St. Scouting St. Franciscus Wijchen (Land)kaarten Een kaart geeft ons een schat aan informatie over de omgeving waarin we op pad zijn. Maar om al die informatie te kunnen gebruiken moet je natuurlijk wel weten waar je het kunt vinden. Daarom gaan we eerst eens beter naar de kaart kijken.
S oorten kaarten Er zijn een heleboel soorten kaarten. Voor op het water zijn er speciale waterkaarten. Daarop zie je vooral het water en alles op het land is eenvoudig gehouden. Op vakantie in de auto gebruik je vaak kaarten waar een groot deel van het land op staat. De grote wegen zijn duidelijk te zien, maar de kleine voetpaden zul je niet vinden. In dit stuk gaan we vooral kijken naar stafkaarten. Deze kaarten zul je het meest gebruiken op hike, want je kunt er veel details op vinden. Schaal Een kaart is een verkleinde weergave van de werkelijkheid. Anders gezegd: het is net alsof je in een vliegtuigje boven het gebied vliegt en alles onder je in het klein ziet. Om te weten hoe groot alles in het echt is staat er op de kaart aangegeven wat de schaal van de kaart is. Kijk eens naar dit plaatje dat van de voorkant van een stafkaart komt.
Deze kaart heeft een schaal van 1:25000 (spreek uit als één op vijfentwintigduizend). Eén centimeter op de kaart is in het echt 25000 centimeter, oftewel 250 meter. Als je niet zo goed bent in het snel uitrekenen hoeveel één centimeter nou is, dan kun je misschien wel onthouden dat je de komma vijf plaatsen naar links moet verplaatsen om kilometers te krijgen. 25000,00 wordt dan 0,25 en één centimeter is op deze kaart inderdaad 0,25 kilometer. Andere schalen die bij stafkaarten veel voorkomen zijn 1:50000 (1 centimeter is 0,5 kilometer) en 1:100000 (1 centimeter is 1 kilometer).
Legenda Op een kaart staan een heleboel tekentjes en lijntjes. Het is erg handig als je ook weet wat dat alles voorstelt. Ergens op het kaartblad staat waarschijnlijk een legenda. Een legenda is een overzicht van alle gebruikte tekens. Dat kan er bijvoorbeeld uitzien als het voorbeeld hiernaast, maar dan met uitleg erbij. Bestudeer de legenda van de kaarten die bij jouw groep worden gebruikt eens goed. Als je de belangrijkste symbolen uit je hoofd kent dan zul je onderweg veel vlotter met de kaart overweg kunnen. Als je bijvoorbeeld een windmolen en een kerk in de verte kunt zien, dan zul je al snel weten waar jouw positie op de kaart te vinden is als je weet wat de tekens daarvoor zijn.
ww.vrijdagverkenners.nl
www.scoutingwijchen.nl
St. Scouting St. Franciscus Wijchen Kleurgebruik De kleuren en patronen op de kaart kunnen je een heleboel informatie geven over de natuur. Kijk eens naar het overzichtje rechts. Als je op een kaart een heel groot vlak van type a ziet en maar een klein stukje van type i en jij staat in een bos, dan heb je heel snel op de kaart je positie gevonden. Behalve dat de kleuren en patronen nuttig kunnen zijn om je positie te bepalen, zijn ze ook zeker nuttig bij het bepalen van je route. Je zult bijvoorbeeld lopend niet in een moeras terecht willen komen. De kaart kan je daarvoor ver van tevoren waarschuwen. Kijk dus goed naar de kaart en zoek dingen op in de legenda als je niet zeker weet wat het is. Het kan je tocht een stuk prettiger maken.
a) weide met sloten b) boomgaard c) heg, smalle houtrand d) boomkwekerij e) kassen f) bouwland g) loofbos h) naaldbos i) gemengd bos j) griend k) heide l) zand m) dras en riet
Hoogtelijnen Heel erg nuttig zijn ook de hoogtelijnen. Het zijn die dunne lijntjes die vaak in cirkels lopen. Alle plekken op een lijn hebben dezelfde hoogte. Welke hoogte dat is zie je aan het getal dat ergens op de lijn staat. Deze hoogte is (op Nederlandse kaarten) gegeven ten opzichte van N.A.P. (Normaal Amsterdams Peil oftewel zeeniveau). Als er bij een lijn dus -2 staat, dan ligt alles op die lijn 2 meter onder N.A.P. Dit zul je in Nederland bijvoorbeeld veel in de polder zien. Kijk eens naar het eerste plaatje rechts. Je ziet één hoogtelijn voor 25 meter. Wat je op dit kleine stukje kaart niet ziet is dat de omgeving op 24 meter boven N.A.P. ligt. Waarschijnlijk is hier dus spraken van een klein plateau dat een meter boven de omgeving uitsteekt. Misschien zul je je nu afvragen waarom het een plateau is en niet bijvoorbeeld een enorme rotspunt die 40 meter de lucht in steekt. Het antwoord is simpel. Twee hoogtelijnen die naast elkaar liggen verschillen op een kaart altijd evenveel van hoogte. Op de ene kaart is het verschil tussen twee hoogtelijnen 5 meter en op anderen bijvoorbeeld 10 meter. Op deze kaart hiernaast is het 5 meter. Als de verhoging dus 30 meter of hoger was geweest, dan hadden we binnen deze ring nog een andere gezien met 30 erbij.
Coördinaten Om elke plaats op de wereld te kunnen aanduiden gebruiken we coördinaten. Geen lange beschrijvingen, maar gewoon een paar cijfers en je weet meteen waar je heen moet. Het werkt heel simpel. Op de kaart staan horizontale en verticale lijnen. Samen vormen ze een vierkantennet of grid. Die kaartvierkanten hebben niet noodzakelijk iets te maken met het geografische net waar we zo nog op terugkomen. Elke kaartenmaker kan zijn eigen index bedenken. Op de Nederlandse topografische kaarten is elk vierkant 1000 meter lang en breed. De verticale lijnen zijn uitgaand van een bepaald punt genummerd van het westen naar het oosten, de horizontale lijnen (uitgaande van hetzelfde punt) van het zuiden naar het noorden. Als we een bepaald vierkant willen aangeven, dan nemen we eerst het nummer van de lijn die de westelijke grens van het vierkant vormt (westlijn), en vervolgens de lijn die de zuidgrens vormt (zuidlijn). In het voorbeeld hier rechts zijn de coördinaten van het zwarte vakje 2 - 2.
ww.vrijdagverkenners.nl
www.scoutingwijchen.nl
St. Scouting St. Franciscus Wijchen Het geografische net Zoals beloofd komen we nog terug op het geografische net. Tegen het einde van de 19e eeuw werd de wereld verdeeld in 24 tijdzones van elk 15 graden breed, deze worden meridianen genoemd. Natuurlijk zie je deze lijnen niet echt in het landschap, maar zijn het denkbeeldige indelingen. De meridiaan van Greenwich, UK, is het nulpunt. De zon passeert de meridiaan van Greenwich om 12 uur 's middags. Vanuit Greenwich zijn er 180 meridianen naar het westen (westerlengtes) en 180 naar het oosten (oosterlengtes). Ze staan allemaal loodrecht op de evenaar. Hun onderlinge afstand is op de evenaar 111 kilometer. Die afstand wordt steeds kleiner des te verder je van de evenaar komt. Uiteindelijk komen de meridianen samen op de noord- en zuidpool. Naast deze lengtecirkels zijn er ook breedtecirkels (parallellen). Ze heten parallellen omdat ze parallel lopen aan de evenaar. Er zijn er 90 op het noordelijk halfrond (ten noorden van de evenaar) en 90 op het zuidelijk halfrond (ten zuiden van de evenaar). De 90e breedtegraad valt samen met de polen. De telling begint dus aan de evenaar. De onderlinge afstand is altijd 111 kilometer. De graden worden onderverdeeld in minuten (') en seconden (''). Elke graad is 60 minuten, elke minuut is 60 seconden. Omdat de afstand tussen de breedtecirkels overal gelijk is kunnen we als volgt rekenen: Breedte-minuut = 111km:60 = 1,85km = 1 zeemijl Breedte seconde = 1,85 km:60 = 31 m Elk punt op aarde kan worden vastgelegd met de coördinaten, het snijpunt van een meridiaan en een parallel, een lengte- en een breedtegraad. Amsterdam ligt bijvoorbeeld op 52°21' NB (noorderbreedte) en 4°55' OL (oosterlengte). Als we een bepaalde plaats in Amsterdam hadden willen aanduiden, dan hadden we er ook nog breedte-seconden en lengte-seconden bij gegeven. Op veel kaarten staan de meridianen en parallellen aangegeven.
UTM Als laatste zullen we hier het UTM coördinatensysteem bespreken. UTM staat voor Universele Transversale Mercator projectie. Deze kaarten worden veel voor militaire doeleinden gebruikt. De rede dat er nog een systeem is om de aarde in vakken te verdelen is eigenlijk heel simpel. Als je op een kaart op een nauwkeurige manier de meridianen en parallellen tekent, dan zullen dat geen rechte lijnen zijn, maar gebogen lijnen. Dat is niet handig om coördinaten mee op te zoeken. Daarom is de wereld opgedeeld in een heleboel rechthoekige vakken. De naam Mercator slaat op het kaartprojectie waarbij je de hele wereld als een plat vlak ziet. Dit is ook de kaart die gebruikt is om de wereld in vakken te verdelen. Je ziet hieronder het overzicht.
ww.vrijdagverkenners.nl
www.scoutingwijchen.nl
St. Scouting St. Franciscus Wijchen
In dit vierkantennet is de wereld verdeeld in 60 zones die van noord naar zuid lopen. Elk zone heeft een breedte van 6°. Deze zones hebben allemaal een nummer, beginnend met zone 1, tussen 180° en 174° westerlengte, en lopen op tot zone 60, tussen 174° en 180° oosterlengte. Er lopen ook stroken oost-west, die duiden we aan met een letter. Zoals je rechts op het kaartje kan zien lopen die letters van C tot en met X. Nederland valt in de zones 31U en 32U. De cijfers links zijn die van het geografische net. Als je goed kijkt zie je dat niet de hele wereld binnen het UTM systeem valt. De beide polen vallen buiten het netwerk. Binnen zo'n vak (bijvoorbeeld 31U in Nederland) is er weer een verdeling in vierkanten van 100 kilometer. Die vakken zijn vervolgens weer codes gegeven van twee letters. Er zijn verschillende manieren om UTM-coördinaten te noteren. Het ene systeem gebruikt die twee letters wel, het andere niet. Kijk maar eens naar de voorbeelden verderop op deze pagina. In elke zone worden coördinaten gemeten in meters. De waarden naar het noorden (northings) worden doorlopend gemeten vanaf de evenaar. Op de evenaar is de waarde 0 en die loopt op naar het noorden. Op het noorderlijk halfrond is die waarde dus altijd positief. Als de evenaar 0 is dan zouden alle zones op het zuidelijk halfrond een negatieve waarde krijgen. Omdat men dat niet wilde is er gedaan alsof de evenaar op 10,000,000 meter noordelijk ligt. Dus voor de duidelijkheid: 1 kilometer boven de evenaar heeft als noordelijke waarde 1000N en 1 kilometer ten zuiden van de evenaar heeft als waarde 9 999 000N. De waarden naar het oosten (eastings) binnen een zone noteren we ook in meters. Om ook daar geen negatieve waarden te krijgen is er ook hier een truukje bedacht. De centrale medidiaan in een zone heeft de waarde 500.000 meter. Vanaf daar kan elk punt een waarde worden gegeven. Waarden ten westen van de centrale meridiaan hebben een waarde kleiner dan 500 000E (de E staat voor East/Oost) en de waarden ten oosten een waarde groter dan 500 000E. Een oostelijke waarde van 0 komt nooit voor omdat een 6° brede zone nooit breder is dan 674,000 meter. Een coördinaat volgens het UTM-systeem bestaat dus uit het nummer van de zone en de coördinaten in meters binnen die zone.
Coördinaten bepalen Genoeg theorie, we gaan nu echt aan de slag. Wat voor vierkantennet er ook op de kaart staat, het is handig om met een kaarthoekmeter om te kunnen gaan om de coördinaten van een plaats op te zoeken of om na te gaan waar een gegeven coördinaat zich bevindt. Zonder kaarthoekmeter kun je namelijk wel makkelijk zien in welk vierkant de plaats ligt, maar niet wat de coördinaten binnen dat vierkant zijn. Een kaarthoekmeter is een plastic, doorzichtig plaatje dat je op de kaart legt. Op een kaarthoekmeter staan een aantal zaken zoals een lineaal en een gradenboog. Voor deze oefening zijn de twee hoeken het belangrijkste. Er is een hoek voor kaarten met schaal 1:25.000 en een hoek voor 1:50.000. De hoek heeft dezelfde afmetingen als een vierkant op de kaart en de lijnen zijn verdeeld in 100 stukjes. Er staat een streepje om de 2 eenheden.
ww.vrijdagverkenners.nl
www.scoutingwijchen.nl
St. Scouting St. Franciscus Wijchen Het vinden van het coördinaat is erg simpel. We laten het je zien aan de hand van het kaartje rechts. In het eerste kaartje zie je het eerste vierkant op een kaart, helemaal links onderaan. We gebruiken dat vak voor dit voorbeeld omdat de getallen langs de lijn zo duidelijk in beeld zijn. In dit geval zijn de getallen van het nationale, rechthoekige coördinatensysteem van de Rijksdriehoekmeting (RD) waarvan de oorsprong in Amersfoort ligt (155000,463000). Dit systeem wordt daarom ook wel eens het Amersfoort-coördinatensysteem genoemd. De getallen zijn in kilometers, maar dat had je waarschijnlijk al gezien omdat de nummers met 1 oplopen per kaartvierkant. We willen de coördinaten weten van het kruispunt bij de pijl. We kijken eerst naar de westlijn en zien dat dat hier 200 is. Dan kijken we naar de zuidlijn, die hier 462 is. We hebben nu al 200 462, maar we willen een nauwkeuriger coördinaat. We pakken een kaarthoekmeter. We kijken welke hoek we moeten hebben, in dit geval die voor schaal 1:25.000. We leggen het nulpunt van die hoek op het snijpunt van de west- en de zuidlijn en schuiven het nulpunt nu naar ons kruispunt toe. Als je dat hebt gedaan, dan ziet het er net zo uit als op het tweede kaartje. We lezen nu op de westlijn af welk getal achter de 200 gaat komen en dat is 46. Op de zuidlijn zien we 32 staan en dat komt achter 462. We hebben het coördinaat gevonden: 20046 46232 Zoals je ziet was dit helemaal niet moeilijk. Als je in een hike een coördinaat gegeven krijgt en je moet die plaats op de kaart opzoeken om er naartoe te gaan, dan ga je precies hetzelfde te werk. Eerst zoek je het goede vierkant op, en vervolgens schuif je de kaarthoekmeter net zover het vak in als aangegeven is in het coördinaat. Het nulpunt wijst nu de goede locatie aan. Een goed ezelsbruggetje om te onthouden dat je eerst horizontaal de coördinaat bepaald en daarna verticaal is: "Eerst het huis in, dan de trap op"
Leiders hebben vaak een groot gevoel voor humor en zullen soms puzzeltjes inbouwen. Let bij het lopen van een hike bijvoorbeeld op de volgende zaken: • •
Let er goed op welke index je moet gebruiken voor het gegeven coördinaat. Vaak staan er op een kaart namelijk meerdere. Als het al bekend is in welk vierkant jullie moeten zijn kan het zijn dat het eerste deel van het coördinaat (de kilometers) weg wordt gelaten.
ww.vrijdagverkenners.nl
www.scoutingwijchen.nl