Specificaties militair ceremonieel bijzetting Prins Bernhard
Inhoud persmap Deel 1 : Specificaties en samenstelling stoet
D e e l 2 : Fa c t s & f i g u r e s • Dagen voorafgaand aan uitvaart • Dag van de uitvaart • To e l i c h t i n g b i j z o n d e r h e d e n
Deel 3 : Afbeeldingen en beschrijvingen ceremoniële tenues
NB: Voor alle afbeeldingen geldt dat de betreffende persoon en rangonderscheidingstekens kunnen afwijken op de dag van uitvoering, uitgezonderd de afbeeldingen waaronder zowel functie als naam is aangegeven.
� � � � � � � � �������������������������������������
Samenstelling stoet
Vanaf het Instituut Defensie Leergangen in Den Haag naar de Grote Markt in Delft
Koninklijke Landmacht
Commandant militaire deel van de stoet + 2 kapitein adjudanten (3 militairen)
Koninklijke Landmacht
Koninklijke Militaire Kapel (60 militairen)
Koninklijke Luchtmacht
Commandant voorste deel (1 militair)
Koninklijke Marine
Compagnie Korps Mariniers (101 militairen)
Koninklijke Landmacht
Regiment Infanterie Johan Willem Friso (101 militairen)
Koninklijke Luchtmacht
Squadron (101 militairen)
Koninklijke Marechaussee
Bereden Ere-escorte (25 ruiters)
Ere-escorte Korps Landelijke Politiediensten (25 ruiters)
Affuit
Rijdende Artillerie (17 militairen: 8 te voet, 9 te paard) Bloemenwagen
2 x Volgkoetsen
Koninklijke Landmacht
Commandant Cavalerie Ere-escorte en 2 trompetters (3 ruiters)
Koninklijke Landmacht
Standaardwacht Cavalerie Ere-escorte (6 ruiters)
Koninklijke Landmacht
Cavalerie Ere-escorte (24 ruiters)
Koninklijke Luchtmacht
Kapel van de Koninklijke Luchtmacht (75 militairen)
Koninklijke Marine
Commandant achterste deel (1 militair)
Koninklijke Marine
Compagnie Koninklijke Marine (101 militairen)
Koninklijke Landmacht
Regiment Limburgse Jagers (101 militairen)
Koninklijke Luchtmacht
Squadron (101 militairen)
Commandant eenheden Alle eenheden worden door hun Commandant voorgegaan (twee passen)
Marstempo Het marstempo ligt op 112 passen per minuut
Inspectie De plaatsvervangend Mandataris van Defensie, Brigade-Generaal Huub Schouenberg en de Gouverneur der Residentie, Generaal-Majoor Minze Beuving (Bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee) inspecteren de ere-afzetting van de militairen te voet vanaf Paleis Noordeinde tot aan het Instituut Defensie Leergangen in Den Haag. De Mandataris van Defensie, Brigade-Generaal Hijlco Komen (Souschef Operatiën bij het Operationeel Commando van de Koninklijke Landmacht) inspecteert de ere-afzetting vanaf het Instituut Defensie Leergangen in Den Haag tot aan de Nieuwe Markt in Delft.
Mandataris van Defensie, Brigade-Generaal Hijlco Komen
Gouverneur der Residentie, Generaal-Majoor Minze Beuving
Plaatsvervangend Mandataris van Defensie, Brigade-Generaal Huub Schouenberg
Commandant militaire deel van de stoet (Koninklijke Landmacht)
Commandant militaire deel van de stoet, Kolonel Frans Vrenken
C OMMANDANT
MILITAIRE DEEL VAN DE STOET
De Commandant van het militaire gedeelte van de stoet, Kolonel Frans Vrenken, loopt vooraan in de stoet. Hij wordt gevolgd door twee kapitein-adjudanten. De Commandant is namens de Mandataris van Defensie, Brigade-Generaal Hijlco Komen, verantwoordelijk voor de planning, coördinatie en uitvoering van het militair ceremonieel, zowel in de stoet als langs de route. Aangezien Kolonel Frans Vrenken tot het Regiment Limburgse Jagers behoort, draagt hij het ceremoniële tenue van de Limburgse Jagers.
Kapitein-adjudanten (Koninklijke Landmacht)
K APITEIN - ADJUDANTEN Twee kapitein-adjudanten begeleiden en adviseren de Commandant van het militaire deel van de stoet.
STOET
Vanaf het Instituut Defensie Leergangen in Den Haag tot en met de Grote Markt in Delft maakt Defensie met 821 militairen een groot deel uit van de rouwstoet. Alle vier de krijgsmachtdelen zijn in de stoet vertegenwoordigd.
Koninklijke Militaire Kapel (Koninklijke Landmacht)
De Koninklijke Militaire Kapel loopt direct achter de Commandant van het militaire deel.
K ONINKLIJKE M ILITAIRE K APEL De Koninklijke Militaire Kapel is ontstaan uit de op 7 juli 1829 opgerichte stafmuziek van de Grenadiers en Jagers. Het takenpakket omvat onder meer de muzikale omlijsting van militair ceremonieel en het geven van relatieconcerten voor de bevolking in de regio’s rondom kazernes. Zo treedt de kapel bijvoorbeeld op tijdens grote taptoes, erewachten en staatsbegrafenissen, zoals 30 maart 2004 bij Koningin Juliana in Delft.
H ISTORIE Het predikaat ‘Koninklijk’ werd op 3 augustus 1876 verleend door Koning Willem III. De Koninklijke Militaire Kapel behoort tot het Garderegiment Grenadiers. Dit komt onder meer tot uiting in het ceremoniële tenue van de muzikanten van deze kapel en in het feit dat de kapel bij bijzondere gelegenheden, zoals de plechtige opening van de zitting der Staten-Generaal, samen met de militairen van dit regiment acte de presence geeft. Kenmerkend voor de Koninklijke Militaire Kapel zijn de twee schellenbomen, die in 1901 door Koningin Emma werden geschonken. Hoewel schellenbomen in het verleden een overwinningsteken waren op het slagveld van een legeraanvoerder, hebben ze thans slechts een ceremoniële betekenis.
B IJDRAGE
IN STOET
De Koninklijke Militaire Kapel maakt met 60 muzikanten in ceremonieel tenue deel uit van de rouwstoet. Kapelmeester is Eerste luitenant Hans Baron. Tamboer-maître is Adjudant Rein de Winter.
Commandant voorste deel stoet (Koninklijke Luchtmacht)
De Commandant van het voorste deel van de stoet loopt direct achter de Koninklijke Militaire Kapel.
C OMMANDANT
VOORSTE DEEL STOET
De Commandant van het voorste deel van de stoet, een luitenant-kolonel van de Koninklijke Luchtmacht, voert de militaire eenheden in het voorste deel van de stoet (voorafgaand aan het affuit) aan. In het voorste deel van de stoet zijn alle vier de krijgsmachtdelen (marine, landmacht, luchtmacht en marechaussee) vertegenwoordigd. Aangezien deze luitenant-kolonel militair is bij de Koninklijke Luchtmacht, draagt hij het ceremoniële tenue van de Koninklijke Luchtmacht.
Compagnie Korps Mariniers (Koninklijke Marine)
Het Korps Mariniers loopt direct achter de Commandant van het voorste deel van de stoet.
K ORPS M ARINIERS Mariniers opereren op de grens van land en water. Het Korps Mariniers werd in 1665 opgericht door Michiel Adriaanszoon de Ruyter en Johan de Witt en opereert sindsdien wereldwijd. De wapenspreuk is dan ook ‘qua patet orbis’: ‘zo wijd de wereld strekt’. Het Korps Mariniers is een onderdeel van de Koninklijke Marine en bestaat uit ongeveer 3200 man.
T AKEN Het Korps Mariniers is een expeditionaire en direct inzetbare strijdmacht, gespecialiseerd in amfibische operaties met lichte infanterie-eenheden. Mariniers zijn langere tijd, onder alle klimatologische en geografische omstandigheden, inzetbaar. Van arctic tot jungle, van bergen tot woestijn. Mariniers zijn goed herkenbaar aan de rode bies aan de zijkant van hun uniformbroek. Deze rode bies komt ook terug in de pet.
R ECENTE
OPERATIES EN MISSIES
Een van de taken van het Korps Mariniers is het leveren van een bijdrage aan het handhaven van de internationale vrede en veiligheid. Vanaf 1991 is het Korps Mariniers actief betrokken geweest bij zeven operaties.
In 1991 werd een bijdrage geleverd aan de humanitaire hulpverleningsoperatie “Provide Comfort” ter bescherming van de Koerden in Noord-Irak. In Cambodja (1992/1993) en Haïti (1995) waarborgden mariniers een veilige omgeving voor de democratische verkiezingen en hielpen ze de bevolking bij de wederopbouw. Van 1995 tot 1997 werden eenheden van het Korps Mariniers ingezet in voormalig Joegoslavië onder andere bij Operatie “Deliberate Force”. Ze waren in 1999 in Albanië (AFOR) voor humanitaire hulpverlening. In 2000 nam een Mariniersbataljon deel aan de vredesmissie United Nations Mission in Ethiopia en Eritrea (UNMEE). De meest recente inzet van het Korps Mariniers is de deelname aan de stabilisatiemacht voor Irak (2003-2004). Daarnaast is het Korps ook voor humanitaire hulpverlening na natuurrampen ingezet. Zoals na de orkanen Louis, Mitch en Lenny ter ondersteuning van de bevolking en de wederopbouw. Het Korps is verder op permanente basis actief bij de bescherming van het grondgebied van de Nederlandse Antillen en Aruba. Ook kan op verzoek van het Ministerie van Justitie, de Bijzonder Bijstandseenheid (BBE) van het Korps Mariniers ingezet worden bij gijzelingen en terroristische dreiging.
B IJDRAGE
IN STOET
Het Korps Mariniers maakt met 101 mariniers in ceremonieel tenue deel uit van de rouwstoet.
Regiment Infanterie Johan Willem Friso (Koninklijke Landmacht)
De compagnie Korps Mariniers wordt gevolgd door het Regiment Infanterie Johan Willem Friso. Deze militairen zijn ingedeeld bij het 44e pantserinfanteriebataljon in Havelte.
R EGIMENT I NFANTERIE J OHAN W ILLEM F RISO Het Regiment Infanterie Johan Willem Friso (RI JWF) werd opgericht bij Koninklijk Besluit van 1 juli 1950. Het regiment zet vanaf die tijd de tradities voort van het 1ste en 9de Regiment Infanterie (RI). Deze stamregimenten hebben vanaf hun oprichting in 1814 een roemruchtige geschiedenis opgebouwd. Zo hebben zij deelgenomen aan de Tiendaagse Veldtocht in 1831 en aan de gevechten rond de Citadel van Antwerpen. Op het Vaandel van het Regiment Infanterie Johan Willem Friso, dat op 8 oktober 1951 uit handen van Koningin Juliana werd ontvangen, staan deze belangrijkste krijgsverrichtingen van de stamregimenten vermeld, namelijk Tiendaagse Veldtocht 1831 en Citadel van Antwerpen 1832. In de meidagen van 1940 leverde het 1ste en en 9de RI felle strijd tegen de oprukkende Duitse troepen ondermeer bij de Wonsstelling aan de Afsluitdijk en aan de Nederlands-Duitse grens. Na de bevrijding in 1945 werden het 1ste en 9de RI weer opgericht en hebben zij beide deelgenomen aan de politionele acties in Nederlands-Indië. In 1977 werd er als aanvulling op het Vaandel een lint (cravatte) uitgereikt met als opschrift Java en Sumatra 1946-1949. Deze cravatte is bevestigd aan de Vaandelstok. De geschiedenis van het RI JWF gaat echter verder terug dan het begin van de 19de eeuw. Het oudste stamregiment dateert uit 1577 waardoor het RI JWF zich als het oudste infanterieregiment van de Koninklijke Landmacht mag beschouwen.
W IE
WAS
J OHAN W ILLEM F RISO ?
Johan Willem Friso was een telg uit het geslacht Nassau, die stadhouder was in de noordelijke provincies. Ook in het leger bekleedde hij diverse functies. Hij bezat een tweetal regimenten die beide Oranje-Friesland heetten. Hij nam zelf aan diverse slagen met zijn leger deel, maar kwam uiteindelijk op 24 jarige leeftijd door verdrinking om het leven toen zijn schip op het Hollands Diep omsloeg in een storm. Door de reorganisaties van Defensie in de jaren 90 werd in 1994 besloten enkele infanterie bataljons op te heffen, hieronder ook het 44 ste pantserinfanterie bataljon JWF. Toch duurde deze afwezigheid van het RI JWF maar kort, want in 1997 werd het 44ste pantserinfanterie bataljon JWF weer opgericht in Havelte.
R ECENTE
MISSIES EN OPERATIES
In 1978 kreeg Nederland het verzoek van de Verenigde Naties om voor UNIFIL (United Nations Interim Force In Lebanon) een bataljon beschikbaar te stellen. Nederland stelde het 44ste pantserinfanterie bataljon Johan Willem Friso beschikbaar voor deze missie. Van januari 1979 tot oktober 1985 leverde het 44ste bataljon JWF troepen aan deze VN missie. In 2000 leverde het 44ste bataljon troepen aan vredesmissies in Bosnië (SFOR 9). Sinds augustus 2004 levert het 44ste bataljon JWF 2004 1 peloton in de provincie Baghlan in Afghanistan ter beveiliging van het luchtmachtdetachement. Een tweede peloton heeft sinds augustus 2004 een bijdrage geleverd in Afghanistan in de vorm van beveiliging van de in oktober jongstleden gehouden verkiezingen. Dit peloton is inmiddels teruggekeerd uit Afghanistan. Sinds oktober 2004 levert A- Compagnie een bijdrage in Bosnië (EUFOR-1). Zij zal deze bijdrage voortzetten tot mei 2005. Vanaf 15 januari 2005 zal 44 Pantserinfanteriebataljon JWF versterkt met tanks, deel uit maken van de Nato Response Forces-4 (NRF), de snelle reactiemacht van de NAVO.
B IJDRAGE
IN STOET
Regiment Infanterie Johan Willem Friso maakt met 101 militairen in ceremonieel tenue deel uit van de rouwstoet.
Squadron (Koninklijke Luchtmacht)
Dit squadron van de Koninklijke Luchtmacht loopt achter het Regiment Infanterie Johan Willem Friso van de Koninklijke Landmacht.
S AMENSTELLING Het squadron is samengesteld uit militairen afkomstig van: - Hoofdkwartier van de Koninklijke Luchtmacht/Korps Luchtmachtstaf - Vliegbasis Leeuwarden - Vliegbasis Volkel - Vliegbasis Twenthe - Vliegbasis Woensdrecht - Air Operations Control Station Nieuw Millingen - Groep Geleide Wapens - Vliegbasis Soesterberg - Vliegbasis Gilze Rijen - Logistieke Divisie Rhenen
B IJDRAGE
IN STOET
In de stoet nemen in totaal twee squadrons van de Koninklijke Luchtmacht deel in ceremonieel tenue. Dit squadron loopt mee in het voorste deel van de stoet. Het squadron bestaat uit 101 luchtmachtmilitairen.
Bereden ere-escorte (Koninklijke Marechaussee)
Het squadron van de Koninklijke Luchtmacht wordt gevolgd door het Bereden Ere-escorte van de Koninklijke Marechaussee.
B EREDEN E RE - ESCORTE Tot de Tweede Wereldoorlog beschikte de Koninklijke Marechaussee over paarden voor de dagelijkse - en ceremoniële diensten. Daarna is het bereden deel van de Koninklijke Marechaussee niet meer teruggekeerd en werd slechts op incidentele basis door ruiters van de marechaussee deelgenomen aan festiviteiten. Sinds kort is er weer sprake van een formeel bereden ere-escorte dat onder meer deel uitmaakt van de stoet op Prinsjesdag.
B IJDRAGE
IN STOET
Het Bereden Ere-escorte Koninklijke Marechaussee, bestaat uit 25 ruiters in ceremonieel tenue.
Het affuit
H ET
AFFUIT
Het woord ‘affuit’ kan het eenvoudigst worden beschreven als het onderstel van een kanon. Het affuit en de schietbuis vormen tezamen het kanon. Het kanon gekoppeld aan de voorwagen vormt samen met de paarden een ‘stuk’. Het affuit waarop de kist wordt verplaatst is het onderstel van een zogenoemde 7- Veld, waarbij in dit geval het kanon niet is gedemonteerd. De 7-Veld is een snelvuurkanon van het kaliber 7.5 cm en afkomstig van de firma Krupp uit Essen. Deze werd in de jaren 1904-1908 ingevoerd bij het bereden deel van het Wapen der Artillerie. De 7- Veld werd voortgetrokken door zes paarden. Pas vanaf 1933 worden de paarden bij de 7-Veld geleidelijk vervangen door gemotoriseerd transport. In de eerste helft van de twintigste eeuw vormden door paarden getrokken kanonnen de hoofdbewapening van de eenheden van het Korps Rijdende Artillerie. Ook 12 Regimenten Veldartillerie waren uitgerust met de 7- Veld. In 1926 vond een belangrijke modificatie plaats. Het kanon kreeg onder meer een opengewerkt affuit, waardoor de schietbuis onder een grotere hoek kon worden gericht. Hierdoor steeg de dracht van 6500 naar 10.000 meter. In de meidagen van 1940 beschikte het Nederlandse leger over 310 van dergelijke stukken.
Rijdende Artillerie (Koninklijke Landmacht)
Onderofficier te paard
Officier te voet
Het affuit wordt getrokken door zes paarden. Zij worden begeleid door acht Gele Rijders van de 11e afdeling Rijdende Artillerie (vier aan beide zijden). Het affuit wordt direct gevolgd door negen Gele Rijders van dezelfde afdeling te paard.
R IJDENDE A RTILLERIE Het Korps Rijdende Artillerie is het oudste korps van de Koninklijke Landmacht. Het werd op 21 februari 1793 op initiatief van Prins Willem V (1748-1806) opgericht. De voornaamste reden voor de oprichting van deze artillerieeenheid was de noodzaak om te beschikken over snel verplaatsbaar licht geschut, zowel voor het verlenen van steun aan de cavalerie als voor de verdediging van de lange kustlijn van Nederland. Nadat Koning Willem II in 1840 de troon besteeg, viel het Korps een bijzondere eer te beurt. Bij Koninklijk Besluit van 8 april 1842 werd voor het Korps een nieuw uniform ingevoerd, zijnde het uniform dat door de koning, toen nog Prins van Oranje, werd gedragen tijdens de veldslagen bij Quatre Bras en Waterloo. Met dit gebaar bracht de koning zijn erkentelijkheid tot uitdrukking voor het optreden van de Rijdende Artillerie tijdens deze gevechten. Dit uniform, dolman genoemd, wordt tot op heden nog bij ceremoniële gelegenheden gedragen. Vanwege het vele gebruik van gele koorden en lissen, werd aan dit traditionele uniform de naam ´Gele Rijders` ontleend. De tradities van het Korps Rijdende Artillerie worden sinds 1963 in ere gehouden door 11 Afdeling Rijdende Artillerie, gelegerd in ´t Harde. Deze met modern geschut uitgeruste afdeling behoort tot het Operationeel Commando 7 December. De artilleristen van 11 Afdeling Rijdende Artillerie beschermen en ondersteunen onder meer de infanterie en cavalerie bij het uitvoeren van hun opdrachten met artillerie. Daarnaast zorgt de afdeling voor de benodigde vuurkracht van de brigade over grote afstand.
R ECENTE
OPERATIES EN MISSIES
Vanaf de jaren tachtig tot op heden worden de rijders van het korps op individuele basis naar diverse landen uitgezonden op vredesmissie. In 1997 wordt de 2e batterij ingedeeld bij SFOR 3 om deel te nemen aan de vredesmissie in het voormalig Joegoslavië. Hiervoor werden de rijders opgeleid tot een mortierpeloton, daar ze deel zouden uitmaken van de mortieropsporingsradar-batterij. In 1999 werd het gehele korps uitgezonden als eenheid naar Kosovo. Een voordetachement werd voor 2 maanden geplaatst op een Duitse legeringplaats in Macedonië ter beveiliging van de Macedonische grens en de Duitse collega’s. Nadat de oorlog in Kosovo ten einde was, trok dit detachement Kosovo in waar het overige gedeelte van het korps zich erbij voegde. Deze uitzending (KFOR) duurde in totaal van april t/m december 1999. Van mei t/m november 2003 heeft de 2e batterij zich als mortierpeloton toegevoegd bij SFOR 14 in Bosnië. Zij waren onder andere belast met het handhaven van de veiligheid en stabiliteit door het patrouilleren in de regio. Daarnaast zijn 11e Afdeling Rijdende Artillerie detachementen ingezet in Irak ter beveiliging van helicopters.
B IJDRAGE
IN STOET
Het affuit wordt lopend begeleid door acht Gele Rijders in gouden dolman van de 11e afdeling Rijdende Artillerie (vier aan beide zijden). Het affuit wordt direct gevolgd door negen Gele Rijders van dezelfde afdeling te paard.
Cavalerie ere-escorte (Koninklijke Landmacht)
In de stoet rijden de ruiters van de Cavalerie Ere-escorte direct achter de volgkoetsen.
C AVALERIE E RE - ESCORTE De Cavalerie Ere-escorte van de Koninklijke Landmacht zet de traditie voort van de bereden escortes voor het Koninklijk Huis. Voor de Tweede Wereldoorlog werden deze escortes door reguliere cavalerie-eenheden te paard uitgevoerd. Na de oorlog verdween het paard echter uit de landmacht. Een aantal officieren van de inmiddels gepantserde cavalerie besloot om opnieuw een bereden escorte te formeren. Sinds 1972 werd ook het escorte van de Koningin op Prinsjesdag in ere hersteld. Voorts werden in de loop der jaren tal van gelegenheidsescortes uitgevoerd, altijd voor het Koninklijk Huis. Bijna alle ruiters zijn ex-dienstplichtigen uit het reservebestand van de cavalerie die zich op vrijwillige basis beschikbaar stellen voor het rijden van de escortes, vaak met eigen paard. Uitvalsbasis voor de Cavalerie Ere-escorte is Den Haag.
B IJDRAGE
IN STOET
De Cavalerie Ere-escorte rijdt met 24 ruiters achter de volgkoetsen in de rouwstoet in ceremonieel tenue. De Cavalerie Ere-escorte wordt geopend met de Standaard van het Regiment Huzaren van Boreel te paard en een Standaardwacht van zes ruiters.
Kapel van de Koninklijke Luchtmacht (Koninklijke Luchtmacht)
De Kapel van de Koninklijke Luchtmacht bevindt zich in de stoet direct achter de Cavalerie Ere-escorte van de Koninklijke Landmacht.
K APEL
VAN DE
K ONINKLIJKE L UCHTMACHT
De Kapel van de Koninklijke Luchtmacht bestaat uit twee ensembles: het Orkest en de Drumfanfare. Het Orkest is een professioneel harmonieorkest met 52 musici. Het takenpakket omvat onder meer de muzikale omlijsting van militair ceremonieel en het geven van relatieconcerten voor de bevolkingen in regio’s rondom vliegbases. Het Orkest bereikt een steeds groter publiek door de theatershows waarbij wordt samengewerkt met artiesten en dansers. De Drumfanfare bestaat uit 22 jonge musici en is ontstaan na de beëindiging van de dienstplicht. Het is een compact en flexibel gezelschap dat in drumfanfare- en big bandbezetting veel muzikale mogelijkheden heeft. Naast de hoofdmoot (militaire ceremonies) verzorgt dit gezelschap een groeiend aantal buitenlandse optredens in het diplomatieke circuit. Gezamenlijk treden het Orkest en de Drumfanfare als Kapel op tijdens grote taptoes, erewachten en staatsbegrafenissen, zoals 30 maart 2004 bij Hare Koninklijke Hoogheid Koningin Juliana in Delft. Ondanks de lange geschiedenis is er nog niet veel veranderd in het bestaansrecht van militaire muziek. In 1875 schreef de toenmalige Minister van Oorlog aan de Koning: “(dat) het niet te ontkennen valt dat militaire muziek een zeer grooten invloed op den gemoedstoestand van de troepen uitoefent, zij de harmonie tusschen militairen en de burgerij verbetert en tevens kan strekken om de lust tot dienstneming aan te wakkeren”.
B IJDRAGE
IN STOET
De Kapel van de Koninklijke Luchtmacht maakt met 75 muzikanten in galatenue deel uit van de rouwstoet. Majoor Arnold Westen is directeur van de Kapel. De kapelmeester is Adjudant Ruud Böhmer.
Commandant achterste deel (Koninklijke Marine)
De Commandant van het achterste deel van de stoet loopt direct achter de Kapel van de Koninklijke Luchtmacht.
C OMMANDANT
ACHTERSTE DEEL STOET
De Commandant van het achterste deel van de stoet, is een kapitein-luitenant ter zee werkzaam bij de Koninklijke Marine. Hij voert de militaire eenheden in het achterste deel van de stoet (volgend na het affuit) aan. Aangezien deze kapitein-luitenant ter zee militair is bij de Koninklijke Marine, draagt hij het ceremoniële tenue van de vloot.
Compagnie Koninklijke Marine (Koninklijke Marine)
K ONINKLIJKE M ARINE Eén van de belangrijkste taken van de Koninklijke Marine is het verdedigen van het Nederlandse grondgebied en dat van onze bondgenoten. De hedendaagse marine richt zich steeds meer op snel inzetbaar expeditionair optreden. Met haar nieuwe eenheden is de marine prima in staat om waar ook ter wereld een landoperatie te ondersteunen vanaf zee. De Koninklijke Marine bestaat uit schepen, helicopters, vliegtuigen en het Korps Mariniers. De schepen van de marine maken permanent deel uit van diverse NAVO-vlootverbanden. De NAVO-vlootverbanden bestaan momenteel uit zogenaamde NATO Response Forces (NRF). Te land, ter zee en in de lucht is de NATO daarmee in staat om snel in te grijpen bij escalerende situaties in de wereld. De Koninklijke Marine levert standaard een fregat en een mijnenjager aan de quick reaction force van deze NRF. De Koninklijke Marine kenmerkt zich door verregaande samenwerking tussen België en Nederland. Deze samenwerking bestaat onder andere uit een geïntegreerd commando en een permanent Belgisch-Nederlands eskader.
O PERATIES Schepen en vliegtuigen van de Koninklijke Marine worden momenteel veel ingezet in de strijd tegen internationaal terrorisme (Enduring Freedom en Active Endeavour), bondgenootschappelijk-, coalitie- en nationaal verband. Daarnaast wordt actieve ondersteuning geleverd bij VN-operaties (recentelijk UNMIL-Liberia). De schepen en vliegtuigen van de Koninklijke Marine in het Caraïbisch Gebied worden vrijwel continue ingezet bij de bestrijding van illegale activiteiten en drugstransporten.
I NGEZET
VLOOTPERSONEEL
Het vlootpersoneel is afkomstig van schepen en walinrichtingen van de Koninklijke Marine. Detachementen van de vloot worden geleverd door: - de groep eskaderschepen - de mijnendienst - de onderzeedienst - de groep maritieme patrouillevliegtuigen - de groep maritieme helikopters - diverse opleidingen KM - diverse walinrichtingen
B IJDRAGE
IN STOET
101 Militairen van de vloot van de Koninklijke Marine lopen in ceremonieel tenue mee in de rouwstoet.
Regiment Limburgse Jagers (Koninklijke Landmacht)
De compagnie van de Koninklijke Marine wordt gevolgd door het Regiment Limburgse Jagers van de Koninklijke Landmacht.
R EGIMENT L IMBURGSE J AGERS Het Regiment Limburgse Jagers werd opgericht bij Koninklijk Besluit van 01 juli 1950. In dit besluit werd niet alleen de oprichting van het Regiment aangekondigd, ook werd door Koningin Juliana bepaald dat het ‘nieuwe’ Regiment de tradities zou voortzetten van het 2e, 6e en 11e regiment Infanterie. De geschiedenis van deze regimenten is op velerlei gebied roemrucht te noemen. Dit vanwege o.a. het feit dat een van deze regimenten heeft gevochten bij Waterloo tegen Napoleon. Uiteindelijk waren de 3 stamregimenten van het huidige Regiment volledig paraat in mei 1940. Het 2e en 6e regiment vochten in de Peel-Raam stelling in Noord-Brabant, het 11e Regiment Infanterie vocht op de Grebbeberg. Na de bevrijding in 1945 werden veel bataljons en regimenten nieuw opgericht, gevuld met dienstplichtigen en naar Nederlands-Indie gestuurd. Als aandenken voor de betoonde moed die daar door velen is betoond is het vaandel uitgerust met een cravatte (een soort lint), waarop staat: ‘West-en Midden Java 1946-1949’ en ‘Noord-Sumatra 1947-1949’. Als herinnering aan de gesneuvelde soldaten in deze periode is op de van Hornekazerne in Weert een gedenkteken geplaatst. Ook bij het VN-detachement wat in Korea heeft gestreden, waren Limburgse Jagers ingedeeld. Uiteindelijk in 1950 werd het huidige Regiment Limburgse Jagers opgericht. In de 50-er jaren vormde het
16e Infanteriebataljon de kern van het Regiment en was gelegerd in Oirschot. Op 01 oktober 1957 ontstond het 42e Bataljon Limburgse Jagers (BLJ) en kreeg in 1960 de naam ’42 Pantserinfanteriebataljon Limburgse Jagers’ Er bestonden toen dus twee bataljons met Limburgse jagers! Op 26 september 1961 vertrok 42 BLJ naar Seedorf, waar het sindsdien is gelegerd. Hier maakt het deel uit van de 41e Gemechaniseerde Brigade. Taakstelling van het bataljon is het uitvoeren van diverse soorten acties, 24 uur per dag en bij alle weersomstandigheden. Als infanterist kan dit zowel te voet als bereden. Derhalve is het bataljon bij uitstek geschikt om te worden ingezet bij vredesoperaties.
R ECENTE
OPERATIES EN MISSIES
Sinds 1990 is 42 pantserinfanteriebataljon veelvuldig ingezet tijdens vredesmissies in Kosovo en Bosnië. In juli is het pantserinfanteriebataljon teruggekeerd uit Irak, waar ze sinds maart 2004 heeft deelgenomen aan SFIR3.
B IJDRAGE
IN STOET
Het Regiment Limburgse Jagers maakt met 101 militairen, afkomstig van het 42e pantserinfanteriebataljon uit Seedorf, in ceremonieel tenue deel uit van de rouwstoet.
Squadron (Koninklijke Luchtmacht)
Dit squadron van de Koninklijke Luchtmacht loopt achter het Regiment Infanterie Limburgse Jagers van de Koninklijke Landmacht.
S AMENSTELLING Het squadron is samengesteld uit militairen afkomstig van: - Hoofdkwartier van de Koninklijke Luchtmacht/Korps Luchtmachtstaf - Vliegbasis Leeuwarden - Vliegbasis Volkel - Vliegbasis Twenthe - Vliegbasis Woensdrecht - Air Operations Control Station Nieuw Millingen - Groep Geleide Wapens - Vliegbasis Soesterberg - Vliegbasis Gilze Rijen - Logistieke Divisie Rhenen
R ECENTE
OPERATIES EN MISSIES
Na de val van de muur eind jaren ’80, nam de dreiging uit Oost-Europa sterk af. Evenals bij de andere krijgsmachtdelen, leidde dit binnen de Koninklijke Luchtmacht tot een koerswijziging. De focus kwam meer te liggen op het bieden van ondersteuning in internationale conflicten waarin Nederland geen directe partij was. Hoewel de Koninklijke Luchtmacht al eerder ondersteuning had geboden bij internationale conflicten, werd de inzet begin jaren ’90 grootschaliger.
Naast het waarborgen van vrede en veiligheid, voert de luchtmacht regelmatig humanitaire operaties uit. Het gaat hierbij om directe hulp aan mensen die door rampen of oorlogsgeweld in nood zijn geraakt. Met het geven van noodhulp levert de luchtmacht een belangrijke bijdrage aan de regionale stabiliteit. De Koninklijke Luchtmacht ziet het tevens als haar maatschappelijke plicht om een bijdrage te leveren aan humanitaire acties. Vanaf augustus 2003 levert de Koninklijke Luchtmacht een bijdrage aan de Stabilisation Force Irak (SFIR) in Irak. Momenteel zijn namens de Koninklijke Luchtmacht naast zes AH-64D Apache gevechtshelikopters, drie Cougar transporthelikopters en ruim 200 militairen op de vliegbasis Tallil in de zuidelijke provincie Al Mutannah aanwezig. De taak van dit luchtmachtdetachement is het ondersteunen van NLDET Irak met onder andere tactisch luchttransport waaronder ook medische evacuatievluchten. Sinds april 2004 worden zes Apaches en 135 militairen in Afghanistan ingezet. Het helikopterdetachement wordt ingezet voor de International Security and Assistance Force (ISAF) en levert een bijdrage aan de handhaving van de stabiliteit en veiligheid in met name Kabul en omgeving. Daarnaast is in Afghanistan vanaf oktober het Nederlandse Provincial Reconstruction Team (PRT) operationeel. Het PRT is in Pol-e Khomri in de provincie Baghlan om de Afghaanse overheid te assisteren bij het vergroten van de veiligheid en de stabiliteit. Het PRT bestaat uit 120 militairen van de Koninklijke Luchtmacht en 45 militairen van de Koninklijke Landmacht. Ook 6 F-16’s en een KDC-10 tankervliegtuig van de Koninklijke Luchtmacht hebben deelgenomen aan ISAF. Vanaf 8 september tot medio november hebben zij vanaf de vliegbasis Manas in Kirgizië de verkiezingen in Afghanistan militair ondersteund. Twee transportvliegtuigen van de Koninklijke Luchtmacht zijn in november ingezet voor het overvliegen van evacués uit de Ivoorkust. Een KDC-10 en een C-130 Hercules hebben op respectievelijk 12 en 14 november evacués naar Nederland teruggebracht. Een Fokker 60 toestel en het bijbehorende detachement van de Koninklijke Luchtmacht is van februari tot augustus 2004 op Amman (Jordanië) gestationeerd geweest. Op verzoek van de Verenigde Naties heeft de Fokker 60 ruim 100 vluchtopdrachten uitgevoerd, ruim 422 passagiers en rond de 40.000 kilo vracht vervoerd ten behoeve van het World Food Program. Daarnaast heeft de Fokker personeel en materieel van de VN vervoerd naar onder meer Qatar, Beiroet, Cyprus, Koeweit en Erbil, Bagdad en Basra in Irak. Met de terugkeer van de laatste twee helikopters is in juni 2004 formeel een einde aan de bijdrage van de Koninklijke Luchtmacht aan Stabilisation Force (SFOR) Bosnië gekomen. Vanaf 1996 heeft de Koninklijke Luchtmacht een belangrijke bijdrage geleverd aan SFOR. Zo heeft de luchtmacht Nederlandse troepen vervoerd naar de regio met KDC-10 transportvliegtuigen. Ook zijn Apache helikopters ingezet om de terugkeer van vluchtelingen te begeleiden. Helikopters maakten ook verkenningsvluchten om te controleren of het bestand overal werd nageleefd. Vanaf 2001 hebben Cougar en Chinook helikopters ten dienste gestaan van de SFOR troepen op de grond. Een van de taken was het vervoer van de leden van het ‘Incident Response Team’ (IRT) naar eventuele slachtoffers onder SFOR-eenheden en Medevac (medische evacuatie) van de gewonde(n) naar het ziekenhuis. Ook zijn tot 2001 Nederlandse F-16’s ingezet om de naleving van het bestand af te dwingen.
B IJDRAGE
IN STOET
In de stoet nemen twee squadrons van de Koninklijke Luchtmacht deel in ceremonieel tenue. Dit squadron loopt mee in het achterste deel van de stoet. Het squadron bestaat uit 101 luchtmachtmilitairen.
� � � � � � � � � ��������������� ��������������������������������� ���������������������� �����������������������������
Facts and figures A. Dagen voorafgaand aan uitvaart I. D RAAGPLOEGEN Elk krijgsmachtdeel heeft permanent twee ploegen inzetbaar. Een ploeg bestaat uit elf militairen: - 1 commandant - 8 dragers - 2 man reserve Er zijn vier momenten waarop de krijgsmacht draagploegen inzet. Zondag 5 december Zondag 5 december wordt Prins Bernhard van Paleis Soestdijk naar Paleis Noordeinde overgebracht. Prins Bernhard wordt door de draagploeg van de Koninklijke Marechaussee (zie bijlage 0) uit de auto Paleis Noordeinde ingedragen.
II. G ROOT M OTOR E RE - ESCORTE K ONINKLIJKE M ARECHAUSSEE Alle verplaatsingen van Prins Bernhard, met uitzondering van de dag van uitvaart, worden begeleid door het Groot Motor Ere-escorte van de Koninklijke Marechaussee. Dit Groot Motor Ere-escorte bestaat uit 16 motorrijders en de Commandant die allen het ceremonieel tenue dragen. De grootte van dit Groot Motor Ere-escorte wordt bepaald door het staatshoofd.
III. D ODENWACHT Vanaf maandag 6 december tot en met één dag voor de uitvaart vrijdag 10 december staat in de Chapelle Ardente in Paleis Noordeinde 24 uur per dag een dodenwacht opgesteld. De uitvoering is als volgt: 23.30 – 08.30 uur : 2 ceremoniële ereposten van de Koninklijke Marechaussee 08.30 – 23:30 uur : 4 hoofdofficieren links en rechts van de baar In totaal participeren 96 militairen in de dodenwacht. Allen zijn officieren in de rang van majoor tot en met kolonel. Elk krijgsmachtsdeel vaardigt 24 militairen af. Deze officieren dragen het ceremonieel tenue met sabel en onderscheidingen. Het openbaar rouwbeklag start op maandag 6 december waarbij de Chef Defensiestaf en de vier Bevelhebbers de dodenwacht uitvoeren.
IV. F AKKELWACHT Vanaf zondag 5 december tot en met één dag voor de uitvaart vrijdag 10 december staat buiten bij Paleis Noordeinde een fakkelwacht opgesteld. De fakkelwacht bestaat uit 31 militairen die bij het invallen van de duisternis (rond vijf uur ’s middags) de wacht houden. Elk krijgsmachtdeel vaardigt militairen af.
V. E REPOST C HAPELLE A RDENTE Vanaf zondag 5 december tot en met één dag voor de uitvaart vrijdag 10 december staan in Paleis Noordeinde twee ereposten opgesteld. Uitvoering vindt plaats door het Garde Regiment Fuseliers Prinses Irene (Koninklijke Landmacht).
VI. E REPOST
WOONPALEIS
S OESTDIJK
Vanaf woensdag 1 december tot en met zondag 5 december staan bij het woonpaleis, Paleis Soestdijk, twee ereposten van de Koninklijke Marechaussee opgesteld.
VII. E REPOST P ALEIS N OORDEINDE Vanaf zondag 5 december tot en met zaterdag 11 december staan bij het Paleis Noordeinde twee ereposten van de Koninklijke Marechaussee opgesteld.
Facts and figures B. Dag van de uitvaart I. I NSPECTIE Al het militair ceremonieel wordt voorafgegaan door een inspectie. Voordat de stoet passeert inspecteren de Mandataris van Defensie, Brigade-Generaal Hijlco Komen, de plaatsvervangend Mandataris van Defensie, Brigade-Generaal Huub Schouenberg en de Gouverneur der Residentie, Generaal-Majoor Minze Beuving, de opgestelde troepen. In Den Haag voert de plaatsvervangend Mandataris van Defensie samen met de Gouverneur der Residentie de inspectie uit. Vanaf het Instituut Defensie Leergangen in Den Haag tot aan de Nieuwe Kerk in Delft wordt de inspectie uitgevoerd door de Mandataris van Defensie.
Mandataris van Defensie, Brigade-Generaal Hijlco Komen
Plaatsvervangend Mandataris van Defensie, Brigade-Generaal Huub Schouenberg
Gouverneur der Residentie, Generaal-Majoor Minze Beuving
II. E REPOSTEN Op zaterdag 11 december staan op de volgende locaties ceremoniële ereposten van de Koninklijke Marechaussee opgesteld: • Instituut Defensie Leergangen • Stadhuis Delft • Ingang kerk • Ingang Koninklijke grafkelder
III. E RE - AFZETTING 1. Route Tijdens het overbrengen van het stoffelijk overschot van Prins Bernhard op zaterdag 11 december staat langs de route een ere-afzetting van militairen en veteranen. Vanaf Paleis Noordeinde tot aan de Markt in Delft staan aan weerszijden van de weg 400 veteranen en circa 5800 militairen van de Koninklijke Marine, Koninklijke Landmacht, Koninklijke Luchtmacht en Koninklijke Marechaussee opgesteld. De militairen die de ere-afzetting vormen langs de route, dragen het dagelijks tenue met onderscheidingen, de Commandanten dragen het sabel. In de ere-afzetting brengen tevens 400 veteranen het laatste eerbewijs. Vanaf Paleis Noordeinde tot aan de Kneuterdijk staan 200 veteranen opgesteld. De andere 200 veteranen staan opgesteld vanaf het Instituut Defensie Leergangen in Den Haag. Op het ogenblik dat de stoet op zes meter afstand genaderd is, tot en met het moment dat het laatste volgrijtuig van de stoet tien meter is gepasseerd, brengen alle militairen en veteranen langs de route de eregroet. Koninklijke Marine Koninklijke Landmacht Koninklijke Luchtmacht Koninklijke Marechaussee Veteranen
: 16 detachementen : 30 detachementen : 16 detachementen : 1 detachement : 4 detachementen
(= 1472 militairen) (= 2760 militairen) (= 1472 militairen) (= 92 militairen) (= 400 veteranen)
Met uitzondering van het veteranendetachement, bestaat een detachement uit 92 militairen: - 1 officier - 2 onderofficieren - 89 manschappen
Dagelijks tenue Koninklijke Marine
Dagelijks tenue Koninklijke Landmacht
Dagelijks tenue Koninklijke Luchtmacht
Dagelijks tenue Koninklijke Marechaussee
2. De Markt in Delft Ere-afzetting op de Markt in Delft: - Adelborsten van het Koninklijk Instituut Marine (zie bijlage I) : 51 militairen - Cadetten Koninklijke Militaire Academie (zie bijlage II) : 102 militairen - Garderegiment Fuseliers ‘Prinses Irene’ (zie bijlage III) : 102 militairen - Korps Commando Troepen (zie bijlage IV) : 52 militairen - Studentenweerbaarheden (zie bijlage V) : 75 studenten
Koninklijk Instituut Marine
Koninklijke Militaire Academie
Garderegiment Fuseliers Prinses Irene
Korps Commando Troepen
Studentenweerbaarheid Delft
Studentenweerbaarheid Den Haag
Studentenweerbaarheid Leiden
Studentenweerbaarheid Rotterdam
Studentenweerbaarheid Utrecht
Studentenweerbaarheid Wageningen
IV. E REWACHTEN Op de dag van de uitvaart staat op twee locaties een erewacht opgesteld. Te weten op het Paleis Noordeinde in Den Haag en op De Markt in Delft. 1. Erewacht Paleis Noordeinde De erewacht op Paleis Noordeinde wordt gevormd door het Regiment Stoottroepen Prins Bernhard (zie bijlage VI) met vaandelwacht. Deze wordt gevormd door militairen van de 13e infanteriebataljon luchtmobiel uit Assen. Daarnaast maakt het Trompetterkorps Bereden Wapens ook deel uit van deze erewacht (zie bijlage VII). De erewacht bestaat uit 98 militairen: - Regiment Stoottroepen : 51 militairen - Vaandelwacht Regiment Stoottroepen : 7 militairen - Gecombineerd fanfare orkest Trompetterkorps Bereden Wapens / Fanfarekorps Koninklijke Landmacht : 50 militairen Alle militairen die deel uitmaken van de erewacht op het Paleis Noordeinde in Den Haag dragen het ceremoniële tenue.
Regiment Stoottroepen Prins Bernhard
Gecombineerd fanfare orkest Trompetterkorps Bereden Wapens / Fanfarekorps Koninklijke Landmacht
2. Erewacht De Markt Op de Markt in Delft, het eindpunt van de stoet, staat een erewacht van het Korps Mariniers (zie bijlage VIII) en de Marinierskapel (zie bijlage IX) van de Koninklijke Marine. Deze erewacht bestaat uit 128 militairen: - Korps Mariniers : 47 militairen - Marinierskapel der Koninklijke Marine met Tamboers en Pijpers van het Korps Mariniers : 81 militairen Alle militairen die deel uitmaken van de erewacht op het De Markt in Delft dragen het ceremoniële tenue van de mariniers.
Onderofficier
Officier
V. D RAAGPLOEGEN Op zaterdag 11 december wordt Prins Bernhard drie keer door twee draagploegen van de Krijgsmacht verplaatst: 1. Paleis Noordeinde uit Draagploeg Koninklijke Luchtmacht (zie bijlage VIII) 2. Nieuwe Kerk in Draagploeg Koninklijke Landmacht; Huzaren van Boreel (Cavalerie). Dit zijn militairen van het 43e brigade verkenningseskadron te Havelte (zie bijlage X). 3. Naar de Koninklijke grafkelder Draagploeg Koninklijke Landmacht; Huzaren van Boreel (Cavalerie). Dit zijn militairen van het 43e brigade verkenningseskadron te Havelte (zie bijlage X).
Koninklijke Luchtmacht
Huzaren van Boreel
VI. S ALUUTBATTERIJ Er zijn 2 saluutbatterijen opgesteld. Deze worden bediend door militairen van de 11e afdeling Rijdende Artillerie (zie bijlage XI) van de Koninklijke Landmacht, ook wel Gele Rijders genoemd. Elke batterij wordt door 24 militairen bediend. Zij dragen allen het ceremonieel tenue. Het vuren vindt elke minuut plaats vanaf het moment dat de stoet vertrekt van het Instituut Defensie Leergangen tot en met de bijzetting in de Koninklijke grafkelder. 1e batterij Deze bestaat uit 4 kanonnen (25 ponders) en staat opgesteld nabij het Vliet in Rijswijk. 2e batterij Deze bestaat uit 4 kanonnen (25 ponders) en staat opgesteld op de Oostsingel in Delft.
Facts and figures C . To e l i c h t i n g b i j z o n d e r h e d e n V ETERANEN - Erecouloir : Zondag 5 december wordt Prins Bernhard, onder begeleiding van een Groot Motor Ere-escorte van de Koninklijke Marechaussee, overgebracht van Paleis Soestdijk naar Paleis Noordeinde. Op Paleis Soestdijk staat een erecouloir, bestaande uit 200 veteranen, opgesteld. - Ere-afzetting : In de ere-afzetting brengen 400 veteranen het laatste eerbewijs. Vanaf Paleis Noordeinde tot aan de Kneuterdijk staan 200 veteranen opgesteld. Vanaf de ingang van het Instituut Defensie Leergangen in Den Haag maken nog eens 200 veteranen deel uit van de ere-afzetting.
A FFUIT Het stoffelijk overschot van Prins Bernhard wordt vervoerd op een affuit. Het affuit wordt getrokken door zes paarden. Acht officieren van de 11e Afdeling Rijdende Artillerie van de Koninklijke Landmacht begeleiden het affuit te voet. Dit betekent dat zowel aan de linker- als de rechter zijde vier officieren lopen. Direct na het affuit volgt een ere-escorte te paard (negen combinaties), afkomstig van dezelfde 11e Afdeling Rijdende Artillerie.
K ORPS C OMMANDO T ROEPEN Aangezien Prins Bernhard ere-commando was, staat in de ere-afzetting op de Markt in Delft een detachement van het Korps Commando Troepen van de Koninklijke Landmacht opgesteld. Dit detachement bestaat uit 51 militairen. Het detachement van de Koninklijke Militaire Academie op de Markt wordt verlaagd van 153 naar 102 militairen.
F LY - PAST
IN
M ISSING M AN
FORMATIE
Een formatie van drie F-16 jachtvliegtuigen en een Spitfire verzorgt op zaterdag 11 december een fly-past. Tijdens de fly-past vliegen de F-16´s en de Spitfire in een zogenaamde ´Missing Man´ formatie. Bij deze formatie draait de Spitfire bij overkomst van de Grote Markt in Delft naar boven weg. Dit vindt plaats op het moment dat de lijkkist van de affuit naar de ingang van de kerk wordt verplaatst. De F-16´s zijn afkomstig van de vliegbasis Leeuwarden.
D RAAGPLOEG
KERK
Aangezien Prins Bernhard zelf tot de Huzaren behoorde, wordt de draagploeg in de kerk gevormd door Huzaren van Boreel. Deze bestaat uit militairen van de 43e brigade verkenningseskadron te Havelte.
E REWACHT P ALEIS N OORDEINDE De erewacht op Paleis Noordeinde wordt gevormd door het Regiment Stoottroepen Prins Bernhard, met vaandelwacht en het Trompetterkorps Bereden Wapens. Aangezien het Regiment Stoottroepen de naam draagt van Prins Bernhard, vormen zij de Erewacht op Paleis Noordeinde. Het vaandel van het Regiment Stoottroepen Prins Bernhard is in 2003 door de Prins persoonlijk uitgereikt.
Bijlage 0 K ONINKLIJKE M ARECHAUSSEE De Koninklijke Marechaussee (KMar) is naast de Koninklijke Marine, de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Luchtmacht het vierde krijgsmachtdeel. Het is een politieorganisatie met een militaire status. De organisatie heeft een gevarieerd takenpakket gericht op zowel civiele als militaire dienstverlening. In totaal zijn ruim 6800 mensen werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee. Het personeel is verdeeld over zes districten. Maar ook buiten de landsgrenzen is de marechaussee actief. Zo zijn er brigades gevestigd in het Caribische gebied en in Duitsland. Ook is de marechaussee altijd aanwezig bij vredesmissies in het buitenland. De staf is gehuisvest in de Koningin Beatrixkazerne in Den Haag. In het kader van de militaire taken fungeert de Marechaussee als politie voor de krijgsmachtdelen. Van oudsher bestaat er een nauwe band tussen het Koninklijk Huis en de Koninklijke Marechaussee. In 1908 wees Koningin Wilhelmina de beveiligingstaak Koninklijk Huis toe aan de Marechaussee. In 1956 werd Koningin Beatrix, toen nog prinses, ´Schutsvrouwe´ van het Wapen der Koninklijke Marechaussee. Civiele taken zijn onder andere: - beveiliging van het Koninklijk Huis - uitvoering van de politie- en beveiligingstaak voor de burgerluchtvaart - bijstands- en assistentieverlening aan de politie - beveiliging van De Nederlandsche Bank - politie- en beveiligingstaak van de ambtswoning van de minister-president - handhaving van de vreemdelingenwetgeving - Mobiel toezicht vreemdelingen - Ondersteuning asiel - Verwijderen van ongewenste vreemdelingen Ceremonieel De Marechaussee verzorgt alle ceremoniële diensten voor het Staatshoofd en wordt onder meer ingezet bij ontvangsten van buitenlandse staatshoofden en regeringsleiders. Bij ceremoniële ontvangsten worden zogenaamde dubbelposten van twee marechaussees in ceremonieel tenue opgesteld bij de ingang van paleizen of regeringsgebouwen. Ingezet personeel Op zaterdag 11 december zullen de dubbelposten van de Koninklijke Marechaussee op vrijwel alle locaties opgesteld staan.
Bijlage I K ORPS A DELBORSTEN Het Korps Adelborsten bestaat uit toekomstige beroepsofficieren van de Koninklijke Marine. Zij volgen een opleiding van maximaal vijf jaar aan het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) in Den Helder. Dit instituut kent vijf studierichtingen: - zeedienst; - mariniers; - technische dienst; - elektrotechnische dienst; - administratie. Elke studierichting of dienstvak is te herkennen aan een eigen kraagembleem. Bovendien zijn de adelborsten te herkennen aan de rode ondergrond waarop deze emblemen geplaatst zijn (uitgezonderd de adelborsten van de mariniers). Dit in tegenstelling tot de kraagemblemen bij beroepsofficieren, die “gewoon” op de blauwe achtergrond van het uniform geplaatst zijn. De officiersopleiding van de Koninklijke Marine is in Den Helder gevestigd. Daarvoor werden marine-officieren opgeleid aan de Kweekschool voor de Zeevaart in Amsterdam, de Artillerie- en Genieschool in Delft, het Koninklijk Instituut voor de Marine in Medemblik en de Koninklijke Academie voor de zee- en landmacht te Breda. Het Korps Adelborsten heeft ook een eigen vaandel, het oudste vaandel van de Koninklijke Marine. Het werd in 1904 uitgereikt door Koningin Wilhelmina. Overigens is dit het enige vaandel bij de Koninklijke Marine dat rood van kleur is (de overigen zijn oranje van kleur). Het Korps Adelborsten staat op de Markt in Delft.
Bijlage II
K ONINKLIJKE M ILITAIRE A CADEMIE De Koninklijke Militaire Academie (KMA), opgericht in 1828 en sinds die tijd gevestigd in Breda, kent twee hoofdopleidingsstromen. De opleiding kort model (ongeveer anderhalf jaar in totaal) en de opleiding lang model (ongeveer 4 jaar). Alle cadetten volgen in hun eerste jaar de Basis Officiers Opleiding. De aspirant officieren die het korte model volgen gaan daarna op een wapen- of dienstvakschool, (de vaktechnische opleiding) en worden aansluitend op functie geplaatst bij het krijgsmachtdeel waarvoor zij gekozen hebben. De cadetten die het lange model volgen gaan na het eerste jaar de academische studie Militaire Bedrijfskunde volgen aan de faculteit. Zij studeren in de zgn. bachelorstructuur. Na deze studie gaan ook zij naar de vaktechnische opleiding. Daar leren zij het vak dat zij gekozen hebben, bijv. commandant van een infanterie-eenheid of vlieger bij de luchtmacht. Als zij daarvoor geslaagd zijn ontvangen zij de officiersbul en worden zij aansluitend op functie geplaatst. Naast deze opleidingen verzorgt de academie nog diverse cursussen voor specialisten en andere opleidingen. Opleiden en vormen tot officier zijn de belangrijkste taken van de academie. Het Cadettencorps is opgericht in 1898 en wordt gevormd door de militairen, die aan de KMA de opleiding tot beroepsofficier bij de Koninklijke Landmacht, de Koninklijke Luchtmacht of de Koninklijke Marechaussee volgen. Doel van het corps is, om naast de hierboven genoemde militaire en wetenschappelijke opleiding, een bijdrage te leveren aan de vorming door ‘ontplooiing van de leden’, buiten de reguliere opleidingstijd. Zo kunnen de leden van het corps op allerlei gebieden ervaring opdoen in het leren organiseren. Het corps levert een bijdrage aan de ontwikkeling van de ‘lichamelijke geoefendheid’ van de leden. Diverse sportverenigingen nemen regelmatig deel aan nationale en internationale wedstrijden. Opleiding en vorming binnen het corps sluiten nauw aan bij de militaire en wetenschappelijke opleiding en vorming. Op dit moment worden ca. 1000 cadetten en cursisten aan de Koninklijke Militaire Academie opgeleid. Het embleem van de Koninklijke Militaire Academie bestaat uit de gestileerde letters M en A, gedekt door de Koninklijke Kroon. Dit embleem is voor alle cadetten gelijk; met andere woorden: er is in dit opzicht geen onderscheid tussen de aanstaande officieren van de drie genoemde krijgsmachtdelen. Bij het dagelijks tenue echter zijn duidelijk de verschillen te zien. Alleen de landmachtcadetten dragen het embleem op hun baret. De ceremoniële tenuen van de cadetten van de verschillende krijgsmachtdelen, zijn grotendeels gelijk. Het Cadettencorps heeft sinds 1903 een eigen vaandel. Het huidige vaandel is, evenals het eerste, een geschenk van de burgerij van Breda. Het werd in november 1978 aangeboden ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de Koninklijke Militaire Academie. Ingezet personeel De KMA zal vertegenwoordigd zijn op de Markt in Delft met 102 cadetten.
Bijlage III G ARDEREGIMENT F USELIERS P RINSES I RENE Commandant De commandant van het 17e Pantserinfanteriebataljon, het bataljon dat de traditie van het Garderegiment voort zet (17e pantserinfanteriebataljon Garderegiment Fuseliers Prinses Irene, afgekort 17 painfbat GFPI), is tevens regimentscommandant. Hij is hiermee verantwoordelijk voor handhaving van alles wat met de traditie en geschiedenis van het regiment te maken heeft. De regimentscommandant is de vertegenwoordiger van alle oudstrijders en (oud) Fuseliers van het regiment. Pantserinfanterie De pantserinfanterie levert een belangrijk deel van de vuurkracht van een brigade. Deze infanteristen schakelen doelen uit en bezetten moeilijke terreinen zoals bossen, dorpen en steden. Hiervoor zijn ze uitgerust met een grote verscheidenheid aan wapens zoals mortieren, mitrailleurs, snelvuurkanonnen en antitankwapens. Gepantserde rupsvoertuigen, eigen verbindingsmiddelen en nachtzichtapparatuur maken het de infanterie mogelijk bij dag en nacht, zelfstandig of met andere onderdelen van de brigade, op te treden in vele soorten terreinen Garderegiment Fuseliers Prinses Irene Het Garderegiment Fuseliers Prinses Irene zet de tradities voort van de Koninklijke Nederlandse Brigade ‘Prinses Irene’. Deze eenheid werd in 1941 in Engeland opgericht en nam in 1944 en 1945 deel aan de bevrijding van Noordwest Europa. Tussen 1946 en 1950 werden van dit regiment ook vijf bataljons uitgezonden naar voormalig Nederlands Indië. Het bataljon onderhoudt nauwe contacten met oud-strijders en veteranen van het regiment en neemt daarnaast regelmatig deel aan Prinsjesdag, staatsbezoeken en officiële recepties van de koningin. Garderegiment Het in het voorjaar van 1946 opgerichte Regiment Prinses Irene, wordt op 1 juni 1948 door de toenmalige Koningin Wilhelmina benoemd tot Garderegiment. Indeling bij een garderegiment betekent van oudsher “onder het oog van de vorst dienen”. In Nederland betekent het predikaat “Garde” dat de parate militairen, naast hun organieke taken zoals de deelname aan vredesoperaties, vaker dan militairen die behoren tot niet-garde eenheden belast zijn met de uitvoering van ceremoniële diensten. Het gaat daarbij zowel om incidentele als vaste plechtigheden. Fuselier Koningin Juliana heeft het predikaat “Fuseliers” aan het Garderegiment Prinses Irene verleend. Soldaten bij het regiment hebben sindsdien de aanspreektitel “Fuselier” gekregen. Andere rangen mogen aan hun rang toevoegen “der Fuseliers”. Garderegimenten kenden Grenadiers en Jagers die wel een dergelijke titel kennen. Alle garderegimenten zijn infanterieregimenten. De oude infanterie bestond uit fuseliers (het oude woord voor geweerschutter), ondersteund door grenadiers (letterlijk de granaatwerpers) en jagers (lichte, snel verplaatsbare infanterie). Invasiekoord Alle militairen van de Prinses Irene Brigade die in de periode van 7 tot en met 15 augustus 1944 in Normandië aan land kwamen, ontvangen in maart 1945 een speciaal herinneringskoord. De kleuren van dit gevlochten koord zijn oranje en blauw, de kleuren van het Koninklijk Huis. Het koord wordt aanvankelijk “invasie-fluitkoord” (in het Engels lanyard) genoemd en staat inmiddels binnen het regiment bekend als “invasiekoord”. In 1954 worden de traditionele gouden kwasten en koorden aan het vaandel van het Garderegiment Fuseliers ‘Prinses Irene’ vervangen door oranje-blauwe invasiekoorden en kwasten.
Bijlage IV
K ORPS C OMMANDOTROEPEN Het Korps Commandotroepen (KCT) vindt zijn oorsprong op 22 maart 1942. 42 Nederlanders begonnen op die datum aan de commando-opleiding in het Schotse Achnacarry. Zo ontstond No2 (Dutch) Troop. De mannen van deze eerste Nederlandse commando-eenheid werden ingezet in Birma, Arnhem, Nijmegen, Eindhoven, Vlissingen en Westkapelle. Tegelijkertijd met het ontstaan van No2 (Dutch) Troop werd in het verre oosten het Korps Insulinde opgericht. Na de capitulatie werden beide eenheden ontbonden. Delen van deze eenheden werden later in 1946 samengebracht op de Stormschool Bloemendaal. In 1950 werd de Stormschool omgevormd tot het Korps Commandotroepen en gelegerd in Roosendaal. Als oprichtingsdatum is vastgesteld 22 maart 1942. In december 1955 reikte H.M. Koningin Juliana het vaandel uit aan het Korps. De wapenspreuk is “nunc aut nunquam” dat betekent ‘nu of nooit’. Taken Het Korps Commandotroepen heeft als opdracht het voorbereiden en uitvoeren van speciale operaties. Speciale operaties worden uitgevoerd door kleine eenheden die met een speciale uitrusting worden ingezet in vijandelijk gebied. Speciale operaties kunnen speciale verkenningen of offensieve acties zijn. Tijdens deze operaties moeten de commando’s volledig zelfstandig kunnen opereren. Daarnaast vervult het korps militaire steunverlening en een aantal afgeleide taken, zoals het verzorgen van speciale opleidingen voor eenheden van het Duits/Nederlandse Legerkorps en andere opleidingseenheden Recente operaties en missies Het Korps Commandotroepen heeft aan verschillende missies een bijdrage geleverd. In 1952 vertrok een compagnie naar Suriname en in 1953 versterkten de commando’s de militaire aanwezigheid in Nieuw Guinea. Meer recent leverde het korps in 1991 een bijdrage in Irak en van 1994 tot 2001 hebben commando’s in voormalig Joegoslavië diverse speciale operaties uitgevoerd. In Afghanistan in 2001 leverden de commando’s een bijdrage aan de International Security en Assistance Force. Het korps is het afgelopen jaar ook ingezet in Irak. De laatste opdracht voor de commando’s heeft zeer recent plaatsgevonden. Voor het uitvoeren van een evacuatieopdracht zijn commando’s november dit jaar ingezet in de Ivoorkust. Inzet tijdens de staatsbegrafenis Een detachement van het Korps Commandotroepen van 50 commando’s levert een erewacht op de markt in Delft. Verschillende compagnieën van het korps leveren mannen voor dit detachement.
Bijlage V S TUDENTENWEERBAARHEDEN De tegenwoordige studentenweerbaarheidsverenigingen komen voort uit een lange Nederlandse traditie van vrijwillige inzet van studenten bij de landsverdediging. Reeds in het ‘rampjaar’ 1672 stelden de Leidse studenten zich beschikbaar voor de verdediging van hun stad toen de invallende Fransen Woerden naderden. Het optreden van Prins Willem III van Oranje wist de invallers toen tot staan te brengen. Ook in de nadagen van de Slag bij Waterloo in 1815 lieten de studenten zich niet onbetuigd in de achtervolging van de zich terugtrekkende Franse legers. De meest bekende operatie is de deelname van studenteneenheden aan de Tiendaagse Veldtocht in 1831. Enige tijd daarna werden deze studenteneenheden weer ontbonden. Ter herinnering aan de vrijwillige inzet van de studenten in 1831 en met het oog op een mogelijke toekomstige bijdrage aan ’s lands defensie werden in de tweede helft van de negentiende eeuw de eerste studentenweerbaarheden, zoals wij ze nu nog kennen, opgericht. Koning Willem III stond de studenten toe zich te uniformeren en te oefenen ‘in den Wapenhandel’. Ook toonde de Koning persoonlijke belangstelling voor het wel en wee van deze verenigingen. De laatste inzet van studenten in eigen eenheden binnen het leger vond plaats in de mobilisatiejaren 1914 – 1918. Uiteindelijk zijn er tien studentenweerbaarheden of studentenschietverenigingen opgericht, die door de regering erkend zijn en ondersteund worden. Van feitelijke deelname aan oorlogshandelingen als afzonderlijke studenteneenheden is geen sprake meer, maar de speciale band tussen de academische gemeenschap en de krijgsmacht wordt door beide partijen nog steeds als waardevol beoordeeld. De studentenweerbaarheden hebben dus met het Koningshuis en de krijgsmacht een lange geschiedenis. Ook in de huidige situatie spannen zij zich in om een zinvolle inhoud aan deze relatie te geven. De weerbaarheden willen door bevordering van onderling begrip bijdragen aan de worteling van de krijgsmacht in de maatschappij. Dat doen zij onder andere door: • Ceremonieel optreden: tijdens Koninklijke huwelijken, begrafenissen en Prinsjesdag nemen studenten deel als ‘militaire’ eenheid. • Deelname aan herdenkingen van oorlogsslachtoffers: onder andere op de Grebbeberg en bij het 15-Augustusmonument. • Deelname aan militaire oefeningen, waar ze te gast zijn bij hun zogenaamde ‘Moederregiment’. Dit is de landmachteenheid waarmee de weerbaarheid een specifieke band onderhoudt. • Onderhouden van culturele en sociale contacten, zoals het organiseren en bezoeken van lezingen, symposia, tentoonstellingen en reünies. De zinspreuk van de studentenweerbaarheden, die verwerkt is in hun baretembleem, is: ‘verbo factisque paratus’. Dit betekent: in woord en daad paraat. Prins Bernhard heeft zijn naam verbonden aan een bokaal, die jaarlijks namens de regering wordt toegekend aan de weerbaarheid die de beste resultaten in de, onder andere, hierboven genoemde activiteiten weet te behalen.
Bijlage VI
R EGIMENT S TOOTTROEPEN P RINS B ERNHARD Geschiedenis In september 1944 gaf Prins Bernhard als Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten opdracht tot het formeren van militaire eenheden uit personen die actief waren betrokken bij het gewapend verzet. Op 21 september 1944 is de naam Stoottroepen verbonden aan deze geformeerde eenheden. Die datum is sindsdien de officiële oprichtingsdatum van het Regiment Stoottroepen. Begin oktober 1944 waren de eerste eenheden gereed voor inzet. De uitrusting en de bewapening van de manschappen waren her en der bij elkaar geraapt en in feite volstrekt beneden peil. De Stoottroepen droegen blauwe overalls met een oranje band om de linkerarm. Met succes werden de Stoottroepen ingezet in Limburg, Noord-Brabant en Zeeland. Later trokken ze met de geallieerde legers Duitsland binnen. Koningin Wilhelmina was zo onder de indruk van de mensen uit het verzet en het optreden van de Stoottroepers dat zij in maart 1945 na afloop van een parade uitsprak: “En dit regiment zal blijven voortbestaan.” Op 12 oktober 1945 vertrokken de eerste eenheden Stoottroepen naar Nederlands-Indië. Bijna achtduizend oorlogsvrijwilligers en dienstplichtige Stoottroepers hebben gedurende een periode van vijf jaar in NederlandsIndië gediend. Bataljons van het Regiment Stoottroepen waren de eerste eenheden van de Koninklijke Landmacht die voet aan wal zetten in Nederlands-Indië. Een bataljon Stoottroepen was de laatste reguliere eenheid die de Insulinde verliet. In 1961 nam de spanning rond Nieuw-Guinea toe toen president Soekarno eiste dat Nederlands Nieuw-Guinea bij Indonesië zou worden gevoegd. Het 41 Infanteriebataljon Stoottroepen uit Ermelo vormde een deel van de troepenmacht die in 1962 in Nieuw-Guinea werd ingezet. Bij terugkeer in Nederland op 26 november 1962 ontving het bataljon de hoogste groepswaardering, het Bronzen Schild. Na de Nieuw-Guinea periode werd het 41 Infanteriebataljon in 1963 opgenomen in 11 Pantserinfanteriebrigade en uitgerust met de voor dit doel benodigde pantservoertuigen. Daardoor moest ook de naam veranderen: 41 Pantserinfanteriebataljon. Begin jaren ’90 viel, in het kader van de herstructurering en verkleining van de krijgsmacht, het doek voor 41 Pantserinfanteriebataljon. De tradities van het Regiment Stoottroepen worden echter sinds 1 januari 1994 voortgezet door het toen opgerichte 13 Infanteriebataljon Luchtmobiel Regiment Stoottroepen. Het regiment verhuisde daarmee van Ermelo naar Assen. Op 28 juni 2002 verbond de grondlegger van het Regiment Stoottroepen, Prins Bernhard, zijn naam aan het regiment vanwege het feit dat hij in september 1944 persoonlijk de opdracht had gegeven om groepen en personen die actief betrokken waren bij het gewapend verzet om te vormen tot militaire eenheden. Sindsdien gaat het regiment door het leven als Regiment Stoottroepen Prins Bernhard. Recente uitzendingen en missies Recent zijn de Stoottroepen ingezet voor vredesmissies in voormalig Joegoslavië (1995, 1999) en Afghanistan (2002). Medio november is het bataljon van het Regiment Stoottroepen Prins Bernhard teruggekeerd van een vier maanden durende missie in Irak. Het bataljon 13 (NL) Battlegroup SFIR-4 opereerde in de provincie Al Muthanna als deel van de door Groot-Brittannië geleide Multinational Division (South-East). Bijdrage Het Regiment Stoottroepen Prins Bernhard vormt met het vaandel van het Regiment, de bijbehorende vaandelwacht en een detachement de erewacht voor Paleis Noordeinde.
Bijlage VII G ECOMBINEERD FANFARE ORKEST T ROMPETTERKORPS B EREDEN W APENS / F ANFAREKORPS K ONINKLIJKE L ANDMACHT Sinds 23 augustus 2004 maakt de Koninklijke Landmacht tijdelijk gebruik van een gecombineerd fanfare orkest. De bezuinigingen binnen de Krijgsmacht hebben ook hun uitwerking op de militaire muziek van de Koninklijke Landmacht. Het Trompetterkorps Bereden Wapens (TKBW) en het Fanfarekorps Koninklijke Landmacht (FKKL) zijn dan ook samengevoegd. Dit gecombineerde fanfare orkest verzorgt de muzikale ondersteuning van ceremoniële en protocollaire activiteiten binnen en buiten de landmacht (zoals Prinsjesdag, beëdigingen, commando-overdrachten en herdenkingen). Het orkest geeft concerten en neemt deel aan taptoes in binnen- en buitenland. Het repertoire varieert van militaire marsmuziek en originele fanfaremuziek tot lichte muziek. Het orkest bestaat voornamelijk uit muzikanten die voor een bepaalde tijd als beroepsmilitair (BBT) aan het orkest verbonden zijn. Nagenoeg alle musici zijn in het bezit van een conservatoriumdiploma of studeren daar nog voor. De commandant van het fanfare orkest is Kapitein Stef de Wit. De dirigent is Kapitein Jan Nellestijn en tamboer-maître/roadmanager is Sergeant-Majoor René Keulers. Beide orkesten vertegenwoordigen vooraanstaande tradities binnen de Koninklijke Landmacht. Het Fanfarekorps Koninklijke Landmacht handhaaft de tradities van het regiment Genietroepen en Limburgse Jagers. Het Trompetterkorps Bereden Wapens ondersteunde de regimenten Cavalerie, Artillerie en het korps Wielrijders. Dit komt onder meer tot uitdrukking in het dragen van bijbehorende ceremoniële uniformen en het spelen van de regimentsmarsen.
Bijlage VIII K ONINKLIJKE L UCHTMACHT Op 11 maart 1953, veertig jaar na het ontstaan van de Nederlandse militaire luchtvaart, ondertekende H.M. Koningin Juliana het Koninklijk Besluit waarin de luchtmacht het predikaat ‘Koninklijke’ werd toegekend. Sindsdien staat de Koninklijke Luchtmacht als een gelijkwaardig en zelfstandig krijgsmachtdeel naast de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Marine. Op het embleem van de Koninklijke Luchtmacht staat de spreuk ‘ Parvus numero, magnus merito’: Gering in aantal, groot in daden. Momenteel werken bijna 12.000 mensen bij de Koninklijke Luchtmacht. Taken De Koninklijke Luchtmacht is verantwoordelijk voor de inzet van het luchtwapen bij de verdediging van het Nederlandse en bondgenootschappelijk luchtruim en bij internationale vredesoperaties. Daarnaast ondersteunt de luchtmacht de civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp. De wapensystemen van de luchtmacht staan verspreid over het hele land op verschillende luchtmachtbases. De vier hoofdwapensystemen zijn: • Jachtvliegtuigen • Helikopters • Luchttransport- en tankervliegtuigen • Geleide Wapens Daarnaast bewaakt en coördineert de Koninklijke Luchtmacht vanaf het Air Operations Control Station in Nieuw Milligen de verdediging van het luchtruim. Recente operaties en missies Na de val van de muur eind jaren ’80, nam de dreiging uit Oost-Europa sterk af. Evenals bij de andere krijgsmachtdelen, leidde dit binnen de Koninklijke Luchtmacht tot een koerswijziging. De focus kwam meer te liggen op het bieden van ondersteuning in internationale conflicten waarin Nederland geen directe partij was. Hoewel de Koninklijke Luchtmacht al eerder ondersteuning had geboden bij internationale conflicten, werd de inzet begin jaren ’90 grootschaliger. Naast het waarborgen van vrede en veiligheid, voert de luchtmacht regelmatig humanitaire operaties uit. Het gaat hierbij om directe hulp aan mensen die door rampen of oorlogsgeweld in nood zijn geraakt. Met het geven van noodhulp levert de luchtmacht een belangrijke bijdrage aan de regionale stabiliteit. De Koninklijke Luchtmacht ziet het tevens als haar maatschappelijke plicht om een bijdrage te leveren aan humanitaire acties. Vanaf augustus 2003 levert de Koninklijke Luchtmacht een bijdrage aan de Stabilisation Force Irak (SFIR) in Irak. Momenteel zijn namens de Koninklijke Luchtmacht naast zes AH-64D Apache gevechtshelikopters, drie Cougar transporthelikopters en ruim 200 militairen op de vliegbasis Tallil in de zuidelijke provincie Al Mutannah aanwezig. De taak van dit luchtmachtdetachement is het ondersteunen van NLDET Irak met onder andere tactisch luchttransport waaronder ook medische evacuatievluchten. Sinds april 2004 worden zes Apaches en 135 militairen in Afghanistan ingezet. Het helikopterdetachement wordt ingezet voor de International Security and Assistance Force (ISAF) en levert een bijdrage aan de handhaving van de stabiliteit en veiligheid in met name Kabul en omgeving. Daarnaast is in Afghanistan vanaf oktober het Nederlandse Provincial Reconstruction Team (PRT) operationeel. Het PRT is in Pol-e Khomri in de provincie Baghlan om de Afghaanse overheid te assisteren bij het vergroten van de veiligheid en de stabiliteit. Het PRT bestaat uit 120 militairen van de Koninklijke Luchtmacht en 45 militairen van de Koninklijke Landmacht. Ook 6 F-16’s en een KDC-10 tankervliegtuig van de Koninklijke Luchtmacht hebben deelgenomen aan ISAF. Vanaf 8 september tot medio november hebben zij vanaf de vliegbasis Manas in Kirgizië de verkiezingen in Afghanistan militair ondersteund. Twee transportvliegtuigen van de Koninklijke Luchtmacht zijn in november ingezet voor het overvliegen van evacués uit de Ivoorkust. Een KDC-10 en een C-130 Hercules hebben op respectievelijk 12 en 14 november evacués naar Nederland teruggebracht.
Een Fokker 60 toestel en het bijbehorende detachement van de Koninklijke Luchtmacht is van februari tot augustus 2004 op Amman (Jordanië) gestationeerd geweest. Op verzoek van de Verenigde Naties heeft de Fokker 60 ruim 100 vluchtopdrachten uitgevoerd, ruim 422 passagiers en rond de 40.000 kilo vracht vervoerd ten behoeve van het World Food Program. Daarnaast heeft de Fokker personeel en materieel van de VN vervoerd naar onder meer Qatar, Beiroet, Cyprus, Koeweit en Erbil, Bagdad en Basra in Irak. Met de terugkeer van de laatste twee helikopters is in juni 2004 formeel een einde aan de bijdrage van de Koninklijke Luchtmacht aan Stabilisation Force (SFOR) Bosnië gekomen. Vanaf 1996 heeft de Koninklijke Luchtmacht een belangrijke bijdrage geleverd aan SFOR. Zo heeft de luchtmacht Nederlandse troepen vervoerd naar de regio met KDC-10 transportvliegtuigen. Ook zijn Apache helikopters ingezet om de terugkeer van vluchtelingen te begeleiden. Helikopters maakten ook verkenningsvluchten om te controleren of het bestand overal werd nageleefd. Vanaf 2001 hebben Cougar en Chinook helikopters ten dienste gestaan van de SFOR troepen op de grond. Een van de taken was het vervoer van de leden van het ‘Incident Response Team’ (IRT) naar eventuele slachtoffers onder SFOR-eenheden en Medevac (medische evacuatie) van de gewonde(n) naar het ziekenhuis. Ook zijn tot 2001 Nederlandse F-16’s ingezet om de naleving van het bestand af te dwingen.
Bijlage IX
M ARINIERSKAPEL
DER
K ONINKLIJKE M ARINE
Geschiedenis De Marinierskapel der Koninklijke Marine werd op voordracht van Luitenant-Generaal der mariniers H.J.J.M.A. von Freijtag Drabbe opgericht in 1945. Kort hierna werd in Limburg een kist gevonden met militaire muziekstukken. Deze kist was waarschijnlijk achtergebleven na een optreden van een Amerikaanse legerband. Het materiaal vormde de basis voor het repertoire van het nieuwe orkest. Taken en vormen De oorspronkelijke taak van de Marinierskapel is het muzikaal begeleiden van militair ceremonieel. Vandaar dat een klassieke militaire mars het lijflied is. Door de jaren heen is de kapel uitgegroeid tot een orkest van nationale en internationale allure. Bij officiële gebeurtenissen binnen de marine staat steevast een optreden van de kapel op het programma. De kapel bestaat uit geschoolde muzikanten (conservatorium), die op het moment dat ze bij de kapel kwamen militaire muzikanten werden. De Marinierskapel treedt circa 150 keer per jaar op. Tellen we de optredens van de Tamboers en Pijpers, de Steelband en de ensembles hierbij op, dan komen we op een totaal van meer dan 350 optredens per jaar. Directeur van de Marinierskapel der Koninklijke Marine: Majoor der mariniers P.G. Buitenhuis Dirigent van de Marinierskapel der Koninklijke Marine: Majoor der marinierskapel P.J.P.M. Jansen Tamboer-maître van de Tamboers en Pijpers van het Korps Mariniers: Adjudant onderofficier van de mariniers pijper L.P.A.Schuuring Ingezet personeel De Marinierskapel der Koninklijke Marine staat met Tamboers en Pijpers van het Korps Mariniers op de Markt in Delft.
Bijlage X R EGIMENT H UZAREN
VAN
B OREEL
Het regiment Huzaren van Boreel werd opgericht op 25 november 1813. In de Napoleontische tijd was het gehele Nederlandse leger in 1810 opgegaan in het Franse leger. Er moest dus een geheel nieuw leger geformeerd worden. Daartoe ontving Willem François Boreel van Koning Willem I de opdracht om een regiment huzaren op te richten. Eind 1814 was het gehele regiment geformeerd als Regiment Huzaren nummer 4. Bij de veldslag te Waterloo in 1815 en de actie die er aan voorafging te Quatre Bras werd het regiment ingezet. Onder commando van Kolonel jonkheer Boreel liet het geducht van zich spreken. De banden met de familie Boreel zijn nog steeds aanwezig en een vertegenwoordiger van de familie is jaarlijks te gast op het corpsdiner van het regiment. Het regiment draagt de naam Regiment Huzaren van Boreel, als traditiegrapje wordt ook wel de naam gebruikt Regiment Huzaren “Huzaren van Boreel”, dit om aan te geven dat het regiment qua afstamming het enige echte huzarenregiment is in tegenstelling tot de andere, die ook het woord huzaren in hun naam voeren maar afstammen van dragonders en kurassiers. De Huzaren van Boreel dragen het embleem Sint Joris, de schutspatroon van de ruiterij. Huidige taken 43 Brigade Verkennings Eskadron (BVE) is op 1 november 2001 operationeel geworden en opgenomen in de gelederen van de 43 Gemechaniseerde Brigade en is gelegerd op de Johannes Postkazerne te Havelte. Het is een van de drie gelijke Brigade Verkennings Eskadrons, zoals bij de drie Gemechaniseerde Brigades voorkomen. 43 BVE voert verkennings- en bewakingsopdrachten uit, ten einde de Brigadecommandant militaire informatie en inlichtingen te verschaffen voor zijn commandovoering tijdens een inzet van de Brigade, als het ware de oren en ogen van de Brigade. Recente operaties en missies Alle eenheden van Boreel zijn sinds 1995 als onderdeel van Nederlandse eenheden uitgezonden geweest naar Bosnië. Zowel als eenheid en als officier of als manschap op individuele basis. Van april 2002 t/m november 2002 heeft 43 BVE deel uitgemaakt van SFOR-12 in Bosnië-Herzegovina. Bijdrage De draagploeg, die de kist met het stoffelijk overschot van de Prins draagt, wordt gevormd door huzaren van het Regiment Huzaren van Boreel.
Bijlage XI K ORPS R IJDENDE A RTILLERIE Het Korps Rijdende Artillerie is het oudste korps van de Koninklijke Landmacht. Het werd op 21 februari 1793 op initiatief van Prins Willem V (1748-1806) opgericht. De voornaamste reden voor de oprichting van deze artillerieeenheid was de noodzaak om te beschikken over snel verplaatsbaar licht geschut, zowel voor het verlenen van steun aan de cavalerie als voor de verdediging van de lange kustlijn van Nederland. Nadat Koning Willem II in 1840 de troon besteeg, viel het Korps een bijzondere eer te beurt. Bij Koninklijk Besluit van 8 april 1842 werd voor het Korps een nieuw uniform ingevoerd, zijnde het uniform dat door de koning, toen nog Prins van Oranje, werd gedragen tijdens de veldslagen bij Quatre Bras en Waterloo. Met dit gebaar bracht de koning zijn erkentelijkheid tot uitdrukking voor het optreden van de Rijdende Artillerie tijdens deze gevechten. Dit uniform, de dolman genoemd, wordt tot op heden nog bij ceremoniële gelegenheden gedragen. Vanwege het vele gebruik van gele koorden en lissen, werd aan dit traditionele uniform de naam ´Gele Rijders` ontleend. De tradities van het Korps Rijdende Artillerie worden sinds 1963 in ere gehouden door 11 Afdeling Rijdende Artillerie, gelegerd in ´t Harde. Deze met modern geschut uitgeruste afdeling behoort tot het Operationeel Commando 7 December. De artilleristen van 11 Afdeling Rijdende Artillerie beschermen en ondersteunen onder meer de infanterie en cavalerie bij het uitvoeren van hun opdrachten met artillerie. Daarnaast zorgt de afdeling voor de benodigde vuur kracht van de brigade over grote afstand. Recente operaties en missies Vanaf de jaren tachtig tot op heden worden de rijders van het korps op individuele basis naar diverse landen uitgezonden op vredesmissie. In 1997 wordt de 2e batterij ingedeeld bij SFOR 3 om deel te nemen aan de vredesmissie in het voormalig Joegoslavië. Hiervoor werden de rijders opgeleid tot een mortierpeloton daar ze deel zouden uitmaken van de mortieropsporingsrader-batterij. In 1999 werd het gehele korps uitgezonden als eenheid naar Kosovo. Een voordetachement werd voor 2 maanden geplaatst op een Duitse legeringplaats in Macedonië ter beveiliging van de Macedonische grens en de Duitse collega’s. Nadat de oorlog in Kosovo ten einde was, trok dit detachement Kosovo in waar het overige gedeelte van het korps zich erbij voegde. Deze uitzending (KFOR) duurde in totaal van april t/m december 1999. Van mei t/m november 2003 heeft de 2e batterij zich als mortierpeloton toegevoegd bij SFOR 14 in Bosnië. Zij waren onder andere belast met het handhaven van de veiligheid en stabiliteit door het patrouilleren in de regio. Daarnaast heeft 11e Afdeling Rijdende Artillerie detachementen ingezet in Irak ter beveiliging van helicopters. Ingezet personeel saluutbatterij Het Korps Rijdende Artillerie vormt onder andere de saluutbatterijen nabij het Vliet in Rijswijk en bij de Oostsingel in Delft. Het gaat hierbij om 90 man. Dit aantal is inclusief logistieke ondersteuning en geneeskundig personeel.
� � � � � � � � � �������������������������������
Afbeeldingen en Beschrijvingen Ceremoniële Tenues
M ANDATARIS Koninklijke Landmacht De Mandataris, Brigade-Generaal Hijlco Komen, draagt het ceremoniële tenue van de Veldartillerie aangezien hij tot dit Korps behoort.
S a m e n s t e l l i n g C e r e m o n i e e l Te n u e : Geschiedenis: Het geheel is grotendeels gebaseerd op het ceremoniële tenue van het Trompetterkorps Bereden Wapens van de artillerie. Met het verschil dat de gele of goudkleurige10 mm brede galon op de kraag ontbreekt bij de Veldartillerie. Hoofddeksel: Het hoofddeksel wordt bij de Veldartillerie ‘Talpa’ genoemd. Deze was in het verleden vervaardigd van zeekalverenvel, tegenwoordig is deze synthetisch. Op de talpa bevinden zich 3 leeuwenkoppen, waaraan de kinketting wordt bevestigd. Alles is van goudkleurig metaal. Op de Talpa is een rode haren pluim bevestigd. Deze pluim wordt in een goudkleurig genet bolletje gestoken. Dit genette bolletje wordt in een goud omrande cocarde gestoken. Jas: Een diep donkerblauw tuniek met ponceaurode biezen en twee rijen geel metalen knopen met links en rechts van de kraagsluiting het wapenembleem Veldartillerie. Er wordt een oranje bandsjerp gedragen, waarbij de twee kwasten links voor de bies hangen. De rangonderscheidingstekens bevinden zich op de ondermouw. De rang wordt aangegeven door middel van de fourragère. De vispassanten, bij andere tenues epauletten genoemd, zijn van goudkoord. De staande kraag is vervaardigd van zwart fluweel. Broek: De pantalon heeft dezelfde kleur als de jas en is voorzien van een ponceaurode bies van 30 mm. Lederwerk: De Mandataris draagt, van links boven naar rechts onder, een giberne met patroontas, vervaardigd van zwart gehamerd leer. Schoeisel: De Veldartillerie draagt bij het ceremoniële tenue zwart, lederen bottines voorzien van hakbalsporen. Bewapening: Het sabel dat bij het ceremoniële tenue wordt gedragen is het artillerie sabel model WKC 6144, en is omwikkeld met zilverdraad. Het sabel wordt gedragen middels een sabelkoppel. Deze wordt onder de jas gedragen. Handschoenen: De Mandataris draagt wit katoenen handschoenen. Mantel: Deze wordt ook wel cape genoemd en is gemaakt van zwarte stof met een ponceaurode voering. De rangonderscheidingstekens zijn op de kraagpunten aangebracht.
G OUVERNEUR
DER
R ESIDENTIE
Koninklijke Marechaussee Dit tenue wordt gedragen door de Gouverneur der Residentie, de Bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee, Generaal-Majoor Minze Beuving.
Samenstelling ceremonieel tenue: Hoofddeksel: De Gouverneur der Residentie draagt een donkerblauwe pet. Jas: De jas is van zwart - ‘Nassau blauw’ stof, voorzien van twee rijen wapenknopen. De knopen zijn voorzien van het embleem van de Koninklijke Marechaussee. In de taille wordt een oranje koordsjerp gedragen. De rangonderscheidingstekens bevinden zich op een van zilverkoord gevlochten epaulet op beide schouders. Aan de linkerschouder wordt een zilverkleurige nestel gedragen. De jas heeft een staande kraag met aan beide zijden van de sluiting het embleem van de Koninklijke Marechaussee. In de kraag wordt een witte stocktie gedragen. Broek: De broek is vervaardigd van ‘Nassau blauw’ stof en voorzien van een generaalsbies. Lederwerk: Over de linkerschouder draagt de Gouverneur der Residentie een zilverkleurige giberne met patroontas. De tas wordt gedragen op de rug. Schoeisel: Er worden zwart lederen bottines gedragen, voorzien van hakbalsporen. Bewapening: Gedragen wordt een vernikkelde wandelsabel model 1912. Aan het handvat bevindt zich een dragon aan een donkerblauw gevlochten koord. Handschoenen: De Gouverneur der Residentie draagt wit katoenen handschoenen. Onderscheidingen: Op de borst worden diverse onderscheidingen gedragen.
C OMMANDANT
MILITAIRE DEEL
Koninklijke Landmacht Commandant militaire deel van de stoet, Kolonel Frans Vrenken, draagt het ceremoniële tenue van het Regiment Limburgse Jagers aangezien hij hiertoe behoort.
Samenstelling ceremonieel tenue: Geschiedenis: Het ontwerp is gebaseerd op het uniform van het toenmalige Fanfarekorps van de Limburgse Jagers. Het uniform is ontworpen en ingevoerd aan het eind van de jaren ’50 en wordt tot op heden gedragen. De traditie van het voormalig Limburgs Bondscontingent en heraldische elementen uit de Limburgse cultuur zijn in het uniformontwerp verwerkt. Hoofddeksel: De baret, die wordt gedragen is de zgn. veldbaret. Deze werd in het Britse leger ‘The General Service Cap’ genoemd en is bij de Koninklijke Landmacht bekend als de genaaide baret met hoofdband. De kleur is brons-groen en heeft een geelmetalen embleem op een groene ondergrond, afgebiesd met karmozijn rode stof. Het embleem is voorzien van een geelmetalen tulp. Hierin wordt de karmozijnrode veren pluim bevestigd. Het embleem Limburgse Jagers is een jachthoorn met eikenloof en in het midden een rechtopstaand zwaard. Jas: De Commandant militaire deel draagt een donkergroene uniformjas met voorsluiting. De staande kraag is aan beide zijden van de sluiting voorzien van kraagpataccolades in de kleur van het regiment, met daarop het regimentsembleem. De jas is karmozijnrood afgebiesd. De Commandant militaire deel draagt een oranje bandsjerp. De twee kwasten worden aan de linkerkant voor de bies gedragen. De rang wordt door middel van een fourragère aangegeven. De epauletten zijn goud gevlochten. Broek: De broek heeft dezelfde kleur als de jas met een karmozijnrode bies. De breedte van de bies is 30 mm. Schoeisel: De Commandant militaire deel draagt bottines zonder slobkousen. Bewapening: Wandelsabel model 1912 met dragon. Handschoenen: De Commandant draagt wit katoenen handschoenen. Mantel: Naar gelang de weersomstandigheden beschikt de Commandant over een mantel. Deze is vervaardigd van donkergroene stof, met karmozijnrode voering. De rangonderscheidingstekens bevinden zich op de kraagpunten.
K APITEIN - ADJUDANT Koninklijke Landmacht De kapitein-adjudanten dragen het gelegenheidstenue van de Koninklijke Landmacht.
Samenstelling gelegenheidstenue: Hoofddeksel: De kapitein-adjudanten dragen bij het gelegenheidstenue een donkergroene pet. Echter, indien de kapitein-adjudanten tot het Korps Commando Troepen behoren, dragen ze de grasgroene baret in plaats van de donkergroene pet. Jas: De jas heeft een donkergroene kleur met een soepele snit. Onder de jas wordt een wit overhemd gedragen met een zwarte stropdas. Aan het embleem op de kraag is af te lezen bij welk onderdeel de militair is ingedeeld. De kapiteinadjudant draagt een oranje bandsjerp. De kwasten van de bandsjerp hangen aan de linkervoorzijde van de broek voor de bies. Broek: De broek heeft dezelfde kleur als de jas. Aan de zijkant van de broek loopt over de lengte een smalle, zwarte bies. Schoeisel: De kapitein-adjudant draagt lage, zwart lederen schoenen.
K ONINKLIJKE M ILITAIRE K APEL Koninklijke Landmacht
Samenstelling ceremonieel tenue: Hoofddeksel: De muts is voorzien van een zwart, lederen klepje. Boven het klepje zit een koperen plaat. Deze plaat stelt een halve zon voor met daarop in nikkel een springende granaat, dit is het wapenembleem van de Garde Grenadiers. Door middel van een schubketting, die onder de kin wordt gedragen, blijft de muts op zijn plek. Aan de linkerzijde zit een oranje cocarde voorzien van een goudkleurige tulp waarin een 15 cm lange veren pluim zit gestoken. Jas: Een diep donkerblauwe uniformjas met voorsluiting, welke ponceaurood is afgebiesd. Afhankelijk van de rang is de staande kraag voorzien van een geel of goudkleurige, 10 mm brede, galon. De kraag is van ponceaurood laken en aan weerszijden van de sluiting is deze voorzien van zgn. gardelissen. Op de gardelissen zijn 16 mm knopen bevestigd waarop een springende granaat is afgebeeld. De gardelissen zijn ook terug te vinden op de ponceaurode, laken manchetten. De voorzijde is heel opvallend voorzien van geel galon. Op de knopen aan de voorzijde is ook de springende granaat afgebeeld. Op de schouders wordt een zogenaamd klaverblad gedragen. De tamboeren dragen een zwaluwnest, dit is een schouderkap met franjes. De knopen op de manchetten zijn, volgens de overlevering, aangebracht om te voorkomen dat men er zijn natte neus aan zou afvegen. Over de rechter schouder draagt de muzikant een fourragère. Dit is een koord met aan de uiteinden mattenkloppers (ook wel spiegels genoemd) en een kwastje. Tot en met sergeant-majoor is deze rood en geel. De tamboeren dragen een witte fourragère. Broek: De broek is van ‘Nassau blauwe’ stof. Voor manschappen en onderofficieren is de broek voorzien van een rode rolbies. De adjudant en officieren dragen een broek waarbij links en rechts van de rolbies een 20 mm breed goudgalon is geplaatst. Lederwerk: Tot en met adjudant wordt er een wit, lederen koppel met koppelplaat gedragen. Hierop vinden we de afbeelding van de springende granaat weer terug. Officieren dragen een oranje bandsjerp met twee kwasten voor de bies. Schoeisel: Manschappen en onderofficieren dragen halfhoge, zwart lederen veterschoenen. Adjudanten en officieren dragen zwart lederen bottines. Handschoenen: Een ieder draagt wit katoenen handschoenen. Mantel: Bij het tenue hoort een grijs/blauwe mantel die bij slechte weersomstandigheden kan worden gedragen.
C OMMANDANT
VOORSTE DEEL STOET
Koninklijke Luchtmacht De Commandant van het voorste deel van de stoet behoort tot de Koninklijke Luchtmacht. Hij draagt dan ook het ceremoniële tenue van de Koninklijke Luchtmacht.
Samenstelling ceremonieel tenue: Hoofddeksel: Een blauwe pet. Jas: De Commandant draagt een blauwe jas met eronder een wit overhemd en een zwarte stropdas. De randonderscheidingstekens zijn goud op de schouder geborduurd. Om het middel wordt een gouden koppel gedragen. Broek: De pantalon heeft dezelfde kleur blauw als de jas. Bij de pantalon wordt een zwart lederen broekriem gedragen. Schoeisel: De lage zwarte schoenen met vetersluiting zijn vervaardigd van glad leer. Bewapening: De Commandant voorste deel draagt een sabel. Handschoenen: Hij draagt wit katoenen handschoenen. Mantel: Bij slecht weer kan besloten worden de regenjas te dragen als mantel.
K ORPS M ARINIERS ( ONDEROFFICIEREN
EN MANSCHAPPEN )
Koninklijke Marine
Samenstelling ceremonieel tenue: • • • • • • • •
Helm Gala-uniformjas met staande ponceaurode kraag (zie onderstaande toelichting) Blauwe broek met rode bies Zwarte sokken Zwarte lage schoenen Witte handschoenen Schoudersnoer met kwasten. Zwart lederen koppel met patroonhoudertassen
De gala-uniformjas van de schepelingen is voorzien van: 1. Lissen, aangebracht op beide uiteinden van de kraag, en wel: • voor schepelingen van de onderdelen muzikant, tamboer en pijper van de dienstgroep bijzondere diensten: één lis in het midden van de kraag. Op het uiteinde van de lis, aan de zijde van de schouder, is een kleine koperen mariniersknoop; voorts een galon, aangebracht rondom de boven- en de onderzijde van de kraag • voor de overige schepelingen geldt: twee lissen. Op het uiteinde van elke lis, aan de zijde van de schouder, is een kleine koperen mariniersknoop aangebracht 2. Voor een adjudant-onderofficier, die de functie bekleedt van onderkapelmeester van de Marinierskapel: een schoudertres. Deze is aangebracht op beide schouders. Op elke schoudertres bevindt zich een zilveren of wit metalen lier, gedekt door een kroon van hetzelfde metaal 3. Voor schepelingen van het onderdeel muzikant van de dienstgroep bijzondere diensten, met uitzondering van de onderkapelmeester (bedoeld onder punt 2): schouderbedekkingen in de vorm van een klaverblad 4. Voor schepelingen (niet bedoeld onder punt 2 en 3): een schoudertres op beide schouders, doch voor schepelingen van het onderdeel tamboer van de dienstgroep bijzondere diensten die zijn uitgerust met de slagband, alleen op de linkerschouder 5. Voor adjudanten-onderofficier zijn de rangonderscheidingstekens aangebracht rondom de benedenmouwen 6. Voor overige onderofficieren zijn de rangonderscheidingstekens in de vorm van chevrons, aangebracht op beide benedenmouwen 7. Voor de schepeling, behorende tot de 1e klasse van de stand van marinier is het klasse-onderscheidingsteken in de vorm van een chevron aangebracht op de linker ondermouw 8. Voor onderofficieren vanaf de rang van sergeant is op de linker bovenmouw een kroon aangebracht op een ponceaurode ondergrond 9. Voor schepelingen, behorende tot de onderdelen tamboer en pijper van de dienstgroep bijzondere diensten is een galon aangebracht rondom beide benedenmouwen op 5 mm afstand van de ponceaurode bies van de omslag.
R EGIMENT I NFANTERIE J OHAN W ILLEM F RISO Koninklijke Landmacht Het Regiment Infanterie Johan Willem Friso wordt gevormd door militairen die zijn ingedeeld bij het 44e Pantserinfanteriebataljon in Havelte.
Samenstelling ceremonieel tenue: Hoofddeksel: De sjako, model 1865, werd tot voor de inhuldiging van 1948 gedragen. In 1959 werd de sjako in ere hersteld. Tot en met sergeant-majoor wordt er een messingkleurige bol gevoerd. Vanaf de rang adjudant wordt hier een hanenveren pluim in geplaatst. Jas: Een diep donkerblauwe uniformjas met voorsluiting. Deze is ponceaurood gebiesd en voorzien van een staande kraag met daarop het regimentsembleem. Het embleem is geplaatst op een kraagpataccolade in de regimentskleur. De rangonderscheidingstekens zijn tot en met sergeant-majoor geplaatst op de ondermouw. Vanaf adjudant wordt de rang aangegeven door middel van fourragères aan de linker schouder. Adjudant en hoger dragen op hun schouder goudgevlochten epauletten. Soldaat tot en met sergeant-majoor hebben epauletten in de kleur van de jas, ponceaurood gebiesd. Broek: De kleur van de broek is het zgn. ‘Nassau blauw’ met ponceaurode bies. Breedte bies: • tot en met de rang van sergeant-majoor 3 mm • adjudant tot en met kapitein 15 mm • majoor en hoger 30 mm Lederwerk/bandsjerp: Op de uniformjas wordt tot en met sergeant-majoor een wit lederen koppel gedragen. De adjudant draagt een zwart laklederen koppel en de officieren dragen in plaats van een lederen koppel een oranje bandsjerp. Deze is voorzien van twee kwasten, die aan de linkerzijde voor de bies worden gedragen. Schoeisel: Tot en met de rang van sergeant-majoor worden zwarte, halfhoge veterschoenen gedragen. Vanaf de rang adjudant draagt men zwarte bottines. Bewapening: De sergeant-majoor van de compagnie draagt de korte sabel nummer 3 door middel van een wit lederen sabeldrager aan de wit, lederen koppel. Soldaat tot en met sergeant-majoor dragen het persoonlijk wapen, de Diemaco. Adjudant en hoger dragen het wandelsabel model 1912 met dragon. Handschoenen: Eenieder draagt wit katoenen handschoenen. Mantel: Bij slechte weersomstandigheden kan men gebruik maken van een donkerblauwe mantel met in de kraag een ponceaurode ingestikte band. De rangonderscheidingstekens bevinden zich op de kraagpunten.
S QUADRON Koninklijke Luchtmacht
Samenstelling ceremonieel tenue: Hoofddeksel: Een blauwe pet. Jas: Een blauwe jas met eronder een wit overhemd en een zwarte stropdas. De rangonderscheidingstekens zijn goud geborduurd. Om het middel wordt een gouden koppel gedragen. Broek: De pantalon heeft dezelfde kleur blauw als de jas. Bij de pantalon wordt een zwarte lederen broekriem gedragen. Schoeisel: De lage zwarte schoenen met vetersluiting zijn vervaardigd van glad leer. Bewapening: De officieren en de vaandeldrager dragen een sabel en de overigen het geweer, Diemaco C7 of karabijn Diemaco C8. Handschoenen: Eenieder draagt wit katoenen handschoenen. Mantel: Bij slecht weer kan besloten worden de regenjas te dragen als mantel.
B EREDEN E RE - ESCORTE Koninklijke Marechaussee
Samenstelling ceremonieel tenue: Hoofddeksel: De huidige kolbak is gemaakt van kunstbont. Hij is voorzien van een kinketting, die van links boven naar rechts beneden bevestigd is aan een wit metalen leeuwenkop. In het midden voorop is een oranje cocarde geplaatst. De kinketting kan bevestigd worden aan een derde wit metalen leeuwenkop en wordt onder de kin gedragen. Vanaf de rang van adjudant wordt een zilveren cocarde met oranje kern gedragen. Tevens draagt men een ‘Nassau blauwe’ kolbakzak die aan de rechterzijde afhangt. Jas: De jas is van donkerblauw / zwarte stof, voorzien van twee rijen wapenknopen. De knopen zijn voorzien van het embleem van de Koninklijke Marechaussee (KMar). De rangonderscheidingstekens t/m opperwachtmeester zijn terug te vinden op de mouw. Vanaf de rang adjudant bevinden deze zich op een, van zilverkoord, gevlochten epaulet op beide schouders. Aan de linker schouder wordt een nestel gedragen, die verschilt per rang: • tot en met marechaussee eerste klas (dubbele streep) wit • tot en met opperwachtmeester blauw / zilver • adjudant en hoger zilver De gevlochten epauletten op de schouders corresponderen hiermee. De jas heeft een staande kraag met aan beide zijden van de sluiting het embleem van de Koninklijke Marechaussee. In de kraag wordt een witte stocktie (soort boord) gedragen. Broek: De broek is voor de officieren en adjudanten een naar de kuit gesneden ‘Nassau blauwe’ broek met zwarte streep. De streep wordt breder naarmate de officier hoger in rang is. De onderofficieren en marechaussees dragen een strakke ‘Nassau blauwe’ rijbroek. Lederwerk: In de taille wordt een wit, laklederen koppel gedragen, die gesloten wordt met een goudkleurige koppelplaat. Hierop staat een zilverkleurig metalen embleem van de KMar. Tot en met de rang van opperwachtmeester wordt hier tevens de klewangdrager aan bevestigd. De officieren dragen een oranje koordsjerp. Over de linkerschouder draagt de marechaussee de giberne bestaande uit een wit, laklederen bandelier, daaraan bevestigd de zwart lederen patroontas. De tas wordt gedragen op de rug. Vanaf de rang van adjudant wordt een zilveren giberne gedragen. Schoeisel: De marechaussees en onderofficieren dragen rijlaarzen met sporen. De adjudanten en officieren dragen bottines (lage laarzen) met sporen. Bewapening: Alle ruiters dragen een sabel. Handschoenen: Eenieder draagt wit katoenen handschoenen. Paarden: De paarden hebben een hoofdstel met twee bitten: de stang en trens. Dit houdt in dat de ruiter twee teugels in één hand heeft. In de andere hand draagt de ruiter een sabel. Het hoofdstel en het borsttuig zijn versierd met het embleem van de Marechaussee. Over het zadel ligt een waltrap. Dit is een ‘Nassau blauwe’ sierdeken, afgezet met zilverborduursel en in de punt de Marechausseegranaat. Achter het zadel lag vroeger de mantel. Nu ligt hier een sierstuk met granaat, de zgn. valse mantel.
K ORPS R IJDENDE A RTILLERIE ‘G ELE R IJDERS ’ Koninklijke Landmacht Het Korps Rijdende Artillerie wordt gevormd door militairen die zijn ingedeeld bij de 11e Afdeling Rijdende Artillerie.
Samenstelling ceremonieel tenue: Geschiedenis: Het ceremoniële tenue is bij Koninklijk Besluit van 23 januari 1963 vastgesteld. De Gele Rijders bemannen de stukken (kanonnen) welke worden gebruikt voor het afgeven van de saluutschoten bij verschillende ceremoniële gelegenheden. Hoofddeksel: Het hoofddeksel, ook wel kolbak genaamd, was vroeger van berenvel, met naar rechts afhangend een kolbakzak. Deze kolbakzak was oorspronkelijk een slaapmuts. In het midden zit een oranje cocarde. Adjudant en hoger dragen een cocarde met gouden torsades op de muts. Aan twee leeuwenkoppen hangt een kinketting, deze wordt bij het paardrijden onder de kin geplaatst. Om de kolbak is een geel, katoenen, vangsnoer vastgemaakt. Bij adjudanten en hoger is het snoer goudkleurig. Dit is onder de kolbakzak verbonden met het gele c.q. gouden pijnappelsnoer. Dit pijnappelsnoer wordt aan een knoop van de jas vastgemaakt en moet voorkomen dat de rijder zijn kolbak kwijtraakt tijdens het paardrijden of in het gevecht. Jas: Deze wordt bij de Gele Rijders, de gouden- of gele Dolman genoemd. De versiering van het voorpand was oorspronkelijk van touw en diende als bepantsering. Om het middel wordt een koordsjerp gedragen. Bij de manschappen en onderofficieren bestaat deze sjerp uit katoenen garen in de kleuren rood / geel. De adjudanten dragen een geheel ponceaurode sjerp en de officieren een oranje. De officieren dragen over de linker schouder de gouden bandelier. Op de rug hangt een patroontas. Hierin zit munitie voor het persoonlijk wapen, slaghoedjes en afvuurpijpjes of afvuurpatronen voor de bediening van de kanonnen. De adjudant heeft een zwart laklederen patroontas. Aan de voorzijde van de bandelier c.q. giberne zitten, achter een schildje aan een ketting, twee ruimernaalden. Hiermee kan het zundgat (aan de achterzijde van het kanon), opengemaakt worden. Het halssnoer hangt aan een knoopje aan de bovenzijde van het linker voorpand en is tweemaal om de hals geslagen. Bij de officieren is dit een gouden halssnoer en bij de overigen een geel katoenen. Het halssnoer geeft bij de officieren, zoals de fourragère bij de andere tenues, de rang aan. Broek: Deze is gemaakt van donkerblauwe / zwarte stof met een gele bies. De mensen die deel uit maken van de Ere-escorte beschikken over een rijbroek. De oorspronkelijke rijbroek is aan de binnenzijde van de pijpen en op het zitvlak van leder voorzien. Schoeisel: Het schoeisel is voorzien van hakbalsporen. De adjudanten en hoger dragen bottines. De anderen dragen zwarte, halfhoge, lederen veterschoenen. Te paard worden rijlaarzen gedragen. Handschoenen: Eenieder draagt wit katoenen handschoenen.
B EREDEN E RE - ESCORTE C AVALERIE Koninklijke Landmacht
Samenstelling ceremonieel tenue: Geschiedenis: Het tenue is gebaseerd op het bestaande tenue van het Trompetterkorps Bereden Wapens Cavalerie en gedeeltelijk op het tenue van het Ere-escorte Cavalerie. Met dien verstande dat, naar gelang de rang, op de kraag van het Trompetterkorps een wit of zilverkleurig bies zit. Hoofddeksel: Het hoofddeksel wordt bij de Cavalerie ook ‘de kolbak’ genoemd. In het verleden was deze vervaardigd van zeekalveren bont, tegenwoordig is het hoofddeksel van kunstbont. Bovenop en naar rechts hangt de kolbakzak af. Oorspronkelijk was dit een slaapmuts. Onder aan deze zak hangt een wit kwastje, voor adjudanten en officieren is deze zilver. Om de kolbak is een vangsnoer van wit koord (voor adjudanten en hoger is dit zilverkleurig) en een zilverkleurige kinketting gelegd, welke onder de kolbakzak worden vastgemaakt. Te voet draagt de cavalerist om de hals het pijnappelsnoer. Wanneer hij / zij te paard gaat wordt dit snoer bevestigd aan het vangsnoer en vastgemaakt aan de bovenste knoop van de attila, zodat de kolbak niet verloren raakt. Op de kolbak wordt een oranje (officieren en adjudant zilverkleurig omrand) cocarde geplaatst met daarin een witte, paardenharen kwast (adjudant en hoger een 30 cm lange witte veren pluim). Jas: Bij de Cavalerie heet de jas ‘attila’. Hierop zijn, door middel van een ‘Nassau blauw’ koord, versieringen aangebracht. Op de voorkant van de jas worden dit tressen genoemd. Op de mouw is dit de zgn. Hongaarse knoop. Op de rugzijde is van hetzelfde koord en soutache ook een aantal krullen gelegd. Op de schouders zijn klaverbladen met steel en op de staande kraag krullen van ponceaurode soutache gelegd. Tot en met opperwachtmeester worden rangonderscheidingstekens op de ondermouw weergegeven. Op de attila wordt tot en met adjudant een ‘Nassau blauwe’ koordsjerp gedragen. Officieren dragen een oranje koordsjerp met de kwasten rechts. Broek: Te paard wordt de ruiterbroek gedragen (zogenaamde ballonbroek). Deze broek is van dezelfde stof als waarvan de attila vervaardigd is. In de buitennaad van de broekspijpen bevindt zich een Nassau blauwe bies. De rijbroek wordt gedragen met bretels. Lederwerk: Bij dit tenue hoort een sabeltas. Deze hangt aan het zadel. Schoeisel: Alle rangen dragen zwart lederen rijlaarzen. De hoogte van de schacht reikt tot in de knieholte. De laars is nauw in de kuit en heeft een hoog contrefort. De laars is voorzien van zilverkleurige sporen, welke door middel van een zwart lederen riempje en wit metalen gesp bevestigd zijn. Bewapening: Eenieder draagt het Cavalerie sabel M.1895, de lange sabel nummer 3, vernikkeld. Tot en met opperwachtmeester is deze voorzien van een zwart handvat. Vanaf adjudant is dit handvat omwikkeld met gedraaid zilverdraad. Officieren en adjudanten hebben hieraan een dragon, onderofficieren een zilver / oranje kwast met gegraveerde peer. De manschappen dragen een blauwe, katoenen kwast. Alle dragons / kwasten hangen aan een zwart gevlochten koord. Handschoenen: Eenieder draagt wit katoenen handschoenen.
K APEL
VAN DE
K ONINKLIJKE L UCHTMACHT
Koninklijke Luchtmacht
Samenstelling ceremonieel tenue: Hoofddeksel: Een platte zwarte pet met een blauwe rand. Jas: De jas is zwart van kleur en uitgevoerd met gouden rangonderscheidingstekens. Het in goud uitgevoerde klaverblad op de schouders symboliseert de militaire muzikant. Koppel in blauw uitgevoerd en met goud afgezet. Broek: De pantalon is zwart van kleur en heeft aan de zijkant over de lengte Nassau blauwe biezen. Lederwerk: De musici hebben een wit lederen muziektas. De tamboer-maître draagt als enige een bandelier (schouderriem). Schoeisel: Eenieder draagt lage, zwarte, gladde, lederen schoenen met vetersluiting. Bewapening: De tamboer-maître draagt als enige een zwaard. De kapelmeester draagt een sabel met afhangriem. Handschoenen: Eenieder draagt wit katoenen handschoenen.
C OMMANDANT
ACHTERSTE DEEL
Koninklijke Marine
Samenstelling van het ceremonieel tenue: • • • • • • • • • •
Witte pet Korte blauwe jas (zie onderstaande toelichting) Blauwe broek Wit overhemd Zwarte stropdas Zwarte sokken Zwarte lage schoenen Koppel Sabel met sabelkwast Witte handschoenen
De korte jas is voorzien van: 1. het korpsonderscheidingsteken op beide uiteinden van de kraag; 2. de rangonderscheidingstekens op de benedenmouwen; 3. indien men hiertoe gerechtigd is: de onderscheidingstekens van het brevet vlieger, waarnemer of vlieger/ waarnemer, op de linkerborst. Het koppel draagt men onder de korte jas.
V LOOTPERSONEEL Koninklijke Marine Hiertoe behoren de manschappen die nog geen zes jaar werkelijke dienst hebben volbracht (matrozen).
Samenstelling ceremonieel tenue: • • • • • • •
Witte muts Korte jas Blauwe broek Zwarte sokken Witte blouse met lange mouwen Zwarte das Zwarte lage instapschoenen
Het blauwe hemd is voorzien van: 1. Voor manschappen, behorende tot de 1ste klasse of 2de klasse van de stand van matroos: het klasseonderscheidingsteken. Deze is aangebracht op de linker bovenmouw; 2. Het dienstgroeponderscheidingsteken. Deze is aangebracht op de linker bovenmouw; 3. Indien men behoort tot de subdienstgroep geneeskundige dienst van de dienstgroep logistieke dienst: het onderscheidingsteken van die subdienstgroep. Deze is aangebracht op de linker ondermouw; 4. Indien men hiertoe gerechtigd is: het onderscheidingsteken van een brevet voor luchtvarenden. Deze is aangebracht op de linkerborst; 5. Indien men in het bezit is van een ander brevet dan een van die, bedoeld onder punt 4: het onderscheidingsteken van dat brevet of, bij het bezit van meer dan een brevet, ten hoogste twee brevetonderscheidingstekens. Deze is aangebracht op de rechter bovenmouw.
V LOOTPERSONEEL Koninklijke Marine Hiertoe behoren de manschappen die nog geen zes jaar werkelijke dienst hebben volbracht (matrozen).
Samenstelling ceremonieel tenue: • • • • • • • •
Witte muts Blauw hemd (zie onderstaande toelichting) Blauwe broek Witte borstrok met blauwe rand Hemdkraag Zijden doek Zwarte sokken Zwarte lage schoenen
Het blauwe hemd is voorzien van: 1. Voor manschappen, behorende tot de 1ste klasse of 2de klasse van de stand van matroos: het klasse-onderscheidingsteken. Deze is aangebracht op de linker bovenmouw; 2. Het dienstgroeponderscheidingsteken. Deze is aangebracht op de linker bovenmouw; 3. Indien men behoort tot de subdienstgroep geneeskundige dienst van de dienstgroep logistieke dienst: het onderscheidingsteken van die subdienstgroep. Deze is aangebracht op de linker ondermouw; 4. Indien men hiertoe gerechtigd is: het onderscheidingsteken van een brevet voor luchtvarenden. Deze is aangebracht op de linkerborst; 5. Indien men in het bezit is van een ander brevet dan een van die, bedoeld onder punt 4: het onderscheidingsteken van dat brevet of, bij het bezit van meer dan een brevet, ten hoogste twee brevetonderscheidingstekens. Deze is aangebracht op de rechter bovenmouw. De onderzijde van het blauwe hemd draagt men over de broek. De mouwen mogen niet worden omgevouwen.
R EGIMENT L IMBURGSE J AGERS Koninklijke Landmacht Het Regiment Limburgse Jagers wordt gevormd door militairen die zijn ingedeeld bij het 42e pantserinfanteriebataljon Limburgse Jagers in Seedorf (Duitsland).
Samenstelling ceremonieel tenue: Geschiedenis: Het ontwerp is gebaseerd op het uniform van het toenmalige Fanfarekorps van de Limburgse Jagers; heden genoemd het gecombineerde fanfare orkest Trompetterkorps Bereden Wapens/ Fanfarekorps Koninklijke Landmacht. Het uniform is ontworpen en ingevoerd aan het eind van de jaren ’50 en wordt tot op heden gedragen. De traditie van het voormalig Limburgs Bondscontingent en heraldische elementen uit de Limburgse cultuur zijn in het uniformontwerp verwerkt. Hoofddeksel: De baret, die wordt gedragen is de zgn. veldbaret. Deze werd in het Britse leger ‘The General Service Cap’ genoemd en is bij de Koninklijke Landmacht bekend als de genaaide baret met hoofdband. De kleur is brons-groen en heeft een geelmetalen embleem op een groene ondergrond, afgebiesd met karmozijn rode stof. Het embleem is voorzien van een geelmetalen tulp. Hierin wordt de karmozijnrode veren pluim bevestigd. Het embleem Limburgse Jagers is een jachthoorn met eikenloof en in het midden een rechtopstaand zwaard. Jas: Alle rangen dragen een donkergroene uniformjas met voorsluiting. De staande kraag is aan beide zijden van de sluiting voorzien van kraagpataccolades in de kleur van het regiment, met daarop het regimentsembleem. De jas is karmozijnrood afgebiesd. Tot en met sergeant-majoor zijn de rangonderscheidingstekens aangebracht op de ondermouw. Vanaf adjudant wordt de rang door middel van een fourragère aangegeven. De epauletten zijn, tot en met sergeant-majoor, van dezelfde donkergroene stof als de jas gemaakt en zijn karmozijnrood gebiesd. Adjudanten en hoger dragen goud gevlochten epauletten. Broek: De broek heeft dezelfde kleur als de jas met een karmozijnrode bies. Breedte bies: • tot en met de rang van sergeant-majoor • adjudant tot en met kapitein • majoor en hoger
3 mm 15 mm 30 mm
Lederwerk: Manschappen en onderofficieren dragen een zwart, lederen koppel met een geelmetalen koppelplaat die voorzien is van het regimentsembleem. Het embleem is uitgevoerd in vernikkeld, wit metaal. De sergeant-majoor van de compagnie draagt de korte sabel door middel van een vaste drager aan de koppel. De officieren dragen een oranje bandsjerp. De twee kwasten worden aan de linkerkant voor de bies gedragen. Schoeisel: Manschappen en onderofficieren tot en met sergeant-majoor dragen halfhoge, zwart, lederen veterschoenen met daarover slobkousen. Vanaf adjudant worden bottines gedragen zonder slobkousen. Bewapening: Tot en met de rang van sergeant-majoor wordt het persoonlijk wapen, de Diemaco, gedragen. Vanaf de rang adjudant wordt het wandelsabel model 1912 met dragon gedragen. Handschoenen: Eenieder draagt wit katoenen handschoenen.
E RE - ESCORTE K ONINKLIJKE M ARECHAUSSEE Koninklijke Marechaussee
Samenstelling ceremonieel tenue: Hoofddeksel: De motorrijder van het Motor Ere-escorte draagt een ‘Nassau blauwe’ motorhelm. Aan de voorzijde is deze helm voorzien van het embleem van de Koninklijke Marechaussee.
Jas: De jas is vervaardigd van zwart leder en is voorzien van twee rijen wapenknopen. De knopen zijn voorzien van het embleem van de Koninklijke Marechaussee. De rangonderscheidingstekens tot en met opperwachtmeester bevinden zich op de mouw. Vanaf de rang adjudant bevinden deze zich op een van zilverkoord gevlochten epaulet op beide schouders. Om de hals wordt een witte tochtkraag gedragen en aan de linkerschouder een nestel. De kleur van deze nestel verschilt per rang: • Tot en met marechaussee eerste klas (dubbele streep) wit • Tot en met opperwachtmeester blauw/zilver • Adjudant en hoger zilver
Broek: Er wordt een lederen witte rijbroek gedragen voorzien van een blauwe streep. Lederwerk: In de taille wordt een wit laklederen koppel gedragen die gesloten wordt met een goudkleurige koppelplaat. Hierop bevindt zich het embleem van de Koninklijke Marechaussee. Aan de koppel bevindt zich de pistooltas. Aan het wapen is een blauw pistoolkoord bevestigd. Dit wordt om de nek gedragen. Over de linkerschouder draagt de motorrijder de giberne bestaande uit een laklederen bandelier met daaraan bevestigd en gedragen op de rug, een zwart lederen patroontas. Schoeisel: De motorrijder draagt zwart laklederen rijlaarzen. Bewapening: Pistool type Glock 17. Handschoenen: Eenieder draagt wit lederen motorhandschoenen.
K ONINKLIJKE M ARECHAUSSEE De militairen van de Koninklijke Marechaussee zijn voornamelijk ingedeeld bij Den Haag beveiliging en Brigade Soestdijk.
Samenstelling ceremonieel tenue: Hoofddeksel: De kolbak is gemaakt van kunstbont. In het verleden was deze van zeekalverenvel. De kolbak is voorzien van een kinketting, die van links boven naar rechts beneden bevestigd is aan een wit metalen leeuwenkop. Midden voorop is een oranje cocarde geplaatst. Bij wind of te paard kan de kinketting bevestigd worden aan een derde wit metalen leeuwenkop. Deze kan onder de kin worden gedragen. Vanaf adjudant wordt een zilveren cocarde met oranje kern gedragen. Tevens draagt men een ‘Nassau blauwe’ kolbakzak, oorspronkelijk was dit een slaapmuts die aan de rechterzijde afhangt. Jas: Alle rangen een donkerblauw / zwarte jas, voorzien van twee rijen wapenknopen. Deze zijn voorzien van het embleem van de Koninklijke Marechaussee. De rangonderscheidingstekens vinden we tot en met opperwachtmeester terug op de mouw. Vanaf adjudant bevinden deze zich op een, van zilverkoord, gevlochten epaulet op beide schouders. Aan de linker schouder wordt een nestel gedragen, die verschilt per rang: • tot en met marechaussee eerste klas (dubbele streep) wit • tot en met opperwachtmeester blauw/zilver • adjudant en hoger zilver De gevlochten epauletten op de schouders corresponderen hiermee. De jas heeft een staande kraag met aan beide zijden van de sluiting het embleem Koninklijke Marechaussee. In de kraag wordt een witte stocktie (soort boord) gedragen. Broek: Van ‘Nassau blauwe’ stof, voorzien van een 30 mm brede, donkerblauw/zwarte bies. Lederwerk: In de taille wordt een wit, laklederen koppel gedragen. Deze wordt gesloten met een goudkleurige koppelplaat, voorzien van een zilverkleurig metalen embleem. Tot en met opperwachtmeester wordt hier tevens de klewangdrager aan bevestigd. De officieren dragen een oranje koordsjerp. Over de linker schouder draagt de marechaussee de giberne bestaande uit een wit, laklederen bandelier met daaraan bevestigd en gedragen op de rug, de zwart lederen patroontas. Vanaf adjudant wordt de zilveren giberne gedragen. Schoeisel: De marechaussee draagt lage, zwart lederen schoenen met veters. De adjudant en hoger draagt zwart, lederen bottines met hakbalsporen. Bewapening: De adjudant en hoger draagt een wandelsabel model 1912. Tot en met opperwachtmeester wordt een klewang, de zgn. marechausseesabel, gedragen. Handschoenen: Eenieder draagt wit katoenen handschoenen.
G ARDE R EGIMENT F USELIERS P RINSES I RENE Koninklijke Landmacht Het Garde Regiment Fuseliers Prinses Irene wordt gevormd door militairen die zijn ingedeeld bij het 17e Pantserinfanteriebataljon Limburgse Jagers in Oirschot.
Samenstelling ceremonieel tenue: Geschiedenis: In het tenue vindt men veel terug uit de historie van deze Garde. Zij vloeide voort uit de Prinses Irene Brigade. Deze brigade werd o.a. door de Engelandvaarders in de Tweede Wereldoorlog opgericht. Destijds landden zij in Normandië en trokken al vechtend naar huis (Nederland). De Fuselier draagt derhalve het oranje / blauwe invasiekoord. Hoofddeksel: Het hoofddeksel is een helm met piek, gemaakt naar het mariniersmodel. De ster op de voorzijde is de invasiester. Deze bevond zich op alle voertuigen die deelnamen aan de invasie. Achter deze ster bevindt zich een oranje plaatje. Op de ster is een banderol geplaatst, met de tekst “Prinses Irene”. In het midden van de ster is een koninklijke kroon afgebeeld. Dit is het wapenembleem van de Garde Fuseliers. Jas: Deze is gemaakt van scharlaken rode stof, een kleur die in Engeland veel gebruikt wordt voor ceremoniële tenues. De kraag is van zwarte stof en voorzien van gardelissen. Aan de voorzijde wordt hij in het midden gesloten door knopen die het wapenembleem van de Fuseliers dragen (de banderol Prinses Irene). De manchetten zijn van zwarte stof. Op de onderzijde van de mouw zijn in een accolade drie patten aangebracht waarop een Infanterie-, een Genie- en een Artillerieknoop bevestigd is. Deze eenheden maakten eveneens deel uit van de Prinses Irene Brigade. De schouders zijn voorzien van epauletten. Tot en met sergeant-majoor zijn deze van rode stof en wit afgebiesd. Voor de rangen vanaf adjudant zijn de epauletten afgezet met goudgevlochten koord voorzien van het wapenembleem. De rangonderscheidingstekens zijn tot en met sergeant-majoor op de bovenmouw aangebracht. Voor adjudant en officieren wordt de rang door middel van een fourragère aangegeven, deze wordt aan de linker schouder gedragen. Broek: Een donkerblauw / zwarte pantalon met een rode rolbies. Adjudanten en officieren hebben naast de rode rolbies aan beide zijden hiervan een goudgalon van 20 mm. Lederwerk: Op de jas wordt een wit, lederen koppel gedragen die door middel van een geelkleurige metalenplaat gesloten wordt. Op deze plaat bevindt zich het wapenembleem. De officieren dragen een oranje bandsjerp, die voorzien is van twee goudkleurige strepen. Bewapening: Vanaf adjudant draagt men een Fuseliers sabel. De anderen dragen het persoonlijk wapen, de Diemaco. Handschoenen: Eenieder draagt wit katoenen handschoenen. Mantel: Bij slecht weer kan men gebruik maken van een grijs / blauwe mantel.
D AGELIJKS T ENUE (N IEUW ) Koninklijke Landmacht De militairen van de Koninklijke Landmacht zijn ingedeeld bij diverse eenheden verdeeld over heel Nederland.
Samenstelling tenue: Hoofddeksel: Bij het nieuwe DT hoort een donkergroene baret, die alle eenheden dragen, met uitzondering van het Korps Commando Troepen (grasgroene baret), de Luchtmobiele Brigade (rode baret), de Afdeling Rijdende Artillerie (kwartiermuts) en het wapen der Cavalerie (zwarte baret): Zij dragen hun eigen karakteristieke hoofddeksel. Aan het embleem op de baret is af te lezen bij welk onderdeel de militair is ingedeeld. Jas: De jas heeft een donkergroene kleur met een soepele snit. Onder de jas wordt een lichtgroen overhemd gedragen met een bijpassende groene stropdas. Aan de epauletten op de schouders is af te lezen bij welk onderdeel de militair is ingedeeld. Broek: De broek heeft dezelfde kleur als de jas. Aan de zijkant van de broek loopt over de lengte een smalle, zwarte bies. Schoeisel: Het schoeisel bestaat uit lage, zwart lederen schoenen. Bewapening: Er wordt een persoonlijk wapen gedragen. Alle geneeskundige eenheden dragen het pistool (de Glock). De overigen dragen het geweer (de Diemaco).
D AGELIJKS T ENUE ( OUD ) Koninklijke Landmacht De militairen van de Koninklijke Landmacht zijn ingedeeld bij diverse eenheden verdeeld over heel Nederland.
Samenstelling tenue: Hoofddeksel: De baret heeft standaard een bruin-groenachtige kleur. Echter een aantal eenheden hebben een afwijkende baretkleur. Zo heeft het Korps Commando Troepen een grasgroene baret, de Luchtmobiele Brigade een wijnrode baret en de Cavalerie een zwarte baret. Het Korps Rijdende Artillerie (‘Gele Rijders’), 11 Afdeling Rijdende Artillerie draagt een veldmuts. Aan het embleem op de baret is af te lezen bij welk onderdeel de militair is ingedeeld. Jas: De jas heeft een unibruin olijf-achtige kleur met een zandkleurig overhemd. Daarbij hoort een groene stropdas. Op de kraag zijn emblemen aangebracht waaraan af te lezen is bij welk onderdeel de militair is ingedeeld. Broek: De broek heeft een uni-kaki kleur en wordt gedragen over de gevechtslaarzen. Schoeisel: Het schoeisel bestaat uit zwarte gevechtslaarzen. Bewapening: Er wordt een persoonlijk wapen gedragen. Alle geneeskundige eenheden dragen het pistool (de Glock). De overigen dragen het geweer (de Diemaco).
D AGELIJKS T ENUE Koninklijke Luchtmacht De militairen van de Koninklijke Luchtmacht zijn ingedeeld bij diverse eenheden verdeeld over heel Nederland.
Samenstelling tenue: Hoofddeksel: Een blauwe pet. Jas: Een blauwe jas met eronder een licht blauw overhemd en een zwarte stropdas. De randonderscheidingstekens zijn blauw geborduurd. Broek: De pantalon is van dezelfde kleur blauw als de jas. Erbij wordt een zwarte lederen broekriem gedragen. Schoeisel: De luchtmacht draagt hoge zwarte gevechtslaarzen. Bewapening: In de rang van adjudant en hoger wordt er een ponjaard gedragen. Handschoenen: Eenieder draagt grijze lederen handschoenen. Mantel: Bij slecht weer kan besloten worden de regenjas te dragen als mantel.
D AGELIJKS T ENUE Koninklijke Luchtmacht De militairen van de Koninklijke Luchtmacht zijn ingedeeld bij diverse eenheden verdeeld over heel Nederland.
Samenstelling tenue: Hoofddeksel: Een blauw hoedje. Jas: Een blauwe jas met eronder een licht blauw overhemd en een zwarte stropdas. De randonderscheidingstekens zijn blauw geborduurd. Broek: De pantalon is van dezelfde kleur blauw als de jas. Erbij wordt een zwarte lederen broekriem gedragen. Schoeisel: De luchtmacht draagt hoge zwarte gevechtslaarzen. Bewapening: In de rang van adjudant en hoger wordt er een ponjaard gedragen. Handschoenen: Eenieder draagt zwarte lederen handschoenen. Mantel: Bij slecht weer kan besloten worden de regenjas te dragen als mantel.
K ONINKLIJK I NSTITUUT M ARINE Koninklijke Marine Hiertoe behoren de adelborsten die in opleiding zijn tot officier op het Koninklijk Instituut Marine.
Samenstelling ceremonieel tenue: • • • • • • • • • • • •
Witte pet voor mannen Zwarte hoed met wit hoedkapje voor vrouwen Blauw baadje met staande rode kraag Blauwe broek Blauw vest Wit overhemd Zwarte stropdas Zwarte sokken Zwarte lage schoenen Koppel Ponjaard Witte handschoenen
Het blauwe baadje is voorzien van: 1 Het onderscheidingsteken van het korps officieren waarvoor de adelborst in opleiding is, aangebracht op beide uiteinden van de kraag 2 Indien de adelborst een rang bekleedt: rangonderscheidingstekens op een ponceaurode ondergrond, aangebracht op beide bovenmouwen 3 Voor de adelborst, die hiertoe gerechtigd is: een kroon, welke gedeeltelijk omgeven is door een lauwertak, aangebracht op de linker bovenmouw 4 Het blauwe baadje wordt open of gesloten gedragen. Het wordt steeds gesloten gedragen door adelborsten, ingedeeld bij een gewapende troep 5 De koppel draagt men onder het baadje, zodanig dat de ketting in het midden achter op de taille recht omlaag hangt, niet verder reikend dan 35 cm van de grond 6 Bij voorkomende gelegenheden kan de commandant bepalen of toestaan dat bruine lederen handschoenen worden gedragen.
NB: Voor adelborsten van het Korps Mariniers geldt dat op de beide uiteinden van de kraag het onderscheidingsteken van het Korps Mariniers is aangebracht.
K ONINKLIJKE M ILITAIRE A CADEMIE Koninklijke Landmacht, Koninklijke Luchtmacht en Koninklijke Marechaussee Hiertoe behoren de cadetten die in opleiding zijn tot officier op de Koninklijke Militaire Academie.
S a m e n s t e l l i n g C e r e m o n i e e l Te n u e : Hoofddeksel: Een zwarte pet met een blauwe en rode bies. Op de bovenrand van de pet zit of een blauwe of een rode bies. De rode bies geeft aan dat de cadet behoort tot de Koninklijke Landmacht en de blauwe bies geeft aan dat het een cadet van de Koninklijke Luchtmacht betreft. Voor op de pet bevindt zich het embleem van het krijgsmachtdeel waartoe de cadet behoort. Jas: Een zwarte jas met een staande kraag. Op de met goud geborduurde kraag bevindt zich het embleem van de Koninklijke Militaire Academie. De rangonderscheidingstekens met een zwarte achtergrond zijn bevestigd op de mouw. Broek: De blauwe pantalon heeft over de lengte een bies in de kleur van het krijgsmachtdeel. Lederwerk: Koppel met gouden gesp en sabelhouder. Schoeisel: De cadetten dragen lage, zwarte veterschoenen. Handschoenen: Eenieder draagt wit katoenen handschoenen.
K ORPS C OMMANDO T ROEPEN Koninklijke Landmacht Het Korps Commando Troepen wordt gevormd door militairen die gelegerd zijn in Roosendaal.
Samenstelling Gelegenheidstenue: Hoofddeksel: De militairen dragen de groene baret Geklede Tenue. Jas: De jas heeft een donkergroene kleur met een soepele snit. Onder de jas wordt een wit overhemd gedragen met een bijpassende zwarte stropdas. Aan de epauletten op de schouders is af te lezen dat de militair is ingedeeld bij het Korps Commando Troepen. Alle militairen dragen een zwart-groen koord gevlochten commandonestel zonder nestelpennen. Broek: De broek heeft dezelfde kleur als de jas. Aan de zijkant van de broek loopt over de lengte een smalle, zwarte bies. Schoeisel: Het schoeisel bestaat uit lage, zwart lederen schoenen. Handschoenen: Eenieder draagt wit katoenen handschoenen
S TUDENTENWEERBAARHEID D ELFT
Samenstelling ceremonieel tenue: Hoofddeksel: Het hoofddeksel is een brons-groene kepie dat voorzien is van een zwarte pluim van hanenveren. Jas: De brons-groene jas is voorzien van ponceaurode biezen. Broek: De broek heeft dezelfde brons-groene kleur als de jas en heeft aan de zijkant over de lengte een ponceaurode bies. Lederwerk: Over de jas wordt een lederen koppel gedragen met een goudkleurige gesp. Op de gesp is het embleem van het Regiment Limburgse Jagers afgebeeld. Schoeisel: De studenten dragen zwarte schoenen. Bewapening: Het wapen dat de studenten bij zich dragen is het geweer Diemaco. Handschoenen: Eenieder draagt wit katoenen handschoenen. De studenten van Studentenweerbaarheid Delft zijn gelieerd met het Regiment Limburgse Jagers.
S TUDENTENWEERBAARHEID D EN H AAG
Samenstelling ceremonieel tenue: Hoofddeksel: Het hoofddeksel is een zwarte kepie dat voorzien is van een witte pluim. Jas: De jas is zwart met een hoog gesloten kraag. Op de jas zijn diverse versieringen in het oranje aangebracht. Broek: De pantalon heeft de kleur ‘Nassau blauw ‘en is voorzien van een zwarte bies. Lederwerk: Over de jas wordt een lederen koppel gedragen met een goudkleurige gesp. Schoeisel: De studenten dragen zwarte laarzen. Bewapening: Het wapen dat de studenten bij zich dragen is het geweer Diemaco. Handschoenen: Eenieder draagt wit katoenen handschoenen.
De studenten van Studentenweerbaarheid Den Haag zijn gelieerd met het Regiment van Heutsz.
S TUDENTENWEERBAARHEID L EIDEN
Samenstelling ceremonieel tenue: Hoofddeksel: Het hoofddeksel is een zwarte kepie dat voorzien is van een witte pluim van hanenveren. Op de voorkant van de kepie is het embleem van het Garde Regiment Grenadiers te zien. Jas: Op de donkerblauwe jas wordt een collaar gedragen met een hoog gesloten kraag. De emblemen die de studenten dragen zijn gelijk aan die van het Garde Regiment Grenadiers. Broek: De broek heeft dezelfde donkerblauwe kleur als de jas. Lederwerk: Over de jas wordt een lederen koppel gedragen met een goudkleurige gesp. Op de gesp is het embleem van het Garde Regiment Grenadiers afgebeeld. Schoeisel: De studenten dragen zwarte schoenen met witte beenkappen. Bewapening: Het wapen dat de studenten bij zich dragen is het geweer Diemaco. Handschoenen: Eenieder draagt wit katoenen handschoenen. De studenten van Studentenweerbaarheid Leiden zijn gelieerd met het Garde Regiment Grenadiers.
S TUDENTENWEERBAARHEID R OTTERDAM
Samenstelling ceremonieel tenue: Hoofddeksel: Het hoofddeksel is een zwarte baret. Op de voorkant van de baret is het embleem van de marine te zien. Jas: Op de zwarte jas wordt een collaar gedragen met een hoog gesloten kraag. Broek: De broek heeft een donkergroene kleur met een witte bies. Lederwerk: Over de jas wordt een lederen koppel gedragen met een goudkleurige gesp. Op de gesp is het embleem van de marine afgebeeld. Schoeisel: De studenten dragen zwarte schoenen. Bewapening: Het wapen dat de studenten bij zich dragen is het geweer Diemaco. Handschoenen: Eenieder draagt wit katoenen handschoenen. De studenten van Studentenweerbaarheid Rotterdam zijn gelieerd met het Garde Regiment Fuseliers Prinses Irene.
S TUDENTENWEERBAARHEID U TRECHT
Samenstelling ceremonieel tenue: Hoofddeksel: Het hoofddeksel is een kepie met een zwart / groene bovenkant. De kepie is voorzien van een witte pluim. Jas: De groene jas is voorzien van gele biezen. Broek: De broek heeft dezelfde groene kleur als de jas en is voorzien van een gele bies over de lengte. Lederwerk: Over de jas wordt een lederen koppel gedragen met een goudkleurige gesp. Op de gesp is het embleem van het Garde Regiment Jagers afgebeeld. Schoeisel: De studenten dragen zwarte schoenen met slobkousen. Bewapening: Het wapen dat de studenten bij zich dragen is het geweer Diemaco. Handschoenen: Eenieder draagt wit katoenen handschoenen. De studenten van Studentenweerbaarheid Utrecht zijn gelieerd met het Garde Regiment Jagers.
S TUDENTENWEERBAARHEID W AGENINGEN
Samenstelling ceremonieel tenue: Hoofddeksel: Het hoofddeksel is een typisch Transvaalse boerenhoed. De van oorsprong Nederlandse boeren droegen dit hoofddeksel tijdens het gevecht met de Engelsen om de grond en rijkdom van Zuid-Afrika. Dit gevecht staat officieel bekend als de Zuid-Afrikaanse oorlog, maar wordt ook wel boerenoorlog genoemd. Jas: De donkergroene jas is voorzien van vier grote zakken. Op de kraag is het wapen van de weerbaarheid genaaid. Dit wapen bestaat uit een roos en de traditionele Transvaalse boerenhoed. Broek: De ‘Nassau blauwe’ broek is voorzien van een donkergroene bies over de lengte. Lederwerk: Over hun linkerschouder wordt een lederen patroontas gedragen die de van oorsprong Nederlandse boeren ook droegen. Schoeisel: De studenten dragen zwarte schoenen. Bewapening: Het wapen dat de studenten bij zich dragen is het geweer Diemaco. Handschoenen: Eenieder draagt wit katoenen handschoenen. De studenten van Studentenweerbaarheid Wageningen zijn gelieerd met de Gele Rijders.
R EGIMENT S TOOTTROEPEN P RINS B ERNHARD Koninklijke Landmacht Het Regiment Stoottroepen Prins Bernhard wordt gevormd door militairen die zijn ingedeeld bij de 11e Mortiercompagnie en het 13e Infanteriebataljon Luchtmobiel in Assen.
Samenstelling ceremonieel tenue: Hoofddeksel: Het hoofddeksel is een baret van het model zoals omschreven in het voorlopig kledingvoorschrift van 1944 de zgn. veldbaret. In het Britse leger werd deze baret de “General Service Cap” genoemd. Binnen de landmacht staat de baret bekend als de genaaide baret met hoofdband. Het basismodel is voor alle rangen gelijk, een bordeauxrode stof met geelmetalen baretembleem zonder ondergrond, daarachter geplaatst een geelkoperen koker, zgn. “tulp” met een 12 cm hoge zwarte pluim. Jas: De jas is vervaardigd van blauwzwarte stof, deze is bordeauxrood gebiesd en voorzien van een staande kraag voorzien van een regimentsembleem zonder kraagpataccolade. De rangonderscheidingstekens zijn tot en met sergeant-majoor op de beide ondermouwen in de vorm van chevrons. De chevrons zijn op een bordeauxrode ondergrond geplaatst. Officieren en adjudanten-onderofficier dragen op de schouder de met goudkoord gevlochten epauletten en als rangonderscheidingstekens fouragères. Broek: De kleur van de broek is ‘Nassau blauw’ voorzien van een bordeauxrode bies. De breedte van de bies is voor: • Tot en met sergeant-majoor 3 mm • Adjudant tot en met kapitein 15 mm • Majoor en hoger 30 mm Lederwerk: Op de uniformjas wordt tot en met de rang van adjudant een zwart lederen koppel met geelmetalen koppelplaat gedragen. De koppelplaat is voorzien van het regimentsembleem in vernikkeld metaal. Schoeisel: Militairen tot en met de rang van sergeant-majoor dragen halfhoge zwarte veterschoenen. Adjudanten en officieren dragen bottines. Bewapening: Militairen tot en met de rang van sergeant-majoor voeren het geweer Diemaco C7/C7A1 als bewapening. De Compagnies Sergeant-majoor (csm) draagt aan de koppel de stormdolk. De stormdolk wordt in combinatie met de zgn. csm-stok gedragen. Officieren en adjudanten-onderofficieren voeren de wandelsabel (model 1912) met sabeldragon. Handschoenen: Eenieder draagt wit katoenen handschoenen. Mantel: Indien de weersomstandigheden dit vereisen wordt de korte schoudermantel gedragen. De mantel heeft een blauwzwarte kleur en heeft een blauwe voering. In de kraag is een bordeauxrode band gestikt. De rangonderscheidingstekens worden op de kraagpunten van de mantel gedragen. Bandelier: De vaandeldrager draagt een zwartlederen bandelier met koker, de schoen genaamd. De bandelier is voorzien van een goudkleurige metalen gesp.
G ECOMBINEERD FANFARE ORKEST T ROMPETTERKORPS B EREDEN W APENS / F ANFARE K ORPS K ONINKLIJKE L ANDMACHT Koninklijke Landmacht In het verleden hadden zowel de Cavalerie als de Veldartillerie hun eigen muziekkorps. Na het afschaffen van de opkomstplicht en de bezuinigingen zijn deze korpsen samengegaan en is het Trompetterkorps Bereden Wapens ontstaan. Hedendaags zijn het Trompetterkorps Bereden Wapens en het Fanfarekorps Koninklijke Landmacht samengevoegd tot een gecombineerd fanfare orkest. Zij treden zowel in het ceremoniële tenue van de Cavalerie op als in het ceremoniële tenue Veldartillerie. Tijdens de uitvaart draagt het gecombineerd fanfare orkest het ceremoniële tenue van de Cavalerie.
Samenstelling ceremonieel tenue: Hoofddeksel: Bij de Cavalerie heet het hoofddeksel ook wel ‘de kolbak’. In het verleden was deze vervaardigd van zeekalveren bont, tegenwoordig is het hoofddeksel van kunstbont. Bovenop en naar rechts hangt de kolbakzak af. Oorspronkelijk was dit een slaapmuts. Onder aan deze zak hangt een wit kwastje, voor adjudanten en officieren is deze zilver. Om de kolbak is een vangsnoer van wit koord (voor adjudanten en hoger is dit zilverkleurig) en een zilverkleurige kinketting gelegd, welke onder de kolbakzak wordt vastgemaakt. Te voet draagt de cavalerist om de hals het pijnappelsnoer. Wanneer hij / zij te paard gaat wordt dit snoer bevestigd aan het vangsnoer en vastgemaakt aan de bovenste knoop van de attila, zodat de kolbak niet verloren raakt. Op de kolbak wordt een oranje (officieren en adjudant zilverkleurig omrand) cocarde geplaatst met daarin een witte, paardenharen kwast (adjudant en hoger een 30 cm lange witte veren pluim). Jas: Bij de Cavalerie heet de jas ‘attila’. Hierop zijn, door middel van een ‘Nassau blauw’ koord, versieringen aangebracht. Op de voorkant van de jas worden dit tressen genoemd. Op de mouw is dit de zgn. Hongaarse knoop. Op de rugzijde is van hetzelfde koord en soutache ook een aantal krullen gelegd. Op de schouders zijn klaverbladen met steel en op de staande kraag krullen van blauw gelegd. Afhankelijk van de rang is op de staande kraag een wit of zilverkleurig, 10 mm breed, galon aangebracht. Vanaf adjudant worden de rangen op de schouders gedragen. De overigen dragen deze op de ondermouw. Op de attila wordt een blauwe koordsjerp gedragen. De kwasten van de koordsjerp worden door manschappen en onderofficieren aan de linkerkant gedragen. De officieren dragen deze rechts. Broek: De broek is, net als de attila, gemaakt van donkerblauwe stof en is voorzien van een bies in de kleur van het Regiment Huzaren van Boreel. Lederwerk: De muzikanten dragen, vanaf de linker schouder, schuin voor het lichaam, een giberne met op de rug een wit lederen tas voorzien van zilverkleurig embleem (de Sint Joris). Schoeisel: Gedragen worden halfhoge, zwart lederen bottines voorzien van hakbalsporen. Handschoenen: Eenieder draagt wit katoenen handschoenen.
C EREMONIEEL
TENUE VAN HET
K ORPS M ARINIERS
Koninklijke Marine Hiertoe behoren de onderofficieren en manschappen van het Korps Mariniers.
Samenstelling ceremonieel tenue: • • • • • • • •
Helm Gala-uniformjas met staande ponceaurode kraag Blauwe broek met rode bies Zwarte sokken Zwarte lage schoenen Witte handschoenen Schoudersnoer met kwasten Zwart lederen koppel met patroonhoudertassen.
De gala-uniformjas van de schepelingen is voorzien van: 1 lissen, aangebracht op beide uiteinden van de kraag, en wel: • voor schepelingen, niet behorende tot de onderdelen muzikant, tamboer en pijper van de dienstgroep bijzondere diensten: twee lissen, op het uiteinde van elke lis, aan de zijde van de schouder, een kleine koperen mariniersknoop; • voor schepelingen van de onderdelen muzikant, tamboer en pijper van de dienstgroep bijzondere diensten: een lis in het midden van de kraag, op het uiteinde van de lis, aan de zijde van de schouder, een kleine koperen mariniersknoop; voorts een galon, aangebracht rondom de boven- en de onderzijde van de kraag; 2 voor een adjudant-onderofficier, behorende tot het onderdeel muzikant van de dienstgroep bijzondere diensten, die de functie bekleedt van onderkapelmeester van de Marinierskapel: een schoudertres, aangebracht op beide schouders, op elke schoudertres een zilveren of wit metalen lier, gedekt door een kroon van hetzelfde metaal; 3 voor de schepelingen van het onderdeel muzikant van de dienstgroep bijzondere diensten, met uitzondering van de onderkapelmeester, bedoeld onder b: schouderbedekkingen in de vorm van een klaverblad; 4 voor de schepelingen, niet bedoeld onder b en c: een schoudertres op beide schouders, doch voor schepelingen van het onderdeel tamboer van de dienstgroep bijzondere diensten die zijn uitgerust met de slagband, alleen op de linkerschouder; 5 voor de adjudanten-onderofficier: rangonderscheidingstekens, aangebracht rondom de benedenmouwen; 6 voor de overige onderofficieren: rangonderscheidingstekens in de vorm van chevrons, aangebracht op beide benedenmouwen; 7 voor de schepeling, behorende tot de 1e klasse van de stand van marinier: het klasse-onderscheidingsteken in de vorm van een chevron, aangebracht op de linker ondermouw; 8 voor de onderofficieren met de rang van sergeant of met een hogere rang: een kroon op een ponceaurode ondergrond, aangebracht op de linker bovenmouw; 9 voor de schepelingen, behorende tot de onderdelen tamboer en pijper van de dienstgroep bijzondere diensten: een galon, aangebracht rondom beide benedenmouwen op 5 mm afstand onder de ponceaurode bies van de omslag.
C EREMONIEEL
TENUE VAN HET
K ORPS M ARINIERS
Koninklijke Marine Hiertoe behoren de adjudant onderofficieren en officieren van het Korps Mariniers.
Samenstelling ceremonieel tenue: • • • • • • • • •
Helm Gala-uniformjas met staande ponceaurode kraag Oranje sjerp Blauwe broek met rode bies voorzien van een gouden galon Zwarte sokken Zwarte lage schoenen Witte handschoenen Schoudersnoer met kwasten Sabel met sabelkwast
De gala-uniformjas is voorzien van: 1 lissen, aangebracht op beide uiteinden van de kraag, en wel: • voor schepelingen twee lissen, op het uiteinde van elke lis, aan de zijde van de schouder, een kleine koperen mariniersknoop; 2 voor de schepelingen een schoudertres op beide schouders; 3 voor de adjudanten onderofficier: rangonderscheidingstekens, aangebracht rondom de ondermouwen; 4 voor de overige onderofficieren: rangonderscheidingstekens in de vorm van chevrons, aangebracht op beide ondermouwen; 5 voor de schepeling, behorende tot de 1ste klasse van de stand van marinier: het klasse-onderscheidingsteken in de vorm van een chevron, aangebracht op de linker ondermouw; 6 voor de onderofficieren met de rang van sergeant of met een hogere rang: een kroon op een ponceaurode onder grond, aangebracht op de linker.
R EGIMENT H UZAREN
VAN
B OREEL
Koninklijke Landmacht
Het Regiment Huzaren van Boreel is een van de regimenten van de Cavalerie.
Samenstelling ceremonieel tenue: Hoofddeksel: Bij de Cavalerie heet het hoofddeksel ook wel ‘de kolbak’. In het verleden was deze vervaardigd van zeekalveren bont, tegenwoordig is het hoofddeksel van kunstbont. Bovenop en naar rechts hangt de kolbakzak af. Oorspronkelijk was dit een slaapmuts. Onder aan deze zak hangt een wit kwastje, voor adjudanten en officieren is deze zilver. Om de kolbak is een vangsnoer van wit koord (voor adjudanten en hoger is dit zilverkleurig) en een zilverkleurige kinketting gelegd, welke onder de kolbakzak wordt vastgemaakt. Te voet draagt de cavalerist om de hals het pijnappelsnoer. Wanneer hij / zij te paard gaat wordt dit snoer bevestigd aan het vangsnoer en vastgemaakt aan de bovenste knoop van de attila, zodat de kolbak niet verloren raakt. Op de kolbak wordt een oranje (officieren en adjudant zilverkleurig omrand) cocarde geplaatst met daarin een witte, paardenharen kwast (adjudant en hoger een 30 cm lange witte veren pluim). Jas: Bij de Cavalerie heet de jas ‘attila’. Hierop zijn, door middel van een ‘Nassau blauw’ koord, versieringen aangebracht. Op de voorkant van de jas worden dit tressen genoemd. Op de mouw is dit de zgn. Hongaarse knoop. Op de rugzijde is van hetzelfde koord en soutache ook een aantal krullen gelegd. Op de schouders zijn klaverbladen met steel en op de staande kraag krullen van blauw gelegd. Op de attila wordt een blauwe koordsjerp gedragen met de kwasten rechts. De regimentskleuren zijn terug te vinden bij de fourragères, waarmee de rangen worden aangegeven. Broek: De broek is, net als de attila, gemaakt van donkerblauwe stof en is voorzien van een bies in de kleur van het Regiment Huzaren van Boreel. Lederwerk: Bij dit tenue behoort een sabeltas. Deze is door middel van riemen bevestigd aan een sabelkoppel en wordt onder de attila gedragen. De tas is geheel uitgevoerd in lakleder. De metalen onderdelen zijn vernikkeld (geen chroom). De giberne met patroontas is geheel zilver. Schoeisel: Gedragen worden halfhoge, zwart lederen bottines voorzien van hakbalsporen. Handschoenen: Eenieder draagt wit katoenen handschoenen.