Marije Bruggeman, januari 2011
Onderzoeksrapport Onderzoek naar de wensen en behoeften van werkgevers en werknemers op gebied van bedrijfsfitness
Met collega’s sporten
1
Goedkoop sporten!
Gezondere werknemers?!
Marije Bruggeman, januari 2011
Onderzoek naar de wensen en behoeften van werkgevers en werknemers op gebied van bedrijfsfitness
Afstudeerscriptie voor de opleiding Sport, Gezondheid & Management Instituut Sport & Bewegingsstudies Faculteit Gezondheid, Gedrag & Maatschappij Januari 2011
Auteur: Marije Bruggeman
[email protected] 424148 SGM VH01 30 augustus 2010 – 31 januari 2011
Afstudeerbegeleiding: Marc Boschker (docent) Ward Trutmans (afstudeerbegeleider)
Opdrachtgever: Lifestyle Centre
Praktijkbegeleider Lifestyle Centre: Oscar Duteweert
2
Marije Bruggeman, januari 2011
Samenvatting Dit onderzoeksrapport is, samen met het adviesrapport, resultaat van de afstudeerstage voor de opleiding Sport, Gezondheid en Management.
De doelstelling bij dit onderzoek is de volgende: Het doel van het onderzoek is het doen van aanbevelingen aan de directie van Lifestyle Centre om zo meer bedrijven lid te kunnen laten worden bij Lifestyle Centre, waardoor het marktaandeel op de zakelijke markt vergroot wordt. Dit zal gebeuren door een onderzoek te doen naar de wensen en behoeften van de werkgevers en werknemers van vier verschillende bedrijven, waarbij rekening wordt gehouden met wat er in de theorie geschreven staat over sport, bedrijfsfitness, motivatie en gedragsverandering bij mensen.
De hierbij horende vraagstelling is: Hoe kan Lifestyle Centre zo effectief mogelijk inspringen op de wensen en behoeften van de werknemers en werkgevers van bedrijven op gebied van bedrijfsfitness, zodat de deelname aan de bedrijfsfitnessregeling bij Lifestyle Centre verhoogd wordt? Voor deze afstudeerscriptie is literatuuronderzoek gedaan naar twee onderwerpen. Tevens zijn er enquêtes en interviews gehouden met verschillende bedrijven. Ten eerste is er literatuuronderzoek gedaan naar de effecten van sport en bedrijfsfitness op mensen/werknemers. Hieruit is gebleken dat sport en bedrijfsfitness o.a. positieve effecten hebben op lichaamssamenstelling, het uithoudingsvermogen, de ervaren gezondheid en de zuurstofopname. Ook op mentaal gebied heeft sport positieve effecten. Het enige negatieve effect dat kan optreden is het krijgen van een blessure door het sporten. Ten tweede is literatuuronderzoek gedaan naar de wensen en behoeften van werknemers op gebied van sport/bedrijfsfitness. Uit dit literatuuronderzoek is gebleken dat er zeker behoefte is aan bewegingsstimulering op het werk, en dat deze behoefte groter is bij grotere bedrijven en bedrijven waar vooral staand of zittend werk gedaan wordt. Verder heerst er onder de werkende bevolking een voorkeur voor eenvoudige beweegvormen. Uit de enquêtes met de werknemers is gebleken dat sporten op dinsdag- en woensdagavond het meest gewild is. De grootste voorkeur ligt bij de combinatie van groepslessen en fitness. De meest voorkomende motivatievormen volgens de Sport Motivation Scale zijn introjectieve en integratieve sturing. Hierop kunnen de instructeurs van Lifestyle Centre goed inspelen door de motiverende taken van Motivational Interviewing te gebruiken. De instructeurs kunnen deze motiverende taken gebruiken om de mensen naar een volgende fase in de fasen van gedragsverandering volgens het Stages of Change model te begeleiden. Een grote groep bevindt zich in de contemplatiefase. Deze fase is interessant omdat mensen hier nog geen concrete plannen hebben gemaakt voor gedragsverandering.
3
Marije Bruggeman, januari 2011
Voor de werkgevers bleek vooral het belastingvoordeel erg belangrijk te zijn. Zij kunnen met het aanbieden van bedrijfsfitness een extra service bieden aan hun werknemers. Voor veel werknemers is fitness tamelijk duur. Met bedrijfsfitness wordt de drempel om te gaan fitnessen voor de werknemers verkleind. Tevens is gebleken dat alle faciliteiten beschikbaar moeten zijn en dat de openingstijden ruim moeten zijn, zodat de werknemers ook in het weekend en in de avonduren kunnen sporten. Bij blessures is extra begeleiding door een instructeur wenselijk.
Uit de discussie is gebleken dat dit onderzoek een grote praktische relevantie heeft. Lifestyle Centre hanteerde op gebied van bedrijfsfitness nog geen vaste aanpak. De methode van dit onderzoek is effectief gebleken en biedt een handvat voor de toekomst. Lifestyle Centre kan in het vervolg via dezelfde methode (eventueel nog uitgebreider) bedrijven gaan benaderen. De mensen die via hun bedrijf lid worden bij Lifestyle Centre, kunnen van alle faciliteiten gebruik maken (fitness, groepslessen, sauna, etc.). Het aanbod voor bedrijfsfitness verschilt dus niet van het aanbod voor mensen die niet via een bedrijf sporten.
In totaal zijn drie aanbevelingen geformuleerd voor Lifestyle Centre, die gewaardeerd zijn van belangrijk naar minder belangrijk: 1. Ontwikkelen van vaste werkwijze omtrent bedrijfsfitness 2. Integreren van Motivational Interviewing in de werkwijze van Lifestyle Centre 3. Ontwikkelen van ‘Bedrijfsfitness Starterpakket’
4
Marije Bruggeman, januari 2011
Summary This research is, with the advisory, the result of the internship for the study Sports, Health and Management.
The aim of the research is to make recommendations for the direction of Lifestyle Centre, so that more companies become member of Lifestyle Centre. Therefor, the share on the business market wil become larger. This will be achieved by doing a research of the wishes and needs of the employers and employees of four different companies. During this research the theory concerning sports and corporate fitness, will be included. Also motivation and behavioral changes of people will be included in this research.
With this aim, a question is formulated for this research: In which way can Lifestyle Centre respond as effectively as possible at the wishes and needs of the employers and employees of the companies, for corporate fitness, so that more companies become member of Lifestyle Centre?
For this internship a literature search is done, concerning two subjects. Also surveys and interviews are done.
First, a literature search is done concerning the effects of sports en corporate fitness on people/employees. This showed that sports and corporate fitness have positive effects at the body composition, the endurance, the perceived health and the oxygen intake. Sports also have a positive effect on the mental side of health. The only negative effect that can appear is getting an injury by sporting. Sports has, for example, positive effects
Second, a literature search is done concerning the wishes and needs of employees, of sports (corporate fitness). The main outcome of this literature search is that there’s a certain need for stimulation of movement at work. This need is bigger at large companies and companies where the people do standing or sitting work. Further, there is a preference for simple moves.
The survey with the employees showed that the most respondents like to sport at Tuesday and Wednesday evening. The combination of lessons in a group and fitness has the biggest preference. The most common forms of motivation, according to the Sport Motivation Scale, are the introjective and integrative regulation. The instructors of Lifestyle Centre can respond well to this, by using the motivational tasks of Motivational Interviewing. The instructors can use these motivational tasks to get people to a next stage, according to the Stages of Change model. A large group is the group that’s in the contemplation stage. This stage is interesting, because the people don’t have clear plans of their behavioral change.
The employers said that the tax-advantage is very important. The employers can offer their employees
5
Marije Bruggeman, januari 2011
an extra service, by offering corporate fitness. A lot of employees think fitness is too expensive. By offering corporate fitness the barrier to practice fitness will become a lot smaller. Also it showed that all the facilities should be available and that there are extended trading hours, then the employees also can practice fitness in the weekend and evening. When someone has an injury, the employers would like some extra guidance for the employees.
The discussion part showed that this research has a large practical relevance. Lifestyle Centre didn’t have a clear approach for corporate fitness. The approach that is used in this research, has been effective and gives Lifestyle Centre grip for the future. Lifestyle Centre can use the same approach for corporate fitness (possible more extended) in the future. The people who practice corporate fitness, can use the all the facilities (fitness, group lessons, sauna, etc.). The offer for corporate fitness will not be different according to the offer for people who don’t practice corporate fitness.
In total, there are three recommendations formulated for Lifestyle Centre. This recommendations are rated important to less important: 1. Develop a permanent method for company fitness 2. Integrate Motivational Interviewing in the method of Lifestyle Centre 3. Develop a ‘Corporate fitness Starter package’
6
Marije Bruggeman, januari 2011
Voorwoord Deze afstudeerscriptie vormt de afsluiting van mijn opleiding Cios/SGM. De eerste twee jaren van deze opleiding heb ik in Arnhem gevolgd, op het Cios. De laatste drie jaren van deze opleiding heb ik op de HAN in Nijmegen gevolgd. De combinatie van deze twee opleidingen vind ik uniek, omdat er zowel praktijk als theorie aan bod is gekomen. Alle opgedane kennis hoop ik in de praktijk te kunnen brengen tijdens het afstuderen. Deze afstudeerscriptie bestaat uit twee onderdelen, te weten een adviesrapport en dit onderzoeksrapport. In het adviesrapport worden de aanbevelingen aan Lifestyle Centre weergegeven, in dit onderzoeksrapport is te lezen hoe het onderzoek eruit heeft gezien.
In september 2010 ben ik gestart met mijn afstudeerstage bij Lifestyle Centre. Het afgelopen half jaar is enorm snel gegaan, mede omdat ik met veel plezier gewerkt heb aan het advies- en onderzoeksrapport betreffende bedrijfsfitness. Het doel was het doen van een onderzoek naar de wensen en behoeften van vier verschillende bedrijven, met betrekking tot bedrijfsfitness, zodat er meer bedrijven lid zouden worden bij Lifestyle Centre en zo het ledenaantal vergroot zou worden.
Tijdens het doen van het onderzoek heb ik hulp gehad van verschillende mensen, die ik via deze weg hartelijk wil danken. Ten eerste wil ik Ward Trutmans, afstudeerbegeleider vanuit de HAN, bedanken voor zijn goede begeleiding en de tijd die hij heeft gestoken in het geven van concrete feedback op deze scriptie. Hierdoor kon ik mijn scriptie optimaliseren. Verder wil ik ook Marc Boschker bedanken voor zijn lessen en duidelijke uitleg over de scriptie. Daarnaast wil ik ook mijn praktijkbegeleider van Lifestyle Centre, Oscar Duteweert, danken voor zijn begeleiding. Met mijn vragen kon ik bij hem terecht en hij heeft mij onder andere geholpen bij het contact leggen met en het benaderen van de bedrijven. Tevens wil ik mijn overige collega’s bedanken, omdat ze mij zo snel hebben opgenomen in hun team en omdat ik ook met mijn vragen bij hun terecht kon.
Marije Bruggeman Januari 2011
7
Marije Bruggeman, januari 2011
Inhoudsopgave Samenvatting ......................................................................................................................................... 3 Summary ................................................................................................................................................ 5 Voorwoord .............................................................................................................................................. 7 Inhoudsopgave ...................................................................................................................................... 8 1. Inleiding ............................................................................................................................................ 10 1.1 Projectkader ................................................................................................................................ 10 1.2 Probleemstelling .......................................................................................................................... 11 1.2.1 Doelstelling ...................................................................................................................................... 11 1.2.2 Onderzoeksmodel ........................................................................................................................... 11 1.2.3 Vraagstelling .................................................................................................................................... 12 1.3 Leeswijzer ................................................................................................................................... 13 2.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 14 2.2 Begripsbepaling .......................................................................................................................... 14 2.3 Wetenschappelijke onderzoeken ................................................................................................ 15 2.4 Wensen en behoeften van werknemers ..................................................................................... 17 2.5 Sport Motivation Scale en Motivational Interviewing................................................................... 18 2.5.1 Sport Motivation Scale ................................................................................................................... 18 2.5.2 Motivational Interviewing................................................................................................................ 19 2.6 ASE-model en Stages of Change model .................................................................................... 21 2.6.1 ASE-model ....................................................................................................................................... 21 2.6.2 Stages of Change model ............................................................................................................... 25 2.7 Conclusie..................................................................................................................................... 26 3. Methode ............................................................................................................................................ 28 3.1 Desk research ............................................................................................................................. 28 3.2 Field research.............................................................................................................................. 29 3.2.1 Kwantitatief onderzoek ................................................................................................................... 29 3.2.2 Kwalitatief onderzoek ..................................................................................................................... 32 3.3 Kwaliteit van resultaten ............................................................................................................... 34 3.3.1 Betrouwbaarheid ............................................................................................................................. 34 3.3.2 Validiteit ............................................................................................................................................ 34 4. Resultaten ........................................................................................................................................ 35 4.1 Desk research ............................................................................................................................. 35 4.2 Field research.............................................................................................................................. 39 4.2.1 Kwantitatieve gegevens ................................................................................................................. 39
8
Marije Bruggeman, januari 2011
4.2.2 Kwalitatieve gegevens ................................................................................................................... 44 5. Conclusie.......................................................................................................................................... 47 6. Discussie .......................................................................................................................................... 50 Literatuurlijst ........................................................................................................................................ 54 Bijlagen ................................................................................................................................................. 57 Bijlage 1: Sport Motivation Scale-6 (SMS-6) ..................................................................................... 58 Bijlage 2: Verantwoording en relevantie voor SGM ......................................................................... 61 Bijlage 3: Fasen van gedragsverandering ........................................................................................ 62 Bijlage 4: Begeleidingsbrief enquête bedrijfsfitness ....................................................................... 63 Bijlage 5: Enquête bedrijfsfitness ...................................................................................................... 66 Bijlage 6: Topiclist interview .............................................................................................................. 70 Bijlage 7: Verbatim interview Marcel te Wierik ................................................................................. 71 Bijlage 8: Verbatim interview Christel Jonkman .............................................................................. 73 Bijlage 9: Verslag interviewvragen Dimence .................................................................................... 77 Bijlage 10: Verslag interviewvragen Zorggroep Raalte ................................................................... 78 Bijlage 11: Tabellen enquête bedrijfsfitness .................................................................................... 79
9
Marije Bruggeman, januari 2011
1. Inleiding De individuele sporten zijn de laatste jaren steeds meer in opkomst. Uit een rapport van het NOC*NSF (2009) blijkt dat het aantal individuele sporters in 2008 met 0,5% is gegroeid ten opzichte van 2007. Daarnaast blijkt uit de Rapportage Sport 2008 van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat het aandeel fitness steeds verder groeit. Zo deed er in 1995 nog 12% van de bevolking aan fitness/aerobics en is dat percentage in 2007 al naar 22% gegroeid. Het belang van gezondheid en fitheid wordt in de maatschappij steeds groter. Werkgevers vinden de gezondheid van hun personeel steeds belangrijker. Bij het werven van nieuw personeel zijn zaken als fysieke en mentale gesteldheid van doorslaggevend belang. Ook bij functioneringsgesprekken komt de gezondheid vaak om de hoek kijken. Uit een onderzoek van HRpraktijk (2007) onder 850 P&O’ers blijkt dat tweederde van de respondenten gezondheid laat meewegen bij de werving van nieuw personeel. Ruim de helft stelt het onderwerp aan de orde tijdens het beoordelingsgesprek.
Bovenstaande gegevens spelen mee bij de aanleiding van dit onderzoek. Fitness wordt steeds populairder en gezondheid wordt op de werkvloer steeds belangrijker. Het eerste hoofdstuk van dit onderzoek vormt een inleiding op het onderzoeksrapport. In dit hoofdstuk wordt het projectkader omschreven, gevolgd door de probleemstelling. Aan de hand van de probleemstelling worden vervolgens een doelstelling, onderzoeksmodel en een vraagstelling opgesteld. Aan het eind wordt een leeswijzer weergegeven, waarin wordt uitgelegd waaruit dit onderzoeksrapport verder bestaat.
1.1 Projectkader Het onderzoek naar bedrijfsfitness zal gedaan worden binnen Lifestyle Centre te Raalte. Lifestyle Centre is een modern fitnesscentrum met veel faciliteiten. Lifestyle Centre is net verhuisd naar een nieuwe, grotere vestiging. Door deze verhuizing is er ruimte voor meer sporters ontstaan. Door de verhuizing en door het toenemen van het belang van fitness voor de werknemer, wil Lifestyle Centre het al bestaande, globale aanbod voor bedrijfsfitness, uitbreiden in het nieuwe centrum. Bedrijven kunnen lid worden, zodat hun werknemers met korting kunnen komen sporten. Dit levert zowel de werkgever (minder verzuim en medische kosten) als de werknemers (fitter en gezonder op het werk) winst op (Nationaal Gezondheidsplan, 2006 en Hildebrand & Proper, 2004). Op dit moment zijn er vier bedrijven die een bedrijfsfitnesscontract aanbieden aan hun werknemers. Omdat er genoeg ruimte is voor meer sporters (en dus de werknemers van bedrijven), moet er onderzoek gedaan worden naar hoe Lifestyle Centre meer bedrijven aan zich kan binden en de bedrijfsfitness zo kan uitbreiden. Een belangrijke oorzaak van het feit dat er nog niet zoveel bedrijven bij Lifestyle Centre aangesloten zijn, is dat er nog geen tijd is geweest om een gedegen concept voor bedrijfsfitness op te zetten. Tevens heeft Lifestyle Centre nog niet zoveel naamsbekendheid opgebouwd. Dit blijkt uit gesprekken met werknemers van Lifestyle Centre.
10
Marije Bruggeman, januari 2011
1.2 Probleemstelling Uit onderzoek van Dekkers en van Mechelen (2006) is gebleken dat lichamelijke activiteit positieve effecten op de gezondheid van werknemers heeft, daarnaast zijn er ook gunstige effecten op ziekteverzuim gevonden. Lifestyle Centre wil hier graag op inspelen, door bedrijfsfitness aan te bieden. De vraag die Lifestyle Centre zichzelf stelt, is de volgende: Hoe kan Lifestyle Centre werkgevers en werknemers aan het fitnesscentrum binden met bedrijfsfitness?
1.2.1 Doelstelling Om het onderzoek goed uit te kunnen voeren, is de volgende doelstelling geformuleerd:
Het doel van het onderzoek is het doen van aanbevelingen aan de directie van Lifestyle Centre om zo meer bedrijven lid te kunnen laten worden bij Lifestyle Centre, waardoor het marktaandeel op de zakelijke markt vergroot wordt. Dit zal gebeuren door een onderzoek te doen naar de wensen en behoeften van de werkgevers en werknemers van vier verschillende bedrijven, waarbij rekening wordt gehouden met wat er in de theorie geschreven staat over sport, bedrijfsfitness, motivatie en gedragsverandering bij mensen.
1.2.2 Onderzoeksmodel Voordat kan worden overgegaan naar een heldere vraagstelling, is het noodzakelijk om een onderzoeksmodel te maken. Dit onderzoeksmodel geeft in één oogopslag de logica en verbanden van het onderzoek weer en helpt bij het formuleren van de deelvragen. Effect sport en bedrijfsfitness op werknemers
Bedrijf A
Analyseresultaten
Wensen en behoeften van werknemers op gebied van sport
Bedrijf B Analyseresultaten
Motivatie van mensen
Analyseonderwerpen Aanbevelingen Analyseresultaten
Gedragsverandering
Bedrijf C Analyseresultaten
Wensen en behoeften werkgevers bedrijfsfitness
Bedrijf D
(a) Fig. 1: Onderzoeksmodel bedrijfsfitness
11
(b)
(c)
(d)
Marije Bruggeman, januari 2011
Het onderzoeksmodel wordt van links naar rechts gelezen. Hiermee ontstaat een overzicht van de tijdens het onderzoek achtereenvolgens te zetten stappen.
Uitgeschreven ziet het onderzoeksmodel er als volgt uit: Het zoeken naar theorieën over het effect van sport en bedrijfsfitness op werknemers, het zoeken naar informatie over de wensen en behoeften van werknemers op het gebied van sport, het zoeken naar informatie over de beïnvloeding van motivatie van mensen en informatie over gedragsverandering en het onderzoeken van de wensen en behoeften van werkgevers op gebied van bedrijfsfitness (a), levert analyseonderwerpen (b) op waardoor er een beeld van de vier ondervraagde bedrijven ontstaat. De analyseresultaten (c) leveren aanbevelingen (d) op voor de nieuwe, gewenste situatie voor bedrijfsfitness bij Lifestyle Centre.
1.2.3 Vraagstelling Bij de doelstelling en het onderzoeksmodel hoort ook een vraagstelling, die bestaat uit één centrale vraag en een aantal deelvragen. Door deze vragen te beantwoorden zal uiteindelijk de doelstelling behaald worden.
Centrale vraag Hoe kan Lifestyle Centre zo effectief mogelijk inspringen op de wensen en behoeften van de werknemers en werkgevers van bedrijven op gebied van bedrijfsfitness, zodat de deelname aan de bedrijfsfitnessregeling bij Lifestyle Centre verhoogd wordt? Deelvragen Om erachter te komen of en waardoor werknemers willen gaan sporten bij Lifestyle Centre, zal er moeten worden gekeken naar motivatie en gedrag. Dit kan verklaren waarom mensen wel of niet sporten. Hierop kan Lifestyle Centre vervolgens inspringen met hun communicatie en kan er een passend aanbod worden gemaakt. Daarnaast is het ook van belang te onderzoeken wat er in de theorie geschreven staat over het effect van sport en bedrijfsfitness op werknemers. Als de effecten positief zijn, kan dit ook gebruikt worden in de promotie voor bedrijfsfitness. Verder is het ook van belang om te weten wat er is geschreven in de theorie over wensen en behoeften van werknemers ten opzichte van sport en (bedrijfs)fitness. Dit kan worden meegenomen in de enquêtes en in het aanbod. Tot slot is het uiteindelijk van belang te weten om welke redenen werkgevers hun werknemers willen laten sporten. De centrale vraag zal dus moeten worden opgesplitst in een aantal deelvragen. Op deze manier wordt concreet weergegeven welke informatie nodig is en wat onderzocht moet worden. De deelvragen zullen ondersteunend werken bij het beantwoorden van de centrale vraag. 1. Wat is er vanuit de theorie bekend over het effect van sporten en bedrijfsfitness op mensen (werknemers)?
12
Marije Bruggeman, januari 2011
2. Wat is er vanuit de theorie bekend over de wensen en behoeften van werknemers op het gebied van sport en (bedrijfs)fitness? 3. Welke vorm van motivatie hebben mensen/werknemers om te sporten en voor welk aanbod kunnen ze zich het best motiveren? Hoe kan hierop worden ingespeeld door Lifestyle Centre? 4. In welke fase van gedragsverandering verkeren de werknemers en hoe kan je gedragsverandering realiseren bij werknemers (vooral de werknemers die nog niet sporten)? Van welke determinanten is dit afhankelijk? 5. Wat vinden werkgevers belangrijk wanneer zij bedrijfsfitness aanbieden aan hun werknemers bij Lifestyle Centre?
1.3 Leeswijzer Het volgende hoofdstuk in dit onderzoeksverslag zal het theoretisch kader zijn. Hierin worden de relevante theorieën behorende bij het onderzoek besproken. Vervolgens zal in de methode beschreven worden hoe het onderzoek is uitgevoerd. Daarna zullen de resultaten van het onderzoek weergegeven worden. Uit de resultaten volgt de conclusie, waarbij de vraagstelling beantwoord wordt. Vervolgens komen in de discussie onder andere de terugkoppeling naar de doelstelling en de beschrijving van de relatie tussen de conclusie en het theoretisch kader aan bod. Na de discussie worden de aanbevelingen weergegeven. Daarna volgt er een literatuurlijst en tot slot volgen de bijlagen.
13
Marije Bruggeman, januari 2011
2. Theoretisch kader Het theoretisch kader beschrijft in dit onderzoek wat er vanuit de theorie bekend is over het effect van sport en bedrijfsfitness op mensen/werknemers (deelvraag 1). Tevens wordt er gekeken naar wat er in de theorie geschreven staat over de wensen/behoeften van werknemers op gebied van sport en (bedrijfs)fitness (deelvraag 2). Daarnaast beschrijft dit theoretisch kader ook hoe er kan worden ingespeeld op de motivatie van mensen om te gaan sporten (deelvraag 3). Tevens wordt er beschreven aan de hand van welke modellen gedragsverandering kan worden verklaard en gerealiseerd (deelvraag 4). Tot slot wordt een conclusie gegeven over de verschillende deelvragen en wordt beschreven wat dit betekent voor Lifestyle Centre.
2.1 Inleiding Het is belangrijk om het effect van sport en bedrijfsfitness te kennen, om daarmee sporten bij Lifestyle Centre te kunnen promoten. Ook is het van belang te weten wat werknemers graag willen op gebied van bedrijfsfitness, daarom wordt gekeken wat daarover in de theorie geschreven is. Motivatie speelt een grote rol op gebied van (sport)gedrag. Om te weten hoe mensen gemotiveerd zijn en hoe hierop ingespeeld kan worden, worden de Sport Motivation Scale en Motivational Interviewing bestudeerd. Door motivatie worden mensen gestimuleerd om gedrag uit te voeren. Om gedrag te kunnen verklaren worden het ASE-model en het Stages of Change model bestudeerd. Met de bestudering van de literatuur zullen (deels) antwoorden geformuleerd kunnen worden op de bovenstaande deelvragen.
2.2 Begripsbepaling In deze paragraaf zullen een aantal begrippen worden uitgelegd, die veelvuldig in dit onderzoek gebruikt zullen worden.
Bedrijfsfitness De Belastingdienst én het NOC*NSF (2007) hanteren beide de volgende definitie van bedrijfsfitness: conditie- of krachttraining die plaatsvindt onder deskundig toezicht en die georganiseerd of geinitieerd wordt door de werkgever.
Motivatie Korswagen (1992) beschrijft in zijn boek twee vormen van motivatie: intrinsieke en extrinsieke motivatie. Hij beschrijft intrinsieke motivatie als motivatie ‘van binnenuit’ en extrinsieke motivatie ‘van buitenaf’. In het boek ‘Werken met motivatie, een praktische gids voor individu, team en organisatie’ (Altenburg & van Hecke, 2003), wordt motivatie beschreven als een kracht die mensen ertoe aanzet bepaalde acties te ondernemen. Het begrip is ontleend aan het Latijnse ‘movere’, wat ‘bewegen’ betekent. Op individueel gebied is motivatie een kracht die voortkomt uit een innerlijk besluit. Het is het gevolg van bewuste en onbewuste inschattingen van hoe onze persoonlijke doelen kunnen leiden tot een
14
Marije Bruggeman, januari 2011
gewenst resultaat. Deze beschrijving van motivatie zal gebruikt worden in deze scriptie.
Gedrag en gedragsverandering Gedrag wordt door Stam (2005) gedefinieerd als ‘alles’ wat mensen doen. Gedrag is een complex van gedachtes en gewoontes die continu (moeten) veranderen. Verandering van gedrag kan pas plaatsvinden als iemand daarvoor openstaat, het gedrag begrijpt, bereid is het gedrag uit te voeren en in staat is het gedrag te vertonen.
2.3 Wetenschappelijke onderzoeken Om de deelvraag ‘Wat is er vanuit de theorie bekend over het effect van sport en bedrijfsfitness op mensen/werknemers?’ te beantwoorden, zijn er verschillende literatuurstudies en wetenschappelijke onderzoeken gebruikt. Omdat deze studies en onderzoeken veel informatie opleveren, zal een samenvatting gegeven worden van de meest relevante gegevens voor dit onderzoek. Er zijn helaas weinig onderzoeken gedaan naar het effect van bedrijfsfitness op werknemers, daarentegen is er wel veel bekend over het effect van sport op werknemers/mensen.
Effect bedrijfsfitness Uit twee verschillende onderzoeken (Coffeng et al. & Proper et al.) blijkt dat bedrijfsfitnessprogramma’s een positief effect hebben op diverse determinanten van de gezondheid bij medewerkers. Uit het onderzoek van Coffeng et al (1992) blijkt dat een 16 weken durend bedrijfsfitnessprogramma positieve effecten heeft op de lichaamssamenstelling (verhouding vetmassa/spieren/organen etc.), het uithoudingsvermogen en de ervaren gezondheid van de werknemers en geen significant effect heeft op o.a. het cholesterol gehalte. Het percentage lichaamsvet van de proefpersonen daalde en er was een toename te zien van de maximale zuurstofopname. De overzichtsstudie die Proper et al (2010) heeft gedaan, laat positieve effecten zien op de gezondheid van werknemers, waaronder lichaamsgewicht, vetpercentage, bloeddruk en aeroob vermogen.
Effect overige sporten Over het algemeen laten alle wetenschappelijke onderzoeken zien dat sporten en bewegen overwegend positieve effecten hebben op de gezondheid van mensen/werknemers.
Zo beschrijft het Nationaal Gezondheidsplan (2008) dat lichamelijke activiteit beter helpt tegen aftakeling van het menselijk brein dan het actief houden van de hersenen door bijvoorbeeld puzzelen of lezen. Drie uur per week aerobics is al genoeg om de hersenmassa te doen toenemen, zowel het aantal hersencellen als de verbindingen tussen die cellen.
Uit een artikel van Gezonder worden (2007) blijkt dat fitness de spierkracht van ouderen (65+ers) aanzienlijk verbeterd. De spierkracht is bij de onderzoeksgroep met 50% verbeterd, nadat ze zes maanden lang twee keer per week een uurtje hadden gefitnesst.
15
Marije Bruggeman, januari 2011
Stichting Nationaal Gezondheidsplan (2005) heeft een gezondheids- en leefstijlonderzoek gedaan onder 1060 mensen. In samenwerking met 300 fitnesscentra is dit onderzoek gedaan. De deelnemers hebben een oefenprogramma gedaan bij een fitnesscentrum. Daarnaast hebben ze ook een beter voedingspatroon gekregen. Een groot aantal mensen gaf aan na dit onderzoek geen overgewicht meer te hebben. Tevens is er meer dan 5% van de onderzoekspopulatie van zijn/haar rugklachten af (van 25,9% naar 20,6%). Er is ook een grote daling te zien in het aantal mensen die last hadden van spier- en gewrichtsklachten (van 21,7% naar 16,5%). Het aantal mensen met een te hoge bloeddruk (van 12% naar 10,2%) en een te hoog cholesterol is ook aanzienlijk gedaald (van 7,8% naar 6,3%), net als het aantal mensen met hartklachten (van 6,5% naar 4,9%). Een verandering in leefstijl heeft ook effect op de fysieke conditie van de deelnemers en ook dat werd onderzocht bij de 1060 deelnemers. Het aantal mensen dat 0 tot 1 keer per week conditionele activiteiten doet, is aanzienlijk verminderd (van 30,9% naar 17,9%). Tevens is de groep die 4 keer per week conditionele activiteiten doet, flink toegenomen. Ook de groep mensen die recreatief beweegt, is groter geworden. Het aantal mensen dat niet aan spierversterkende oefeningen deed, is kleiner geworden (van 36,5% naar 23%). Dit betekent dus een groei in het aantal mensen dat spierversterkende oefeningen doet. Er is een afname te zien in de consumptie van frisdrank, suikerhoudende dranken, snoep en koekjes. Tot slot is de consumptie van fruit toegenomen, met name de groep die twee stukken fruit per dag eet (van 33,6% naar 42,3%).
Gezondheidsmanagementbureau LifeGuard en de Vrije Universiteit van Amsterdam (2008) concluderen in hun onderzoek dat mensen met een zittend beroep en veel stress, er veel baat bij hebben om hun lichaam te trainen. Een groep van 80 artsen is klaargestoomd voor de New York marathon. Uit de meetgegevens van dit looptraject blijkt dat degenen die de hardlooptraining hadden gevolgd, minder kans liepen om uit te vallen, in vergelijking met hun risico vóór het trainingsprogramma. Bovendien zeiden de deelnemers dankzij de training hun werk beter aan te kunnen en problemen vaker actief aan te pakken. In het onderzoek ‘Overgewicht, lichamelijke inactiviteit en ziekteverzuim bij werknemers’ (Dekkers & van Mechelen, 2006) wordt gekeken naar de relatie die verschillende determinanten hebben op elkaar en op het ziekteverzuim van werknemers. Een reden om niet te gaan sporten is het risico van blessures, hierdoor zou men kunnen verzuimen. Uit dit onderzoek blijkt echter dat het verzuim door sportblessures niet opweegt tegen de winst die behaald kan worden door regelmatig lichamelijk actief te zijn. Samenvattend wordt er in dit onderzoek gesteld dat werknemers gestimuleerd zouden moeten worden meer te bewegen. Lichamelijk actieve werknemers hebben namelijk een betere gezondheid en verzuimen minder van hun werk dan werknemers die lichamelijk inactief zijn.
Uit een rapport van KWF Kankerbestrijding (2005) kon geconcludeerd worden dat vrouwen die regelmatig bewegen, 20 tot 40 procent minder risico lopen op borstkanker. Elk uur extra lichamelijke inspanning per week zou het gevaar met 3 tot 8 procent kunnen terugbrengen.
16
Marije Bruggeman, januari 2011
Landers en Arent (2007) beschrijven in hun onderzoek naar mentale effecten van sport, dat sportief bewegen gunstige effecten heeft op angst, depressie en dat het het cognitief functioneren verbetert. Onder het verbeteren van het cognitief functioneren wordt o.a. verstaan het verbeteren van de reactietijd, het redeneren en het geheugen. Sportief bewegen verbetert tevens de stemming van mensen. Door regelmatig te bewegen neemt de negatieve stemming af en de positieve toe. Door sportieve inspanning reageert men ook beter op stress. Mensen met een goed aeroob uithoudingsvermogen reageren minder heftig op stressfactoren en herstellen er beter van. Tot slot wordt ook de zelfwaarde positief beïnvloed door sportief bewegen.
De bovenstaande onderzoeken laten zien dat bedrijfsfitness en sport in het algemeen een positief effect hebben op de gezondheid. Het kan de werkgevers dus aangeraden worden een bedrijfsfitnessprogramma aan hun werknemers aan te bieden. Zo zullen de werknemers een betere gezondheid krijgen en zal het verzuim omlaag gaan. Lifestyle Centre kan bedrijven een bedrijfsfitnessregeling aanbieden, afgestemd op de wensen en behoeften van de werknemers. Dit levert de werkgever en de werknemer uiteindelijk winst op.
2.4 Wensen en behoeften van werknemers Over de wensen en behoeften van werknemers op het gebied van bedrijfsfitness, is in de literatuur helaas niet veel te vinden. Wel wordt er geschreven over het feit dat er behoefte is aan bedrijfsfitness. Uit het rapport Trends in Bewegen: Bewegen Gemeten 2002-2004 van het TNO (2006) blijkt dat meer dan de helft van de werkenden vindt dat hun bedrijf meer moet doen aan bewegingsstimulering op het werk. Het draagvlak voor bewegingsstimulering op het werk is in grotere bedrijven groter dan in kleine bedrijven en bij werkenden met zittend of staand werk groter dan bij werkenden met hoofdzakelijk lopend werk. Hildebrandt (2010) beschrijft in een onderzoek van TNO onder aspirant gebruikers van bewegingsprogramma’s, dat er onder de werkende bevolking een grote voorkeur heerst voor eenvoudige beweegvormen als fietsen, wandelen en zwemmen. Werknemers die deelnemen aan bedrijfsfitness, fitnessen gemiddeld drie keer per maand. Het stimuleren van een eenvoudige beweegvorm als fietsen naar het werk, blijkt veel effectiever. Zijn mensen daar eenmaal toe gebracht, dan doen zij dit al gauw drie keer per week, heen en terug. Concluderend kan gezegd worden dat er voor Lifestyle Centre een kans ligt op het gebied van het aanbieden van relatief eenvoudige bewegingsvormen. Hierbij kan gedacht worden aan wandelen (bijv. in groepsverband, buiten) of aan fietsen (evt. spinning in groepsverband). Mensen kunnen sowieso bij Lifestyle Centre fietsen en lopen in de fitnesszaal. Daarnaast beschikt Lifestyle Centre nog over andere fitnessapparatuur die eenvoudige bewegingsvormen als roeien, hardlopen en schaatsen nabootsen.
17
Marije Bruggeman, januari 2011
2.5 Sport Motivation Scale en Motivational Interviewing In deze paragraaf wordt de theorie van de Sport Motivation Scale en Motivational Interviewing uitgelegd. Met de Sport Motivation Scale kan worden bepaald hoe iemand gemotiveerd is. Het is van belang de vorm van motivatie te weten van de nieuwe leden, zodat kan worden bepaald hoeveel begeleiding iemand nodig heeft en op welke manier. Deze theorie zal verwerkt worden in de enquête, zodat er op gebied van motivatie een beeld ontstaat van de werknemers. De theorie van Motivational Interviewing is opgenomen in het theoretisch kader omdat dit dichtbij gedragsverandering ligt en omdat met deze theorie zelfmotiverende uitspraken uitgelokt kunnen worden, waardoor mensen eerder zullen gaan sporten.
2.5.1 Sport Motivation Scale De Sport Motivation Scale (SMS) is gebaseerd op de self-determination theory van Deci en Ryan (1985). Deze theorie maakt onderscheid tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Intrinsieke motieven liggen binnen een individu (de sport op zich leuk vinden); extrinsieke motieven liggen buiten een individu (prijzen, beloningen, gezondheidsvoordelen, sociale contacten). De self-determination theory gaat ervan uit dat intrinsieke motivatie, in vergelijking met extrinsieke motivatie, gepaard gaat met meer plezier in de sport, meer inzet, een sterkere intentie om te gaan sporten, een betere prestatie en een intensievere vrijwillige volharding. De uitgewerkte vragenlijst is te vinden in bijlage 1.
In de SMS worden verschillende uitspraken betreffende de sportbeoefening gedaan. Er kan ingevuld worden in welke mate de uitspraak overeenkomt met de reden waarom de persoon aan sport doet. Er worden bij de SMS zes soorten motivatie onderscheidden, de uitspraken spelen in op een bepaalde soort motivatie. Aan de hand van een zogenoemde sleutel kan worden bepaald hoe iemand gemotiveerd is.
De zes soorten motivaties die worden onderscheiden zijn: 1. Amotivatie: geen motivatie 2. Externe sturing: de persoon toont het gezondheidsgedrag omdat hij zich daartoe gedwongen voelt (bijv. door een fysiotherapeut). 3. Introjectieve sturing: de persoon doet het omdat hij zich van binnenuit daartoe gedwongen voelt. Uit schaamte of uit angst om een flater te slaan. 4. Identificatie: de persoon voert het gezondheidsgedrag uit omdat hij echt overtuigd is van het persoonlijk belang. De persoon vindt een betere conditie verkrijgen belangrijk voor zichzelf. 5. Integratieve sturing: dit ligt nog dieper binnen de persoon. Conditie en fitheid zijn waarden die helemaal bij de persoon zijn gaan horen. Ze maken deel uit van zijn identiteit. 6. Intrinsieke motivatie: hierbij is de persoon de activiteit op zich gaan waarderen en niet alleen de uitkomsten. Dat is het kenmerkende verschil met de voorgaande externe motivaties. De persoon identificeert zich niet alleen met de sportieve activiteiten, maar geniet daar ook van.
18
Marije Bruggeman, januari 2011
Als na het invullen van de SMS bekend is hoe iemand zich motiveert om te gaan sporten, kan daarop worden ingespeeld door een passend aanbod aan te bieden. Als uit de SMS bijv. blijkt dat een werknemer graag sport met vrienden of bekenden om contacten te onderhouden (identificatie) kan Lifestyle Centre haar aanbod daarop aanpassen, door de werknemers te laten sporten in groepen. Zo kan er op elke uitkomst van de SMS worden ingespeeld met een passend aanbod van Lifestyle Centre.
Fortier, Vallerand, Brière en Provencher, in van Lankeren (2005), deden onderzoek naar sekseverschillen in verschillende typen extrinsieke en intrinsieke motivatie in sport aan de hand van de Sport Motivation Scale (SMS). Vrouwen bleken meer intrinsiek gemotiveerd te zijn om dingen te voltooien en te beheersen en vertoonden meer geïdentificeerde regulatie dan mannen. Vrouwen scoorden lager op externe regulatie en amotivation dan mannen. Fortier et al. stellen dat competitie intrinsieke motivatie ondermijnt. De focus is in een competitieve situatie meer gericht op winnen (extrinsiek gerelateerd aan de sport) dan in een recreatieve situatie, waar atleten eerder sporten omdat ze het leuk vinden. Uit onderzoek van Wagner, Lounsbury en Fitzgerald, in van Lankeren (2005) naar de perceptie van basketbalspelers met betrekking tot hun sport bleek een grotere intrinsieke motivatie bij vrouwelijke spelers dan bij mannelijke spelers. Personen met een intrinsieke motivatie zagen hun sport als ontspanning. Mannelijke basketbalspelers zagen hun sportactiviteiten eerder als werk. Weiss en Chaumeton, in van Lankeren (2005) stellen in een overzichtsartikel over motivatieoriëntatie in de sport dat de intrinsieke motivatie van vrouwen negatief wordt beïnvloed door competitie, terwijl bij mannen de intrinsieke motivatie door competitie juist verhoogd wordt. Met deze bevindingen kan Lifestyle Centre rekening houden, bij het opstellen van het aanbod voor bedrijfsfitness. Voor mannen kunnen bijvoorbeeld andere activiteiten aangeboden worden dan voor vrouwen, waardoor zowel bij de mannen als de vrouwen de intrinsieke motivatie wordt aangesproken.
2.5.2 Motivational Interviewing De theorie over Motivational Interviewing (MI) wordt in het theoretisch kader opgenomen, omdat deze techniek belangrijk kan zijn bij het begeleiden van (nieuwe) mensen. Door het gebruik van deze techniek kunnen mensen meer gemotiveerd worden om te gaan sporten. MI kan mensen helpen hun gedrag te veranderen en zo stabiel gedrag te creëren. Gedragsverandering vindt plaats in verschillende fasen (zie paragraaf 2.6). Met MI kan doelgericht ingespeeld worden op deze fasen, zodat mensen uiteindelijk in de gedragsbehoudfase terecht komen. Volgens Van Hartingsveldt, Leenders en Cup (2010) is Motivational Interviewing een directieve persoonsgerichte gespreksstijl, bedoeld om gedragsverandering te bevorderen door het helpen verhelderen en oplossen van ambivalentie ten opzichte van verandering (Miller & Rollnick, in van Hartingsveldt et al. 2010). Het is niet een techniek waarmee je cliënten kunt overhalen om te gaan doen wat ze niet willen. Het is een techniek waarmee de beweegredenen voor het veranderen van handelingspatronen, die de cliënt zelf in huis heeft, worden uitgelokt. Wanneer bekend is of
19
Marije Bruggeman, januari 2011
werknemers willen sporten en hoe ze ten opzichte van hun gedragsverandering staan, kan Lifestyle Centre (wellicht in samenspraak met de werkgever), tijdens de intakegesprekken gebruik maken van de MI techniek. Hierbij kunnen dus uitspraken van de werknemers uitgelokt worden, zodat ze uiteindelijk zelf realiseren dat ze willen sporten. MI past goed bij de werkwijze van Lifestyle Centre, omdat het klantgerichte is. Lifestyle Centre hanteert ook een persoonlijke, klantgerichte benadering.
Cora Bartelink (2010) beschrijft in haar dossier over motiverende gespreksvoering dat motiverende gespreksvoering een veelgebruikte methode is om cliënten te stimuleren hulp te zoeken voor hun problemen of hun ongezonde levenswijze aan te pakken. Uit onderzoek, vooral in de verslavingszorg, blijkt dat motiverende gespreksvoering effectief is bij allerlei problemen. Een empatische en motiverende houding van hulpverleners zorgt ervoor dat cliënten actiever betrokken zijn bij de behandeling die zij krijgen aangeboden. Hierdoor boekt de hulpverlener betere resultaten. Van Hartingsveldt, Leenders en Cup (2010) stellen in hun artikel ‘Veranderen door handelen en Motivational Interviewing’ dat MI gebaseerd is op het Stages of Change model van Prochaska en Diclemente (1984). In dit model worden verschillende fasen onderscheidden (zie verder paragraaf 2.6.2). Bij deze verschillende fasen horen ook verschillende motiverende taken, die in onderstaande tabel zijn weergegeven (Hartingsveld, 2010).
Tabel 1. Fasen van gedragsverandering en motiverende taken
Fase
Motiverende taken van de hulpverlener
Precontemplatie
Zaai twijfel – (vergroot het gevoel bij de cliënt over de risico’s en problemen van het huidige gedrag en help mee de cliënt zich bewust te worden van zijn eigen gedrag.
Contemplatie
Laat de balans doorslaan – vergroot de redenen van de cliënt voor veranderen en niet veranderen.
Voorbereidingsfase
Help de cliënt te bepalen wat voor hem de beste strategie is om tot verandering te komen en help de cliënt het zelfvertrouwen te versterken zodat het lukt om te veranderen.
Actiefase
Help de cliënt stappen te ondernemen en die strategie uit te voeren.
Gedragsbehoud
Help de cliënt terugval te zien aankomen en strategieën klaar te hebben.
Terugval
Help de cliënt opnieuw door dit proces te gaan zonder gedemoraliseerd te worden door de terugval.
Verder blijkt uit verschillende onderzoeken dat MI effectief is voor het bereiken van gedragsveranderingen (Burke, Arkowitz & Menchola, in van Hartingsveldt et al. (2010); Hettema, Steele & Miller, in van Hartingsveldt et al. (2010)). Ook is er bewijs dat bestaande interventies effectiever worden wanneer ze gecombineerd worden met MI (Shannon, in van Hartingsveldt et al. (2010)). Doordat MI effectief is gebleken in allerlei situaties, zou het ook effectief kunnen zijn bij het traject van gedragsverandering bij werknemers. Lifestyle Centre zou hier op kunnen inspelen, door MI te betrekken bij het begeleidingstraject van werknemers die bij Lifestyle Centre bedrijfsfitness komen doen.
20
Marije Bruggeman, januari 2011
2.6 ASE-model en Stages of Change model 2.6.1 ASE-model Het ASE-model is ontwikkeld als model voor het verklaren van beredeneerd gedrag en gedragsbehoud. Dit model is bedacht door Fishbein en Ajzen (1975), met hun theorie voor beredeneerd gedrag. Volgens het ASE-model zijn er stadia die mensen doorlopen voordat er sprake is van zichtbaar gedrag, te verdelen in drie componenten: de A staat voor attitude (de houding van een persoon jegens het gedrag), de S staat voor sociale invloed (de invloed die belangrijke anderen hebben op een persoon) en de E staat voor eigen effectiviteit (het vertrouwen van de persoon in het eigen kunnen m.b.t. het gedrag). Het ASE-model wordt ook wel het ASE-determinantenmodel genoemd, omdat de attitude, de sociale invloed en de eigen effectiviteit de belangrijkste determinanten zijn voor de gedragsintentie en de gedragsintentie de beste voorspeller van het uit te voeren gedrag is (Kuiper et al, 2005). In onderstaande afbeelding is het ASE-model weergegeven.
Barrières
Attitude
Achtergrond variabelen
Sociale invloed
Eigen Effectiviteit
Gedrag
Intentie
Vaardigheden
Fig. 2 ASE-model
In deze paragraaf wordt per onderdeel van het ASE-model een korte uitleg gegeven, daarnaast wordt er beschreven wat er in de theorie over dat bepaalde onderwerp geschreven is en wat dat betekent voor Lifestyle Centre.
Achtergrondvariabelen Onder de achtergrondvariabelen worden persoonlijke kenmerken zoals leeftijd, geslacht, karakter en opleidingsniveau bedoeld. Deze kenmerken hebben indirect invloed op het gedrag van een persoon. De achtergrondvariabelen beïnvloeden gedrag indirect via de determinanten attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit (Sassen, 2007). Uit onderzoek van Lifeguard (2008), blijkt dat oudere werknemers over het algemeen gezonder zijn dan jongere werknemers. Boven de 40 jaar zijn zij ‘mentaal beter in conditie’ en oudere werknemers eten gezonder dan jongere werknemers. Zij zijn wel wat zwaarder dan de jongere werknemers. Jongere werknemers kunnen echter wel meer werk aan (werkvermogen) en hebben minder last van gezondheidsklachten. Jongeren roken beduidend meer dan ouderen en oudere werknemers eten gezonder. In het alcoholgebruik zit niet veel verschil. Uit onderzoek van Jans, van den Heuvel, Hildebrandt en Bongers (2007) blijkt dat werknemers met overgewicht vaker en langer verzuimen, vooral wanneer zij niet regelmatig sporten. Uit bovenstaande gegevens kan worden opgemaakt dat er een duidelijk verschil is in de gezondheid
21
Marije Bruggeman, januari 2011
in het algemeen van jongere en oudere werknemers. Hiermee zal Lifestyle Centre wellicht rekening moeten houden. Lifestyle Centre zal aan de werkgevers kunnen benadrukken dat het belangrijk is dat werknemers met overgewicht regelmatig sporten, zodat zij minder verzuimen. Werkgevers kunnen om die reden bedrijfsfitness aanbieden.
Attitude De attitude is één van de determinanten in het ASE-model. Attitude staat voor ideeën en opvattingen die mensen hebben over bepaald gedrag, hun overwegingen en beleving van voor- en nadelen van dat gedrag. De attitude beïnvloed, in tegenstelling tot de achtergrondvariabelen, de intentie voor het gedrag in directe zin. Het gaat om wat mensen vinden en niet om de vraag of hun ideeën juist zijn of op feiten gebaseerd (Sassen, 2007 en van der Burght & van Mechelen-Gevers, 2008). Voor gedragingen als gezond eten, voldoende bewegen, matig alcoholgebruik en veilig zonnen is bekend dat mensen vaak een te positief beeld hebben van hun eigen gedrag, men weet dus niet dat het eigen gedrag ‘ongezond’ is. Zo weten veel mensen eigenlijk niet goed hoeveel ze zouden moeten bewegen om aan de aanbeveling voor gezond bewegen te voldoen. De aanbeveling (minimaal 5 dagen per week minstens 30 minuten matig intensief bewegen) is niet zo eenduidig of onvoldoende bekend bij mensen. Mensen schatten hun beweeggedrag ook verkeerd in door zich te vergelijken met anderen en door naar hun lichaamsgewicht te kijken; men denkt dat men zelf wel voldoende beweegt omdat men zich vergelijkt met anderen die nog minder bewegen of omdat men geen overgewicht heeft (Lechner et al., in Brug, 2008). Deze mensen weten wel dat te weinig bewegen ongezond is, maar ze realiseren zich niet dat ze zelf te weinig bewegen. De instructeurs van Lifestyle Centre moeten dus aan de sporters duidelijk maken wanneer ze voldoende bewegen en ze er ook op wijzen dat ze hun doelstellingen mogelijk niet halen als ze te weinig bewegen.
Sociale invloed Sociale invloed geeft de rol aan van de ideeën, opvattingen en feitelijke gedragingen van de mensen in de directe leefomgeving. De determinant sociale invloed heeft net als de attitude direct invloed op de gedragsintentie. Het gaat er bij de sociale invloed om in hoeverre een persoon instemt met de opvattingen van personen uit zijn/haar sociale omgeving. (Sassen, 2007 en van der Burght & van Mechelen-Gevers, 2008). De sociale invloed blijkt uit onderzoek van het Nationaal Gezondheidsplan (2008) op de werkvloer groot te zijn. Door het inzetten van een interventie als bedrijfsfitness wordt de aandacht voor beweging en het daadwerkelijk bewegen gestimuleerd. Hiermee worden ook werknemers bereikt die niet deelnemen aan bedrijfsfitness. Zo blijkt dat 50% van de werknemers die niet deelnemen aan bedrijfsfitness toch meer conditionele beweging verrichten en ruim 70% meer spierversterkende bewegingsactiviteit vertonen. De sociale invloed van de collega’s die sporten, motiveert dus andere collega’s om (meer) te gaan bewegen. Uit een expertmeeting van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen ( 2009) blijkt dat de sociale omgeving van werknemers invloed heeft op het gezondheidsgedrag. Volgens Vincent Hildebrandt van TNO Kwaliteit van Leven is het zaak om bij bewegingsstimulering op het werk
22
Marije Bruggeman, januari 2011
managers mee te krijgen. Zij zijn binnen het bedrijf een rolmodel voor andere medewerkers. Als managers de trap nemen, zullen medewerkers eerder volgen. Voor Lifestyle Centre is het dus van belang dat een aantal toonaangevende mensen van bedrijven lid worden. Zij kunnen zo andere werknemers overhalen om ook te gaan sporten.
Eigen effectiviteit en vaardigheid Eigen effectiviteit geeft aan in hoeverre mensen denken dat zij in staat zijn het voorgenomen gedrag (de gedragsintentie) uit te voeren. Bovendien kan iemand er best vertrouwen in hebben dat hij meer zal gaan sporten, maar niet geloven dat het hem zal lukken om minder te snoepen. Vaardigheden nemen ook een belangrijke plaats in bij de eigen effectiviteit (Sassen, 2007). De sociale druk zal de persoon moeten weerstaan of onder invloed ervan toch het gewenste gedrag proberen uit te voeren. De vaardigheden die de betreffende persoon beheerst, spelen dan een rol als de persoon het gedrag gaat uitvoeren. Eigen effectiviteit is een goede voorspeller voor succes op korte en lange termijn. Bij lichamelijke activiteit is iemands intentie positiever als deze ervaart controle te hebben over het gewenste gedrag. Kennis kan relevant zijn voor de eigen-effectiviteitsverwachting (Brug et al., 2008). Weten dat je iets kunt, zal je eigen-effectiviteitsverwachting vergroten. Voor deze vorm van kennis geldt echter dat ‘weten’ een voorwaarde kan zijn voor het ‘doen’, maar dat ‘weten’ zelden voldoende is voor het ‘doen’. Wanneer mensen voldoende kennis en inzicht hebben in hun eigen ongezonde gedrag, wordt dat bewustzijn genoemd. Veel gezondheids(risico)gedrag is echter erg complex en bij complex gedrag is het niet zo voor de hand liggend dat mensen zich bewust zijn van het risicogedrag. Een belangrijk gegeven voor Lifestyle Centre is het feit dat wanneer mensen zicht hebben op wat ze kunnen, hun eigen-effectiviteitsverwachting positief beïnvloed wordt. Deze eigeneffectiviteitsverwachting bepaalt vervolgens mede of iemand wel of niet gaat sporten. Het is dus van belang dat de werknemers van de bedrijven zicht hebben op hun capaciteiten en vaardigheden, als ze bij Lifestyle Centre komen sporten.
Intentie Met intentie wordt de mate waarin iemand van plan is om een bepaald gedrag uit te voeren bedoeld. Mensen zijn bijvoorbeeld van plan om gezond te gaan eten of om voldoende te blijven bewegen. Mensen kunnen van plan zijn hun gedrag te veranderen, maar ook om hun huidige gedrag vol te blijven houden. De gedragsverandering is vaak een resultante van verschillende andere determinanten. Zo kunnen mensen van plan zijn te stoppen met roken omdat ze overtuigd zijn van de nadelen van roken, omdat de omgeving hen stimuleert om te stoppen en omdat de prijzen van sigaretten enorm gestegen zijn. Pas wanneer er voldoende determinanten zijn die positief gerelateerd zijn aan een gedrag, zullen mensen de intentie hebben om dat gedrag uit te voeren. Een positieve intentie is alleen niet altijd een garantie dat mensen het gedrag ook daadwerkelijk zullen uitvoeren. Er kunnen barrières zijn die de uitvoering in de weg staan, of mensen vallen al snel weer terug in hun oude gedrag (Brug et al, 2008). In paragraaf 2.4 is al beschreven dat er bij werknemers een grote voorkeur heerst voor eenvoudige
23
Marije Bruggeman, januari 2011
beweegvormen, zoals fietsen, wandelen en zwemmen (Hildebrandt, 2010). De belangrijkste conclusie die hieruit getrokken kan worden is dat mensen de intentie tot (eenvoudig) bewegen wel hebben en wanneer zij daar eenmaal aan toegeven, zij het gedrag ook kunnen volhouden. Uit het rapport Trends in Bewegen: Bewegen Gemeten 2002-2004 van het TNO (2006) is gebleken dat werkenden met hoofdzakelijk zittend of staand werk veel te weinig bewegen, zowel op het werk als in de vrije tijd, maar zij zijn zich daarvan wel bewust. Leidinggevenden bewegen ook te weinig, maar staan meer open voor gedragsverandering dan niet-leidinggevenden. Meer dan de helft van de werkenden vindt dat hun bedrijf meer moet doen aan bewegingsstimulering op het werk. Het draagvlak voor bewegingsstimulering op het werk is in grotere bedrijven groter dan in kleine bedrijven en bij werkenden met zittend of staand werk groter dan bij werkenden met hoofdzakelijk lopend werk. Lifestyle Centre kan inspringen op het feit dat leidinggevenden meer open staan voor gedragsverandering dan niet-leidinggevenden. Er is al eerder gebleken dat leidinggevenden een positieve invloed hebben op andere werknemers, als het gaat om bewegingsstimulering. Wanneer zij willen gaan sporten, kunnen zij de andere werknemers overhalen om ook te gaan sporten. Lifestyle Centre zal dus in eerste instantie de leidinggeven van de organisatie zo ver moeten krijgen dat zij komen sporten bij Lifestyle Centre.
Barrières Barrières kunnen de relatie tussen het gedrag en de intentie negatief beïnvloeden. Bij de uitvoering van gedragsverandering zijn er drie factoren die de barrières kunnen beïnvloeden, namelijk: een positieve intentie kan door een barrière in de loop van de tijd in een negatieve intentie veranderen; de omzetting van een positieve intentie in gedrag kan worden beïnvloedt door allerlei voorwaarden die de persoon aan de intentie koppelt; er kunnen zich extreme omstandigheden voordoen waarop een persoon geen invloed heeft. (Sassen, 2007) Over barrières van werknemers om te bedrijfsfitness te gaan doen is niet veel bekend. TNO en NISB hebben echter het project ‘Fietsen naar het werk’ opgestart, waaruit een aantal gegevens blijken die wel interessant zijn voor Lifestyle Centre. In dit project is onderzoek gedaan naar wat werknemers stimuleert om te fietsen naar het werk. Ten eerste blijkt dat één van de barrières voor werknemers om niet op de fiets naar het werk te gaan is, dat ze niet alleen willen fietsen. Lifestyle Centre kan hierop inspelen door lessen in groepsverband aan te bieden. Ook voor de werkgevers zijn er barrières te noemen om het fietsen op het werk niet te stimuleren. Ze vinden het geen prioriteit dat werknemers fietsend naar hun werk komen. Ze zouden het wel stimuleren als er inzicht zou zijn in de opbrengsten van de investeringen. Lifestyle Centre zou voor de werkgevers een overzicht kunnen maken van de werknemers die sporten. Hierin kan verwerkt worden hoe vaak ze zijn geweest, hoe lang ze zijn geweest, wat de activiteiten zijn geweest, etc. Op deze manier heeft de werkgever inzicht in de investeringen in zijn personeel.
24
Marije Bruggeman, januari 2011
2.6.2 Stages of Change model Het bekendste model voor gedragsverandering is het Stages of Change model (Prochaska e.a.,1992). Dit model geeft een beschrijving van het proces van gedragsverandering. Het geeft aan dat gedragsverandering niet een eenvoudige stap van ongezond naar gezond gedrag is, maar dat hierin ten minste zes verschillende fasen te onderscheiden zijn. Deze fasen zijn de precontemplatiefase, de contemplatiefase, de voorbereidingsfase, de actiefase, de gedragsbehoudfase en de terugvalfase. In de precontemplatiefase is men zich niet bewust van ongezond gedrag en denkt men er niet over na om iets aan het gedrag te veranderen. In de contemplatiefase overweegt men wel om het gedrag te veranderen, maar heeft men nog geen concrete plannen. Wanneer die plannen wel worden gemaakt, komt men in de voorbereidingsfase. Wanneer er (een poging tot) gedragsverandering optreedt, bevindt men zich in de actiefase. De gedragsbehoudfase treedt in wanneer men langere tijd (meestal 6 maanden) de gedragsverandering volgehouden heeft en het veranderde gedrag een gewoonte is geworden. Wanneer men het gedrag wel veranderd heeft, maar dit niet kan volhouden, komt men in de terugvalfase. Men komt dan weer in een eerdere fase terecht, waarna de gedragsverandering weer opnieuw opgepakt zal moeten worden. Per fase kan een bepaald programma worden aangeboden. Zo zal iemand, om de overstap van de precontemplatiefase naar de contemplatiefase te kunnen maken, ervan overtuigd moeten zijn dat de gedragsverandering meer of belangrijke voordelen oplevert dan nadelen. Als men de gedragsverandering echt gaat plannen en proberen (voorbereiding- en actiefase), moet men er eerst van overtuigd raken dat men in staat is het bewuste gedrag te veranderen. In deze fasen is het van belang de juiste vaardigheden aan te leren, zodat men resultaat ziet (Brug, van Assema & Lechner, 2007)
Stages of Change model
Voorbereidingsfase
Actiefase
Gedragsbehoud
Contemplatiefase
Stabiel gedrag Precontemplatiefase
Terugval
Fig. 3: Stages of Change model (Prochaska et al, 1992)
25
Marije Bruggeman, januari 2011
Thijs, van Nuland en Govaerts (2005) hebben in hun onderzoek naar begeleiding van gedragsverandering door de huisarts, een tabel opgesteld met de verschillende fasen van gedragsverandering, de bijbehorende kenmerken, de actiebereidheid en de mogelijke interventies die kunnen worden toegepast om de patiënt een fase verder te helpen (zie bijlage 3). Zij geven in hun onderzoek aan dat om naar een verdere fase te evolueren, bepaalde strategieën nodig zijn. Een huisarts kan door kennis en toepassing van deze strategieën zijn patiënten door de ‘cyclus van verandering’ heen begeleiden. Advies geven alleen is niet genoeg, even belangrijk is de patiënt zover krijgen dat hij dit advies ook opvolgt. De werknemers staan er bij hun gedragsverandering dus niet alleen voor. Het is belangrijk dat de instructeurs van Lifestyle Centre hen motiveren om de gedragsverandering door te zetten. Daarnaast kunnen de werknemers elkaar ook tot steun zijn en elkaar motiveren.
Een belangrijke strategie die aan de fasen van gedragsverandering gekoppeld kan worden, is Motivational Interviewing. Hierover is al een uitgebreide beschrijving gegeven in paragraaf 2.5.2. De instructeur streeft er naar om de interne motivatie van de persoon te vergroten. Hierdoor kan de persoon naar een fase verder in het Stages of Change model worden begeleid. Wanneer de instructeurs van Lifestyle Centre gebruik maken van MI, kunnen ze ervoor zorgen dat de werknemers zichzelf gemotiveerd blijven, dus lid blijven en hun gedragsverandering vasthouden.
2.7 Conclusie Uit het theoretisch kader blijkt dat het effect van bedrijfsfitness en sport overwegend positief is. Het enige nadeel dat genoemd kan worden is het risico op blessures, maar dit weegt niet op tegen de vele voordelen die sport heeft. Tevens is gebleken dat er over de wensen en behoeften van werknemers op gebied van bedrijfsfitness weinig bekend is. Echter is er wel bekend dat er behoefte is aan bedrijfsfitness (vooral aan de eenvoudige beweegvormen). Uit de theorie over de Sport Motivation Scale is gebleken dat vrouwen meer intrinsiek gemotiveerd zijn dan mannen en meer geïdentificeerde regulatie vertonen. Vrouwen scoorden tevens lager op externe regulatie en amotivatie dan mannen. Verder is ook gebleken dat Motivational Interviewing effectief is bij verslaving en gedragsverandering. Bij de beschrijving van het ASE-model is onderscheid gemaakt in de verschillende onderdelen die het model kent. Op gebied van de achtergrondvariabelen is gebleken dat jongere werknemers ongezonder zijn dan oudere werknemers, maar dat ouderen wel zwaarder zijn. Tevens bleek dat obese werknemers vaker verzuimen. Op het gebied van attitude is duidelijk geworden dat mensen vaak een te positief beeld hebben over het eigen gedrag. Bij de sociale invloed bleek dat de nietsporters ook worden bereikt met het inzetten van bedrijfsfitness en dat het belangrijk is dat toonaangevende personen ook deelnemen aan bedrijfsfitness. Wat betreft de eigen effectiviteitverwachting en vaardigheid, moeten mensen zicht hebben op wat ze kunnen. Dit beïnvloedt hun eigen-effectiviteitsverwachting positief. Verder is gebleken dat er onder de werknemers een voorkeur heerst voor eenvoudige bewegingsvormen en dat leidinggevenden meer open staan voor gedragsverandering dan niet-leidinggevenden. Ook hebben leidinggevenden een positieve
26
Marije Bruggeman, januari 2011
invloed op de intentie van andere werknemers om te gaan sporten, wat ook al bleek uit de informatie over sociale invloed. Bij de barrières is gebleken dat werknemers liever samen willen bewegen en dat werkgevers graag inzicht willen hebben in de opbrengsten van het bewegen. Tot slot is in de theorie over het Stages of Change gevonden dat, om een fase verder te komen in het model, Motivational Interviewing een belangrijk hulpmiddel kan zijn.
In het volgende hoofdstuk zal de methode worden beschreven. Hierin komt aan bod welke onderzoeksmethoden gebruikt zijn en hoe deze in het onderzoek zijn uitgevoerd.
27
Marije Bruggeman, januari 2011
3. Methode In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke manier er onderzoek is gedaan. Het onderzoek is verdeeld in desk research en field research. Hieronder wordt uitgelegd hoe deze onderzoeksmethoden toegepast zijn tijdens het onderzoek.
3.1 Desk research Door desk research te doen is er antwoord verkregen op de volgende deelvragen: Wat is er vanuit de theorie bekend over het effect van sporten en bedrijfsfitness op mensen/werknemers (deelvraag 1)? Wat is er vanuit de theorie bekend over de wensen en behoeften van werknemers op het gebied van sport en (bedrijfs)fitness (deelvraag 2)? Welke vorm van motivatie hebben mensen/werknemers om te sporten en voor welk aanbod kunnen ze zich het best motiveren? Hoe kan hierop worden ingespeeld door Lifestyle Centre? (deelvraag 3)? In welke fase van gedragsverandering verkeren de werknemers en hoe kan je gedragsverandering realiseren bij werknemers (vooral de werknemers die nog niet sporten)? Van welke determinanten is dit afhankelijk (deelvraag 4)?
Effect sport en bedrijfsfitness op werknemers Om deelvraag 1 ‘Wat is er vanuit de theorie bekend over het effect van sporten en bedrijfsfitness op mensen/werknemers?’ te kunnen beantwoorden, is er een literatuurstudie gedaan. Op het Internet is gezocht naar (wetenschappelijke) literatuur bij onder andere www.scholar.google.nl, PubMed, TNO en Google. De volgende zoektermen zijn gebruikt: effect sport, effect bedrijfsfitness, effect fitness, effect bewegen, lichamelijke activiteit, lichamelijke inactiviteit, sport en gezondheid, fitness en gezondheid, mentaal effect sporten, sport en werknemers, sport en bedrijven. Ook combinaties van deze zoektermen zijn gebruikt bij het zoeken naar literatuur.
Wensen en behoeften werknemers Om de tweede deelvraag over de wensen en behoeften van werknemers over sport en (bedrijfs)fitness te kunnen beantwoorden, is tevens een literatuurstudie gedaan. Op het Internet is gezocht naar (wetenschappelijke) literatuur op www.scholar.google.nl, www.google.nl en bij het TNO. De zoektermen die gebruikt zijn, zijn: wensen werknemers sport, werknemers sporten, behoeften werknemers, wensen behoeften werknemers sport, wensen bedrijfsfitness, werknemers bedrijfsfitness. Tevens is in het boek Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering van Brug et al. (2008) gezocht naar informatie. Ook is het boek De fitnessbranche in beeld - 2008 van Lucassen en van Schendel gebruikt om informatie te zoeken.
28
Marije Bruggeman, januari 2011
Motivatie Om de deelvraag over motivatie te kunnen beantwoorden, is er gezocht naar relevante literatuur en theorieën op Internet en in boeken. Gevonden is literatuur over de Sport Motivation Scale (SMS) en Motivational Interviewing. De SMS is al eerder gebruikt in de minor Revalidatie en Training binnen sport- en bewegingsopvoeding. Hier is het nut van de SMS al gebleken en deze kan goed gebruikt worden bij dit onderzoek. Er zijn een aantal wetenschappelijke onderzoeken gedaan naar de SMS, deze zijn gevonden op www.scholar.google.nl. Motivational Interviewing is ook al eerder in de opleiding aan bod gekomen. Meer informatie over deze gesprekstechniek is gevonden op het Internet, onder andere op www.scholar.google.nl en in het boek Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering, van Brug et al. (2008). De zoektermen motivation scale, motivatie schaal, motivatie model, motivational interviewing en motiverende gespreksvoering zijn gebruikt.
Gedragsverandering Veel informatie over gedragsverandering (het ASE-model en Stages of Change model) is gehaald uit het boek van Brug et al (2008). Tevens is ook veel informatie omtrent deze modellen gehaald uit het boek van Sassen (2007). Het boek van Kuiper et al. (2005) is ook gebruikt om informatie te vinden over deze onderwerpen. Op het Internet is ook gezocht naar informatie over de modellen, hierbij is gezocht op www.scholar.google.nl. De zoektermen gedrag, gedragsverandering, gedrag veranderen en veranderen leefstijl zijn gebruikt.
3.2 Field research Voor dit onderzoek is ook field research gedaan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Met het field research is antwoord gekregen op de deelvragen: Welke vorm van motivatie hebben mensen/werknemers om te sporten en voor welk aanbod kunnen ze zich het best motiveren? Hoe kan hierop worden ingespeeld door Lifestyle Centre (deelvraag 3)? In welke fase van gedragsverandering verkeren de werknemers en hoe kan je gedragsverandering realiseren bij werknemers (vooral de werknemers die nog niet sporten)? Van welke determinanten is dit afhankelijk (deelvraag 4)? Wat vinden werkgevers belangrijk wanneer zij bedrijfsfitness aanbieden aan hun werknemers bij Lifestyle Centre (deelvraag 5)?
3.2.1 Kwantitatief onderzoek Het eerste onderdeel van het field research bestaat uit kwantitatief onderzoek. Bij deze methode wordt gebruikgemaakt van cijfermatige informatie, gegevens in cijfers over objecten, organisaties en personen. Dit worden ook wel numerieke gegevens genoemd (Verhoeven, 2007).
29
Marije Bruggeman, januari 2011
Methode Het kwantitatieve onderzoek is gedaan door middel van internetenquêtes en schriftelijke enquêtes. Bij internetenquêtes worden personen via hun werk of per e-mail gevraagd mee te doen aan een enquête. Bij de schriftelijke enquête wordt een vragenlijst aan personen gestuurd (Verhoeven, 2007). De enquêtes zijn gehouden bij de volgende vier bedrijven in Raalte: Schoonmaakbedrijf te Wierik, Installatie Techniek Raalte, Dimence en Zorggroep Raalte. Deze bedrijven zijn bij dit onderzoek betrokken omdat zij op de één of andere manier al contact over bedrijfsfitness hebben gehad met Lifestyle Centre. Hierdoor waren zij eenvoudig te benaderen en wilden zij ook hun medewerking aan het onderzoek verlenen. Tevens zijn dit vier zeer verschillende bedrijven, mede in aantal werknemers en samenstelling van de medewerkers (qua leeftijd, geslacht e.d.). Ook in verband met de tijd is hiervoor gekozen, het benaderen van ‘onbekende’ bedrijven zou te lang duren voor dit onderzoek.
Enquête wensen/behoeften werknemers De enquête over wensen en behoeften van werknemers had als doel te achterhalen waarom werknemers wel of niet sporten en waar dat van af hangt. Er is geprobeerd een beeld te krijgen over de vorm van motivatie en fasen van gedragsverandering van de onderzoekspopulatie. Met deze enquête is geprobeerd een antwoord te krijgen op de volgende deelvragen: Welke vorm van motivatie hebben mensen/werknemers om te sporten en voor welk aanbod kunnen ze zich het best motiveren? Hoe kan hierop worden ingespeeld door Lifestyle Centre (deelvraag 3)? In welke fase van gedragsverandering verkeren de werknemers en hoe kan je gedragsverandering realiseren bij werknemers (vooral de werknemers die nog niet sporten)? Van welke determinanten is dit afhankelijk (deelvraag 4)? Onderzoekspopulatie en steekproef De onderzoekspopulatie bestaat uit de werknemers van de volgende bedrijven: Schoonmaakbedrijf te Wierik, Installatie Techniek Raalte (ITR), Dimence en Zorggroep Raalte. De omvang van de steekproef bij Schoonmaakbedrijf te Wierik is 47 mensen, dit komt neer op een betrouwbaarheid van 95%. De omvang van de groep respondenten bedraagt 20, hiermee komt de response rate op 42.55% (100% x 20 ÷ 47 = 42.55%). De foutenmarge is 17,54% en de spreiding is 50%. De omvang van de steekproef bij ITR bestaat uit 31 mensen, de betrouwbaarheid van deze steekproef is 95%. De omvang van de groep respondenten bedraagt 4, hiermee komt de response rate op 12,9% (100% x 4 ÷ 31 = 12,9%) De foutenmarge is 46,65% en de spreiding is 50%. Bij Dimence bestaat de steekproef uit 45 mensen. Dit komt neer op een betrouwbaarheid van 95%. De groep respondenten van Dimence is 19. Hiermee komt de response rate op 42,2% (100% x 19 ÷ 45 = 42,2%). De foutenmarge is 17,28% en de spreiding is 50%. Bij Zorggroep Raalte bestaat de steekproef uit 187 mensen. Dit komt neer op een betrouwbaarheid van 95%. 55 Mensen hebben de enquête geretourneerd, dus de response rate voor Zorggroep Raalte is 29,41% (100% x 55 ÷ 187 = 29,41%). De foutenmarge is 11,13% en de spreiding is 50%. De steekproefgrootte, foutenmarge en spreiding zijn bepaald op www.journalinks.be.
30
Marije Bruggeman, januari 2011
Inhoud van de enquête De vragen van de enquête gaan over waarom medewerkers wel of niet sporten, en wat daarvoor hun voornaamste redenen zijn. Er zijn vragen over motivatie in de enquête opgenomen en vragen waaruit blijkt in welke fase van gedragsverandering men verkeert. De vragen passen bij de theorie uit het theoretisch kader, zodat ze een theoretische onderbouwing hebben. De onderwerpen uit de theorie zijn in kleinere onderdelen verdeeld (bijv. de Sport Motivation Scale in de verschillende soorten motivatie) en over die onderdelen zijn vragen gesteld. Een aantal vragen zijn overgenomen van een professionele behoefteanalyse op het gebied van bedrijfssport, die de organisatie Sport en Zaken uitvoert bij bedrijven. De complete enquête en de begeleidingsbrief zijn opgenomen in de bijlagen (bijlage 4 en 5).
Procedure afname Van de bedrijven waarbij de enquêtes zijn afgenomen, zijn eerst alle gegevens van de werknemers opgevraagd. Een aantal bedrijven wilde de gegevens van de werknemers niet prijsgeven in verband met privacy, zij hebben daarom de enquête zelf verstuurd. De enquêtes van Schoonmaakbedrijf te Wierik zijn deels via internet afgenomen en deels via schriftelijke vorm. Voor de internetenquêtes is via een e-mail een link gestuurd waarop de enquête te vinden is. De mensen die geen e-mail adres hebben, of van wie het e-mailadres niet bekend is, hebben een schriftelijke enquête per post ontvangen. De respondenten werden verzocht de vragenlijst binnen een week in te vullen en op te sturen. De resultaten van de internetenquêtes komen op het internetaccount (www.thesistools.com) binnen. De mensen die de enquête per post hebben ontvangen, konden de enquête inleveren bij hun werkgever. De enquêtes werden vervolgens door de contactpersoon van het bedrijf bij Lifestyle Centre gebracht. De antwoorden van de schriftelijke enquêtes zijn vervolgens op internet ingevuld, zodat alle resultaten samengenomen konden worden. Omdat er niet veel resultaten binnen zijn gekomen, zijn alle werknemers nagebeld met de vraag of ze de enquête alsnog wilden invullen. Hierop zijn nog een aantal enquêtes binnen gekomen. Er is besloten na 15 november 2010 niet meer na te gaan bellen, omdat er geen respons meer kwam op de enquêtes en er ook nog tijd gestoken moest worden in de andere bedrijven. De werkgever van Schoonmaakbedrijf te Wierik gaf zelf aan dat zijn werknemers niet het type mens zijn om enquêtes in te vullen, omdat veel van zijn werknemers al wat ouder zijn en niet goed met een computer overweg kunnen. Tevens zijn veel werknemers ongeschoold en van een lagere sociale klasse, dus hij dacht dat zij de meerwaarde van het invullen van de enquête niet in zouden zien en hem daarom niet zouden invullen. Bij Installatie Techniek Raalte zijn de enquêtes ook via internet verzonden, alleen zijn deze door de manager verzonden via hun e-mailadres. In verband met privacy van de werknemers wilden zij de emailadressen niet prijsgeven. Omdat ook hier niet veel respons op kwam, is gevraagd of de manager een herinnering wilde versturen. Hierop zijn geen enquêtes binnen gekomen, dus is er nog een mail verstuurd naar de manager of er eventueel schriftelijke enquêtes mochten worden afgenomen op het bedrijf zelf of dat de manager zelf nog een idee had hoe er meer respons zou kunnen komen. Hierop is geen reactie gekomen, vandaar dat er is besloten verder geen actie meer te ondernemen om de
31
Marije Bruggeman, januari 2011
respons te verhogen, in verband met de tijd. Bij Dimence is de link naar de enquêtes door de teamleider via een e-mail verstuurd. De teamleider gaf aan dat er veel animo was voor het invullen van een internetenquête, dus is gekozen om wederom deze vorm van enquêteren te gebruiken. Bij Zorggroep Raalte zijn de enquêtes ook via een link in een e-mail verstuurd. De contactpersoon van Zorggroep Raalte gaf aan dat ze dit zelf graag zo wilde. In verband met de tijd is er voor Dimence en Zorggroep Raalte geen herinnering meer verstuurd, om de respons te verhogen.
Verwerking resultaten De resultaten van de internetenquêtes komen op het internetaccount binnen. Hier worden twee bestanden aangemaakt. In het eerste bestand is te zien welke antwoorden elke respondent gegeven heeft, in het andere bestand wordt per vraag het resultaat weergegeven in grafiekjes (in procenten en aantallen). De antwoorden van de schriftelijke enquêtes worden op internet ingevoerd en zodoende kunnen alle resultaten samen worden genomen. De aantallen zullen worden gebruikt voor de resultaten. De resultaten zijn weergegeven in tabellen, die gemaakt zijn met Microsoft Word.
3.2.2 Kwalitatief onderzoek Bij kwalitatief onderzoek wordt niet of nauwelijks met cijfermatige gegevens gewerkt. De onderzoeker voert het onderzoek uit in het ‘veld’ (ofwel ‘in de werkelijkheid’). De onderzoeker is hierbij geïnteresseerd in de betekenis die bijvoorbeeld onderzochte personen aan situaties geven. Zo worden ‘onderzoekseenheden’ in de omgeving als geheel onderzocht (Verhoeven. 2007). Bij het kwalitatieve deel van dit onderzoek wordt gebruikgemaakt van interviews.
Methode Het kwalitatief onderzoek is gedaan door middel van interviews. Er zijn verschillende soorten interviews te onderscheiden. Voor dit onderzoek is gekozen voor een open interview. Dit is een interview dat voornamelijk bestaat uit open vragen of vrije vraagstellingen. Het open interview is onder te verdelen in het ongestructureerde interview, het halfgestructureerde interview en het gestructureerde interview. Bij dit onderzoek is gekozen voor het halfgestructureerde interview. Bij dit type interview is er een vragenlijst of lijst met onderwerpen (topiclist). Er is alle ruimte voor de eigen inbreng van de respondent. De onderzoeker stelt zich flexibel op en speelt in op de situatie (Verhoeven, 2007). Hiervoor is gekozen, omdat er via de topiclist wel een bepaalde structuur wordt gehanteerd, maar er ook veel ruimte is voor de extra inbreng van de geïnterviewde. Om tot de topics te komen is een gesprek gevoerd met de stagebegeleider. De topiclist is te vinden in bijlage 6.
Interview Het doel van het interview was om inzicht te krijgen in de wensen en behoeften van werkgevers ten opzichte van bedrijfsfitness. De bedoeling was om van elk bedrijf de werkgever of manager te interviewen. In totaal zijn vier mensen geïnterviewd. Met het interview is getracht een antwoord te
32
Marije Bruggeman, januari 2011
krijgen op de volgende deelvraag: ‘Wat vinden werkgevers belangrijk wanneer zij bedrijfsfitness aanbieden aan hun werknemers bij Lifestyle Centre?’
Interviewvragen De vragen die in het interview zijn gesteld, werden gericht op de wensen en behoeften van de werkgevers. Er werd onder andere ingegaan op de wensen van de werkgevers op gebied van aanbod, financiën en registratie. De uitgewerkte interviews zijn te vinden in bijlage 7, 8, 9 en 10.
Procedure afname Het interview met de eigenaar van Schoonmaakbedrijf te Wierik (Marcel te Wierik) is gehouden bij Lifestyle Centre. Er is een verbatim van dit interview geschreven, deze is te vinden in bijlage 7. Het interview met de mede-eigenaar/manager van Installatie Techniek Raalte is tevens gehouden bij Lifestyle Centre. De schriftelijk uitgewerkte versie van dit interview is te vinden in bijlage 8. Voor het interview met iemand van Dimence was helaas niet meer genoeg tijd, omdat er moeilijk contact gekregen kon worden. In plaats hiervan zijn de interviewvragen over de mail gestuurd en deze zijn uiteindelijk door de manager beantwoord. Het verslag hiervan is te vinden in bijlage 9. Met de manager van Zorggroep Raalte is geprobeerd contact te krijgen om een interview te plannen, hierop kwam geen snelle reactie. Toen er reactie kwam, was er nog te weinig tijd om een interview te plannen omdat de manager aangaf zelf ook niet veel tijd te hebben voor een interview. De vragen zijn vervolgens via de e-mail gestuurd naar de manager van Zorggroep Raalte. Deze e-mail is beantwoord en de antwoorden op de interviewvragen zijn te vinden in bijlage 10.
Verwerking resultaten De resultaten van de interviews zijn ‘uiteengerafeld’, dat wil zeggen dat de gegevens in kleine fragmenten worden verdeeld. Deze kleine fragmenten krijgen een code: er wordt één overkoepelend woord gekozen waarin het fragment worden samengevat. Verschillende termen worden vervolgens gegroepeerd, alles wat bij elkaar hoort komt bij elkaar te staan. Daarna wordt er een hiërarchie gemaakt en worden de verbanden gezocht. Door de verbanden en begrippen te structureren, ontstaat er een overzicht. Het model wordt vervolgens in verband gebracht met de deelvraag. Zo ontstaat er een overzicht van het antwoord en of er nog informatie mist (Verhoeven, 2007).
33
Marije Bruggeman, januari 2011
3.3 Kwaliteit van resultaten In het boek ‘Wat is onderzoek?’ van Verhoeven (2007), wordt beschreven dat de kwaliteit van de resultaten afhangt van twee punten: betrouwbaarheid en validiteit. Deze begrippen worden uitgelegd en er wordt beschreven hoe in dit onderzoek met deze twee begrippen rekening is gehouden.
3.3.1 Betrouwbaarheid Betrouwbaarheid hangt samen met de voorwaarde van herhaalbaarheid van kwalitatief onderzoek. Omdat bij kwalitatief onderzoek een open benadering wordt gekozen, waarbij vaak ontwikkeling van modellen tijdens een onderzoeksperiode plaatsvindt, is er geen afgebakende setting voor het onderzoek die bij herhaling dezelfde resultaten geeft (Verhoeven, 2007). Wat betreft het kwantitatieve gedeelte van dit onderzoek, kan gesteld worden dat de enquêtes, wanneer deze weer zouden worden afgenomen, een ander resultaat kunnen geven. Dit kan te maken hebben met de periode waarin deze afgenomen worden. De fitnessbranche is erg in opkomst en individuele sporten worden steeds populairder (NOC*NSF (2009), en Sociaal en Cultureel Planbureau (2008)), dus het kan voorkomen dat mensen een jaar na dit onderzoek al meer sporten en anders gemotiveerd zijn. De vragen uit de vragenlijst zijn betrouwbaar, omdat met het opstellen hiervan een handleiding voor het opstellen van vragenlijsten is gebruikt (Verhoeven, 2007). De meeste vragen zijn overgenomen van een behoefteonderzoek van Sport en Zaken, dit is een organisatie die professionele behoefteonderzoeken doet bij bedrijven, naar bedrijfssport. Voor het kwalitatieve gedeelte van het onderzoek zijn interviews afgenomen. Alle bedrijven zijn geïnterviewd. Net als bij de enquêtes kan het voorkomen dat wanneer deze interviews herhaald worden, dit een ander resultaat kan opleveren. Het literatuuronderzoek is betrouwbaar, omdat hiervoor alleen wetenschappelijke artikelen, wetenschappelijke onderzoeken en rapporten en geaccepteerde literatuur is gebruikt.
3.3.2 Validiteit Bij het doen van een onderzoek speelt ook validiteit een belangrijke rol. Met validiteit wordt de mate waarin een onderzoek vrij is van systematische meetfouten bedoeld, zowel wat betreft het meetinstrument als de onderzoeksgroep. Validiteit is dus de vraag naar geldigheid van het onderzoek (Verhoeven, 2007), ofwel ‘meten wat je wilt meten’. Bij interviews loopt de onderzoeker bijvoorbeeld het risico op sociaal wenselijke antwoorden. Bij het kwantitatieve onderzoek (de enquêtes) wordt er duidelijk gemeten wat er gemeten moet worden. De resultaten van de enquêtes geven daadwerkelijk weer in welke fase van gedragsverandering de werknemer verkeert en hoe deze gemotiveerd is om te sporten. Tevens wordt er bij het kwalitatieve onderzoek (de interviews), gemeten wat er gemeten moet worden. Doordat er gebruik wordt gemaakt van het halfgestructureerde interview, geeft dit de mogelijkheid om door te vragen en eventueel onderwerpen aan te snijden die niet op de topiclist staan. Hierbij kan de onderzoeker net zo lang doorvragen tot het juiste resultaat is bereikt.
In het volgende hoofdstuk worden de resultaten van het desk en field research weergegeven. Deze resultaten zorgen ervoor dat de deelvragen en de centrale vraag beantwoord worden.
34
Marije Bruggeman, januari 2011
4. Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten van het desk research en het field research weergegeven. De resultaten zullen een antwoord geven op de deelvragen en uiteindelijk op de centrale vraag.
4.1 Desk research Met het desk research is antwoord gekregen op de volgende deelvragen: Wat is er vanuit de theorie bekend over het effect van sporten en bedrijfsfitness op mensen/werknemers (deelvraag 1)? Wat is er vanuit de theorie bekend over de wensen en behoeften van werknemers op het gebied van sport en (bedrijfs)fitness (deelvraag 2)? Welke vorm van motivatie hebben mensen/werknemers om te sporten en voor welk aanbod kunnen ze zich het best motiveren? Hoe kan hierop worden ingespeeld door Lifestyle Centre (deelvraag 3)? In welke fase van gedragsverandering verkeren de werknemers en hoe kan je gedragsverandering realiseren bij werknemers (vooral de werknemers die nog niet sporten)? Van welke determinanten is dit afhankelijk (deelvraag 4)? In het theoretisch kader is al een uitgebreide beschrijving gegeven van de theorieën die nodig zijn bij de beantwoording van bovenstaande deelvragen. Vandaar dat voor het desk research een beknopt overzicht wordt gegeven van de benodigde informatie.
Effect sport/bedrijfsfitness op mensen/werknemers De gegevens in deze paragraaf geven een antwoord op deelvraag 1: Wat is er vanuit de theorie bekend over het effect van sporten en bedrijfsfitness op mensen/werknemers? In het theoretisch kader is een al uitgebreide beschrijving gemaakt van de literatuur over deze deelvraag. Vandaar dat hier een beknopte beschrijving volgt. Er wordt onderscheid gemaakt in het effect van bedrijfsfitness en het effect van overige sporten. Tevens wordt in deze paragraaf antwoord gegeven op deelvraag 2: Wat is er vanuit de theorie bekend over de wensen en behoeften van werknemers op het gebied van sport en (bedrijfs)fitness?
Effect bedrijfsfitness Uit twee verschillende onderzoeken (Coffeng et al. & Proper et al.) blijkt dat bedrijfsfitnessprogramma’s een positief effect hebben op diverse determinanten van de gezondheid bij medewerkers. Uit het onderzoek van Coffeng et al (1992) blijkt dat een 16 weken durend bedrijfsfitnessprogramma positieve effecten heeft op de lichaamssamenstelling, het uithoudingsvermogen en de ervaren gezondheid van de werknemers en geen significant effect heeft op o.a. het cholesterol gehalte. Het percentage lichaamsvet van de proefpersonen daalde en er was
35
Marije Bruggeman, januari 2011
een toename te zien van de maximale zuurstofopname. De overzichtsstudie die Proper et al (2010) heeft gedaan, laat positieve effecten zien op de gezondheid van werknemers, waaronder lichaamsgewicht, vetpercentage, bloeddruk en aeroob vermogen.
Effect overige sporten Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat sport een overwegend positieve invloed heeft op mensen. Op lichamelijk gebied heeft het onder meer een positieve invloed op de spierkracht, het aftakelen van het menselijk brein, overgewicht, rugklachten, spier- en gewrichtspijn, ademhalingsen/of longproblemen, hoge bloeddruk, etc. Op gebied van werk heeft het onder meer een positieve invloed op verzuim, effectiviteit, productiviteit en stress. Tevens heeft het een positieve invloed op mentaal gebied, o.a. het zelfbeeld, de reactie op stressfactoren en het geheugen worden positief beïnvloed. Het enige nadeel dat genoemd kan worden is het risico van mogelijke blessures.
Wensen en behoeften werknemers In deze paragraaf volgt het antwoord op deelvraag 2: Wat is er vanuit de theorie bekend over de wensen en behoeften van werknemers op het gebied van sport en (bedrijfs)fitness? Uit het theoretisch kader (paragraaf 2.4) is al gebleken dat er onder werknemers een voorkeur heerst voor eenvoudige beweegvormen. Tevens is gebleken uit onderzoek van het TNO (2006) dat meer dan de helft van de werkenden vindt dat hun bedrijf meer moet doen aan bewegingsstimulering. Vooral in grote bedrijven is hier draagvlak voor. Bij werkenden met zittend of staand werk is tevens een groter draagvlak voor bewegingsstimulering. Voor Lifestyle Centre ligt er een kans op het gebied van het aanbieden van relatief eenvoudige bewegingsvormen. Hierbij kan gedacht worden aan wandelen (bijv. in groepsverband, buiten) of aan fietsen (evt. spinning in groepsverband). Tevens ligt er een kans op gebied van aanbieden van bedrijfsfitness bij grote bedrijven met zittend/staand werk.
Motivatie De gegevens in deze paragraaf geven een antwoord op het tweede deel van deelvraag 3: Welke vorm van motivatie hebben mensen/werknemers om te sporten en voor welk aanbod kunnen ze zich het best motiveren? Hoe kan hierop worden ingespeeld door Lifestyle Centre? Bij de motivatie is gekeken naar de Sport Motivation Scale (SMS) en Motivational Interviewing (MI). Hier wordt in de resultaten onderscheid in gemaakt.
Sport Motivation Scale In paragraaf 2.5.1 van het theoretisch kader is de SMS al uitgebreid beschreven. Er is gebleken dat vrouwen meer intrinsiek gemotiveerd zijn en meer geïdentificeerde regulatie vertonen dan mannen (Fortier et al., 2005). Tevens bleek bij een onderzoek naar de perceptie van basketbalspelers dat vrouwelijke spelers een grotere intrinsieke motivatie hadden dan mannelijke spelers (Wagner, Lounsbury en Fitzgerald, in van Lankeren (2005)). Echter is in een artikel van Weis en Chaumeton, in van Lankeren (2005) gebleken dat de intrinsieke motivatie van vrouwen door competitie negatief
36
Marije Bruggeman, januari 2011
beïnvloed wordt, terwijl bij mannen deze juist verhoogt wordt door competitie. Met deze bevindingen kan Lifestyle voor mannen en vrouwen andere programma’s opstellen, waarbij bij beide de intrinsieke motivatie aangesproken kan worden.
Motivational Interviewing In het theoretisch kader (paragraaf 2.5.2) is Motivational Interviewing al uitgebreid aan bod gekomen. Vandaar dat de meest belangrijke uitkomsten over Motivational Interviewing hier opgesomd worden. MI helpt bij verlagen van alcohol- en drugsgebruik; MI heeft positieve effecten bij eetstoornissen; MI zorgt voor toenemende therapietrouwheid; MI zorgt voor meer lichamelijke activiteiten bij oudere mensen met hartproblemen; MI kan succesvol worden geïmplementeerd in programma’s tegen obesitas; MI is effectief bij het bereiken van gedragsverandering; Bestaande interventies worden effectiever als ze gecombineerd worden met MI. Door deze effecten kan Lifestyle Centre MI ook goed inzetten, het is onder andere effectief gebleken bij gedragsverandering en tegen obesitas.
Concluderend kan gesteld worden dat Lifestyle Centre rekening moet houden met de verschillende motivaties van mensen die komen sporten. Voor mensen die intrinsiek gemotiveerd zijn, kan een ander (zelfstandiger) programma opgesteld worden, dan voor mensen die extern gestuurd worden. Zij hebben ook een andere begeleiding en benadering nodig. Via MI kunnen instructeurs de motivatie van mensen beïnvloeden en zo het traject van gedragsverandering succesvoller laten verlopen.
Gedragsverandering De gegevens in deze paragraaf geven een antwoord op het laatste gedeelte van deelvraag 4: In welke fase van gedragsverandering verkeren de werknemers en hoe kan je gedragsverandering realiseren bij werknemers (vooral de werknemers die nog niet sporten)? Van welke determinanten is dit afhankelijk? Het eerste deel van de vraag (In welke fase van gedragsverandering verkeren de werknemers?) wordt beantwoord door de enquêtes, de resultaten hiervan volgen in paragraaf 4.2, field research. Het tweede gedeelte van de vraag (Hoe kan je gedragsverandering realiseren bij werknemers en van welke determinanten is dit afhankelijk?) zal in dit deel van de resultaten beantwoord worden, aan de hand van literatuur.
In het theoretisch kader is al gebleken dat motivatie en gedragsverandering veel overlap hebben en invloed hebben op elkaar. Zo komt in deze paragraaf Motivational Interviewing wederom (bondig) aan bod, omdat dit in verband staat met de fasen van het Stages of Change model.
37
Marije Bruggeman, januari 2011
ASE-model Attitude betreft de houding die iemand heeft ten opzichte van (gezond) gedrag. Het is bekend dat mensen vaak een te positief beeld hebben van hun eigen gedrag. Mensen schatten hun beweeggedrag verkeerd in door zich te vergelijken met anderen en door naar hun lichaamsgewicht te kijken; men denkt dat men zelf wel voldoende beweegt omdat men zich vergelijkt met anderen die nog minder bewegen of omdat men geen overgewicht heeft (Lechner et al., in Brug, 2008). Deze gegevens kunnen voor Lifestyle Centre van belang zijn op het gebied van bewustwording. Veel mensen weten niet wat gezond gedrag is en hier kan Lifestyle Centre op inspringen met het aanbod (bijv. door werknemers extra informatie te geven over gezond bewegen en voeding). Sociale invloed betreft de invloed van familie, kennissen, collega’s e.d. op het gedrag (Kuiper et al, 2005). Door het inzetten van bedrijfsfitness worden ook de collega’s die niet sporten bereikt. De groep niet-sporters worden gemotiveerd om ook te gaan sporten, doordat zij collega’s zien sporten (Nationaal Gezondheidsplan, 2008). Tevens is in het theoretisch kader (paragraaf 2.6.1) gebleken dat een toonaangevend persoon ten opzichte van sporten functioneert als rolmodel. Werknemers worden sneller gemotiveerd om ook te gaan sporten als een manager of leidinggevende ook sport. Voor Lifestyle Centre is het dus van belang dat een aantal toonaangevende mensen van bedrijven komen sporten. Zij kunnen zo andere werknemers overhalen om ook te gaan sporten.
Eigen effectiviteit geeft aan in hoeverre mensen denken dat zij in staat zijn het voorgenomen gedrag (de gedragsintentie) uit te voeren (Kuiper et al, 2005). De eigen effectiviteit hangt volgens Brug et al (2008) nauw samen met kennis. Wanneer mensen weten dat ze iets kunnen, zal de eigen effectiviteit vergroot worden. In het theoretisch kader (paragraaf 2.6.1) is gebleken dat hoe groter de eigeneffectiviteitsverwachting is, hoe groter de kans is dat de gedragsverandering slaagt. Een belangrijk gegeven voor Lifestyle Centre is het feit dat wanneer mensen zicht hebben op wat ze kunnen, hun eigen-effectiviteitsverwachting positief beïnvloed wordt. Het is dus van belang dat de werknemers zicht hebben op hun capaciteiten en vaardigheden of daarvan bewust worden gemaakt, als ze bij Lifestyle Centre komen sporten.
Lifestyle Centre moet rekening houden met de determinanten attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit. Voor de attitude is het belangrijk dat werknemers bewust worden gemaakt van wat ‘gezond’ is. Voor de sociale invloed is het voor Lifestyle Centre belangrijk om rekening te houden met het feit dat veel werknemers een soort ‘voorbeeldpersoon’ willen hebben, die ook sport. Iemand binnen het bedrijf die toonaangevend is, een manager of werkgever. Wat betreft de eigen effectiviteit, is het belangrijk dat mensen die er niet veel vertrouwen in hebben dat hun gedragsverandering zal slagen, extra ondersteund worden. Mensen die een hoge eigen-effectiviteitsverwachting hebben, zullen vaker succesvol een gedragsverandering aangaan.
38
Marije Bruggeman, januari 2011
Stages of Change model Het Stages of Change model gaat uit van verschillende fasen waarin mensen zich kunnen bevinden ten aanzien van gedragsverandering. Thijs et al (2005) hebben in hun onderzoek naar begeleiding van gedragsverandering door de huisarts, beschreven dat er om naar een verdere fase te evolueren, bepaalde strategieën nodig zijn die door de hulpverlener worden toegepast (zie bijlage 3). Een belangrijke strategie die genoemd wordt, is het motivationele interviewen (MI). MI is al eerder aan bod gekomen en toen is al gebleken dat dit een effectieve methode is, die Lifestyle Centre kan inzetten bij het begeleiden van mensen. Leenders en Cup (2010) stellen in hun artikel dat MI gebaseerd is op het Stages of Change model van Prochaska en Diclemente (1984). Bij de verschillende fasen van het Stages of Change model horen volgens Leenders en Cup verschillende motiverende taken, die in Tabel 1 staan weergegeven (paragraaf 2.5.2). Lifestyle Centre kan dus gebruik maken van de motiverende taken die genoemd zijn, om de mensen die niet (voldoende) sporten, een fase verder te krijgen ten opzichte van gedragsverandering.
4.2 Field research In deze paragraaf is onderscheid gemaakt in kwantitatieve en kwalitatieve resultaten. Met het field research is getracht een antwoord te krijgen op de volgende deelvragen: Welke vorm van motivatie hebben mensen/werknemers om te sporten en voor welk aanbod kunnen ze zich het best motiveren? Hoe kan hierop worden ingespeeld door Lifestyle Centre (deelvraag 3)? In welke fase van gedragsverandering verkeren de werknemers en hoe kan je gedragsverandering realiseren bij werknemers (vooral de werknemers die nog niet sporten)? Van welke determinanten is dit afhankelijk (deelvraag 4)? Wat vinden werkgevers belangrijk wanneer zij bedrijfsfitness aanbieden aan hun werknemers bij Lifestyle Centre (deelvraag 5)? Het field research is gedaan aan de hand van enquêtes en interviews. De enquêtes zijn de kwantitatieve resultaten, de interviews betreffen de kwalitatieve resultaten. De resultaten hiervan helpen bij het formuleren van een antwoord op de deelvragen. Voor deelvraag 3 en 4 zijn enquêtes met de werknemers van bedrijven afgenomen, voor deelvraag 5 zijn interviews met de werkgevers van bedrijven gehouden.
4.2.1 Kwantitatieve gegevens De kwantitatieve gegevens hebben betrekking op de volgende deelvragen: Welke vorm van motivatie hebben mensen/werknemers om te sporten en voor welk aanbod kunnen ze zich het best motiveren? Hoe kan hierop worden ingespeeld door Lifestyle Centre (deelvraag 3)? In welke fase van gedragsverandering verkeren de werknemers en hoe kan je gedragsverandering realiseren bij werknemers (vooral de werknemers die nog niet sporten)?
39
Marije Bruggeman, januari 2011
Van welke determinanten is dit afhankelijk (deelvraag 4)? Om deze vragen te kunnen beantwoorden zijn enquêtes gehouden bij vier bedrijven, te weten Schoonmaakbedrijf Te Wierik, Installatie Techniek Raalte, Dimence en Zorggroep Raalte. Alle resultaten zijn weergegeven als aantal van het totaal aantal respondenten per bedrijf. Het totaal aantal respondenten van de enquête over bedrijfsfitness is 98. Hiervan zijn er 20 werkzaam bij Schoonmaakbedrijf te Wierik, 4 werkzaam bij Installatie Techniek Raalte, 19 werkzaam bij Dimence en 55 werkzaam bij Zorggroep Raalte. In de tabellen in dit hoofdstuk zijn de antwoorden weergegeven in aantallen, tevens zijn de totalen per tabel weergegeven. De meest relevante tabellen zijn opgenomen in de tekst, de overige tabellen zijn te vinden in bijlage 11.
Demografische gegevens Ten eerste zijn een aantal vragen gesteld over demografische gegevens als geslacht en leeftijd, om een beeld van de respondenten te krijgen. In totaal hebben er 10 mannen en 84 vrouwen aan de enquête meegewerkt. Dit verklaart het, in eerste instantie, opvallende feit dat bij Dimence en Zorggroep Raalte voornamelijk vrouwen de enquête hebben ingevuld. De resultaten zijn dus wel representatief, omdat bij beide bedrijven voornamelijk vrouwen werken. Van de respondenten bevindt de grootste groep zich in de leeftijdscategorie >50 jaar (n= 33). De kleinste groep is de groep van < 20 jaar (n=2).
Motivatie Om inzicht te krijgen in de motivatie van de werknemers om te sporten, is de vraag ‘Geef aan in hoeverre de volgende uitspraken passen bij de reden waarop u op dit moment sport’, gesteld. Bij deze vraag zijn zes redenen weergegeven, die de werknemers konden waarderen met een puntenschaal van 1 tot 5. Hierbij staat 1 voor ‘geheel niet mee eens’ en 5 voor ‘geheel mee eens’. Deze zes redenen komen overeen met de zes soorten motivatie van de Sport Motivation Scale (zie paragraaf 2.5). In Tabel 2 is te zien dat het grootste aantal respondenten introjectief gestuurd is om te gaan sporten (n= 63). Om het grootste aantal te kunnen bepalen, zijn de aantallen die zijn toegekend aan 3 (neutraal),4 (mee eens) en 5 (geheel mee eens) opgeteld. Introjectief gestuurd wil zeggen dat men zich van binnenuit gedwongen voelt om te sporten, men zou zich schamen en zou zich schuldig voelen als men niet zou sporten. Men doet het dus omdat men denkt dat het moet en niet omdat men het zelf graag wil. Na de introjectieve sturing is integratieve sturing de belangrijkste vorm van motivatie bij de ondervraagden (n= 62). Integratieve sturing wil zeggen dat mensen conditie en fitheid waarden vinden die bij hun identiteit horen, ze vinden dit heel belangrijk. Het zijn centrale aspecten in het persoonlijk streven van deze mensen. Deze vorm is de laatste voor de intrinsieke motivatie. Opvallend is dat er niet veel respondenten de uitspraak horend bij de intrinsieke motivatie met een 5 hebben beoordeeld. Zij zijn het dus niet geheel eens met deze uitspraak. Wel heeft een grote groep respondenten (n= 26) deze uitspraak met een 3 gewaardeerd (neutraal). Tevens is het opvallend dat een grote groep een lage score (1,2 en 3) toegekend heeft aan de uitspraak passend bij identificatie (n= 56). Bij identificatie is de persoon overtuigd van het persoonlijk belang van het sporten. Dit geldt
40
Marije Bruggeman, januari 2011
dus niet voor de respondenten van deze enquête.
Tabel 2: Geef aan in hoeverre de volgende uitspraken passen bij de reden waarop u op dit moment sport (enquêtevraag 7). 1
Voor de materiële en/of sociale voordelen die je hebt als je
2
3
4
5
(geheel
(geheel
niet mee
mee
eens)
eens)
9
18
15
15
8
4
3
16
30
16
12
12
26
7
6
15
18
18
5
2
4
3
16
26
21
18
24
14
7
4
een sporter bent. (Externe sturing) Omdat het onderdeel uitmaakt van de wijze waarop ik mijn leven wil leiden. (Integratieve sturing) Voor de opwinding die ik ervaar als ik op ga in de sportactiviteit. (Intrinsieke motivatie) Ik weet niet of nog steeds dezelfde tijd en inspanning op wil brengen voor mijn sport. (Amotivatie) Omdat het absoluut noodzakelijk is om te sporten als je in vorm wilt blijven. (Introjectieve sturing) Omdat het een van de beste manieren is om goede contacten met mijn vrienden te onderhouden. (Identificatie)
Mensen hebben bepaalde redenen om te starten met sporten en bepaalde redenen om te blijven sporten. Deze redenen geven aan wat hen motiveert om te sporten. Vandaar dat hierover twee vragen zijn gesteld, namelijk ‘Wat zijn je belangrijkste motieven geweest om te starten met sporten?’ en ‘Wat zijn je belangrijkste motieven geweest om door te blijven gaan met sporten?’. Bij deze vragen is de respondenten gevraagd de drie belangrijkste redenen te selecteren. De belangrijkste reden voor de respondenten om te starten met sporten is het verbeteren van de lichamelijke conditie (n= 47). Een andere belangrijke reden is het verbeteren van de gezondheid in algemene zin (n=44). De mentale ontspanning (n=25) en afvallen (n= 24) zijn ook belangrijke redenen voor de respondenten om te beginnen met sporten. De minst belangrijke redenen om te starten met sporten zijn het wedstrijdelement (n= 3) en op advies van vrienden/familie/collega’s (n= 4). Als voornaamste redenen om door te blijven gaan met sporten worden aangedragen het verbeteren van de lichamelijke conditie (n= 43) en het verbeteren van de gezondheid in algemene zin (n= 37). Tevens zijn het afvallen, de mentale ontspanning en het sociale aspect ook redelijk belangrijke redenen om door te gaan met sporten (n= 21 bij alle redenen). Als minst belangrijke reden voor het doorgaan met sporten wordt het advies van vrienden/familie/collega’s gegeven (n= 1). Daarnaast is ook het wedstrijdelement niet belangrijk als reden om door te blijven gaan met sporten (n= 2). Er zijn tevens een aantal vragen gesteld die gericht zijn op het aanbod. Door de wensen en behoeften van de werknemers op dit gebied in kaart te brengen, wordt ook inzicht verschaft op gebied van motivatie, omdat mensen zich bijvoorbeeld beter kunnen motiveren wanneer zij op een bepaald tijdstip of dagdeel kunnen sporten. Op de vraag ‘Welk tijdstip komt u het beste uit om te sporten?’ ging de voorkeur duidelijk uit naar de avond (n= 62). Het minst graag sporten de respondenten tussen de
41
Marije Bruggeman, januari 2011
middag in de lunchpauze (n= 9). De respondenten zouden het liefst willen sporten op de woensdag (n= 47) en daarna op de dinsdag (n= 41). Het blijkt dat de respondenten een voorkeur hebben voor het begin van de week, want de maandag is ook een dag waarop een grote groep zou willen sporten (n= 38). Het minst graag zouden de respondenten sporten op zaterdag (n= 15) en zondag (n= 14). Bij de wensen en behoeften is het belangrijk om te weten wat de respondenten graag voor activiteiten zouden doen, zodat Lifestyle Centre daarop kan inspelen. Daarom is een vraag gesteld over welke methode de respondenten het meest aan spreekt. Hierbij konden de respondenten kiezen uit een clinic (eenmalig), een introductiecursus (4 tot 8 keer) en structurele activiteiten (wekelijks). De meerderheid wil het liefst structurele activiteiten doen (n= 39). De clinic en de introductiecursus scoren beduidend minder hoog (beide n=14). Tevens is gevraagd welke sportvormen de respondenten het meest aanspreken. Hierbij zijn zeven verschillende opties gegeven. Het best scoort de combinatie van fitnessen in de zaal en het meedoen aan de groepslessen (n= 33). Het minst goed scoort de optie fitnessen in een eigen groep met collega’s (n= 12).
Gedragsverandering Om naar gedragsverandering te kunnen kijken, zijn het ASE-model en het Stages of Change model gebruikt. De theorie van deze modellen is verwerkt in een aantal vragen over gedrag en gedragsverandering. De determinanten van het ASE-model (Attitude, Sociale invloed en Eigen effectiviteit), zijn verwerkt in de vragen. Tevens is er ook gekeken naar de intentie en barrières, die ook invloed kunnen hebben op het gedrag. De vraag ‘Wat vind je momenteel van je eigen lichamelijke gezondheid?’ speelt in op de determinant attitude. Met deze vraag wordt de kennis over de eigen lichamelijke gezondheid aangesproken. De grootste groep beoordeelt de eigen lichamelijke gezondheid als voldoende (n= 29). Een bijna even grote groep beoordeelt de eigen lichamelijke gezondheid als goed (n= 26). Niemand beoordeelt de eigen lichamelijke gezondheid als zeer slecht. Opvallend is wel dat 4 mensen hun lichamelijke gezondheid typeren als zeer goed. Tevens wordt er gevraagd of men vindt dat men voldoende beweegt. Hierop geven 53 respondenten aan te vinden dat zij voldoende bewegen, tegen 24 respondenten die aangeven dat zij vinden dat zij niet voldoende bewegen. Vervolgens wordt er gekeken naar hoeveel men daadwerkelijk beweegt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het matig intensief bewegen gedurende ten minste 30 minuten en het zwaar intensief bewegen gedurende ten minste 20 minuten. Bij de vraagstelling zijn voor de duidelijkheid ook voorbeelden gegeven, van wat onder matig intensief en zwaar intensief bewegen verstaan moet worden (bijv. matig intensief bewegen zijn alle activiteiten die ten minste net zo inspannend zijn als stevig doorlopen of fietsen). De grootste groep geeft aan 4 dagen in de week matig actief te zijn voor ten minste 30 minuten (n= 17). Een bijna even grote groep (n= 16) beweegt 5 dagen in de week matig actief gedurende 30 minuten. Wat opvalt is dat een relatief grote groep (n= 12) aangeeft dat zij 7 dagen in de week matig actief zijn. Bij het zwaar actief bewegen gedurende ten minste 20 minuten geeft de grootste groep aan dat zij 0 dagen in de week zwaar actief zijn (n= 21). Niemand geeft aan 6 dagen in de week zwaar actief te bewegen gedurende 20 minuten, echter geven er wel 3 respondenten aan dat zij 7 dagen in de week zwaar actief bewegen gedurende ten minste 20
42
Marije Bruggeman, januari 2011
minuten. Naast de attitude is sociale invloed ook een determinant die gedrag kan voorspellen en beïnvloeden. In de vraag ‘Welke van de onderstaande sportvormen spreekt u het meest aan?’ kon er onder andere gekozen worden voor de optie ‘met collega’s sporten in een eigen groep (circuittraining)’. Ondanks dat de kleinste groep koos voor deze optie (n= 12), zijn er dus wel een aantal respondenten die hier interesse in hebben en dus blijkt dat er wel behoefte aan is. Bij de vraag ‘Wat zijn je belangrijkste motieven geweest om te starten met sporten?’ kon onder andere gekozen worden voor de optie ‘op advies van vrienden/familie/collega’s’. Een kleine groep respondenten (n= 4) heeft gekozen voor deze optie. Tevens is deze optie ook gegeven bij de vraag ‘Wat zijn je belangrijkste motieven om door te gaan met sporten?’. Eén respondent heeft aangegeven dat hij door gaat met sporten op advies van vrienden/familie/collega’s. De derde determinant van het ASE-model is de eigen effectiviteit. Deze speelt ook een rol in het gedrag van mensen. De eigen effectiviteit en intentie liggen in het ASE-model dicht bij elkaar. Eigen effectiviteit gaat over de vraag of mensen denken dat ze een bepaald gedrag kunnen uitvoeren. Intentie is de bedoeling van de mensen om het uiteindelijke gedrag uit te voeren. In de enquête is eerst een vraag gesteld over of de respondenten de intentie hebben om meer te gaan bewegen. Hierbij valt op dat de meerderheid (n= 45) deze intentie niet heeft. Hierna is gevraagd of, wanneer men de intentie wel heeft, men denkt dat men deze kan waarmaken. Hierbij valt op dat de meerderheid (n= 29) aangeeft deze intentie wel waar te kunnen maken (eigen effectiviteit). Een andere vraag die ook over intentie gaat is ‘Wanneer uw bedrijf het komende jaar structureel bedrijfsfitness aanbiedt, ga je dan deelnemen?’. In totaal zijn er 78 respondenten die deze vraag beantwoord hebben. Hiervan geven 39 respondenten aan wel te gaan deelnemen wanneer het bedrijf structureel bedrijfsfitness aanbiedt en geven ook 39 respondenten aan niet deel te gaan nemen. Volgens het ASE-model kunnen barrières een negatieve invloed hebben op het gedrag. In de enquête is de volgende vraag gesteld om eventuele barrières in kaart te brengen: ‘Wat is de belangrijkste reden om je beweegpatroon niet te veranderen?’. De grootste groep (n=32) gaf aan al genoeg te bewegen. Daarnaast is de voornaamste reden om het beweegpatroon niet te veranderen het tijdsgebrek (n= 15). De minst belangrijke reden om het beweegpatroon niet te veranderen is de angst voor een blessure (n= 0). Het Stages of Change model zegt ook veel over het gedrag van mensen. Dit model onderscheidt verschillende fasen. Om inzicht te krijgen in welke fasen de werknemers zich bevinden, is de vraag ‘Hoe serieus sta je ten opzichte van meer bewegen?’ gesteld. Hiermee wordt ook informatie verschaft over de intentie tot bewegen. Bij deze enquêtevraag zijn er vijf antwoordmogelijkheden, die alle vijf passen bij een fase van het Stages of Change model. In Tabel 3 zijn de resultaten te vinden. Uit deze tabel blijkt dat 47 respondenten vinden dat zij al genoeg bewegen en dus in de gedragsbehoudfase zitten. Daarnaast geven 19 respondenten aan dat ze (weer) willen beginnen met bewegen, maar nog geen concrete plannen hebben gemaakt. De intentie tot gedragsverandering is hier dus al wel aanwezig. De kleinste groep (n= 3) geeft aan niet te willen (beginnen met) bewegen. Zij bevinden zich in de precontemplatiefase.
43
Marije Bruggeman, januari 2011
Tabel 3: Hoe serieus sta je ten opzichte van meer bewegen? (enquêtevraag 13).
Ik beweeg al genoeg
Schoonmaakbedrijf
Installatie Techniek
Dimence
Zorggroep
Totaal
Te Wierik
Raalte
5
2
8
32
47
1
0
1
1
3
6
0
6
7
19
3
1
1
4
9
3
0
1
1
5
18
3
17
45
83
Raalte
(gedragsbehoudfase) Ik wil niet (beginnen met) bewegen (precontemplatiefase) Ik wil (weer) beginnen met bewegen, maar heb nog geen concrete plannen gemaakt (contemplatiefase) Ik wil (weer) beginnen met bewegen, en heb ook al een concreet plan gemaakt (voorbereidingsfase) Ik heb al een keer een poging gedaan om (weer) te bewegen (actiefase) Totaal
4.2.2 Kwalitatieve gegevens Er zijn in totaal met vier werkgevers interviews gehouden, om de wensen en behoeften in kaart te brengen. De resultaten van deze interviews geven een antwoord op deelvraag 5: Wat vinden werkgevers belangrijk wanneer zij bedrijfsfitness aanbieden aan hun werknemers bij Lifestyle Centre? Om antwoord te krijgen op deze deelvraag zijn halfgestructureerde interviews gehouden. Om orde in alle gegevens te brengen, worden de gegevens gestructureerd tot een diagram. Er worden fragmenten geselecteerd, die een naam krijgen. In deze fragmenten wordt een hiërarchie aangebracht. De bovenste fragmenten zijn het belangrijkst. Tevens worden de verbanden tussen de verschillende fragmenten weergegeven. Dikke pijlen betekenen een sterk verband, dunnere pijlen duiden op een minder sterk verband (Verhoeven, 2007). Het diagram is te vinden op de volgende pagina, daarna zullen de resultaten van de interviews ook woordelijk weergegeven worden.
44
Marije Bruggeman, januari 2011
Doel a - Extra service bieden voor werknemers, omdat werknemers het te duur vinden en eerste stap niet durven te nemen - Gezondheid verbeteren - Ziekteverzuim verlagen - Fitte en gezonde werknemers - Aantrekkelijke secundaire arbeidsvoorwaarde
Aanbod - Bij problemen extra ondersteuning - Vrij trainen - Totaalpakket aanbieden - Na werktijd, avonduren en weekend - Ruime openingstijden - Foldermateriaal over aanbod verspreiden
Registratie van leden - Terugkoppeling blessures - Uitdraai 1x per half jaar/jaar frequentie van sporten
Financiën - Tegemoetkoming inschrijfgeld - Één factuur - Groot belastingvoordeel - Financieel aantrekkelijk: niet te duur - Moet bereikbaar zijn, ongeacht hoogte van het salaris
Bedrijfsfitness Lifestyle Centre
Belang fitte/gezonde werknemers - Heel belangrijk, minder kans op uitval, 2 jaar loon doorbetalen - Scheelt organisatie veel geld
Voordeel - Prijs/kwaliteit - Gezond klimaat, teambuilding - Relatief goedkoop, minder uitval - Fitte medewerkers, financieel aantrekkelijk
Reden - Benaderd door Lifestyle Centre - Kwamen er met andere sportschool niet uit financieel - Veel werknemers komen uit Raalte, dus is makkelijk
Frequentie Minimaal 1 keer per week, wekelijks
Marije Bruggeman, januari 2011
In het diagram op de voorgaande pagina zijn de resultaten van de interviews weergegeven. De blokken vertegenwoordigen de verschillende onderwerpen die zijn ondervraagd. Het doel van bedrijfsfitness bleek een heel belangrijk onderwerp te zijn. Het doel voor het aanbieden van bedrijfsfitness laat zich omschrijven als een extra service voor de werknemers, omdat de werknemers het vaak te duur vinden en de eerste stap niet durven te zetten. Tevens is het doel ook het verbeteren van de gezondheid en fitheid van de werknemers en daarmee het omlaag brengen van het verzuim. Uit de interviews bleek dat de financiële kant van bedrijfsfitness ook een belangrijk aspect is voor de werkgevers om het aan te bieden. De bedrijfsfitnessregeling is een aantrekkelijke regeling, omdat het een groot belastingvoordeel heeft. Daardoor wordt het voor de werknemer beter betaalbaar. Tevens vinden de werkgevers het belangrijk op financieel gebied dat er één factuur komt, waarop alle deelnemende werknemers vermeldt staan. Tevens is in de interviews aangegeven dat het belang van fitte en gezonde werknemers heel groot is, omdat er zo minder kans is op uitval van werknemers en er tegenwoordig twee jaar loon doorbetaald moet worden. Het scheelt de organisatie veel geld als er minder uitval is. Uit de resultaten wordt duidelijk dat het doel van bedrijfsfitness en het belang van gezonde en fitte werknemers een sterk verband hebben met elkaar. Tevens hebben het doel en de financiën ook een sterk verband, omdat door het grote belastingvoordeel werknemers over de streep getrokken kunnen worden om toch een fitnessabonnement af te sluiten. Werkgevers zien als voordelen van bedrijfsfitness de prijs/kwaliteit verhouding, het gezonde klimaat dat er op de werkvloer gecreëerd wordt, het stukje teambuilding dat er bij de fitness ontstaat, het feit dat de bedrijfsfitnessregeling relatief goedkoop is en de verminderde kans op uitval van werknemers. Dit staat in verband met het doel van bedrijfsfitness, omdat het door de werkgevers aangeboden wordt omdat werknemers het te duur vinden. Bij het aanbod geven de werkgevers aan dat het belangrijk is dat er een stukje extra ondersteuning gegeven wordt bij problemen, dat de werknemers verder gewoon vrij moeten kunnen trainen en dat het totaalpakket moet worden aangeboden. Tevens vinden ze het belangrijk dat er ruime openingstijden zijn, zodat er ook na werktijd, ’s avonds en in de weekenden gesport kan worden. Er werd ook aangegeven dat het verspreiden van foldermateriaal bij het bedrijf wenselijk is. Bij de werkgevers is ook navraag gedaan over waarom er gekozen is voor Lifestyle Centre en niet voor een ander fitnesscentrum. Hieruit bleek dat het andere fitnesscentrum in Raalte te duur was en dat daar geen goede afspraken mee konden worden gemaakt op financieel gebied. Hierbij blijkt dus dat er een verband is met de reden waarom een werkgever kiest voor Lifestyle Centre en de financiën. Ook werd aangegeven dat veel werknemers uit Raalte komen en dat het daarom handig is dat de werknemers bij een fitnesscentrum in Raalte kunnen sporten. De werkgevers hadden ook bepaalde wensen omtrent de registratie van de werknemers. Het is gebleken dat de werkgevers graag een terugkoppeling willen van de werknemers, vooral als er blessures zijn. Tevens is het wenselijk dat er een uitdraai gemaakt wordt van de frequentie van het sporten van de werknemers. De werkgevers zouden graag willen zien dat de werknemers minimaal één keer per week komen sporten.
46
Marije Bruggeman, januari 2011
5. Conclusie Voor dit onderzoek zijn in totaal 5 deelvragen opgesteld. In het vorige hoofdstuk staan de resultaten van dit onderzoek beschreven. De resultaten vormen de basis voor het beantwoorden van de deelvragen in dit hoofdstuk. Na de beantwoording van de deelvragen zal uiteindelijk de centrale vraag beantwoord worden.
Doordat Lifestyle Centre is verhuisd naar een grotere vestiging is de capaciteit vergroot. Lifestyle Centre wil graag haar ledenaantal vergroten, door meer mensen bedrijfsfitness te laten doen. Om erachter te komen wat werkgevers en werknemers belangrijk vinden op gebied van bedrijfsfitness, is dit onderzoek gedaan.
De centrale vraag van dit onderzoek was: Hoe kan Lifestyle Centre zo effectief mogelijk inspringen op de wensen en behoeften van de werknemers en werkgevers van bedrijven op gebied van bedrijfsfitness, zodat de deelname aan de bedrijfsfitnessregeling bij Lifestyle Centre verhoogd wordt? Om deze centrale vraag te kunnen beantwoorden, zijn een aantal deelvragen opgesteld. Deze worden hieronder weergegeven en beantwoord. De beantwoording van de deelvragen zal kort en bondig zijn, omdat veel informatie ook al beschreven is in het theoretisch kader en in de resultaten. Tot slot zal de centrale vraag beantwoord worden.
Deelvraag 1: Wat is er vanuit de theorie bekend over het effect van sporten en bedrijfsfitness op mensen (werknemers)? Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat sport en bedrijfsfitness verschillende effecten kennen. Zo hebben sport en bedrijfsfitness positieve effecten op lichamelijk gebied (o.a. beter uithoudingsvermogen, daling van percentage lichaamsvet, toename van maximale zuurstofopname, etc.), op mentaal gebied (o.a. verhoging van zelfwaarde, verbetering van reactie op stressfactoren en een verbeterd geheugen) en op gebied van werk (lager verzuim, effectievere en productievere werknemers). Het enige negatieve effect is dat van mogelijke blessures door het sporten.
Deelvraag 2: Wat is er vanuit de theorie bekend over de wensen en behoeften van werknemers op het gebied van sport en (bedrijfs)fitness? Uit het onderzoek is gebleken dat er behoefte is aan bedrijfsfitness en dat deze behoefte groter is in grotere bedrijven en bij werkenden met zittend of staand werk. Werknemers hebben een grote voorkeur voor eenvoudige beweegvormen. Veel meer is niet bekend over de wensen en behoeften van werknemers op gebied van sport en (bedrijfs)fitness.
47
Marije Bruggeman, januari 2011
Deelvraag 3: Welke vorm van motivatie hebben mensen/werknemers om te sporten en voor welk aanbod kunnen ze zich het best motiveren? Hoe kan hierop worden ingespeeld door Lifestyle Centre? Uit de enquêtes blijkt dat de meeste werknemers introjectief en integratief gestuurd worden om te sporten. Om in te spelen op deze en andere vormen van motivatie kan Lifestyle Centre Motivational Interviewing toepassen. Met deze techniek worden zelfmotiverende uitspraken bij mensen uitgelokt. Uit de enquêtes blijkt dat de werknemers zich het best kunnen motiveren voor het sporten op dinsdagen woensdagavond. De respondenten willen graag structurele activiteiten doen en daarbij willen zij het liefst een combinatie van fitness en groepslessen. Lifestyle Centre hoeft, om in te spelen op de wensen betreffende het aanbod, niets aan te passen, omdat alle faciliteiten al beschikbaar zijn.
Deelvraag 4: In welke fase van gedragsverandering verkeren de werknemers en hoe kan je gedragsverandering realiseren bij werknemers (vooral de werknemers die nog niet sporten)? Van welke determinanten is dit afhankelijk? Uit de resultaten van de enquêtes blijkt dat de meeste werknemers in de fase van gedragsbehoud zitten. De hierna grootste groep, die voor Lifestyle Centre interessanter is, is de groep mensen die in de contemplatiefase zit. Gedragsverandering kan gerealiseerd worden door Motivational Interviewing toe te passen. Per fase van gedragsverandering zijn er bepaalde motiverende taken voor de begeleider weggelegd, die de persoon meer zullen motiveren en hem zodoende naar een volgende fase van gedragsverandering zullen begeleiden. Gedragsverandering is afhankelijk van verschillende determinanten. Uit het desk research is gebleken dat de determinanten van het ASE-model (attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit) allen effect hebben op gedrag. Uit het field research (de enquêtes) is gebleken dat vooral de attitude en eigen effectiviteit belangrijk zijn bij het voorspellen van gedrag, sociale invloed speelt een minder grote rol bij de werknemers.
Deelvraag 5: Wat vinden werkgevers belangrijk wanneer zij bedrijfsfitness aanbieden aan hun werknemers bij Lifestyle Centre? De werkgevers vonden verschillende punten op gebied van bedrijfsfitness belangrijk: Doel o
Extra service voor werknemers
o
Verbeteren gezondheid/verlagen ziekteverzuim
Financiën o
Tegemoetkoming inschrijfgeld
o
Eén overzichtelijke factuur
o
Belastingvoordeel
Aanbod
48
o
Extra ondersteuning bij problemen
o
Totaalpakket aanbieden
o
Geopend na werktijd en in weekenden
Marije Bruggeman, januari 2011
o
Folders over aanbod
Registratie o
Terugkoppeling bij blessures
o
Uitdraai 1x per half jaar of jaar over personen en frequentie
Frequentie o
Minimaal één keer per week
Centrale vraag: Hoe kan Lifestyle Centre zo effectief mogelijk inspringen op de wensen en behoeften van de werknemers en werkgevers van bedrijven op gebied van bedrijfsfitness, zodat de deelname aan de bedrijfsfitnessregeling bij Lifestyle Centre verhoogd wordt? Om effectief in te kunnen spelen op de wensen/behoeften van de werkgevers zou Lifestyle Centre kunnen overwegen op gebied van financiën een tegemoetkoming te doen in het inschrijfgeld voor bedrijfsfitness. Tevens zullen ze één overzichtelijke factuur moeten maken. Op gebied van het aanbod zal er extra ondersteuning gegeven kunnen worden bij blessures, zal Lifestyle Centre alle faciliteiten beschikbaar moeten stellen en zullen ze geopend moeten zijn in de avonden en in het weekend. Verder zal er wellicht een folder ontwikkeld kunnen worden, die aan bedrijven die bedrijfsfitness gaan doen, gegeven kan worden. Op gebied van registratie zal Lifestyle Centre bij blessures de werkgever op de hoogte kunnen stellen van de voortgang. Tevens is het wenselijk om per half jaar of jaar een uitdraai te sturen naar de werkgever, waarop te zien is wie er gebruik hebben gemaakt van bedrijfsfitness en hoe vaak ze zijn geweest. De werknemers gaven aan graag in de avonduren te willen sporten en structureel van de groepslessen én de fitness gebruik te willen maken. Lifestyle Centre hoeft hier geen aanpassingen in het aanbod voor te maken, want alle leden kunnen hier al gebruik van maken. Om mensen te blijven motiveren voor het sporten en om in te spelen op de verschillende fasen van gedragsverandering, kan Motivational Interviewing goed worden ingezet door Lifestyle Centre.
49
Marije Bruggeman, januari 2011
6. Discussie In dit hoofdstuk zal er worden teruggeblikt op de doelstelling van dit onderzoek, zal de theoretische en praktische relevantie beschreven worden, zal de relatie tussen de conclusie en het theoretisch kader aan bod komen, zal de begrenzing beschreven worden en zullen er een aantal suggesties voor vervolgonderzoek gegeven worden. Tot slot zullen er nog een aantal andere discussiepunten weergegeven worden.
Doelstelling De doelstelling van dit onderzoek is om aanbevelingen te doen aan de directie van Lifestyle Centre, om zo meer bedrijven en werknemers lid te kunnen laten worden bij Lifestyle Centre. Deze aanbevelingen vloeien voort uit een onderzoek naar de wensen en behoeften van de werkgevers en werknemers van vier bedrijven, waarbij rekening wordt gehouden met wat er in de theorie geschreven staat over sport en bedrijfsfitness en waarbij tevens rekening wordt gehouden met motivatie en gedragsverandering bij mensen. Deze doelstelling is tot stand gekomen door de verhuizing van Lifestyle Centre naar een nieuwe pand. Hierdoor is de capaciteit vergroot en wilden de eigenaren graag dat meer bedrijven zich aanmelden voor bedrijfsfitness, om zo het ledenbestand te vergroten.
Theoretische en praktische relevantie Dit onderzoek draagt bij aan zowel de theoretische als praktische relevantie van dit onderwerp. Er zijn veel wetenschappelijke studies gedaan over het effect van sport op mensen. In dit onderzoek zijn van veel verschillende studies de resultaten samengevoegd. Zodoende is een theoretisch overzicht ontstaan over het effect van sport op mensen. Tevens is hieraan het effect van bedrijfsfitness op mensen toegevoegd. Ten tweede is literatuuronderzoek gedaan naar wat er bekend is over wensen en behoeften van werknemers op gebied van bedrijfsfitness. Hierover is nog niet veel geschreven, behalve dat er wel behoefte is aan bewegingsstimulering op het werk. Met name het stuk over het effect van sport en bedrijfsfitness op mensen draagt bij aan de theoretische relevantie van dit onderwerp, omdat er op het internet nog geen overzichtsstudies bestaan. De praktische relevantie op het gebied van bedrijfsfitness is voor Lifestyle Centre heel groot. Omdat het centrum nog niet zo lang bestaat en op gebied van bedrijfsfitness nog geen vaste aanpak hanteert, is dit onderzoek van zeer groot belang. Met de methode die in dit onderzoek gehanteerd is, kan Lifestyle Centre in het vervolg verder. Het benaderen van bedrijven door middel van een enquête met begeleidingsbrief kan in de toekomst voortgezet worden, zodat de persoonlijke benadering gewaarborgd blijft. Dit is iets waar Lifestyle Centre veel waarde aan hecht. Op deze manier kan Lifestyle Centre inspelen op de wensen en behoeften van elk specifiek bedrijf.
Conclusie en theoretisch kader In de theorie over het effect van sport en bedrijfsfitness en theorie over de wensen en behoeften van werknemers op gebied van bedrijfsfitness zijn geen verschillen te vinden, omdat deze in het theoretisch kader en in de conclusie hetzelfde is. Dit geldt ook voor Motivational Interviewing. De
50
Marije Bruggeman, januari 2011
informatie over het Stages of Change model in het theoretisch kader en de conclusie kunnen niet met elkaar vergeleken worden, omdat hiermee verschillende delen van de deelvraag over gedragsverandering beantwoord worden. Dit wordt dus niet opgenomen in de discussie. De bevindingen in het theoretisch kader en de bevindingen van dit onderzoek betreffende de Sport Motivation Scale kunnen ook niet goed met elkaar vergeleken worden, omdat deze over verschillende situaties gaan. Echter zijn er bij het ASE-model wel verschillen te ontdekken in de bevindingen uit het theoretisch kader en de conclusie.
Betreffende het ASE-model zegt de theorie dat op gebied van attitude, mensen zich vaak niet bewust zijn van ongezond gedrag. Uit de enquêtes blijkt dat de respondenten een goede attitude hebben wat betreft hun eigen beweeggedrag. Dit blijkt uit het feit dat de respondenten aangeven dat ze vinden dat ze genoeg bewegen en dit ook daadwerkelijk doen. Uit het theoretisch kader blijkt op gebied van sociale invloed, dat mensen eerder tot gedragsverandering overgaan, als er een toonaangevend persoon uit de organisatie het goede voorbeeld geeft. Tevens hebben sportende collega’s ook een positieve invloed. Uit de praktijk blijkt dat de sociale invloed onder de respondenten niet zo groot is. Er is weinig behoefte aan het sporten in een groep met collega’s en er geven weinig mensen aan dat ze door vrienden/familie/collega’s worden gestimuleerd om te gaan bewegen. De sociale invloed is in dit onderzoek dus niet zo groot als in de literatuur verondersteld wordt. Tevens wordt in de theorie beschreven dat de eigen effectiviteit sterk afhankelijk is van de eigen-effectiviteitsverwachting. Mensen die denken dat ze meer kunnen gaan bewegen, zullen dit ook eerder gaan doen. Uit de enquêtes is gebleken dat de mensen die de intentie hebben om meer te gaan bewegen, ook daadwerkelijk deze intentie uitvoeren. De gevonden theorie in het theoretisch kader komt dus op dit gebied overeen met de werkelijkheid. Bij twee van de drie determinanten van het ASE-model bleek de theorie overeen te komen met de praktijk. Op gebied van de gedragsintentie in het ASE-model is in het theoretisch kader gevonden dat wanneer mensen de intentie tot bewegen hebben, zij ook wel tot gedragsverandering komen. Hierbij geldt dat er een voorkeur heerst voor eenvoudige bewegingsvormen als fietsen, wandelen en zwemmen. Tevens is gebleken dat leidinggevenden vaker de intentie hebben voor gedragsverandering dan niet-leidinggevenden. Uit de enquêtes is gebleken dat wanneer mensen de intentie tot gedragsverandering eenmaal hebben, zij deze grotendeels ook tot uitvoering brengen. De theorie komt dus op dit vlak overeen met de praktijk. Als voornaamste barrière voor gedragsverandering bij werknemers wordt in de theorie genoemd dat men niet alleen wil sporten. Uit de praktijk blijkt dat de grootste barrière om het gedrag van werknemers niet te veranderen, het tijdsgebrek is. Een belangrijk motief voor werkgevers om sporten wel te stimuleren is, als er inzicht zou zijn in de opbrengsten van de investeringen. Voor de werkgever geldt in de praktijk ook dat men het belangrijk vindt om een terugkoppeling te ontvangen over het sporten van de werknemers.
Begrenzing Aan de hand van de resultaten van het onderzoek zal Lifestyle Centre een aanbod kunnen formuleren voor bedrijfsfitness. Voorafgaand aan het onderzoek was bepaald dat het opstellen van dat aanbod (bijv. het maken van een circuittraining voor groepen werknemers, het organiseren van speciale
51
Marije Bruggeman, januari 2011
groepslessen, etc.) niet binnen de grenzen van dit onderzoek zou vallen. Nu is gebleken dat de werkgevers willen dat Lifestyle Centre een totaalpakket aanbiedt aan de werknemers, hoeft er op het gebied van aanbod niets nieuws meer gemaakt te worden. Deze grens van het onderzoek valt dus weg. De begeleiding van de werknemers die lid worden, hoort niet bij dit onderzoek. De begeleiding van de mensen die bedrijfsfitness volgen, zal niet anders zijn als bij alle ‘gewone’ leden en dit zal gedaan worden door de fitnessinstructeurs. Hierbij komt, dat de conclusie van de deelvraag over gedragsverandering zegt dat de instructeurs Motivational Interviewing kunnen gaan toepassen. Bij de begrenzing was ook beschreven dat het opnemen van contact met de bedrijven gedaan zou worden door stagebegeleider Oscar Duteweert en door de student die dit onderzoek doet. Het onderhouden van contact zou door beide gedaan worden. Uit de conclusies blijkt dat de werkgevers graag één overzichtelijke factuur zouden willen. Echter worden de facturen door iemand anders bij Lifestyle Centre opgemaakt en verstuurd, dus dit valt niet binnen de grenzen van dit onderzoek.
Vervolgonderzoek Binnen dit onderzoek zijn de werkgevers en werknemers van vier verschillende bedrijven ondervraagd. Deze bedrijven waren al lid bij Lifestyle Centre of hadden hier al contact over gehad. Wellicht is het in de toekomst interessant om onderzoek te doen bij nog onbekende bedrijven. Hierbij kan dan gelet worden op het aantal bedrijven (er zijn er nu vier onderzocht), met meer bedrijven zal er een completer beeld geschetst kunnen worden van de wensen en behoeften. Tevens kan voor een vervolgonderzoek gedacht worden aan onderscheid maken in soort bedrijf. Uit het theoretisch kader bleek bijvoorbeeld dat er bij lopend en staand werk minder behoefte is aan bedrijfssport dan bij mensen die zittend werk doen. Dit is wellicht interessant om te onderzoeken. Voor Lifestyle Centre zou het wenselijk zijn om na een half jaar of jaar een tevredenheidonderzoek te houden onder de bedrijven die lid zijn geworden. Hiermee kan Lifestyle Centre blijvend rekening houden met de wensen en behoeften van de bedrijven en kan het hierop ook adequaat blijven inspelen.
Overige discussiepunten Tot slot zijn er nog een aantal andere discussiepunten te noemen, die gedurende het onderzoek aan het licht zijn gekomen. Zo konden de respondenten bij de enquêtes via internet niet worden verplicht om elke vraag in te vullen. Deze functie was niet aanwezig bij het programma waarmee de enquêtes gemaakt zijn. Zo kwam het voor dat de ene vraag meer respondenten had dan de andere vraag. Wellicht zijn de resultaten hierdoor ietwat vertekend. Voor de resultaten van het vervolgonderzoek is dit wel wenselijk, zodat betrouwbaardere uitspraken gedaan kunnen worden. Verder kan ook afgevraagd worden of de respondenten van de enquêtes representatief waren voor de gehele steekproef. Bij de respondenten van Installatie Techniek Raalte waren er twee mannen en twee vrouwen, echter zijn er in de organisatie veel meer mannen als vrouwen werkzaam. Nu wogen de resultaten van Installatie Techniek Raalte niet heel zwaar, omdat er maar vier respondenten waren. Bij de bedrijven Zorggroep Raalte en Dimence waren er veel meer vrouwelijke als mannelijke respondenten, dit komt echter wel overeen met de verhouding man/vrouw van de gehele steekproef bij deze bedrijven. Bij Schoonmaakbedrijf te Wierik waren er ook meer vrouwelijke respondenten,
52
Marije Bruggeman, januari 2011
hiervan is in het interview gebleken dat er ook daadwerkelijk meer vrouwen werken bij Schoonmaakbedrijf te Wierik en dat dit dus ook representatief is voor de gehele steekproef. Het is in de toekomst aan te raden vooraf na te gaan hoe de gehele steekproef eruit ziet, zodat bepaald kan worden of de groep respondenten representatief is voor de gehele steekproef. Hiermee kan dan ook een uitspraak gedaan worden over de betrouwbaarheid van de enquête. Verder is gebleken dat het houden van de interviews met werkgevers niet eenvoudig is. Het contact leggen en houden bleek lastiger dan gedacht, dus voor vervolgonderzoek is het aan te raden hier veel tijd in te steken en concrete afspraken te maken.
53
Marije Bruggeman, januari 2011
Literatuurlijst Altenburg, E., & Hecke, v.,P. (2003). Werken met motivatie, een praktische gids voor individu, team en organisatie. Mechelen: Kluwer Bartelink, C. (2010) Motiverende gespreksvoering. Opgevraagd op 18-10-2010 afkomstig van http://www.nji.nl/nji/dossierDownloads/Watwerkt_Motiverendegespreksvoering.pdf Belastingdienst (2007). Bedrijfsfitness. Opgevraagd op 11-10-2010 afkomstig van http://www.belastingdienst.nl/zakelijk/loonheffingen/lb22_vormen_van_loon/lb22_vormen_van _loon-10.html Brodie, D. A. (2005) Motivational interviewing to promote physical activity for people with chronic heart failure. Opgevraagd op 18-10-2010 afkomstig van http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/15882368 Brug, J., Assema, v. P., & Lechner, L. (2008). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering, een planmatige aanpak. Assen: Van Gorcum Burght, v.d. M., & Mechelen-Gevers, v. E. (2008). Preventie en gezondheidsbevordering door paramedici. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Burken, v. P. (2007). Sport Motivation Scale-6: een verbeterde versie van de SMS. Opgevraagd op 23-09-2010 afkomstig van http://www.psychfysio.nl/Nieuws/1_17_2.html Coffeng, P.P.C., Kop, v.d., J.H., Markslag, A.M.T. & Kemper, H.C.G. (1992) Heeft bedrijfsfitness invloed op de aan gezondheid gerelateerde fitheid van werknemers? Opgevraagd op 7-10-2010 afkomstig van http://www.edufit.nl/publicaties/artikelbedrijfsfitness.pdf Dam, v., A., & Mulder, N. (2008). Motivatie en mogelijkheden van moeilijke mensen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum Dekkers, D., en van Mechelen, D. (2006). Overgewicht, lichamelijke inactiviteit en ziekteverzuim bij werknemers. Amsterdam: VU Medisch Centrum. Gezonderworden (2007). Fitness goed voor spieren ouderen. Opgevraagd op 7-10-2010 afkomstig van http://www.gezonderworden.nl/2007/08/fitness-goed-voor-spieren-ouderen/ Hartingsveld, van, M., Leenders, J. & Cup, E. (2010). Veranderen door handelen en Motivational Interviewing. Opgevraagd op 29-09-2010 afkomstig van http://www.logopedie.nl/bestanden/nvlf/documentatiecentrum/artikelen_uit_LoFo/2010/juni/Ver anderen_door_handelen_en_motivational_interviewing.pdf Hildebrandt, V.H. (2010). De tijd is rijp voor bewegingsstimulering op het werk. Opgevraagd op 1-10-2010 afkomstig van http://resources.metapress.com/pdfpreview.axd?code=ut115j6q70g65662&size=largest Hildebrand, V.H. & Proper, K.I. (2004). Bewegingsstimulering bij werknemers, luxe of noodzaak? Opgevraagd op 1-10-2010 afkomstig van http://www.springerlink.com/content/u322782385731pv4/ Irby, M., Kaplan, S., Garner-Edwards, D., Kolbash, S. & Skelton, J.A. (2010). Motivational
54
Marije Bruggeman, januari 2011
interviewing in a family-based pediatric obesity program: A case study. Opgevraagd op 18-102010 afkomstig van http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20939628 Jans, M.P., Heuvel v.d. S.G., Hildebrandt, V.H. & Bongers, P.M. (2007). Overgewicht, obesitas en verzuim in de Nederlandse werkende bevolking. Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen, 268-273. Abstract van http://www.springerlink.com/content/bq12559mm2k65h65/ Kennisbank (2004). Basisbehoeften van individuen. Opgevraagd op 29-09-2010 afkomstig van http://kennisbank.lectoraat.nl/index.cfm?page=3%2E15+Basisbehoeften+van+individuen Korswagen, C.J.J., (1992). Drieluik mondelinge communicatie, deel 2: doeltreffend leiding geven en deelnemen aan twee- en vraaggesprekken. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Kuiper, C., Heerkens, Y., Balm, M., Bieleman, A. & Nauta, N. (2005). Arbeid en gezondheid. Preventie, behandeling en reïntegratie, een handboek voor paramedici. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Landers, D. M., Arent, S.M. (2007). De gunstige effecten van sportief bewegen op mentale gezondheid. Opgevraagd op 20-12-2010 afkomstig van http://www.psychfysio.nl/Nieuws/1_16_3.html Lankeren, van, L. (2005). Competitie: niks voor vrouwen?! Het competitieve karakter van sport als verklaring voor sekseverschillen in sportdeelname. Opgevraagd op 30-09-2010 afkomstig van http://dare.uva.nl/document/16244 Lifeguard (2008). Oudere werknemers gezonder door gezondere leefstijl. Opgevraagd op 110-2010 afkomstig van http://www.gezonderworden.nl/2008/03/oudere-werknemers-gezonderdoor-gezondere-leefstijl/ Lucassen, J. & Schendel, v., M. (2008). De fitnessbranche in beeld – 2008. Resultaten van de nationale fitnessmonitor. Den Haag: DeltaHage Mackenbach, J.P. & Maas v.d., P.J. (2004). Volksgezondheid en gezondheidszorg. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg. Nationaal gezondheidsplan (2006). Fitte spieren zorgen voor fitte hersenen. Opgevraagd op 7-10-2010 afkomstig van http://www.nationaalgezondheidsplan.nl/b2b/nieuws/153/fittespieren-zorgen-voor-fitte-hersenen.html Nationaal gezondheidsplan (2006). Gezonder en slanker met fitness. Opgevraagd op 7-102010 afkomstig van http://www.sportzorg.nl/upload/Image/Gezonder%20en%20slanker%20door%20fitness.pdf Nationaal gezondheidsplan (2006). Hardlopers blijven beter op de been. Opgevraagd op 7-102010 afkomstig van http://www.nationaalgezondheidsplan.nl/b2b/nieuws/128/hardlopersblijven-beter-op-de-been.html NISB (2009). Expertmeting Werkomgeving en bewegingsstimulering. Opgevraagd op 1-102010 afkomstig van http://www.nisb.nl/dossiers/gezonheidsmanagement/6b.-expertmeetingwerkomgeving.pdf NISB en TNO (2008). Expertmeting Fietsen naar het werk. Opgevraagd op 1-10-2010 afkomstig van http://www.nisb.nl/dossiers/gezonheidsmanagement/6c.-expertmeeting-fietsen-
55
Marije Bruggeman, januari 2011
naar-het-werk.pdf NOC*NSF (2007). Fiscale wetgeving rondom bedrijfssport. Opgevraagd op 11-10-2010 afkomstig van http://www.nocnsf.nl/cms/showpage.aspx?id=957 NOC*NSF (2009). Ledental sportverenigingen groeit gestaag. Opgevraagd op 23-09-2010 afkomstig van http://www.nocnsf.nl/cms/showpage.aspx?id=3061. P&O Actueel (2007). Werkgevers bemoeien zich met gezondheid personeel. Opgevraagd op 23-09-2010 afkomstig van http://www.penoactueel.nl/management/werkgevers-bemoeienzich-met-gezondheid-personeel-1840.html. Personeelsnet (2010). Bedrijfsfitness verbetert ook conditie niet-sporters. Opgevraagd op 2709-2010 afkomstig van http://www.personeelsnet.nl/dossier.php?Id=4840&waar=9 Proper, K.I., Bergstra, B., Bakker, I., & Mechelen, v. W. (2010) De effectiviteit van interventies ter stimulering van bewegen. Opgevraagd op 13-10-2010 afkomstig van http://www.springerlink.com/content/p6664737115480r6/about Reijniers (2007). De intrinsieke motivatie van medewerkers tijdens een intern opleidingstraject. Opgevraagd op 29-09-2010 afkomstig van http://essay.utwente.nl/820/1/scriptie_Reijniers.pdf Sassen, B., (2007). Gezondheidsvoorlichting voor paramedici. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg Sociaal en Cultureel Planbureau (2008). Rapportage Sport 2008. Opgevraagd op 23-09-2010 afkomstig van http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/AB21BA5A-EF45-416C-B38641B456F5915F/0/RapportageSport2008.pdf. Thijs, G., Nuland, van, M., en Govaerts, F. (2005). Op de grens tussen ‘cure’ en ‘care’, begeleiding van gedragsverandering door de huisarts. Opgevraagd op 27-09-2010 afkomstig van https://lirias.kuleuven.be/bitstream/123456789/144161/1/Hanu2005%284%29+Cure+en+care. pdf TNO (2006). Trends in bewegen: Bewegen Gemeten 2002-2004. Opgevraagd op 1-10-2010 afkomstig van http://www.tno.nl/downloads/PZSCTrendsInBewegenRapportBewegenGemeten2000_2004.pd f TNO (2009) Fitnessbeoefenaars voelen zich gezond en zijn tevreden over fitnesscentrum. Opgevraagd op 7-10 afkomstig van http://www.tno.nl/downloads/KvL-PZ0520_TNO_MUFitness_LR%2009-1906.pdf Verhoeven (2007). Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Amsterdam: Boom onderwijs
56
Marije Bruggeman, januari 2011
Bijlagen
57
Marije Bruggeman, januari 2011
Bijlage 1: Sport Motivation Scale-6 (SMS-6) Gebruik de onderstaande schaal om aan te geven in welke mate elk van de volgende uitspraken overeenkomen met uw reden waarom u op dit moment aan sport doet. Komt een beetje
Komt matig
overeen
tot redelijk
precies
overeen
overeen
Komt geheel niet overeen 1
2
3
4
Komt veel overeen
5
6
Komt
7
Waarom doet u aan sport? 1. Voor de opwinding die ik ervaar als ik op ga in de
1 2 3 4 5 6 7
sportactiviteit. 2. Omdat het onderdeel uitmaakt van de wijze waarop ik
1 2 3 4 5 6 7
mijn leven wil leiden. 3. Omdat het een goede manier is om veel dingen te leren 1 2 3 4 5 6 7 die op andere levensgebieden van nut kunnen zijn. 4. Omdat het zorgt dat ik gewaardeerd wordt door de
1 2 3 4 5 6 7
mensen die ik ken. 5. Ik weet het niet meer: ik heb het gevoel dat ik niet
1 2 3 4 5 6 7
geschikt ben voor deze sport. 6. Omdat het me veel persoonlijke voldoening geeft als ik
1 2 3 4 5 6 7
bepaalde moeilijke trainingstechnieken leer beheersen. 7. Omdat het absoluut noodzakelijk is om te sporten als je
1 2 3 4 5 6 7
in vorm wilt blijven 8. Omdat het een van de beste manieren is om andere
1 2 3 4 5 6 7
aspecten in mijn leven te ontwikkelen. 9. Omdat het bij me hoort.
1 2 3 4 5 6 7
10. Omdat ik moet sporten om me goed over mijzelf te
1 2 3 4 5 6 7
voelen.
58
Marije Bruggeman, januari 2011
11. Voor het aanzien een atleet te zijn.
1 2 3 4 5 6 7
12. Ik weet niet of ik door wil gaan met dezelfde tijd en
1 2 3 4 5 6 7
inspanning op te brengen voor mijn sport. 13. Omdat deelnemen aan mijn sport overeen komt met mijn 1 2 3 4 5 6 7 diepste principes. 14. Voor de voldoening die ik ervaar als ik mijn vaardigheden 1 2 3 4 5 6 7 perfectioneer. 15. Omdat het een van de beste manieren is goede
1 2 3 4 5 6 7
contacten met mijn vrienden te onderhouden. 16. Omdat ik me slecht zou voelen als ik geen tijd zou
1 2 3 4 5 6 7
nemen te sporten 17. Het is mij niet meer duidelijk; ik denk niet dat ik echt thuis 1 2 3 4 5 6 7 hoor binnen de sport. 18. Voor het plezier van het ontdekken van nieuwe
1 2 3 4 5 6 7
strategieën om te presteren. 19. Voor de materiële en/of sociale voordelen die je hebt als 1 2 3 4 5 6 7 je een sporter ben. 20. Omdat hard trainen mijn prestaties zal verbeteren.
1 2 3 4 5 6 7
21. Omdat het deelnemen aan sport een integraal onderdeel 1 2 3 4 5 6 7 is van mijn leven. 22. Ik geniet niet meer zo van mijn sport als ik voorheen
1 2 3 4 5 6 7
deed. 23. Omdat ik regelmatig moet sporten.
1 2 3 4 5 6 7
24. Om anderen te laten zien hoe goed ik in mijn sport ben.
1 2 3 4 5 6 7
Sleutel Amotivation
59
: 5, 12, 17, 22
Marije Bruggeman, januari 2011
External regulation
: 4, 11, 19, 24
Introjected regulation
: 7, 10, 16, 23
Identified regulation
: 3, 8, 15, 20
Integrated regulation
: 2, 9, 13, 21
Intrinsic motivation
: 1, 6, 14, 18
Toelichting op de zes motivationele toestanden: Amotivatie: geen motivatie Bij externe sturing toont de patiënt het gezondheidsgedrag omdat hij zich daartoe gedwongen voelt. De fysiotherapeut heeft gezegd dat de oefening nodig was en dat hij zou stoppen als de patiënt geen verbetering in belastbaarheid laat zien. Bij introjectieve sturing doet de patiënt het omdat hij zich van binnen uit daartoe gedwongen voelt. Uit schaamte, angst om een flater te slaan, zijn neiging tot opscheppen, niet onder willen doen voor een ander dwingen hem er toe de opdracht uit te voeren. Bij identificatie voert de patiënt het gezondheidsgedrag uit omdat hij echt overtuigd is van het persoonlijk belang. De patiënt vindt een betere conditie verkrijgen belangrijk voor zichzelf. Integratieve sturing ligt als ware nog dieper binnen de persoon. Conditie en fitheid zijn waarden die helemaal bij de persoon zijn gaan horen. Ze maken deel uit van zijn identiteit. Het zijn centrale aspecten in zijn persoonlijk streven. Bij intrinsieke motivatie is de patiënt de activiteit op zich gaan waarderen en niet alleen de uitkomsten. Dat is het kenmerkende verschil met de voorgaande externe motivaties. De patiënt identificeert zich niet alleen met de sportieve activiteiten maar geniet daar ook van.
60
Marije Bruggeman, januari 2011
Bijlage 2: Verantwoording en relevantie voor SGM Dit onderzoek is tot stand gekomen door een samenwerking tussen Lifestyle Centre, de onderzochte bedrijven en Marije Bruggeman, student SGM. Om voor Lifestyle Centre inzichtelijk te krijgen hoe er meer bedrijven bedrijfsfitness zouden kunnen komen volgen, is dit onderzoek uitgevoerd. Er is gekeken naar de wensen en behoeften van de werknemers en werkgevers. Er is gekozen voor een adviesrapport, waarin aanbevelingen worden gedaan ten aanzien van bedrijfsfitness. Het belang van dit onderzoek is de bedrijfsfitnessregeling binnen Lifestyle Centre te optimaliseren, ten einde meer mensen (werknemers van bedrijven) lid te maken bij het fitnesscentrum. Dit adviesrapport geeft aan hoe Lifestyle Centre dit zo effectief mogelijk kan uitvoeren. Het onderzoek past goed binnen de contouren van Sport, Gezondheid en Management. Ten eerste, omdat er met dit onderzoek sportstimulering wordt bereikt. Mensen die (nog) niet of te weinig bewegen worden gestimuleerd middels de bedrijfsfitnessregeling. Ten tweede wordt de gezondheid van de werknemers verbeterd, doordat men meer beweegt. Dit is goed voor de werknemers, maar ook voor de werkgevers, omdat de werknemers minder verzuimen doordat ze gezonder en fitter zijn. Eigenlijk is het een win-win-winsituatie: het levert voordeel op voor de werkgever, de werknemer en voor Lifestyle Centre.
61
Marije Bruggeman, januari 2011
Bijlage 3: Fasen van gedragsverandering Fase
Kenmerk
Actiebereidheid
Mogelijke interventie
Precontemplatie
Patiënten in dit stadium overwegen helemaal geen verandering en zien hun gedrag niet als een probleem (te weinig geïnformeerd over de gevolgen, uitgeblust door de vele pogingen?) Patiënten erkennen het probleem, maar er is nog erg veel ambivalentie ten aanzien van verandering. Zij zijn zich wel meer bewust van de voordelen van verandering, maar zien ook veel nadelen Patiënten vatten het plan op voor gedragsverandering. Soms kunnen ze al wat aan het experimenteren zijn met kleine veranderingen. Er blijft echter een zekere mate van ambivalentie bestaan Patiënten in dit stadium maken specifieke, openlijke veranderingen in hun levensstijl. Dit gedrag
De patiënt in deze fase is niet van plan om actie te ondernemen in de nabije toekomst (>6 maanden)
Verhoog het inzicht van de patiënt via informatie op maat
De patiënt denkt wel aan veranderen, maar dan in de nabije toekomst (>1 maand, <6 maanden)
Bespreek de voor- en nadelen van verandering en verhoog het vertrouwen van de patiënt in zichzelf om te slagen in de gewenste
Contemplatie
Voorbereidingsfase
Actiefase
gedragsverandering De patiënt maakt zich klaar voor verandering, meestal binnen de maand
Stel een concreet plan op met een realistisch doel en ondersteun de kleine veranderingen bij de patiënt
Geëngageerd in
Bied specifieke ondersteuning voor gedragsverandering aan, materiaal voor zelfhulp, medicatie,…
actieplan
is duidelijk observeerbaar Gedragsbehoud
Terugval
Het nieuwe gedrag krijgt een plaats in het leven van de patiënt (er is een verandering in gedrag ontstaan). Behoud wordt een nieuw doel
Geëngageerd in
Leer de patiënt
actieplan
anticiperen op
Terugval is altijd mogelijk en eerder de regel dan de
De patiënt gaat gewoonlijk meer dan drie keer door de fasen van verandering vooraleer een stabiele verandering tot stand is gekomen
uitzondering
62
moeilijkheden
Ondersteun het zelfvertrouwen en verhoog het inzicht in de aanleidingen tot herval
Marije Bruggeman, januari 2011
Bijlage 4: Begeleidingsbrief enquête bedrijfsfitness Lifestyle Centre Tjalkstraat 2 8102 HG Raalte
Raalte, datum
Betreft: fitnessen met belastingvoordeel!
Bijlage: Deelnameformulier bedrijfsfitness
Geachte heer/mevrouw, In samenspraak met uw werkgever, biedt Lifestyle Centre u een bedrijfsfitnessregeling aan. Met deze regeling kunt u met belastingvoordeel bij ons komen sporten! Volgens de tarieven in de inkomstenbelasting betaalt u tussen de 33,5% en 52% van uw inkomen aan belastingen en sociale premies. Lifestyle Centre biedt de unieke mogelijkheid om uw fitnessabonnement als het ware met bruto geld te betalen. En zo betaalt de Belastingdienst dus eigenlijk gewoon mee aan uw abonnement! Wat bieden wij u? U kunt met de bedrijfsfitnessregeling onbeperkt gebruik maken van: Fitness Groepslessen (o.a. RPM, BodyStep en BodyVive) Koffie/thee/sportdrank, de lounge en de sauna Voor meer informatie zie www.lifestylecentre.nl. Lifestyle Centre biedt tevens een aantal extra diensten aan. Deze diensten worden door bepaalde zorgverzekeraars geheel of gedeeltelijk vergoed. Mocht uw zorgverzekeraar deze diensten niet vergoeden, dan kunt u tegen bijbetaling gebruik maken van de onderstaande diensten. Levensstijlprogramma BenFit Fysiotherapie Diëtist Sportmassage Wilt u het sporten bij Lifestyle Centre ervaren? Vraag dan een gratis proefles aan!
Met sportieve groet, Lifestyle Centre Bijlage: Deelnameformulier bedrijfsfitness
63
Marije Bruggeman, januari 2011
Bijlage 1: Deelnameformulier bedrijfsfitness
Deelnameformulier, tevens aanvulling op de arbeidsovereenkomst
Gegevens werkgever Werkgever
:
Adres werkgever
:
Werkgeversnummer
:
Gegevens werknemer Naam werknemer
:
Voornamen
:
Geboortedatum
:
Man / vrouw
:M/V
Telefoon
:
E-mail adres
:
BSN
:
Adres
:
Postcode/woonplaats
:
Werkzaam op locatie
:
Plaats
:
Al lid van het gekozen fitnesscentrum?: ja / nee Gewenste ingangsdatum:
De inschrijving geschiedt via de salarisadministratie, het deelnameformulier dient per post opgestuurd te worden naar uw werkgever.
64
Marije Bruggeman, januari 2011
Verklaring
De hierboven genoemde werknemer en werkgever verklaren te zijn overeengekomen als volgt: Met ingang van de hierboven genoemde ingangsdatum tot het moment van beëindiging deelname bedrijfsfitness vindt de volgende aanvulling op de arbeidsovereenkomst van bovengenoemde werknemer plaats: Door het ondertekenen van deze aanvulling op de arbeidsovereenkomst verklaart de werknemer bekend te zijn en akkoord te gaan met de deelnamevoorwaarden zoals vastgelegd in het reglement Cafetariaregeling bedrijfsfitness. Door het ondertekenen van deze aanvulling op de arbeidsovereenkomst verklaart de werknemer bekend te zijn met het feit dat de eventuele gevolgen van deze overeenkomst (waartoe tevens behoren eventuele ter zake nageheven loonheffingen respectievelijk nagevorderde sociale lasten) voor zijn rekening komen, indien sprake is van verwijtbaar/nalatig gedrag van hem. Door het ondertekenen van deze aanvulling op de arbeidsovereenkomst gaat de werknemer akkoord met maandelijkse inhouding van de abonnementskosten op zijn salaris. Deze worden vervolgens door de werkgever afgedragen aan de fitnessinstelling. Door de ondertekenen van deze aanvulling op de arbeidsovereenkomst verklaart de werknemer akkoord te gaan met maandelijkse fiscale verrekening van de abonnementskosten met zijn brutosalaris en bekend te zijn met het feit dat hierdoor alle arbeidsvoorwaardelijke aanspraken die worden afgeleid van het bruto salaris verlaagd worden. Tevens verklaart de werknemer bekend te zijn met het feit dat deelname gevolgen kan hebben voor de hoogte van eventueel te ontvangen uitkeringen (zoals bijv. een WW- of een SV-uitkering), subsidies of tegemoetkomingen van de rijksoverheid.
Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt en getekend te Raalte:
Datum:
Handtekening werknemer:
65
Datum:
Handtekening en stempel werkgever:
Marije Bruggeman, januari 2011
Bijlage 5: Enquête bedrijfsfitness Enquête bedrijfsfitness Geachte heer/mevrouw, Uw werkgever wil u de unieke kans bieden om bij Lifestyle Centre te komen fitnessen met belastingvoordeel! Om een passend aanbod te kunnen bieden, wil Lifestyle Centre middels deze enquête inzicht krijgen in de wensen en behoeften van de werknemers van Schoonmaakbedrijf te Wierik, op het gebied van bedrijfsfitness. De bedrijfsfitnessregeling is nog relatief onbekend bij bedrijven, maar levert zowel de werknemer als de werkgever winst op. De resultaten van de enquête zullen worden meegenomen in een adviesrapport, waarbij aanbevelingen worden gegeven aan Lifestyle Centre, betreffende bedrijfsfitness. Het invullen van de enquête zal ongeveer 5 minuten in beslag nemen. U kunt de enquête invullen door het aankruisen van het antwoord dat voor u van toepassing is, tenzij anders is aangegeven. Gelieve de ingevulde enquête in te leveren bij Arno Krosman, binnen een week na ontvangst. Alvast bedankt voor uw medewerking! 1. Geslacht Man Vrouw 2. Leeftijd < 20 jaar 20 - 30 jaar 30-40 jaar 40-50 jaar < 50 jaar 3. Welk tijdstip komt u het best uit om te sporten? (Meerdere antwoorden mogelijk) (Uitgangspunt is 1 uur training per week) 's Ochtends voor werktijd Tussen de middag (in de lunchpauze) 's Middags na werktijd ’s Avonds 4. Welke dag(en) komt / komen u het best uit om te sporten? (Meerdere antwoorden mogelijk) Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag 5. Hoeveel dagen per week beweegt u matig intensief gedurende ten minste 30 minuten? Het gaat om alle lichaamsbewegingen die ten minste even inspannend zijn als stevig doorlopen of fietsen (bijvoorbeeld tuinieren, bewegen op het werk, dansen, sporten). 0 dagen per week 1 dag per week 2 dagen per week 3 dagen per week 4 dagen per week 5 dagen per week 6 dagen per week
66
Marije Bruggeman, januari 2011
7 dagen per week 6. Hoeveel dagen per week beweegt u zwaar intensief gedurende ten minste 20 minuten? Het gaat om alle zwaar inspannende lichaamsbewegingen in je vrije tijd die lang genoeg duren om bezweet te raken (zoals houthakken, voetbalwedstrijd spelen, dansen, spinning). 0 dagen per week 1 dag per week 2 dagen per week 3 dagen per week 4 dagen per week 5 dagen per week 6 dagen per week 7 dagen per week 7. Geef aan in hoeverre de volgende uitspraken passen bij de reden waarom u op dit moment sport. Gebruik hierbij de onderstaande puntenschaal van 1 tot 5, waarbij 1 geheel niet mee eens is en 5 geheel mee eens. Als u niet sport, mag u deze vraag over slaan. Waarom doet u aan sport? Voor de materiële en/of sociale voordelen die je hebt als je een sporter bent. Omdat het onderdeel uitmaakt van de wijze waarop ik mijn leven wil leiden. Voor de opwinding die ik ervaar als ik op ga in de sportactiviteit. Ik weet niet of ik nog steeds dezelfde tijd en inspanning op wil brengen voor mijn sport. Omdat het absoluut noodzakelijk is om te sporten als je in vorm wilt blijven Omdat het een van de beste manieren is goede contacten met mijn vrienden te onderhouden. 8. Wat zijn uw belangrijkste motieven geweest om te starten met sporten? (Selecteer de 3 belangrijkste motieven) Geen, ik sport niet Beperken van stress Om af te vallen Op advies van mijn arts /fysiotherapeut Op advies van vrienden/familie/collega’s Verbeteren van de gezondheid in algemene zin Verbeteren van de lichamelijke conditie Voor de mentale ontspanning Voor de sportprestatie Voor het sociale aspect, de gezelligheid Voor het wedstrijdelement 9. Wat zijn uw belangrijkste motieven om door te blijven gaan met sporten? (Selecteer de 3 belangrijkste motieven) Geen, ik sport niet Beperken van stress Om af te vallen Op advies van mijn arts /fysiotherapeut Op advies van vrienden / familie Verbeteren van de gezondheid in algemene zin Verbeteren van de lichamelijke conditie Voor de mentale ontspanning Voor de sportprestatie Voor het sociale aspect, de gezelligheid
67
1 1 1 1
2 2 2 2
3 3 3 3
4 4 4 4
5 5 5 5
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
Marije Bruggeman, januari 2011
Voor het wedstrijdelement 10. Wat vindt u momenteel van uw eigen lichamelijke gezondheid? Zeer goed Goed Voldoende Matig Onvoldoende Slecht Zeer slecht 11. Vindt u dat u momenteel voldoende beweegt? Ja Nee 12. Heeft u de intentie meer te gaan bewegen? Ja Nee 13. Als u de intentie heeft om meer te gaan bewegen, denkt u dat u die kan waarmaken? Ja Nee 14. Hoe serieus staat u ten opzichte van meer bewegen? Ik beweeg al genoeg Ik wil niet (beginnen met) bewegen Ik wil (weer) beginnen met bewegen, maar heb nog geen concrete plannen gemaakt Ik wil (weer) beginnen met bewegen, en heb ook al een concreet plan gemaakt Ik heb al een keer een poging gedaan om (weer) te bewegen. 15. Wat is de belangrijkste reden om uw beweegpatroon niet te veranderen? (Selecteer één antwoord) Ik beweeg genoeg Ik ben bang voor blessures Ik heb geen tijd Ik heb geen zin om te sporten /bewegen Ik wil niet in mijn eentje sporten Ik weet niet welke sport ik zou moeten doen Ik heb een fysieke beperking waardoor ik niet kan sporten Ik vind sporten niet leuk Een eerdere poging is mislukt 16. Wanneer uw bedrijf het komende jaar structureel bedrijfsfitness aanbiedt, gaat u dan deelnemen? Ja Nee 17. Welke van de onderstaande methodes spreekt u het meest aan? (Meerdere antwoorden mogelijk) Een clinic (éénmalig) Een (introductie) cursus (4 tot 8keer) Structurele activiteiten (wekelijks) 18. Welke van de onderstaande sportvormen spreekt u het meest aan? (Meerdere antwoorden mogelijk) Met collega’s sporten in een eigen groep (circuittraining)
68
Marije Bruggeman, januari 2011
Samen met mijn partner fitnessen (partner ook met voordeel) Individueel sporten in de fitnesszaal met persoonlijk programma Meedoen met groepslessen Een combinatie van fitness en groepslessen Een fitnessprogramma gecombineerd met fysiotherapie Een fitnessprogramma gecombineerd met diëtetiek
Hartelijk dank voor het invullen!
69
Marije Bruggeman, januari 2011
Bijlage 6: Topiclist interview Topiclist interview werkgever 1. Welkom, voorstellen 2. Doel interview (wensen behoeften van werkgever op gebied van bedrijfsfitness) 3. Doel voor het bedrijf? 4. Waarom Lifestyle Centre? 5. Wensen en behoeften van werknemer op gebied van: a. Aanbod (activiteiten, tijden, frequentie) b. Belang fitte/gezonde werknemers c.
Financiën (wat belangrijk?)
d. Voordelen bedrijfsfitness? e. Evt. registratie van leden, terugkoppeling, doelen? f.
Nog andere wensen/behoeften?
6. Vragen? 7. Afsluiting
70
Marije Bruggeman, januari 2011
Bijlage 7: Verbatim interview Marcel te Wierik Verbatim interview Marcel te Wierik - Schoonmaakbedrijf Te Wierik
M = Marije W = Marcel te Wierik
M: Nou welkom, eh, bij Lifestyle Centre. Mijn naam is Marije Bruggeman en ik loop hier stage, een half jaar. Ik ben hier, eh, mijn afstudeerstage aan het lopen. Daarvoor ga ik onderzoek doen naar de wensen van werkgevers en werknemers op gebied van, eh, bedrijfsfitness. Zou jij je misschien even kort kunnen voorstellen? W: Ik ben Marcel te Wierik van schoonmaakbedrijf te Wierik. Ik heb al 14 jaar een eigen schoonmaakbedrijf. Ik heb ongeveer 60 mensen in dienst, waarvan ongeveer eh 55 dames en 5 heren. Ehm, de medewerksters werken allemaal op scholen en instellingen. De mannen, de mannelijke medewerkers doen vooral buiten het zwaardere werk. Glazenwassen, gevel reinigen enzo. M: Oké dat is duidelijk. Ehm, nou de doelstelling heb ik net al even kort aangehaald. Het is de bedoeling dat we met dit interview de wensen en behoeften van u als werkgever ehm gaan bespreken zodat we daar ons aanbod van de bedrijfsfitness op kunnen aanpassen. Ehm, wat is het doel van u als werkgever om bedrijfsfitness aan te bieden aan uw werknemers? W: Eh, als extra service voor mijn werknemers, waardoor ze wat makkelijker, eh, hopelijk overgaan om te gaan sporten. Heeel veel medewerkers van mij sporten niet, vooral omdat het misschien te duur is of eh, ja, dat ze de eerste stap niet durven te nemen. En op deze manier hopen wij dat dan wel te kunnen. M: Oké. En ehm, u heeft gekozen voor Lifestyle Centre. Heeft u daar een bepaalde reden voor? W: Omdat jullie ons benaderd hebben. Vandaar dat wij eh, hiermee verder gaan. M: Ja. Oké. Ehm, ja nou goed we gaan even kort de wensen en behoeften van u als werkgever. Ehm, als we kijken naar het aanbod wat we u kunnen bieden, ehm ehm fitness in de zaal, dus op apparaten, we bieden groepslessen aan, we bieden fysiotherapie aan, eh, diet.. diëtiste hebben we hier werkzaam, eh wat voor aanbod zou u graag willen zien? W: Eh, nou, als de mensen, eh als medewerkers eh, ergens problemen mee hebben, met rug offeh, eh armen dat ze daar gewoon in worden ondersteund en voor de rest mogen ze natuurlijk, zou het mooi zijn als ze helemaal vrij mogen trainen. M: Oké, en als we nou kijken naar frequentie, hoe vaak ze hier zouden komen sporten, wat zou u dan het liefst zien? W: Ja, het liefst in ieder geval wekelijks. Dat ze sowieso hier komen, eh , ja zo vaak mogelijk, dat zou wel prettig zijn. M: Ja, oké, en als we kijken naar het belang van fitte en gezonde werknemers, hoe groot is dat belang voor u? W: Heel belangrijk, ja, dat is voor ons heel belangrijk, omdat er veel met de handen wordt gedaan. Het is belangrijk dat ze, dat ze, ja goed fit zijn. En daardoor hebben we minder kans op uitval.
71
Marije Bruggeman, januari 2011
M: Ja, oké. Ehm, en als we even kijken naar een andere kant van de bedrijfsfitness, de bedrijfsfitness staat erom bekend dat het eh, qua financiën, wat u net ook al aangaf dat het een stukje voordeliger is voor de werknemers. Ehm, wat zou u graag zien in de financiën, hoe wij u tegemoet kunnen komen daarin? W: Ehhhh, nou daar zijn al enige afspraken over gemaakt. Met de inschrijving hebben eh, hebben jullie als bedrijf zijnde al een tegemoetkoming gedaan. Ehh, nou één factuur is heel belangrijk, dat er gewoon één factuur naar ons toe gaat. Eh ja, qua financiën, nog meer..? M: Ja misschien korting op het eh, op het contributiegeld? W: Ja, maar dat, ja dat klopt, maar dat is ook al gedaan hè. De bedrijfsfitness is goedkoper, en ja nou het grote belastingvoordeel, dat is natuurlijk heel belangrijk. M: Ja. W: Dat het gewoon eh, jaa dat ze relatief goedkoop kunnen sporten. M: Ja, ehm en, ehm, als we kijken naar de bedrijfsfitness, wat ziet u dan als het groot, grote voordeel van de bedrijfsfitness? W: Ehhhhm, nou ik denk toch wel de prijs kwaliteit. M: Prijs kwaliteit, oké. Ehmm, de registratie van de leden, kijk ze komen bij ons sporten, straks uw werknemers, heeft u daar nog wensen voor, wilt u misschien dat wij een terugkoppeling doen naar u van hoe vaak ze zijn geweest of, hoe wilt u dat graag zien? W: Ehm, ik weet niet hoe privacygevoelig dat ehh is. Ehh, maar terugkoppeling, ja kijk als mensen met een blessure komen, en dat ook echt aangeven, dan zal het wel prettig zijn om te horen dat de blessure zeg maar verbetert. M: Ja. W: Maar voor de rest, als ze gewoon vrij aan het trainen zijn, hoef ik niet te horen hoe vaak ze wel of niet zijn geweest. M: Oké W: Dat is aan de mensen zelf. M: Ja, oké dat is duidelijk. Heeft u zelf nog andere wensen of behoeften die u aan wilt geven aan ons, waar wij rekening, waar wij rekening mee kunnen houden? W: Dat zou ik zo eerst nog even niet weten. M: Nee, oké. Eh, nou goed dat was het eh, van mijn kant. Ik weet niet of u misschien nog vragen heeft over eh, over ons aanbod, of over bedrijfsfitness in het algemeen? W: Eh goh, eventjes nadenken. Ja ik hoop gewoon dat er veel aanmeldingen komen en dat jullie gewoon inderdaad er fanatiek mee bezig zijn, met die mensen. M: Ja. W: Dat is wel belangrijk. M: Oké, nou goed bedankt voor je tijd in ieder geval en eh nou ja, tot ziens. Gespreksduur: 5.03 minuut
72
Marije Bruggeman, januari 2011
Bijlage 8: Verbatim interview Christel Jonkman Verbatim interview Christel Jonkman - Installatie Techniek Raalte M = Marije C= Christel Jonkman M: Nou, welkom bij Lifestyle Centre. Mijn naam is Marije Bruggeman en ik doe mijn afstudeerstage hier. Ik doe onderzoek naar bedrijfsfitness en ehh, een onderdeel van het onderzoek is dus de, de interviews die ik doe met de werkgevers. Ehmmm, en ehh, met dit interview wil ik erachter komen wat de wensen en behoeften zijn van werkgevers op het gebied van werkgevers op het gebied van bedrijfsfitness. Kunt u zichzelf even kort voorstellen? C: Ja, nou ik ben Christel Jonkman, ben getrouwd met Roy en heb twee kinderen, Bram en Maud. Ik ben al eh, ruim tien jaar werkzaam bij Installatie Techniek Raalte en ehh, ik doe eigenlijk van alles, ik noem mijzelf wel eens een duizendpoot. Mijn broer Roy is de eigenaar, op papier ben ik ook eigenaar maar zo wil ik het zelf niet noemen. Nou, ik heb in 1999 de administratie van mijn moeder overgenomen en ik regel nu eigenlijk alles op administratief gebied en alle randzaken, zoals het uitbesteden van schoonmaakwerkzaamheden, tuin werkzaamheden, etc. Ehh, ik heb na mijn schooltijd eerst 10 jaar als inkoopster bij Scholten Textiel (Wibra) gewerkt. Toen was ik veel op pad en deed ik veel rekenwerk. M: Oké, dankjewel. Eh, mag ik u vragen wat het doel is van uw bedrijf om bedrijfsfitness aan te bieden? C: Gezondheid. Ziekteverzuim naar beneden brengen. Zorgen dat de mensen fit en eh, en gezond blijven. M: Oké, ehm, had u, toen u uw bedrijf aansloot bij Lifestyle Centre, bepaalde redenen om te kiezen voor dit centrum en niet voor een ander centrum? C: Ja, omdat wij er met de andere sportschool niet uitkwamen. Ehhh, mede financieel gezien, die eisten ehh toch die €50,- die ze daar voor zo’n fittest, en wij zeiden van nou, als je bedrijfsfitness aan wil bieden dan moet je dat toch als bedrijf niet hoeven dragen, maar dan moet je zeggen van wij pakken jullie bedrijf en wij dragen dat en de abonnementsgelden en… that’s it. M: Ja. C: Dat vind ik, het is geven en nemen. M: Ja C: Wij bieden een zooitje personeel aan en je moet met iets terugkomen. M: Ja, oké. Ehm, nou uw bedrijf is al vanaf juni 2010 lid had ik gezien in eh, in het systeem bij ons. Ehm, maar u bent samen met nog 1 andere werknemer de enige die er tot nu toe gebruik van maken. Ehh, heeft u enig idee waar dat door komt? C: Ja, doordat er een hele zooi eh, gewoon fitnessen bij ehhh dat andere sportcentrum M: Ja C: Ehhm, en daar nog niet direct de behoefte aan hebben om hierheen te komen, mede omdat wij een aantal mensen hebben lopen die ook bij de gemeente in dienst zitten. Een aantal brandweerlieden.
73
Marije Bruggeman, januari 2011
M: Ohja. C: Die sporten daar al automatisch. Eentje die ehh daar met fysio bezig was, die daar is gebleven. En ehh, we hebben een heel zooi jongens die toch ook buiten Raalte weg komen, Nijverdal, Hellendoorn, eh Zwolle, Deventer, dan moet je iets bieden, eh om eh ja in filialen. M: Ja, precies ja, oké. C: Dat is er nog niet M: Ehm, eh als we nou even gaan kijken naar ons aanbod, wat wij bieden aan uw werknemers, wat zou u dan graag zien? Bijv. als we kijken naar activiteiten, circuit of eh gewoon individueel programma of misschien nog iets anders. Wat zou u willen wat wij aanbieden? Of een totaalpakket.. C: Nee.. ik zou.. in feite zou je een eh.. een grote flyer bij ons om de deur heen moeten gooien en ehh, ja meer promoten binnen het bedrijf denk ik. M: Ja oké. C: Maar ik weet niet of er met de gemeente dat jullie, dan moeten jullie prijstechnisch gaan vechten met de gemeente van wij willen de brandweer of die gemeente binnen hebben. M: Ja, inderdaad, maar als we puur kijken naar het aanbod hier, dus als de werknemers hier komen sporten.. C: Ja dan moet je gewoon alles aanbieden, vind ik M: Ja, nee dat is duidelijk. Ja. C: Het totale pakket. M: Ja. Ehm.. en dan kunnen we dan ook nog kijken ehm, we bieden groepslessen aan, in de avonduren en ochtenduren een paar. We kunnen dan, stel dat u dat zou willen, ook groepslessen op bepaalde tijdstippen eh.. kunnen aanbieden. Ik weet niet of dat eh.. C: Daar is het volk bij ons niet geschikt voor. M: Nee? En waarom is dat dan niet? C: Ehhh, heel plat weg, even binnen deze vier muren. Het is bouwvakvolk, dat is heel ander volk als, ja.. hoe moet ik dat nou uitleggen, eh als wij een feestje hebben, kun je bepaalde feestjes kun je niet geven want het liefst ze staan alleen maar aan de bar. M: Ja, ja, ja. C: Zo is het gewoon. M: Ja. C: En dat krijg je bijna niet weg. M: Nee. C: Even kijken of ik nog een ander voorbeeld.. M: Ja, ja. C: Ik geloof echt dat de meeste jongens niet aan groepslessen doen hoor. M: Nee, oké. C: Individueel wel. En er zijn er ook een hele zooi die gewoon helemaal niet sporten. M: Nee, oké. Oké, Ja ehmm, ja goed we hadden het net al even over de tijden dus dat we ’s ochtends en ’s avonds allemaal lessen aanbieden. Mensen kunnen gewoon hier in de zaal sporten wanneer ze willen. Maar bijvoorbeeld als we kijken naar de werknemers die, wanneer zouden zij ehm, kunnen
74
Marije Bruggeman, januari 2011
wanneer zou hun het beste uitkomen. C: Ja na werktijd. M: Na het werken.. C: Ja, dat kunnen wij niet onder werktijd aanbieden. M: Nee dat snap ik, maar ehm, ja bijvoorbeeld sommige mensen willen ook graag ’s ochtends sporten, maar ik weet niet wat de, wat de werktijden zijn zeg maar. C: Nee maar weet je, wij hebben eh.. een aantal mensen binnen, die zouden misschien onder werktijd kunnen sporten, maar dat kun je nooit maken ten opzichte van de jongens die op de weg zitten. En de jongens die op de weg zitten rijden bij ons om 5 uur ’s ochtends weg en ’s avonds om 5 uur zijn die er weer. Dus dat kan gewoon niet. Die zitten op bouw eh, door heel Nederland. M: Ja, dus dan zou het de avonduren , zou dan nog het meest gunstig zijn. C: Ja, en de weekenden. M: Ja en de weekenden, oké. Ehmmm, nou ja, ehm als de werknemers dus wel zouden willen komen sporten, hoe vaak zou u dan willen zien dat ze komen sporten? Kunt u daar wat over zeggen? C: Nou je kunt het niemand verplichten. M: Nee. C: Maar minimaal 1 keer per week vind ik normaal. M: Ja, 1 keer in de week sowieso, ja. Oké, ehm hoe belangrijk zijn fitte en gezonde werknemers voor uw bedrijf? C: Heel belangrijk. Je moet tegenwoordig 2 jaar loon doorbetalen, dus je wilt graag dat iedereen fit is en eh, en gezond. Het kost altijd geld. M: Ja. Ehm, welke voordelen ziet u voor uw bedrijf als u bedrijfsfitness inzet? C: Ehh, ja hopelijk een gezond klimaat en eh, ik denk dat het ook gewoon een stukje team is dan hè. Je komt mekaar tegen in de sportschool, je maakt toch nog wel weer een praatje, je krijgt met je collega’s dan een ander contact. Ik denk wel heel leuk. M: Hmhm, ja. Ehmm, heeft u verder nog wensen op het gebied van registratie van leden, stel dat mensen hier komen heeft u, wilt u dan een terugkoppeling van wat ze gedaan hebben? C: Ja natuurlijk, want als je geld bijdraagt vind ik ook dat je, kijk ze kunnen wel het hele jaar niet gaan sporten, maar je betaalt er wel voor, dus dat is natuurlijk niet de bedoeling. M: Ja oké, en hoe zou u dat dan graag willen zien? C: Ik zou gewoon 1 keer in het half jaar of 1 keer in het kwartaal dan een uitdraai willen zien van hoe vaak dat iedereen gesport heeft. M: Oké, en ook met bijvoorbeeld calorieverbruik, tijden. C: Neu, neu dat vind ik niet echt belangrijk. M: Dat niet, gewoon met wanneer ze zijn geweest, hoe vaak. C: Ja. M: Oké. Dat is duidelijk. Ehm, heeft u verder nog andere wensen of behoeften eh op het gebied van bedrijfsfitness? Of u zelf nog een aanvulling heeft, wat u belangrijk vind. C: Nou, niet direct. M: Nee?
75
Marije Bruggeman, januari 2011
C: Nee. M: Oké, is verder alles wel duidelijk hoe het nu allemaal geregeld is? C: …… ja. M: Heeft u verder nog vragen? C: Nee. M: Nee? Oké, nou dan bij deze dan eh, zijn we aan het einde gekomen van het interview. In ieder geval bedankt voor de tijd. C: Ja, jij succes. M: Ja dank je wel.
Gespreksduur: 6.46 minuut
76
Marije Bruggeman, januari 2011
Bijlage 9: Verslag interviewvragen Dimence 1. Kunt u wat vertellen over uzelf en uw werkzaamheden bij Dimence? Ik werk sinds oktober 2009 binnen Dimence en ben teamleider van de zorgappartementen en het PDC (psychiatrisch diensten centrum) 2. Wat is het doel voor Dimence om bedrijfsfitness aan te bieden aan de werknemers? Mensen meer in beweging krijgen waardoor medewerkers beter in hun vel zitten en er uiteindelijk minder ziekteverzuim op treedt. 3. Wat zijn uw wensen wat betreft het aanbod van Lifestyle Centre? (Denk hierbij aan activiteiten, tijden, frequentie) Tijden moeten ruim zijn omdat er in wisselende diensten wordt gewerkt. Frequentie ligt aan medewerker zelf. 4. Hoe kijkt u aan tegen het belang van fitte en gezonde werknemers? Is heel belangrijk, omdat er zo min mogelijk ziekteverzuim moet zijn binnen het bedrijf. Medewerkers moeten zich lichamelijk en fysiek fit voelen, zodat ze niet uitvallen en hun werk goed kunnen doen. 5. Wat vindt u belangrijk op financieel gebied? Moet financieel aantrekkelijk zijn dus niet te duur. 6. Wat zijn voor u als werkgever/manager de voordelen van bedrijfsfitness? Dat mensen met een relatief goedkoop fitness abonnement, zichzelf fit kunnen houden en dus minder snel uitvallen op het werk. 7. Heeft u wensen op het gebied van registratie van de werknemers, wilt u dat dit bijgehouden wordt en wilt u hiervan een terugkoppeling? (Evt. bij de factuur o.i.d.) Ik ben niet op de hoogte van de voorwaarden die er zijn gemaakt tussen Lifestyle Centre en Dimence dus kan geen antwoord op deze vraag geven. 8. Heeft u verder nog andere wensen en/of behoeften op het gebied van bedrijfsfitness? Geen. 9. Heeft u nog andere vragen? Geen.
77
Marije Bruggeman, januari 2011
Bijlage 10: Verslag interviewvragen Zorggroep Raalte 1. Kunt u wat vertellen over uzelf en uw werkzaamheden bij Zorggroep Raalte? Mijn rol is die van Teammanager Wonen. Dit houdt in dat ik leiding geef aan alle facilitaire teams. Zelf ben ik 8 ½ jaar in dienst van Zorggroep Raalte 2. Wat is het doel voor Zorggroep Raalte om bedrijfsfitness aan te bieden aan de werknemers? Gezonde en fitte medewerkers, Aantrekkelijke secundaire arbeidsvoorwaarde 3. Waarom is er gekozen voor Lifestyle Centre, voor bedrijfsfitness? Lifestyle Centre is een onderneming uit Raalte, Zorggroep Raalte is ook gevestigd in Raalte (en buurtdorpen). Veel van onze medewerkers komen ook uit Raalte of wonen in een van de buurtdorpen. Het verband is dan snel gelegd 4. Wat zijn uw wensen wat betreft het aanbod van Lifestyle Centre? (Denk hierbij aan activiteiten, tijden, frequentie) Ik denk dat de medewerkers te allen tijde naar Lifestyle Centre toe moeten kunnen gaan. Misschien is het een idee om folder materiaal in de locaties neer te leggen met daarop alles wat jullie te bieden hebben? 5. Hoe kijkt u aan tegen het belang van fitte en gezonde werknemers? Natuurlijk willen we allemaal fitte en gezonde medewerkers. Een laag ziekteverzuim scheelt de organisatie veel geld. 6. Wat vindt u belangrijk op financieel gebied? Dat het voor alle medewerkers ongeacht de hoogte van het salaris bereikbaar is 7. Wat zijn voor u als werkgever/manager de voordelen van bedrijfsfitness? Fitte medewerkers (voordeel voor iedereen) financieel aantrekkelijk. 8. Heeft u wensen op het gebied van registratie van de werknemers, wilt u dat dit bijgehouden wordt en wilt u hiervan een terugkoppeling? (Evt. bij de factuur o.i.d.) Ik zou wel graag willen weten wie er allemaal gebruik maken van dit aanbod. 9. Heeft u verder nog andere wensen en/of behoeften op het gebied van bedrijfsfitness? Nee 10. Heeft u nog andere vragen? Nee
78
Marije Bruggeman, januari 2011
Bijlage 11: Tabellen enquête bedrijfsfitness Tabel 5: Wat is uw geslacht? (enquêtevraag 1) Schoonmaakbedrijf
Installatie
Dimence
Zorggroep
Totaal
Te Wierik
Techniek Raalte
Man
5
2
1
2
10
Vrouw
15
2
15
52
84
Totaal
20
4
16
54
94
Schoonmaakbedrijf
Installatie
Dimence
Zorggroep
Totaal
Te Wierik
Techniek Raalte
< 20 jaar
0
0
0
2
2
20-30 jaar
7
1
2
3
13
30-40 jaar
6
1
0
10
17
40-50 jaar
1
2
5
20
28
> 50 jaar
6
0
9
18
33
Totaal
20
4
16
53
93
Raalte
Tabel 6: Wat is uw leeftijd (enquêtevraag 2).
Raalte
Tabel 7: Wat zijn je belangrijkste motieven geweest om te starten met sporten? (enquêtevraag 8). Schoonmaakbedrijf
Installatie
te Wierik
Techniek
Dimence
Zorggroep Raalte
Totaal
Raalte Geen, ik sport niet
8
0
2
8
18
Beperken van stress
3
0
3
1
7
Om af te vallen
6
3
4
11
24
Op advies van mijn arts/fysiotherapeut
1
0
4
6
11
Op advies van vrienden/familie/collega's
3
0
1
0
4
Verbeteren van de gezondheid in algemene zin
6
3
11
24
44
Verbeteren van de lichamelijke conditie
9
2
7
29
47
Voor de mentale ontspanning
4
3
4
14
25
Voor de sportprestatie
2
0
1
2
5
Voor het sociale aspect, de gezelligheid
3
2
3
14
22
Voor het wedstrijdelement
1
0
0
2
3
Totaal
46
13
40
111
210
79
Marije Bruggeman, januari 2011
Tabel 8: Wat zijn je belangrijkste motieven om door te gaan met sporten? (enquêtevraag 9). Schoonmaakbedrijf
Installatie
te Wierik
Techniek
Dimence
Zorggroep
Totaal
Raalte
Raalte Geen, ik sport niet
9
0
2
10
21
Beperken van stress
3
0
1
1
5
Om af te vallen
6
3
2
10
21
Op advies van mijn arts/fysiotherapeut
1
0
4
4
9
Op advies van vrienden/familie/collega's
1
0
0
0
1
Verbeteren van de gezondheid in algemene zin
5
2
9
21
37
Verbeteren van de lichamelijke conditie
8
2
8
25
43
Voor de mentale ontspanning
3
2
4
12
21
Voor de sportprestatie
1
0
0
4
5
Voor het sociale aspect, de gezelligheid
3
2
3
13
21
Voor het wedstrijdelement
0
0
0
2
2
Totaal
40
11
33
102
186
Tabel 9: Welk tijdstip komt je het best uit om te sporten? (enquêtevraag 3). Schoonmaakbedrijf
Installatie
Te Wierik
Techniek Raalte
3
1
5
8
17
1
0
3
5
9
’s Middags na werktijd
3
0
8
18
29
‘s Avonds
15
4
9
34
62
Totaal
22
5
25
65
117
’s Ochtends voor het
Dimence
Zorggroep
Totaal
Raalte
werk
Tussen de middag (lunchpauze)
Tabel 10: Welke dag(en) komt/komen je het best uit om te sporten? (enquêtevraag 4). Schoonmaakbedrijf
Installatie Techniek
Dimence
Zorggroep Raalte
Totaal
Te Wierik
Raalte
Maandag
7
2
8
21
38
Dinsdag
9
1
7
24
41
Woensdag
6
3
11
27
47
Donderdag
9
0
8
19
36
Vrijdag
3
0
6
14
23
Zaterdag
5
1
1
8
15
Zondag
4
1
2
7
14
80
Marije Bruggeman, januari 2011
Totaal
43
8
43
120
214
Tabel 11: Welke van de onderstaande methodes spreekt je het meest aan? (enquêtevraag 16). Schoonmaakbedrijf
Installatie Techniek Raalte
Dimence
Zorggroep Raalte
Totaal
Te Wierik Een clinic (eenmalig)
5
0
1
8
14
Een (introductie)cursus
1
0
2
11
14
9
2
11
17
39
15
2
14
36
67
(4 tot 8 keer) Structurele activiteiten (wekelijks) Totaal
Tabel 12: Welke van de onderstaande sportvormen spreekt je het meest aan? (enquêtevraag 17). Schoonmaakbedrijf
Installatie Techniek
Te Wierik
Raalte
5
Met collega’s sporten in
Dimence
Zorggroep Raalte
Totaal
0
1
6
12
7
0
3
6
16
9
0
4
20
33
1
0
8
11
20
1
2
6
8
17
3
0
2
9
14
2
0
2
10
14
28
2
26
70
126
een eigen groep (circuittraining) Samen met mijn partner fitnessen (partner ook met voordeel) Individueel sporten in de fitnesszaal met persoonlijk programma Meedoen met groepslessen Een combinatie van fitness en groepslessen Een combinatie van fitness en fysiotherapie Een combinatie van fitness en diëtetiek Totaal
Tabel 13: Wat vind je momenteel van je eigen lichamelijke gezondheid? (enquêtevraag 10).
81
Schoonmaakbedrijf
Installatie
Dimence
Zorggroep
Totaal
Te Wierik
Techniek Raalte
Zeer goed
0
0
0
4
4
Goed
8
0
4
14
26
Voldoende
4
2
8
15
29
Matig
2
1
2
9
14
Onvoldoende
2
0
0
0
2
Slecht
2
0
0
1
3
Raalte
Marije Bruggeman, januari 2011
Zeer slecht
0
0
0
0
0
Totaal
18
3
14
43
78
Tabel 14: Vind je dat je momenteel genoeg beweegt? (enquêtevraag 11). Schoonmaakbedrijf
Installatie
Dimence
Zorggroep
Totaal
Te Wierik
Techniek Raalte
Ja
12
2
7
32
53
Nee
6
1
7
10
24
Totaal
18
3
14
42
77
Raalte
Tabel 15: Hoeveel dagen per week beweegt u matig intensief gedurende ten minste 30 minuten? (enquêtevraag 5) Schoonmaakbedrijf
Installatie Techniek
Dimence
Zorggroep Raalte
Totaal
Te Wierik
Raalte
0 dagen in de week
1
0
1
0
2
1 dag in de week
2
0
3
3
8
2 dagen in de week
1
2
1
3
7
3 dagen in de week
0
1
2
9
12
4 dagen in de week
7
0
4
6
17
5 dagen in de week
5
0
0
11
16
6 dagen in de week
1
0
1
7
9
7 dagen in de week
3
0
3
6
12
Totaal
20
3
15
45
83
Tabel 16: Hoeveel dagen per week beweegt u zwaar intensief gedurende ten minste 20 minuten? (enquêtevraag 6) Schoonmaakbedrijf
Installatie Techniek
Te Wierik
Raalte
Dimence
Zorggroep Raalte
Totaal
0 dagen in de week
5
0
7
9
21
1 dag in de week
3
2
3
11
19
2 dagen in de week
5
0
2
12
19
3 dagen in de week
1
1
2
8
12
4 dagen in de week
1
0
0
3
4
5 dagen in de week
2
0
0
2
4
6 dagen in de week
0
0
0
0
0
7 dagen in de week
2
0
1
0
3
Totaal
19
3
15
45
82
82
Marije Bruggeman, januari 2011
Tabel 17: Heb je de intentie om meer te gaan bewegen? (enquêtevraag 12). Schoonmaakbedrijf
Installatie
Dimence
Zorggroep
Totaal
Te Wierik
Techniek Raalte
Ja
12
2
10
13
37
Nee
5
1
7
32
45
Totaal
17
3
17
45
82
Raalte
Tabel 18: Als je de intentie hebt om meer te gaan bewegen, denk je dat je die kan waarmaken? (enquêtevraag 13). Schoonmaakbedrijf
Installatie
Dimence
Zorggroep
Totaal
Te Wierik
Techniek Raalte
Ja
10
1
7
11
29
Nee
2
1
3
2
8
Totaal
12
2
10
13
37
Raalte
Tabel 19: Wanneer uw bedrijf het komende jaar structureel bedrijfsfitness aanbiedt, ga je dan deelnemen? (enquêtevraag 15). Schoonmaakbedrijf
Installatie
Dimence
Zorggroep
Totaal
Te Wierik
Techniek Raalte
Ja
11
2
12
14
39
Nee
7
1
4
27
39
Totaal
18
3
16
41
78
Raalte
Tabel 20: Wat is de belangrijkste reden om je beweegpatroon niet te veranderen? (enquêtevraag 14). Schoonmaakbedrijf
Installatie Techniek
Dimence
Zorggroep Raalte
Totaal
Te Wierik
Raalte
Ik beweeg genoeg
4
2
6
20
32
Ik ben bang voor
0
0
0
0
0
Ik heb geen tijd
4
1
3
7
15
Ik heb geen zin om te
1
0
1
3
5
5
0
1
2
8
2
0
1
3
6
0
0
1
3
4
Ik vind sporten niet leuk
0
0
0
1
1
Een eerdere poging is
0
0
2
2
4
16
3
15
41
75
blessures
sporten/bewegen Ik wil niet in mijn eentje sporten Ik weet niet welke sport ik zou moeten doen Ik heb een fysieke beperking waardoor ik niet kan sporten
mislukt Totaal
83
Marije Bruggeman, januari 2011
84