecten. In het najaar van 2006 is, in overleg met de begeleidingsgroep van het project, besloten deze lijsten door de G4 steden te actualiseren. Door KBA Nijmegen is hiervoor een format opgesteld. De informatie in deze bijlage geeft de situatie in Utrecht, Rotterdam, Den Haag en Amsterdam per november – december 2006 aan. Alleen projecten waarbij de gemeente in één of meer rollen betrokken is, zijn opgenomen. Elk van de steden heeft aangegeven dat de lijsten niet volledig zijn en dat er, naast de activiteiten waarbij de gemeente zelf betrokken is, door de hbo’s, ROC’s, KBB’s en andere partners zelfstandig ook stageprojecten worden uitgevoerd. Voor elke stad wordt zowel in een schema als per project aangegeven welke rol(len) de gemeente vervuld. Daarbij is onderstaande lijst gebruikt.
Rollen van gemeenten bij stage- en leer-werkinitiatieven 1 > De gemeente faciliteert gemeentelijk stage-overleg > >
samenbrengen van partijen betrokken bij stages; leiden en ondersteunen van overleg opstellen van convenanten, stage-samenwerkingsafspraken
2 > De gemeente zorgt voor relevante (kwantitatieve) gegevens >
ter beschikking stellen van informatie over ontwikkelingen op gemeentelijke / regionale arbeidsmarkt
3 > De gemeente treedt op als intermediair voor en naar de Rijksoverheid bij stage-onderwerpen > >
op agenda zetten van stagegerelateerde onderwerpen uitvoeren van Rijksregelingen
4 > De gemeente promoot het ter beschikking stellen van stages >
bevorderen dat organisaties in gemeentelijk netwerk stageplaatsen ter beschikking stellen
5 > De gemeente biedt zelf stages aan >
stageplaatsen ter beschikking stellen binnen het gemeentelijk apparaat
6 > De gemeente neemt in contracten voorwaarden op omtrent stages >
voorwaarden omtrent stages opnemen in vergunningen voor opdrachten
7 > De gemeente faciliteert stagewervings- en stageverbeteringsprojecten > > > >
60
- Nicis Institute - Stad en stages
werven extra stages creëren van alternatieve stages matchen stagevraag en -aanbod ondersteunen van een stagebureau
Nicis Institute - Stad en stages -
61
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 62
Amsterdam – Stad en stages
Projectbeschrijving
november 2006
x
x
Subsidiëren projecten
Promoten van stages
x
Opnemen contractvoorwaarden
Optreden als intermediair
x
Zelf stages aanbieden
Informatie ter beschikking stellen
Rollen van de gemeente op de stagemarkt:
Faciliteren stage overleg
De inventarisatie van de Amsterdamse gemeentelijke stageactiviteiten resulteerde in de volgende lijst:
AMSTERDAM
62
- Nicis Institute - Stad en stages
nr.
Stage activiteit
1 2 3 4 5 6 7 8
Platform Arbeidsmarkt en Onderwijs Stageplaatsen binnen gemeente Amsterdam Ondersteunen stage initiatieven Jong Amsterdam Amsterdamse aanval op uitval Leren & werken Arrangement Beroepsonderwijs Adam 02 - 06 Programma beroepsonderwijs Adam 06 – 10
x x
x x x x x
x x x x
x x x x
x x x x
x x x x x
Nicis Institute - Stad en stages -
63
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 64
Project 1
Platfor m A r b ei ds m ar kt en on der wi j s
(Joop van den Ende Theaterproducties) en Nuon. Wordt in andere regio’s overgenomen.
4 > Soortgelijke formule gaat worden ontwikkeld voor MKB bedrijven. 5 > Onderwijskaart, vergelijking van oude en nieuwe opzet van het onderwijssysteem. Alle informatie op www.dwi.amsterdam.nl > Platform Arbeidsmarkt en Onderwijs.
Budget (op jaarbasis) Rol(len) van de gemeente
Inzet in uren van medewerkers van alle betrokken organisaties. Financieel budget ± ¤ 350.000,-.
7 > Hoofdfinancier, bekostiging projectbureau (3 fte). Initiator, per 1 januari 2005 voorzetting van werkzaamheden van het RPA - Zuidelijk Noord-Holland binnen Amsterdam. Voorzitterschap wethouder Werk en Inkomen en Educatie.
Partners Bedrijfsleven (via KvK georganiseerd in Frontoffice Bedrijfsleven), onderwijsinstellingen (vmbo, mbo, hbo en WO), gemeentelijke diensten (EZ, Werk en Inkomen de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (onderwijs), CWI, UWV, en Colo en samenwerkende kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven, onder coördinatie van KC Handel.
Project 2
Stageplaatsen binnen de gemeente Amsterdam
Doelgroep(en) Alle organisaties betrokken bij aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt.
Rol(len) van de gemeente 5 > Als werkgever stages ter beschikking stellen.
Economische sector(en) Alle.
Partners Alle gemeentelijke diensten en bedrijven en de stadsdelen.
Hoofdactiviteiten > > > > > > > >
Verbeteren aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt in Amsterdam. Niveau: strategisch – tactisch. Opstellen jaarlijkse gemeenschappelijke werkagenda op basis van (toekomstige) knelpunten. Stimuleren en bevorderen van samenwerking tussen de deelnemende partijen en met anderen. Initiëren van noodzakelijk geachte projecten. Coördinatie van initiatieven en uitvoering van gezamenlijke projecten en convenanten. Advisering aan deelnemende partijen. Monitoring.
Looptijd Onbepaalde tijd, wordt tweejaarlijks geëvalueerd.
Resultaten Op het gebied van stages 1 > Regionale arbeidsmarktmonitor (sinds 2002). Tweemaal per jaar, januari en juli. Januarinummer grotendeels gewijd aan onderwijs en stages. Juli-nummer gericht op algemene arbeidsmarktontwikkelingen in stad en regio. 2 > Aanpak stagevraagstuk in Amsterdam. Instellen van Stageoverleg Amsterdam (deelname van Onderzoek naar kwantitatieve en kwalitatieve knelpunten onder en met medewerking van alle betrokken partijen. Resultaten neergelegd in Stagenotitie Amsterdam (juni 2006) met actieplan. Binnen 6 sectoren zijn knelpunten gesignaleerd die meteen om een oplossing vroegen. Resultaat notitie Stagegarantie in Amsterdam + duurzaam structureel en slagvaardig overleg. 3 > Initiatief ‘Het Stokje’, opgezet samen met VNO-NCW West Kring Amsterdam. Projecten gericht op stages door grote bedrijven. Initiatief wordt doorgegeven in de vorm van een estafettestokje. Deelnemende bedrijven tot op heden ING, KPN, Stage ENTERTAINMENT
64
- Nicis Institute - Stad en stages
Doelgroep(en) Stagiairs van alle onderwijsinstellingen (vmbo t/m WO).
Economische sector(en) Gemeentelijke sector.
Hoofdactiviteiten Het creëren van een per dienst, bedrijf of stadsdeel overeengekomen aantal stageplaatsen met als norm 2 : 50, waarvan 1 vmbo leerling. > Gemeentebreed betekent dit een aantal van 800 stageplaatsen. > Doelstellingen worden geformuleerd als prestatieafspraak en zijn opgenomen in de jaarlijkse planning en controlecyclus. > Centrale coördinatie: gemeentesecretaris. Werkzaamheden worden gecoördineerd door een speciaal daarmee belaste functionaris. >
Looptijd Onbepaalde tijd.
Resultaten Geformuleerde doelstelling is voor wat betreft het aantal inmiddels overschreden. Op 1 november waren er voor 2006 totaal 816 stageplaatsen gerealiseerd. De verhouding vmbo – andere onderwijsniveaus vraagt nog enige aandacht.
Budget (op jaarbasis) Inzet aan uren per gemeentelijke afdeling en binnen de Centrale afdelingen Personeel en Organisatie.
Nicis Institute - Stad en stages -
65
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 66
Project 3
Project 4
Deeln am e aan en on der s teu n i n g v an versch i l l en de s tag e- i n i ti ati ev en
Jong Amsterdam
Rol(len) van de gemeente
Rol(len) van de gemeente
7 > Deelname aan concreet project / financiële bijdrage.
1> 2> 3> 4> 7>
Partners > >
Diverse onderwijsinstellingen. Samenwerkingsverbanden onderwijs bedrijfsleven.
Faciliteren / coördineren van overleg over stages / leer-werkplekken. Verstrekken van voor stage-/ leer-werkplek ontwikkeling relevante informatie. Fungeren als intermediair naar Rijksoverheid. Promoten van stages/ leer-werkplekken. Faciliteren / uitvoeren van stage-/ leer-werkplekkenprojecten.
Doelgroep(en)
Partners
Scholieren op alle niveaus.
Gemeente Amsterdam (centraal en stadsdelen), schoolbesturen PO, VO en SO, ROC’s, hbo’s, Jeugdzorg, GGD, welzijnsinstellingen (OSA), politie en justitie.
Economische sector(en) Diverse.
Doelgroep(en) Jong Amsterdam richt zich op alle jongeren van 0 tot 23 jaar in Amsterdam.
Hoofdactiviteiten Deelname met 5 gemeentelijke organisaties aan het project 'Duurzaam en ondernemend loopbaanmanagement binnen de vmbo-TL’ Stagetrajecten voor groepen vmbo – TL stagiairs binnen bedrijven om de aansluiting met de praktijk en doorstroming naar het mbo te verbeteren. > Deelname 2 stadsdelen aan het TEAMstages project, waarbinnen gemengde groepen van verschillende niveaus een gezamenlijke opdracht uitvoeren. De meeste stadsdelen hebben afspraken met vmbo scholen over speciale projecten en creëren mogelijkheden voor snuffelstages of oriënterende bezoeken. Ook nemen stadsdelen het initiatief voor ‘eigen’ projecten. > Coördinatie vindt binnenkort plaats via het Platform Arbeidsmarkt en Onderwijs. >
Economische sector(en) Alle.
Hoofdactiviteiten
vmbo – TL 2006 / 2007. TEAM-stages 2006 / 2009. Coördinatie- PAO onbepaalde tijd.
Jong Amsterdam is het onderwijs- en jeugdplan 2006-2010 van de gemeente Amsterdam, opgesteld in samenwerking met alle partners. Het bestaat uit zes speerpunten, waarvan er één betrekking heeft op de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt. Dit speerpunt (speerpunt 5) telt twee actiepunten, die grotendeels in het verband van het Platform Arbeidsmarkt en Onderwijs (PAO) worden uitgevoerd. Het gaat om 1) doorstroming van jeugd naar (begeleid) werk; en 2) Arbeidstoeleiding en jobcoaching van doelgroepen (Pro- en VSO-leerlingen). Alle activiteiten in het kader van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt zijn afgestemd en optimaal verbonden met de activiteiten in het PAO, de activiteiten van de Amsterdamse aanval op de uitval, de activiteiten voortkomend uit het convenant Leren & Werken en het Programma Beroepsonderwijs 2006-2010 dat op dit moment in ontwikkeling is.
Resultaten
Looptijd
Zie boven.
Jong Amsterdam is vastgesteld voor de periode 2006-2010.
Budget
Resultaten
Inzet in uren.
De te bereiken resultaten van speerpunt 5 zijn als volgt geformuleerd: 1 > Voldoende passende stageplaatsen voor alle leerlingen in vmbo en mbo in alle sectoren. 2 > Concrete afspraken over mogelijkheden en knelpunten in de relatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt. 3 > Afname van de werkloosheid onder de doelgroep (Pro en VSO). 4 > Verbeterde afstemming praktijkonderwijs, VSO en arbeidsbemiddeling.
Looptijd
Budget (op jaarbasis) Partners hebben de inspanningsverplichting hun financiële middelen blijvend in te zetten en /of te zoeken voor uitvoering van de actiepunten.
66
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
67
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 68
Project 5
Project 6
De Am s ter dam s e aan v al op de u i tv al
Leren & werken
Rol(len) van de gemeente
Rol(len) van de gemeente
1> 2> 3> 4> 7>
Faciliteren / coördineren van overleg over stages / leer-werkplekken. Verstrekken van voor stage- / leer-werkplek ontwikkeling relevante informatie. Fungeren als intermediair naar Rijksoverheid. Promoten van stages / leer-werkplekken. Faciliteren/ uitvoeren van stage- / leer-werkplekkenprojecten.
1> 2> 3> 4> 7>
Faciliteren / coördineren van overleg over stages / leer-werkplekken. Verstrekken van voor stage- / leer-werkplek ontwikkeling relevante informatie. Fungeren als intermediair naar Rijksoverheid. Promoten van stages / leer-werkplekken. Faciliteren/ uitvoeren van stage- / leer-werkplekkenprojecten.
Partners
Partners
Ministerie van OCW, gemeente Amsterdam (DWI en DMO), ROC van Amsterdam, ROC ASA , Colo en samenwerkende kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven, onder coördinatie van KC Handel.
Ministerie van OCW, gemeente Amsterdam (DMO, DWI), Taskforce Jeugdwerkloosheid, ROC van Amsterdam, ROC ASA, MKB Amsterdam, VNO-NCW Amsterdam, Colo en samenwerkende kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven, onder coördinatie van KC Handel.
Doelgroep(en)
Doelgroep(en)
Voortijdig schoolverlaters in Amsterdam.
Bijstandsgerechtigden in de leeftijdscategorie van 16 t/m 40 jaar.
Economische sector(en)
Economische sector(en)
Alle.
Alle.
Hoofdactiviteiten
Hoofdactiviteiten
Er zijn in totaal 27 maatregelen geformuleerd. Hiervan hebben er 3 betrekking op de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Alle activiteiten van de Amsterdamse aanval op de uitval, gericht op de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt, zijn afgestemd en optimaal verbonden met de activiteiten die in het PAO plaatsvinden. Het PAO is wat BPV en stages leidend in de Amsterdamse aanval op de uitval.
De intentieverklaring Leren & Werken telt de volgende hoofdactiviteiten: 1 > verhelpen tekort aan BPV-plaatsen; bestrijden van uitval in het reguliere mbo. 2 > realisatie extra duale trajecten voor huidige bijstandsgerechtigden. 3 > het waarborgen van voldoende uitvoeringscapaciteit en eenduidige coördinatie. 4 > realiseren extra arbeidsplaatsen met opleidingscomponent door ‘MKB-pool’. 5 > duale trajecten voor werkenden. 6 > oplossen van problemen t.a.v. de kwaliteit van duale trajecten op mbo-niveau 1 t/m 4. 7 > het oplossen van de huidige knelpunten die voortvloeien uit wet- en regelgeving. Ook voor Leren & Werken geldt dat alle activiteiten zijn afgestemd en verbonden met activiteiten in het PAO, de activiteiten van de Amsterdamse aanval op de uitval en het Programma Beroepsonderwijs 2006-2010 dat op dit moment in ontwikkeling is.
Looptijd 2006 – 2010.
Resultaten Doel van het convenant is om het aantal vsv’ers met 10% te reduceren in het schooljaar 2006 / 2007 ten opzichte van het aantal vsv’ers in het schooljaar 2004/2005. De maatregelen met betrekking tot BPV en stages: 1 > In overeenstemming met de in het PAO gemaakte afspraken, zetten de ROC’s zich in om voldoende passende BPV- en stageplaatsen te creëren. 2 > De ROC’s verbeteren en intensiveren de begeleiding van de leerlingen in de BPV / stages en de voorbereiding van de leerlingen daarop. 3 > Gemeente en ROC’s zetten zich in om – conform de afspraken in het PAO - de afstemming tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren.
Looptijd Januari 2006 t/m oktober 2007.
Resultaten 2.500 extra duale trajecten voor mensen in de leeftijd 23 t/m 40 jaar.
Budget (op jaarbasis) Personele inzet van partners. Een subsidie van ¤ 1.000.000,- van het ministerie van OCW.
Budget (op jaarbasis) Personele inzet van partners. Ministerie van OCW heeft een financiële bijdrage toegekend van ¤ 3.000.000,- voor Amsterdam.
68
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
69
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:15
Pagina 70
Project 7
Arran g em en t B er oep s on der wi j s Amster dam (RA B A ) 2 0 0 2 - 2 0 0 6
Green Meeting Point Via het meeting point in het Wellant College wordt expliciet gewerkt aan contacten met het bedrijfsleven in de groene sector. Via leerprestaties van de leerlingen worden zij veel vroeger, langer en met grotere variëteit in contact gebracht met de groene arbeidsmarkt.
(inmiddels afgerond)
Rol(len) van de gemeente
Leerbedrijvencentrum het Vakwerk Het leerbedrijvencentrum telt een stuk of 5 bedrijfjes. Daar voeren leerlingen van vmbo, mbo en hbo opdrachten uit. Opdrachten komen binnen van klanten via de bedrijven of via het overkoepelende leerbedrijvencentrum.
1 > Faciliteren / coördineren van overleg over stages / leer-werkplekken. 7 > Faciliteren / uitvoeren van stage- / leer-werkplekkenprojecten.
College Hotel Het “College Hotel” is een commercieel functionerend hotel dat opereert op de
Gemeente Amsterdam (DMO), schoolbesturen VO, ROC’s en RTCA.
Amsterdamse hotelmarkt, maar is tevens een opleidingsplaats voor jongeren die een opleiding volgen voor de horeca, de bakkerijbranche, de toeristische bedrijfstak, administratie etc. Het hotel wordt gerund door leerlingen van het vmbo, mbo en hbo, onder begeleiding van een professionele staf.
Doelgroep(en)
Budget (op jaarbasis)
Leerlingen in het beroepsonderwijs (vmbo-mbo-hbo).
Niet meer van toepassing.
Partners
Economische sector(en) Alle.
Project 8 Hoofdactiviteiten RABA heeft zich primair gericht op het ondersteunen van programma’s vanuit de scholen zelf, vooral in onderlinge samenwerking. Er waren in RABA vier lijnen te onderscheiden: 1 > Doorlopende leerlijn vmbo-mbo: geen uitval. 2 > Zorg: onderlinge afstemming en samenwerking. 3 > Onderwijs-arbeidsmarkt: levensecht leren. 4 > Versterking van het techniekonderwijs (in samenwerking met het RTCA).
Rol(len) van de gemeente
Looptijd
1 > Faciliteren / coördineren van overleg over stages / leer-werkplekken. 7 > Faciliteren / uitvoeren van stage- / leer-werkplekkenprojecten.
Programma Beroepsonderwijs Amsterdam 2006-2011
2002-2006.
Partners Resultaten RABA heeft zich primair gericht op het ondersteunen van programma’s vanuit de scholen zelf, vooral in onderlinge samenwerking. Hieruit is een netwerk van contacten en samenwerkingsvormen tussen vmbo- en mbo-scholen ontstaan. Op het gebied van onderwijs – arbeidsmarkt getuigen de Meetingpoints, Diensten Desk Amsterdam, Leerbedrijvencentrum Het Vakwerk, de Bussinesschool, maar ook de samenwerking met bijvoorbeeld Campus Nieuw West van een groeiende samenwerking tussen onderwijs en bedrijven. RABA is inmiddels afgerond en geëvalueerd. Om bestaande initiatieven te versterken en nieuwe ontwikkelingen verder te stimuleren wordt nu gewerkt aan het Programma Beroepsonderwijs Amsterdam 2006-2010, om een vervolg te geven aan RABA. Voorbeelden van projecten uit het programma RABA:
Diensten Desk Amsterdam (en Meeting Points) Vorming van een onderneming van vmbo- en mbo-scholen die, vanuit diverse meetingpoints op de participerende scholen, contacten legt en onderhoudt met bedrijven, instellingen en overheden in de regio West met als doel: het werven en doen uitvoeren van betekenisvolle leerwerkopdrachten, die op de school (Meeting Point) of op school-externe locatie kunnen worden uitgevoerd door leerlingen van zowel vmbo als mbo.
70
- Nicis Institute - Stad en stages
Gemeente Amsterdam (DMO), schoolbesturen VO, ROC’s, RTCA.
Doelgroep(en) Leerlingen in de beroepskolom.
Economische sector(en) Alle.
Hoofdactiviteiten Het Programma Beroepsonderwijs 2006-2010 is nog in ontwikkeling, maar kent in ieder geval drie programmalijnen: 1 > Levensecht leren in een doorlopende leerlijn van vmbo-mbo-hbo. 2 > Doorlopende zorglijn. 3 > Techniek & ICT / Nieuwe Media. Het Programma Beroepsonderwijs volgt het Regionaal Arrangement Beroepsonderwijs Amsterdam (dat in 2006 werd afgerond) op. Vele activiteiten / programma’s voortgekomen uit RABA draaien nog. Naast uitbouwen en borgen zijn ondersteunen en monitoren (op resultaten) sleutelbegrippen voor de komende jaren. vervolg >
Nicis Institute - Stad en stages -
71
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 72
Den Haag – Stad en stages
vervolg > Alle activiteiten in het kader van het Programma Beroepsonderwijs Amsterdam zijn afgestemd en optimaal verbonden met de activiteiten in het PAO, de activiteiten van de Amsterdamse aanval op de uitval en de activiteiten voortkomend uit het convenant Leren & Werken.
Projectbeschrijving
november 2006
Looptijd Het programma loopt van 2006 tot 2010.
Subsidiëren projecten
Opnemen contractvoorwaarden
Rollen van de gemeente op de stagemarkt:
Zelf stages aanbieden
Nog vast te stellen. Maar in totaal gaat het om ongeveer ¤ 3.000.000,-
Promoten van stages
Budget (op jaarbasis)
Optreden als intermediair
De inventarisatie van de Haagse gemeentelijke stageactiviteiten resulteerde in onderstaande lijst van projecten:
Informatie ter beschikking stellen
De resultaten die het Programma Beroepsonderwijs Amsterdam nastreeft op het gebied van stages en BPV zijn gelijk aan de doelstellingen van Jong Amsterdam, het PAO, de Amsterdamse aanval op de uitval en Leren & Werken.
Faciliteren stage overleg
Resultaten
DEN HAAG
72
- Nicis Institute - Stad en stages
nr.
Stage activiteit
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
Breed overleg stageproblematiek Vier partijen overleg - MKB banenplan Virtueel stageloket Samenwerking Onderwijs - Bedrijfsleven VMBO stageplaatsen via migrantenondernemers Stageproject Laak Meester en gezel project Laak Lerende Wijkcentra Stagiaires boodschappendienst Extra stages bij HEMA Barometer onderwijs - arbeidsmarkt Gemeente als aanbieder stages Contract compliance Werk voorop Jongeren Convenant leerplekken in de bouw Haagbouw No Risk polis
x
x
x x
x
x x x x x x x x x
x x x x
x x
x x
Nicis Institute - Stad en stages -
73
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 74
Project 1
Project 2
Breed ov er l eg s tag ep r ob l em ati ek
Vierpartijenoverleg, tevens overleg
Den Haag
uitvoering MKB-leerbanenplan
Rol(len) van de gemeente
Rol(len) van de gemeente
1 > Faciliteren en coördineren 3 > Fungeren als intermediair naar Rijksoverheid
7 > Faciliteren uitvoering.
Partners Partners > > > > > > > > > >
Kenniscentra Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven (zes plus één aanspreekpunt voor de overige). Diverse geledingen van de Mondriaan Onderwijsgroep Drie vmbo-scholen Gemeentelijk Leerwerkcentrum Eén school voor speciaal onderwijs Kamer van Koophandel, teven projectleider Samenwerking Onderwijs – Bedrijfsleven. Gemeente, afdeling Onderwijsbeleid en afdeling SZW Werkbeurs Jongeren, een samenwerkingsverband van SZW, CWI, casemanagement VSV en de Mondriaan Onderwijsgroep Projectleider samenwerkingsverband vmbo-scholen - Mondriaan Onderwijsgroep over doorstroom vmbo > mbo Accountmanager Task Force Jeugdwerkloosheid
Mondriaan Onderwijsgroep. Accountmanager Task force Jeugdwerkloosheid. > Casemanagement Voortijdig Schoolverlaten. > CWI. > Werkbeurs Jongeren. > >
Doelgroep(en) Plaatsing van jongeren die nog geen stageplaats hebben.
Economische sector(en) Alle.
Hoofdactiviteiten
Streven: alle leerlingen op een passende stage.
Bespreken plaatsing van jongeren (naam en rugnummer). Waarnodig extra activiteiten organiseren zoals speeddate tussen werkgevers en kandidaten. > Onderlinge afstemming.
Economische sector(en)
Looptijd
Alle.
Permanent.
Hoofdactiviteiten
Resultaten
Overleg en uitwisseling / Netwerken. > Voorbereiden volgend ‘stageseizoen’.
Nog niet bekend.
>
Doelgroep(en)
>
>
Budget (op jaarbasis) Looptijd
Personele inzet deelnemende organisaties.
2006, 2007.
Resultaten > >
Netwerken Gemeenschappelijke basis voorbereiden volgend ‘stageseizoen’
Budget (op jaarbasis) Personele inzet van de deelnemers.
74
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
75
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 76
Project 3
Project 4
Virtu eel s tag el oket
Samenwerking Onderwijs-Bedrijfsleven
Rol(len) van de gemeente
Rol(len) van de gemeente
1 + 7 > Faciliteren en coördineren.
1 + 7 > Faciliteren samen met gemeente Delft, Rijswijk, Zoetermeer, provincie Zuid-Holland.
Partners
Partners
> > > > > > > > > >
Kenniscentra Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven (zes plus één aanspreekpunt voor de overige). Diverse geledingen van de Mondriaan Onderwijsgroep. Drie vmbo-scholen. Gemeentelijk Leerwerkcentrum. Eén school voor speciaal onderwijs. Kamer van Koophandel, teven projectleider Samenwerking Onderwijs – Bedrijfsleven. Gemeente, afdeling Onderwijsbeleid en afdeling SZW. Werkbeurs Jongeren, een samenwerkingsverband van SZW, CWI, casemanagement VSV en de Mondriaan Onderwijsgroep. Projectleider samenwerkingsverband vmbo-scholen – Mondriaan Onderwijsgroep over doo-r stroom vmbo-> mbo. Accountmanager Task Force Jeugdwerkloosheid.
Haagse Hogeschool, Hogeschool IN-Holland, ID College, Johan de Witt Scholengroep, Kamer van Koophandel, MKB-Haaglanden, Mondriaan Onderwijsgroep, OTC Haaglanden, Platform VO Haaglanden, VNO-NCW West, kringen Delft en Den Haag, Wellant College.
Doelgroep(en) Werkgevers en scholen op zes nader afgebakende bedrijventerreinen.
Economische sector(en) Alle.
Hoofdactiviteiten Makelen en schakelen tussen onderwijs en bedrijfsleven op het terrein van stages, praktijkopdrachten hbo, enz.
Doelgroep(en) Looptijd Economische sector(en)
Heden tot 2012.
Alle.
Resultaten Hoofdactiviteiten
Nog niet bekend.
In voorbereiding voor 2007.
Budget (op jaarbasis) Looptijd
¤ 660.000,-
Nog niet bekend.
Resultaten Nog niet bekend.
Budget (op jaarbasis) Nog niet bekend.
76
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
77
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 78
Project 5
Project 6
Vergr oti n g s tag ep l aats en i n h et V MB O
Stageproject jongeren Laak
door inschakeling van migrantenondernemers, vooral in de Schilderswijk en Transvaal Rol(len) van de gemeente
Rol(len) van de gemeente
1 > Faciliteren.
7 > Faciliteren.
Partners
Partners
> > > > >
Stg. Winkels en Bedrijven. Samenwerking Onderwijs – Bedrijfsleven. Kenniscentrum Handel. Johan de Witt College. Hofstad College.
Haagse Hogeschool, Sector Gedrag en Maatschappij.
Doelgroep(en) Jongeren in Laak.
Economische sector(en) Doelgroep(en) > >
Leerlingen VMBO. Ondernemers in Schilderswijk en Transvaal.
Economische sector(en)
Hoofdactiviteiten Stageplaatsen voor jongeren ter voorkoming van school-uitval.
Looptijd
Detailhandel.
Resultaten Hoofdactiviteiten
Nog niet bekend.
Werving stageplaatsen. > Matching met vraag van leerlingen. > Erkenning van bedrijven tot leerbedrijf.
Budget (op jaarbasis)
>
¤ 11.500,-
Looptijd Tot zomer 2006, continuering is in bespreking.
Resultaten Benaderd: 197 ondernemers, 52 ondernemers boden 87 stageplaatsen VMBO en 22 ondernemers 26 plaatsen MBO. Ingevuld door de scholen: 46 VMBO-stageplaatsen en 6 MBO-stageplaatsen.
Budget (op jaarbasis) ¤ 75.000,-
78
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
79
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 80
Project 7
Project 8
Meester- en gezel project voor jongeren in
Lerende Wijkcentra
Laak Rol(len) van de gemeente
Rol(len) van de gemeente
7 > Faciliteren.
6 > Mogelijk facilitator plus inpassen in plannen welzijnswerk.
Partners
Partners
Stichting Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij Laak > School voor speciaal Onderwijs > Vrijwilligers
>
>
> > >
Doelgroep(en)
>
Leerlingen speciaal Onderwijs.
> >
Mondriaan Onderwijsgroep. Stg. Welzijn Laak. Stg. Welzijn Escamp. Hogeschool IN-Holland. Haagse Hogeschool. Kenniscentrum OVDB. Enkele vmbo-scholen.
Economische sector(en) n.v.t.
Doelgroep(en) Leerlingen vmbo-mbo-hbo.
Hoofdactiviteiten Begeleiding door ervaren vrijwilligers bij stageactiviteiten.
Economische sector(en) Welzijn.
Looptijd Hoofdactiviteiten Resultaten
Twee wijkcentra runnen met behulp van veel stagiaires.
Nog niet bekend.
Looptijd Budget (op jaarbasis)
>
¤ 35.000,-.
>
Oktober 2006 - april 2007 kwartiermaken Start april 2007.
Resultaten n.v.t.
Budget (op jaarbasis) Personele inzet van de partners.
80
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
81
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 82
Project 9
Project 10
Stagi ai r es b i j de b oods ch ap p en -
Extra jongeren plaatsen bij de HEMA
begel ei di n g s di en s t Rol(len) van de gemeente
Rol(len) van de gemeente
7 > Faciliteren.
7 > Mogelijk faciliteren.
Partners
Partners
Boodschappenbegeleidingsdienst. > vmbo-scholen.
>
Leerlingen vmbo.
KC Handel Mondriaan Onderwijsgroep > CWI > Werkbeurs Jongeren > HEMA
Economische sector(en)
Doelgroep(en)
Sociale dienstverlening.
Moeilijk plaatsbare jongeren.
Hoofdactiviteiten
Economische sector(en)
Stageplaatsen voor vmbo-leerlingen.
Grootwinkelbedrijf.
Looptijd
Hoofdactiviteiten
Schooljaar.
Plaatsing en extra begeleiding van jongeren.
Resultaten
Looptijd
Nog niet bekend.
Tot november 2007.
Budget (op jaarbasis)
Resultaten
¤ 35.000,-
Nog niet bekend.
>
Doelgroep(en)
>
Budget (op jaarbasis) Inzet partijen plus ¤ 36.000,- voor de extra begeleiding.
82
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
83
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 84
Project 11
Project 12
Barom eter on der wi j s - ar b ei ds m ar kt
Gemeentelijke overheid als stageaanbieder
Rol(len) van de gemeente
Rol(len) van de gemeente
Nog niet bekend.
5 > Direct bieden van stageplaatsen binnen gemeentelijk apparaat.
Partners
Partners
Initiatiefgroep RPA, KVK, stadsgewest, OTC-Haaglanden. Mogelijk nog meer partners.
>
Doelgroep(en)
Doelgroep(en)
Beleidsmakers onderwijs en arbeidsmarkt in regio Haaglanden.
Stagiaires vmbo, mbo, hbo, WO en andere stagevormen voor reïntegratie, taalstages enz.
Economische sector(en)
Economische sector(en)
In de eerste fase: sector techniek.
Overheid.
Hoofdactiviteiten
Hoofdactiviteiten
Samenstelling database onderwijs en arbeidsmarkt.
>
>
Centrale directie Personeelszaken gemeente Den Haag Gemeentelijke diensten
Nog niet bekend.
Uitwerking afspraken college-akkoord, streven aantal mbo-stages op 300 brengen Werkgroep HRM-medewerkers. > Randvoorwaarden zoals stagevergoeding, reglement, begeleiding, opleiden praktijkbegeleiders als onderdeel gemeentelijk scholingsplan enz.
Resultaten
Looptijd
Nog niet bekend.
Heden- 2010.
>
Looptijd
Budget (op jaarbasis) Nog niet bekend.
Resultaten Per heden: Onderwijsstages voor jongeren Werkstages voor volwassenen Totaal
VMBO 74 32 106
MBO 201 12 213
HBO 92 1 93
WO 39 0 39
Budget (op jaarbasis) Nog niet bekend.
84
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
85
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 86
Project 13
Contr act com p l i an ce
Project 14 aanbieden stageplaatsen
Werk voorop voor jongeren
onderdeel maken van offerteprocedures vanuit de gemeente (in voorbereiding)
Rol(len) van de gemeente
Rol(len) van de gemeente
6 > Bieden van stage en leerwerkplekken.
1 + 7 > Faciliteren en uitvoeren van stage/leerwerkplekken.
Partners
Partners Onderwijsinstellingen, welzijnsinstellingen, RIB’s, werkgevers en uitzendbureau.
Doelgroep(en) Jongeren en volwassen werklozen.
Doelgroep(en)
Economische sector(en)
Jongeren van met en zonder uitkering tot en met 23 jaar. Leeftijd wordt mogelijk tot en met 27 jaar getrokken.
Nog niet bekend.
Economische sector(en) Hoofdactiviteiten Hoofdactiviteiten Looptijd Nog niet bekend.
Werk wordt als middel en ook als doel gebruikt om jongeren naar school of werk te begeleiden. Bij jongeren is deelname aan een BBL-opleiding of een andere vorm van scholing constant in beeld.
Resultaten
Looptijd
n.v.t.
Permanent.
Budget (op jaarbasis)
Resultaten
Nog niet bekend.
Nog niet bekend.
Budget (op jaarbasis)
86
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
87
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 88
Project 15
Project 16
Conv en an t v oor 2 0 0 l eer wer kp l ekken i n
Haagbouw
de bou w Rol(len) van de gemeente
Rol(len) van de gemeente
4 > Promoten stages / leerplekken.
1 > Faciliteren / coördineren.
Partners
Partners
Bouwend Haaglanden > Fundeon (Kenniscentrum Bouwopleidingen) > Stg. Haagbouw > Woningcorporaties Haag Wonen, Staedion en Verstil
>
>
Ondernemers in de bouw. Stg. Haagbouw. > Gemeente. >
Doelgroep(en) Doelgroep(en)
Jongeren.
Leerlingen en jeugdige werklozen.
Economische sector(en) Economische sector(en)
Bouw.
Bouw.
Hoofdactiviteiten Hoofdactiviteiten Aanbieden leerwerkplekken aan jongeren.
Doorgeleiden van jongeren naar een passende opleiding inde bouw en het aanbieden van de benodigde voortrajecten.
Looptijd
Looptijd
1 maart 2006 – 1 september 2008.
Permanent.
Resultaten
Resultaten
Nog niet bekend.
Zie jaarverslag Haagbouw.
Budget (op jaarbasis)
Budget (op jaarbasis)
88
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
89
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 90
Project 17
No risk polis
Rol(len) van de gemeente 1 > Uitvoerder.
Partners Doelgroep(en) Werkgevers.
Economische sector(en) Alle.
Hoofdactiviteiten Aanbieden no risk polis aan werkgevers die stageplaats bieden aan bepaalde groep jongeren.
Looptijd Tot 1 november 2007.
Resultaten Nog niet bekend.
Budget (op jaarbasis) ¤ 630.000,- voor 1.000 polissen.
90
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
91
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 92
Rotterdam – Stad en stages
Projectbeschrijving
november 2006
Subsidiëren projecten
Opnemen contractvoorwaarden
Zelf stages aanbieden
Promoten van stages
Optreden als intermediair
Informatie ter beschikking stellen
Rollen van de gemeente op de stagemarkt:
Faciliteren stage overleg
Voor een inventarisatie van de Rotterdamse gemeentelijke activiteiten is in de periode eind oktober - begin november 2006 door de gemeente een onderzoek uitgevoerd. Niet alle projecten konden worden geïnventariseerd. Met name het overzicht van deelgemeentelijke projecten en enkele diensten is daardoor niet compleet.
ROTTERDAM
92
- Nicis Institute - Stad en stages
nr.
Stage activiteit
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
Overleg uitvoering Rotterdamse stage afspraken Project stagemakelaar Stage acquisitie in de haven Beleidskader gemeentelijk stagebeleid Vijf procentregeling Kenniskring Verwerking Beroepsonderwijs Onderzoek arbeidsmarkt Workfirst voor jongeren Stages binnen integratieprojecten Gemeenschapstaken No risk polis Ban Sigui Stage acquisiteur Delfshaven Stage website Delfshaven Feijenoord@work Uitbreiding meidenwerk Beroepsoriënterende praktijkvorming in Kansenzones
x
x x x
x x x
x x x x x
x x x
x x x x x x x x
Nicis Institute - Stad en stages -
93
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 94
Project 1
Project 2
Over l eg u i tv oer i n g Rotter dam s e werkafs p r aken om tr en t B PV
Project Stagemakelaar
(tevens voorbereiding inrichting Rotterdamse Stageraad)
Rol(len) van de gemeente
Rol(len) van de gemeente
1 > Faciliteren en coördineren. 3 > Fungeren als intermediair naar rijksoverheid (en andere landelijk werkzame partijen).
4 > Promoten van stages in gemeentelijk netwerk (en werkgeversbenadering). 7 > Faciliteren stages (stagebureau opzetten).
Partners
Partners
KBB’s olv OVDB (als aanspreekpunt voor Rotterdam) > Beide ROC’s > Gemeente (diensten SoZaWe, OBR en JOS)
ROC’s; Taskforce Jeugdwerkloosheid; KBB’s; Gemeentelijk werkgeversservicepunt Daad.
>
Doelgroep(en) Bedrijven; scholen; individuele leerlingen.
Doelgroep(en) Landelijke partners betrekken.
Economische sector(en) Alle.
Economische sector(en) Alle.
Hoofdactiviteiten Overleg en uitwisseling Voorbereiding oprichting stageraad > Koppeling van landelijke partners aan initiatieven als stagemakelaar, stagevoorziening binnen concern Rotterdam en oprichting stageraad > >
Hoofdactiviteiten Wethouder Werk, Sociale Zaken en Grote Steden Beleid, de heer Dominic Schrijer formuleerde in zijn aanpak voor de eerste 100 dagen van het nieuwe college een project ‘Stagemakelaar’. Binnen 100 dagen moesten 100 leerwerktrajecten voor jongeren worden gerealiseerd. Daarnaast wil de wethouder in de rest van het schooljaar 2006/2007 in totaal 1000 extra stageplaatsen creëren en in de collegeperiode 2006-/2010 in totaal 2500. Dat resultaat moet zichtbaar worden in vermindering van het tekort van het aantal ingeschreven leerlingen (met name in de niveaus 1 en 2) van de ROC’s Zadkine en Albeda zonder stageplaats.
Looptijd Bouwt voort op vier branchegerichte werkgroepen in schooljaar 20052006. In deze vorm actief sinds start schooljaar 2006-2007.
Het gaat dus om geslaagde matches en niet alleen om het werven van plekken bij werkgevers. Verder moeten met landelijke en lokale partners ook structurele afspraken over verbetering van de stagesituatie gemaakt worden.
Resultaten >
Looptijd
>
Schooljaar 2006-2007.
Één aanspraakpunt KBB’s voor bedrijven en gemeente Afstemming initiatieven KBB’s-ROC’s-Gemeente > Werkafspraken m.b.t. versnelde accreditatie niv. 1 en 2-stages gerealiseerd
Resultaten Budget (op jaarbasis)
100 stages.
Personele inzet partners, geen werkbudget.
Budget (op jaarbasis) ¤ 250.000,-
94
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
95
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 96
Project 3
Project 4
Stageacq u i s i ti e i n de Hav en
Projectplan en beleidskader gemeentelijk stagebeleid
Rol(len) van de gemeente
Rol(len) van de gemeente
3 > Promoten van stages in gemeentelijk netwerk (en werkgeversbenadering).
5 > Direct bieden van stageplaatsen binnen gemeentelijk apparaat.
Partners
Partners
Gemeente Rotterdam. > Economic Development Board Rotterdam > Havenbedrijf
Directie Middelen en Control van de Bestuursdienst. Alle gemeentelijke diensten en deelgemeenten.
>
Doelgroep(en) Doelgroep(en)
(Potentiële) stagiaires vmbo, mbo, hbo en WO (en maatschappelijke en inburgeringstages).
Jongeren 23> Volwassenen 23+
Economische sector(en)
>
Overheid.
Economische sector(en) Haven en Industrieel.
Hoofdactiviteiten >
Hoofdactiviteiten
>
Stage-en leerwerkplek-acquisitie.
> >
Uitwerking CAO-afspraken plaatsing 100 werkloze jongeren Werkgroep HRM-medewerkers diensten en deelgemeenten Inventarisatie Randvoorwaarden en faciliteiten, zoals stagevergoeding, -reglement en –begeleiding regelen Verbinding concernbeleid aan maatschappelijke doelstellingen Taakstelling diensten en deelgemeenten formuleren
Looptijd
>
Maart 2006 - maart 2007.
>
Resultaten
Looptijd
250 stageplaatsen. Realisatie tot 16 oktober 2006: - 156 openingen (stage/leerwerkplekken aangeboden) en 46 vervuld.
2006 -
Resultaten Budget (op jaarbasis)
>
¤ 130.900,-
>
Inventarisatie 2006 Inventarisatie 2007 (feb. 2007) > Gemeentelijk beleidskader (maart 2007) > Randvoorwaarden, faciliteiten gereed (oktober 2007)
Budget (op jaarbasis) CAO-afspraak: ¤ 100.000,- en ¤ 2.500,- uit A&O-fonds per plek. Personele inzet van diensten.
96
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
97
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 98
Project 5
Project 6
Vijfp r ocen ts r eg el i n g
Kenniskring Versterking Beroepsonderwijs Hogeschool Rotterdam (onderzoek en ervaringen bundelen m.b.t. relatie onderwijs-arbeid)
Rol(len) van de gemeente
Rol(len) van de gemeente
6 > Indirect bieden van stageplaatsen (in gemeentelijke gunningen).
2 > Verstrekken van voor stageontwikkeling relevante informatie.
Partners
Partners
Bouwbedrijven gemeentelijke opdrachten; leerlingbouwplaatsen (branche/ROC’s) uit te breiden naar alle contractnemers gemeente en alle branches.
Vijf scholen voor beroepsonderwijs in de regio Rotterdam willen hun samenwerking met het bedrijfsleven verbeteren. Samen hebben zij hiervoor RAAT in het leven geroepen. Daarbinnen initieert de ProgrammaRAAT projecten. Kennisrotatie is één van de projecten. Partners zijn Hogeschool Rotterdam; Projectgroep doorstroom MBO- HBO (RAAT); Edu-tec; Gemeente (JOS).
Doelgroep(en) Bedrijven, branches, ROC’s; individuele leerlingen.
Doelgroep(en) Beleidsmakers.
Economische sector(en) Vooralsnog bouw, uit te breiden naar facilitair, horeca, zorg etc.
Economische sector(en) n.v.t.
Hoofdactiviteiten Vanaf 1996 wordt met succes door de gemeente Rotterdam de “5%- regeling bij aanbestedingen” ingezet als één van de instrumenten om werkgelegenheid te bevorderen. Het gaat hier om de Rotterdamse variant van “social return”. Via een additionele besteksbepaling worden opdrachtnemers van de gemeente Rotterdam verplicht minimaal 5% van de aanneemsom te verlonen aan langdurig werklozen. Het accent heeft daarbij gelegen in de bouwsector.
Hoofdactiviteiten
In 2006 is besloten tot een verdere uitbouw naar andere sectoren van deze gemeentelijke 5%-regeling en een uitbreiding van de doelgroep met WSW-ers en stages in het kader van beroepsopleidingen. De coördinatie en uitvoering van de 5%-regeling zal bij het werkgeversservicepunt DAAD komen te liggen.
Looptijd
Kennisrotatie is op zoek naar “optimale leersituaties”, waaraan het beroepsonderwijs en arbeidsorganisaties samen vorm geven. Dit resulteert in de thema´s: 1: De voorwaarden waaronder werkplekleren tot stand wordt gebracht. 2: De feitelijke situatie rondom werkplekleren.
2006 -
Resultaten Looptijd
>
1996 -
>
Resultaten In de periode 1996 -2005 is bij benadering 14 miljoen euro uit aanbestedingen daadwerkelijk verloond. De 5%-regeling is in de afgelopen jaren succesvol gebleken. In totaal zijn plm. 1.000 mensen via deze regeling aan het werk gegaan. Hoewel de Raad reeds in 1998 het besluit heeft genomen de 5%- regeling uit te breiden naar alle gemeentelijke investeringen en subsidies van meer dan fl. 500.000,- is de 5%-regeling tot 2006 vrijwel uitsluitend beperkt gebleven tot de bouwsector. Recent hebben voorbereidingen plaatsgevonden die er op gericht zijn om ook bij aanbestedingen die betrekking hebben op de mantelcontracten voor facilitaire diensten de 5%-regeling toe te passen.
Studie “Leren op de werkplek”. Openbare les lector Kenniskring: Werkplekleren als panacee bij het herontwerp van het beroepsonderwijs? > Inventarisatie. > In het project Leren op Zuidwijk heeft Kennisrotatie 7 ontwerpvariabelen gevonden: opdrachten met een maatschappelijk nut, goede balans tussen theorie en praktijk, studenten echt serieus nemen, studenten een plek geven in de realiteit van alledag, verantwoording afleggen voor het werk, arbeidsorganisaties die direct baat hebben bij producten van studenten, studenten dragen bij aan "lerende arbeidsorganisaties".
Budget (op jaarbasis) ¤ 930.000,- voor verschillende lectoraten waaronder kennisrotatie.
Budget (op jaarbasis) Voor de personele consequenties van de uitbreiding en herpositionering van de 5%-regeling is binnen dienst SoZaWe 2,5 fte noodzakelijk. De kosten hiervan bedragen ¤ 290.000,- per jaar.
98
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
99
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 100
Project 7
Onder zoek n aar ar b ei ds m ar kt:
Project 8 Kansen op de
Work First voor jongeren
arbeidsmarkt voor laagopgeleide werkzoekenden in Rotterdam Onderzoeksrapport Louter/SEOR - vervolg en aanvullend onderzoek
Rol(len) van de gemeente
Rol(len) van de gemeente
2 > Verstrekken van voor stageontwikkeling relevante informatie.
1 > faciliteren overleg. 4 > promoten van stages. 7 > faciliteren stageprojecten.
Partners Bureau Louter-SEOR (gemeente opdrachtgever). Dienst OBR (Arbeidsmarktmonitor in ontwikkeling). > Brancheorganisaties en KBB’s zoals BOAZ-OVDB, Ecabo, KC Handel.
Partners
Doelgroep(en)
Doelgroep(en)
Beleidsmakers. Jongeren die een studiekeuze maken.
Jongeren van 18-22 jaar die een uitkering aanvragen.
> >
Roteb.
Economische sector(en) Economische sector(en)
n.v.t.
Alle, respectievelijke. ad 3. branchespecifiek.
Hoofdactiviteiten Hoofdactiviteiten
Werkervaring en - ritme opdoen.
Onderzoek en communicatie van onderzoeksresultaten.
Looptijd Looptijd
Drie tot zes maanden.
afgerond mei 2005, wacht op vervolg in 2. (in 2007). > begin schooljaar 2007/2008.
Resultaten
Resultaten
20% van de jongeren maakt het traject af; de rest gaat terug naar school. of gaat aan het werk of valt voortijdig of tussentijds uit met onbekende reden.
>
Onderzoeksrapport.
Budget (op jaarbasis) Budget (op jaarbasis)
¤ 1.500.000,-
Ad 1. plm. ¤ 55.000,Ad 2. nog onbekend Ad 3. zonder gemeentelijke bijdrage
100
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
101
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 102
Project 9
Project 10
Gemeen s ch ap s taken v oor j on g er en
No risk polis (tweede kans beroepsonderwijs)
Rol(len) van de gemeente
Rol(len) van de gemeente
1 > Faciliteren stageoverleg 4 > Promoten stages 6 > Opnemen van voorwaarden over stages in contracten.
7 > Faciliteren leerwerkplekken. 3 > Fungeren als intermediair naar Rijksoverheid.
Partners Partners
>
Reintegratiebedrijf Radar en deelgemeenten.
>
Jongeren tussen de 18-22 jaar met grote afstand tot de arbeidsmarkt.
CWI, Jongerenloket Werkgeversservicepunt Daad > Diensten SoZaWe en JOS > Verzekeraar > G4
Economische sector(en)
Doelgroep(en)
Doelgroep(en)
Divers.
Economische sector(en) Hoofdactiviteiten
Alle.
Opdoen van werkervaring en – ritme.
Hoofdactiviteiten Looptijd Drie tot zes maanden.
Resultaten 50% stroomt uit naar werk of gaat terug naar school.
De polis is bedoeld voor werkgevers van jongeren tot 23 jaar, zonder startkwalificatie die met een leerwerkbaan starten in het kader van een MBO-opleiding in de beroepsbegeleidende leerweg op niveau 1 of 2. De No riskpolis is onderdeel van een pakket maatregelen om werkgevers te stimuleren om een leerwerkbaan voor deze groep jongeren beschikbaar te stellen. Met de polis kan een werkgever gedurende twee jaar loonkosten claimen bij een – door de gemeente te contracteren – verzekeraar als een jongere wegens ziekte uitvalt.
Budget (op jaarbasis) ¤ 950.000,-
Looptijd 19 september 2006 - 1 november 2007.
Resultaten Nog geen polissen verstrekt per november 2006.
Budget (op jaarbasis) Maximaal 2.000 x ¤ 630,- is ¤ 1.260.000,-
102
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
103
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 104
Project 11
Ban S eg u i
Project 12 (Antilliaans: “laten we doorgaan”)
Stage-acquisiteur Delfshaven
Rol(len) van de gemeente
Rol(len) van de gemeente
7 > Faciliteren.
5 > Faciliteren.
partners Economic Development Board Rotterdam (EDBR) is opdrachtgever.
Partners Partners
Werk in West.
Rotterdam Airport en Politie Rotterdam-Rijnmond.
Doelgroep(en) Doelgroep(en)
Leerlingen VMBO / MBO 16+.
Rotterdamse jongeren zonder startkwalificatie.
Economische sector(en) Economische sector(en)
Alle.
Alle.
Hoofdactiviteiten Hoofdactiviteiten Rotterdam Airport biedt zestien cursusmodules aan op het gebied van: sociale vaardigheden, marshalling, beveiliging, catering, solliciteren, PC-werk, faunabeheer, klantafhandeling, receptiewerkzaamheden etc. Iedere module wordt afgerond met examen en certificaat. Alle certificaten leveren diploma ‘Basisvaardigheden luchthaven- medewerk(st)er’ op.
Realiseren van stageplaatsen, BPV-plaatsen en/of leerwerktrajecten gericht op bedrijven en stagezoekers uit Delfshaven.
Looptijd 1 jaar (2006).
Looptijd
Resultaten
Vijf weken.
50 plaatsen.
Resultaten
Budget (op jaarbasis)
44 van 50 jongeren behalen diploma. Reeds 8 jongeren vonden baan gedurende cursusperiode. Via banenmarkt zijn er meerdere bedrijven geïnteresseerd in arbeidsrelatie met jongeren.
¤ 48.680,-
Budget (op jaarbasis) ¤ 275.000,-
104
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
105
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 106
Project 13
Project 14
Stage- web s i te D el fs h av en
Feijenoord@work (F@W )
Rol(len) van de gemeente
Rol(len) van de gemeente
7 > Faciliteren.
7 > Faciliteren.
Partners
Partners
Werk in West.
Radar Adviesbureau.
Doelgroep(en)
Doelgroep(en)
Leerlingen vmbo/mbo 16+.
Jongeren 17-23 jaar zonder startkwalificatie, school, werk en uitkering.
Economische sector(en)
Economische sector(en)
Alle.
Alle.
Hoofdactiviteiten
Hoofdactiviteiten
Stagewebsite voor matchen vraag en aanbod stages door stageacquisiteur Werk in West.
F@W begeleidt jongeren naar school/werk. Zij verzorgt individuele trainingen (presentatie, solliciteren). Het betreft een mentoraat.
Looptijd 1 jaar (2006).
Looptijd Gestart in december 2004, loopt in elk geval tot eind 2007.
Resultaten Resultaten Budget (op jaarbasis) Bijdrage in technische ontwikkelkosten: PM.
In eerste jaar zijn er 20 jongeren toegeleid naar een leer-werkplek of stage en opleiding (naar ROC’s). (van de 70 jongeren in caseload).
Budget (op jaarbasis) ¤ 248.000,-
106
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
107
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 108
Project 15
Project 16
Uitbr ei di n g Mei den wer k
BOP
Rol(len) van de gemeente
Rol(len) van de gemeente
7 > Faciliteren.
7 > Faciliteren leerwerkprojecten.
Partners
Partners
ROC Albeda en Stichting Welzijn Feijenoord.
>
(beroepsoriënterende praktijkvorming in de Kansenzones)
Diensten OBR, Sport en Recreatie, SoZaWe, JOS en deelgemeenten Jongerenloket > ROC Zadkine > Bouwbedrijf Van Houwelingen > Projectleider Pigot Consultancy >
Doelgroep(en) Leerlingen mbo- SCW derde en vierde leerjaar.
Economische sector(en) Maatschappelijke dienstverlening.
Doelgroep(en)
Hoofdactiviteiten
Deelnemers afkomstig uit de database van het Jongerenloket . Meer dan de helft werd aangeleverd door de streetcornerwerkers van de deelgemeente Feijenoord.
Door inzet stagiaires bij activiteiten voor tieners in “meidenhuiskamers” en buurthuizen, wordt het aantal activiteiten fors uitgebreid. Rol van de beroepskrachten verandert naar stagebegeleider en legt zich toe op “zware gevallen” .
Economische sector(en)
Looptijd
Hoofdactiviteiten
Pilotjaar (door deelgemeente voor opstart mede gefinancierd) is schooljaar 2006-2007. Daarna structurele afspraak voor deze 8 plekken.
Beroepsgericht onderwijsprogramma in economische ontwikkelzones gemeente, breed van opzet door een oriëntatie op verschillende onderdelen van de bouw. De deelnemers worden onderwezen in de basisvaardigheden voor veiligheid (VCA) en timmeren. De lessen worden daarbij verzorgd in kleine groepen van maximaal 15 deelnemers. Leervragen uit de praktijk werden op school theoretisch onderbouwd.
Resultaten > >
Realiseren van 8 stageplaatsen. Vergroten van bereik van tienerwerk met plm. 250 meiden op jaarbasis.
Bouw en sloop.
Looptijd Budget (op jaarbasis)
Februari 2006 -
Eenmalig ¤ 36.600,-
Resultaten Twee groepen van 20 resp. 10 deelnemers in schooljaar 2005-2006; 13 deelnemers stroomden door naar werk of een passende niveau 1- opleiding.
Budget (op jaarbasis) ¤ 290.000,-
108
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
109
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 110
Utrecht – Stad en stages
Projectbeschrijving
november 2006
Subsidiëren projecten
Opnemen contractvoorwaarden
Zelf stages aanbieden
Promoten van stages
Optreden als intermediair
Informatie ter beschikking stellen
Rollen van de gemeente op de stagemarkt:
Faciliteren stage overleg
De inventarisatie van de Utrechtse gemeentelijke stageactiviteiten resulteerde in de volgende lijst:
UTRECHT
110
- Nicis Institute - Stad en stages
nr.
Stage activiteit
1 2 3 4 5 6
MKB leerbanen project Gemeentelijk stagebureau DO-IT Diensten desk Utrecht Utrecht blijft werken Geef een Kanaleneilander; Overvechter een kans
x x
x
x
x x x x
Nicis Institute - Stad en stages -
111
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 112
Project 1
Project 2
MKB Leer b an en p r oj ect
Gemeentelijk stagebureau - dit bureau is nog in oprichting
Rol(len) van de gemeente
Rol(len) van de gemeente
1 > Faciliteren en coördineren van overleg over stages.
Partners
4 > promoten van stages. 7 > faciliteren van stageprojecten. Mogelijk ook: 2 > zorgen voor relevante (kwantitatieve) gegevens.
Stichting MKB Midden Nederland, ROC’s (ASA en Midden Nederland), vmbo’s (Utr-zuid/Delta, VaderRijn college, Meerstroom college), CWI.
Partners Geen.
Doelgroep(en) Jeugdige werklozen, VSV-ers, VMBO en MBO leerlingen.
Doelgroep(en)
Economische sector(en)
Gemeente heeft als doelstelling om jaarlijks, structureel 250 stageplaatsen te bieden. Zowel aan VMBO, MBO, HAVO als universitaire studenten.
Alle sectoren.
Economische sector(en) Hoofdactiviteiten
Alle sectoren binnen de gemeente.
Het MKB project tracht in 4 jaar tijd 1.155 leerbanen te realiseren.
Hoofdactiviteiten Looptijd
Ondersteunen van diensten bij opzetten en invullen van stageplaatsen.
Sept 2004 - sept 2008.
Looptijd Resultaten
In principe wordt dit een reguliere activiteit.
Resultaat tot juni 2006: 560 leerbanen.
Resultaten Budget (op jaarbasis) Ca. 250.000,- Gemeente draagt 50.000 per jaar bij.
Nog niet duidelijk. Gemeente biedt overigens al jaarlijks aan groot aantal deelnemers / studenten een stageplaats (laatste peiling van januari 2006: ruim 150).
Budget (op jaarbasis) Nog niet duidelijk.
112
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
113
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 114
Project 3
Project 4
DO-IT
Diensten Desk Utrecht
Rol(len) van de gemeente
Rol(len) van de gemeente
7 > faciliteren van stageprojecten.
7 > faciliteren van stageprojecten.
Partners
Partners
ROC Midden Nederland.
VMBO scholen in Utrecht, DO-IT (ROC Midden Nederland), scholen voor praktijkonderwijs.
Doelgroep(en)
Doelgroep(en)
In DO-IT komen leerlingen (vanuit laatste jaar VMBO of vanuit een niv. 1 of 2 opleiding binnen de ROC’s) die de ‘overstap’ van vmbo naar ROC niet op reguliere wijze kunnen maken. Ze gaan vervolgens max. 1 jaar binnen DO-IT aan de slag om vervolgens alsnog in een reguliere opleiding in te stromen. De werkwijze van DO-IT is sterk ‘praktijk gericht’: leerlingen gaan 3 dagen per week in de praktijk aan de slag (“stage”).
Leerlingen van genoemde scholen; gericht op verwerven van reële praktijkopdrachten, passend bij ‘natuurlijk leren’ e/o andere (nieuwe) vormen van onderwijs in het VMBO.
Economische sector(en)
Hoofdactiviteiten
Alle sectoren.
DDU wordt sinds sept. 2005 financieel gesteund. Loopt door tot eind 2006. Project wordt uitgevoerd door de instellingen (met externe begeleiding / ondersteuning).
Economische sector(en) Alle sectoren.
Hoofdactiviteiten Gemeente draagt financieel bij en is – via leerplicht – poortwachter voor DO-IT v.w.b. leerlingen vanuit het VMBO.
Looptijd Sept. 2005 – dec. 2006. In principe zal de werkwijze daarna zónder extra subsidie worden voortgezet door de scholen.
Looptijd DO-IT loopt sinds 2001 en zal – naar wij nu inschatten – zeker in de komende 4 jaar nog blijven bestaan (is onderwerp binnen de gemeentelijk ‘onderwijsagenda’).
Resultaten
Resultaten
Budget (op jaarbasis)
60% van de leerlingen stroomt door naar een niv. 1 of 2 opleiding; 25% gaat werken, rest valt uit.
Ca. 50.000,- geheel vanuit GSB budget voortijdig schoolverlaten.
In eerste periode (sept 05 – jan. 05) zijn ruim 100 praktijkopdrachten geworven en uitgevoerd.
Budget (op jaarbasis) Ca. 1 mln. Gemeente draagt 125.000 per jaar bij (rest deels crebo gelden, extra inzet voa, D2 subsidie).
114
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
115
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
20-04-2007
12:16
Pagina 116
Project 5
Project 6 + 7
Utrech t b l i j ft wer ken
Geef een Kanaleneilander een stagekans en geef een Over vechter een stagekans
Rol(len) van de gemeente
Rol(len) van de gemeente
7 > faciliteren van stageprojecten.
1 > faciliteren van stage-overleg. 4 > promoten stages. 7 > faciliteren stageprojecten.
Partners Stg. Bundel (samenwerkende werkgevers).
Partners Doelgroep(en)
Samenwerkende maatschappelijke partners (divers: wijkbureau gemeente, bedrijven, scholen).
Werkgevers.
Doelgroep(en) Economische sector(en)
Jongeren uit betreffende wijken een stageplaats bieden.
Alle sectoren.
Economische sector(en) Hoofdactiviteiten Stg. Bundel benadert werkgevers en bespreekt welke ondersteuning de werkgever nodig heeft bij vinden van goed personeel. In het kielzog van deze dienstverlening probeert men ook stageplaatsen te verwerven en kan men ondersteunen bij verkrijgen van subsidies, erkenning van het bedrijf als leerbedrijf, etc.
Alle sectoren.
Hoofdactiviteiten
Sinds medio 2005, loopt nog door tot eind 2006.
Projecten startten in Kanaleneiland, met oproep van een leerling (van Marokkaanse afkomst) van het ROC Midden Nederland aan de burgemeester van Utrecht. De burgemeester heeft vervolgens haar netwerk aangesproken en de Rabobank heeft het op zich genomen om de coördinatie – met inzet van stagiaires! – uit te voeren zodat jongeren uit betreffende wijken een goede voorbereiding én ingang kregen bij bedrijven in Utrecht.
Resultaten
Looptijd
Ca. 30 stageplaatsen.
Sinds 2004, heeft (nog) geen einde.
Budget (op jaarbasis)
Resultaten
Ca. 100.000,-.
Niet precies bekend. In het eerste jaar zijn ca. 50 stageplaatsen geworven en ingevuld. Merendeel van deze stageplaatsen zijn structureel.
Looptijd
Budget (op jaarbasis) Niet bekend. Geen financiële bijdrage van gemeente.
116
- Nicis Institute - Stad en stages
Nicis Institute - Stad en stages -
117
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
118
- Nicis Institute - Stad en stages
20-04-2007
12:16
Pagina 118
Nicis Institute - Stad en stages -
119
Stad en stage.pdf_kleuraanpassing2:binnenwerk 170 x 240
Meer informatie? www.nicis.nl
120
- Nicis Institute - Stad en stages
20-04-2007
12:16
Pagina 120