Speech wethouder De Jonge – Jeugdgezondheidszorg als fundament Dames en heren, Hartelijk welkom vandaag, en ik ben blij en vereerd dat ik hier vandaag mijn visie mag geven op de rol van de jeugdgezondheidszorg binnen de jeugdhulpverlening. Maar eerst even terug in de tijd. Deze zomer was ik met mijn gezin op vakantie in Spanje. En u weet hoe dat gaat, dan sta je ’s avonds na het eten de vaat te doen met een paar andere mannen van de camping. En je maakt een praatje, u kent dat wel. zo van waar kom jij vandaan komt en wat doe jij voor de kost. En ik moet zeggen, het valt dan niet mee om dan uit te leggen hoe de jeugdzorg is georganiseerd. Moet u eens proberen. En dan mag je nog blij zijn als het tegen een Nederlander is, want stel dat het een Brit is of een Fransman, dan is het helemaal niet te doen. We hebben de Jeugdzorg in Nederland verschrikkelijk ingewikkeld georganiseerd. En daarom zeg ik dit: de decentralisatie van de jeugdzorg die we nu inzetten is een geweldige kans. He is een ‘once in your lifetime opportunity’. We kunnen eindelijk weg uit dat donkere bos waarin iedereen verdwaald. En als het alleen voor ons ingewikkeld was, voor professionals en wethouders, dan was het nog niet zo erg. Maar het is iets waar kinderen en hun ouders ook echt last van hebben. Dus tel onze zegeningen. Eindelijk krijgen we de kans om de jeugdzorg een nieuwe vorm te geven. En wat mij betreft is het meer dan het verhangen van de bordjes en het verleggen van geldstromen. Het gaat erom dat we opnieuw moeten uitvinden en doordenken hoe we de jeugdzorg in Nederland willen organiseren. En één ding is zeker: het moet simpeler worden. In het huidige stelsel is iedereen verantwoordelijk voor een deeltje van het geheel. Iedereen leeft op een eiland en tussen de eilanden bestaan er veel te weinig veerdiensten en vlieglijnen. We hebben te maken met vijf verschillende wettelijke kaders, met vier overheidslagen, waaronder in Rotterdam de deelgemeenten.
En met talloze soorten professionals die allemaal vanuit het eigen specialisme naar de problematiek kijken. En natuurlijk: voor een hamer is alles een spijker. De eerste professional kijkt naar het kind als arts en let dus vooral op de gezondheidsaspecten, de ander beschouwt het als psycholoog en die ziet vooral de gedragsstoornissen en een derde als leraar, die zich richt op de pedagogische aspecten. Iedereen kijkt dus door een rietje naar het gezin en naar het kind. Dat is het probleem. En dat terwijl we weten dat mensen zich niet houden aan de indelingen die we als stelsel van hulpverlening creëren. Jeugdzorg gaat over mensen. Over jonge mensen die opgroeien in een complexe samenleving. Over ouders die met de handen in het haar zitten als het gaat om de opvoeding van hun kinderen. En over hulpverleners en professionals, zoals u, die dag in dag uit aanlopen tegen dilemma’s en dol worden van systemen, structuren en protocollen. Ik weet het: ik overdrijf. Maar als wat ik zeg maar de helft waar is, dan is het nog twee keer te erg. We moeten de jeugdzorg op een andere leest schoeien. En die leest is: dichtbij huis, dichtbij het leven dat de kinderen leiden, dichtbij de omgeving waarin kinderen opgroeien. En met ruimte voor de professionals om de vragen waar kinderen en ouders mee zitten te beantwoorden. Het moet anders, en juist omdat de problemen van kinderen en gezinnen vaak zo complex en ingewikkeld zijn, moeten we zorgen dat de antwoorden die we hebben eenvoudig zijn. Dat wil niet zeggen dat iedereen de zelfde hulp moet verlenen. Dat er geen specialismen meer mogen bestaan. Natuurlijk, want je laat je huis ook niet witten door een loodgieter. Maar één uitgangspunt is voor mij wel heel helder. En dat is dat de jeugdgezondheidszorg het fundament is van de jeugdzorg in het nieuwe stelsel. Om meerdere redenen. Ten eerste omdat de jeugdgezondheidszorg beschikt over een infrastructuur die al jaren bestaat. Een infrastructuur die vertrouwd is voor de mensen en die door mensen wordt vertrouwd. Dat ten tweede, en we zien het alleen al aan het feit dat de binnen de jeugdgezondheidszorg bijna 100 procent van de kinderen en de ouders
wordt bereikt. En op de derde plaats zien we dat de jeugdgezondheidszorg al jaren ervaring heeft met het preventieve werk. En dat is van belang nu we zien dat het hele stelsel van jeugdzorg meer en meer op voorzorg en preventie wordt gebouwd. De jeugdgezondheidszorg is voor mij het fundament voor de opgaven die in de nieuwe Jeugdwet wordt gesteld. Juist door de nadruk op preventie, vroeg-signalering en vroeg-interventie. Want de jeugdgezondheidszorg is in alles: zorg aan de voorkant. En die kwaliteit kunnen we benutten om het basistakenpakket, de JGZ en de jeugdwet aan elkaar te verknopen en zo de jeugdzorg echt naar de voorkant te halen en te ontschotten. Dat zijn we in Rotterdam aan het doen. In de Regio Rotterdam voert de Stichting CJG Rijnmond namens de gemeenten de JGZ taken uit. De Centra voor Jeugd en Gezin werken gebiedsgericht, dichtbij de mensen. Zij vormen een belangrijke schakel richting verdere hulpverlening Naast de uitvoering van de JGZ heeft de stichting CJG van Rotterdam een aanvullende opdracht gekregen. In het nieuw Rotterdams jeugdstelsel krijgt het CJG een coördinerende rol. Laat me de Rotterdamse plannen even kort toelichten. In Rotterdam richten we momenteel wijkteams op. In elke wijk een klein team van professionals die basishulp biedt dichtbij het gezin. Dat kan een gezinscoach zijn, of een behandelmedewerker uit de Jeugd GGZ. Iedere professional in een wijkteam leert breed te kijken, kent de wijk en is in staat de problemen in een gezin integraal aan te pakken. Uitgangspunt is van ook: 1 gezin, 1 plan en 1 regisseur. Dat wijkteam kan natuurlijk niet alles zelf; indien nodig schakelen zij specialistische hulp in. Bij behoefte aan advies of een diagnosestelling kunnen zij terecht bij het advies- en diagnoseteam. Hierin zit bijvoorbeeld een GZ psycholoog, maar ook de jeugdarts. Wat is de rol van het CJG in dit verhaal nou precies? Haar opdracht is eigenlijk drieledig. Ten eerste: de dagelijkse aansturing van het wijkteam. Elk wijkteam heeft een meewerkend voorman, en deze wordt aangestuurd door het CJG. Ten tweede bemenst zij deels de advies- en diagnoseteams (die jeugdarts die ik net noemde, maar ook de orthopedagoog zit in het diagnoseteam.) Ten derde heeft het CJG een coördinerende rol in het wijknetwerk. En dit deel van de opdracht brengt ons tevens weer terug naar het domein waarin ook de JGZ zich begeeft, namelijk de voorkant van het
zorgstelsel. Het wijknetwerk is de Rotterdamse benaming voor alle vrij toegankelijke ondersteuning, begeleiding en zorg rondom het kind en het gezin. Dit is de directe omgeving van het kind en het gezin. Hierin zit de school, de kerk of moskee, de huisarts, de sportvereniging en de kinderopvang. En als we zorg echt naar de voorkant willen halen, moet het in dat wijknetwerk gebeuren. Hier vind de eerste signalering plaats, en de vroeg-interventies. En wie is nou volgens ons bij uitstek expert in die signalering en die vroeg-interventie? Juist, de JGZ. En daarmee is het plaatje weer rond. Ik pleit ervoor dat het CJG nog meer dan nu de rol oppakt om partijen aan elkaar te verknopen. Vroeg-interventie is namelijk geen zorgproduct van een instelling. Het gaat om andere dingen: om de inzet van de coach op het voetbalveld, de extra aandacht van de meester op school, van de vrijwilliger in de buurt of een gesprek met de wijkagent. De vorming van een nieuw jeugdstelsel is dus een once in a lifetime opportunity voor de JGZ. We willen de jeugdgezondheidszorg verder ontwikkelen en we doen dat langs drie lijnen. 1) Flexibilisering 2) Verdieping en verbreding 3) Uitbreiding Allereerst de flexibilisering van de contacten De wet schrijft voor dat er een minimaal aantal contactmomenten moet zijn om alle kinderen in beeld te krijgen en te houden. Voor de leeftijd tot 4 jaar verloopt dat via de CJG’s en voor de oudere kinderen loopt het via de scholen. Op deze manier is er met alle kinderen op gezette tijden contact en daardoor is het CJG de aangewezen partij om te signaleren, te normaliseren, en als dat nodig is hulp in te schakelen. Zoals u weet heeft de commissie de Winter gepleit voor een grotere flexibilisering van de contactmomenten. Dat vinden wij ook in Rotterdam en sterker nog, we zijn al klaar met implementatie. Vanaf dit schooljaar, dus vanaf september 2013, wordt er op alle vestigingen van het CJG Rijnmond gewerkt volgens methode KIEN. Dat doen we onder het motto: One size fits none. Binnen KIEN is ruimte voor een flexibel aanbod van contactmomenten. Niet meer iedereen hetzelfde, maar goed kijken wie wat nodig heeft. Als
je iedereen evenveel tijd geeft, is het voor een deel van de kinderen te weinig en voor een deel van de kinderen te veel. Te veel is natuurlijk zonde van het geld en te weinig is schadelijk voor het kind. Daarom is het aantal contactmomenten voor kinderen waar het goed mee gaat iets teruggebracht, en is ruimte gemaakt om kinderen die dat nodig hebben juist wat vaker te zien. We geven professionals de ruimte om zelf de inschatting te maken welk kind welke aandacht nodig heeft. Meer of minder. Met invoering van KIEN wordt een goede risicotaxatie in de brede context van gezond en veilig opgroeien van nog meer belang. Laten we de professionals hierin ondersteunen door hen op te leiden en hen goede tools mee te geven. Ze moeten zelfstandig in kunnen schatten of er wel of geen hulp nodig is. Met een goede risicotaxatie wordt de JGZ het voorportaal naar het wijkteam. Ad 2 Het tweede punt dat ik wil aansnijden is verbreding en verdieping. Verbreding betekent: niet alleen kijken naar gezondheid, maar ook naar andere aspecten. Naar het hele domein van opvoeding. Sommige dingen moeten niet meer doen en sommige dingen moeten we juist introduceren. Binnen basistakenpakket kan volgens de wet gedifferentieerd worden naar een uniform deel (de contactmomenten) en een maatwerkdeel. Hierin is ruimte voor producten die aansluiten bij de lokale behoefte, bijvoorbeeld gericht op opgroei- en opvoedingsondersteuning. De Centra voor Jeugd en Gezin kunnen daar hun rol pakken om te ontzorgen en iets extra’s te bieden. Niet een product, maar iets extra’s. Niet mede-aanbieder worden. Want dan ga je je andere rol van coördinator in de wielen rijden. Om coördinator te kunnen zijn, moet je terughoudend zijn als aanbieder. Daarom hebben we in onze regio de gezinscoaches bij Flexis ondergebracht. Om geen concurrent te worden van partijen die je in je andere rol moet aansturen. Een ontwikkelrichting voor de CJG kan zijn dat het basispakket wordt uitgebreid met primaire preventie en uitgebreidere screening voor alle kinderen/ouders en meer lichte ondersteuning/secundaire preventie voor degene die dat nodig hebben. Zo veel mogelijk gekoppeld aan die infrastructuur van de contactmomenten. Daar staat tegenover dat we met invoering van wijkteams ook van JGZ vragen om de producten die meer neigen naar basishulp los te laten, en dit over te laten aan het wijkteam of andere partners. Specialiseer je dus
als JGZ in het leggen van dat fundament, in het signaleren, normaliseren en in risico taxatie, en schakel de partners (wijkteam maar ook het voorveld) in waar nodig. Met invoering van de nieuwe jeugdwet valt een deel van het maatwerk onder de definitie jeugdhulp en wordt daarmee formeel uit de JGZ geplaatst. Dit sluit aan bij wat ik zojuist schetste: de JGZ als fundament met expertise aan de voorkant, en een coördinerende rol richting instellingen die wel die basishulp verlenen. In het nieuwe stelsel zal ook de rol van de JGZ als zorgcoördinator veranderen. In Rotterdam wordt de casusregie, bij ingewikkelde problematiek, uitgevoerd door de professional in het wijkteam. De JGZ zal zich dus vooral moeten ontwikkelen als regisseur in het sociale domein, en minder op casusniveau. Eigen kracht en normaliseren behelst ook: geef de regie terug aan de opvoeder. Ik weet dat velen van u er nog niet aan toe zijn. En veel opvoeders misschien ook niet. Maar het is wel de kant die we uitgaan. Neemt natuurlijk niet weg dat de jeugdgezondheidszorg ook bij zwaardere problematiek moet zorgen voor goede overdracht en samenwerking met de ketenpartners. Ad 3 En dan de derde lijn: de uitbreiding Ik heb eerder gezegd dat de jeugdgezondheidszorg het fundament is voor de jeugdhulpverlening. Dat geldt nu nog vooral voor de zorg voor kinderen van 0 tot 4 jaar. Natuurlijk is de JGZ aanwezig op de scholen, zien zij de jongeren op vaste contactmomenten en nemen ze deel aan casuïstiek overleg. En dat is goed. Maar het kan beter. Hoe kun je als JGZ professional nu je rol pakken binnen de zorgstructuur van de school, die vaak op zichzelf al best wel ingewikkeld is? Volgens mij moeten we voor het antwoord hierop kijken naar hoe we dat doen bij de kinderen van 0 tot 4. Bij deze groep vragen we aan ouders hoe het thuis gaat terwijl we bij het kind het hoofdje meten of een oogtest afnemen. De JGZ professional kijkt breed en signaleert op alle leefgebieden, terwijl er bijna altijd een medische component aan het consult zit.
Het unique selling point van de JGZ-professional op school is dus de medische kennis. Laten we dat bij het bieden van zorg aan de schoolgaande jeugd dan ook benutten. Die invalshoek is vaak het gemakkelijkst begaanbaar. En vandaaruit kunnen andere specialisten worden ingeschakeld. In Rotterdam werken we al aan een versterking van de rol op de scholen. Zo hebben wij vorig jaar het project ‘Your Health’ uitgevoerd, waarbij mbo leerlingen op niveau 1 en 2 een extra individueel consult krijgen. De uitkomsten hiervan zijn zeer positief, en we gaan dan ook verder onderzoeken hoe we dit kunnen borgen in onze werkwijze. Ik zeg hier niet teveel over want dit specifieke project wordt later vandaag nog apart gepresenteerd. Dit project heeft vorig jaar namelijk de innovatieprijs gewonnen van NCJ. Er schijnt dan ook een filmpje gedraaid te worden waarin ik zelf weer aan het woord ben. En ik moet natuurlijk niet het gras voor mijn eigen voeten wegmaaien. Als tweede voorbeeld noem ik graag de samenwerking met leerplicht als kans om onze rol te pakken in het onderwijs. Bij twijfelachtig ziekteverzuim kan de JGZ-professional de jongere oproepen. Waarom meldt de jongere zich telkens ziek? Is er soms wat meer aan de hand? Ook hier is de medische invalshoek een goede om breder te kijken. Tot slot natuurlijk het extra puber contactmoment, dat nu landelijk wordt ingevoerd, maar waar we in Rotterdam al mee begonnen waren. Met de invoering van KIEN werd opnieuw duidelijk dat het onmogelijk zo kan zijn dat de JGZ professional de jongere na zijn 12de, 13de jaar niet meer zou zien. Daarom hebben we een extra contactmoment ingebouwd in het voorlaatste jaar voor het eindexamen. In de landelijke invoering hiervan kunnen wij ons dan ook helemaal vinden. Samenvattend zie ik de jeugdgezondheidszorg als fundament van het nieuwe gebouw van de jeugdzorg dat we langs de drie aangeduide lijnen verder willen uitbouwen: door flexibilisering, verbreding en verdieping en door uitbreiding. Dames en heren. We gaan de goede kant op, maar we zijn er nog niet. Maar de contouren zijn duidelijk en helder. Ik zie nu al uit naar een kampeervakantie, deze zomer, ergens in Spanje. Ik dank u wel