DOOR
REISAVONTUREN
SPORTREIS MET DE
TWEE DUITSCHE HERDERS
ELSA VAN LAND ZICHT EN
BULOW v. EGERSTEIJN
PER AUTOMOBIEL 103.000 K.M. AFGELEGD DOOR ONHERBERGZAME OORDEN EN OERWOUD]
NEGEN ... EN ...VIJPTIG DAGEN IN DE SAHARA...WOESTIJN
'HENNINK's'AuTOMOBIEL WERELD..ExpEDITIE
2
De Buitenlandsche pers schrijft:
VERSLAG "BrnLINER ILLUSTRIERTE". ('Vrij vertaald).
VOORWOORDo
IN EEN AUTOMOBIEL DOOR EUROPA EN AFRIKA. Gisteren namiddag kwam hier aan een Hol~andsch reisgez.elschap, bestaande uit één dame en twee heeren, In een automobl~l, die met toestemming van den eigenaar hun tenten opsloegen JU den tuin van den heer S. G. Köth. Snel was de woontent opgeslagen en gezelli.~ in.gericht. De vriendelijke leider, M. Hennink uit Den Haag, en. zIJn vrouw, gaven aaarne inlichtinaen over hun groote, zware reIS. /:> Dit reisgezel~chap bestond oorspronkelijk uit 5 p~.rsonen en had voor enkele jaren Holland verlaten. (2 ware~ bI] Weenen, Oostenrijk teruggegaan wegens de gro~~.e on~benng e n) .. Hun wea voerde van daaruit over BelgIe, DUItschland TSjechoSlowakije, /:> Oostenrijk, Hongarije, Bulgarije, Joego-Slavië, Italië, Frankrijk, Spanje, Marokko, door Sahara, 59 dagen naar Sokoto, Belg. Congo, Transvaal, Kaapstad. De afgelegde . weg bedraagt 103 duizend K.M. Het doel dezer reis was KynologIsch onderzoek. . Op dezen grond hadden z.ij ook. bij zich 2 ras echte Duitsche herdershonden. Over hun Ulthoudlngsvermogen en moed ~~s .de heer Hennink ook vol lof. Zeer bijzonder dapper .hadden ZIJ ZIch aedraaen en bij een overval in Spanje, in het rotsgebergte, waar de rei~i aers van alle waardearfikelen, geld, foto en film-kamera, kleeding/:> enz. zijn bestolen door een sterke rooversbende. Inter~s~ sant was het korte verhaal, hetwelk werd bewèzen met prachhge foto 's en stempels van alle staten en steden waar deze .waren doorgereden. lederen nacht hebben zij bij we er en wind In hun . ten ten geslap en. Wij wenschen dezen moedigen luitjes een goede thUlskomst.
VERSLAG TAGESBLATT WEENEN-OOSTENRIJK.
Geach te lezers en lezeressen, Velen van U zullen wel eens van eventueele expeditie's of ontdekkingsreizen gelezen hebben, zooals bijvoorbeeld werken van Wilkens en Nansen over Noord- en Zuidpooltochten en wie kent niet de treurige geschi.e denis van Kapt. Graf, op welk een hartverscheurende wijze deze held zijn leven liet, en dan de boeken van Stanley, de groote Afrika-pionier en vele anderen, die streden tegen de woeste elementen der natuur, alles opofferende wat hun lief en dierbaar was, ter wille van het algemeen welzijn der menschheid. En nog heden ten dage vallen vele slachtoffers. Denken wij aan de Oceaanvluchten en Zeppelintoohten en andere groote on. dernemingen. Weinig wordt echter gelezen over kleinere ondernemingen, zooals de Citroën- expeditie, genaamd de Zwarte tocht; de expeditie Luik ..Kaapstad, de tocht door de Sahara met motor en auto door de Belgische officï.eren Lamarsch en Farbri; de Chrevolet-tocht van Kaapstad (Zuid-Afrika) naar Stockholm (Zweden) enz., enz. Welîswaar verschenen over deze ondernemingen eeni.ge artikelen in verschillende internationale dagbladen, maar boeken verschenen niet, zoodat deze door de vele aardsche beslommeringen vlug vergeten waren. Daarom besloten wij van onz·e trip met medeneming van twee Duitsche herders, Den Haag-Holland-Kaapstad-Afrika een klein boekwerk uit te geven.
(Vrij vertaald). Dinsdaa was hier in de stad de Hollander M. Hennink met zijn auto, ~en zes-cylinder "Studebaker", 40 P.K met zich voerende alle benoodiade baO'aae, waaronder ook een comfortabele WOOl1tent. De reiziger w:rl vergezeld door zijn vrouw, één monteur en twee Duitsche Herders. Logeert nimmer in hotel~ . en had ook nu zijn tenten even buiten Weenen opgeslagen . . HIJ had een zeer zware reis achter den rug en wel Europa-Afnka. 59q~~en trok deze moedige reiziger door de Sahm:a! van Colom-Byc.:har . naar $okoto. In 't geheel had deze expedlhe 103.000 K.M •.iafgelegd. LEIDERRA. W. E,
DE LEmERS DER EXPEDITIE.
ONZE TOCHT DOOR EUROPA. Wij vertrokken met 2 Studebakersuit Rotterdam. Deelgenomen hadden 5 personen: 2 dames en 3 heeren, waarvan wij al spoedig samen overbleven. De moed zonk ons echter niet in de schoenen. Weliswaar hadden wij geen ondervinding van zoo'n reis, maar wij dachten: alleen gaat het ook, en achteraf bekeken waren wij niet ver mis, want wij waren tot de conclusie gekomen, dat wat die menschen ons hadden voorgespiegeld, geen draad waar, dus in handen waren gevallen van echte wereldreizigers. Maar niet getreurd: wij reden alleen verder. Na eerst een tochtje door Zeeland, ging het vol moed over de ,grens, naar BeLgië. Wij reden dwars door België, waar wij ook niet onbekend waren gebleven door persberichten. Zoo stelden groot-fabrikanten en banken ons in de gelegenheid onze groote reis Den Haag-Kaapstad te volbrengen. Wij behoeven B,elgië niet te beschrijven, want ieder van U zal wel eens de reis hebben . gemaakt door dit land. Zoo bezochten wij Antwerpen, Brussel, HerenthaIs ; hier hielden wij ons op, omdat het dien dag vreeselijk warm was. Wij kregen daar een plaats op de V€lodroom. Nauwelijks stonden onze tenten, of er brak een vreeselijk onweder los; bliksemstralen doorflitsten de lucht om de donder met ratelend geluid te weerkaatsen.. Nimmer was ik bang, dus nu ook niet, en liep nog even naar de slaaptent om mijn bedden in orde te maken. Daarmede klaar plaatste ik mij op den koffer VOOr den ingang van de tent, met mijn hoofd er buiten. Nauwelijks zat ik, of de bliksem flitste langs mijn hoofd, nam mijn haren mede en drukte mij tegen den grond. Ik wist niet beter of het was mijn dood. Na een oogenblik was alles voorbij en bemerkte ik, dat alles goed was afgeloopen. Wel was mijn haar aan de eene zijde geheel afgeschroeid, mijn gezicht en nek opgezwollen, doch waren wij blijde dat alles zoo goed tot een einde kwam. Dit was de eerste tegenslag en daa!'!!2 zij:: ei üog veei meer .gevoigD. . "vOerder reden wij op Namen, Dinant, Luik, Verviers, waar wij op de grens van Duitschland overschreden, en .nu stonden wij 's middags om 4 uur in Aachen. leder die ons zag bewonderde onzen moed, om met 2 Duitsche Herders zoo een r,eis te ondernemen. Nu begon ons bezoek aan Duitschland; eerst Aachen, vandaar op Duren, waar wij onze tenten weder ,neerzetten. Daar maakten . wij kennis met den ,heer Commissaris va l1 Politie, tevens voorzitter van de Politie Honden Vereeniging. Hij verzocht ons de honden bij hem te brenge~ , en uitte de woorden: kon ik die reis met U mede maken. Er werd menig ,gezellig uurtje doorgebracht.
v
Den volgenden dag reden wij op Duisburg, Dortmund, Munster, Osnabruck; voor dezen dag weer genoeg, dus reden wij buiten de stad om ons kamp weder op te slaan. Heerlijk scheen de zon; onze honden repten zich om hun ledematen te ontspannen, dat was hun vreugde zoo vrij in bosch of weide te kunnen rond rennen. Menig keer bekeken wij onze beesten, die wij hadden mee durven nemen en uitten wij de woorden tegen elkander: zouden onze honden werkelijk veel voor ons doen in tijd van nood? Dat moesten wij echter afwachten. Dikwijls als wij onze tenten hadden opgeslagen kwamen van verre de menschen om ons en onze honden voor hun vertrek te zien; dan leefden zij mee in onze onderneming en menig keer werd onze hand gevuld voor onderhoud voor onze trouwe makkers. Den volgenden morgen 6 uur reden wij al weer verder naar Bremen, Hamburg. Daar bezochten wij een oliefirma, om te zien of deze ons het noodige wilde verstrekken, wat met blijdschap werd gedaan; des avonds draaide op Walhof, een grootcafé,een lichtreclame, dat wij met onze 2 Duitsche Herders op weg waren van Den Haag naar Kaapstad. U begrijpt dat wij daardoor veel bekijks hadden. Onze monden hadden geen ,oogenblik rust om de nieuwsgierigen op het vragen te antwoorden. Dikwijls waren wij des avonds blij, onze moede ledematen te kunnen uitstrekken. Vandaar reden wij op Hildesheim, Goslar en Halberstad, alle bezienswaardige plaatsen, alles oud. Vandaar naar Hannover, alwaar de fotograaf al gereed stond om ons te vereeuwigen, en zoo stonden wij den volgenden dag in alle bladen, zoodat wij, toen wij in Leipzig aankwamen, weer niet onbekend waren. Wij reden over prachtige wegen en kregen mooi en interessant natuurschoon te zien. Zoo reden Wij op Chemnitz aan. Het was een dag voor de groote verkiezingen in Dui tschland; álles was druk inde weer om zijn partij te verdedigen. Het was te druk om ons in de stad op te houden, dus besloten wij naar Dresden te gaan. Over hooge, prachtige bergen kwamen wij daar aan. Mijn man had ·een zwaren dag achter den rug, want bedenk, dat in bergen rijden anders is dan op den gladden, gelijken weg. Wij vroegen bij een boer om onze tenten op te zetten, wat wij direct mochten doen . . Den volgenden dag gingen wij de stad in; daarvan teruggekeerd kwamen wij tot de ontdekking, dat leden van een partij onze tenten in brand hadden willen steken. Ze dachten te doen te hebben met opstokers. De boer had hun gezegd dat zulks niet waar was, maar de heethoofden geloofden het niet en zoo moest hij de Politiemacht inroepen om te zorgen dat alles gespaard bleef. In Dresden hadden wij bezocht de ,Ihagee, die ons een fototoestel cadeau gaf, wat wij dankbaar aanvaardden, met den. wensch voor vele goede opnamen. Den volgenden dag, Zondag, gebruikten wij om vroeg over de grens te gaan van Tsjecho-Slowakije, daar het dan niet zoo druk
was als in de week. Even over 12 uur passeerden wij, na eerr moeilijken en zwaren tocht, over hooge bergen met slechte wegen,. de grens, waar wij eerst naar het dichtst bijzijnde plaatsje reden om te eten, om vandaar te rijden naar Praga (Praag). Toen kwam het moeilijke om een kamp te krijgen, omdat de boeren daar geen Duitsch spreken en wij geen Tsjechi's konden, duurde het wel even voor wij het aan hun verstand hadden gebracht, maar alles liep toch goed van stapel. . Den volgenden dag reden wij naar Praag. Er viel veel regen en het werd een vreeselijk slechte weg, groote gaten en putten waar het water zich ophoopte, en waar wij met onzen wagen door moesten waden. Het kostte ons menig veertje van den wagen. Wij bleven 2 dagen in Praag, het was een heel oude stad. Wij bezochten ook het oude uurwerk, die bekende klok die alles aano-eeft. Vandaar reden wij verder op Koline, Iihlay. Daar plaatsten ~ij onzen wagen op de markt om de nationale kleeding te bezichtigen, dat voor ons iets buitengewo~ns was. Verder reden wij op Brünn, waar wij een groote reparatIe kregen: onze cardanstang was gebroken, en daar die per vliegmachine uit Brussel moest komen, waren wij verplicht daar 5 dagen te blijven. Het beviel ons daar goed; de menschen waren voor ons uitstekend; eten, drinken, alles wat wij noodig hadd en wer-d ons gebracht. Nadat wij 5 dagen oponthoud hadden gehad, reden wij ineens door naar Ween en (Oostenrijk). 3 K.M. voor Weenen sloegen wij ons kamp op bij den heer Brunner, Pool van geboorte. Den volgenden dag zijn wiî eerst wezen kijken of de Donau blauw was, maar wij kwamen tot de ontdekking dat hij niet blauw, maar grauw was. Wij reden verder de stad in, een en al pracht; de rinode prachtige parken o die om de geheelestad heenloopt, . en groote gebouwen, alles even mooI. Om 7 uur reden wij naar ons kamp terug. Toen wij go·ed en wel waren gezeten werd ons ·het avondeten gebracht, waarna wij noo- meni.o- gezellig uurtje praatten. Verder besloten wij om met on~ drieë~ de reis te vervolgen; de anderen konden niet tegen ontberino-en en kampeeren en wij waren blij alleen verder te kunnen gaa~. 's Zaterdags vertrokken wij met onze Duitsche herders verder; het ging ons niet zoo gemakkelijk als het rasechte wereldreizigers ging. U moet weten, dat wij nog maar .weinig ondervindingen hadden opgedaan, maar na 2 dagen g1l1g alles weer normaal en er was een betere verstandhoudin.g gek'Ümen. Na wat gereden te hebben sloegen wij ons kamp op in het harzgebergte: r·euze mooi en leerzaam. 's Maandags reden wij op Graz aan; wij bezochten de stad en reden verder op Kla.genfurt en Villach. In die laatste stad bleven wij nog den geheelen dag, daar Villach een aardige grensplaats is en zoo maakten wij ons gereed 'Om den volgenden morgen Italië binnen te rijden.
Het was prachtig weer toen wij Italië binnenreden; heerlijk zomerweer en dat in November. Groote bergen van marmer, lei en grint die wij passeerden; wegen smal en heel slecht; de bergstroomen waren schitterend: hel blauw. Zoo reden wij 100 K.M., toen wij dachten aan eten) hetwelk steeds slechter werd. Wij, Hollanders, zijn met eten verw~nd, zegt men in het buitenland. Wij besloten dan ook in de eerst aankomende stad Udine iets te nuttigen. Die kleine plaatsen in Italië zijn zeer stil; ik dacht dat het allen gevangenissen waren: kleine ramen met traliewerk er voor) de meesten kennen geen gordijnen. De stad zelf was wel interessant: ·oeroude gebouwen, veel galerijen, maar smalle, slechte straten. Zoo stapten wij na wat zoeken een restaurant binnen; daar was het alweer hetzelfde: niets konden wij verstaan. Toch konden wij ons redden en hadden heel spoedig ons eten op taf.el) wat bestond uit 2 aardappelen en een klein stukje vleesch, wat biefstuk heette. Ons dessert was druiven, welke er net zooveel waren als wij maar hebben wilden. Toen wij weer buiten waren, was het, alsof wij nog niets hadden gehad. Zoo bleven wij tot Maandag in U dine. 's Morgens om 7 uur reden wij verder naar Triëst; op deze route kregen wij heel wat te zien: er stonden nog vele huizen met afgeschoten daken en vol met kogelgaten, prikkeldraadversperring, enz., wat nog was van den oorlog 1914-1918. Onze weg werd verder hoog en smal, totdat wij boven op den berg waren gekomen en de plaats Triëst onder aan de Adriatische Zee zagen liggen. Een prachtig en rijk gezicht zoo in de diepte . Nu weer naar beneden om daar een plaats te zoeken voor onze tenten; dat zou wel wat moeilijkheden medebrengen, daar de stad geheel tegen den hoogen berg aangebouwd is. Het duurde wel een uur voordat wij een plaats kregen bij den heer Franexco Dujek. Daar het begon te regenen, wilde hij niet hebben dat wij onze tenten opsloegen en wij moesten gebruik maken van de kamer van den boschwachter. Des avonds was het een mooi gezicht de stad te zien liggen met haar mooie lichten, die er wel duizenden waren. Boven de stad uit prijkte een standbeeld, wat voorstelde een ze·eman, die de koers aangeeft voor de schepen. De temperatuur was er schitterend . In de nabijheid van onze verblijfplaats was een pracht park, waar wij veel gebruik van maakten. Na 3 dagen reden wij naar Monfaicone, Latisanna, Portagruar op Mestre;daar moesten wij blijven om vandaar per boof Venetië te bezoeken. Den volgenden morgen kwamen wij met onze honden daar aan, na een tochtje met de boot van ongeveer een half uur. Wat een mooi gezicht die gondels, die af en aan varen met toeristen, wij kunnen niet anders zeggen of het is een pracht plaats. \Vij bezochten de brug der zuchten en het Sint MarcopJein, waar vroeger de bloedraad was. Op het voorplein,. talrijk aan duiven, was veel publiek, di·e allen de prachtige kerk wilde-beziChtigen, welke midden op het plein prijkt. Er zijn ook groote· galerijen
HONDENKRACHTVOEREN KenpaiL~Ration
Pup-E~Ration Maro~Meat
Bij alle Kynologen gewild en erkend als het beste en meest geschikt krachtvoer. Gefabriceerd onder RijkscontroIe. Verschei~ dene tevredenheids-attesten ten dienste. Zeer voordeelig in ge~ bruik. Vraagt inlichtingen en monsters bij de Importeurs:
...... Chappel Bros. N.V. Vleeschwarenhandel "Equina" TELEFOON 51909-51417
ROTTERDAM
HOOGEBOEZEM 26.27
~ ~
daar onder alle soort winkels, die hun waar uitstallen op de straat voor hun deur. Des avonds keerden wij voldaan van Venetië weer naar ons kamp terug. Vandaar uit ging het naar Pisa, bekend om zijn scheven toren en bezochten natuurlijk Rome en Napels. Wie als Hollander gedenkt niet het spreekwoord: "Eerst Napel zien en dan sterven". Een heerlijke plaats, gelegen aan die blauwe zee, voor je ziet men den bekenden vuurspuwenden berg Vesuvius, die al zoovele rampen heeft gebracht. Dan terug op Genua aan. Op dezen weg wil ik nog even aanhalen Milaan. Wij stapen uit den wagen en honderden menschen waren er bij en uit een mond hoorden wij Daar is Rin-Tin, de speurhond. Menig mensch stond sprakeloos van onze trouwe viervoeters, die intusschen al gewend waren geraakt aan de drukte; wij liepen naar het groote plein, waar het standbeeld van Victor Emanuel staat, vlak voor de oeroude kerk, die de aandacht trekt door haar vele spitsen; op elke spits staat een beeld. Ook in de hoeken van de kerk staan beelden; alles van wit marmer. Nu naar Pavia Tortona. Daar moesten wij zo,eken naar een kamp, wat veel moeite kostte, daar er veel druiventeelt is en de grond erg nat wordt gehouden, maar eindelijk kregen wij een plaats. Toen wij ons kamp hadden opgeslagen, trok het eigenaardige' gedrag van die mens eh en onze aandacht. Wij hielden dan ook de geladen revolver bij de hand liggen; wij vertrouwden de zaak daar niet erg; onze honden waren onrustig.
DE
EERSTE
DAAD
VAN
ONZE
VIERVOETERS.
Toen wij des avonds naar bed waren gegaan, sliepen wij vrij spoedig in, doch om 1 uur des nachts vlogen onze honden de tent uit. EV,en verbluft door het blaffen en wegspringen van onze dieren, sprongen wij snel ons bed uit en spoeden ons in nachtgewaad naar buiten, gewapend met onze revolvers. De nacht was donker en wij konden niets ontwaren, ook onze honden hoorden wij niet meer. De schrik sloeg mij om het hart, want ik verloor op dat moment het vertrouwen op mijn trouwe wakers. Na eenige oogenblikken kwam Elia terug en kwispelend sprong zij tegen mij aan, of zij zeggen wilde: kom toch! Daarna lijnde mijn man de hond aan en zoo ging het voorwaarts. Intusschen had ik de ,lantaarn aangestoken, dus konden wij iets zien; de hond bleef op den grond snuffelen, zoo nu en dan mijn man aanziende, of hij zeggen wilde: vlug, vlug. Zoo kwamen wij voor een groote hooiberg. Wat deed onze hond? Hij plaatste zich voor den hooiberg, blafte en tot onze groote verwondering hoorden wij Bulow bovert op den berg. Elia was er al op gevlogen, terwijl wij naar een ladder zochten. Wij kwamen vlug tot de ontdekking dat deze was omgeworpen, wat voor onze honden natuurlijk niets gaf. Zoo kwamen wij boven en vonden wij Bulow liggen bij een hoopje
11 goed. Daar lag een man, wij kunnen wel zeggen met haast aeen kleeren meer aan. Mij n man gebood dezen op te staan, die 0 niet durfde en op Bulow wees, welke wij acht,er ons plaatste om hem gelegenheid te geven dit te doen en toen naar beneden. De honden stonden al te wachten. Toen wij weg wilde gaan, beten deze weer naar den man, of zij wilden zeggen: nee, daar is nog wat. Ik ging den berg nog eenmaal op om te zien en vond onder een oude jas een bus olie en een bus benzine. Toen ik daarmede beneden kwam was het goed. U begrijpt, lezers, dat ons de tranen in de oogen stonden toen wij dachten getwijfeld te hebben aan .onze honde~. Nu ging het voorwaarts naar onze tent, want wij waren nog 111 nachtgewaad, de man tusschen ons in. De honden verloren den man geen moment uit het oog. Mijn man kleedde zich en zoo bracht hij met medeneming van Bulow in de auto dezen persoon naar de politie. Daar gekomen en na alles verteld hebbende, gingen er 2 politiemannen mee naar ons kamp, om alles goed op te nemen. Wij bespraken het geval nog eens; van naar bed gaan was geen sprake meer. Wij hadden geen rust na ons .eerste avontuur en mijn man en ik feliciteerden elkaar met het eerste werk wat onze honden voor ons hadden verricht, daar ze ,op dit werk nog niet geheel waren afgericht. Ik had thee gezet en brood gesneden om onzen tijd wat te korten, want het was pas 4 uur in den morgen. De zon kwam op, toen om 5 uur onze honden aansloegen, maar nu was het geen individu, maar de Commissaris van Politie. De man sprak goed Engelseh, dus konden wij ons onderhouden en wisten spoedig wat de reden van zijn komst was. Hij wilde een van onze honden koopen, want, zoo sprak hij, hier hebben wij niet zulke Cane (honden). Vraagt u .prijs en ik betaal, doch U begrijpt daar kwam niets van, want wij hadden dezen nacht pas goed begrepen en gevoeld wat onze honden voor ons waren. - Toen hij om 7 uur vertrok, was hij nog vol lof, doch toen hij de tent wilde verlaten, bezorgde Elia hem nog een winkelhaak in zijn lange, zwarte cape. Het geeft niets, zoo sprak hij, het is den hond zijn plicht; ik ben vreemd voor hem. Onder het weggaan zeide hij nog, dat, als wij ooit in verlegenheid mochten komen, en de honden wilden verkoopen, dan aan hem te denken. Het zijn beste honden; en zijt brave menschen voor uw dieren; het gaat u goed op uw zware r,eis. Den volgenden dag vertrokken wij naar Alexandria, Phazza, Garibaldé en Portica, de stad met haar groote pilaren rond om ,het groote. plein. Hoewel het nog vroeg was, waren de kraampjes met gepofte kastanjes open, en wij kochten er wat, niet alleen voor ons, maar ook voor onze honden, want die lustten ze ook. ~pden dag is het hier nog lekker warm, maar des nachts is het l$1~ermalen gebeurd, dat het ijs op de tent en in onz'e afwas chl1;ákken zat. Dan stonden wij om 2 uur op om onze blauwbrander aan te steken, daar wij van de koude niet konden slapen. Wij
waren blij, toen wij naar Genua gingen, daar wij dachten, dat het daar beter zou wezen, omdat het achter de beraen en aan de zee !i.gt. Zoo ging het over hooge bergen, dikwijls ~oo hoog, dat wïj m de wolken verdwenen. Dan klom ik aan de eene zijde en de monteur aan de andere zijde van de auto, om zoo mogelijk mijn man den weg aan te wijzen, daar deze niet voor zich uit kon zien. Soms hielden wij ons hart vast: de rotsen aan den eenen kant en de diepe afgrond aan den anderen kant. Na eenige steile bochten genomen te hebben, kwamen wij weer behouden beneden aan. Ik keek dikwijls met trots naar mijn man, die altijd even kalm en volkomen machtig over zijn stuur den weg volgde. T\oen wij in Genua aankwamen zochten wij eerst een kamp op, hetwelk wij kregen bij de Villa Charlotte, onder de palmen en aan de MiddelJandsche Zee, de zee met haar prachtige tinten in geel amen ,blauw, lichtblauw, om dan in donker blauw een geheel te 'voormen: Dan de zon met haar tintelenden gloed, die haar schitterende stralen laat vallen op den zoo geliefden zeespiegel. Uren konden .wij tusschen de rotsen staan te kijken naar den prachtigen gloed tegen den vlekkeloozen hemel; er werd dan weinig gesproken. Na den zwaren tocht, dien mijn man achter den ma had zocht .hij da.ar wat rust.; alle zenuwe?, dien dag opgedaa;' verl~or hij spoedIg. Genua IS een prachtIge havenstad. Wij besloten thee te drinken in hotel Miremare, dat prachtig tegen den berg was gelegen en een mooi overzicht gaf van de groote haven. Voor het station was een vijver geweest, welke nu veranderd werd in een groot plein; wij hadden spijt van deze plaats te moeten vertrekken. Zoo reden wij den volgenden dag naar Onegild. Wij moesten de 'stad door om op den weg daarheen te komen. In de stad was alles in feesttooi; alles wat militair was, was in de weer; zelfs kinderen van 8 jaar liepen onder commando van hun aanvoerder die zelf nog maar 10 jaar was, te marcheeren als groote menschen: Wij hoorden, dat Musolini 8 jaar geleden als Dictator in iRome was gekomen. Nu ging het verder naar Onigila, Imperia en vandaar ~'erd het prach~ig langs de~. weg. Wat wij in geheel Italië nog met hadden geZIen, zagen WIJ daar: pracht van bloemen, die hun hoog.tepunt hadden b~reikt, in alle kleuren. Zoo reden wij langs de dIep blauwe ze'e bnks, de groote, hooge rotsen rechts van de Alp,es Maritimes. Hoe dichter of wij bij San Remo kwam,en, hoe meer pracht wij te zien kregen; overal groote bloemkweekeriJen van Anjelieren. Nu op San Rome aan. De intrede was v'erbluffend: een pracht park met marmeren zuilen en banken en mooie bloem,en. n~. geuren van rozen en Mi~oza kwamen OnS tegemoet. ZQO vlijden WIJ ons neer voor de fonte1n op een bank. Na eenigentijd daar vertoefd te hebben, bezochten wij de speelbanken, die uitblonken door hun groote dobbelsteenen, welke op de zuilen van den ingang waren aangebracht. Ook bezochten wij de viIla van den konin a Aman Oehlah, die daar zijn verblijf hield. Nu ging Q.e.t wede~ verder naar de Fransche grens. Bij Ventemiglia moesten wij de
grens over om zoo, na wat geklommen te hebben, beneden in Menton aan te komen. Het was intusschen laat geworden.
ONS KORT VERBLIJF AAN DE AZURENKUST. Wij plaatsten onze tenten boven opeen berg, welke een blik gaf over Montecarlo en Menton. Den volgenden dag bezochten wij de Barma-grande (groote grot), ,gelegen op ltaliaansch grondgebied. Wij lieten toen onzen wagen staan bij de douane. Wij wandelden langs rijke plan tenlanen, of zaten onder koepelkruinen van zeepijnboomen, en ademden een lucht in met geuren van hars, encalyptus, mimosa en rijpe vijgen en als ,een streeling kwam ons vanuit de zee een verkoelende bries toegewaaid. Ginds toovert Ihet trillend zonlicht duizenden diamanten op den donkeren blauwen iwaterspiegel, waarover de satijnblauwe vlekkelooze hemel zich welft. Na nog eenige kilometers gewandeld te hebben, kwamen wij voor een groot wit gebouw: een restaurant. Wij gingen onder een overwelfde gang door en weldra stonden wij voor een lift, di'e leidde naar hotel Miramar, dat boven op de roode rotsen is ingericht. De schacht van deze lift is 90 Meter hoog. Aan den voet van de lift staat een klein gebouw met het opschrift "Museum Praehistoriurn" . De bewaarder is een ltaliaansch heer. Deze heer leidt ons dadelijk binnen. We merken spoedig, dat hij zijn zaak kent. Op al onze vragen weet hij in te lichten, want niet alleen spreekt deze heer Fransch, ltaliaansch en Engelsch, maar ook een weinig Duitsch. Eerst brengt hij ons voor een geraamte van een man van meer dan 2 meter lengte, dat in Barma-Grande ontdekt werd. Dan too.nt hij ons de overblijfselen van dieren, paarden, everzwij nen beren, rendieren, olifanten, herten, anerachs.en en andere groote zoogdieren, die in die streek niet meer leven. De paarden waren veel kleiner dan de tegenwoordige. De oermenschen die hier leefden, duizenden jaren geleden, vert,elde ons deze heer, voedden zich met het vleesch dezer dieren. Hoe kan men zulks weten, vroegen wij. Wel, was het antwoord, geen enkel dierengeraamte heeft men geheel gevonden, gewoonlijk bleven enkel de kaakbeenderen, de voeten en de g,ebeenten van het bekken over. D.e lange beenderen werden gebroken om er de merg uit te halen; ook de schedels werden gebroken. We vernemen ook, dat er in het Antheopologisch Museum te Monaco overblijfselen van 50 vogelsoorten, die niet meer bestaan, uitgestald zijn. Hij vestigt er verder onze aandacht op, dat de 1. holbewoners vélnMenton en Ventimiglia in ongepolijsten steen: .'bamers, messen, bijlen, enz.; zulks konden we hier zelfs vaststellen. . Zeer belangrijk ook is 't, hoe zij zi.ch kleedden. De steenen naalden, waarmede ze hun kleeding van dierenhuiden toehielden, draaen nog de sporen van moeizame bewerking. We zien er ook als ~ie-
14
15
raden: halssnoeren, gemaakt van schelpen, van wervels; van halmen en andere dieren. Nadat wij het museum bezocht hadden, leidde ons deze heer naar de Barma-Grande (groote gwt), waarvan de ingang naast het museum gaapt. Op ongeveer 20 meier van ,de zee maar wel 10 meter boven den waterspiegel. De gids ligt ons uit, dat, toen de oermenschen hier leefden, zich wouden uitstrekten op de plaats waar de zee thans een baan vormt. De bodem van de grot werd niet gevormd door aanspoelingen van de zee. Hij is gevormd door de afval die de mensch gebruikt had, en door de ophooping bestonden op den duur lagen, die verscheidene met.ers dikte hadden. Schier heel de laag werd weggehaald en onderzocht. Daar lagen nu nog drie geraamten in de onderste lagen. Men heeft ze op de plaatsen gelaten waar ze teruggevonden werden, en in denzelfden stand met wapens, sieraden en gebruiksvoorwerpen er naast. Dat gebeente is roodachtig. Het heeft eeuwenlang in ijzergrond gelegen. Het is een man van 1.95 meter hoogte, een jongen en eelT meis}e van ongeveer 15 jaar. Den leeftijd hedt men kunnen vaststellen naar de ontwikkeling der beenderen, verklaarde de gids. pie geraamten zijn 1.70 meter groot. Er liggen ook beenderen van een olifant met asch er onder. De verovering van het vuur was een reusachtige stap naar den vooruitgang, deed de bewaker opmerken. Het was dus duidelijk voorgesteld, hoe men door een ,onderzoek van den bodem der grot, de geschiedenis vari die oermenschen weder had kunnen opbouwen en in onze verbeelding zagen wij die holbewoners in hun strijd tegen de elementen en ,de dieren, die ze wellicht door list in kuilen vingen om ze dan met groote steenen te dooden. Tot slot liet de bewaarder dezer wonderbare grot ons een gedenkboek zien, met handteekeningen van bewemde personen, die de grot bezochten. Hij toonde ons de handteekening van den Engelschen schrijver WeIls, de Kroonprins van België en Prinses Astrid van Zweden. En toen de brave man vernam, dat wij Hollanders waren, liet hij ons het merkwaardig handleeken zien van den Zuid-Afrikaanschenheld Paul Krüger, zonder aanduiding van land of herkomst eh een geestige Engelschman, die de grot bezocht,heeft er heel deftig onder geschreven: de quel pays (uit welk land). Wij hebben aldus bij ons bezoek aan deze grot weer,zeer veel 'geleerd. Komt de lezer ooit te Menton, raden wij hern aan een ,uitstapje naar de grot te ondernemen . , Ten oosten van de Var liggen nog als bezienswaardig~Plaatsen 'Men ton,Montecarlo, Monacco, Beaulien, Villefrancheen Nizza. ,In al deze str,eken ,' zijn wel onderscheidene Qude, en ni,euwè wijken. Wie houdt van weelde en pracht, van Casi no en Thearoom, zal zijn lust vinden in de nieuwe modernste plaatsen, maar zich aangetrokken gevoelen door het eigenaardigevolkslevehen . doOi' schilderachtige gezichten, zal de oude wijken van Niz:?a, van Vil'lefranche en vooral van Monaco en Menton bezoeken, welke dan
.o ok talrijke kunstenaars lokken. Die plaatsen stonden eeuwenlang bloot aan de invallen der Mooren uit Afrika en Spanje, wiens invloed dan nog merkbaar is aan bouwtrant en in het ras zelf. De vrees voor die barbaren noopte de bevolking van deze gewesten er in vroegere eeuwen toe, hun woningen te bouwen op hooge, haast ongenaakbare bergen, een mijl of soms nog verder landwaarts in. Het is een schilderachtig gezicht, die dorpen als nesten te zien hangen aan de grijze rotstoppen ; we denk en aan Ezes-Ie-Haut, Roquebrunne, La Turbie en andere. In zulke dorpe n zijn de woningen soms in rotsgesteenten gehouwen. De straten loop en op sommige plaatsen onder de huizen door, op andere 100pen zij er over heen. Het zijn als de gangen van konijnenholen. Op die barre hoogten vinden de menschen geen broodwinning meer. Zij verlaten die oorden, en zoo komt het, dat in eenige van die bergdorpen nog niet de helft der huizen bewoond is. Eze vooral levert een beeld van het oude, van het vervallene. Vele woningen zijn er ledig, brokkelen uiteen, en dienen enkel tot schuilplaats van katten, uilen en vleermuizen. Wie zin heeft voor 't fantastische, vindt te Elze voedsel voor zijn verbeelding. Hoe belangrijk de plaats ,eens gewees t is, ziet men aan de ruimte der monumentale kerk, die wel twintigmaal te groot is voor de huidige bevolking. Zeer vermoeiend is voorwaar een wandeling te voet naar die hoogten, 'La Turbie kan men echter bezoeken zonder zich meer te moeten inspannen. Vanuit Monaco loopt een tandradbaan tot in de nabijheid van het oude, grijze dorp. De plaats verdient een bezoek, ,daar men ongeveer vijf minuten buiten het dorp de overblijfselen vindt van een monument, dat dadelijk treft door zijn reusachtige afmetingen, een verscheidene meters boven den grond uitkomend vierkant met wit marmer bekleed voetstuk van wel 40 meter zijde, en daarop een paar zeer hooge, marmeren zuilen, vastgemetseld in een toren van baksteen. Het is de toren van "Augustus", die op:gericht werd in het jaar 7 vóór Christus, ter herinnering aan de overwinning door de Ro l11 einen op 45 Alpijnsche stammen behaald. Die toren was toen 50 meters hoog. Op deze plaats liep ,d e grens tusschen Gallia-trans alpine en 'Gallia-usalpina. De toren werd in de middeleeuwen verwoest. Inde 13deeeuw werd door de welfen een vesting op den onderbouw opgetrokken. Die werd in het begin der 18de eeuw op bevel van een franschen maarschalk plat geschoten. De herstelling van dezen tOren is nog van ,zeer jeugdigen datum. Thans is er een platvorm aangebracht van ongeveer 450 meter, waarvan men een heerlijk uitzicht heeft op de diepten, Zuid- en Oostwaarts op de kapen Ferrat en Martin, te midden van het onmetelijk blauw van zee en uitspansel. SPiANJE MET ZIIN "STIERENGEVECHTEN.
Verder snorden wij op Cannes, Beziers, Narbonne en Perpignan,
i6 omdat wij besloten hadden langs de Middellandsche Zee de Pyreneeën over te gaan, wellicht zouden die daar niet zoo hoog zijn. Dus op Cerbère aan, maar we zagen al gauw, dat het hier ook hoog was: vele scherpe, stijle bochten, die dan in kurketrekkervorm naar beneden gingen. Och wat waren we blij eindelijk weer bij de Fransche douane te staan. Ik dacht: nu zullen wij wel weer dalen en werkelijk daalden wij naar de Spaansche grens, die opdook tusschen de groote bergen. De papieren werden nagezien en alles was achter den rug. Van de Spaansche douane namen wij nog een foto. 's Morgens om elf uur reden wij Spanje binnen: geen woord Spaansch spraken wij. Het was di en da,g erg warm. Wij besloten zoo gauw mogelijk ons kamp op te slaan,dat heel gemakkelijk ging, daar je niets behoefde te vragen. Nadat alles gereed was, aten wij en plaatsten ons voor de tent. Wij waren [moe van den grooten afstand, dien wij dien dag hadden afgelegd. Intusschen was er wind opgekomen - jammer genoeg in onze richting - wij snoven telkens een onaangename lucht naar binnen; wij zochten naar de oorzaak, die wij niet zoo direct konden vinden. Na de omgeving wat afgezocht te hebben, kwamen wij tot de ontdekking, dat wij bij een oLid kerkhof stonden. De kisten worden in steenen muren gemetseld, die door oudheid niet meer hermetisch waren gesloten. De lucht was ondraaglijk en wij besloten onze tent te verplaatsen en kwamen toen te staan bij een ·Cameneros (wegarbeiders ) heel geschikte menschen. Het was intusschen elf uur geworden, dus gingen wij daarna naar bed. Den volgenden morgen reden wij op Gerona, Badelona, Bar,celona aan.' Vijf kilometer voor de plaats sloegen wij ons kamp weder op met de bedoeling des Zondags te gaan zien of er soms een stierengevecht was. Dus naar de PIazza de Torros. Nauwelijks stond de wagen stil. of honderden verdrongen zich om er naar te kijken. Menig Spanjaard kon niet begrijpen, dat wij met die auto zonder over water te gaan, in Barcelona waren gekomen. Tien à vijftien opkoopers kwamen hun kaarten aanbieden, met de me'dedeelin a dat wij aan de loketten toch geen kaarten meer kOl1den verkrijge~. Wij lieten ons niet van de wijs brengen,çlaar ze abnormale prijzen vroegen. Wij plaatsten den wagen ineen garage en namen plaats op een terras vaneen café aa'n de overzijde van het aebouw. De drukte begon reeds om half een, de voo.r stelling pas bom 3 uur. Het wemelde van couranten-, tijdschriften- en chocoladeventers. De groote omnibussen reden af en aan om de menschen me.t 6.0 à 65 teg.elijk uit te laden. De muziek speelde Carmen en het was intusschen 2 uur geworden. TO.en kwam er een oud heertie naar ons toe, en vroeg of wij plaatska,a.rten wilden koop en. In . 5' minuten was de koop gesloten en wa,ren wij ge-· waarborgd dat wij om 3 uur de voorstelling konden bijwonen. 150 à 200 politieagenten waren ter plaatse. De grooted.e uren van. de Torros w·erden opengemaakt en wij stapten naar .binnen. Eerr groote \venteltrap leidde ons naar onze plaatsen en weldra keken
wij in een groote oppervlakte, die 40.000 menschen kon bergen. Ik dacht bij mezelf, dat het nooit vol kon komen, doch kwam spoedig tot de conclusie, dat ik mis gedacht had: in een kwartier tijd was alles gevuld. Ik zat al te beven voor ik wat had gezien; ik kon er geen begrip van krijgen hoe alles gaan zou. Intusschen hadden wij vernomen, dat het een feestvoorstelling was, waar 6 stieren in moesten worden gedood. De muziek kwam en speelde ,e en vl"Üolijke marsch. Vijftig politiemannen namen op hunne posten plaats. De tijd was er om te beginnen; het publiek begon ongeduldig te worden en begon te fluiten. En de Toreadors lieten niet lang op zich wachten. Tegenover onze plaatsen waren de 2 groote deuren; ·daar kwam alles doorheen, dus hadden wij een mooie kijk erop. Vier witte schimmels, bereden door Toreadors, achter hun liepen er nog 10, vervolgens 2 groote bruine paarden met een juk achter zich aan, dan nog 6 man, allen gekleed in witte kiel. De muziek was uitgespeeld, de Toreadoor reikte den stalknecht de sleutel van de stal en alles ging daarna de arena uit, behalve de 8 Toreadors, die zich allen op ver~ schillende punten opstelden. Het hok werd nu opengemaakt en de eerste stier snelt de arena in; woest om zich heenziende blijft hij ev,en verbluft staan, rent dan op een der Toreadors aan,. die door het zwaaien met zijn fleurigen mantel den stier van zich af wist te houden. Van alle kanten wordt het di,er opgehitst, die' niet we·et waar hij het .e erst naar toe zal rennen. Dan, met een sprong staat hij vlak voor een der Toreadors, doch de anderen komen vlu a er bij, en zwaaien met hun mantels heen en weer, om het die~ weder af te leiden. Zoo rent hij met het schuim op' zijn bek de arena door. Als hij genoeg is opg,ehitst, komen er 2 paarden, bereden met 2 Toreadors; de paarden zij n aan .een, zijde geblinddo.ekt en gepansel'd; ook zijn de beesten zelf heel oude paarden, dus krilgen geen gelegenheid hun aanvallers te zien aankomen. De Toreador is gewapend met een groote speer en weet zijn paard zoo te plaatsen, dat hij den stier met zijn speer i·n den nek kan raken. De stier vliegt verwoed naar paard en ruiter. Het gebeurd menigmaal, dat hij ze beiden op de hoorns neemt en achter zich neer smijt; dan keert de dolle stier zich om en werpt zich op het arme, weerlooze paard. De ruiter wordt geholpen door de andere Toreadors. Dan steekt de stier de hoorns: in het paard zijn lichaam, scheurt het open tot de darmen er uit komen, en vervolgens steekt hij het paard waar hij steken kan. Dan wordt het paard, nadat het genoeg is gemarteld de arena uitgebracht, de darmen worden er weder ingestopt en dich tgenaaid r waarna het paard, geheel bevlekt met bloed, weder in de arena: terug komt. Hartverscheurend om zoo iets te zien. De paarden worden meestal ook in de arena afgemaakt, daar zij hun pootell' niet meer kunnen verzetten. Dan komen er een viertal koeien in de arena om den stier er even uit te lokken voor het weghalen van het paard. Wanneer de stier de koeien ziet, rent hij, alles;
\9 18
·vergetend, ze achterna het hok in. Wanneer alles weer klaargemaakf is, komt de stier weder in de arena; vervolgens komt er ,een Toreador, gewap end met 2 banderoHen en steekt die in den rug van het beest, z.oodat het bl.oed begint te vloeien. Zoo worden ,er 6 ingestoken. Het beest loopt met de tong uit den bek, waarop het schuim van woede , Na genoeg te zijn gemarteld, komt de man die de doodensteek moet aanbrengen. Nog even wat opge'h itst -en hij plaatst zich vlak voor den stier, zelfs ook wel .op zijn :knieën kruip end. Dan staat hij weder .op, haalt de groote degen Dnder het doek vandaan en probeert den stier in een steek te dooden, wat ook menig keer niet gebeurd. Dan schreeuwt het ,publiek. Zoo was de eerste stier vermoord. Ik had er 3 zi en dooden en kon het niet langer meer aanzien : het koude zweet brak mij uit. Met behulp van een agent wist ik eindelijk uit de arena te kom en, Deze herinn ering vergeet ik nooit. Buiten stonden al rijen ,auto 's te wachten op hun vrachten. Wij haalden onzen wagen en reden naar de pomp voor benzine, Daar hadd en zich al rijen .opg esteld en sloten wij er .ons achter; toen wij ongecveer een ;half uur gewacht hadden, konden wij de auto 's ni,et meer overzien. Wij konden er .geen begrip van krijgen, wat .of dat alles was, en dachten dat deze pomp alleen 's Zondags tankte. Eindelijk waren wij aan de beu r t en namen 10 L. om vlug weg te zijn; we dachten : morgen nemen we w el meer. Nu naar .ons kamp terug; wat waren onze hondjes blij, toen ze ons weder zagen. Wij spraken n.og iets na over hetgeen we dez.en middag ,gezien haçlden, en gingen toe n naar bed. Den volgenden dag reden wij eerst naar de pomp, maar wij kond en geen benzine krijgen: alles was verbod en, er was staking -en om 12 uur revolutie. Wat nu? Een heer, die Duitsch sprak; kwam ons helpen en zou ons lOL. benzine geven. Wij moesten dan buiten de stad rijden naar een p.omp met een brief bij .ons. Nu kwam er nog heel wat kijken; wij m.oesten onzen wagen binnen riJd en, deuren en ramen werden gesloten en zoo werd ons de 'benzine verschaft. Nu wilden wij verder en probeerden aan het postkant.oor of wij onze post konden krijgen, doch dat ging niet: alles was gesloten, trams red en niet meer. Wat moesten wij doen? 'Bl ijven deden wij niet graag, en ook hadden wij graag onze post; we kregen echter van de politie een plaats buiten schot, achter het buitenverblijf van het PaJ.eis van Koning Alfons. Wij stonden veilig; den geheelen dag en nacht hoorden wij schreeuwen en schieten, dus konden niet veel slapen. Den volgenden dag -probeerden wij wedeï' onze post te krijgen; wij gingen het e·ene portiek in het andere uit, om niet aangeschoten te worden. Na verloop van . drie dagenhegén wij de post. Snel gepakt en vlu~ -denzelfden dag nog op Tarragonaaan, want in de kleine plaatsen was het niet zoo slim als inde groote, Taragona was een oeroude stad, met hooge mur en. Vandaar red en wij op Tortosa aan Cil plaatsten daar onze teni, vlak aan de zee. Eerst eten en dan vlug
.'
met ons allen he t wa ter in: de stof van den dag er afspoelen." Elia was meestal de eerste die er inzat, dol was die op water,. groot of klein water is haar ideaal. Des avonds kregen wij bezoek van de strand-d.ouane. Het Spaansch spreken ging al aardig en wij konden ons al .onderhouden. De hond en vonden ze buitengewoon, nooit zooiets gezien. Elia deed niets dan brommen, want hij duldt geen menschen bij de tent: zij moeten minstens 100' meter er vandaan blijven en houdt elke beweging in het oog. Wat betreft deze hond zijn wij veel vooruit gegaan. Dagelijks vinden wij iets nieuws aan onze beesten, ja, wij zien ze nu ü1 hun ware gedaante: vrij, lustig, vroolijk en toch attent. Vervolge ns reden wij op Tort.osa en Castellon aan. Het wa s Zondag en warm; wij dronken bij een boer zwarte koffie met a nijs: en deden zoo al aardig met de gewoonte der menschen mee, Den volgenden dag waren wij vroeg op. De internationale weg , di en wij bereden, was erg slecht en de zon begon al warm te' worden. Na ongeveer 10 K.M. gereden te hebb en ontwaardde'1 wij kleine boompjes met groene vruchten, wat bij nader .onderzoek sinaasappelen waren. Vlug wat afgeplukt en opgegeten: ze wa ren heerlijk. Op onzen weg zouden wij nog veel velden met s inaasappel en tegenkomen. Wat een mooi gezicht die groote boomen met duizenden vruchten te zien hangen. Wij krege n een plaats' met onze tent midden in een bo.omgaard van sinaasa ppel en, du s. konden goed zi e n hoe of ze zoo ' n boomgaard na t hielden : hed interessant. Een groote waterput, iets hooger aangelegen, waar'" om he en loopt een ezel, geblinddoekt, di·e het water naar bo ve n haalt en zoo langzaam over veld en laat vloeien; da t g e beurt 2' uur per dag. Da t doen ze, .omdat de vrucht ve el water nood]6 heeft en het aan de zeekust weinig regent. En zoo kwam en wij: in Val encia, waar het transport van de sinaasappelen naar verschillende land en groot is . Verder naar Alrica, Gandia, jativa, Ontienente en Alcoy; den volgenden dag naar Alicante Elche, Quheula' Tarragona, Aguilon, Cuevas. Onderweg ging het door het meest onbewoonde gebergte, waar wij nog een grot ontdekt~n , die be'" woond werd dool' een .ouden man van 128 jaar. Zijn ve l was' dik gerimpeld en verwe·erd; achter zijn hol teelde hij wat maïs en uien; schoot tlU en dan eens wat wild en daar leefde hij van' met zijn trouwen, zwarten hond. Vanaf dert tijd, dat ij( mijn vrouw kwijt ben, sprak hij, heb ik geen koffie, thee, suiker oTtabak en sigaren gezien. Diep medelijdend gingen wij ~lug naar de, auto en haalde alles wat wij zelf konden missen. In dankbaarheid nam hij het aan. Hij was in lompen gehuld ; zijn bed was een partij tj e mos en zakken. Dikke tranen ro'ld'en' over zijn geziCh 1= toen wij vertrokk en.
2..1
IN 'T ROTSGEBERGTE TUSSCHEN · GRANADA EN PRIEGO OVERVALLEN. Vervolgens reden wij nu naar Almeria, Granada en Priego. ,Onderweg kregen wij een kleine reparatie aan den wagen, Priego. Onderweg kregen wij een kleine reparatie aan den wagell, dus konden we voor den donker niet meer in Priego aankomen. Nu plaatsten wij onze tenten tusschen het gebergte, niet wetendê wat ons dezen nacht te wachten stond. Wij waren oververmoeid en begaven ons om 8 uur ter ruste. Om 12 uur vlog.en onze honden de tent uit. Wij wisten niet wat er gebeurde, doch op hetzelfde oogenblik hoorden wij schreeuwen en roepen. Wij keken uit de tent en daar stond een rooversbende, bestaande L1it 8 man. Wij blikten in de loopen van hun geweren. De schrik was groot: wij zagen onze trouwe Herders vechten tegen 8 man; ze kregen wel veel klapp.en, maar de movers krerren ook flink hun deel. Opeen gegeven moment kreeg Bulow eenbklap met de kolf van een geweer, zoodat hij in elkaar zakte terwijl Elia werd getroffen door een kogel, dus die twee waren buiten gevecht gesteld. Nu werden wij vastgebonden en de rOüver3 haalden alles weg wat voor de hand lag. Zij namen ons geheele "hebben en houwen" mee, ook ons geld. Zoo hebben wij gelegen tot 's morgens half vijf, toen Bulow weder bijkwam. Hij hielp mijn man vrijmaken die toen on·s hielp. Toen wij wat bijgekomen waren, lijnden wij onzen hond om de omgeving af te zoeken, doch helaas: wij vOlKIen niets anders dan de leege koffer. Gebroken van smart keerden wij terug. Daar stonden wij nu: zonder geld, zonder kleeding en ver van Holland. Goede raad was duur: wij gingen naarden Hollandschen Consul, die niets sprak dan vloeiend Spaansch, dus ons niet begre ep. Maar er was er een, die ons hielp en wel de Duitsche Consul. Nieuwe papieren kregen wij weer van Holland, dus verder ging het weer. Geheel onder den indruk reden wij verder op Cordoba, El Capie, Buyalane, Castio de Rio, Baene, Ruta, Lorga, Anteguera, Malaga. Ook daar bleven wij eenige dag en om van daaruit te rijden op La Liene en Gibraltar, vandaar op Algeciras, waar wij ons over lieten zette:1 naar Marokko (Afrika), waar wij na veel moeite in Ceuta aankwamen. AfRIKA.
ONZE TOCH.T DOOR DE SAHARA.
Arabieren en negers, alles riep daar je hoofd suf, om je te helpen, maar wij zouden het zelf wel vinden. Vandaar ging het op Tanger, Cas a Blanca aan, en vervolgens naar Colom B~~har, de laatste plaats, gelegen aan den rand van de Sahara. WIJ bespraken des avonds ·onze menschen, en kochten conserven in voor de Groote reis die nu ZOL! beginnen door de groote woestijn. Met medeneming van een Karavaan zouden wij de Sahara doortrekken.
Den volgenden dag om 4 uur stonden wij allen op en waren op de afgesproken plaats. Daar waren aanwezig 15 kameelen, onze gids Achmed met nog 8 andere Bedouinen. Benzine en olie werd op de kameelen geladen, ook nog bagage uit den wagen om hem zoo licht mogelijk te maken, en vooral water. De zon kwam op, als een groote vuurbol,die den indruk gaf dadelijk uit elkaar te spatten over de woestijn,die wij nu met haar eindeJooze uitgestrektheid voor ons zagen. Onze Achmed knielde naar het Oosten en deed zijn gebed. Wij zelf aten en dronken nog en ook onze honden en zoo namen wij plaats in den wagen. Het begon al warm te worden, en het sein werd gegeven om weg te rijden. Geachte lezers, U moet dat toch vooral niet te licht indenken, een tocht door die zee zonder schepen . Alles is er mul zand en geen wegen, dus moesten wij van planken gebruik maken om den wagen daar steeds op te rijden. daar wij' anders in het mulle zand zouden verzakken. De weg voerde door vlak ge legen land en tegen den nüddag kwamen wij bij een kleine oase, w aar ,een eenzame en kleine bron was. Onze grootste vijand en ware n hitte en dorst. Nu moest worden gegeten en gerust. Tezelfcle rtijd overviel ons een ondragelijke hitte, de Thermometer liep op tot 123 0 Farenheit. Wij zagen verschill ende groote vogels (b ewo ners der woes tijn) die zich op den rand der bronn en neerze tten . Ik probeerde hiervan enkele foto's te maken, doch was d oor de hi tte en {)ververmoeidheid hiertüe ni et in staat. De geweld ige hitte brandde ons in het gelaat en wij dachten: ach, wat zijn wij begonnen met dezen tocht door de Sahara. Eten was ons ab soluut onmogelijk en wij dronken met dorstige kelen onze the e. Slapen konden wii ook niet en besloten alzoo maar wede r verder te tre kke n naar het Zuiden - ons doel Sokoto. Het heete zand en de tropenzon brandd e ons in het gezich t, zoodat wij in gebukte houding in onzen w age n ginge n zitten. Na alzo o wederom uren verder te zjjn gegaan, was de eerste dag 0111 en sloegen wij onie tenten op. Zoo hebb-eli wij 59 dagen gesjouwd om die betrekkelijk kl ei ne route cl oor de zan dwoest ijn te voleindigen. Er is weinig in de natuur, dat zooveel indruk op een mt: nsch maakt, als die naakte beweeglijke zandpartijen. Groote z3ndwi elen golfden voort, alsof ze in dolle vaart de onbegrensde horizon wiiden bereiken. Hier en daar kleei:de verdroogde en knoesti ge wilgen aan de zandgolven of kroonden hun vliegende toppen . Wolken sfofzand stegen op van de hoogte en maakten tonnen zand los die als een lawine neerkwamen in de lagere geulen. Hittego lven trilden in de lucht; witte vlammen kronkelden boven dezen Oceaan De lucht, de wind, alles brand de ons. Wij probeerden no g een en ander te fotografeer en, maar o nze toestellen knipten en waaiden vol zand en ·stof. Zoo zochten wij op het compas naar de dichtst bijzijnde put of oase. Wij hadden nog maar weinig water en de ZOI1 brandde onze ruggen, de wind roosterde onze w8_ngen en
23 wreef ze met· zand in, zoodat het geleek of ze van schuurpapier waren. Wij voelden ons zwak en ellendig. Deze dag duurde ons zoo lang als er nooit een te voren geduurd had, het geleek ons een week toe. Eindelijk daalde de vlammende zon en ook de wolken van draaiend zand verdwenen. In de Sahara kunnen de nachten enorm koud zijn. Zoo warm als op den dag, hebben wij wel nachten medegemaakt met vorst; enorme temperatuurverschillen. Onze trouwe Duitsche Herders moesten vanzelf ook alles trotseeren. Die hebben grootendeels den tocht achter onzen wagen aangeloopen. Ook zij moesten zich in die enorme hitte met weinig drinkwater tevreden stellen, alhoewel wij dikwijls ons water aan onze trouwe viervoeters hebben afgestaan. Ik liet hier menig traantje vallen van ellende en uitputting, doch dat hielp niets, wij moesten nu verder. Na nog een uur verder te· zijn gegaan besloten wij ons kamp op te slaan en probeerden wat te eten en te slapen. Toen ik des morgens ontwaakte" keek îk in een reusachtige, bloedroode zon, die zoowat een mijl verder op den woestijngrond scheen te rusten. Het was of er een doorschijnende zak lag vol kokende, brandende stof, die ieder moment uiteen kon barsten. Ik hoorde .onze kameelen zuchten. Nog voordat ik i11ijn laarzen had aangetrokken, was de vlammenzak van de zon al opgerezen van den bodem der woestijn en was versmolten in een stuk witte hitte waar men niet in kon zien. Zoo verscheen wederom een dag en wij maakten ons klaar voor vertrek. Ieder kreeg een kleinigheid water van .ons, hetgeen nog te verdeelen was en nu stapten wij in onze auto en vertrokken in de hoop nu een oase te vinden. Volgens mijn berekening moesten wij een put zijn voorbijgereden, door afwijking van onze koers. Zoeken leek ons niet geschikt, .dus gingen wij verder op ons compas, in de hoop de volgende oase te kunnen bereiken. Onderweg vonden wij meermalen geraamten van menschen en dieren, die half onder het zand waren bedolven: afgedwaalde lieden, die van honger en dorst omkwamen en hier hun laatste adem uitbJiezen. Bij zulk schouwspel stond 'ons hart stil, want ook ons kon dit gebeuren. Wij trokken verder door deze eindelooze zandzee; onze honden bedelden steeds om drinken, doch ook die moest ik te·l eurstellen; wij hadden niets, !dus konden niets geven. In één der leeren zakken was nog iets ·en daar werd d.oor alle aanwezigen om gedobbeld, wie deze laattse islok water zou krijgen. Ja lezer, dorst is verschrikkelijk, geloof ':me; het is beter 8 dagen zonder eten dan 1 dag dorst. ünze gids ;zeide dan ook, dat 2 dagen zonder water in de woestijn absoluut ide dood beteekent. Zoo reden wij verder. Men zag geen wegsporen, geen voorbijtrekkende karavaä'n,niets dat ons den weg kon wijzen; alleen die onverbiddelijke zon. Nadat er eenige uren verloopen waren, ontdekten wij een kameel .op een heuvel, als het tenminste geen fata morgana was. Wij togen er heen in vermoeide duizeligheid en het bleek dat het dier alleen was. Was
de karavaan uitgeplunderd en de leider vermoor,d ? Het was niet onmogelijk. Wij reden verder en ontdekten spoedig nog een kameel. Ik wreef mijn oogen uit en keek door mijn kijke r, en waarlijk: het was een echte kameel. Wij waren echt ongeloovig en reden naar den heuvel. Ik keek op den heuvel voor mij: 0 goddank,. een oase. 0, wat een heerlijk gezicht, daar was een soort van kamp met kameeldrijvers. Een hutje was gemaakt van een struik en een dekkleed en daar aan een tak zwaai end hing een zak water. Water was hier, leven en welzijn. Een uit dezen kring van bruine gezichten naderde ons en hielp' mij uit den wagen en geleide ons naar de groote lederen zakken in den hoek van het kamp. Eén voor één omhelsden wij die lederen waterfiesschen e n haald en het heerlijke nat eruit. Hier sloegen wiJ onze tenten op; onze honden zochten direct hiervan de schaduw en waren wederom geheel verkwikt. Wij stonden bij afwisseling. op om ons geheel met water te besproeien. Onze gids met zijn helpers kookte wat eten, dat wil zeggen: gedroogde gro enten en een paar wilde vogels, die hij onderweg had geschoten. Ik voelde mij ziek en ging naar onze slaaptent. Mijn man praatte verder nog wat met onze .gidsen medereizigers, die ik heb Ieeren kennen als zwarten met een blanke ziel, over de verschrikkingen in de Sahara, het graf der karavanen. Onze gids· was een echte zoon der woestijn, hij waschte zich nooit, rook en dronk niet, at niets dan in de zon gebakken korsten met thee besproeid. Hij spoorde de groote onhandige dieren aan tot knielen en opstaan en leidde ze langs tallooze mijlen van brandend en· rondvliegend zand, dronk uit dezelfde poel als de kameel en 'en legde zich te slapen bij hen. Wat voor ons een 'marteling was" was voor hem dagelijksch werk. Hij was een en al goedaardig" in één woord een brave, trouwe leider. , Zoo reden wij eIken dag verder; hoe meer wij naar het Zuiden gingen, hoe afgrijselijker de verlatenheid werd. Ik had de krachf niet meer om veel aanteekeningen te ma-ken op deze verschrikke-c Hj'ke reis. ' De eenedag verdween na den anderen, zonder dat er een einde aan deze marteling kwam. Me ermalen kon ik nog niet: indenken hoe of ik hier gekomen was en zag dan neder op mijn moedigen man en trouwe honden, die ik op dezen verschrikkelijken: tocht was gevolgd. : ' Zoo waren, dagen en weken verloopen, toen er in de verte' enkele witte huisjes aan de horizon verschenen. Onze gids maakte: ons kenbaar, dat wij 50ko1-0 voor ons zagen: het einde van deze!1i verschrikkelijken Saharatocht.
~
ZUID-AFRIKA. , ':an hieruit reden wij op Yola, Brarnasvilla, Leopoldville, Stan:lyvllle (Belg. Congo) en vandaar op de Kaapkolonie aan en wel Kaapstad: ons einddoel. Omtrent dezen tocht wil ik U no a een en ander verhalen , Afrika is een en al verrassing vo!;r toerist of vreemdelina. Het is vol van prach.tige berglandschappen en boschrijke streken, ~aar ,tusschen ook UItgestrektheden van dor en verlaten land. Dikwijls kan men dagen voorttrekken zonder een levend wezen te be'speuren; de wegen zijn dikwijls zoo ,eindeloos uitgestrekt en dor, ,d~t me~ zelfs geen boom plant ontmoet, vooral langs den weg, ,dIen WIJ. aflegden. Zeer schilderachtige, wonderlijke natuurtafereele~ o~rll1gen ons ep bieden . ons een rijpe afwisseling. Ook komen WIJ tIJdens onze rIt verschIllende volksstammen teg-en. Indische v?.'ksrassen en Zoeloekaffers, die bij duizenden in een soort van 'bljenk.orf-hutten I.angs de berghellingen wonen. Wij riJden door -een ell1delooze uItgestrektheid van onbewoonde wouden vele dezer zijn omzoomd of doorgesneden met breede stroo'men, 'zoodat het ons haast onmogelijk is, hierdoor te komen; alho~wel niet diep, verüorzaken deze stroom en ons buitenaewoon veel hindernissen. loch brachten wij er onze reis goed af Wij reden door vele bananenplantages.'. waar In?isch~ vrouwen of mannen op werkten. Ook hadden WIJ een mooI geZIcht op de stad Brarraville vandaar 'reden wij oP. Leopoldvill:. Onderweg zagen wij niets da~ gansche vlakten perzIkboom en, dIe langs de bergwanden groeiden, waar1usschen vele negerhutten. Wij bestegen ook een gebergte. Deze :yveg was zoo sl!1al, ~at onze wagen er net op kon rijden; wij keken 111 een verschnkkelJjken a~~~ond waar een rivier stroomde. Wij -stegen zoo hoog, totdat WIJ ll1 de wolken kwamen en in de mist verdwenen, zoodat wij geen hand voor ooaen konden zien. Na 'zeer voorzich~~g eenige scherpe, steile bocht~n te zijn gepasseerd, vervolgden WIJ onzen aftocht en kwamen in de buurfvan Stanlyvî11e. Van Stanlyvî11e reden wij door een zeldzaam vruchtbare streek, door bergen en dalen, met veel bosschen en ' schoone rivieren. De vruchtbare grond verschafte hier den inboorling een 'Zorgeloos lev.en, werken. doet hij niet veel, en brengt zijn tijd door met het ver~leren van lIchaam of kleeding, dat hij besmeerd met -een roodbrull1e verf. Ook de vrouwen besmeren hun haar met dit roDde goedj~, dat hun als franje's om hun ooren en over hun oogen :h angen. De bewon-e rs worden de roode kaffers aenoemd de man'nen doen hier niets, de vrouwen moeten het we~k doen ~n dragen de .zwaar~~e la,sten. Eerst eet de man en is hij volcioende ver'zadlgd, krIjgt de vrouw het overschot. De mannen hebben vrouwen zoo veel als ze willen, en Koopen die in ruil voor vee. De eerste plicht der vrouw is -k inderen voort te brenaen- schieten ziJ' daar . te .k ort, d ' 'JI1 an worden zij b verruild voor haar jongere zuster. Van 4~Z~ll1tressante streek trokken wij verder naar Umtala en Batter-
0:
27 worth . Wij bestijgen groote rotsachtige beïgpassen -en dalen dik-' wijls in groote grüene grasvlakten, waar Engelsche en ook wel H.ollandsche boere.n wonen .en daar hun vee weiden, Ook zijn ,hIer .veel boeren, dIe ~an strUIsvogelteelt leven. Onderweg zien wir mooIe kudden vee, dIe alleen door mannen geleid worden; nooi;t mogen vrouwen het vee aanraken, ook niet als de man afwezia is, dan wordt een andere man geroepen die het vee behandeld~ Wij trokken verder over de Keibergen tot wij aan de Keiriviel' kwamen; hierover is een lange ijzeren brug gespannen. Onze gidsvertelde hoe vroeger de kaffers de reizigers over de rivier droeaen en hoe zij h~n ~.dem inhielden als het water aan hun lippen kw~m, daar het dIkWIjls boven hun hoofden reikte. Van hieruit werd onze weg weer prachtig; we kwamen dan aan Williamstown , waar' we veel ossenwa~en~ ontmoetten, met hunne lange spannen en dr~kkekaffers, dIe ZIch daartusschen bewogen. Wij zetten onze' reIs voort naar Coerny. Deze weba was zeer zwaar'zanderia en . b geheel verlaten. Dan op Port Elisabeth aan, waar wij zeer veel' boerderijen pas-s eerden, meest struisvogelteelt; wij zaaen deze die-' ren bij duizenden in groote ren~en. Deze stad geleek veel op een Europeesche, daar de helft der Inwoners Enaelschenof Duitschers' zijn. Port Elisabeth heeft een wereldberoe~de struisveerenmarkL zoodat men kooplie-den uit de geheele wereld hier kan aantreffe n: Van hieruit t:okken ~ij naar A~tskisen ?ver de steile Montagepas. Meermalen rIlden WIJ als we ll1 den dIepen afarond kek en. ZOO' reden wij langs de Dornrivier, die we enkele malen moesten oversteken, waar we gebruik moesten maken van de ossen, die voor den ossenwagen stonden, die wij passeerden, daar de zwartjes ons: met de auto niet wilde overzetten, uit angst voor de boozeaeesten. Zoo moesten wij dan onze motor stop zetten en de ossen ber voor spannen. Dan trokken wij langs de Olifantsrivier, ook een zeer' vruchtbare streek der Kaapkolonie. Ook hier ziet men overal struisvogelfarmen; we passeerden de Hollandsbergen met hun eiaenaar-' dige rotsformaties en dal-e n dan af naar het stadje Stel1e~bosch. Overal zagen wij lage, witte, met riet bedekte huisjes, verscholen onder reusachtige zware eikenboomen. ünze gids vertelde onS hoe hier nog voor 100 jaar geled en, tijgers, leeuwen en olifanten huisden, die niets dan enkele inboorlingen te vreezen hadden. Nu was het rustig in het stadje, waar het beste Zuid-Afri-' kaansche fruit geteeld wordt. ünze reis liep verder over Franch-' hoek en Paarl, een mooi dorp, gelegen aan den oever van een bergrivier naar Kaapstad, wat het eindpunt onzer reis was. Een tooverachtigen indruk kregen wij van die heerlijke havenplaats,. een der schoonste der wereld. Hier hebben wij ons ingescheept op een Spaansch schip Cabo Quinte:r, vO'or onze reis naar Vigo" Spanje, daar ik mij niet in staat achfte, nogmaals die woestijn Sahara te doorvorschen. Vandaar uit gingen wij over Frankrijk, Zwitserland, Elzas f Duitschland naar Hollalld terug.
28 Geachte lezers en lezeressen, wij zouden nog veel meer kunnen ilchrijven, doch willen nog in den handel brengen een groot werk, getiteld "Onze Sportreis naar Kaapstad". Wij hopen dan ook, dat U allen tevreden zult zijn over dit kleine boekje. M. HENNINK.
O. HENNINK-PORS.
EIND E