SPELREGEL VAN DE WEEK (1) In de wedstrijd Amsterdam - Klein Zwitserland die op afgelopen zondag (week 41) op Studio Sport getoond werd, viel de 1-2 op bijzondere wijze. Vlak voor rust kreeg Klein Zwitserland een strafcorner en deze leidde ook na afloop van de speeltijd van de eerste helft tot vier nieuwe strafcorners alvorens er gescoord werd. Wat is nu precies de regel? Het antwoord: Een wedstrijdhelft duurt 35 minuten (regel 5.1), maar in regel 13.4 staat dat een wedstrijdhelft wordt verlengd om een dan toegekende strafcorner te kunnen uitspelen. Ook staat daar dat een 'daaruit voorkomende strafcorner of strafbal' moet worden uitgespeeld. Als een strafcorner wordt toegekend op zo'n moment dat de speelhelft afloopt voordat de strafcorner is afgelopen, dan geeft de scheidsrechter dit aan voordat de strafcorner genomen wordt. Dus hoewel het qua tijd eigenlijk al rust of einde wedstrijd is, moet dan de strafcorner nog genomen worden. Het resultaat van die strafcorner telt mee in de uitslag. Volgt op de strafcorner weer een overtreding door de verdediging, dan volgt er weer een strafcorner of zelfs een strafbal. Deze moeten ook genomen worden. Als er, zoals zondag bij Amsterdam tegen Klein Zwitserland, steeds maar weer een overtreding en dus een strafcorner volgt, dan kan de speelhelft flink langer duren. Deze zogenaamde 'uitspeelstrafcorner' is afgelopen als er een doelpunt is gemaakt of als de bal over de achterlijn is gegaan. Ook als de aanvaller een overtreding maakt, is de speelhelft voorbij. Als de bal meer dan vijf meter buiten de cirkel komt óf wanneer de bal voor de tweede keer buiten de cirkel is geweest, is de strafcorner ook voorbij en is de speelhelft dus ook afgelopen.
SPELREGEL VAN DE WEEK (2) In één van de wedstrijdverslagen van de Rabo Hoofdklasse Heren van afgelopen weekend wordt gesproken over een doelpunt dat viel uit een strafcorner die binnen de cirkel gestopt zou zijn. Het gaat hier niet om de waarneming in die wedstrijd, maar wel over hoe de regel op dit gebied precies is. Het antwoord: De uitvoering van de strafcorner staat beschreven in regel 13.3 van het Spelreglement Veldhockey 2004. In punt j. staat dat er niet kan worden gescoord voordat de bal buiten de cirkel is geweest. Vaak fluiten scheidsrechters direct als de bal binnen de cirkel is gestopt, maar dat is niet terecht. De stop is niet fout, er kan alleen nog niet gescoord worden! Dit houdt in dat de aanvallers mogen doorspelen in de cirkel. Of het veel zin heeft, is de vraag, want scoren kan tenslotte nog niet. Elke overtreding die tijdens dit rondspelen wordt gemaakt, wordt op de normale manier bestraft, behalve één. Als een verdediger namelijk een schot op doel met een overtreding tegenhoudt, krijgt hij géén strafbal, maar maximaal een strafcorner tegen. Het bewuste schot op doel kon tenslotte nooit tot een doelpunt leiden omdat de bal nog niet buiten de cirkel was geweest. Dus voorkwam de verdediger geen doelpunt en krijgt hij geen strafbal tegen. Tip: Let goed op de plek waar de aangegeven bal wordt gestopt, want dit is heel belangrijk voor het vervolg van de strafcorner.
SPELREGEL VAN DE WEEK (3) Afgelopen vrijdag kreeg een speler in de hoofdklasse wedstrijd SCHC - Kampong van de scheidsrechter een groene kaart, omdat hij een ballenjongen had uitgescholden. Wat is hiervoor de spelregel? Het antwoord: Ballenkinderen zijn alleen toegestaan bij wedstrijden in de Hoofd- en Overgangsklasse en zijn daar ook verplicht. In andere wedstrijden is het niet toegestaan om met ballenkinderen te spelen. Een groene kaart is een officiële waarschuwing en deze is bedoeld als signaal aan de speler, maar ook aan de andere spelers en aan het publiek, om aan te geven dat een grens bereikt is. Het is een waarschuwing (bij bondsscheidsrechters via een groene kaart, maar bij andere scheidsrechters verbaal) dat de betrokken speler het risico loopt dat hij bij herhaling wel eens een gele kaart en dus minimaal vijf mininuten tijdstraf zou kunnen krijgen. Het is ook een waarschuwing aan de andere spelers, dat de scheidsrechter dit soort gedrag kennelijk niet accepteert. In de wedstrijd van vrijdag gaf de scheidsrechter de groene kaart terecht wegens wangedrag van de betrokken speler. De ballenkinderen doen hun best om de spelers zo goed mogelijk te helpen. Wanneer ze dan eens een vergissing maken, of niet zo snel zijn als de spelers zouden willen, geeft dat de speler natuurlijk niet het recht om op ze te gaan schelden. De scheidsrechter gaf door de groene kaart duidelijk aan iedereen aan dat ook hij daar niet van gediend was.
SPELREGEL VAN DE WEEK (4) Met ingang van dit seizoen is het dragen van scheenbeschermers voor veldspelers verplicht. Hoe moet de scheidsrechter hiermee omgaan? Het antwoord: De verplichting voor veldspelers om scheenbeschermers te dragen staat in het bondsreglement en in regel 4.2 van het spelreglement. De KNHB heeft deze regel opgenomen om de kans op blessures te verkleinen. Het dragen van scheenbeschermers is een soortgelijke verplichting als het dragen van de juiste clubkleuren. Als de teamkleur groen is en één veldspeler heeft alleen maar een rood shirt bij zich, dan kan hij niet meedoen. Dat vindt iedereen logisch. Net zo logisch moet het worden dat een veldspeler die geen scheenbeschermers draagt ook niet aan de wedstrijd mag deelnemen. Dit betekent in het uiterste geval dus ook dat een team dat geen reservespelers heeft, met een speler minder moet spelen wanneer die speler geen scheenbeschermers bij zich heeft. Dat is echter beslist niet de schuld van de scheidsrechter, maar van die speler zelf. Wanneer een speler tijdens de wedstrijd zijn scheenbeschermer verliest is dit geen overtreding. De scheidsrechter hoeft hiervoor dus niet te fluiten. Wel moet de speler zodra dit mogelijk is, zijn scheenbeschermer weer bevestigen.
SPELREGEL VAN DE WEEK (5) Onlangs scoorde een verdediger van Pinoké in de wedstrijd tegen Breda een merkwaardig eigen doelpunt nadat hij met de bal langs zijn eigen keeper wilde lopen, maar de controle verloor en de bal over de doellijn liet gaan. Wat is hierbij de regel? Het antwoord: Het antwoord staat in regel 8.1 van het nieuwe spelreglement: Een doelpunt wordt gesoord wanneer de bal nadat hij binnen de cirkel door een aanvaller is gespeeld en daarna niet meer buiten de cirkel is gekomen, in zijn geheel over de doellijn en onder de doellat gaat. Als een verdediger de bal in zijn eigen doel speelt, nadat de bal binnen de cirkel door een aanvaller was geraakt (en niet tussendoor de cirkel uit is gegaan), is het een doelpunt. Als er geen aanvaller de bal heeft geraakt in de cirkel en de bal gaat dan via een verdediger in het goal, dan is het een lange corner. Een eigen doelpunt kan dus. Maar alleen als de bal daarvoor binnen de cirkel door een aanvaller geraakt is.
SPELREGEL VAN DE WEEK (6) In de sportkranten stond vorige week tot tweemaal toe een verhaal over een voetbalwedstrijd waarbij de wedstrijdbal kapot ging vlak voordat er gescoord werd. Hoe zit dit bij het hockey? Het antwoord: In regel 8.1 staat dat een doelpunt is gescoord wanneer de bal nadat hij binnen de cirkel door een aanvaller is gespeeld en daarna niet meer buiten de cirkel is gekomen, in zijn geheel over de doellijn en onder de doellat gaat. Het begrip "in zijn geheel" moet op twee manier worden gelezen. De eerste manier is: de bal moet in zijn geheel, dus niet in twee of meerdere stukken, over de doellijn en onder de doellat gaan. De tweede manier is: de bal moet in zijn geheel, dus helemaal, over de doellijn en onder de doellat gaan. Als een bal kapot gaat, wordt het spel direct onderbroken en wordt het spel vervolgd, met een andere bal natuurlijk, met een bully. Als de bal kapot gaat bij een doelpoging en dit gebeurt voordat de bal over de lijn is gegaan, dan heeft de aanvaller pech. Het is dan geen doelpunt en het spel wordt hervat met een bully.
SPELREGEL VAN DE WEEK (7) Als een team zich misdraagt kan de aanvoerder een groene kaart (waarschuwing) of een gele kaart (tijdelijke schorsing) krijgen. Hoe zit dit precies? Het antwoord: Een aanvoerder moet er voor zorgen dat zijn team zich sportief en correct gedraagt. Het begint een vervelende gewoonte te worden van sommige teams om tegen elke beslissing in hun nadeel, te protesteren. Zeker bij strafcorners tegen, schijnen spelers het normaal te vinden om met zo veel mogelijk mensen naar de scheidsrechter te gaan om hem te vertellen dat de beslissing niet correct is. De aanvoerder moet dit tegengaan en er voor zorgen dat zijn team zich sportief gedraagt. Wanneer hij dit niet doet, of wanneer het team bij de volgende gelegenheid opnieuw met meerdere mensen denkt te moeten gaan protesteren, kan de aanvoerder gestraft worden voor het gedrag van het team. De aanvoerder kan dan een waarschuwing (groene kaart) krijgen, maar als het zich herhaalt kan hij tijdelijk uit het veld worden gestuurd (gele kaart). Op dat moment moet de aanvoerder voor vijf minuten het veld uit. Hij moet dan zijn aanvoerdersband aan iemand anders afgeven, omdat de scheidsrechter in de wedstrijd een aanspreekpunt moet hebben. De aanvoerder moet zélf het veld uit als hij de gele kaart krijgt en hij mag niet iemand anders de straf voor hem laten uitzitten. Het trucje om snel de aanvoerdersband aan iemand anders te geven, werkt dus niet. Als iemand eerst als aanvoerder geel krijgt en later in de wedstrijd nog eens geel krijgt omdat hij als speler een overtreding begaat (of andersom), dan worden de kaarten niet bij elkaar opgeteld. Het is dan dus niet "twee keer geel is rood". De kaart voor de aanvoerder staat los van alles.
SPELREGEL VAN DE WEEK (8) Sommige spelers kunnen de bal met een scoop heel mooi over een grote afstand verplaatsen. Wat zijn hierbij de regels waarop je moet letten? Het antwoord: Een scoop kan heel mooi zijn en handig in het taktische concept passen, maar er zijn ook veel momenten waar gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Die moeten worden voorkomen. Een scoop mag worden ingezet vanaf elke plek op het veld. Ook mag de scoop in principe overal landen, als er maar geen gevaarlijk spel ontstaat. Een vrije slag mag niet opzettelijk hoog genomen worden (regel 13.2.c) en dus kan de scoop alleen als tweede bal gebruikt worden. Er zijn drie momenten waar op gevaar moet worden gelet: bij het vertrekken van de bal, tijdens de vlucht en bij het neerkomen van de bal. Bij het vertrekken van de bal, is het de speler die de bal omhoog speelt, die er voor moet zorgen dat hierbij geen gevaar ontstaat. Sommige coaches willen wel eens roepen dat de inloper eigenlijk opzettelijk gevaarlijk spel veroorzaakt, maar dat is onzin: de "scooper" moet zorgen dat de inloper geen gevaar loopt. Tijdens de vlucht van de bal mag het schot ook geen gevaar opleveren. Dat betekent dat je de bal niet op hoofdhoogte vlak langs tegenstanders mag laten gaan. Let op: je kunt geen gevaarlijk spel veroorzaken als je de bal per ongeluk met gevaar langs een vrij staande medespeler speelt. Als de bal gaat neerkomen op een plek waar spelers van verschillende partijen in de buurt (binnen vijf meter) staan, dan moet de aanvaller aan de verdediger voldoende ruimte geven om de bal aan te nemen én te controleren. Pas daarna mag hij binnen speelafstand komen. Als de bal naar een totaal vrijstaande aanvaller wordt gespeeld met een scoop en de verdediger rent alleen maar dichterbij om binnen speelafstand te komen en zodoende "gevaarlijk spel" te claimen, dan is de vrije slag toch voor de aanvaller. Dus: de scoop mag overal gebruikt worden, maar degene die de scoop gebruikt is degene die er voor moet zorgen dat er bij vertrek en tijdens de vlucht geen gevaar ontstaat. En bij de landing heeft de verdediging het voordeel van de twijfel.
SPELREGEL VAN DE WEEK (9) Oplettende kijkers zagen Taeke Taekema in de wedstrijd tegen India een vrije slag vlak bij de cirkel met een sleeppush nemen. Deze werd vervolgens afgefloten. Wat is hier de regel? Het antwoord: Er zijn slechts twee gevallen waarbij de sleeppush niet mag. Allereerst mag je de sleeppush niet gebruiken bij het nemen van een strafbal. Doe je dat toch, dan wordt je bestraft met een vrije slag tegen. De strafbal mag dan dus niet overgenomen worden! Het tweede geval is bij een vrije slag voor de aanvallende partij vlak buiten de cirkel. In de regel 13.1.a staat dat de bal los moet zijn van de stick van de speler die de vrije slag neem, vóór de bal in de cirkel komt. Het slepen is dus geen overtreding in dit geval, maar het feit dat je de bal pas in de cirkel loslaat is fout. In alle overige situaties is een sleeppush toegestaan.
SPELREGEL VAN DE WEEK (10) Het komt wel eens voor dat een scheidsrechter een speler na afloop van de wedstrijd nog een gele kaart geeft. Is dit volgens de regels? Het antwoord: Neen! De groene, gele en rode kaarten zijn communicatiemiddelen waarmee een persoonlijke straf (regel 14) wordt aangegeven. Deze straffen kunnen worden opgelegd tijdens de wedstrijd. Ook de pauze is onderdeel van de wedstrijd. Als het laatste fluitsignaal heeft geklonken, is de wedstrijd afgelopen. Dan kunnen geen persoonlijke straffen meer worden opgelegd. Dit betekent overigens niet dat wangedrag van spelers of begeleiders ongestraft zal blijven. Net als ieder ander lid van de KNHB kan de scheidsrechter een formulier voor de rapportage van wangedrag van de site van de KNHB downloaden en dit invullen en opsturen. Conclusie: kaarten geven na de wedstrijd kan niet; maar wangedrag dat na de wedstrijd plaatsvindt kan wel bij de bond worden gemeld met behulp van een speciaal formulier.
SPELREGEL VAN DE WEEK (11) Vroeger mocht een verdediger een vrije push in zijn cirkel en een uitpush, nemen van een willekeurige plek in de cirkel. Is hier iets veranderd? Het antwoord: Ook deze zaalregel is aangepast en lijkt nu op de regel uit het veldhockey. Als de bal over de achterlijn is gegaan en er geen strafcorner is gegeven, wordt het spel hervat met een uitpush. Deze wordt genomen op een plek maximaal negen meter recht tegenover de plek waar de bal over de achterlijn ging (op de "loodlijn"). De bal mag ook buiten de cirkel genomen worden. Dan de vrije push voor een verdediger voor een overtreding van de aanvaller binnen de cirkel. Deze mag net zoals in het veldhockey, genomen worden op een willekeurige plek in de cirkel of recht tegenover de plek van de overtreding, tot maximaal negen meter van de achterlijn. Bij alle spelhervatting moet de tegenpartij 3 meter afstand houden, maar het is niet langer verboden om binnen de cirkel te staan.
SPELREGEL VAN DE WEEK (12) In de zaal speelt een team soms met een "vliegende keep". Wat zijn hiervoor de regels? Het antwoord: Anders dan bij veldhockey, hoeft een verdediger die tijdelijk als keeper optreedt (we noemen hem de "vliegende keep") niet steeds een keepershelm te dragen. Alleen wanneer zijn team een strafcorner of een strafbal tegen krijgt, moet hij een keepershelm op doen. De vliegende keep is verder alleen verplicht om een shirt te dragen van een kleur die afwijkt van de shirts van de andere spelers. Een vliegende keep heeft binnen zijn eigen cirkel dezelfde rechten als een gewone keeper en is buiten de cirkel een gewone speler.
SPELREGEL VAN DE WEEK (13) Regelmatig wordt er bij zaalhockey afgefloten voor "hoog". Wat is hier de regel? Het antwoord: In de zaal mag de bal alleen hoog gespeeld worden bij een schot op doel. In het normale spel moet de bal over de vloer gespeeld worden. Wanneer een speler de bal aanneemt wanneer er geen tegenstander in de buurt staat, is het niet erg wanneer de bal 10-15 cm opstuit, mits hij de bal direct weer onder controle brengt. Maar wanneer er een tegenstander in de buurt staat en deze hinder heeft van de stopfout, dan moet er wel gefloten worden. Een pass moet over de grond, maar een doelpoging mag in principe omhoog. Let op dat een aanvaller dan de bal niet onderweg nog eens mag raken. Want in dat geval is het schot geen doelpoging, maar een pass en een pass moet over grond.
SPELREGEL VAN DE WEEK (14) Algemeen wordt er niet gefloten wanneer de bal tegen de hand van een speler komt, maar in de zaal zie je met name bij laag verdedigen, dat de scheidsrechter wél affluit. Wat is de regel? Het antwoord: Al een paar jaar geleden is in de regel opgenomen dat de hand waarmee de stick wordt vastgehouden als een onderdeel van de stick wordt beschouwd. Dat betekent dus dat je geen vrije bal tegen krijgt, wanneer je op je hand wordt geraakt. En dat het dus ook geen strafbal is wanneer de bal op de doellijn tegen de hand van een verdediger komt. Zolang dat maar de hand is die de stick vasthoudt. Maar wanneer een speler zijn hand gebruikt om actief de bal mee te spelen - dat gebeurt met name in de zaal wel eens bij het laag verdedigen - dan is het wél een overtreding. Dan gebruik je namelijk je hand om actief de bal te spelen en dat is heel iets anders dan wanneer je probeert om een bal te stoppen en hij gaat per ongeluk tegen je hand. In de regel geldt: bal tegen hand is géén overtreding, hand tegen bal is wél een overtreding.
SPELREGEL VAN DE WEEK (15) Soms zie je als scheidsrechter een overtreding in de cirkel van je collega, terwijl deze er minder goed voor staat. Mag je dan fluiten? Het antwoord: Over de opstelling van scheidsrechters zijn duidelijk afspraken gemaakt. Als de scheidsrechter met zijn rug naar de zijlijn staat, is de cirkel rechts van hem "zijn" cirkel. Regel 11.2 zegt dat een scheidsrechter "als eerste verantwoordelijk" is voor beslissingen op zijn helft. Dit houdt in dat de andere scheidsrechter wel mag fluiten, maar dat bij discussie de scheidsrechter op wiens helft de overtreding was, beslist. In regel 11.3 staat dat de scheidsrechter op zijn helft "als enige verantwoordelijk" voor beslissingen over vrije slagen in zijn cirkel, strafcorners, strafballen en doelpunten. Dit betekent dus dat je niet in de cirkel van je collega mag fluiten. Daarom moet je als scheidsrechters goed met elkaar samenwerken. Als je merkt dat er kennelijk iets in je cirkel is gebeurd, moet je even oogcontact zoeken met je collega. Als die het wél gezien heeft, kan hij je helpen door aan te geven welke straf er zou moeten volgen. Maar hij mag dus níét fluiten in jouw cirkel.
SPELREGEL VAN DE WEEK (16) Als een keeper zijn stick verliest, mag hij dan de bal nog spelen? Het antwoord: Neen. In regel 2.1 staat dat spelers hun stick in de hand moeten hebben als ze spelen. Dat betekent dat een keeper die zijn stick niet in zijn hand heeft, die stick eerst moet oprapen voordat hij de bal speelt. Dat is natuurlijk lastig, want vaak gebeurt dit op momenten waarop er doelgevaar is. Maar de keeper heeft niet veel andere opties. Want als hij de bal met zijn lichaam raakt terwijl hij zijn stick niet in zijn hand heeft, dan begaat hij een overtreding. Doet hij dit expres, dan krijgt hij een strafbal tegen. Maar doet hij het per ongeluk (omdat hij toevallig in de baan van het schot staat) en houdt hij daarmee een doelpunt tegen, dan krijgt hij óók een strafbal tegen. Dus: eerst je stick oprapen, dan de bal pas spelen.
SPELREGEL VAN DE WEEK (17) "Hengelen" mag niet en wordt bestraft met onder andere een gele kaart. Maar wanneer is het "hengelen" en wanneer is het gewoon sticks? Het antwoord: Onder "hengelen" verstaan we de actie waarbij een speler de bal probeert te spelen die heel ruim over hem heen zou gaan. Hij steekt zijn stick hoog boven zijn hoofd en speelt daarbij de bal. ("Hengelen" waarbij de bal niet wordt geraakt, wordt in principe niet bestraft. Maar waarom zou je die actie doen?). Om dit soort onsportieve acties tegen te gaan, is jaren geleden besloten om dit niet alleen met een spelstraf, maar ook nog met een gele kaart te bestraffen. Een speler mag geen sticks maken, behalve bij het tegenhouden van een hoog schot op doel. Maak je sticks (behalve bij het tegenhouden van een schot op doel), dan krijg je een vrije slag of soms een strafcorner tegen. Maar wanneer iemand een hoge bal wil stoppen en hierbij net boven zijn schouders komt, geef je natuurlijk geen gele kaart. Want "hengelen" is sticks, maar niet alle sticks is "hengelen".
SPELREGEL VAN DE WEEK (18) Als een keeper een gele kaart krijgt, moet hij voor tijdelijk het veld uit. Wat moet er dan volgens de regels gebeuren? Het antwoord: Het antwoord staat in regel 2.2. Belangrijk is dat elk team met een keeper moet spelen, dus ook tijdens de straftijd. Een team kan dat op drie manieren oplossen. De makkelijkste manier is het wanneer het team een reservekeeper op de bank heeft zitten. Deze wisselt dan met een veldspeler (zodat het team nog steeds met een man minder speelt) en neemt de keeperstaken over. Als er geen reservekeeper op de bank zit (en op het wedstrijdformulier staat) zal een veldspeler als keeper moeten gaan optreden. Dat kan hij doen als "vliegende keep". In dat geval moet hij alleen een shirt / trui aantrekken van een afwijkende kleur en moet hij steeds met de keepershelm op spelen. In de cirkel heeft hij dezelfde bevoegdheden als de gewone keeper. Buiten de cirkel mag hij, alléén op zijn eigen helft en mét zijn helm op, gewoon als speler meedoen. De laatste optie is om een veldspeler zich te laten omkleden met de gehele keepersuitrusting. Daarvoor wordt de tijd stil gezet. En hoewel het opnieuw wat tijd zal kosten, wordt ook de tijd stil gezet na afloop van de straftijd van de echte keeper. Als scheidsrechter moet je er goed op letten dat deze omkleedacties niet te lang duren. Men krijgt de tijd om de beschermende kleding aan te doen, maar men moet wel beseffen dat de overige spelers op dat moment op hen staan te wachten!
SPELREGEL VAN DE WEEK (19) De FIH heeft aangekondigd dat maximale buiging van de stick vanaf 2006 gehalveerd zal worden. Hoe is de regel in Nederland? Het antwoord: In regel 3.3.k van de Technische Specificaties staat dat de buiging nu 50 mm mag zijn. Dit wordt in Nederland vanaf 1 september 2006 25 mm. Internationaal geldt deze regel vanaf 1 januari 2006. Bijna alle gangbare sticks voldoen al aan die nieuwe regel. Alleen strafcorner specialisten zie je nog wel eens spelen met een stick met een heel grote boog. Je kunt het nameten door je stick met de platte kant naar onderen op de grond te leggen. Als er niet meer dan 2,5 cm ruimte zit tussen de grond en de stick, dan heb je ook bij de nieuwe regel geen probleem. De speciale extra gebogen sticks worden gebruikt door strafcorner schutters die goed de sleeppush beheersen. In regel 9.14 staat duidelijk omschreven dat je niet van stick mag wisselen bij een strafcorner of strafbal. Het trucje om met een "gewone" stick te spelen en de extra kromme stick snel te pakken bij een strafcorner, gaat dus niet op.
SPELREGEL VAN DE WEEK (20) Bij de wedstrijd HCKZ - SCHC die zaterdag op de televisie te zien was, scoorde HCKZ uit een strafcorner variant waarbij de bal terug werd gespeeld naar de aangever. Deze speelde vervolgens de bal met een flats hoog in het net. Hoewel niemand van SCHC protesteerde, ontstond achteraf de discussie of dit wel een terecht doelpunt was. Het antwoord: In regel 13.3.k staat dat de bal tegen de plank moet (formeel: de doellijn passeren niet hoger dan plank hoogte) als het eerste schot op doel een slag is. In de toelichting van regel 13.3.k (op bladzij 27 van het spelreglement) staat dat een slapshot en een flats aangemerkt worden als slag. De pass van de kop van de cirkel terug richting aangever, was absoluut geen doelpoging. Het "eerste schot op doel" is dan dus nog niet geweest. Het schot van de aangever was dus het eerste schot op doel. En aangezien dit een slapshot of een flats was, wordt dit regeltechnisch als een slag gezien. En die had dus op de plank gemoeten. Een tip-in is géén slag. Een variatie waarbij de tip-in gebruikt wordt, valt dus niet onder regel 13.3.k. Maar een variatie met (zoals op de TV te zien) een flats of een slapshot, moet op de plank.
SPELREGEL VAN DE WEEK (21) In de wedstrijd van deze seizoenshelft, Amsterdam - Pinoké, verloor een verdediger per ongeluk zijn stick in de cirkel. Een aanvaller speelde de bal naar zijn vrijstaande medespeler, maar de pass kwam niet aan omdat de bal tegen de op de grond liggende stick aan rolde. Amsterdam vroeg om een strafcorner, maar hadden ze regeltechnisch gelijk? Het antwoord: Wanneer de verdediger met opzet zijn stick had gegooid, dan was hier duidelijk sprake van een overtreding. Dan had men zelfs een strafbal gekregen. Maar in dit geval was er totaal geen sprake van opzet, de stick glipte gewoon bij de verdediger uit zijn handen. Dan vinden we het antwoord in regel 11.8. De stick wordt gewoon gezien als los voorwerp dat op het veld ligt. Als de bal dit voorwerp raakt, wordt er doorgespeeld.
SPELREGEL VAN DE WEEK (22) Bij de wedstrijd Breda - Kampong afgelopen zondag, werd de aangever heel vervelend geraakt door een bal die van de klomp van de keeper hoog wegstoot. Hij raakte daarbij geblesseerd. Omdat de bal hoog van de keeper kwam, werd er opnieuw een strafcorner gegeven. Mag de aanvaller dan vervangen worden? Het antwoord: In regel 2.3.a staat aangegeven dat er altijd gewisseld mag worden, behalve tussen het toekennen en het voltooien van een strafcorner. In die periode mag alleen een geblesseerde of uit het veld gestuurde keeper van de verdedigende partij worden vervangen. Dit laatste is ingesteld om te voorkomen dat de verdediging in een gevaarlijke situatie terecht komt waarbij het doel door een speler zonder beschermende kleding verdedigd wordt. Hoewel het heel vervelend is voor de aanvallende partij in het voorbeeld van deze vraag, mag toch de geblesseerde aanvaller niet vervangen worden. Hij gaat natuurlijk wel met de verzorger het veld af, maar de invaller mag er pas in nadat de strafcorner teneinde is. Als de strafcorner leidt tot een volgende strafcorner, dan moet de invaller ook nog wachten tot die strafcorner (en eventuele daaruit volgende strafcorners) is afgelopen. Bij een strafbal mag je overigens wél wisselen.
SPELREGEL VAN DE WEEK (24) De 10-meter straf is een straf die regelmatig wordt toegepast. Waar moet je hierbij op letten? Het antwoord: De 10-meter straf (regel 12.5.a) is één van de voorbeelden van strafmogelijkheden in gevallen waar gefloten is voor een overtreding, maar waarbij er een nieuwe overtreding wordt gemaakt voordat de opgelegde straf is uitgevoerd. Bijvoorbeeld wanneer de overtredende partij de bal wegslaat of te weinig afstand houdt. De scheidsrechter fluit nogmaals en geeft door zijn gebalde vuist op te steken aan dat de bal maximaal 10 meter vooruit gelegd mag worden en op deze nieuwe plek genomen mag worden. Het vooruit plaatsen is niet verplicht en de partij die de vrije slag krijgt mag zelf bepalen óf zij hiervan gebruik maakt en zo ja, of zij de hele 10 meter naar voren gaat of minder. Soms is namelijk het snel nemen van de vrije slag tactisch beter dan het helemaal vooruit leggen voordat je de bal gaat nemen. Het toepassen van de 10-meter straf is niet alleen een sprelstraf, maar het is ook een soort waarschuwing aan de partijen. Als scheidsrechter moet je namelijk niet onbeperkt 10-meter straffen opleggen. De straf is ook bedoeld om te teams aan te geven dat ze hun gedrag moeten wijzigen. Als ze hardleers zijn, dan helpt ook de 10-meter straf niet en zul je, na zo'n vier of vijf keer die straf te hebben toegepast, over moeten stappen op persoonlijke straffen (kaarten). Maar als de 10-meter straf wordt toegepast, dan kan het een hele goede straf zijn om irritant spelbederf na een fluitsignaal tegen te gaan. Bij een 10-meter straf mag de bal niet zover naar voren worden verplaatst, dat de vrije bal in de cirkel genomen zou moeten worden.
SPELREGEL VAN DE WEEK (25) Een bully komt niet zo vaak voor in een wedstrijd, maar wat zijn de regels? Het antwoord: De bully staat omschreven in regel 6.5 Je geeft een bully wanneer het spel onderbroken wordt zonder dat er een overtreding is gemaakt. Er is soms reden om het spel te onderbreken (bij een blessure, een hond op het veld, een bal die breekt of iets anders geks). Als er een overtreding zou zijn gemaakt, kun je fluiten en een straf opleggen en in de tussentijd aandacht besteden aan het incident. Maar in sommige gevallen is er geen reden om een straf op te leggen, maar wil je wél het spel onderbreken. Meestal is dat omdat er wat erg is gebeurd of omdat de spelers door omstandigheden (denk aan de hond op het veld) worden afgeleid. Een bully mag niet genomen worden binnen 15 meter van de achterlijn. Als het incident in dát gebied (binnen of buiten de cirkel, dat maakt niet uit) plaatsvindt, dan laat je de bully op minimaal 15 meter van de achterlijn nemen ter hoogte van de plek van het incident. Een bully geven is een uitzondering. Meestal wordt het spel alleen onderbroken op momenten dat er een overtreding is begaan of wanneer de bal buiten het speelveld is. Voor de uitzonderlijke gevallen waarbij het niet "eerlijk" is om niet even het spel te onderbreken of wanneer de wedstrijd buiten de schuld van één van de partijen beïnvloedt dreigt te worden kán de bully uitkomst bieden.
SPELREGEL VAN DE WEEK (26) Tijdens de wedstrijd Oranje Zwart - Bloemendaal die op tv vertoond werd, schoof het doel van zijn plaats op het moment dat de bal de doellijn ging passeren. Hoe is hierbij de spelregel? Het antwoord: Er is een doelpunt gemaakt wanneer de bal, na door een aanvaller te zijn geraakt in de cirkel, in zijn geheel over de doellijn en onder de lat gaat. Indien het doel bij deze actie van zijn plaats is of raakt, moet de scheidsrechter beoordelen of de bal in het doel gegaan zou zijn wanneer dit niet gebeurd zou zijn. In principe is het dus gewoon een doelpunt wanneer het doel bij de actie verschuift. Dat is ook wel logisch, want anders zou de verdediging bij elke gevaarlijke actie het doel iets kunnen verschuiven en zodoende steeds een doelpunt kunnen voorkomen. Bovenstaande geldt wanneer het doel in een aanval wordt verplaatst. Gebeurt het op een ander moment (dus niet wanneer je door een fluitsignaal één van de partijen duidelijk zou benadelen), dan wordt de tijd stilgezet om het doel terug te zetten. Het spel wordt voortgezet met een bully, tenzij er net voor een overtreding gefloten was.
SPELREGEL VAN DE WEEK (27) Indien een coach - of eventueel een andere teambegeleider - zich misdraagt kan hij met een gele kaart gestraft worden. Waar moet dan aan gedacht worden? Het antwoord: Een team mag tijdens een wedstrijd maximaal vier teambegeleiders hebben. Hun plaats is op de teambank, waarbij we niet moeilijk doen wanneer de coach (en alleen hij) staande naast de bank aanwijzingen geeft. De teambegeleiders vallen allen onder de jurisdictie van de scheidsrechters gedurende de gehele wedstrijd. Wanneer de scheidsrechter besluit dat een teambegeleiders zich dermate misdraagt dat een gele kaart op zijn plaats is, dan moet de gestrafte begeleider voor minimaal tien minuten buiten de omheining plaatsnemen. Daar staat hij dan vervolgens nog steeds onder jurisdictie van de scheidsrechters. Soms denken die teambegeleiders dat ze tijdens hun strafperiode plotseling weer publiek zijn geworden en dan dus gewoon ongestraft kunnen doorgaan met zich misdragen. Dat is niet het geval. Misdragen ze zich opnieuw, dan lopen ze dus het risico dat ze nóg een gele - en dus automatisch rode - kaart krijgen en dus de gehele verdere wedstrijd niet meer in de buurt van het veld mogen komen. En een schorsing erbij krijgen waarschijnlijk. Een teambegeleider die denkt slim te zijn door even over de omheining te klimmen, daar iets vervelends te roepen en dan weer terug te komen, heeft pech. Die klimpartij voorkomt niet dat hij nog steeds onder de jurisdictie van de scheidsrechter valt. Als de fysiotherapeut met een gele kaart achter de omheining wordt gestuurd, dan mag hij tijdelijk terug komen voor de behandeling van een geblesseerde speler binnen de lijnen. Veiligheid gaat namelijk boven alles. Na de behandeling gaat hij weer over het hek en blijft daar de resterende tijd van zijn straftijd. Maar voor alle teambegeleiders geldt: het is veel beter om u te concentreren op uw werkelijke taken en de scheidsrechter niet lastig te vallen. Ook niet wanneer deze er misschien eens naast zit bij een beslissing!
SPELREGEL VAN DE WEEK (28) In de dameswedstrijd Rotterdam - Push speelde een verdedigster de bal hoog tegen het lichaam van een aanvalster aan. De aanvalster speelde snel door, liep de cirkel in en sloeg de bal vervolgens in het doel. De scheidsrechter floot echter af en gaf de aanvalster een vrije slag méé. Waarom gaf hij geen voordeel? Het antwoord: De voordeelregel is misschien wel de mooiste, maar ook één van de moeilijkste spelregels. Je legt de straf op die het meest nadelig is voor de overtredende partij. Soms is dat door te fluiten, soms door juist níét te fluiten. In dit geval was de verdedigster de eerste die de overtreding beging, namelijk door de bal (gevaarlijk) hoog tegen haar tegenstander aan te spelen. Als die vervolgens géén overtreding maakt, kun je laten doorspelen. Zeker in een situatie zoals hierboven beschreven. Maar de aanvalster kreeg de bal tegen haar lichaam. Daar kon ze niets aan doen, maar door de spelsituatie kreeg zij onevenredig groot voordeel door door te mogen spelen. En dat is niet in de geest van de spelregel. Omdat de eerste overtreding door de verdedigster werd gemaakt, wordt díé overtreding bestraft en niet de "shoot" van de aanvalster. Voor mensen die niet goed hadden opgelet, leek het dus gek dat de scheidsrechter een doelpunt afkeurde en vervolgens de aanvaller een vrije slag méé gaf. Die beslissing was echter gewoon juist, want een speler mag niet onevenredig voordeel halen uit een situatie waar de voordeelregel wordt toegepast.
SPELREGEL VAN DE WEEK (29) Tijdens de dameswedstrijd Kampong - Victoria, die op Studio Sport te zien was, werd een strafcorner verkeerd aangegeven, waardoor de bal niet buiten de cirkel kwam. Op welke spelregels moet dan gelet worden? Het antwoord: In regel 13.3.j. staat dat er niet gescoord kan worden voordat de bal buiten de cirkel is geweest. Logisch gevolg daarvan is dat de aanvallende partij (zoals Victoria ook deed) de bal allereerst buiten de cirkel moet spelen, voordat een reglementaire doelpoging gedaan kan worden. Vroeger stond er in de spelregel dat er niet op doel geschoten mocht worden voordat de bal buiten de cirkel is geweest. Dát staat er nu niet meer. Er staat nu: er kan niet gescoord worden, voordat de bal buiten de cirkel is geweest. Het is een klein, maar wel belangrijk verschil. Als de bal bijvoorbeeld net bínnen in plaats van búiten de cirkel wordt gestopt en de schutter slaat de bal tóch richting doel, hoeft de scheidsrechter het schot op zich niet af te fluiten. Maar het kan nooit tot een doelpunt leiden.
SPELREGEL VAN DE WEEK (30) Verdedigers mogen sticks maken om een schot op doel te stoppen. Wat mag wel en wat mag niet? Het antwoord: In regel 9.5 staat duidelijk dat verdedigers een schot op doel met hun stick op elke gewenste hoogte mogen stoppen of laten afkaatsen. Hierbij zijn twee dingen belangrijk: wat is een schot op doel en wat valt er onder "stoppen of laten afkaatsen". Een schot op doel is een scoringspoging waarbij de aanvaller de bal in de richting van het doel speelt. Er staat nergens dat elk schot op doel ook precies tussen de palen en onder de lat moet zijn. Dus ook als een verdediger sticks maakt en de bal eigenlijk net naast gegaan zou zijn, moet je niet moeilijk doen: ook dat was een schot op doel en ook die bal mocht de verdediger dus met sticks stoppen. Stoppen mag, laten afkaatsen mag, maar wegslaan mag niet. Als de verdediger hiermee een doelpunt voorkomt krijgt hij een strafbal tegen. Let op: het gaat hier dus alleen over een schot op doel. Bij een andere hoge bal geldt gewoon de regel dat je geen sticks mag maken als speler. Als de bal in een rebound van de keeper komt bijvoorbeeld, of bij een hoge voorzet, mag er geen sticks gemaakt worden. Maar vaak is er dan al sprake van gevaarlijk spel en wordt er dus al afgefloten voordat er sticks gemaakt kan worden.
SPELREGEL VAN DE WEEK (31) Tijdens een strafcorner gelden speciale regels. Deze regels gelden niet meer wanneer de strafcorner is afgelopen. Maar wanneer is een strafcorner afgelopen? Het antwoord: Het einde van een strafcorner is belangrijk, omdat er sommige spelregels zijn die speciaal (en vaak alleen) van toepassing zijn bij een strafcorner. Zo is bepaald dat je niet mag wisselen, of dat "het eerste schot" als slag op de plank moet. Het einde van de strafcorner is belangrijk om te weten wanneer je wél mag wisselen en wanneer je wél gewoon (mits niet gevaarlijk) hoog mag slaan. Iedereen snapt wel dat wanneer de bal over de achterlijn of doellijn is gegaan de strafcorner afgelopen is. In 13.3.m staat duidelijk dat de strafcorner ook afgelopen is wanneer de bal meer dan 5 meter buiten de cirkel is geweest (op sommige velden staat hier een stippelcirkel). Als er sprake is van een uitspeelstrafcorner, dan gelden al de bovengenoemde momenten óók als einde van de strafcorner en dús direct als einde van de speelhelft. Maar daar komt nog een extra punt bij, namelijk regel 13.4.d. Als de bal voor een tweede keer buiten de cirkel komt. Dat houdt dus in dat de bal nadat hij (zoals verplicht is om te kunnen scoren) eerst buiten de cirkel is gespeeld en dan door de aanval weer in de cirkel is gebracht, opnieuw buiten de cirkel wordt gebracht. Dan is de wedstrijd ten einde. Let op, dat is een regel die alleen opgaat bij een uitspeelstrafcorner. Het is niet het einde van een standaard strafcorner. Daar geldt de 5 meter.
SPELREGEL VAN DE WEEK (32) Tijdens de Europacupwedstrijd tussen Amsterdam en Club an der Alster kreeg Amsterdam een strafbal. Het Duitse team liet vervolgens de reserve keeper in het veld komen om de strafbal te verdedigen. Mag dat? Het antwoord: In regel 2.3 staat dat een team uit zijn maximaal 16 spelers mag wisselen. De enige uitzondering die er op deze regel wordt gemaakt staat in 2.3.a.: tussen het toekennen en het voltooien van een strafcorner mag niet gewisseld worden. Aangezien er niet staat dat het níét mag, mag het dus wél: de keeper mag gewisseld worden bij de strafbal. Maar ook de aanvallende partij mag een wisselspeler de strafbal laten nemen. Een speler die een gele of rode kaart heeft gekregen mag tijdens de wedstrijd gedurende zijn straftijd geen strafbal nemen. Maar nu in deze periode van play-offs is het goed om te weten dat een speler die een gele kaart kreeg tijdens de wedstrijd (ook al was het één minuut voor het einde en heeft hij in theorie zijn straftijd er nog niet opzitten) wél mee mag doen tijdens de strafbalserie. Een speler die een rode kaart kreeg mag dat niet.
SPELREGEL VAN DE WEEK (33) De eerste slag op doel uit een strafcorner moet "op de plank"; maar hoe zit het als de bal onderweg door iemand wordt aangeraakt? Het antwoord: In regel 13.3.k staat - in een hele ingewikkelde volzin - het antwoord. Allereerst gaat het alleen om een "slag" als eerste schot op doel. Een flats is ook een slag, maar een tip-in niet en een (sleep)push natuurlijk ook niet. Het gaat alleen om het éérste schot op doel. Een rebound mag in principe hoog, als het maar geen onredelijk gevaar oplevert. Als het eerste schot op doel een slag is, dan moet de bal op de plank komen. Maar als de bal onderweg wordt aangeraakt, dan geldt de hoogte waar de bal naartoe op weg was voordat hij werd aangeraakt. Zou de bal op de plank zijn gekomen als hij niet was aangeraakt, dan is het een geldig doelpunt. Was de bal op weg naar een plek bóven de plank, dan doet het er niet toe of de aanraking de bal hoger (of lager) van richting verandert: dan is het geen doelpunt. Het maakt niet uit of de bal onderweg door een aanvaller of door een verdediger wordt geraakt. In beide gevallen is de interpretatie gelijk.
SPELREGEL VAN DE WEEK (34) Voor "afhouden" wordt steeds minder gefloten en voor "indirect afhouden" nog veel minder. Maar wat is "indirect afhouden" eigenlijk? Het antwoord: Het "indirect afhouden" werd vroeger wel "shadow (obstructie)" genoemd. De officiële Engelse term geeft een duidelijk beeld van wat bedoeld is: "third party obstruction". De spelregel waar het hier over gaat is regel 9.10: 'spelers mogen een tegenstander die probeert de bal te spelen, niet blokkeren of het pad naar de bal versperren.' Als je als speler je actief opstelt tussen de bal en je tegenstander in, zodat de tegenstander die probeert de bal te spelen dit niet kan, dan houd je af. "Indirect afhouden" gebeurt wanneer een derde speler zich er mee bemoeit. Dan is speler 1 aan de bal en kan 2 van de tegenpartij niet bij de bal omdat speler 3 (de teamgenoot van 1) hem hindert. Je moet pas voor "indirect afhouden" fluiten als de tegenstander écht gehinderd wordt. Vroeger floot men al als er maar vaag tussen de twee spelers door werd gelopen. Nu zeggen we: alleen als het echt duidelijk is dat de tegenstander niet bij de bal kan omdat een medespeler van de balbezitter hem hindert, dan moet je fluiten. Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer de tegenstander (speler 2) echt moet inhouden omdat er iemand (speler 3) tussen hem en de balbezitter (speler 1) doorloopt. De scheidsrechter geeft de overtreding aan door zijn armen voor zijn borst te kruisen.
SPELREGEL VAN DE WEEK (35) Meestal is het eind van een strafbal simpel: de bal wordt netjes door de keeper gestopt, of de aanvaller scoort. Maar soms begaat één van de twee een overtreding. Wat moet er dan gebeuren? Het antwoord: Wanneer de aanvaller de strafbal neemt voordat de scheidsrechter door een fluitsignaal heeft aangegeven dat dit mag, dan krijgt de aanvaller een vrije slag tegen. De strafbal eindigt dus zonder doelpunt. Ook bij een andere overtreding van de aanvaller (bijvoorbeeld een duidelijke sleeppush) krijgt de aanvaller een vrije slag tegen en eindigt de strafbal dus zonder doelpunt. Als de aanvaller een overtreding maakt, wordt de strafbal dus niet overgenomen. Als de keeper een overtreding maakt zijn er meerdere opties. Ten eerste is natuurlijk belangrijk of de bal er in gaat of niet. Want als de aanvaller scoort, maakt het niet uit of de keeper een overtreding maakte, want dan geldt het doelpunt. Dan pas je dus de voordeelregel toe. Als de keeper de bal stopt door een overtreding te maken (hij stopt bijvoorbeeld de bal met de 'bolle' kant, of hij stopt de bal zonder dat hij zijn stick vasthoudt) dan krijgt hij een strafdoelpunt tegen. Dus hoewel de bal er niet in gaat, geef je wél een doelpunt. Dit is het enige moment in een wedstrijd dat een strafdoelpunt mogelijk is. De keeper mag zijn voeten niet verplaatsen en mag niet van de doellijn komen voordat de bal is genomen. Doet hij dit tóch, én voorkomt hij hierdoor een doelpunt, dan wordt de strafbal overgenomen. Dus als de keeper te vroeg van zijn lijn komt en daardoor de bal stopt, wordt de strafbal overgenomen. Dit geldt ook wanneer de keeper duidelijk te vroeg beweegt en daardoor er voor zorgt dat de aanvaller de bal als reactie op die beweging, naast of over pusht. Hoewel het zelden of nooit voorkomt, kan een strafbal ook worden overgenomen als ándere spelers van de teams een overtreding maken die de aanvaller en / of de keeper afleiden.