Sportkroniek ANDRE LELIAERT Grote Moerstraat 83 Sint-Andries Oud-Wielrenner Kampioen van België Vicewereldkampioen en recordhouder over de 5 km in Brussel Sint-Andries is steeds een gemeente geweest waar sportmensen zich goed thuis voelen. De tijd dat de ploegen van zowel Club als Cercle bestonden uit meestal Bruggelingen waaronder het merendeel St.-Andriesnaars ligt nog niet zo lang achter de rug. Beide clubs speelden vanaf hun ontstaan tot op heden op onze gemeente. Ook in de Wielersport was St.-Andries de geboorte- en de woonplaats van enkele gekende vedetten. Om er maar 2 te noemen, Hilaire Couvreur en de man waarover we het uitgebreid zullen hebben, Stayerskampioen André Leliaert. Met Dré Leliaert praten over het wielrennen en dan inzonderiijk over het stayeren is een waar genoegen. Met zijn klare kijk op het gebeuren en met zijn radde tong gaat hij geen enkel probleem uit de weg. In zijn riante villa in de Grote Moerstraat kunnen Dré en zijn echtgenote in volle rust genieten van de geleverde inspanningen en de stress van wielerbestaan. De kleine man met het leeuwenhart heeft het grotendeels, dank zij de sport, gemaakt in het leven.
Van beenhouwersgast tot koereur ... Vooraleer Dré in 1938 (geboren in Brugge op 4 februari 1923) voor de eerste maal aan de startlijn verscheen, was hij beenhouwersgast bij Strubbe in de Smedenstraat. Maar die zware stiel zinde dat tengere ventje niet. Koersen dat wilde de kleine. Hij wilde in de voetsporen treden van die andere Bruggelingen die toen furore maakten als renner. En in de streek waren er toen kleppers van het gehalte van Berten Ramon, Berten Paepe, Nesten Allemeersch, Julien Van Dijcke, Hilaire Couvreur, Staf Salembier, Léon Dhaenekyndt, René Oreel, Jules Plovie en Jules Huvaere om maar de voornaamste te noemen. Op 5 mei 1940 behaalde Dré zijn eerste bloemtuil uit zijn rijk gevulde loopbaan. 5 dagen later vielen de Duitsers ons land binnen en zoals bij velen van zijn generatiegenoten liet de oorlog bij onze jonge renner zijn sporen na. In 1945 werd een vergunning van prof aangevraagd en Dré vestigde zich als "velomaker" langs de Gistelsteenweg, aan de St. Baafskerk, waar nu de winkel van Tandy gevestigd is. Het was de periode dat de talrijke zomerpistes op volle toeren draaiden. Op de wielerbaantjes van St.-Michiels, Maldegem, Rumbeke, Zelzate, Oostende, Walem, Zwartberg en Marcinelle was ons Kemphaantje een
graag geziene figuur geworden. Ze waren ook een onbetaalde publiciteit voor zijn fietsenwinkel waar de concurrentie zeer gróót was. Er waren toen niet minder dan 17 fietsenhandelaars en velomakers op St. Andries. Op de weg waren mijn mogelijkheden beperkt, vertelde hij ons eerlijk. Boven de 200 km was mijn pijp uit. En in die tijd waren wedstrijden van 300 km en meer De normaalste zaak van de wereld Bovendien kreeg men in de Velodrooms een kontrakt uitbetaald. Ik had dus zeker prijs. Ja, André wist waar Abraham de mosterd haalde. In die periode deed de organisator van de Brugse piste Raymond De Fruydt een voorstel welke de loopbaan van Leliaert totaal veranderde. Ik kreeg het dubbele van mijn gewoon kontrakt om het eens achter de moto's te proberen. Dat mocht ik eenvoudig niet weigeren.
Stayeren is een aparte discipline ... In 1947 heeft André dan definitief de keuze gemaakt. Na mijn debuut op de Brugse piste heb ik ondervonden dat ik aanleg had voor het rijden achter motoren. Ik moest niet lang nadenken: stayeren is een gave en die had ik. Driemaal per week trok ons Engels haantje naar het Antwerpse Sportpaleis om er samen met Maurice Clautier, Willy Michaux, Gust Meuleman en Dolf Verscheuren te oefenen. Om zich te vervolmaken spoorde hij zelfs menigmaal naar Parijs. Oefening baart kunst. Toch in het stayeren. In die tijd werd regelmatig achter handelsmotoren gereden. Later werden het zware motoren. Wat is nu het verschil ? Een handelsmotor is een gewone moto uit die tijd met achteraan een rol op 30 cm van het achterwiel. Een zware motor dat is helemaal anders. Die weegt ongeveer 250 kg en heeft een motor van 22 pk. Daarmee kan men op de autosnelweg 170 km per uur rijden. Zo'n motor heeft geen versnellingsbak en ook geen remmen. De snelheid wordt geregeld door de hoeveelheid gas welke men geeft. Maar ook de stayersfietsen hebben iets speciaals. Deze zijn aan zeer strenge voorschriften onderworpen. Deze "rare fietsen" hebben een klein voorwiel en een naar buiten geplooide vork. Dat alles om beter te kunnen sturen. Want met een gewone fiets slingert men bij een snelheid van 75 km per uur. De voortube weegt 280 gr, de achterste slechts 240 gr.
127 km per uur op een fiets ... Dré die intussen naar Brugge was verhuisd waar hij in het centrum op de hoek van het Pand reit je en de Braambergstraat een fietshandel en het Café "Alerta Sport" uitbaatte had intussen naam verworven in de Belgische Stayerswereld en dit ondanks het feit dat hij diende op te tornen tegen een Antwerpse coalitie. In 1949 werden in Duitsland terug wedstrijden op de wielerbanen ingericht. De sporttempels waren het eerst heropgebouwd in het vernielde Duitsland. Kwestie van de mensen ontspanning te geven. Brood en spelen, weet je wel. Stayerswedstrijden waren over de Rijn een graag geziene discipline. Het pluimgewicht uit het Venetië van het Noorden was de eerste buitenlander die daar een kontrakt kreeg aangeboden. Hoe ongelooflijk het ook moge klinken de DM van het verliezende Duitsland hadden meer waarde dan de FF van toen. In Duitsland - het luilekkerland der stayers - was er poen te pakken voor iemand die voor spektakel zorgde en daarbij ogen in zijn kop had. Het duivels ventje werd overal gevraagd op de talrijke pistes van die tijd. In 1950 haalde Dré Leliaert de krantenkoppen van alle gespecialiseerde Duitse sportkranten door op de wielerbaan van Wuppertal- de snelste baan van de wereld volgens ingewijden een rekord te vestigen door maar liefst 127 km per uur te rijden. Daarvoor had Dré een verzet van 66x12 opzitten. Dat betekent bij iedere omwenteling een afstand van 14,50 meter. D.w.z. dat de benen in één sec. driemaal op en neer gaan. Dat maakt 180 toeren per minuut. Ongelooflijk maar waar. Stayers kunnen een aardig stukje fietsen en moeten bovendien over een grote dosis wilskracht, durf en doodsverachting beschikken. De Vlaamse leeuw Leliaert reed in het Belgisch kampioenschap 1949 in Oostende de nationale coalitie op een hoop en verwierf op een sublieme wijze zijn eerste kampioenstitel. In Brussel vestigde Dré een record over de 5 km welke nog steeds op zijn naam staat, gemiddelde 70 km 230 in 4'16"3. Sindsdien werd hij voor iedere meeting door de inrichters genegeerd. In het buitenland, o.m. in Frankrijk, Duitsland en Italië, was hij op alle mogelijke zomerbanen en ook op de wintervelodrooms een vaste klant geworden.
Vice-wereldkapioen in 1951 ... 1951 was voor André Leliaert een "boerejaar". Dat kleine ding uit Brugge stapte langs de grote poort het rijk der stayers binnen. Op alle grote meetings zowel in Parijs, Marseille, Toulouse, Turijn, Milaan, Zurich, Clermont-Ferrant, Reims, Keulen, Bremen, Berlijn, Wuppertal e.a., prijkte Leliaert op de affiche. Ja onze man heeft een flink stukje van de wereld gezien. In eigen land liep hij zich te pletter op het consortium der oudere en jaloerse landgenoten die in hem een indringer zagen. In het wereldkampioenschap welke op de bekende Vigorelliwielerbaan in Milaan werd verreden was er een sublieme Jan Pronk nodig om Dré met 50 meter voorsprong van de regenboogtrui af te houden. Intussen was onze kampioen een toonaangevende figuur geworden in de stayerswereld - in het buitenland althans. Daar kwam echter abrupt een einde aan.
Zware valpartijen ... Koersen achter zware motoren is een discipline waar veel gevaar aan verbonden is. Dat is allicht de reden waarom er tegenwoordig nog maar weinig van die wedstrijden verreden worden. In mei 1951 kwam onze vicewereldkampioen een eerste maal ten val in Keulen - gelukkig zonder erg. Even later werd hij op de zomerpiste van Marcinelle met een hersenschudding en een schouderbreuk afgevoerd. Erger was de valpartij in Bordeaux waar hij aan 100 km per uur zwaar ten val kwam en door de volgende moto werd opgeschept en zodoende gekneusd over het ganse lichaam op het nippertje aan de dood ontsnapte. Na een lange inactiviteit hervatte Dré vol goede moed begin 1953 terug de training. Maar de onkans bleef hem achtervolgen. Op de Brugse velodroom kon hij een renner die voor hem viel niet ontwijken en ook ditmaal had die valpartij grote gevolgen. Gebroken linker voorarm, gespleten rechter pols en gebroken elleboog. Gevolg: 6 weken met beide armen in het gips. Het seizoen 1953 dat Dré zo schitterend had voorgesteld, was reeds gedaan nog voor het begon, dit wat betreft de wedstrijden op de zomerpistes. Zware valpartijen maakten een vervroegd einde aan zijn loopbaan. Het vet was van de pot in dat ongeluksjaar. In het najaar kreeg Dré hoop en al nog 9 kontrakten aangeboden. Te weinig voor de vele inspanningen welke men er moet voor doen. Bovendien was de concurrentie zo groot dat na enkele mindere prestaties de directies van de winterbanen hem eenvoudig thuis lieten. Hij reed zijn laatste wedstrijd in het sportpaleis van Antwerpen op 26 september 1954. Leliaert behoorde tot de laatste generatie van de grote stayers.
Leliaert gezien door de kenners… Onze Brugse vedette haalde menigmaal de krantenkoppen. Enkele ervan willen we onze lezers niet onthouden. Ziehier enkele citaten van de meest gekende sportkroniekers van die tijd welke we zonder schrik van te worden tegengesproken als "kenners" mogen noemen:
Dat kleine ding uit Brugge, een dappere “Klauwaert" en de kleinste der musketiers, heeft iedereen verstomd door zijn wilskracht en hardnekkigheid (Jerome Stevens in Het Volk). De jongste stayer was ook de kleinste, de taaiste en de wilskrachtigste van zijn tijd. Dat tengere ventje die het uitzicht draagt van een ziekelijke schoolknaap is kloeker dan velen vermoeden, zo schreef Raymond Pacqué in de Brugse Courant. Dré Leliaert, een stayer met wereldklasse - une nouveIle vedette est né blokletterde Jacques Goddet in het Franse sportblad L'Equipe. In zijn sappige taal schreef Karel Van Wijnendaele in Het Nieuwsblad-Sportwereld: Als ge hem bekijkt krijgt ge er kop noch staart aan. Bleek van aangezicht met haast doorschijnende kaken. Maar zo taai als een Wisse. Een gebouw van een half muurke, weze het dan van "béton armé". Nog steeds Karel Van Wijnendaele: De kleine Leliaert was een man met een leeuwenhart. Hij was in zijn glorietijd de jongste, de kleinste, de lichtste maar zeker de slimste. Achiel Van den Broeck had het over dat duiveltje in een wijwatervat. De kleine dappere Bruggeling. Paris-Presse had het over la cource héroïque du petit Brugeois au Palais des Sports à Paris. Na een loopbaan van 16 jaar, waarvan 10 jaar als prof, moest Leliaert in 1954 noodgedwongen stoppen als actief renner. Hij verhuisde naar Gent waar hij diverse fietsenwinkels uitbaatte. Heimwee naar St.-Andries kreeg hij in 1970 waar hij in de Lege Weg - waar vroeger het gekende café "De Linde" stond - een nieuwe fietsenhandel neerzette. In 1981 zag hij zich verplicht om wegens hartklachten het wat kalmer aan te doen. De fietsenhandel werd in andere handen overgelaten en Dré verhuisde naar de Grote Moerstraat waar hij samen met zijn echtgenote van een rustige levensavond kan genieten. Dré bedankt voor het vele sportgenot en het ga je verder goed. Robert Vlaemynck Bron : De Kroniek van Sint-Andries, nummer 75, p.7-17