Spirituele hiërarchie Een lezing van Dharmacari Nagabodhi in het Boeddhistisch Centrum Amsterdam, november 2003 Naar het Nederlands vertaald en uitgegeven door Stichting de 3 juwelen, Amsterdam, met toestemming van Nagabodhi. © Stichting de 3 juwelen, Amsterdam 2005
1.0
Spirituele hiërarchie Wat kunnen we zeggen over spirituele hiërarchie, een thema dat al dan niet relevant kan zijn voor jouw situatie? Laat ik beginnen met het verhaal van Anathapindika, een rijke Indiase koopman uit de tijd van de Boeddha. Die ging op een dag op bezoek bij zijn zwager, een bijzonder rijke man. Toen hij arriveerde, merkte hij dat het hele huis in rep en roer was, omdat er een grandioos feest werd voorbereid. Anathapindika dacht dat zijn zwager het huwelijksfeest van een van zijn kinderen zou gaan vieren. Maar deze zei: ‘Nee, de Boeddha komt op bezoek.’ Anathapindika had de Boeddha nooit ontmoet en nog nooit van hem gehoord. Hij kende het woord ‘Boeddha’ niet eens.
metaforen. We spreken over het spirituele leven in de metafoor van ‘groei’, waarbij we de spirituele ontwikkeling van een individu vergelijken met het ontluiken van een bloem, de lotus bijvoorbeeld, die zich vanuit de modder door het water heen op het zonlicht richt. We gebruiken het beeld of de metafoor van het pad – het pad van het spirituele leven dat door alle problemen en beproevingen van ons leven heen loopt. Soms wordt het spirituele leven vergeleken met een spiraalvormig pad, een leven dat schijnbaar onveranderlijk in kringetjes ronddraait, maar bij elke uitdaging kun je wat creatiever zijn, kan het wat beter gaan, kun je iets meer bereiken. Ook kennen we de metafoor van het innerlijke zelf: een leven dat gewijd is aan de ontdekking van mededogen, waarin je toegang zoekt tot het diepste zelf, waarin dit zelf wordt gerealiseerd en waarbij je soms zelfs de innerlijke boeddha-aard kunt ontdekken. En we kennen het beeld van het juweel dat is verborgen in de lotusbloem, een soort spirituele essentie in het hart van ons aardse leven.
Hij zei tegen zijn zwager: ‘Neem me niet kwalijk, zei je “Boeddha”?’ Deze antwoordde: ‘Ja.’ Anathapindika herhaalde de vraag tot drie keer toe en kreeg steeds een bevestigend antwoord. Toen zei hij: ‘Kan ik hem een bezoek brengen?’ Zijn zwager antwoordde: ‘Ja, maar morgen pas, omdat de Boeddha nu andere dingen te doen heeft.’
Er bestaan talloze beelden en vormen die we gebruiken om over het spirituele leven te kunnen praten. Als je de boeddhistische literatuur onderzoekt – en niet alleen de boeddhistische – ontdek je dat het bijzonder moeilijk is het beeld of de metafoor van hiërarchie, van hoger en lager, te omzeilen. We hebben het over het hogere zelf, over de volmaakte, over mensen die hoogontwikkeld zijn. Dit taalgebruik weerspiegelt misschien een menselijke, mogelijk instinctieve, behoefte om tegen iets op te kijken, om eerbied te koesteren, ontzag te hebben en te idealiseren.
Maar Anathapindika kon bijna niet wachten, hij ijsbeerde de hele nacht door zijn kamer, zo opgewonden was hij, en hij kon niet slapen. Alleen al het woord ‘Boeddha’ had hiertoe geleid. Het betekent ‘de Ontwaakte, de Verlichte’. Louter bij het horen van dat woord kreeg Anathapindika de ingeving dat hij misschien een uiterst bijzonder mens zou ontmoeten, iemand die absoluut uniek was en boven alle anderen stond. Iemand die niet alleen anders was, maar die het hoogst bereikbare had bereikt. Anathapindika voelde dit intuïtief aan, en toen hij de Boeddha de volgende dag ontmoette, wist hij dat zijn intuïtie juist was geweest, maar dat is een ander verhaal. Het gaat hier om de ingeving van Anathapindika: het gevoel dat er iemand moest zijn die werkelijk verering waard was, iemand die de hoogste menselijke mogelijkheden had gerealiseerd.
Hiërarchische beeldvorming en hiërarchisch denken is in het boeddhisme nagenoeg essentieel. Als je de boeddhistische geschriften slechts vluchtig bestudeert, vind je beschrijvingen van de diverse niveaus van de werkelijkheid, je leest over de kamaloka, het vlak van de zintuiglijke ervaring, over de rupaloka, het vlak van de archetypische ervaring, over arupaloka en, daar nog bovenuit reikend, de transcendentale loka. De boeddhistische metafysica, de boeddhistische ideologie, bevat beschrijvingen van de diverse niveaus, de diverse vlakken waarin de realiteit werkzaam is.
Je kunt op talloze manieren over het spirituele leven praten. Het is bijzonder moeilijk te beschrijven wat er in feite innerlijk gebeurt met een persoon die een spiritueel leven leidt. Je kunt allerlei woorden gebruiken, maar het echt overdragen is bijzonder lastig. Dus hebben we de neiging onze toevlucht te nemen tot beelden en
Als je naar het Tibetaanse levenswiel kijkt, zie je
3 1.0
opnieuw de diverse gebieden waarin verschillende wezens kunnen leven, je ziet de gebieden van de hellewezens, van de hongerige geesten, van de dieren, van de mensen, van de goden en van de rivaliserende strijders. In de boeddhistische kosmologie is sprake van drieëndertig hemels en ik weet niet hoeveel hellen. Die hemels zijn van verschillend niveau en er zijn verschillende stadia van vordering op het pad: het gewone, wereldse niveau van de beoefenaar, het niveau van de stroombetreder, het niveau van de beoefenaar die eenmaal terugkeert, het niveau van de beoefenaar die niet meer terugkeert, het niveau van de pratyeka boeddha, van de arhat, van de boddhisattva en van de opperste Boeddha. In het boeddhistische taalgebruik, de boeddhistische geschriften en het boeddhistische denken tref je overal een hiërarchie aan, in gedetailleerde beschrijvingen en beelden.
geobsedeerd door de minutieuze details van de hiërarchische orde. Sangharakshita vertelt dat in Tibetaanse kloosters, vooral bij feesten die door diverse lama’s worden bijgewoond, het verschil in hoogte van de zetels van de hooggeplaatste lama’s en de iets minder hooggeplaatste van belang is. Soms is het een kwestie van centimeters, maar die worden zorgvuldig gemeten, zodat iedereen in de juiste positie en op de juiste hoogte zit. Zo belangrijk is hiërarchie. En in het Tibetaanse boeddhisme belichaamt de goeroe natuurlijk een onjuiste vorm van toevlucht. De goeroe wordt niet gewoon gezien als iemand die meer weet dan jij of die meer mediteert dan jij, maar hij wordt tot grote hoogte verheven. Deze wijze van toevlucht nemen tot de goeroe is onjuist, hij is iemand van wie sommige mensen denken dat hij je door zijn goedgunstigheid letterlijk toestaat je te ontwikkelen, het is allemaal genade van je goeroe, hij speelt de belangrijkste rol in je spirituele leven - zo wordt de goeroe gezien. En zo treffen we in de boeddhistische literatuur, de boeddhistische geschiedenis en de boeddhistische instellingen een zeer krachtig werkende hiërarchie aan, die strikt in praktijk wordt gebracht, in ere gehouden en nagevolgd. In zekere zin hoeft ons dat niet te verbazen. De Boeddha was een gewoon mens, maar door zijn inspanning en beoefening bereikte hij een volkomen nieuwe zijnstoestand die de gewone menselijke staat radicaal te boven ging. Hij ontwaakte en werd verlicht. En hij gaf mensen onderricht, hij vestigde een traditie om anderen te helpen zijn ervaring na te volgen, om te ontwaken, een oefenproces ter verandering door te maken, om zich te ontwikkelen.
En als je naar het oosten gaat, merk je algauw dat boeddhistische instellingen al evenzeer gekleurd zijn door hiërarchische beeldvorming en een hiërarchische praktijk. In een groot deel van het boeddhistische oosten tref je het basale verschil in rang aan tussen een leek en een monnik. Een leek is een tamelijk gewoon persoon die in de wereld leeft en geen hogere aspiraties kan koesteren dan het verzamelen van genoeg verdienste om in een volgend leven misschien monnik te worden. En natuurlijk hebben deze mensen de plicht de monniken te voeden, te steunen en te verzorgen. En het is heel vaak de taak van de monnik dat voedsel en die aandacht in ontvangst te nemen. Dat kan tot heel vervelende situaties leiden. Zo weet ik nog dat we in India een ‘dharmatocht’ maakten. We deelden een kamer in steeds weer een ander onderkomen. Op een avond kregen we met zijn tienen een kamer te zien van ongeveer tien bij vijf meter; er was een bed, er waren matrassen, kussens en dekens. In ons gezelschap bevond zich een bhikku, een boeddhistische monnik uit een andere orde. En hij raakte helemaal van slag, want het was voor wie dan ook onmogelijk in die kamer te gaan slapen zonder met zijn voeten in de richting van de monnik te wijzen. Het werd daar als absoluut verkeerd gezien dat iemand hem zijn voeten toekeerde, want dat betekende dat je je vanaf een laag niveau tot hem richtte. Omdat hij een monnik was, kon dat absoluut niet en hij raakte er volkomen door van streek. Volgens mij was dat onnodig en irreëel, maar zulke dingen worden in het boeddhistische oosten bijzonder serieus genomen. In de Tibetaanse cultuur wordt men bijna
En daarom gaat het er in het leven en de beoefening van een boeddhist om te proberen te veranderen, te proberen zich te ontwikkelen, te proberen te groeien, te proberen te ontwaken, te proberen een steeds hogere staat van bewustzijn te bereiken, hogere staten van bewustzijn en dieper inzicht te ervaren. Als de traditie, de beoefening die de Boeddha heeft ingesteld, ook maar enigszins werkt, volgt daaruit dat mensen die langdurig en integer meditatie hebben beoefend vorderingen maken. Daarom zijn sommige mensen verder gevorderd op het pad dan andere. Deze situatie brengt met zich mee dat sommige leden van een boeddhistische Sangha betrekkelijk onervaren nieuwelingen zijn en dat andere meer en dieper reikende ervaring hebben, dat hun meditatie hen tot grote hoogten voert, dat hun inzicht vrucht begint te dragen, enzovoort. 4
1.0
Binnen een boeddhistische Sangha hoort een zekere hiërarchie op het gebied van ervaring te bestaan, want waarom zou je er anders aan beginnen? Waarom zou je boeddhist worden? Spirituele vorderingen in een boeddhistische context zouden zich feitelijk hier en nu moeten voordoen. Je hoeft geen boeddhist te worden om de kopjes af te wassen. Je wordt alleen een boeddhist als je de raad van de Boeddha wilt volgen en zijn richtlijnen in acht wilt nemen. Als zijn richtlijnen werken, moeten ze een effect op je hebben, en dat betekent dat je verandert, groeit en je ontwikkelt. En daarom zijn sommige mensen verder op het pad gevorderd dan andere, zo simpel is het. En als die mensen er zijn, is het voor ons natuurlijk van belang ze te herkennen, zodat we van hen kunnen leren. We kunnen hen zelfs zien als mensen bij wie we onze toevlucht zoeken.
Boeddha en zijn leerlingen ontmoetten, vonden het blijkbaar geen probleem de Boeddha te volgen, hem eerbied te betonen, hem zelfs te vereren. In de boeddhistische geschriften kun je lezen hoe de mensen zich in de aanwezigheid van de Boeddha gedroegen: ze waren uiterst eerbiedig, gingen nooit voor hem zitten, droegen hun mooiste kleren en bedekten of ontblootten één van hun schouders, zorgden ervoor dat hij altijd rechts van hen stond, wat betekende dat ze als een planeet om de zon om hem heen moesten draaien. Een eerbiedige houding ten aanzien van de Boeddha werd op alle mogelijke manieren in acht genomen. En de mensen waren ontvankelijk voor de Boeddha, ze luisterden naar hem, ze wilden van hem leren. Nu was de Boeddha natuurlijk een speciaal persoon. Ik weet niet waar dat uit bleek. Maar er waren mensen die het zagen, die het herkenden. Sommigen dachten ook dat hij maar een gewone man was, maar de meeste mensen die een tijdje bij hem waren, merkten heel snel dat hij een zeer bijzondere persoon was. Misschien was in de cultuur van die dagen een dergelijke herkenning gebruikelijker. Misschien werden hiërarchische verhoudingen eerder aanvaard. Ook nu nog worden ouderen in India geëerbiedigd. Ze hebben een speciale positie in de familie, er bestaat een natuurlijke eerbied en of in ieder geval respect voor mensen die ouder en wijzer zijn. En in de tijd van de Boeddha en in traditionele samenlevingen reageerden mensen minder problematisch op hiërarchische verhoudingen dan wij.
Dat is de denkwijze van de boeddhistische traditie, de boeddhistische beoefening. Maar dan hebben we een probleem. Hoe weten we tegen wie we moeten opzien? Sangharakshita heeft een amusant verhaal verteld over een paar Tibetaanse monniken die aan het bekvechten waren. Ze waren assistenten van drie hooggeplaatste lama’s en twistten erover wie van hen de hoogste lama was, wie het meest verlicht, het verst ontwikkeld was. Op een zeker moment kwam een van de lama’s naar buiten en vroeg waarom ze ruzie maakten. En een van de assistenten vertelde hem dat ze twistten over welke lama de hoogste was. De lama lachte en zei: ‘Ja, het is waar dat een van ons verder ontwikkeld is dan de andere twee, maar niemand van jullie zal ooit weten wie dat is.’
En hoe zit het met ons westerlingen? Hebben wij eigenlijk wel behoefte aan een spirituele hiërarchie? Is zo’n hiërarchie wel mogelijk? We leven in een hoogontwikkelde, materialistische wereld, waarin zelden aan iemand eerbied wordt betuigd, afgezien van topvoetballers en popsterren. Toen ik jong was, bestond er in Engeland nog een zekere eerbied voor de koninklijke familie. Als je droomde dat de koningin bij je kwam eten, dan was dat een belangrijke droom, want de koningin vertegenwoordigde iets bijzonders. Maar als iemand nu over de koningin of het koninklijk paleis zou dromen, zou hij misschien het advies krijgen naar de psychiater te gaan. Ik weet niet of het in Nederland anders is, maar in onze samenleving is weinig ruimte voor eerbied en respect en bestaat er een uitgesproken afwijzing van hiërarchie, vooral van de institutionele hiërarchie die in verband staat met de macht die ooit door de christelijke kerk werd uitgeoefend. In onze wereld en in onze samenleving heerst het
Het is soms bijzonder moeilijk iemands vorderingen op her spirituele pad te herkennen. Het is niet altijd gemakkelijk erachter te komen tegen wie je op zou moeten zien, wie je eerbied zou moeten betuigen. Kunnen we wie dan ook eerbied betuigen, ligt dat wel in onze aard, maakt het deel uit van onze cultuur? En is het wel goed in een positie te worden geplaatst waarin naar je wordt opgekeken? Het mag dan goed voor ons zijn iemand een verheven positie toe te kennen, maar misschien is het voor die persoon zelf helemaal niet goed, is het een vorm van verleiding, een valkuil. Twee en een half duizend jaar geleden kenden de mensen dat patroon blijkbaar niet. Anathapindika had er geen notie van: voor hem was alleen al de klank van het woord ‘Boeddha’ genoeg om hem in vervoering te brengen. Mensen die de 5 1.0
denkbeeld dat religie en hiërarchie misschien wel onvermijdelijk een gevaarlijke combinatie vormen. En daarom is het voor aanhangers van welke religie dan ook al moeilijk genoeg zich in te laten met een hiërarchische denkwijze. En in onze beweging, de FWBO, is dat misschien nog moeilijker. Ik ken westerse boeddhisten die een ontzaglijke eerbied hebben voor hun Tibetaanse lama of hun Japanse roshi of Thich Nhat Hanh. Als de spirituele leraar heel anders is dan jij en uit een andere wereld komt, als hij een eeuwenoude traditie vertegenwoordigt die over het vermogen van duizenden jaren beoefening beschikt, zijn sommige westerlingen blijkbaar in staat grote eerbied en devotie voor hun leraar op te brengen. Voor de FWBO geldt dat niet. Wij vormen een zeer jonge beweging. Er behoren niet veel ouderen toe. Zelfs degenen die al lange tijd aan onze beweging deelnemen, zijn niet verbonden met een honderden jaren oude traditie. Natuurlijk baseren we ons op de boeddhistische traditie, maar de FWBO heeft geen oeroude kloosters of oeroude vegetarische restaurants. Veel mensen vinden het moeilijk eerbied op te brengen voor personen die niet uit een eeuwenoude traditie stammen. We kijken vaak om ons heen en vragen ons dan af: zit hier wel iemand die werkelijk veel verder is dan ik? Heb ik iets aan deze mensen als het op spirituele hiërarchie aankomt? Sangharakshita is altijd bijzonder voorzichtig omgesprongen met het denkbeeld van spirituele hiërarchie. Hij gelooft in de waarde van spirituele hiërarchie, maar hij heeft die binnen de FWBO steeds met grote behoedzaamheid geïntroduceerd. Toen hij voor het eerst mensen ordineerde, hield hij een gedenkwaardige toespraak: het is een fascinerend document, omdat het sterk verschilt van wat hij nu zegt. Hij zei dat er verschillende niveaus van ordinatie zouden komen, maar dat denkbeeld is nooit gerealiseerd. Destijds gaf hij twee mensen een hogere ordinatie: in die dagen werden mensen die geordineerd werden upasaka of upisaka genoemd, dus die vrouw werd een maha-upasaka en een man werd geordineerd als een boddhisattva. Maar na korte tijd stopte Sangharakshita hiermee en stelde maar één ordinatie voor iedereen in. Binnen onze orde bestaat geen niveauverschil. Sommige mensen worden anagarika’s, dragen een oranje kesa en soms een gewaad, maar er werd altijd de nadruk op gelegd dat dit geen hogere ordinatie of een hoger niveau vertegenwoordigde. Onze orde is één orde, voor mensen die celibaat leven en mensen die dat niet doen, voor de oudere ordeleden en voor de
nieuwelingen, voor mannen en voor vrouwen. En er bestaat geen verwarring ten aanzien van instituties en spirituele verworvenheden. Nog niet zo lang geleden heeft men een poging gedaan iemands vermogen en bereidheid om binnen de FWBO verantwoordelijkheid te nemen en bijvoorbeeld een centrum te leiden in zekere zin als teken van een hogere spirituele ontwikkeling te zien. Dit ideaal werd een tijdje onderschreven. Maar voor zover ik weet is deze gedachte nu in diskrediet geraakt. Sangharakshita vond dat er geen verwarring moest bestaan tussen spirituele hiërarchie en institutionele hiërarchie. En dat was niet omdat hij niet in spirituele hiërarchie geloofde. Tijdens een van zijn cursussen heeft hij gezegd dat hij geen compromis wilde sluiten ten aanzien van spirituele hiërarchie. Zo’n hiërarchie bestaat echt: er zijn mensen die verder zijn gevorderd op het pad. Zodra je die spirituele hiërarchie gaat combineren met macht en institutionele posities, zaai je verwarring, breng je die hiërarchie in gevaar en verlies je het zicht erop. Maar als je spirituele hiërarchie niet kunt herkennen aan de kleur van een kesa, het werk dat iemand doet binnen de FWBO, aan het feit dat hij of zij de spreker introduceert of de spreker vertelt wat hij of zij moet zeggen, hoe herken je die hiërarchie dan wel, en heeft ze dan wel enige waarde? Sangharakshita heeft nooit veel over spirituele hiërarchie gesproken, maar deed dat zo nu en dan wel: hij houdt die hiërarchie als een belangrijk principe in ere. Hij praat echter het meest over vriendschap, spirituele vriendschap, kalyana mitrata. Hij noemt dit in al zijn cursussen en legt er de nadruk op dat de Boeddha heeft gezegd dat spirituele vriendschap geheel bepalend is voor het spirituele leven. Hij ziet het belang dat we hechten aan het cultiveren van spirituele vriendschap als het absolute fundament van onze beweging. In feite bestaan er veel boeddhistische bewegingen waarin spirituele vriendschap niet wordt benadrukt, er bestaan zelfs bewegingen waarin vriendschap tussen volgelingen actief wordt ontmoedigd. Je mediteert, je woont rituelen bij, en als je al met iemand praat, dan met je leraar en niet met een andere persoon uit de Sangha. Sangharakshita heeft altijd een krachtig energiecircuit van vriendschap binnen de FWBO aangemoedigd. Daarom hebben we woongroepen opgericht. Hij moedigde ons aan samen op retraite te gaan en niet alleen te mediteren en rituelen uit te voeren, maar ook naar een diepere onderlinge verbondenheid te streven. Dit hield hij 6
1.0
ons ook voor toen we samen bedrijven oprichtten, hij heeft op alle mogelijke manieren de gedachte hooggehouden dat mensen die proberen een boeddhistisch leven te leiden in vriendschap zouden moeten leven. Hij is op dat punt volkomen onbuigzaam, hij is bijna aan dat denkbeeld verknocht: zonder vriendschap geen vordering op het pad. Maar hij heeft niet alleen het belang van vriendschap benadrukt, hij heeft ook benadrukt wat hij verticale kalyana mitrata noemde, vriendschap tussen mensen op verschillende niveaus. Hij spreekt van horizontale kalyana mitrata en verticale kalyana mitrata.
ordelid een dergelijke vriendschap kan bieden, omdat hij of zij in ieder geval een aantal jaren meditatie heeft beoefend en de Dharma heeft bestudeerd. Tegenwoordig worden de meeste mensen pas lid van de orde als ze zeven, acht, negen jaar of zelfs langer de Dharma hebben bestudeerd. Daarom bestaan er onder ordeleden talloze vriendschappen; vaak zijn ze samen op retraite geweest en hebben ze samen gestudeerd. Ze hebben gestudeerd met Sangharakshita of met andere ervaren ordeleden. Ze hebben in ieder geval enige tijd besteed aan het in zich opnemen van de boeddhistische traditie en de traditie van de FWBO. Ze hebben voor allerlei uitdagingen gestaan en zijn op alle mogelijke manieren beoordeeld en getoetst. Misschien een enkele keer tijdens hun mitraschap, maar zeker tijdens het proces van ordinatie, want ordelid worden houdt in dat je op velerlei manieren wordt beoordeeld, getoetst en uitgedaagd.
Horizontale kalyana mitrata is vriendschap tussen mensen die, allemaal ongeveer op hetzelfde niveau, een spiritueel leven leiden. Maar er bestaat ook verticale kalyana mitrata, waarover hij het uitvoerigst spreekt in een lezing die hij vele jaren geleden heeft gehouden: ‘Is een goeroe werkelijk noodzakelijk?’ Ik herhaal niet alles wat hij heeft gezegd, maar alleen datgene wat ik jullie duidelijk wil maken. Hij opperde dat je in een vriendschap kunt ontdekken dat jij er zelf meer baat bij hebt dan de ander. Als je elkaar beter leert kennen en samen dingen onderneemt, kun je merken dat de ander een rijker leven leidt en een hoger niveau van bewustzijn en spirituele scholing heeft ontwikkeld: hij of zij inspireert ons. In dat soort vriendschap ontdekken we dat de ethische benadering van de ander zuiverder, duidelijker, oprechter, opener, transparanter, dieper, authentieker en krachtiger is dan de onze. En het kan ons bijzonder bescheiden maken een vriend te hebben die een ethische beoefening belichaamt van een niveau dat voor ons nog niet bereikbaar is. Dat kan bijzonder waardevol zijn, al is het niet altijd gemakkelijk. Vriendschappen waarbij wij meer baat hebben dan de ander kunnen op allerlei manieren ontstaan. Het is aan te raden die vriendschappen te zoeken, te proberen vriendschap te sluiten met mensen van wie wij kunnen leren, die ons inspireren, ons energie geven, enzovoort.
Hopelijk is een ordelid dus in staat in zekere zin verticale kalyana mitrata te bieden. Maar daar is natuurlijk lang niet alles mee gezegd. Iedereen kent hoogte- en dieptepunten, en een ordelid kan lange tijd veel minder geïnspireerd zijn dan in de periode waarin hij of zij werd geordineerd. Soms voelen we ons sterk betrokken, soms minder. Misschien is dat onvermijdelijk. Onlangs las ik met verbazing en belangstelling dat moeder Teresa van Calcutta iemand op bezoek kreeg die een geloofscrisis doormaakte en tegen die persoon zei dat ze zelf al veertig jaar in een geloofscrisis verkeerde. Ze meende het: ze had zich het grootste deel van haar leven gekweld gevoeld, omdat ze ooit Gods genade rechtstreeks had ervaren, maar daarna niet meer. En ze bleef bijna haar hele leven aan die ervaring denken, maar dat heeft haar er niet van weerhouden een zeer vruchtbaar bestaan op te bouwen. Het was geen gemakkelijk leven, ze werd niet gedragen door haar geloof, ze moest alles op eigen kracht tot stand brengen. En het is van belang te erkennen dat voor vele anderen die een spirituele weg bewandelen hetzelfde geldt. Maar dat kan wel tot een beetje vertrouwen leiden. En misschien is er een ordelid in je omgeving die je in spirituele zin helpt; die hoeft niet per se op jou te lijken of dezelfde belangstelling te hebben als jij. Misschien heeft hij een volkomen andere culturele en intellectuele achtergrond of een andere maatschappelijke positie. Misschien heeft hij in het leven van alledag allerlei ideeën die jou niets zeggen.
Deze verticale dimensie in een vriendschap kan vanzelf ontstaan en hoeft dan alleen maar te worden ontdekt. Wanneer twee mensen vriendschap sluiten, beseffen ze op een zeker moment misschien dat deze niet helemaal in balans is. Dat kan echter uitstekend werken. Binnen de FWBO is men er altijd van uitgegaan dat een mitra of een vriend die meer over het spirituele leven te weten wil komen en zijn beoefening van de Dharma wil verdiepen, baat heeft bij vriendschap met een ordelid. We mogen hopen dat een
Ook al heb je de beste bedoelingen, het kan 7
1.0
moeilijk zijn een verticale, ongelijkwaardige relatie aan te gaan met iemand bij wie je je niet altijd op je gemak voelt en die je niet altijd even stimulerend vindt, al respecteer je hem of haar wel. Dus misschien moet je een flinke tijd zoeken, maar ik hoop dat iedereen die niet geordineerd is niettemin zal ontdekken dat er in ieder geval een paar ordeleden zijn die hem of haar inspireren en met wie hij of zij een verticale spirituele vriendschap kan ontwikkelen. Een spirituele vriend biedt hulp, moedigt je aan, inspireert je, enzovoort. Als je eenmaal geordineerd bent, is er geen scheidslijn meer, want dan zijn er alleen nog maar ordeleden.
instinctieve reactie op een ander mens, een spirituele ingeving waardoor hij wist dat deze man aanspraak kon maken op verering en eerbied. Uit dit verhaal blijkt dat een effectieve kalyana mitrata aan twee voorwaarden moet voldoen: ten eerste moeten er mensen zijn die hoger ontwikkeld zijn dan anderen, mensen die spiritueel zijn. Maar ten tweede moeten we ontvankelijk zijn voor die bijzondere eigenschappen en ze kunnen herkennen. Ik vermoed dat we spirituele hiërarchie niet in het leven kunnen roepen: ze is altijd om ons heen, maar soms zijn we er ontvankelijk voor en soms minder. Spirituele hiërarchie bestaat misschien niet in de ruimte, maar wel in de tijd. Spirituele hiërarchie bestaat als iemand ontvankelijk is en ontdekt dat hij openstaat voor een persoon die op een hoog niveau functioneert. Wanneer dat gebeurt – en het kan in zekere zin altijd tussen twee mensen gebeuren – is er sprake van een moment van spirituele hiërarchie, waarin de een werkelijk iets aan de ander overdraagt, en we werkelijk iets kunnen leren van iemand die bijzonder is, die niet wordt afgeleid, bij wie ons spirituele leven ontvlamt, of het nu op het gebied van onze meditatie, ons inzicht of onze ethiek is. Wanneer we plotseling niet alleen ontvankelijk zijn voor die andere persoon, maar door die ontvankelijkheid ook een verandering ondergaan. Spirituele hiërarchie is een bepaalde kwaliteit in een menselijke relatie, een vorm van vriendschap. Ze heeft iets te maken met het niveau dat beiden hebben bereikt. Een voorwaarde voor spirituele hiërarchie is, dat beiden een zekere ontvankelijkheid moeten hebben bereikt, een zekere belichaming van onze mogelijkheid tot verandering.
Binnen de orde hebben we een interessant jaar achter de rug, vol uitdagingen en praktische herzieningen. Veel mensen vragen zich misschien af of de gedachte aan spirituele hiërarchie binnen onze orde wel bestaansrecht heeft. Volgens mij zou het vreselijk zijn als die spirituele hiërarchie niet zou bestaan, want we hebben allemaal mensen nodig aan wie we ons kunnen spiegelen, van wie we kunnen leren, die we ons ten voorbeeld kunnen stellen. Als de FWBO een effectieve spirituele orde is, dan moeten er wel mensen zijn die op een hoger niveau staan dan anderen, en het is aan ons die te herkennen. Dus wat moeten we doen? Volgens mij geeft een anekdote over Lokamitra, een vriend van mij die in 1977 naar India ging, daartoe een richtlijn. Bhante had hem gevraagd om op een zeker moment naar Kalimpong te gaan en namens hem een bezoek te brengen aan Dhardo Rinpoche, de belangrijkste leraar van Bhante in de Tibetaanse traditie. Dus reisde Lokamitra naar Kalimpong, maar onderweg schoot hem iets te binnen: hij had gehoord dat je bij een ontmoeting met een Tibetaanse lama een volledige prosternatie voor hem moest maken. Daar werd hij zenuwachtig van, want hij was een westerling, en de gedachte languit op de grond te moeten gaan liggen voor een volkomen onbekende man stond hem tegen; hij dacht dat hij er niet toe in staat was. Aan de andere kant wilde hij Sangharakshita niet tekortdoen en niemand in verlegenheid brengen. De hele reis lang maakte hij zich zorgen over zijn prosternatie. Maar toen hem het vertrek werd gewezen waar Dhardo Rinpoche hem zou begroeten lag hij voor hij het wist languit voor hem op de grond. Want zodra hij Dhardo Rinpoche zag, wist hij dat hij niet anders kon; deze man straalde iets uit dat hij onmiddellijk herkende. Je zou kunnen zeggen dat Lokamitra een natuurlijke hiërarchie ervoer, een diepe, natuurlijke en bijna
Dan gebeurt er iets bijzonder moois. Volgens mij is het een feit dat spirituele hiërarchie belangrijk is, dat ze mogelijk is, dat ze te allen tijde kan bestaan tussen welke twee mensen dan ook die op een verschillend niveau functioneren; mits ze ervoor openstaan, zullen ze er baat bij hebben. Ik zou het vreselijk vinden als ik voor niemand eerbied kon voelen, als er niemand was die me inspireerde. Niemand die me het vertrouwen kon geven dat de boeddhistische leer en de boeddhistische beoefening echt een goede uitwerking hebben. Niemand voor wie ik speciaal ontvankelijk zou willen zijn. Hopelijk is er sprake van een zekere stabiliteit en zijn er mensen in onze gemeenschap naar wie je kunt opzien. Welke tekortkomingen Sangharakshita ook mag hebben, toch weet ik dat er iets in me is dat op allerlei kwaliteiten van hem reageert, dat ik van hem kan 8
1.0
leren, dat hij alleen maar heilzaam voor me is en dat ik niet anders kan dan hem respecteren. Maar ik heb ook andere vrienden van wie ik, na hen vele jaren te hebben gekend, altijd ben blijven denken dat ze voor mij een kalyana mitra kunnen zijn, dat ze me iets hebben te geven, me iets kunnen leren. Hopelijk ontmoeten we allemaal zulke mensen in ons leven, mensen op wie we kunnen bouwen. Dus het principe van spirituele hiërarchie vraagt van ons dat we erkennen dat we in tweeërlei zin voor elkaar verantwoordelijk zijn. Onze eerste verantwoordelijkheid ten opzichte van elkaar is dat we doen wat we kunnen om de kracht en de diepte van onze spirituele beoefening te belichamen. Niet om te overdrijven, niet om met onze verworvenheden te pronken, niet om onszelf op te blazen, niet om ons mooi voor te doen. Laten we gewoon proberen het beste van onszelf te geven, onze spirituele overtuigingen, onze spirituele beoefening, onze spirituele integriteit te belichamen. En ten tweede dragen we de ver-
antwoordelijkheid zo ontvankelijk mogelijk te zijn voor wat onze vriend ons kan leren, voor wat hij of zij ons kan geven, ook hier zonder tot hoogmoed of rivaliteit te vervallen. Ook al bestaat er in onze wereld of in onze samenleving geen duidelijke natuurlijke spirituele hiërarchie, dan kunnen we, als we dit doen, toch onderricht ontvangen waarbij we baat zullen hebben, genoeg baat om onze weg te blijven vervolgen. We komen een heel eind door beide voorwaarden voor de belichaming van onze diepgang in acht te nemen en ontvankelijk voor elkaar te zijn. Maar als er binnen onze wereld, binnen onze zich ontwikkelende en groeiende Sangha een duidelijke, natuurlijke hiërarchie bestaat die een zekere stabiliteit kent, dan zullen de mensen die werkelijk voortgang ervaren zich vrij voelen om voor het voetlicht te treden, dan zullen ze worden gezien en zal er naar hen worden geluisterd, en dan zullen anderen baat hebben bij wat zij te bieden hebben. En dan zal hun invloed overal voelbaar worden.
9 1.0