412
speelruimte voor transparantere rechtspraak
413
8
de rechtspraak in de media : drie negatieve trends Joost van Spanje en Claes de Vreese1
8.1
inleiding Transparantie wordt wel omschreven als een ‘hoerabegrip’ (Scholtes 2012). Vandaag de dag wordt in Nederland transparantie met positieve zaken in verband gebracht. Zo wordt het geassocieerd met beter functioneren van instituties zoals gemeenten en Tweede Kamer (Scholtes 2012). Bovendien zijn er aanwijzingen dat instituties tegenwoordig geen automatisch gezag meer genieten; in plaats daarvan moet dat gezag continu opnieuw worden verdiend door resultaten te laten zien (Hajer 2011). Verder wordt er wel beweerd dat – of instituties nu meewerken of niet – transparantie ze wordt opgedrongen. Bijvoorbeeld doordat journalisten hun waakhondfunctie serieus nemen en instituties prominent in de media brengen (bijv. Lent 2008: 207). Of omdat andere actoren meer naar buiten treden en dus een mediawerkelijkheid creëren waar de institutie mee te maken krijgt (bijv. Groenhuijsen 1997). Wat betreft de rechtspraak gaat het bij dit laatste om actoren als politie, het Openbaar Ministerie (om) en advocaten die in de media komen. Voorts heeft de rechtspraak te maken met het externe openbaarheidsbeginsel, waardoor de rechtspraak niet om media-aandacht heen kan (Lent 2008). En wellicht is het goed voor het vertrouwen van burgers in de rechtspraak om niet alleen recht te doen, maar dat ook te laten zien (bijv. Groenhuijsen 1997). Ook zouden rechters wel eens beter hun best kunnen doen als er meer over hun schouder wordt meegekeken (bijv. Groenhuijsen 1997). In het kader van transparantie heeft de Raad voor de rechtspraak onlangs besloten om een proef te doen met live-uitzending van rechtspraak. Alle reden om te onderzoeken hoe de rechtspraak in de media komt, opdat duidelijker kan worden wat op dit terrein de mogelijkheden en de gevaren zijn voor de rechtspraak in Nederland. In dit hoofdstuk bekijken we hoe de rechtspraak de afgelopen twee decennia in de media is gekomen. Dit kan op termijn invloed hebben op het beeld dat het publiek van de rechtspraak heeft. Meer transparantie kan het imago van de rechtspraak positief beïnvloeden, maar ook negatief. Positief voor de rechtspraak zou onder andere kunnen zijn dat er meer aandacht komt voor gevallen waarin de rechtspraak goed functioneert. Wat gegeven de literatuur meer voor de hand ligt is dat de media de nadruk leggen op negatieve aspecten (Patterson 2000; Soroka 2006). Voor de rechtspraak zou het beeld negatiever
414
speelruimte voor transparantere rechtspraak
kunnen worden door meer transparantie doordat, bijvoorbeeld, het publiek meer krijgt voorgeschoteld over gerechtelijke dwalingen. Zoals we in dit hoofdstuk zullen zien zijn er drie trends die de verslaggeving van de laatste jaren kenmerken. Dit zijn alle drie onwenselijke ontwikkelingen, vanuit het standpunt van rechters bezien: dat het functioneren van rechters negatief wordt geëvalueerd, dat de principes van de rechtspraak in twijfel worden getrokken, en dat rechters elkaar in de media bekritiseren. De kernvragen van dit hoofdstuk zijn de volgende. Hoe zichtbaar is de rechtspraak in de media? Hoe positief of negatief wordt er over het functioneren van rechters bericht? Hoe, en hoe vaak, wordt de rechtspraak in de media in verband gebracht met ‘transparantie’? In welke mate wordt er over de rechtspraak bericht in termen van gezag en vertrouwen? En hoeveel, en welk soort, kritiek wordt er in de media uitgeoefend op de rechtspraak met betrekking tot de roep om transparantie? Ook vragen we ons af of er bij deze aspecten verschillen zijn aan te wijzen tussen nieuwsbronnen en door de tijd heen. Zoals we zullen zien is de berichtgeving zeker niet vleiend geweest voor de rechtspraak de afgelopen twintig jaar. Deze negatieve tendens lijkt in de laatste jaren sterker geworden. Al dan niet onder het mom van ‘transparantie’ zien we drie trends die elk vanuit het standpunt van de rechtspraak moeilijk als positief te betitelen zijn. Ten eerste is er een toename van puur negatieve evaluaties van het functioneren van rechters. Ten tweede wordt steeds vaker de onpartijdigheid van de rechtspraak in de media ter discussie gesteld. Ten derde is er een nieuwe tendens zichtbaar, waarbij rechters in het openbaar kritiek leveren op de rechtspraak. Als dit is hoe de blijkbaar veelgehoorde ‘roep om transparantie’ ook in de toekomst zal worden beantwoord, dan belooft dit voor het beeld van de rechtspraak weinig goeds. Niet alleen omdat negatieve media-aandacht effect kan hebben op houdingen van burgers, maar ook omdat negatieve pers deze houdingen doorgaans meer beïnvloeden dan positieve pers (Ju 2008; Soroka 2006).
8.2
dit onderzoek De eerste uitdaging bij het schrijven van dit hoofdstuk is om het begrip transparantie meetbaar te maken. Zoals in het hoofdbetoog van deze verkenning al is uiteengezet kent “transparantie” vele gezichten. Transparantie is geen eenvoudig en ook geen eenduidig begrip en bovendien wordt zelden duidelijk gemaakt wat men onder transparantie verstaat (Scholtes 2012). Scholtes (2012) onderscheidt tientallen verschillende varianten van transparantie. Toegepast op de rechtspraak kunnen vele aspecten dan ook onder het begrip trans parantie worden geschaard. In het hoofdbetoog zijn drie manieren besproken
de rechtspraak in de media : drie negatieve trends
415
waarop de rechtspraak wordt uitgedaagd waar het gaat om transparantie. We baseren ons in dit hoofdstuk op deze driedeling: zichtbaarheid, begrijpelijkheid en bekritiseerbaarheid. Verder concentreren we ons op de proef met rechtbank-tv, voorgesteld door de Raad voor de rechtspraak in het kader van transparantie in de rechtspraak. Daarom spitsen we ons in het laatste deel voor de conclusie van dit hoofdstuk toe op het debat over camera’s in de rechtszaal zoals dat de laatste twintig jaar in de media is gevoerd. Dit hoofdstuk omvat de rapportage van een onderzoek, uitgevoerd door de Amsterdam School of Communication Research (ascor). Het onderzoek betreft twee zaken. Ten eerste een media-inhoudsanalyse van nieuwsitems over de rechtspraak in Nederland. Ten tweede een kort literatuuroverzicht ter ondersteuning van de inhoudsanalyse. De inhoudsanalyse bestaat uit het coderen, door een getrainde codeur, van geselecteerde nieuwsitems uit verschillende bronnen. Deze bronnen omvatten de elf grote landelijke dagbladen. Dit zijn: De Telegraaf, het Algemeen Dagblad, de Volkskrant, nrc Handelsblad, nrc Next, Trouw, Het Parool (hoewel de laatste jaren niet meer landelijk), Het Financieele Dagblad, De Pers, Metro en Sp!ts. De unit of analysis is het nieuwsitem (bijv. het krantenartikel) als geheel. De te bestuderen tijdsperiode loopt van 1 januari 1992 tot 1 januari 2012. Het beginpunt is ingegeven door de praktische overweging dat vanaf die datum steeds minstens twee landelijke dagbladen, nrc Handelsblad en Trouw, integraal zijn op te zoeken via het geautomatiseerde databestand LexisNexis. Andere media, zoals de Volkskrant (vanaf 1995), leveren additionele, kortere tijdsreeksen aan informatie. De einddatum is ook ingegeven door een praktische overweging: het feit dat LexisNexis steeds enige tijd achterloopt met archivering. De tijdsperiode heeft als bijkomend voordeel dat de meting loopt van tien jaar voor tot tien jaar na de oprichting van de Raad voor de rechtspraak in 2002. In de inhoudsanalyse wordt er gekeken naar zichtbaarheid, evaluatieve toon en framing van relevante nieuwsitems. Zichtbaarheid van de rechtspraak in de media wordt beschreven in een eerste stap. Vervolgens wordt per item bekeken in hoeverre de rechtspraak positief, negatief, neutraal (vanuit het standpunt van de rechterlijke macht gezien) of niet geëvalueerd is. Hierna wordt onderzocht hoe de rechtspraak in het nieuws wordt gebracht. Hierbij worden verschillende typen framing in eerste instantie onderscheiden, waarbij de nadruk ligt op frames betreffende transparantie, gezag en kritiek. Soorten transparantie-framing worden onderscheiden naar trefwoorden, voortbouwend op de driedeling uit het hoofdbetoog van deze Verkenning: zichtbaarheid, begrijpelijkheid, bekritiseerbaarheid. Soorten gezag-framing
416
speelruimte voor transparantere rechtspraak
worden onderscheiden naar hoe de rechtspraak wordt bezien (bijv. een ‘expertise-frame’ of een ‘vertrouwen-frame’). Soorten kritiek-framing kunnen bijvoorbeeld worden onderscheiden naar wat voor kritiek er wordt geuit (bijv. te lage straffen) en door wie (bijv. politici). Het voorkomen van, en de onderlinge samenhang van deze frames kan op deze wijze worden gekwantificeerd. De rol van politici in het debat in de media wordt uitdrukkelijk meegenomen in de analyse. Wat betreft zichtbaarheid nemen we alle artikelen van de laatste twintig jaar mee. Vanwege de omvang beperken we ons wat betreft toon, framing en de vraag wie de bron van het nieuwsitem is (de hoofdredactie, een rechter, een gewone lezer, een columnist, enzovoorts) tot een steekproef van deze items. Een willekeurig tiende deel van deze artikelen wordt hiervoor gecodeerd door onze getrainde codeur op basis van een speciaal hiervoor opgesteld codeboek. Hierna richten we ons op een bepaalde casus, waarbij we alle artikelen over dat onderwerp coderen. Het belang van het beantwoorden van de kernvragen in deze studie moet vooral gezocht worden in het verkrijgen van inzicht in maatschappelijke discussies over de rechtspraak in het algemeen, en in relatie met transparantie in het bijzonder. Concreet worden kritiek op de rechtspraak en de roep om transparantie in de rechtspraak in kaart gebracht, zowel wat betreft waar deze roep vandaan komt als wat betreft waar deze roep zich op richt. Ook wordt bekeken hoe mediaberichtgeving van kritiek op en gezag van de rechtspraak is veranderd in de afgelopen twintig jaar. Dit kan handvatten bieden om tot een goede besluitvorming te komen omtrent hoe, en op welke punten, transparantie in de rechtspraak moet worden toegepast. Dit hoofdstuk gaat verder dan de bestaande literatuur (m.n. Ruigrok, Ismaili en Goelema 2011) op vijf manieren. Ten eerste, met een zwaardere nadruk op kritiek op, en gezag van, rechtspraak in plaats van een algemener portret van rechtspraak. Ten tweede, door zijn focus op ontwikkeling door de tijd heen in plaats van op vergelijking tussen media. Ten derde worden er meer media, en voor langere tijd, in de beschouwing betrokken: ook ad, nrc Next en Het Parool, regionale dagbladen en opiniebladen – gedurende twintig in plaats van één jaar. Ten vierde zijn we niet primair geïnteresseerd in episodische versus thematische framing (nieuwsitems met episodische frames zijn in ons hoofdstuk niet van groot belang), maar in transparantie-, gezagen kritiek-framing. Ten vijfde doen we niet alleen algemene analyses, maar verdiepen we ons ook in één specifieke casus om tot een diepgaander inzicht te komen over rechtspraak en transparantie in de media.
de rechtspraak in de media : drie negatieve trends
8.3
417
de rol van de media Indien de rechtspraak transparanter wil worden krijgt men te maken met de media. De media hebben hun eigen rol, logica en dynamiek. Wat betreft de rol van de media in een democratie worden er verscheidene functies onderscheiden. McNair (2011) noemt vijf functies. Ten eerste hebben de media de al eerdergenoemde waakhondrol. Gelegenheid moet worden geboden aan burgers om zich een mening te vormen met betrekking tot zaken als in hoeverre politici zich aan de wet houden. Ten tweede zouden de media burgers moeten informeren. Belangrijke gebeurtenissen moeten worden verslagen, opdat burgers zich van de feiten op de hoogte kunnen stellen en geïnformeerde keuzes kunnen maken bij verkiezingen. Ten derde zouden ze hen moeten onderwijzen door het betekenis geven en in context plaatsen van de feiten. Veel burgers moet worden geleerd welke personen en instituties van belang zijn in hun democratie en wat er zoal speelt. Ten vierde zouden de media een podium moeten bieden voor het politieke discours. Meningen en opvattingen moeten kunnen worden verspreid, opdat er onder andere een vrije publieke opinie kan worden gevormd. Ten vijfde zouden de media een kanaal moeten zijn voor het pleiten voor politieke standpunten en ideeën. Politici, vakbonden, lobbygroepen en andere maatschappelijke organisaties moeten burgers op de hoogte kunnen brengen, en proberen te overtuigen, van hun opvattingen en ideologieën (McNair 2011). Een andere, zesde, functie is het amuseren van het publiek. Hierbij wordt wel opgemerkt dat een hogere amusementswaarde van zaken kennisoverdracht kan vergroten (Malsch 2004: 40). Voor ons onderzoek zijn vooral de eerstgenoemde vier functies belangrijk. Essentieel in de podiumfunctie is dat de voorwaarden worden geschapen voor een publiek debat over zaken die de rechtspraak betreffen. Een voorbeeld is de discussie over het gebruik van media in de rechtszaal, waar we later in dit hoofdstuk uitgebreid bij stilstaan. De waakhondfunctie (Lent 2008) brengt mee dat de rechtspraak nu en dan in de media komt vanwege de continue speurtocht van journalisten naar misstanden in de samenleving. Dit zien we onder andere in de recente meineedzaak tegen voormalig rechters Pieter Kalbfleisch en Hans Westenberg. Verder zijn de informatievoorzieningsrol en de educatieve rol van de media van belang. Hierbij is er wederkerige afhankelijkheid. De media zijn afhankelijk van de rechtspraak waar het gaat om de informatie over rechtszaken. Daarbij komt dat het, ook voor de pers, lastig kan zijn om zaken te volgen, omdat het onmiddellijkheidsbeginsel in Nederland in bijvoorbeeld strafzaken maar een kleine rol speelt (Malsch 2004: 42). Tegelijkertijd is de rechtspraak afhankelijk van de media om aan het openbaarheidsbeginsel te voldoen,
418
speelruimte voor transparantere rechtspraak
a angezien niet iedere burger naar de publieke tribune kan komen (Malsch 2004). Het beginsel van externe openbaarheid brengt mee dat rechters niet volledig uit de publiciteit kunnen worden gehouden. Maar openbaarheid en publiciteit zijn twee verschillende zaken (Groenhuijsen 1997; Malsch 2004). Een belangrijk verschil is dat de rechter negatieve gevolgen van openbaarheid kan voorkomen door in bepaalde uitzonderingsgevallen de deuren te sluiten voor het publiek. Maar dit kan niet met publiciteit. “Hoewel aan de berichtgeving in de massamedia in abstractie dezelfde voordelen verbonden zijn als aan de aanwezigheid van gewone burgers in de rechtszaal, blijkt dit toch ook (negatieve) neveneffecten op te leveren” (Groenhuijsen 1997: 418). Te denken valt hier aan ‘trial by media’ (Groenhuijsen 1997: 419–420) en inbreuk op de onschuldpresumptie (Malsch 2004: 39). Meer in het algemeen hebben de media “een eigen dynamiek, die niet altijd naadloos aansluit op de werkwijze van de juridische beroepsgroep” (Kor 2011: 93–94). Centrale zaken die de nieuwsmedia verslaan omvatten daarom grosso modo drie categorieën: bekende mensen, onbekende mensen in uitzonderlijke omstandigheden, en bepaalde standaardonderwerpen zoals criminaliteit en rechtszaken (Gans 1979). Dit komt doordat de media niets in het nieuws brengen dat geen nieuwswaarde heeft. En de nieuwswaardecriteria omvatten zaken als dramatisering, personalisering en prikkeling (Reiner 2002: 403). Zoals Kor (2011: 94) met gevoel voor understatement opmerkt zijn dit “niet meteen de (…) kernwaarden van de rechtspraak”. Ook Groenhuijsen (1997: 419) waarschuwt dat de media “eigen belangen hebben die niet samenvallen met die van een objectieve berichtgeving”. Tegelijkertijd kunnen rechtszaken leiden tot extreme hoeveelheden media-aandacht, zoals bij tientallen rechtszaken in de Verenigde Staten (Fox, Van Sickel en Steiger 2007). Kortom, de invloed van de media is niet alleen onvoorspelbaar, maar ook van potentieel grote omvang. Door toe te geven aan de roep om transparantie begeeft de rechtspraak zich dus op glad ijs. De rechtspraak zou er goed aan doen om een proactief maar omzichtig mediabeleid te voeren, net als om, advocaten en politie vaak doen (bijv. Groenhuijsen 1997). Dit is bij de rechtspraak misschien nog niet altijd praktijk, maar men lijkt zich wel van bepaalde mogelijkheden hiertoe bewust. Er wordt bijvoorbeeld gepleit voor commentaar van speciaal daarvoor getrainde juristen bij tv-registratie van rechtszaken. Dit lijkt des te belangrijker vanwege het juridische jargon dat vaak wordt gebezigd en de kleine rol van het onmiddellijkheidsbeginsel (Malsch 2004: 42). Zo zegt president van de Amsterdamse rechtbank Carla Eradus: “bij veel juridisch gehakketak is professionele ondertiteling niet onbelangrijk.”2 Meer in het algemeen
de rechtspraak in de media : drie negatieve trends
419
onderstreept de president van de Hoge Raad Geert Corstens het belang van “nog beter en nog duidelijker en nog kinderachtiger” het eigen verhaal vertellen (Corstens 2003: 2014). Dit om de agenda te blijven bepalen, in plaats van dat rechters de media-agenda moeten volgen (zie ook Malsch 2004: 41).
8. 4
zichtbaarheid, evaluatieve toon en framing Bij ons onderzoek naar de wijze waarop de rechtspraak in de media is geweest kijken we naar verscheidene aspecten van mediaberichtgeving. In de communicatiewetenschap worden er globaal drie manieren onderscheiden waarop wordt bekeken hoe een bepaald onderwerp of een bepaalde actor in de media is: zichtbaarheid, evaluatieve toon en framing. Zichtbaarheid kan worden gedefinieerd als de mate waarin het onderwerp of de actor in de media is. Het is hierbij in essentie een kwestie van tellen. Deze zichtbaarheid wordt vervolgens vergeleken per medium over tijd of per tijdseenheid over verscheidene media. De zichtbaarheid van een onderwerp of actor kan het belang ervan onderstrepen, wat als gevolg kan hebben dat dit belang in de ogen van het publiek wordt vergroot (Hopmann, Vliegenthart, De Vreese en Albaek 2010). Een belangrijke hypothese hierbij is de ‘agenda-setting’-hypothese (McCombs en Shaw 1972; Trenaman en McQuail 1961). Hierbij wordt verondersteld dat hoe meer de massamedia over een bepaald politiek onderwerp berichten, des te meer dit onderwerp als belangrijk wordt gezien door het publiek. Er zijn vele studies geweest die bewijs hebben geleverd dat deze hypothese ondersteunt (voor een meta-analyse zie Wanta en Ghanem 2000). Bijvoorbeeld, is er veel over misdaad in het nieuws, dan zal criminaliteitsbestrijding belangrijker worden gevonden door het publiek. Er is geen reden om aan te nemen dat dit voor de rechtspraak geheel anders zou werken. Dit zou bijvoorbeeld betekenen: hoe meer mediaberichten over de rechtspraak, des te belangrijker het publiek de rechtspraak gaat vinden.3 Een ander mechanisme dat hierbij een rol kan spelen is priming. In de communicatiewetenschappen staat priming bekend als een proces waarbij media-aandacht voor een bepaald onderwerp ervoor zorgt dat het publiek dat onderwerp kiest om actoren te evalueren. Bijvoorbeeld, is er veel over misdaad in het nieuws, dan zal voor de beoordeling van een politicus door het publiek zijn reputatie als criminaliteitsbestrijder een belangrijker criterium worden. Dit is voor het eerst geopperd in een studie over de Watergateaffaire in de Verenigde Staten (Weaver, McCombs en Spellman 1975). Nadat er empirische aanwijzingen voor het mechanisme van priming waren gevonden (Iyengar en Kinder 1987) is er herhaaldelijk opnieuw bewijs gevonden
4 20
speelruimte voor transparantere rechtspraak
in vervolgstudies (Druckman 2004; Krosnick en Kinder 1990). Dit suggereert dat wat het publiek als maatstaf voor beoordeling van de rechtspraak gebruikt wel eens precies die criteria zouden kunnen zijn die in de media worden aangedragen. Als voorbeeld kan gelden dat hoe meer er over criminaliteit wordt bericht, des te meer gewicht het strafrecht zal krijgen waar het gaat om vertrouwen van burgers in de rechtspraak. Het is daarom interessant om te kijken wat en hoe hierover in de media wordt bericht. Zichtbaarheid van een actor kan ook evaluaties van die actor meebrengen. Zonder evaluaties kan er wel zichtbaarheid zijn, maar zonder zichtbaarheid geen evaluaties. De evaluatieve toon van mediaberichtgeving over een bepaalde actor kan gevolgen hebben voor percepties, houdingen en gedrag van het publiek, zoals stemgedrag (vgl. Hopmann et al. 2010). In het algemeen geldt de verwachting dat positieve mediaberichtgeving over actoren positieve effecten heeft op percepties, houdingen en gedrag. Voor ons onderzoek zou dit betekenen dat de rechtspraak belang kan hebben bij positieve bericht geving over het functioneren van rechters. Framing is het proces waarbij mensen een bepaald begrip (her-)ontwikkelen van een politiek onderwerp (Chong en Druckman 2007: 104; De Vreese 2003; Entman 1993). Dit impliceert dat de manier waarop nieuws, een onderwerp, een actor of een gebeurtenis wordt gepresenteerd helpt om te bepalen op welke aspecten van een probleem het publiek zich zal richten (McLeod, Kosicki en McLeod 2009: 230). Framing kan percepties, houdingen en gedrag beïnvloeden. Wat betreft stemgedrag bijvoorbeeld wordt gezegd dat elke politicus of partij de potentie heeft om kiezers weg te plukken van tegenstanders door het gebruik van framing die deze kiezers aanspreekt (Chong en Druckman 2007: 114). Een ander voorbeeld is effect op publieke opinie. Bijvoorbeeld publieke steun voor het toestaan van een openbare Ku Klux Klan-manifestatie kan aanmerkelijk groter worden als de media erover berichten in termen van uitingsvrijheid dan indien de mogelijkheid van gewelddadige rellen als uitgangspunt voor verslaggeving wordt genomen (Nelson, Clawson en Oxley 1997). Voor ons onderzoek betekent dit dat er alle reden is om niet alleen hoeveelheid en toon te meten, maar ook te bekijken hoe nieuws over de rechtspraak in de media wordt geframed. Over rechters kan worden bericht met zeer verschillende uitgangspunten, bijvoorbeeld het relatief grote vertrouwen dat ze genieten dan wel de gerechtelijke dwalingen die hebben plaatsgevonden. De kernvragen in dit hoofdstuk betreffen de zichtbaarheid van de rechtspraak in de media, de framing van de rechtspraak in de media in termen van ‘transparantie,’ gezag en kritiek. Dit alles in combinatie met een vergelijking
de rechtspraak in de media : drie negatieve trends
4 21
tussen mediabronnen enerzijds, en over tijd anderzijds. Om deze kernvragen te beantwoorden gebruiken we de volgende methoden.
8.5
gegevens en methode Om te bekijken hoe de rechtspraak in de media komt bekijken we de inhoud van mediaberichtgeving. We kunnen natuurlijk niet alle mediaberichtgeving analyseren; dus maken we een selectie. In genoemde periode van twintig jaar bekijken we de inhoud van de elf eerdergenoemde kranten. We gebruiken hiervoor het online gegevensbestand LexisNexis. In een eerste stap selecteren we artikelen die over de rechtspraak gaan.4 We vinden een gestaag toenemend aantal artikelen. Dit betekent echter niet meteen dat de zichtbaarheid van de rechtspraak drastisch is toegenomen. Immers, de kranten zijn niet allemaal beschikbaar in LexisNexis vanaf 1992. Sommige kranten zitten er alleen in recente jaren in. Bovendien is het aantal artikelen per krant toegenomen. Het is dus inzichtelijker om niet het absolute, maar het relatieve aantal artikelen over de rechtspraak te bekijken: het aantal artikelen over de rechtspraak gedeeld door het totaal aantal artikelen per krant. We doen dit voor vijf grote kranten in figuur 8.1 om een eerste indruk te krijgen.
Figuur 8.1 Relatieve aantallen artikelen over de rechtspraak per krant, in promillages 7
6 5 NRC Handelsblad
4
Trouw Algemeen Dagblad
3
Volkskrant Telegraaf
2
1
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
0
Bron: analyse van door ons geselecteerde krantenartikelen (n = 250.000).
4 22
speelruimte voor transparantere rechtspraak
Uit Figuur 8.1 blijkt geen duidelijke stijgende of dalende lijn. Trouw lijkt recentelijk relatief wat meer artikelen aan de rechtspraak te besteden, de Volkskrant wat minder. In het algemeen vertonen de lijnen echter geen trend. De absolute aantallen liggen overigens rond de 100 per jaar per grote landelijke krant en rond de 40 per jaar per gratis dagblad. Het minimum ligt op 19 (De Pers 2007) en het maximum op 167 (ad 2004 en De Telegraaf 2009). In een tweede stap is een selectie gemaakt binnen de eerstgenoemde selectie. Hierbij ligt de focus op niet de rechtspraak in de media in het algemeen, maar de rechtspraak in de media met betrekking tot ‘transparantie’. De uiteindelijke selectie artikelen is dus gebaseerd op een specifieke zoekopdracht binnen de eerste pool.5 Hierbij moet de uiteindelijke selectie voldoen aan de eerdergenoemde criteria, in combinatie met het voorkomen van de zoektermen ‘transparantie’, ‘openbaarheid’, ‘verantwoording afleggen’, ‘vertrouwen’, ‘autoriteit’, ‘gezag’, ‘kritiek’, ‘functioneren’, ‘wraking’, ‘onafhankelijkheid’, ‘partijdigheid’, ‘gesloten deuren’ of ‘responsiviteit’. We vinden 985 artikelen. Deze zijn scheef verdeeld over de tijdsperiode, met beduidend meer artikelen tegen het einde van de periode dan in het begin (zie tabel 8.1). Tabel 8.1
Artikelen over de rechtspraak en transparantie per jaar, in absolute aantallen
1992
10
1997
49
2002
48
2007
55
1993
14
1998
23
2003
37
2008
99
1994
26
1999
27
2004
52
2009
93
1995
23
2000
33
2005
61
2010
105
1996
38
2001
48
2006
44
2011
100
Bron: analyse van door ons geselecteerde krantenartikelen (n = 985).
De absolute aantallen liggen beduidend lager waar het gaat om artikelen met betrekking tot transparantie: om en nabij de vijf per jaar voor de grote landelijke dagbladen en twee per jaar voor gratis kranten. Het minimum van nul artikelen is vaak gehaald (bijv. in De Telegraaf in 2001), terwijl er één duidelijke uitschieter naar boven is geweest: 19 artikelen in nrc Handelsblad in 2011. Om een idee te krijgen hoe vaak de rechtspraak in de media is met betrekking tot transparantie geven we ook deze (relatieve) aantallen artikelen van 1992 tot 2012 grafisch weer (zie figuur 8.2).
de rechtspraak in de media : drie negatieve trends
4 23
Figuur 8.2 Relatieve aantallen artikelen over rechtspraak en transparantie per krant,
in promillages 1,2 1,0 0,8 0,6 nrc Handelsblad
0,4
Trouw Algemeen Dagblad
0,2
Volkskrant Telegraaf 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
0
Bron: analyse van door ons geselecteerde krantenartikelen (n = 985).
Ditmaal zien we een duidelijke stijging bij één krant: nrc Handelsblad (zie figuur 8.2). Verder is de tendens niet erg duidelijk. Hoewel met ups en downs lijken Trouw, Algemeen Dagblad en De Telegraaf langzamerhand ook wat meer artikelen aan rechtspraak en transparantie te wijden. De Volkskrant laat als enige absoluut geen stijgende trend zien. De recente plotselinge piek bij nrc Handelsblad kan te maken hebben met het feit dat oud-hoofdredacteur Folkert Jensma zich is gaan toeleggen op juridische zaken. Hoe dan ook, sinds 2007 vervijfvoudigde het aantal items in nrc Handelsblad over rechtspraak en transparantie tot meer dan 1 op 1.000 artikelen vier jaar later. Bij de vier andere kranten in figuur 8.2 bleef het aantal dat jaar, 2011 dus, steken rond de 1 op 5.000 – ondanks eerdere lichte stijgingen. Wat verder opvalt is dat de aantallen in alle kranten relatief hoog waren in 2009 en 2010 ten opzichte van de andere jaren. We concluderen dat de berichtgeving over de rechtspraak niet noemenswaardig is toegenomen, maar de berichtgeving over de rechtspraak met betrekking tot transparantie wel – in ieder geval in nrc Handelsblad.
4 24
speelruimte voor transparantere rechtspraak
In een derde stap gaan we naar de evaluatieve toon. Hiervoor coderen we artikelen uit de laatstgenoemde selectie. Omdat het coderen arbeidsintensief is maken we opnieuw een selectie, ditmaal een willekeurige. Deze sample is met opzet willekeurig om haar zo representatief mogelijk te laten zijn voor de totale populatie van artikelen over rechtspraak en transparantie in onze elf bronnen. Voor het coderen is een steekproef getrokken uit het onderstaande aanbod, waarbij elk tiende artikel is gecodeerd volgens het codeboek. Uiteindelijk zijn 102 artikelen gecodeerd (zie tabel 8.2). Tabel 8.2 Gecodeerde artikelen over rechtspraak en transparantie per jaar, in absolute aantallen 1992
1
1997
5
2002
5
2007
6
1993
2
1998
2
2003
4
2008
10
1994
2
1999
3
2004
5
2009
9
1995
3
2000
3
2005
6
2010
10
1996
5
2001
5
2006
5
2011
11
Bron: analyse van door ons gecodeerde krantenartikelen (n = 102).
Deze 102 artikelen zijn gecodeerd volgens een gedetailleerd codeboek. In de volgende paragraaf zetten we de belangrijkste bevindingen op een rijtje.
8.6
resultaten Wat betreft zichtbaarheid hebben we gezien dat de mediaverslaggeving over de rechtspraak niet zozeer toeneemt, maar berichtgeving over rechtspraak en transparantie wel – althans, in nrc Handelsblad. We vervolgen met de evaluatieve toon van de berichtgeving ten opzichte van het functioneren van rechters. Van de 102 artikelen zijn er 29 evaluatief (28%). De overige 73 artikelen bevatten geen expliciete evaluatie van het functioneren van rechters. In die zin zijn die 73 artikelen dus neutraal van toon. Als er een evaluatie in het artikel staat, zijn er vijf mogelijkheden: het artikel is ofwel uitsluitend negatief, ofwel meer negatief dan positief, ofwel in balans, ofwel meer positief dan negatief, ofwel uitsluitend positief. Na codering blijkt de toon in de 29 artikelen in het algemeen negatief: twaalf zijn er uitsluitend negatief, dertien meer negatief dan positief, drie zijn er in balans en slechts één is meer positief dan negatief. Wellicht het treffendste is dat geen enkele van de 29 evaluatieve artikelen uitsluitend positief is over het functioneren van rechters. We concluderen dus dat een substantieel deel van de artikelen een waardeoordeel bevat over het functioneren van rechters, en dat dit waardeoordeel overwegend negatief uitvalt.
de rechtspraak in de media : drie negatieve trends
4 25
Men zou misschien verwachten dat deze negatieve oordelen grotendeels voortkomen uit de berichtgeving van bepaalde omstreden zaken. Maar er zijn geen concrete zaken die vaak terugkomen in het nieuws, afgezien van het proces-Wilders en de zaak-Lucia de B. Zeven maal is een artikel over het Wildersproces terechtgekomen in onze willekeurige steekproef van 102 artikelen. Drie van deze artikelen bevatten geen evaluatie, één evaluatie in balans en twee zijn overwegend negatief van toon. In slechts één van deze zeven artikelen wordt het functioneren van rechters uitsluitend negatief gekwalificeerd. Over Lucia de B. hebben we vier items in onze steekproef, en inderdaad is men hierbij telkens uitsluitend negatief. Dit zijn echter slechts vier van de twaalf uitsluitend negatieve evaluaties, en dan zijn er ook nog dertien overwegend negatieve artikelen te vinden in onze steekproef van 102 artikelen. De negatieve artikelen komen voor zowel in opiniestukken van advocaten als in redactionele commentaren, en zowel in geruchtmakende zaken als in het algemeen. Van de twaalf puur negatieve evaluaties betreft de helft het optreden van bepaalde rechters in specifieke zaken en de andere helft rechters in het algemeen. Kortom, de negatieve oordelen hierover beperken zich niet tot één of een klein aantal concrete zaken, maar is wijdverspreid. Het is ook niet het geval dat de negatieve oordelen uitsluitend in sommige kranten te vinden zijn en in andere niet. De twaalf uitsluitend negatieve kwalificaties bijvoorbeeld zijn verdeeld over zeven verschillende kranten. Omgerekend naar het aantal uitsluitend negatieve kwalificaties per krant is Trouw het vaakst uitsluitend negatief (16%) in onze sample. Aangezien dit nauwelijks hoger is dan het gemiddelde in onze sample (12%) lijkt deze afwijking niet erg betekenisvol. Van vier kranten (Het Parool, Sp!ts, Metro en nrc Next) zijn er geen artikelen in de sample terechtgekomen met uitsluitend negatieve kwalificaties. Gezien de grootte (gemiddeld negen artikelen per krant) en de scheefheid (van sommige kranten zitten er meer artikelen in dan van andere) van de sample kan dit toeval zijn. Kortom, op basis van onze steekproef vinden we geen sterke aanwijzingen voor verschillen in negatieve oordelen tussen de elf kranten van 1992 tot 2012. We merken daarbij op dat het aantal relevante artikelen klein is. De negatieve oordelen komen ook niet uit slechts één bepaalde hoek. Advocaten (8), anderen uit de praktijk (4), politici (4), wetenschappers (4) – ze zijn alle overwegend negatief. Waarbij advocaten, niet verrassend natuurlijk, vaak (4 maal) uitsluitend negatief zijn en anderen genuanceerder. Opvallend is verder dat de belangrijkste bron van alle negatieve oordelen de rechterlijke macht zelf is. Liefst negen keer zijn het rechters die negatief zijn over het functioneren van hun beroepsgenoten, waarvan driemaal uitsluitend negatief. Deze drie louter negatieve beoordelingen betreffen de kritiek van verscheidene rechters op de rechtspraak
4 26
speelruimte voor transparantere rechtspraak
in v reemdelingenzaken door de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State in 2008, het boek van rechter Rinus Otte over zijn collega’s in 2010, en verwijten van collega-rechters aan het adres van Tom Schalken in 2011. Prominente voorbeelden van duidelijk negatieve beoordeling van rechters door anderen zijn te vinden in de mediaberichtgeving rond de zaak-Lucia de B. en de zaak-Wilders. Genoemde voorbeelden zijn alle vrij recent, en dat is geen toeval. We zien een duidelijke stijging over de tijd van het aantal uitsluitend negatieve evaluaties. Als we de bestudeerde tijdsperiode van twintig jaar opdelen in vier gelijke stukken, dan zien we dat het aantal puur negatieve evaluaties toeneemt. In de laatste vijf jaar zijn er meer artikelen waarin rechters uitsluitend negatief worden geëvalueerd dan in de eerste vijftien jaar bij elkaar. Dit is slechts deels te verklaren uit het feit dat het totale aantal artikelen over rechtspraak en transparantie omhoog is gegaan. Er is niet alleen een stijging van uitsluitend negatieve evaluaties in absolute zin, maar ook in relatieve zin. We illustreren het aandeel van de artikelen dat louter negatieve evaluaties bevat per vijf jaar in figuur 8.3. Figuur 8.3
Aandeel artikelen dat uitsluitend negatieve evaluaties van rechters bevat
0,2 0,18 0,16 0,14 0,12 0,10 0,08 0,06 0,04 0,02 0 1992–1996
1997–2001
2002–2006
2007–2011
Bron: analyse van door ons gecodeerde krantenartikelen (n = 102).
Wat in figuur 8.3 in het oog springt is de toename van het aandeel uitsluitend negatieve evaluaties. Het louter negativisme stijgt van gemiddeld nog geen negen procent van de gecodeerde artikelen in de eerste drie kwarten tot ruim 15 procent in het laatste kwart. Het functioneren van rechters wordt in de laatste jaren dus vaker op puur negatieve manier beschreven in dagbladen. Opnieuw tekenen we hierbij aan dat het hier niet gaat om een groot aantal nieuwsitems, wat noopt tot voorzichtigheid over onze conclusies op dit punt.
de rechtspraak in de media : drie negatieve trends
4 27
De analyses over tijd in dit hoofdstuk moeten worden bekeken met in het achterhoofd dat de samenstelling van het geanalyseerde databestand licht verschilde over de tijd. Dit komt doordat alleen nrc Handelsblad en Trouw beschikbaar waren over de hele periode van 1992 tot 2012; andere kranten, zoals de Volkskrant (1995) en De Telegraaf (1999), kwamen er later pas bij. We hebben de analyses over de tijd daarom ter controle herhaald met alleen nrc Handelsblad en Trouw. Daaruit blijkt eenzelfde beeld van toename van uitsluitend negatieve evaluaties: er is geen enkele louter negatieve evaluatie voor 2003 te vinden; vanaf dat jaar vinden we puur negatieve evaluaties in liefst een kwart van het totale aantal artikelen over rechtspraak en transparantie in deze twee kranten. We vervolgen met framing van rechtspraak en transparantie. Drie soorten frames worden onderscheiden. Dat zijn een transparantie-frame, een gezagframe en een kritiek-frame.
8.6.1
transparantie-framing We kijken eerst naar framing in termen van transparantie. We bouwen hierbij voort op het onderscheid naar zichtbaarheid, begrijpelijkheid en bekritiseerbaarheid, uitgewerkt in het hoofdbetoog. Als een nieuwsitem referenties aan transparantie bevat in termen van zichtbaarheid, begrijpelijkheid en/of bekritiseerbaarheid, dan coderen we het als aanwezigheid van een transparantieframe. Onder zichtbaarheid verstaan we de termen ‘openheid/openbaarheid/ beslotenheid/open deuren’, ‘media in rechtszaal’, ‘publicatie (nevenfuncties bijv.)’ en ‘publiciteit zoeken door rechters’. Onder begrijpelijkheid scharen we de termen ‘inzichtelijkheid werkwijze’ en ‘formulering beslissingen’. Onder bekritiseerbaarheid vinden we terug ‘controleerbaarheid’, ‘verantwoording afleggen’, ‘wraking/(schijn van) partijdigheid/neutraliteit’, ‘onafhankelijkheid’ of ‘responsiviteit’. Het transparantie-frame kwam voor in 63 van de 102 artikelen (62%). Partijdigheid (32 keer), openheid (22), onafhankelijkheid (18) en publiciteit zoeken (13) werden hierbij het vaakst teruggevonden.6 De overige termen kwamen zes maal of minder voor. In artikelen waarin het begrip ‘partijdigheid’ voortkomt is de teneur veelal dat rechters partijdigheid wordt verweten. Vaak wordt dit terloops gebracht. Maar in niet minder dan twaalf artikelen is het hoofdonderwerp de veronderstelde partijdigheid van rechters. Degenen die dit aan de kaak stellen zijn met name advocaten (negen maal), maar ook een verdachte (Eddy Swaab), een politicus (Ferry Hoogendijk, lpf) en een belanghebbende (Chipshol bv) doen hieraan mee. Veelal wordt de partijdigheid niet in het algemeen gesteld, maar met betrekking tot een bepaalde zaak, zoals in de helft van de vier geselecteerde artikelen over de zaak-Lucia de B. en in beide artikelen in de selectie die over de Chipshol-zaak gaan.
4 28
speelruimte voor transparantere rechtspraak
‘Openheid’ blijkt een buzz word dat in de media voor van alles en nog wat wordt gebruikt. Zo figureert het begrip in abstracte stukken over de rechtsstaat. Ook vindt men openheid terug in debatten over de motivering van uitspraken, antiterreurwetgeving of vertrouwen in de rechtspraak. In concrete vragen om informatieverstrekking en in een aanklacht omtrent ‘klassenjustitie’ treedt openheid op als kernbegrip. Waar ‘onafhankelijkheid’ centraal staat gaat het ook om een verzamelbegrip. Een veelvoorkomende invulling van het begrip is: het zich niet laten leiden door politieke voorkeuren. Vier van de achttien keer dat de onafhankelijkheid van rechters in twijfel wordt getrokken gebeurt dit naar aanleiding van het proces-Wilders. De discussie omtrent de rol van politieke voorkeuren van rechters speelt echter al langer, getuige de afscheidsrede van de president van de Hoge Raad Sjoerd Royer, waarover Het Financieele Dagblad in 1996 berichtte. ‘Publiciteit zoeken’ wordt met name geassocieerd met gedrag van rechters in concrete zaken. Een voorbeeld is voormalig rechter Tom Schalken, die zijn verhaal deed over het proces-Wilders. Datzelfde proces lokte bij Hans Laroes, destijds hoofdredacteur van het nos Journaal, uitspraken uit over camera’s in de rechtszaal. Maar ook komt de president van de Hoge Raad Geert Corstens een aantal malen voorbij in de media, en hij heeft het juist niet over concrete zaken, maar over bijvoorbeeld wetgeving en het uitleggen van vonnissen door rechters. Al met al kan gesteld worden dat in ongeveer tweederde van de artikelen transparantie aan bod kwam, waarbij ongeveer de helft van die items ging over wat misschien wel de negatiefste term van allemaal is, ‘partijdigheid’. Hierbij moet worden aangetekend dat dit niet toe te schrijven is aan louter artikelen over het Wilders-proces. Partijdigheid kwam ter sprake in alle artikelen over het Wilders-proces die in de willekeurige steekproef terechtkwamen, maar dit betrof maar zeven van de 32 artikelen over partijdigheid. Ook zonder het proces-Wilders was ‘partijdigheid’ de meest voorkomende van alle transparantietermen. De frequentie van de meest voorkomende twee termen, openheid en partijdigheid, maken het mogelijk om te kijken of we hierbij veranderingen over de tijd kunnen waarnemen. Wat betreft transparantie wordt er vaak gesproken van een toenemende roep om openheid, oftewel een toename over de tijd. Bij partijdigheid hebben we gezien dat de berichtgeving erover niet geheel is toe te schrijven aan het Wilders-proces. Toch zou het ter sprake brengen van de onpartijdigheid van de rechtspraak een recent f enomeen
de rechtspraak in de media : drie negatieve trends
4 29
kunnen zijn. De recente toename in het aantal wrakingen is hier een aanwijzing voor.7 We zetten de relatieve aantallen artikelen waarin openheid en partijdigheid worden genoemd in verband met rechters per vijf jaar op een rij in figuur 8.4. Figuur 8.4 Aandeel artikelen waarin openheid en partijdigheid van rechters ter sprake worden gebracht 1,0 0,9 0,8 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0 1992–1996 Rechters met openheid in verband gebracht
1997–2001
2002–2006
2007–2011
Rechters met partijdigheid in verband gebracht
Bron: analyse van door ons gecodeerde krantenartikelen (N = 102).
Er is geen duidelijke trend waarneembaar waar het gaat om rechters en openheid. Met betrekking tot partijdigheid kunnen we juist wel een trend onderscheiden, namelijk een opwaartse. De onpartijdigheid van rechters wordt steeds vaker ter discussie gesteld, zo suggereren deze cijfers. Het relatieve aantal krantenartikelen over de rechterlijke macht waarin partijdigheid voorkwam is in 2007–2011 bijna verdrievoudigd ten opzichte van 1992–1996. Kijken we voor de zekerheid nog even naar nrc Handelsblad en Trouw alleen, dan zien we opnieuw een stijging van partijdigheid in de media: van 23 procent van het totale aantal artikelen in 1992–2006 tot 40 procent in 2007–2012.
8.6.2
gezag-framing Onze codering van gezag-framing baseren we op de termen ‘autoriteit’, ‘vertrouwen’, ‘expertise’, ‘geloofwaardigheid’ en ‘legitimiteit’. Autoriteit (13) en vertrouwen (15) komen nog wel vaak voor, de andere drie slechts vijfmaal of minder. In totaal komt deze vorm van framing in 30 van de 102 artikelen voor. Dit is beduidend minder vaak dan transparantie-framing.
430
speelruimte voor transparantere rechtspraak
‘Autoriteit’ wordt in heel verschillende contexten gebruikt. Vaak wordt er gerept van autoriteit in artikelen die gaan over de rechterlijke macht die onder vuur ligt. Het gaat hierbij om maatschappelijke druk op rechters, of zelfs om gerechtelijke dwalingen. In acht van de dertien artikelen betreft het kritiek op rechters, waarbij hun ‘autoriteit’ in het geding zou zijn. Artikelen over ‘vertrouwen’ gaan ook over van alles en nog wat. Wat echter opvalt is de vaak geziene verwijzing naar partijdigheid en naar concrete rechtszaken. Opnieuw moet hier Wilders worden genoemd, naar aanleiding van wie viermaal over vertrouwen wordt gesproken. Echter, ook andere zaken nodigen uit tot het refereren aan het vertrouwen in de rechtspraak, zoals de zaak-Lucia de B. (2) en de Chipshol-zaak (1). Verder komt het terug in verslaggeving over het scp-rapport over vertrouwen in de rechtspraak (scp 2007). Kortom, gezag-frames zijn relatief zeldzaam. Zelfs als er ‘vertrouwen’ onder wordt begrepen, komt gezag-framing minder dan half zo vaak voor als transparantie-framing. Er wordt vaak gemeld dat het vertrouwen in de rechtspraak en de autoriteit van de rechters op het spel staat. Dit wordt vooral beweerd bij verslaggeving over controversiële rechtszaken zoals de zaak-Lucia de B. en de zaak-Wilders. Vanwege de kleine aantallen artikelen met gezag-framing is het hachelijk om conclusies te trekken op verdere uitsplitsing van deze artikelen naar krant, actor of tijdseenheid. Wel kunnen we zeggen dat het voorkomen van deze framing in onze sample niet voorbehouden is aan een bepaalde krant of beperkt tot een bepaalde actor. Verder komt gezag-framing ongeveer even vaak voor in elk van de vier tijdvakken.
8.6.3
kritiek-framing Kritiek-framing komt vaker voor. In 71 van de 102 gecodeerde artikelen (70%) vindt men dit frame. Het komt daarmee ongeveer even vaak voor als transparantie-framing. Hoewel de kritiek zich ook richt op politici (15), het om (10) en op de benoeming en ontslagbescherming van rechters (2), concentreren we ons hier eerst op de 53 artikelen die gaan over kritiek op de rechtspraak.8 Deze kritiek komt hoofdzakelijk van advocaten (15), van rechters zelf (13) en van politici (12). Advocaten beweren opvallend vaak dat rechters partijdig (9), niet onafhankelijk (2) of anderszins oneerlijk (2) zouden zijn. Verdere onderwerpen van kritiek van advocaten behelzen gemaakte fouten, zoals in de zaak-Lucia de B. (2). Vermeende partijdigheid komt als gezegd opmerkelijk vaak voor, waarbij de mogelijkheid in het achterhoofd moet worden gehouden dat overijverige advocaten wel eens loze beschuldigingen uiten.
de rechtspraak in de media : drie negatieve trends
431
Rechters zelf uiten vooral kritiek op zichzelf en elkaar. Ze steken de hand in eigen boezem waar het gaat om het uitleggen van vonnissen (Geert Corstens), om rechtspraak vanuit de streng beveiligde ‘superbunker’ van Kamp Zeist (Carla Eradus) en om gerechtelijke dwalingen (Geert Knigge). Kritiek op collega’s komt ook voor, bijvoorbeeld in een stuk over voormalig president van de Hoge Raad Siep Martens. Een ander voorbeeld is de storm van kritiek van rechters op de rechtspraak in vreemdelingenzaken door de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in 2008, waarvan twee artikelen in onze steekproef zijn beland. Ook oud-rechter van het gerechtshof Amsterdam Tom Schalken was mikpunt van kritiek van onder anderen de president van datzelfde hof, Leendert Verheij, in 2011. Voormalig lid van de Hoge Raad Peter Kop nam het juist voor Schalken op, hetgeen Kop zijn herbenoeming als raadsheer-plaatsvervanger bij het Amsterdamse Hof zou hebben gekost. Politici geven ook heel wat af op de rechtspraak. In onze steekproef komt die kritiek van rechts. Bijvoorbeeld, van Ferry Hoogendijk (lpf) over partijdigheid van rechters, van minister Remkes (vvd) over de veroordeling van Volkert van der G. en van Joost Eerdmans en Erik Schreijen (lpf) over de ‘kloof’ tussen burger en rechters. En over de onafhankelijkheid van rechters, of het veronderstelde gebrek daaraan, van Fred Teeven (vvd) en Geert Wilders (pvv). Overigens hangen politici hier geen negatieve evaluaties aan over het functioneren van rechters: de toon van het artikel met Wilders is in balans, en die van het item met Eerdmans en Schreijen zelfs meer positief dan negatief. De andere zojuist genoemde items bevatten geen expliciete evaluaties. Nu naar de kritiek van rechters op anderen. Hoe komen rechters in het nieuws als ze zelf kritiek leveren? In onze steekproef is er kritiek op het om (omtrent beweringen en een deal met een kroongetuige), op het ministerie van Justitie (omtrent onderbouwing van beslissingen en gebrek aan opvangplaatsen), op de regering (omtrent kabinetsbeleid en wetgeving) en op individuele politici (omtrent kritiek van politici op om en rechters). In totaal zitten er acht artikelen in onze steekproef waarin rechters in de media kritiek uiten op anderen. Opvallend is dat dit een kleiner aantal is dan het aantal waarin rechters via de media kritiek hebben op de rechtspraak (13). Nog duidelijker dan bij andere fenomenen zien we bij onderlinge kritiek van rechters dat het gaat om een betrekkelijk nieuw verschijnsel. In figuur 8.5 is te zien dat kritiek op rechters in de media van alle tijden is, maar dat kritiek van rechters zelf vrijwel uitsluitend vanaf 2007 voorkomt.
432
speelruimte voor transparantere rechtspraak
Figuur 8.5
Aandeel artikelen waarin kritiek op de rechtspraak ter sprake wordt gebracht
1,0 0,9 0,8 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0 1992–1996
1997–2001
Kritiek op rechters van anderen
2002–2006
2007–2011
Kritiek op rechters van rechters zelf
Bron: analyse van door ons gecodeerde krantenartikelen (N = 102).
Uit figuur 8.5 blijkt geen duidelijk patroon wat betreft kritiek van anderen op de rechtspraak. Kritiek van rechters zelf daarentegen stijgt onmiskenbaar. Voor 1997 vinden we geen onderlinge kritiek, terwijl we dit na 2006 tegenkomen in liefst 24 procent van de door ons gecodeerde artikelen. Beperken we ons, ter controle, weer even tot artikelen uit alleen nrc Handelsblad en Trouw, dan zien we nog altijd een spectaculaire toename: van gemiddeld 7 procent voor 2007 tot 30 procent erna. Concluderend kunnen we stellen dat er heel wat berichtgeving over de rechtspraak wordt geframed in termen van kritiek. Hierbij zijn het in het algemeen rechters die kritiek ontvangen. Die kritiek komt van alle kanten, maar met name van advocaten. Zij betichten rechters opvallend vaak van partijdigheid. Ook ontvangt de rechtspraak kritiek van politici. Het zijn daarbij politici van rechtse snit die stevige taal uiten, zonder daarbij overigens het functioneren van rechters expliciet negatief te evalueren. Opmerkelijk is dat rechters ook elkaar fel bekritiseren in de media. Dit is grotendeels zakelijke reflectie op het eigen functioneren, maar ook bij persoonlijke vetes worden de media soms niet geschuwd. Rechters uiten meer kritiek op de rechtspraak dan op anderen. Als ze op anderen kritiek leveren, dan is dat vooral op de politiek. Hierbij gaat het zowel om beleid als om gehekelde bemoeienis van politici met de rechtsgang. We zien, kortom, drie trends: toenemende puur negatieve evaluaties van rechters, toenemende discussie over hun onpartijdigheid, en toenemende kritiek op de rechtspraak in de media. Deze trends komen in alle onderzochte
de rechtspraak in de media : drie negatieve trends
433
bronnen voor, en zeker niet alleen in de wat populairdere kranten. Kijken we naar nrc Handelsblad, Trouw en de Volkskrant, dan is de stijging op elk van deze drie vlakken eerder groter dan kleiner te noemen dan in andere kranten. In de volgende paragraaf richten we ons op een bepaalde discussie die gedurende het hele bestudeerde tijdvak heeft gelopen. Hierbij gaan we iets dieper in op zichtbaarheid en het gebruik van frames in de verslaggeving van deze discussie in de verschillende dagbladen.
8.7
casus : de discussie in de media over camera’s in de rechtszaal We vervolgen ons onderzoek met een focus op krantenartikelen over één bepaald onderwerp. Dit onderwerp is de vraag in hoeverre tv en internet moeten worden toegelaten in de rechtszaal. Dit sluit goed aan bij de discussie over rechtspraak en transparantie. Bovendien is het onderwerp onlangs weer in de publiciteit geweest met de aankondiging van een eerste proef met camera’s in de rechtszaal.9 Zoals we zullen zien was dit niet de eerste keer dat dit onderwerp prominent in de media is geweest. We bekijken ook of de drie trends die we hebben gezien in de berichtgeving over rechtspraak en transparantie meer algemeen zich ook voordoen in de verslaggeving over het debat in de media over camera’s in de rechtszaal. Opnieuw nemen we een periode van twintig jaar als uitgangspunt (ditmaal van 1 oktober 1992 t/m 1 oktober 2012). En opnieuw selecteren we artikelen uit de elf grote Nederlandse dagbladen op basis van steekwoorden.10 Onze zoektermreeks resulteert in 104 artikelen, waarvan er twee zijn verschenen in zowel nrc Next als nrc Handelsblad. Van de 102 originele artikelen gaan er 24 over het buitenland. We coderen de 78 resterende artikelen. We beginnen met te checken of we ook in deze selectie van artikelen steun vinden voor de hierboven gerapporteerde drie negatieve trends. Op basis van de 78 artikelen over camera’s in de rechtszaal vinden we op alle drie deze punten hetzelfde als hierboven. Ten eerste stijgt het aantal evaluaties van het functioneren van rechters van gemiddeld 4 procent van de artikelen voor 2007 tot 22 procent vanaf 2007. Liefst zeven van de negen evaluaties (78%) is negatief, waarvan vier uitsluitend negatief.11 Alle vier deze uitsluitend negatieve evaluaties stammen uit 2009 of later. Driemaal gaat het hierbij om specifieke rechters, eenmaal over rechters in het algemeen. Ten tweede neemt kritiek op rechters toe tot 41 procent van de artikelen over camera’s in de laatste vijf jaar; een forse stijging gezien het aanzienlijk lagere gemiddelde van 13 procent in de vijftien jaar ervoor.12 Ten derde komen verwijzingen naar onpartijdigheid van rechters vaker voor. Tot 2007 waren deze te zien in gemiddeld 4 procent, hierna komt onpartijdigheid ter sprake
434
speelruimte voor transparantere rechtspraak
in 19 procent van de artikelen. Kijken we, ter controle, naar alleen de artikelen in nrc Handelsblad en Trouw, dan zien we eenzelfde beeld met betrekking tot elk van deze drie trends. Kortom, alle drie de negatieve trends duiken ook op in deze tweede set van artikelen. Een eerste, algemener overzicht van het debat over camera’s in de rechtszaal geeft het volgende beeld. Als we per jaar het aantal artikelen afzetten tegen het totale aantal artikelen over transparantie en rechtspraak, dan zien we dat het een langlopende discussie betreft, met vier pieken in intensiteit (zie figuur 8.6). Figuur 8.6 Aandeel artikelen over rechtspraak waarin camera’s in rechtszaal genoemd 0,35 0,30 0,25 0,20 0,15 0,10
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
0,00
1993
0,05
Bron: analyse van door ons geselecteerde krantenartikelen (N = 985).
In figuur 8.6 zien we vier perioden van wat intensiever debat over dit thema. Eind jaren negentig ontvlamde de discussie naar aanleiding van het geruchtmakende proces tegen De Hakkelaar in Nederland en de rechtstreeks uitgezonden rechtszaken tegen O.J. Simpson en Louise Woodward in de Verenigde Staten. Minister Sorgdrager (d66) sprak zich destijds uit tegen een voorstel van haar eigen partij tot toelating van camera’s in de rechtszaal. Haar opvolger Korthals (vvd) schreef twee jaar later aan de Tweede Kamer dat hij tegen een verbod was op camera’s in de rechtszaal. In 2003 was de live tv-uitzending van het proces-Volkert van der G. aanleiding om dit onderwerp opnieuw aan te snijden. Met een persrichtlijn werd beoogd rechters en de media duidelijkheid te verschaffen over openbaarheid van rechtspraak. Drie jaar later kwam
de rechtspraak in de media : drie negatieve trends
435
het filmen in de rechtszaal weer in het nieuws. De Raad voor de rechtspraak startte een onderzoek, en om-topman Harm Brouwer sprak zich uit voor meer rechtstreekse uitzendingen. De persrichtlijn uit 2003 werd na vijf jaar herzien en onlangs is de discussie opnieuw opgelaaid naar aanleiding van het Wilders-proces, waarna de commissie-Van Rooy in het leven werd geroepen. Deze commissie adviseerde om camera’s in beginsel altijd toe te laten, waarna de Raad voor de rechtspraak besloot tot een pilot van rechtbank-tv. De discussie speelt zich vooral af in nrc Handelsblad, Trouw en de Volkskrant. Elk van deze kranten bevat gemiddeld ongeveer één artikel op jaarbasis over camera’s in de rechtszaal. In totaal nemen deze drie kranten 74 procent van alle berichtgeving hierover voor hun rekening. In de jaren negentig bericht Het Parool ook veelvuldig over het onderwerp, maar de laatste jaren wat minder. Dit wordt gecompenseerd door nrc Next, waarin in de afgelopen zes jaar vijf artikelen hierover zijn verschenen (artikelen identiek aan die in nrc Handelsblad niet meegerekend). Het ad, fd, Metro en De Telegraaf hebben in totaal slechts één tot drie artikelen over het onderwerp. Het gaat hierbij vooral om korte weergaven van uitspraken van opeenvolgende ministers van Justitie. In De Pers en Sp!ts is helemaal niets te vinden hierover. Als we de berichtgeving in de drie voornaamste bronnen met elkaar vergelijken, dan zien we opmerkelijk weinig verschil. nrc Handelsblad, Trouw en de Volkskrant bieden elk een podium voor diverse opiniebijdragen. Dit is in overeenstemming met de podiumfunctie van de media (McNair 2011). Het klopt ook met resultaten van onderzoek over rechtspraak in de media in 2010 (Ruigrok et al. 2011). Verder is het aantal artikelen met uitsluitend negatieve evaluaties één of twee in elke krant, het aantal waarin partijdigheid ter sprake komt tussen één en vier, en het aantal dat kritiek op rechters bevat drie tot vijf. Ook wat betreft de aanleiding voor het artikel zijn er geen duidelijke verschillen aan te wijzen. 54 procent van de artikelen in nrc Handelsblad, 53 procent van de Trouw-artikelen en 47 procent van de artikelen in de Volkskrant is geschreven naar aanleiding van een concrete gebeurtenis, met de processen tegen de Hakkelaar, Volkert van der G. en Geert Wilders als meest voorkomende. In de berichtgeving over filmen in de rechtszaal zijn globaal twee fasen aan te wijzen. In een eerste stadium vindt een evenwichtig publiek debat plaats. nrc Handelsblad is hiervoor het vrijwel exclusieve podium in deze fase, met een piek in 1997. Argumenten pro worden geformuleerd door toenmalig d66Kamerlid Boris Dittrich, toenmalig redactiechef nos-Journaal Hans Laroes en toenmalig rechter Ulco van de Pol; argumenten contra door toenmalig voorlichter Raad van State Robert van Dijk, Y. Heslinga van Slachtofferhulp Nederland, en journalist Raymond van den Boogaard. In een tweede fase
436
speelruimte voor transparantere rechtspraak
mengt de wetenschap zich in het debat. De discussie in nrc Handelsblad wordt verbreed naar diverse andere kranten en versterkt met bijdragen afkomstig van wetenschappers. Het gaat om communicatiewetenschappers Otto Scholten, Nel Ruigrok en Bernadette Kester, hoogleraar advocatuur Floris Bannier en bestuurskundige Stephan Grimmelikhuijsen. Deze wetenschappers laten zich allen uiterst kritisch uit over camera’s in de rechtszaal. Opvallend is de afwezigheid van enig debat in deze fase. De geluiden uit de wetenschap vinden ook nauwelijks weerklank. Vier van de genoemde wetenschappers baseren zich op onderzoeksresultaten. Scholten schrijft dat in “zeer uiteenlopende omstandigheden is vastgesteld dat individuen en groepen zich anders gaan gedragen zodra ze een tv-camera op zich gericht weten.”13 Voor de partijen in de rechtszaal zal dit niet anders zijn, met alle gevolgen van dien. “De invalshoeken van rechtspraak en van media en dan met name televisie verdragen elkaar slecht.”14 Het proces zal volgens hem worden “teruggebracht tot de rol van privépersonen (…) Dat doet afbreuk aan de voor het strafrecht noodzakelijke abstractie en distantie.”15 Ruigrok en Kester hebben zelf uitgebreid onderzoek gedaan. Hieruit blijkt: “(v)ooral burgerjournalisten en bezoekers van social media hebben weinig oog voor het wettelijk kader waarbinnen de rechtspraak geschiedt.”16 Hierdoor wordt informatie vaak verkeerd geïnterpreteerd, en dat is “mogelijk nog schadelijker dan geen informatie”.17 In geval van een themakanaal zal trial by media (Groenhuijsen 1997: 419–420), of trial by social media naar verwachting standaard worden, aldus Ruigrok en Kester.18 In hun onderzoek geven ze voorbeelden uit recente rechtszaken van reacties op sociale media, waarbij ze bijvoorbeeld over Benno L., een van kindermisbruik verdachte zwemleraar, opmerken: “Benno L. was al veroordeeld in deze media voordat het proces begon” (Nieuwsmonitor 2011: 7). Ook wijzen Ruigrok en Kester op de wedijver op sociale media om als eerste naam, adres en foto’s van verdachten op te snorren en te verspreiden.19 Niet verrassend is dan ook dat volgens hun onderzoek 54 procent van de rechters vindt dat verruimde mogelijkheden voor cameraverslaggeving de privacybescherming van verdachten, en ook van slachtoffers, heeft verslechterd (Nieuwsmonitor 2011: 4). Een vierde wetenschapper, Grimmelikhuijsen, is gepromoveerd op onderzoek over transparantie en vertrouwen. Hij haalt recent onderzoek aan “dat laat zien dat wanneer mensen worden geconfronteerd met beelden uit een (willekeurige) rechtszaak, zij niet meer vertrouwen krijgen in de rechtspraak.”20 Effecten van meer transparantie op vertrouwen zijn in het algemeen klein of afwezig, bijvoorbeeld wat betreft het openbaar bestuur (Grimmelikhuijsen 2012). De slotzin van Grimmelikhuijsens betoog luidt dan ook: “De gedachte dat transparantie het vertrouwen in de rechtspraak zal vergroten is hardnekkig, maar ze wordt nauwelijks ondersteund door de realiteit.”21
de rechtspraak in de media : drie negatieve trends
437
Het is juist op dit punt dat voorstanders verschillen van tegenstanders: voorstanders verwachten positieve effecten op vertrouwen. Bijvoorbeeld Corry Terwee-Van Hilten, destijds president van de Haarlemse rechtbank. Althans, dit impliceert ze als ze over camera’s in de rechtszaal zegt: “We zijn erbij gebaat als het vertrouwen in de rechtbank blijft bestaan of waar nodig wordt teruggewonnen.”22 Ze verwijst hierbij niet naar enig onderzoek. Eenzelfde positieve verwachting is aanwezig bij hoogleraar strafrecht Theo de Roos. De Roos verwacht dat het rechtstreeks uitzenden van rechtszaken tot meer begrip leidt voor de rechtspraak, en zo ontevredenheid onder burgers tegengaat.23 De commissie-Van Rooy baseert zich wel op empirisch onderzoek, getuige de bronvermelding van het rapport: drie onderzoeken, waaronder het zojuist genoemde kritische rapport van Nieuwsmonitor (Van Rooy 2011: 20). Van de drie onderzoeken haalt de commissie in de tekst van haar rapport er maar één aan, en dat is juist positief over filmen in de rechtszaal. Althans, het toont aan dat onder kijkers van de door de eo uitgezonden serie De rechtbank het vertrouwen in de rechtspraak is gestegen (MediaTest 2011). Dit onderzoek is uitgevoerd op verzoek van de Raad voor de rechtspraak, die zich jaren eerder al uitsprak voor camera’s in de rechtszaal. Dit is een goed uitgevoerd onderzoek en de bevindingen sluiten aan op de conclusie van ander onderzoek dat toename van kennis onder burgers hun vertrouwen in het strafrechtssysteem vergroot (Chapman, Mirrlees-Black en Brawn 2002). Vraag blijft in hoeverre de positieve bevindingen met betrekking tot deze zorgvuldig geselecteerde en uitgebreid becommentarieerde rechters en zaken zich laten generaliseren naar het zonder commentaar live uitzenden van – in beginsel – alle rechtszaken. Verder waren de positieve resultaten van kijken naar deze specifieke eo-documentaireserie na een jaar in absolute zin weer verdwenen (Klijn en Croes 2012). Toch lijkt deze bevinding de enige empirische basis voor de tweemaal uitgesproken verwachting van de commissie dat “deze ruimere openheid” het vertrouwen in de rechtspraak zal vergroten (Van Rooy 2011: 13, 24). En wellicht ook voor de motivering van Erik van den Emster, voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, voor de pilot een jaar later: “Het doel is dat men ziet wat we doen. En waarom. Het begrip voor ons werk zal daarmee toenemen.”24 Interessant genoeg is het onderzoek van MediaTest ook het enige onderzoek waarnaar wordt verwezen in de verslaggeving van de presentatie van het rapport van de commissie-Van Rooy. Trouw verwijst ernaar in een nieuwsanalyse, waarin de beeldspraak van de commissie over ‘de luiken open’ in de titel wordt overgenomen.25 Geen van de genoemde wetenschappelijke bijdragen is terug te vinden in de verslaggeving over het rapport van Van Rooy. nrc Handelsblad rapporteert dat “rechters, om
438
speelruimte voor transparantere rechtspraak
en veel advocaten” positief zouden staan tegenover camera’s in de rechtszaal. In dit verslag komt één tegenstander aan het woord, advocate Inez Weski, waarbij expliciet wordt gesteld dat zij een ‘minderheidsstandpunt’ zou innemen.26 Dit lijkt wat in tegenspraak met de verdeelde meningen bij een publiek debat in de Rode Hoed over de ‘Crisis in de rechtsstaat’, eerder dat jaar verslagen in diezelfde krant.27 Naar aanleiding van de recente aankondiging van de proef met rechtbank-tv verschijnt er een kritisch hoofdcommentaar in nrc Handelsblad,28 waarin niet wordt gerefereerd aan wetenschappelijk onderzoek. De wetenschappelijke experts die eerder in diezelfde kranten over het onderwerp publiceerden is niets gevraagd. Er is ook nauwelijks een link te vinden naar wetenschappelijk bewijs voor of tegen filmen in de rechtszaal. Dit terwijl er toch een aantal studies over dit onderwerp is gedaan. Terwijl onderzoekers op dit terrein niet aan bod komen, worden personen die eventueel hun voordeel zouden kunnen doen met camera’s in de rechtszaal – programmamakers, advocaten – in de media uitgebreid aan het woord gelaten. Zo laat tv-programmamaker Ad van Liempt – door de commissie als enige niet in de juridische wereld werkzame persoon als deskundige gehoord– weten wel wat voor cameraverslaggeving te voelen, hoewel hij voor een apart tv-kanaal in Nederland zo gauw geen ‘verdienmodel’ kan bedenken.29 Wat media-adviseur Albert Treur betreft is een dergelijke zender juist wel “commercieel interessant”. Verder heeft Treur al een suggestie voor welke omroep de rechtszaken goed kan verslaan: de kro.30 Advocaat Bram Moszkowicz verkondigt in diverse bladen zijn mening hierover, bijvoorbeeld in nrc Handelsblad: “Ik verwacht meer camera’s in de rechtszaal. Dat is belangrijk. Hoe meer openbaarheid, hoe meer transparantie in het recht, hoe beter de kwaliteit, denk ik.”31 Samenvattend lijkt het debat op de opiniepagina’s, dat in 1997 nog gelijk opging, langzamerhand gekanteld tegen filmen in de rechtszaal. Al zijn er veel voorstanders te vinden, de wetenschappelijke bezwaren in deze opiniestukken stapelen zich op. Interessant genoeg is hier niets van terug te vinden in de verslaggeving over het rapport van de commissie-Van Rooy, die juist de andere richting opgaat. Intussen is de media-aandacht voor de rechterlijke macht met betrekking tot dit debat – evenals in het algemeen, zoals we hebben gezien – steeds negatiever geworden. Rechters hebben te maken gekregen met meer puur negatieve evaluaties, meer discussie over hun onpartijdigheid, en meer kritiek. Uiteraard wordt het Wilders-proces in dit verband veelvuldig genoemd. Met de aangekondigde proef kiest de Raad voor de rechtspraak de vlucht naar voren. Zoals journalist Nico de Fijter opmerkt:
de rechtspraak in de media : drie negatieve trends
439
“Dat het proces tegen Geert Wilders het aanzien van de rechtspraak in Nederland niet veel goed heeft gedaan (…) en dat de camera’s in de rechtszaal en de rechtstreekse uitzending van het proces (…) daar een rol in hebben gespeeld (…) daarover is behoorlijke eensgezindheid. Des te opvallender dat juist sinds dat proces in en rond de rechterlijke macht de roep om de luiken verder open te gooien steeds sterker wordt.”32
8.8
conclusie en discussie “Transparantie lijkt de ‘maatschappelijke multi-vitamine.’ Het is overal goed voor en je hebt er niet gauw te veel van” (Scholtes 2012: 257). Maar wat het precies is blijft meestal onduidelijk: “Definities zijn schaars en worden veelal terloops gegeven” (Scholtes 2012: 263). In dit hoofdstuk bekijken we niet transparantie in het algemeen, maar richten we ons op de zichtbaarheid, begrijpelijkheid en bekritiseerbaarheid. In concreto beantwoorden we twee vragen. Ten eerste: hoe vaak en hoe komt de rechtspraak in de media? In dit hoofdstuk hebben we gekeken naar elf kranten in de periode van 1992 tot 2012. We hebben gezien dat de rechtspraak tegenwoordig nauwelijks vaker dan voorheen in de media komt. De media-aandacht voor de rechtspraak is redelijk constant gebleven gedurende de afgelopen decennia. Wel constateren we een toename van artikelen waarin de rechtspraak in verband wordt gebracht met transparantie. Deze stijging komt vooral door meer berichtgeving in nrc Handelsblad. Ze vond vooral plaats vanaf 2007. nrc Handelsblad is momenteel het forum bij uitstek voor rechtspraak en transparantie. Dit strookt met eerdere bevindingen uit 2010 (Ruigrok et al. 2011). Ten tweede: op welke wijze wordt over de rechtspraak bericht? Hierbij komen we aan bij framing en evaluaties. We vinden veel transparantie-framing en kritiek-framing. Wat opvalt is dat er veel kritiek is op de rechtspraak. In meer dan de helft van de gecodeerde artikelen wordt kritiek geuit op rechters. Deze kritiek betreft opmerkelijk vaak een belangrijk principe in de rechtspraak: de onpartijdigheid. In 31 procent van de door ons gecodeerde krantenartikelen komt de onpartijdigheid van rechters ter sprake. De rechtspraak wordt beduidend minder vaak in verband gebracht met gezag en vertrouwen. Wat betreft evaluaties vinden we vooral negativisme. Van de gecodeerde artikelen die een evaluatie bevatten was niet minder dan 86 procent (over wegend) negatief. Dit brengt ons bij onze hoofdconclusie: de berichtgeving is opmerkelijk negatief. Negatief op minstens drie manieren. Ten eerste wordt het functioneren van rechters negatief geëvalueerd. Er is haast geen positieve evaluatie van
4 40
speelruimte voor transparantere rechtspraak
het functioneren van rechters te vinden. Ten tweede is de onpartijdigheid van rechters vaak in het geding. Terecht of niet, van onbesproken gedrag zijn rechters dus geenszins. Ten derde is de kritiek op de rechtspraak niet van de lucht. Dit is vaak stevige kritiek over zwaarwegende zaken, is in alle dagbladen wel te lezen, en beperkt zich niet alleen tot de bekende gerechtelijke dwalingen van de afgelopen jaren. Ook zien we geen eenduidige bron van de kritiek; het komt van alle kanten. Niet in het minst van rechters zelf. Er is dus sprake van een negatief beeld van de rechtspraak in de media, maar is er ook sprake van verslechtering van dit beeld? Wat betreft de evaluaties van het functioneren van rechters zijn hier zeker aanwijzingen voor. Sinds 2007, en vooral vanaf 2010, lijkt het negativisme een hoge vlucht te hebben genomen. Waar het gaat om partijdigheid constateren we ook een toename over tijd, vooral sinds 2007. Met betrekking tot kritiek op rechters zien we geen stijging in het algemeen. De toename zit hem hierbij in de onderlinge kritiek, waarbij rechters zichzelf of elkaar publiekelijk de maat nemen. Kwam dit twintig jaar geleden nauwelijks voor, in recente jaren hebben we hier enkele markante voorbeelden van gezien. Kortom, de rechtspraak staat er niet alleen niet erg fraai op in de krant – het lijkt ook steeds minder fraai te worden. Dit zou onderdeel kunnen zijn van een bredere tendens dat de media maatschappelijke instellingen negatiever zou afschilderen. Hoe dan ook, het is voor de rechtspraak goed deze negatieve trends in het achterhoofd te houden bij beslissingen om hoe om te gaan met de media. Al met al een weinig rooskleurig beeld. Maar meer onderzoek op dit gebied is geboden. We hebben immers in dit hoofdstuk niet meer dan indicaties kunnen geven. In plaats van het hele medialandschap in kaart te brengen hebben we alleen gekeken naar krantenartikelen. Nou is het wel zo dat rechters over de verslaggeving door de schrijvende pers meer tevreden zijn dan over berichtgeving op tv en internet (Nieuwsmonitor 2011: 5). Ook al hebben we geen reden om te denken dat de negatieve oordelen over rechters op televisie, in weekbladen of op internet in vergelijking met krantenrapportages wel meevalt,33 we kunnen dit op basis van dit onderzoek niet uitsluiten. Bovendien hebben we veel analyses moeten baseren op niet alle krantenartikelen, maar een steekproef ervan. Onze conclusies dienen dan ook te worden gelezen met deze beperkingen van het onderzoek in het achterhoofd. Toch denken we voorzichtig te kunnen concluderen dat de rechtspraak er niet mooi opstaat in de media, en dat dit er de afgelopen twintig jaar niet beter op is geworden. Tegelijkertijd komen de ontwikkelingen die van de gegevens af te lezen zijn globaal overeen met wat als “meer transparantie” wordt aangeduid: de rechtspraak wordt – inclusief principes als onpartijdigheid – in de media besproken en geëvalueerd en stelt zich publiekelijk kwetsbaar op.
de rechtspraak in de media : drie negatieve trends
441
Dit zou betekenen dat transparantie, hoewel algemeen als positieve ontwikkeling gezien (Scholtes 2012), ten koste gaat van het beeld van onbesproken gedrag, goed functioneren en eenheid naar buiten. En reputatieschade van de rechtspraak in het algemeen is zeker niet ondenkbaar. Meer transparantie staat wat dat betreft haaks op het ‘vertrouwen wekken’ waarmee het begrip vaak wordt geassocieerd (Scholtes 2012: 264). De negatieve oordelen in wat burgers lezen staat in schril contrast met de grote mate van vertrouwen die de rechtspraak onder burgers geniet. Dit grote vertrouwen geldt zowel ten opzichte van vroeger tijden als ten opzichte van andere landen (Dekker en Van der Meer 2007). Terwijl andere instituties zoals politieke partijen en parlement aan vertrouwen hebben ingeboet, staat de rechtspraak in Nederland in vrij hoog aanzien (Dekker en Van der Meer 2007). Er is hierbij sprake van stabiliteit die lijkt op de onveranderd grote mate van legitimiteit die de democratische natiestaat in de ogen van burgers in westerse landen heeft (Hurrelmann, Krell-Laluhová, Nullmeier, Schneider en Wiesner 2009). De discrepantie tussen het negativisme in de media en het grote vertrouwen van burgers is opmerkelijk, ook gezien claims van journalisten dat ze weergeven wat er in de samenleving leeft – al dan niet uit hoofde van hun informatiefunctie (McNair 2011). Recente ontwikkelingen lijken het vertrouwen in de rechtspraak niet noemenswaardig te hebben geschaad – zelfs niet de geruchtmakende strafzaak tegen Geert Wilders.34 Wel moet hierbij worden aangetekend dat het vertrouwen in de rechtspraak grotendeels meelift op het institutioneel vertrouwen in het algemeen; het deel van de fluctuatie in vertrouwen dat uniek is aan de rechtspraak in het bijzonder is lastig te scheiden van algemenere fluctuaties in institutioneel vertrouwen (Dekker en Van der Meer 2007; Klijn en Croes 2012). Kennis kan een positief effect hebben op vertrouwen in de strafrechtspraak (Chapman et al. 2002). Ook blijkt een zorgvuldig opgezette serie als De rechtbank positieve effecten te hebben (MediaTest 2011). Hoewel deze effecten niet beklijven, althans niet in absolute zin (Klijn en Croes 2012), is het goed denkbaar dat een herhaling en uitbreiding van een dergelijke serie wel tot kleine positieve resultaten leidt (idem). Van belang is wellicht “de mate waarin de rechtspraakcontext wordt getoond en verduidelijkt” (Klijn en Croes 2012: 8). Dit zou betekenen: geen rechtspraakzittingen laten zien tenzij met verduidelijking, zoals rechtbankpresident Eradus onderstreept.35 Het standaard live uitzenden van in beginsel alle rechtszaken ligt minder voor de hand. Hierbij kan immers een negatief mediabeeld van de rechtspraak worden neergezet, zoals we in de krantenberichtgeving zien. Hoe dan ook lijkt voorzichtigheid geboden. Verscheidene wetenschappers waarschuwen namelijk voor
442
speelruimte voor transparantere rechtspraak
eveneffecten van het gebruik van camera’s in de rechtszaal (Grimmelikhuijsen n 2012; Nieuwsmonitor 2011). Bovendien kunnen via social media ongewenste effecten optreden, zoals het wijd verspreiden van gegevens van bijvoorbeeld slachtoffers (Nieuwsmonitor 2011) en van filmpjes van minder gelukkig optreden van rechters. Meer onderzoek op dit gebied moet uitwijzen wat een verstandige strategie is. Bij gebrek aan degelijk onderzoek blijft het voorlopig gissen naar mediaeffecten op vertrouwen in de rechtspraak. Het is mogelijk dat de negatieve oordelen in de media slechts een klein effect heeft. Of een groot langetermijneffect dat zich nog moet openbaren. Bijvoorbeeld een priming-effect waarbij burgers zich in evaluaties van vertrouwen in de rechtspraak laten leiden door de vraag of de rechter eigenlijk wel onpartijdig is of niet. Dit kan het vertrouwen in de rechtspraak ondermijnen. Het is echter ook mogelijk dat er helemaal geen impact is. Dit zou in lijn zijn met het adagium dat de media niet zozeer bepalen wat het publiek vindt, maar wel waarover het publiek nadenkt (Cohen 1963). De media kunnen de aandacht van het publiek vestigen op de rechtspraak, maar niet bepalen dat het publiek kritischer moet zijn over de rechtspraak. Toch zou de rechtspraak er wellicht goed aan doen te bedenken hoe de berichtgeving minder negatief te maken. Niets garandeert immers dat het huidige mediabeeld van de rechtspraak zonder consequenties zal blijven in de nabije toekomst. Tot slot staan we stil bij de invulling door de media van de rol die ze wordt toegedicht bij het verslaan van de rechtspraak. Het is ook hier van belang te onderstrepen dat het geanalyseerde materiaal geen basis vormt voor al te sterke conclusies. Van de functies van de media in een democratie spelen er vier in dit geval een voorname rol (McNair 2011): de podiumfunctie, waakhondfunctie, educatiefunctie en informatiefunctie. De podiumfunctie lijkt prima te worden vervuld. In ieder geval aangaande de discussie over camera’s in de rechtszaal, waarbij verschillende meningen door auteurs van divers pluimage voor het voetlicht zijn gebracht. Met betrekking tot de waakhondfunctie lijken de media goed in staat om relevante zaken uit te diepen. Als een belangrijke controleur van de rechtspraak verslaan de kranten óók voor de rechtspraak onwelgevallige zaken zoals Lucia de B. en Chipshol. Wat betreft informatie en educatie denken we dat de kranten uitvoerig en genuanceerd over de rechtspraak berichten. Echter, bij de beslissing tot de proef om media in de rechtszaal toe te laten valt op dat er vrij eenzijdig wordt bericht, waarbij men niet veel verder kijkt dan het rapport-Van Rooy. Formuleringen en weergave van feiten worden uit dit rapport overgenomen, terwijl critici van een dergelijk besluit vrijwel niet aan het woord worden gelaten. Zelfs niet als zij in dezelfde krant een duidelijke en goed onderbouwde mening hebben verkondigd. Verder is er heel wat wetenschappelijk onderzoek dat buiten beschouwing wordt gelaten in de mediabericht geving. Op deze punten valt er volgens ons nog een wereld te winnen.
de rechtspraak in de media : drie negatieve trends
443
noten
1 2 3
Graag bedanken we Niek Benedictus voor zijn zorgvuldige codeerwerk. nrc Handelsblad, 27 oktober 2011. Wellicht werkt dit ook andersom: hoe belangrijker media-actoren denken dat het publiek de rechtspraak vindt, des te meer de media erover berichten. Dit kan worden verondersteld, aangezien de media commerciële en andere belangen hebben om hun publiek te bedienen. Hier gelden echter ook nog andere criteria, zoals het
4
nieuwswaardecriterium: zo zal er bijvoorbeeld naar aanleiding van een corruptiezaak waarbij voormalige rechters verdachte zijn meer worden bericht dan gewoonlijk. We gebruiken de volgende zoekopdracht in LexisNexis: (headline (rechtspraak) and hlead (rechtspraak)) or (headline (rechterlijke macht) and hlead (rechterlijke macht)) or (headline (rechterlijke organisaties) and hlead (rechterlijke organisaties)) or (headline (rechters) and hlead (rechters)) or (headline (rechtszaak) and hlead (rechtszaak)) or (headline (rechtbank) and hlead (rechtbank)) or (headline and (rechtsstaat) and hlead (rechtsstaat)) or (headline (Hoge Raad) and hlead (Hoge Raad and)) and not (allcaps (buitenland)) and not (allcaps (europa)) and not (amerika!) and not (international) and not (Turkije) and not (Italie) and not (Verenigd Koninkrijk) and not not not (Afrika) and not (Groot Brittannie) and not (Frankrijk) and not (Azie) and not (Azië) and not (allcaps (new york)) and not (Duitsland) and not (Spanje) and not (Rusland) and not (Israel) and not (Palestijn!) and not (Irak) and not (Iran) and not (caps (buitenland)) and not (Turkse) and not (Britse) and not (Franse) and not (allcaps (afm)).
Dit met de opties uitgebreid zoeken en booleaanse operatoren. De zoekfunctie ‘headline’ zorgt ervoor dat de zoekterm in de titel van het artikel moet voorkomen, de functie ‘hlead’ zoekt naar de betreffende term in de titel en de eerste paragraaf van het artikel. Artikelen betreffende het buitenland zijn buiten de analyse gelaten door niet te zoeken in buitenlandkaternen en door de zoekresultaten te filteren op veelvoorkomende landnamen. Daarnaast is de zoekterm ‘afm’ opgenomen in de zoekop-
5
6
7
dracht om de vele artikelen die niet over de rechtspraak gaan maar over de Autoriteit Financiële Markten niet in de sample terecht te laten komen. De gebruikte zoektermencombinatie is: hlead (transparantie) or hlead (openbaarheid) or hlead (verantwoording afleggen) or hlead (vertrouwen) or hlead (autoriteit) or hlead (gezag) or hlead (kritiek) or hlead (functioneren) or hlead (wraking) or hlead (onafhankelijk!) or hlead (partijdig!) or hlead (gesloten deuren) or hlead (responsiviteit). In sommige artikelen kwamen meer dan één van de ‘transparantie-termen’ voor, dus de aantallen per categorie tellen op tot een totaal dat groter is dan de 63 artikelen met ‘transparantie-framing’. Zie bijvoorbeeld de Volkskrant, 24 mei 2011.
4 4 4 speelruimte voor transparantere rechtspraak
8 9 10 11
De aantallen tellen (ook hier) op tot meer dan het totaal van 71 artikelen, omdat soms in één artikel kritiek wordt geleverd op verscheidene instituties. Zie bijvoorbeeld ad, 27 september 2012. De gebruikte sleutelwoordenreeks is: camera’s in de rechtszaal or rechtbank-televisie or rechtbank-kanaal or media in de rechtszaal. Om de intercodeur-betrouwbaarheid op dit punt vast te stellen heeft een tweede codeur ook alle krantenartikelen over camera’s in de rechtszaal gecodeerd op basis van de vijf categorieën, uiteenlopend van uitsluitend negatief tot uitsluitend positief. Op basis van de geëvalueerde krantenartikelen is de betrouwbaarheid voldoende te noemen, met een Krippendorff’s alfa van 0,71.
12
Wat we hier overigens niet vinden is dat kritiek afkomstig van rechters zelf toeneemt: dat percentage is stabiel door de tijd heen rond de 6% van de artikelen over de discussie over filmen in de rechtszaal.
13 Trouw, 6 maart 2003. 14 Idem. 15 Idem. 16 nrc Handelsblad, 26 oktober 2011. 17 Idem. 18 Idem. 19 Idem. 20 De Volkskrant, 28 oktober 2011. 21 Idem. 22 Het Parool, 4 januari 1999. 23 24
ad, 7 februari 2000. nrc Handelsblad, 27 september 2012.
25
Trouw, 27 oktober 2011.
26 27 28 29
nrc Handelsblad, 26 oktober 2011. nrc Handelsblad, 15 februari 2011. nrc Handelsblad, 1 oktober 2012. nrc Handelsblad, 26 oktober 2011.
30
Trouw, 9 januari 2008.
31 32 33 34
nrc Handelsblad, 24 december 2011. Trouw, 27 oktober 2011. Zie bijvoorbeeld de beelden gebruikt in de Nieuwsuur-uitzending van 13 juli 2011. Zie bijvoorbeeld de Nieuwsuur-uitzending van 13 juli 2011.
35
nrc Handelsblad, 27 oktober 2011.
de rechtspraak in de media : drie negatieve trends
445
literatuur
Chapman, B., C. Mirrlees-Black, en C. Brawn (2002) Improving public attitudes to the criminal justice system: The impact of information, London: Home Office Research, Development and Statistics Directorate. Chong, D. en J.N. Druckman (2007) ‘Framing theory’, Annual Review of Political Science 10: 103–126. Cohen, B. (1963) The press and foreign policy, Princeton, nj: Princeton University Press. Corstens, G. (2003) ‘De media meester?’, Nederlands Juristenblad 38: 2014. De Vreese, C. H. (2003) Framing Europe: Television news and European integration, Amsterdam: Aksant Academic Publishers/Transaction. Dekker, P. en T.W.G. van der Meer (2007) Vertrouwen in de rechtspraak nader onderzocht, Den Haag: scp. Druckman, J.N. (2004) ‘Priming the vote: Campaign effects in a us senate election’, Political Psychology 25, 4: 577–594. Entman, R.M. (1993) ‘Framing: Toward clarification of a fractured paradigm’, Journal of Communication 43, 4: 51–58. Fox, R.L., R.W. van Sickel en T.L. Steiger (2007) Tabloid justice: Criminal justice in an age of media frenzy, Boulder co: Lynne Rienner. Gans, H.J. (1979) Deciding what’s news, New York, ny: Random House. Grimmelikhuijsen, S.G. (2012) ‘Linking transparency, knowledge and citizen trust in government: An experiment’, International Review of Administrative Sciences 78, 1: 50–73. Groenhuijsen, M.S. (1997) ‘Openbaarheid en publiciteit in strafzaken’, Delikt en Delinkwent 27, 5: 417–422. Hajer, M.A. (2011) Authoritative governance: Policy making in the age of mediatization, Oxford: Oxford University Press. Hopmann, D.N., R. Vliegenthart, C.H. de Vreese en E. Albaek (2010) ‘Effects of election news coverage: How visibility and tone influence party choice’, Political Communication 27, 4: 389–405. Hurrelmann, A., Z. Krell-Laluhová, F. Nullmeier, S. Schneider en A. Wiesner (2009) ‘Why the democratic nation-state is still legitimate: A study of media discourses’, European Journal of Political Research 48: 483–515. Iyengar, S. en D.R. Kinder (1987) News that matters: Television and American opinion, Chicago, il: University of Chicago Press. Ju, Y. (2008) ‘The asymmetry in economic news coverage and its impact on public perception in south Korea’, International Journal of Public Opinion Research 20, 2: 237–249. Klijn, A. en M. Croes (2012) ‘Het effect van de televisieserie ‘de rechtbank’: Beklijft het?’, Trema 9: 316–320
4 46
speelruimte voor transparantere rechtspraak
Kor, G (2011) ‘Rechtspraak op televisie? een bespreking van het rapport van de commissie-Van Rooy’, Justitiele Verkenningen 37, 7: 92–102. Krosnick, J.A. en D.R. Kinder (1990) ‘Altering the foundations of support for the president through priming’, American Political Science Review 84, 2: 497–512. Lent, L. van (2008) Externe openbaarheid in het strafproces, Utrecht: Universiteit Utrecht. Malsch, M. (2004) Persvoorlichting en rechtbankverslaggeving, Rechtstreeks 2: 35–71. McCombs, M.E. en D.L. Shaw (1972) ‘The agenda-setting function of mass media’, Public Opinion Quarterly 36, 2: 176–187. McLeod, D.M., G. Kosicki en J.M. McLeod (2009) ‘Political communication effects’, blz. 228–251 in J. Bryant en M.B. Oliver (eds.) Media effects: Advances in theory and research, New York, ny: Routledge. McNair, B. (2011) An introduction to political communication (5e ed.), London: Routledge. MediaTest (2011) Effect ‘de rechtbank’ op kennis en houding: eindrapportage, Amsterdam: btc MediaTest bv. Nelson, T.E., R.A. Clawson en Z.M. Oxley (1997) ‘Media framing of a civil liberties conflict and its effect on tolerance’, American Political Science Review 91, 3: 567–583. Nieuwsmonitor (red.) (2011) Een evaluatie van de persrichtlijn 2008, Amsterdam: Nederlandse Nieuwsmonitor. Patterson, T.E. (2000) Doing well and doing good: How soft news and critical journalism are shrinking news audiences and weakening democracy – and what news outlets can do about it, Cambridge, ma: Harvard University, Joan Shorenstein Center. Reiner, R. (2002) ‘Media made criminality: The representation of crime in the mass media’, blz. 302–340 in R. Reiner, M. Maguire en R. Morgan (red.) The Oxford handbook of criminology, Oxford: Oxford University Press. Ruigrok, N., N. Ismaili en M. Goelema (2011) ‘Rechtspraak in het nieuws: Het jaar 2010’, Rechtstreeks 1: 9–36. Scholtes, E. (2012) Transparantie, icoon van een dolende overheid, dissertatie, Tilburg. Soroka, S. (2006) ‘Good news and bad news: Asymmetric responses to economic information’, The Journal of Politics 68, 2: 372–385. Trenaman, J. en D. McQuail (1961) Television and the political image, London: Methuen. Van Rooy, Y. (2011) Rechtspraak in beeld: Evaluatie Wilders ii en aanbevelingen voor de toekomst, Amsterdam: Commissie-Van Rooy. Wanta, W. en S. Ghanem (2000) ‘Effects of agenda-setting’ in J. Bryant en R. Carveth (red.), Meta-analyses of media effects, Mahwah, nj: Erlbaum. Weaver, D.H., M.E. McCombs en C. Spellman (1975) ‘Watergate and the media. A case study of agenda-setting’, American Politics Quarterly 3: 458–472.
447