Onderzoeksrapport
Sprookjes Babette Mouallem
Cursusnaam: Dream Discover Do Cursuscode: JDE-SCON.3V-13 (5 EC, jaar 3-4) Docent: Madris Duric Studentnummer: 1607017 Dit document bevat .. woorden en is vrij van spelfouten
1
Inhoudsopgave Inleiding...........................................................................................................................................................3 Waarom en voor wie zijn sprookjes ontstaan?................................................................................................3 Wat hebben sprookjes te maken met het menselijk bewustzijn?....................................................................5 Welke verschillende functies hebben sprookjes binnen onze maatschappij?..................................................6 Op welke manier zijn sprookjes nog altijd inzetbaar in onze huidige maatschappij?.....................................8 Conclusie........................................................................................................................................................10 Bronnen.........................................................................................................................................................11
Deze sprookjes zijn geen onzinnige verhalen geschreven om rijke nietsnutten te amuseren; ze belichamen de diepzinnige religie van onze voorvaderen . . . (Wägner, Macdowall and Anson, 1917)
Inleiding In de tijd waarin we leven lijken sprookjes een bloeitijd door te maken. De afdelingen met kinderboeken van bibliotheken en boekenwinkels bieden een breed scala aan uitgaven van bekende sprookjes die zijn voorzien van kleurrijke en levendige illustraties. Het aanbod bevat sprookjes uit alle delen van de wereld. Om de tijd te kunnen doorstaan zullen traditionele sprookjes moeten beschikken over een sterke narratieve formule; andere bronnen van vermaak gaan lang niet zo lang mee. Als Content Designer wil ik de verschillende narratieve kwaliteiten van sprookjes ontleden om deze in te kunnen zetten bij mijn toekomstige content. Hierom mijn hoofdvraag: “Wat is het narratieve mysterie van sprookjes?”
Waarom en voor wie zijn sprookjes ontstaan? Al eeuwen gebruikt de mens verhalen om zijn cultuur, moralen en wijsheden over te brengen. Sprookjes zijn in essentie volksverhalen. Zij staan voor verscheidene sociale wijsheden van menselijke gemeenschappen en bevatten duidelijke moralen of lessen. (InfoNu, 2015) Het doorgeven van sprookjes werd sinds het begin der tijden door middel van mond-op mond-gedaan, maar ze zijn pas relatief recentelijk grootschalig vastgelegd door de komst van de boekdrukkunst. Dit verklaart waarom veel sprookjes in oudere tijden gruwelijke details bevatten, die over de jaren zijn weggelaten opdat de verhalen geschikter werden voor jonger publiek.
2
Er zijn een aantal bekende schrijvers die vele beroemde sprookjes in één keer hebben verzameld in grote bundels, waaronder Giambattista Basile, Jean de la Fontaine, Charles Perrault en De gebroeders Grimm. (InfoNu, 2016) Omdat sprookjes afgeleid zijn van belangrijke levenslessen en moralen tonen ze over de hele wereld vaak grote gelijkenissen. Tegenwoordig worden sprookjes beschouwd als literatuur voor kinderen, terwijl ze gelaagd zijn in mate die misschien alleen volwassen daadwerkelijk kunnen begrijpen. Cultuur curator Erika Eichenseer vertelt namelijk dat sprookjes niet alleen voor kinderen zijn. Hun hoofddoel was jong-volwassenen te helpen op hun pad naar volwassenheid, om ze te laten zien dat gevaar en uitdagingen konden worden overkomen met deugdzaamheid, beleid en moed. (the Guardian, 2012) Deskundigen in de filologie en mythologie zijn het erover eens dat er een gemeenschappelijke bron is voor alle sprookjes. John Thackray Bunce, schrijver van Fairy Tales: Their Origin and Meaning zegt dat zowel Keltische en Germaanse als Noord-Europese mythen afgeleid zijn van universele thema’s, en van de levendige beeldspraak zoals die in de heilige boeken van de Hindoes en Perzen is gevonden. De Zweedse onderzoeker Fredrick Sander, die verscheidene boeken over de orgine van mythen en sprookjes heeft geschreven, was ervan overtuigd dat de Noorse mythologie uit India kwam en meer mythologische elementen van de Hindoes bevat dan de klassieke Griekse en Romeinse mythologie, die veel minder oorspronkelijk zijn. (Crossley-Holland, 1980)
3
Een voorbeeld van een beroemd sprookje dat begon bij de Hindoes is er één die iedereen kent: Er was eens een hindoe-radja met maar één dochter, die met een gouden halssnoer was geboren. Dit halssnoer bevatte haar ziel, en als het halssnoer haar zou worden ontnomen, zou de prinses sterven. Op haar verjaardag gaf de radja zijn dochter een paar muiltjes die met goud en edelstenen was ingelegd. De prinses ging naar buiten de bergen in om bloemen te plukken, tot één van haar muiltjes naar beneden viel in het bos. Een prins die op jacht was in het bos vond het verloren muiltje en werd er zo door bekoord dat hij wenste dat de draagster ervan zijn vrouw zou worden. Hij maakte zijn wens overal bekend, maar niemand kon hem vertellen aan wie het muiltje toebehoorde. De prins beviel een groot verdriet. Na lange tijd hoorden enkele mensen uit het land van de radja van het verhaal, en vertelden de prins waar hij de dochter van de radja kon vinden. Hij ging naar haar toe en vroeg haar tot zijn vrouw, waarop kort erna een bruiloft volgde. Na een zekere tijd stal een andere vrouw van de prins, die jaloers was op de dochter van de radja, het halssnoer en deed het om haar eigen nek. De dochter van de radja stierf, maar haar lichaam verging niet. Ook de blos in haar gezicht bleef bewaard. De prins bezoht haar iedere dag, want zijn liefde vervaagde niet. Toen hij het geheim van het halssnoer ontdekte, nam hij het terug en deed het weer om de hals van zijn gestorven vrouw. De ziel van de prinses keerde terug naar diens lichaam, opdat ze weer tot leven kwam en zij, samen met haar prins, nog lang en gelukkig leefden. Het verloren muiltje komt ook voor in een oude Griekse legende over een mooie vrouw genaamd Rhodope, ‘De vrouw met de roze wangen’. Terwijl ze aan het baden is, vliegt een adelaar met één van haar muiltjes weg.
De adelaar vliegt er mee naar Egypte en laat het in de schoot van de Farao vallen. Het muiltje is zó klein dat de koning verliefd wordt op de bevallige draagster ervan, met haar vermoedelijk even edele voetjes. Hij laat naar haar zoeken. Wanneer ze is gevonden neemt hij haar tot zijn vrouw. Uit dit verhaal zijn duidelijke overeenkomsten te halen met Cinderella, de Engelse variant van dit verhaal. Er zijn Indiase, Griekse, Franse, Duitse, Scandinavische en Engelse variaties op hetzelfde sprookje, waarbij ieder land op de essentie van het verhaal zijn specifieke stempel drukte of er zijn eigen kleur aan gaf. In een interpretatie van Elsa-Brita Titchenell in haar boek Masks of Odin praat ze over Askungen.(Assepoester) Sprookjes als deze behoren tot een mondelinge overlevering die van generatie op generatie door mensen van het land werd doorgegeven.
Wat hebben sprookjes te maken met het menselijk bewustzijn? In de loop van mijn onderzoek stuitte ik steeds meer op esotherische, spirituele verklaringen voor de narratieve kracht van sprookjes. Verschillende patronen en figuren schijnen(onbewust) tot de lezer te spreken. Sprookjes bevatten veel metaforen die op een natuurlijke wijze, zelfs door kinderen, worden geïnterpreteerd als moralen en levenslessen. Ik besloot hier dieper op in te gaan in een poging om dichter bij het geheim te komen van de eeuwige populariteit van sprookjes. De meeste bekende sprookjes volgen eenzelfde patroon: Een wanhopige jonge wees die wordt verbannen uit zijn of haar ouderlijk huis, wordt na verschillende beproevingen en vele tegenslagen gered door, en herenigd met iemand die hij of zij liefheeft. Dit kan zowel een ouder zijn als iemand van een koninklijke familie. Denk bijvoorbeeld aan Assepoester: Deze wees wordt door haar nare stiefmoeder en lelijke stiefzusters in de val gelokt en gedemoraliseerd, wat betekent dat de menselijke ziel van haar “spirituele natuur” is vervreemd. Dit geeft ruimte aan de “lagere kant” van de menselijke natuur die moet worden ervaren. De lagere kant zou een verslaving kunnen zijn, of verslonzen. Neem bijvoorbeeld alleen achter de computer zitten en niet in contact komen met wie je werkelijk bent. De personen in het leven van Assepoester zijn niet haar echte bloedverwanten, wat kan suggereren dat ze niet op haar plek is in de lagere kant van de menselijke natuur. De menselijke ziel behoort eigenlijk tot de “hogere kant” van haar menselijke natuur. Na haar situatie ontvlucht te zijn middels het bal, worstelt de ziel om haar rechtmatige status te vinden. Door middel van zuiver-en deugdzaamheid ontvangt ze de steun en hulp van haar feeërieke peettante, die staat voor de spirituele ziel. (ArendLandman.nl, 2014)
“Deze kracht van elfjes, die de menselijke ziel met haar goddelijke bron verenigt, is het kanaal (of het elfje) dat aan zijn kind alle spirituele eigenschappen toekent die het verdient.” (Titchenell, 1985) Onze “tweezijdige natuur” is dus de sleutel om deze sprookjes te ontcijferen. Misschien is dit de reden dat sprookjes ons zo aanspreken en wij zo vertrouwd ermee zijn, alsof we ze altijd hebben gekend.(Vaak is dit ook het geval) Welk verhaal het ook betreft, het is in essentie een soort spiegel die ons wordt voorgehouden. De typische figuren zoals de koning, koningin, prins of prinses, vader, fee, heks, kikker, reus, elfje, draak, een wit paard, beest en wees representeren ieder een bepaald deel in ons. Onze sterke en zwakke eigenschappen zien we terug in verschillende karakters, die ieder een rol hebben in onze groei. Nadat we veel hobbels en uitdagingen zijn overkomen vinden we als lezer de prins of prinses, representatief voor onze “hogere zelf”, waarmee we vaak mee trouwen en nog lang en gelukkig leven. (Jung, 1976) Het valse ego Volgens spirituele tradities worden we als mensen in gevangenschap gehouden in onze wereld die stikt van de verleidingen en verslavingen. Deze krachten doen zich in sprookjes voor in de vorm van ons “valse ego”. In sprookjes wordt deze vaak gepresenteerd als een wolf, reus, draak, slang of heks. Het is aan de mens om de manifestering van dit valse ego te verslaan. Wanneer dit valse ego is gedood of onschadelijk is gemaakt is de mens hernieuwd. Zo kan het ware innerlijk van de mens zich weer tot zijn volle kracht herstellen. Dit wordt in sprookjes vaak gerepresenteerd door het terugkeren naar huis.
In vele sprookjes komen de peettante, of helper, voor als symbool van de betere eigenschappen van de menselijke ziel, die in de vorm (goddelijke) hulp tot uitdrukking komen. 4
5
Veel karakters binnen sprookjes zijn achtertypen. Het zijn universeel te herkennen verschijningen die verschillende kanten van onze ziel symboliseren. De heks bijvoorbeeld, symboliseert vaak de “gevallen ziel”, die haar oorsprong uit het oog is verloren. Iedereen heeft een heks in zich, zo ook Assepoester die niet thuis was in haar omgeving. Ook draagt iedereen een prins, -bewust zijn van de bron- een draak -blokkade van de bewust wording- en een kikker -het onbewuste dat een transformatie moet doorgaan-. (Degoudgeleweg.nl, 2015) Is er bewijs voor de analyserende mogelijkheid van kinderen om (onbewust) moralen uit sprookjes te filteren? Alhoewel sommige psychologen claimen dat het voorlezen van moraal-gebaseerde sprookjes de morele geletterdheid van kinderen zou verbeteren,(W. Bennet, 1993) is er weinig concreet onderzoek te vinden die deze vraag kan beantwoorden. Er is echter een Amerikaanse studie verricht die 1: Testte of kinderen het thema uit een moraalgebaseerd sprookje kunnen extraheren en 2: Testte voor verschillen in ontwikkeling in het begrijpen van morale thematiek. Deelnemende kinderen uit groep 5 en 7 werden gevraagd om zowel het thema uit een lijst met opties te kiezen, als aan te geven welke van vier alternatieve overeen kwam met het origineel. Ook moesten ze vervolgens de rest van de alternatieven op volgorde rangschikken van minder trouw naar trouwst aan het origineel wat betreft de boodschap. (Bandura, 1969) Verschillen in de ontwikkeling van morele thema’s na het lezen waren significant, zelfs nadat het leesniveau van alle deelnemers was meegenomen in de beoordeling.
6
Welke verschillende functies hebben sprookjes binnen onze maatschappij? Sprookjes hebben over de jaren verschillende functies bemachtigd binnen culturen over de hele wereld. In deze deelvraag zal ik er vier van belichten om de veelzijdigheid van sprookjes aan te tonen. Op welke manieren kunnen sprookjes fungeren als communicatiemiddel? 1. Sprookjes als reflectie van een (innerlijk) conflict Sprookjes kunnen een uilaatklep zijn voor conflicten die zich in het echte leven afspelen. De zwakkere leden van de samenleving en de onvertegenwoordigden krijgen een stem in sprookjes. Vaak is de protagonist in een sprookje arm, onbevooroordeeld of staat hij oog in oog met een machtigere tegenstander. De protagonist vecht in de naam van zijn hele volk en wordt vereerd. Zijn onontkombaare succes aan het einde van het verhaal dient om hoop te brengen aan de onvertegenwoordigde leden binnen de maatschappij. 2. Sprookjes als een vorm van sociale allegorie Sprookjes kunnen een manier voor de verteller zijn om een vorm van ontevredenheid uit te drukken jegens (leden van) de maatschappij waarin hij zich bevindt. In samenlevingen waarin wordt neergekeken op vrijheid van meningsuiting, kunnen sprookjes een uitlaatklep vormen voor sociale kritiek, waardoor de sociale normen en morale codes van die samenleving weerspiegeld worden. Aan de andere kant echter, kunnen ze simpelweg fungeren als een vorm van ontsnapping aan de realiteit en het vervullen van bepaalde wensen: In sommige Palesteinse boeren gemeenschappen bijvoorbeeld, werd de geboorte van een zoon hoger geprezen dan die van een dochter, gezien de zoon de bloedlijn zou kunnen voortzetten en zou kunnen helpen op het land.
Mocht een man sterven zonder een mannelijke nazaat te hebben, dan zou zijn broer beslag kunnen leggen op het eigendom van de overledene en zo de familie berooid achter laten. (Ahmad and Boase, 2008) Alhoewel dit waar is voor het Palestijnse boerenleven, wordt dit niet gereflecteerd in sprookjes van dezelfde bodem. Hierin nemen vaak vrouwen de rol van de protagonist op zich, die liever bidden voor de geboorte van een dochter in plaats van die van een zoon. Er lijkt een directe correlatie te zijn tussen het gender van de kindloze ouder en het gender van het kind waar de ouder voor bidt: Een vader bidt voor een zoon, een moeder voor een dochter. Een bekend voorbeeld van een sprookje als vorm van sociale allegorie is “Le Petit Prince” van Antoine Saint-Exupéry. Dit verhaal zet zich inmiskenbaar in tegen onze huidige maatschappij door door de ogen van een kleine jongen aan te tonen dat volwassenen maar “rare wezens” zijn, met rare bezigheden. Het sprookje laat duidelijk weten dat de kinderlijke onschuld met alle macht beschermd dient te worden, en volwassenen het essentiële in het leven uit het oog zijn verloren. (Saint-Exupéry and Woods, 1982)
In sprookjes vormt en structureert het conflict het verhaal. De presentatie van een conflict start de vertelling, en de oplossing voor het conflict brengt het vervolgens tot zijn eind. Omdat er geen hemel en hel bestaan in de sprookjes zullen resolutie en straffen moeten worden uitgevoerd binnen de loop van het verhaal. Rechtvaardigheid geschiedt. In de kern van veel vertellingen staat een discussie over menselijke relaties en de interactie tussen verschillende leden van de samenleving centraal. Een sprookje centreert zich rondom één relatie: Moeder-dochter, vader-zoon, schoonmoederschoondochter en zo verder. Families en de conflicten die zich hierbinnen afspelen is een centraal thema binnen sprookjes. Een bekende is de relatie tussen schoonmoeder en schoondochter. Opvallend is dat wanneer deze sprookjes worden verteld door oudere vrouwen, de schoondochter degene is die de schoonmoeder slecht behandeld. Zou dit kunnen zijn omdat ze zich leeftijd-en ervaringsgewijs identificeren met de schoonmoeder? Tegelijkertijd is dit patroon te zien bij jongere vrouwelijke vertelsters, die vaak de schoonmoeder als boosdoener aan het licht brengen.
3. Sprookjes als overbrengers van thema’s en motieven Het is karakteristiek voor sprookjes om vooral te focussen op het plot, en maar secundair met het ontwikkelen van hun karakters. “De reis” is een terugkerend motief in de verhalen. Het stelt een motiverende factor voor actie vast en een facilitator voor het plot. Het plot start wanneer de held start met zijn reis, en komt tot zijn einde wanneer de held succesvol en veilig weder is gekeerd. Conflict staat centraal in alle menselijke ervaringen, en wordt hierdoor ook een centraal thema in sprookjes. In de kern van elk verhaal ligt een conflict dat verantwoordelijk is voor een dramatische verandering in het leven van de protagonist. Het zou er bijvoorbeeld voor kunnen zorgen dat hij van huis moet vluchten en al dat hem vertrouwd is. 7
De relatie tussen moeders en schoondochters is spreekwoordelijk over de hele wereld, maar in een patrilokale samenleving staat er meer spanning op hun relatie doordat de mate van interactie groter is. Van de verzamelde sprookjes zijn tenminste zeven van de 26 verhalen variaties op dit thema. De meeste vertellingen communiceren het idee dat ‘men oogst wat men zaait’, en dat goddelijke rechtvaardigheid uiteindelijk wint. (Propp, 1968) 4. Sprookjes als gevecht tussen goed en slecht/God en de Duivel De strijd tussen goed en kwaad fungeert als kern voor vele sprookjes. De oplossing aan het einde zorgt ervoor dat de lezer een soort “catharsis” ervaart. Wat het ene verhaal doet verschillen van het ander is echter de manier waarop het conflict opgelost wordt en door wie. In sprookjes overwint het goede altijd het kwade. Bettelheim vertelt dat het goede niet wint met als doel zedelijkheid te promoten, maar opdat de held het meest aantrekkelijk is voor de lezer. De lezer identificeert zich immers met de held en al zijn worstelingen. Hierop volgt dat als de lezer zich zou identificeren met de antagonist, vooral als kind zijnde, er een compleet andere lijst aan moralen zou worden overgebracht. Het is hierom dat er geen grijs gebied bestaat in sprookjes, er is slechts goed en kwaad.
Op welke manier zijn sprookjes nog altijd inzetbaar in onze huidige maatschappij? Aangezien ik de kracht achter sprookjes zou willen inzetten voor mijn content begon ik me af te vragen welke grotere commerciële spelers er al van hebben geprofiteerd. De formules achter sprookjes blijken zich goed te lenen voor de storytelling achter een merk. Er zijn zelfs veel moderne commercials en advertenties die gebruik maken van “fakelore” of “folklure”, afgeleid van het woord folklore, om hun product of dienst storytelling te geven. (Twitchell, 2004) De merken die dit gebruiken gedijen op de aantrekkingskracht en verhaalstructuur van sprookjes om hun product leven in te blazen, door middel van zelfbedachte sprookjes en zelfbedachte fantasie karakters die niks te maken hebben met de originele sprookjes, of folklore. Ik ben blijkbaar niet de enige die interesse heeft in het narratieve mysterie achter de sprookjes.
Na een paar iconische reclames te hebben gekeken, bleek dat niet iedereen de bruikbare kwaliteiten van de formules van sprookjes als commerciëel middel over het hoofd heeft gezien: Verschillende noemenswaardige reclames zijn een succes geworden doordat ze gebruik maakten van fantasierijke verhaallijn overeenkomend met die van een doorsnee sprookje. Zo ook Johnnie Walker, met zijn commercial “The Man Who Walked Around the World”. Wat betreft het adverteren van een merk is het verhaal van Johnnie Walker een fantastisch sprookje. De reclame begint met een verteller die spreekt van Johnnie Walker als Schotse groentenboer, op zijn weg naar wereldwijde roem. Hij is slechts 14 jaar oud wanneer zijn vader sterft in 1819.
Dan begint hij te lopen, waarbij hij de visie krijgt om de meest consistente Schotse Whisky blend ter wereld te ontwikkelen. Uiteindelijk krijgt hij zijn succes en wordt Johnnie Walker het wijdst verspreide Schotse whisky merk ter wereld. De commercial van Johnnie Walker gebruikt een plot vergelijkbaar aan die van vele sprookjes: De verweesde held ondergaat een reis door het onbekende, overkomt hindernissen en keert rijk en vol ervaring weer terug naar huis. In Assepoester zien we dit patroon ook terug komen: Een nederig, arm meisje ontsnapt naar een kansrijkere omgeving en vindt rijkdom bij haar nobele prins. Peace Corps, een vrijwilligersorganisatie, gebruikt in hun commercial een vergelijkbaar plot. De vrijwilliger, de held, begint zijn reis naar een vreemd land en leert hier de nieuwe omgeving en haar obstakels kennen. Aan het einde van de commercial brengt hij zijn vergaarde nieuwe informatie en perspectieven op het leven, de rijkdom, mee naar huis. De perspectieven worden gedeeld met het publiek, het volk, in de vorm van testimonials.
God en de Duivel verschijnen in sprookjes als de belichamingen van goed en kwaad. Als karakters geloofwaardige representaties zouden zijn van de complexere mens zou het lastiger zijn voor de jongere lezer om zichzelf te associëren met het goede karakter. Dit terwijl in de echte wereld goed en slecht maar relatief zijn.
8
9
Conclusie Sprookjes zijn eeuwen geleden onstaan ten behoeve van de overdracht van belangrijke levenslessenen, moralen en sociale wijsheden. Hoofdzakelijk waren ze bedoeld om jong-volwassenen bij te staan op weg naar volwassenheid, en om ze aan te tonen hoe hindernissen en valkuilen konden worden overkomen. De vertellingen hebben een mysterieuze kant vol metaforen en spirituele boodschappen die door blijken te resoneren naar ons diepere bewustzijn. Zelfs kinderen blijken deze waarheden onbewust te ontcijferen uit de fantasierijke verhalen. Dit wordt bereikt door middel van de incorporatie van universele spirituele symbolen en archetypen die over de eeuwen zijn ontstaan en keer op keer herhaald. Tijdens mijn onderzoek raakte ik lang verdwaald in de esotherische wereld achter sprookjes die moeilijk is om concreet te maken, hierom heb ik mezelf uiteindelijk gestopt en ben ik verder gegaan met het herkennen van eenzelfde patronen in sprookjes. Sprookjes zijn een ideaal medium om een boodschap gehuld in een verhaal over te brengen op de lezer. Ze kunnen een innerlijk conflict illustreren, zich (vermomd) afzetten tegen de maatschappij of de drager zijn van een religieuze boodschap. Sprookjes hebben bewezen de mens door de eeuwen heen te kunnen blijven boeien met hun formules bestaande uit terugkerende karakters, levenslessen en spirituele boodschappen. Doordat de mens van nature de metaforen uit deze aspecten kan onttrekken kan een merk makkelijk de eigenschappen van haar product vermommen als onderdeel van een sprookje, om zo de storytelling te verbeteren en het product te verduidelijken en waarde te geven tegenover de consument. Ik ben gedurende dit onderzoek steeds meer geboeid geraakt door de narratieve kracht van sprookjes, en voor mij hebben ze hun magie nog niet verloren. Bij het maken van toekomstige content zal ik mij nog regelmatig inlezen over de terugkomende aspecten in sprookjes en hun levenslessen om de storytelling van mijn content als CMD-er te kunnen versterken. In hun zuivere vorm hebben sprookjes nog altijd een betoverende werking op ons. Ze zetten ons aan het denken, onderwijzen en inspireren ons. Niet alleen door hun ethiek en altruïsme, maar ook door de esoterische betekenis van het leven zelf.
Bronnen: Ahmad, A. and Boase, R. (2008). Pashtun tales. London: Saqi. ArendLandman.nl, (2014). Spirituele symboliek in sprookjes, betekenis van Roodkapje, Klein Duimpje en Hans en Grietje vanuit gnostiek perspectief ArendLandman.nl. [online] Available at: http://www. arendlandman.nl/2014/09/spirituele-symboliek-sprookjesbetekenis-van-roodkapje-klein-duimpje-en-hans-en-grietjevanuit-gnostiek-perspectief/ [Accessed 8 Dec. 2015]. Bandura, A. (1969). Social learning of moral judgments. Journal of Personality and Social Psychology, 11(3), pp.275279. Coolen, A. (1968). De mooiste sprookjes uit alle landen. Alphen a/d Rijn: Kruseman’s Uitgeverij, pp.125-138. Crossley-Holland, K. (1980). The Norse myths. New York: Pantheon Books. Dawkins, R. and McKean, D. (2011). The magic of reality. New York: Free Press. Degoudgeleweg.nl, (2015). De symbolische of archetypische betekenis van sprookjes | De Goudgele Weg - Alles over de verbinding tussen dieptepsychologie en spiritualiteit. Boeken, lezingen, cursus en workshops op gebied Jungiaanse psychologie, gnosis, mystiek en spiritualiteit.. [online] Available at: http://www. degoudgeleweg.nl/sprookjes/ [Accessed 24 Sept. 2015]. Dijkstra, T. (1858). Iets over den oorsprong van volksoverleveringen en sprookjes (Holl). Greekmyths-greekmythology.com, (2012). The myth of Daedalus and Icarus. [online] Available at: http://www. greekmyths-greekmythology.com/myth-of-daedalus-andicarus/ [Accessed 13 May 2015]. Grimm, W., Grimm, J., Zipes, J. and Dezsö, A. (n.d.). The Original Folk and Fairy Tales of the Brothers Grimm.
10
the Guardian, (2012). Five hundred new fairytales discovered in Germany. [online] Available at: http://www. theguardian.com/books/2012/mar/05/five-hundredfairytales-discovered-germany [Accessed 24 Sept. 2015]. hetkanWel.nl, (2012). Wat sprookjes je leren over seks, macht en spiritualiteit - hetkanWel.nl. [online] Available at: http://www.hetkanwel.net/2012/05/24/29824/ [Accessed 27 May 2015]. InfoNu, (2015). Sprookjes, hoe zijn ze ontstaan? Wie schreven ze op?. [online] Available at: http://kunst-encultuur.infonu.nl/geschiedenis/80250-sprookjes-hoe-zijnze-ontstaan-wie-schreven-ze-op.html [Accessed 3 Nov. 2015]. J. Bunce., (n.d.). Fairy Tales; Their Origin and Meaning. S.l.: s.n.]. Jung, C. (1976). Die Archetypen und das kollektive Unbewusste. Olten: Walter. Mareiki, (2012). Symbolieken in sprookjes. [online] Available at: https://marreiki.wordpress.com/2012/10/11/ symbolieken-in-sprookjes/ [Accessed 22 May 2015]. Propp, V. (1968). Morphology of the folktale. Austin: University of Texas Press. Saint-Exupéry, A. and Woods, K. (1982). The little prince. San Diego: Harcourt Brace Jovanovich. De Stentor (web), (2008). Spiritualiteit vervat in sprookjes. [online] Available at: http://www.destentor.nl/regio/ lochem/spiritualiteit-vervat-in-sprookjes-1.2925304 [Accessed 27 May 2015].
Titchenell, E. (1985). The masks of Odin. Pasadena, Calif.: Theosophical University Press. Twitchell, J. (2004). Branded nation. New York: Simon & Schuster. Wägner, W., Macdowall, M. and Anson, W. (1917). Asgard and the Gods. New York: E.P. Dutton and Co.
11