Speerpunt 2 Gevoelig oog
Kim Idenburg Oktober 2013 1
Welkom! Vandaag: • Utrechts kwaliteitskader • Speerpunt 2: gevoelig oog
2
Utrechts Kwaliteitskader ‘Het jonge kind’ -> toekomstig (school)succes • VEEL ontwikkelingen in het werkveld ‘het jonge kind’ • Aanbevelingen vanuit onderzoek vanuit de UU: Pilot gemengde groepen (De Haan, Elbers, Leseman, 2011).
– Professionaliteit leerkracht/pm’er is zeer belangrijk.
• Jullie zijn de experts! 3
Utrechts Kwaliteitskader • UKK: richtinggevend document, zodat we met elkaar de kwaliteit van het onderwijs aan het jonge kind nog verder kunnen verbeteren • Samen met experts uit het werkveld verder ontwikkelen tot HET kwaliteitskader Educatie van het Jonge Kind in Utrecht. • In de praktijk: lerende netwerken. • Gefinancierd door de gemeente Utrecht.
4
Vandaag: Speerpunt 2. Gevoelig oog Heb een gevoelig oog voor de behoeften van kinderen op de groep. Eerst: Speerpunt 1. Warme relaties Kennismaken 5
Speerpunt 2 Norm: Je hebt de hele tijd goed in de gaten hoe het emotioneel met de individuele kinderen gaat, zeker met de meer kwetsbare kinderen, en je weet altijd de juiste manier te reageren. Je voorkomt dat kinderen van streek raken, zich bang terugtrekken, of heel boos en gefrustreerd gedrag vertonen. Je geeft positieve aandacht aan kinderen die daar om vragen.
Gebaseerd op het observatiesysteem voor meten van de kwaliteit op de groep 6
Afstemmen op de behoeften van de kinderen 5. evaluatie
1. observeren
4. aanpak
2 signaal?
3. behoefte?
7
Afstemmen op de behoeften van de kinderen 1. Observeren: Wat zie je voor gedrag? Letterlijke omschrijving van gedragingen
2. Welk signaal geeft het kind hiermee af? Waarom laat het kind dit gedrag zien? Wat zegt het kind eigenlijk met dit gedrag? Wat zegt dit over het kind?
8
Afstemmen op de behoeften van de kinderen 3. Wat is de behoefte van het kind? Wat heeft dit kind nodig om verder te kunnen ontwikkelen?
4. De aanpak Hoe doe je dit in de groep/individueel?
5. Evalueren van je aanpak Stap 1-4 opnieuw doorlopen 9
Oog voor het kind? Zo ben je continue bezig met het afstemmen op de behoeften van de kinderen en voorkom je dat het kind van streek raakt, zich bang terug trekt, of heel boos en gefrustreerd gedrag laten zien. Je geeft positieve en afgestemde aandacht aan kinderen die daar (indirect!) om vragen.
10
Speerpunt 2: Gevoelig oog • Peuters/kleuters die beweeglijker zijn dan leeftijdgenootjes en veel moeite hebben met de aandacht enige tijd bij een taakje te houden. • Peuters/kleuters die na een bepaalde periode op de groep nog steeds erg verlegen en/of stil zijn en weinig dingen ondernemen op de groep. 11
1. ‘De energieke peuter/kleuter’ Neem een kind uit je groep in gedachten bij deze oefening.
1. Wat 2. Wat 3. Wat 4. Wat
voor gedrag zie je? is het signaal van dit kind? is de behoefte van dit kind? is je aanpak?
12
1. ‘De energieke peuter/kleuter’ 1.
Is erg druk, rent en loopt veel heen en weer, moeite rustig te zijn
1.
Behoefte om te bewegen
2.
Praat constant heel hard en veel
2.
Behoefte om te praten
3. Praat voor de beurt, gaat van het ene spel naar het andere spel
3.
Behoefte om direct van het 1 naar het ander te kunnen
4. Vergeet veel dingen, kan maar korte instructies onthouden.
4.
Behoefte aan een kader vanuit de omgeving, opgebouwde instructie.
13
1. ‘De energieke peuter/kleuter’ Zelfregulatie en doelgericht gedrag is (nog) lastig -
Selectieve en volgehouden aandacht Werkgeheugen Impulscontrole Flexibiliteit
Executieve functies zorgen voor het sturen van het eigen gedrag. 14
1. ‘De energieke peuter/kleuter’ Executieve functies oefenen: - Selectieve en volgehouden aandacht Sturing bij taakjes bieden, aandacht terug brengen naar taak, sturing voorzichtig afbouwen. - Flexibiliteit Voorbereiden op situaties, in stappen aanbieden - Werkgeheugen Bijvoorbeeld: memorie - Impulscontrole : Oefenen met wachten, begeleiden, tactiek aanleren. 15
Onder tot over
Van onderregulatie tot overregulatie 16
2. ‘De stille peuter/kleuter’ Neem een kind uit je groep in gedachten bij deze oefening.
1. Wat 2. Wat 3. Wat 4. Wat
voor gedrag zie je? is het signaal van dit kind? is de behoefte van dit kind? is je aanpak?
17
2. ‘De stille peuter/kleuter’ 1. Zit stil op een stoeltje Speelt niet in de groep met materiaal of met andere kinderen 2. Durft geen nieuwe dingen te proberen. Doet liever niet mee met actieve spelletjes 3. Geeft geen antwoord als anderen tegen hem/haar praten Kiest er vaak voor alleen te spelen. 4. Is vaak verdrietig, bang voor veel dingen Raakt snel van streek.
Behoefte aan: Veiligheid begeleiding bij nieuwe dingen Bevestiging Rustige speelmomenten Begeleiding in het contact met anderen. Teruggetrokken gedrag heeft vaak te maken met het zelfvertrouwen van het kind op een specifiek gebied. Taalontwikkeling Sociaal contact Vertrouwen in kunnen doen van taakjes 18
2. ‘De stille peuter/kleuter’ Kan gedrag op specifieke gebieden goed reguleren (Impulsbeheersing) en vaak juist veel moeite met flexibiliteit (meegaan met plotse veranderingen)
Opbouwen zelfvertrouwen Indirect contact, geen verwachtingen uitspreken, geen gerichte opdrachten. Via het spel het kind begeleiden en gerichte complimenten geven op wat het eerder moeilijk vond. 19
Zelfregulatie Onderregulatie - zelfregulatie - overregulatie
3 jarigen: 4 jarigen: 6 jarigen:
Volgehouden aandacht en impuls controle 20
Oog voor het kind
In wat je denkt te zien, zit misschien te veel denken,
in plaats van zien. 21
22
Afronding Vragen en aanvullingen? Contact: Kim Idenburg
[email protected] 06 - 36 29 96 97
23